Diversiteit, inclusie en racisme staan steeds nadrukkelijker op de politieke agenda, net als de roep om een diversere volksvertegenwoordiging. In de aanloop naar de verkiezingen interviewt Chris Aalberts daarom biculturele kandidaten voor de gemeenteraden. Vandaag: Gianni da Costa (37), de nummer twee van de Amsterdamse ChristenUnie. Hij werd bekend met zijn werk voor ongedocumenteerden. Zo zette hij tijdens de coronacrisis een alternatieve voedselbank op. Vanwege zijn inzet voor ongedocumenteerden werd hij in 2020 genomineerd voor Amsterdammer van het jaar: ‘Voor mij doen ongedocumenteerden Amsterdammers ertoe, ze zijn mensen.’
‘Ik vind dat iedereen bij ons in de stad een plek verdient. Ongedocumenteerden hebben door onze wet- en regelgeving een stempel gekregen, maar iedereen wil erkend en gezien worden als mens. Dat doen we niet met deze groep. Als we toelaten dat ongedocumenteerden in de stad mogen verblijven, dan moeten we er ook voor zorgen dat ze volwaardig mee kunnen doen. Ik geloof dat al deze mensen al een stem hebben, maar er wordt niet naar hen geluisterd. Er zijn volgens onderzoek 30.000 ongedocumenteerden in Amsterdam. Formeel bestaan zij niet, maar in de praktijk natuurlijk wel.’
Hoe help je deze groep?
‘Door er te zijn voor deze mensen, ze een luisterend oor te bieden en ze het gevoel te geven dat ze ertoe doen. Ook zij zijn Amsterdammers die onze samenleving dragen. Een voorbeeld is dat ongedocumenteerden bij mensen thuis schoonmaken. Ze verdienen geld, geven dat uit en dragen bij aan de samenleving. Ik heb contact met honderden van hen.
‘Iedereen verdient een plek in onze stad, heeft een eigen leven en zeggenschap daarover. Mijn vertrekpunt is dat deze mensen het recht hebben om op zoek te gaan naar een betere toekomst. Dat hebben deze mensen gedaan en ze zijn toevallig in Nederland gekomen. Het had ook een ander land kunnen zijn. De cruciale vraag is wat we hiermee doen. We hebben er in Nederland voor gekozen om geen actief opsporingsbeleid te hebben, dus deze mensen mogen hier zijn. Ongedocumenteerd-zijn is niet strafbaar. We laten toe dat ze hier blijven. Laten we er dan ook voor zorgen dat ze volwaardig mee kunnen doen aan de samenleving.
‘30.000 ongedocumenteerden in Amsterdam. Formeel bestaan zij niet, maar in de praktijk natuurlijk wel’
‘Negentig procent van deze mensen woont in een sociale huurwoning die onderverhuurd wordt. Dat kost ze 1700 tot 2000 euro per maand. In een tweekamerappartement wonen drie of vier gezinnen met kinderen. We laten ongedocumenteerde jongeren tot hun achttiende naar school gaan. Wij maken dat mede mogelijk door belasting te betalen. Daarna is er geen zachte landing. We zijn dus bezig met het opleiden van potentiële criminelen. Ik maak veel mee dat meisjes de prostitutie in gaan en jongens drugsdealer worden. Wij moeten beseffen wat een gebrek aan perspectief met iemand doet.’
Hoe kun je dat perspectief bieden?
‘Je moet verder kijken dan de status van iemand. Wat kan iemand bijdragen? Dat is het begin. Laten we ervoor zorgen dat ze werk krijgen. Als maatschappij verdienen we er dan allemaal aan in plaats van bij zwart werk. Deze mensen willen werken: geld verdienen voor hun familie in Brazilië, de Filippijnen of Indonesië. Toen deze mensen naar Nederland kwamen was hun idee dat ze drie of vier jaar zouden blijven om geld te verdienen. Ze denken dat als je naar Europa gaat je het kunt maken, net zoals in Amerika.
