Ik zie mezelf als klein meisje in onze keuken in Almelo staan. Mijn moeder roert in verschillende pannen op het fornuis. Tussendoor wijst ze naar haar ogen, oren en mond.
Ik doe haar na en benoem de zintuigen eerst in het Nederlands. Daarna in het Sarnami, de unieke taal die is verbonden met de Hindoestaans-Surinaamse migratiegeschiedenis, met elementen uit het Hindi, Indiase dialecten en later aangevuld met het Sranantongo, Nederlands en Engels.
‘Ogen, oren en mond, Aanke, kaan, moe.’
Deze taalles in onze keuken wordt gedoogd door mijn vader. Hij is er niet van overtuigd dat dit bijdraagt aan mijn kansen. Een uitmuntende beheersing van het Nederlands is het allerbelangrijkst. Dat kreeg hij altijd mee. Mijn moeder voelt het anders. Het doorgeven van het Sarnami heeft waarde. Dus vinden de taallessen plaats als mijn vader nog op werk is.
Deze jeugdherinnering deel ik met ‘Sarnami Bol’, een nieuw social media-platform gestart door Nederlandse jongeren met een Hindoestaanse achtergrond om aandacht te vragen voor deze taal als cultureel erfgoed. Ze vragen me wat mijn reactie is wanneer er Sarnami tegen mij wordt gesproken en welke rol dit in mijn dagelijks leven speelt.
Sarnami roept ‘thuis’ op. Het is de emotietaal van mijn ouders. Elke dag ben ik omringd door het Nederlands, mijn moedertaal. Maar door mijn ouders en familie stroomt het Sarnami ook vaak mijn leven binnen. In uitdrukkingen, in mondelinge verhalen, in humor, in muziek. Soms hoor ik het ook buiten, ingevlochten in de straattaal van Rotterdam.
Door mijn ouders en familie stroomt het Sarnami ook vaak mijn leven binnen. In uitdrukkingen, in mondelinge verhalen, in humor, in muziek
Toen ik mijn debuutroman De Vervoering schreef ontdekte ik hoe de meest waardevolle verhalen zich tussen de regels door verstoppen. Alles werd mij verteld in het Nederlands, maar altijd vermengd met Sarnami. De echte betekenis en de emoties dreven zo naar de oppervlakte. Sommige woorden passen niet door de zeef van vertaling.
Nadia Murady schreef onlangs in De Kanttekening dat scholen onderwijzen in de Nederlandse taal, om zo de integratie te bevorderen en taalachterstanden weg te werken. Dit is in lijn met de argumenten van mijn vader. Maar in hetzelfde stuk vind ik munitie voor het standpunt van mijn moeder. Meertaligheid biedt, zo lees ik, cognitieve en maatschappelijke voordelen die niet altijd worden erkend, zoals een grotere taalvaardigheid en bijdrage aan sociale cohesie.
In haar prachtige boek Mijn liefdesverklaring aan de Nederlandse taal schrijft de in Roemenië geboren Mira Feticu over haar taalmigratie naar het Nederlands. Ze laat zien hoe woorden in verschillende talen andere nuances, emoties en soms een hele andere geschiedenis met zich meetorsen. Haar boek wordt lovend besproken door Marja Pruis in haar column in de Groene Amsterdammer:
‘Neem zoiets als ‘kaas’, die in het Nederlands jong belegen kan zijn, of belegen, maar in het Roemeens ongeveer de geschiedenis van het land weerspiegelt. Onder Ceausescu was kaas, cascaval, niet makkelijk te krijgen, en dus kreeg het woord ook de betekenis van een extraatje, het beste van iets. Naar de cascaval reiken betekent: overdreven pretenties hebben. Ook kon je in de cascaval komen te zitten: een ruim betaald overheidsbaantje krijgen waarmee je rijk kunt worden zonder te hoeven werken.’
Deze observaties prikkelen tot nadenken. Staat de beheersing van één taal voor slechts één filter waarmee je de werkelijkheid kunt beschouwen? Ben je in staat de wereld om ons heen nog veel beter te benoemen, begrijpen en voelen, als je meerdere talen beheerst?
Taal is je gereedschap in deze wereld. Taal is mogelijk de grootste uitvinding van de mens, hét middel om op onszelf te reflecteren, gevoelens onder woorden te brengen, aan zelfexpressie te doen. De brandstof voor ons verbeeldingsvermogen en het vertellen van verhalen.
Kun je nagaan wat het betekent als je meerdere talen beheerst, deze met elkaar kan vergelijken en erop kan reflecteren. Meertaligheid betekent meer zien. Dan worden talen schatkamers met niet alleen veel meer woorden voor in de gereedschapskist, maar tegelijkertijd ook geschiedenissen, verhalen, nuances, schakeringen, die je wereld rijker maken. Handvatten tot verbinding en begrip, doordat je beseft dat dezelfde woordenschat niet per se betekent dat je automatisch ook dezelfde taal spreekt.
Mijn moeder gaf me in de keuken in Almelo zoveel meer mee dan alleen een tweede taal. En nu, na al die jaren, zie ik mijn vader glimlachen als hij doorheeft dat ik die Sarnami-verhalen en humor toch wel begrijp.
Nu u hier toch bent...
Goede journalistiek kost geld. Leden en donaties maken onze gebalanceerde berichtgeving over biculturaliteit, zingeving en vrijheid mogelijk. Steun ons daarom als u ons werk belangrijk vindt.
Vertel mij meer!