5.4 C
Amsterdam

Geen aanslag in Nederland, toeval?

Hüseyin Atasever
Hüseyin Atasever
Voormalig journalist en redacteur van de Kanttekening.

Lees meer

Londen is onlangs opnieuw opgeschrikt door terreuraanslagen waarbij doden zijn gevallen. Het was de derde aanslag in Engeland in korte tijd. Net als in veel Europese landen groeit ook in Nederland de angst voor aanslagen door geradicaliseerde jongeren. Hoe moeten we daarmee omgaan? Waar gaat het goed en waar gaat het mis? De Kanttekening sprak deskundigen over de aanpak van radicalisering.

Meer dan 130 moslimgeestelijken uit het Verenigd Koninkrijk hebben naar aanleiding van de aanslag in Londen een verklaring naar buiten gebracht waarin zij zich uitspreken tegen terrorisme. Ze weigeren daarbij een islamitische begrafenisgebed voor de aanslagplegers. ‘De onverdedigbare daden zijn volledig in strijd met de verheven leringen van de islam’, aldus de imams. De poging van de imams is één van de vele, vaak uit wanhoop voortgekomen reacties op terreur vanuit de islamitische gemeenschap.

Pedagoog Stijn Sieckelinck (Universiteit Utrecht), die al jaren onderzoek doet naar (de)radicalisering, is van mening dat het verstoten van jongeren met radicale ideeën averechts kan werken. ‘Op het moment dat je als moskee of gemeenschap jongeren weigert en verkettert vanwege hun ideeën, verdwijnen die ideeën niet. Op de langere termijn worden jongeren juist in de armen van extremisten gedreven. In een wereld van internet, predikers op YouTube, beelden van conflicten van over de hele wereld, schiet je er geen meter mee op.’

[blendlebutton] Volgens Sieckelinck is het lastig om onderscheid te maken tussen een potentiële zelfmoordterrorist en een puber die nog op zoek is naar zijn ware identiteit en fouten maakt. Daarmee is het volgens hem ook lastig om de juiste balans te vinden tussen een harde en een softe aanpak. ‘Er zijn nu landen die na de aanslagen in Londen zeggen dat je zulke jongens gewoon veel eerder en harder moet aanpakken, maar dat zijn meestal de ondemocratische regimes, zoals die in Saoedi-Arabië en Jemen. Die hebben minder vrijheden die ze kunnen kwijtraken. De grote paradox van onze democratie met betrekking tot dit thema is dat je juist mensen de vrijheid moet gunnen om afwijkende ideeën te hebben, waarbij je tegelijk je justitie op orde moet hebben. Ga niet als rechtsstaat datgene opofferen wat jou maakt tot een rechtsstaat, namelijk dat er vrijheid van opvattingen bestaat. Hoe verder je daarin opschuift, hoe minder er eigenlijk nog te verdedigen valt. Want waarom hebben we anders een rechtsstaat en hoe zijn we dan anders dan de ondemocratische landen waar we zo veel kritiek op hebben?’

Omar Ramadan, directeur van RadarAdvies, een bureau voor sociale vraagstukken en expert op het gebied van radicalisering, zegt dat preventie een kernpunt is in de aanpak van radicalisme. ‘De overheid heeft veel aandacht voor repressie en veiligheidsmaatregelen, terecht, er vinden aanslagen plaats en er is een veiligheidsrisico. Maar met repressie en veiligheidsmaatregelen alleen ga je dit niet winnen.’ Volgens Ramadan moet men de oorzaken aanpakken en de redenen wegnemen waarom veelal jonge mensen vatbaar zijn voor radicalisering. ‘Het is een misvatting om te denken dat radicalisering bij iedereen dezelfde oorzaak heeft. Bij de één speelt uitsluiting en discriminatie, of althans dat gevoel, een rol. Bij een ander heeft het ontbreken van een vader of hebben foute vrienden een rol gespeeld. En weer een ander is misleid door extremisten die de islam gewelddadig uitleggen. Op het moment dat jongeren nog lang geen terroristen zijn en door rekruteerders worden benaderd moet je erbij zijn, zodat je later minder anti-terreur-maatregelen nodig hebt. Nederland doet dat beter dan veel andere landen, dat klopt, maar de aandacht gaat ook hier toch snel uit naar repressie, zoals het intrekken van paspoorten en het uit huis plaatsen van kinderen.’