‘Door corona konden deze mensen niet meer werken. Toen zijn er informele voedselbanken opgericht omdat deze mensen niet bij de gewone voedselbanken terecht kunnen. De gemeente stak hier geld in en dat is een erkenning dat we iets voor deze mensen moeten doen.’
Maakt het voor jou uit welke status deze mensen hebben?
‘Nee, dat maakt me niet zoveel uit. Iedereen heeft recht op een beter leven. We gaan zelf ook op zoek naar een beter leven. Waarom kijken we met een scheef oog naar deze mensen? Ze zeggen vaak dat thuis spelen beter is dan uit spelen. Maar ook bij uit spelen kun je winnen. Ik behandel deze mensen als mens, niet als categorie. Ik vraag altijd wat iemand een Amsterdammer of een Nederlander maakt. De meeste mensen zeggen dan dat ze hier zijn geboren of dat ze een paspoort hebben. Maar ongedocumenteerden hebben kinderen die hier geboren zijn maar geen Nederlander zijn. Is dat fair? Moeten zij boeten voor de keuzes van hun ouders?’
Wat vind je van het argument dat hulp aan ongedocumenteerden een aanzuigende werking heeft?
‘Die hebben we al. Ik geloof niet dat die mensen weggaan als je het ze moeilijker maakt. Dat zien we ook aan het beleid. Ongedocumenteerden met een asielverleden krijgen in Amsterdam opvang, om te zien of ze terug kunnen naar hun land van herkomst. Mijn vraag is: ‘Vertrekken die mensen dan?’ Nee. We dwingen niemand om te vertrekken. Dan moet je ervoor zorgen dat ze volwaardig mee kunnen doen in onze samenleving. Anders gaan ze dingen doen waar jij en ik last van hebben. Dan krijg je criminaliteit. Het gaat ook om uitsluiting. We geven hen niet het gevoel dat ze meedoen. We erkennen hen niet als volwaardig mens. De kern van het geloof is de bewustwording van de liefde die in ons zit van mens tot mens.’
Is het niet heel moeilijk om iets voor deze mensen te bereiken?
‘Het klinkt als een cliché, maar alles wat groot is, is klein begonnen. We hebben Nederlandse les voor deze ouderen die niet declarabel zijn. Jongeren moeten nu op hun achttiende stoppen met school, maar we blijven erin geloven. Onderwijs kan niemand je ooit nog afnemen. We hebben nu twee kinderen die op de Hogeschool van Amsterdam studeren. We zien daar wat beweging. Dit zijn jongeren met dromen en zij studeren hier. We weten niet of dat vaker gaat lukken. Deze mensen leven nu in de bittere armoede, dus ik zou ervoor pleiten dat ze toegang krijgen tot de gewone voedselbank. Tijdens de pandemie is er een uitzondering gemaakt bij de vaccinaties. Waarom kan dat normaal niet?’
Word je hier nooit moedeloos van?
‘Nee. De kern van wat ik doe is mijn geloof: je bewust worden van de liefde die in ons zit. Die zorgt ervoor dat we oog hebben voor de medemens, ongeacht status. Ongedocumenteerden worden genegeerd door links én rechts. Waarvoor bedrijf je politiek, voor wie doe je het? Ik geloof hier echt in. Dat is ook de reden dat ik in de politiek zit. Ik ben geen politicus, ik ben een Amsterdammer die politiek bedrijft. In de politiek houdt men zich bezig met de systeemwereld. Als Amsterdammer die politiek bedrijft houd ik mij bezig met de systeemwereld én de leefwereld van deze mensen.’
Nu u hier toch bent...
Goede journalistiek kost geld. Leden en donaties maken onze gebalanceerde berichtgeving over biculturaliteit, zingeving en vrijheid mogelijk. Steun ons daarom als u ons werk belangrijk vindt.
Vertel mij meer!