Dat er sinds de moord op Theo van Gogh geen terreuraanslag is gepleegd in Nederland is volgens sommigen het bewijs dat de Nederlandse aanpak van radicalisering en terrorismebestrijding succesvoller is dan die van andere Europese landen. ‘Het is verleidelijk maar ook erg gevaarlijk om dat te concluderen’, denkt Sieckelinck. ‘Terroristen zijn dol op aandacht en die is gegarandeerd als je in een metropool toeslaat, zoals Parijs, Londen of Brussel. Het is toeval dat er nog geen aanslag is gepleegd in Nederland.’ Toch is ook hij van mening dat door een combinatie van een harde justitionele aanpak en een sociale strategie zoals in Nederland, je vooruitgang kan boeken als het gaat om aanpak van radicalisering. ‘Er wordt in Nederland veel kennis uitgewisseld over het probleem in de sociale sfeer, de sociaal-emotionele worstelingen van jongeren en psychische kwetsbaarheden. Anders dan in landen als Frankrijk, waar het een kwestie van oppakken en opsluiten is, betwist men eigenlijk bijna niet meer dat de sociale dimensie een belangrijk rol speelt in radicalisering.’

Tegelijkertijd ziet Sieckelinck ook veel verbeterpunten. ‘Partners vanuit het sociale veld moeten beter samenwerken met wijkagenten en veiligheidsdiensten. Aan de andere kant moeten veiligheidsdiensten echt beseffen dat het dweilen met de kraan open is als jongens niet tot een positieve identiteitsontwikkeling komen.’

Ook Ramadan denkt dat op sommige vlakken beter samengewerkt moet worden tussen verschillende actoren. ‘Je ziet dat de politie geregeld wel informatie wil ophalen bij onderwijs en jeugdhulp, maar niet met hen wil delen. Soms kan dat niet anders, maar vaak ook wel. Dat moet beter.’

Speciaal rapporteur Naima Azough die haar rapport Weerbare jongeren, weerbare professionals over polarisatie en radicalisering vorige week heeft aangeboden aan minister Jet Bussemaker en staatssecretaris Martin van Rijn, zegt dat het veiligheidsdomein heel leidend is in de strijd tegen radicalisering, maar dat de integrale samenwerking tussen het veiligheidsdomein en het onderwijs, jongerenwerk en jeugdhulp veel beter kan. ‘Als het gaat om preventie, is het van belang dat het onderwijs, maar ook jeugdhulp serieuze en gelijkwaardige partners zijn. Te vaak hoorde ik dat jongerenwerk of onderwijs niets meer hoorden na informatie door te hebben gegeven. Of dat het niet duidelijk was wie er verantwoordelijkheid neemt voor casussen die besproken worden in het veiligheidsdomein, waar vervolgens niets mee gebeurt. Dat vind ik zorgelijk.’

In 2015 bleek uit politiedossiers van meer dan honderd geradicaliseerde moslimjongeren dat meer dan de helft van de Nederlandse Syrië-gangers psychische problemen had. ‘We zien radicalisering pas als het te laat is en dan zien we het ook alleen als iets islamitisch. Maar hoe eerder we zien wat eronder ligt, bijvoorbeeld problemen thuis, drugsverslaving of psychische problemen, des te effectiever de preventie kan zijn’, denkt Azough. De rol van families moet volgens haar ook niet onderschat worden bij het voorkomen en bestrijden van radicalisme.

‘Jarenlang werd gezegd dat de islamitische gemeenschap haar eigen jihadisten beschermt, nu horen we dat juist familieleden radicalisering signaleren. Dat is een enorme winst want daar is veel vertrouwen voor nodig’, zegt Sieckelinck. ‘We moeten inzien dat wanneer burgers vertrouwen hebben in het formele gezag van de staat, dat je dan veel meer kan bereiken als het gaat om radicalisering. Hoe het in Molenbeek zo uit de hand heeft kunnen lopen, heeft ook daarmee te maken. Er was geen greintje verstandhouding tussen bewoners en de politie. Dat is ook één van de grootste problemen in de Franse no-go areas waar de politie niet durft te komen.’

Ramadan zegt dat de meeste moslimouderen bang zijn dat hun kinderen radicaliseren en ‘aan onze kant’ staan. Maar ze zouden tevens ook bang zijn om hun zorgen te delen met de autoriteiten wanneer hun kinderen alleen maar foute vrienden hebben, filmpjes kijken op internet of domme uitspraken doen. ‘Ze vrezen dat dan meteen de politie voor de deur staat om het kind mee te nemen. In de eerste fase durven ze dus hun zorgen niet te delen, ook niet met scholen, omdat men het beeld kreeg van de politiek en media dat de overheid repressief optreed.’ Maar hoe kan de Nederlandse overheid toch het vertrouwen winnen van moslimouders van wie de kinderen mogelijk radicaliseren? ‘Ouders moeten weten dat de overheid er ook is om de jeugd op het rechte pad te houden, of het nu gaat om jongeren die vatbaar zijn voor obesitas, loverboys of radicalisering. De politiek moet in Nederland echt veel meer doen om dat uit te stralen.’ [/blendlebutton]

Nu u hier toch bent...

Goede journalistiek kost geld. Leden en donaties maken onze gebalanceerde berichtgeving over biculturaliteit, zingeving en vrijheid mogelijk. Steun ons daarom als u ons werk belangrijk vindt.

Vertel mij meer!
- Advertentie -