2.9 C
Amsterdam

Marokko’s stille oorlog tegen journalisten

Arnout Maat
Arnout Maat
Eindredacteur.

Lees meer

De persvrijheid in Marokko lijkt sinds de protesten in de Rif verder af te glijden. Berechting, intimidatie, spionage en de schijn van willekeur: het is slechts een greep uit wat kritische journalisten staat te wachten.

Begin deze maand werd op initiatief van zeven Riffijns-Nederlandse organisaties de petitie ‘Zonder persvrijheid geen democratie in Marokko’ afgetrapt. De ondertekenaars van de petitie, meer dan tachtig Nederlandse journalisten, schrijvers en politici, vragen samen met de initiatiefnemers aandacht voor ‘de stille oorlog die de Marokkaanse overheid tegen de vrije pers en moedige journalisten voert.’

In de petitie gaat speciale aandacht uit naar de anti-overheidsprotesten in het Rifgebied, aangejaagd door de Hirak-beweging en gericht op een verbetering van de leefomstandigheden aldaar. Deze protesten zijn inmiddels grotendeels de kop ingedrukt en hetzelfde geldt voor de vrije verslaggeving hierover. Zo meldt de petitie dat er recentelijk nog zes (burger)journalisten zijn veroordeeld tot celstraffen tussen de drie en vijf jaar, omdat ze verslag hebben gedaan van de demonstraties in de Rif.

Tot nu toe zijn er vrijwel alleen Riffijnse journalisten opgepakt. Enkel Hamid el-Mahdaoui, de hoofdredacteur van website badil.info die vorige maand in hoger beroep drie jaar opgelegd kreeg, is geen Riffijn. Hij was echter vaak in de Rif om verslag te doen van de Hirak-protesten.

Inmiddels is badil.info op zwart gegaan. Wie de website bezoekt, die ziet nog enkel de tekst ‘journalism is not a crime’. Een misdaad is journalistiek in Marokko officieel ook niet, maar hoe gaat de overheid dan te werk? De Kanttekening vroeg het aan Afrika-correspondent Gerbert van der Aa, Marokko-verslaggever Willemijn de Koning en de Marokkaans-Nederlandse Rif-activisten Abdessamad Taheri en Abdel Talhaoui.

Verzinsels en traineren

Een eerste tactiek van de Marokkaanse overheid is het opmaken van aanklachten die niets met het beroep van journalist te maken hebben. Abdel Talhaoui van actiegroep Rifproject, een van de initiatiefnemende organisaties van de petitie, legt uit: ‘Het Openbaar Ministerie verzint steeds dingen als ‘geweldpleging’ of ‘verstoring van de openbare orde’. Daar worden ze vervolgens dan ook voor veroordeeld.’ Dit, zodat ze de journalisten kunnen scharen bij de andere, inmiddels honderden, Hirak-leiders en demonstranten die al in de gevangenis zitten.

Abdessamad Taheri, die contact heeft met alle zeven de Riffijns-Nederlandse organisaties achter de petitie, haalt de onlangs veroordeelde badil.info-journalist El-Mahdaoui aan: ‘Het OM maakte ervan dat hij activist was, onderdeel van de Hirak-beweging.’ De officiële aanklacht tegen El-Mahdaoui luidde: ‘Het aanjagen van mensen om een serieus of klein vergrijp te plegen door middel van toespraken en geschreeuw in een openbare ruimte’ en ‘het mede-organiseren van een ongeautoriseerd protest.’ Een van de ‘bewijsstukken’ in zijn zaak was een getapt telefoontje, bizar genoeg uit Nederland, waarin iemand – niemand weet wie – wapens uit Rusland aanbiedt om een burgeroorlog in de Rif te starten. Hoewel te horen is dat El-Mahdaoui het aanbod afwijst en juist aangeeft dat de protesten in de Rif vreedzaam moeten blijven, achtte de rechtbank dit gesprek in zijn nadeel. ‘El-Mahdaoui had het telefoontje immers niet gemeld bij de autoriteiten’, verzucht Taheri.

Naast het opgeven van creatieve redenen om journalisten op te pakken is de Marokkaanse overheid bedreven in het traineren van rechtszaken tegen journalisten. Vijf Marokkaanse journalisten, die door persvrijheidsvoorvechter Free Press Unlimited zijn getraind om via hun mobiel hoogwaardig verslag te doen van nieuwsrijke gebeurtenissen, ondergingen dit aan den lijve. Ze werden aangeklaagd voor ‘het in gevaar brengen van de interne stabiliteit van de staat’. Het proces was al in 2015 aangekondigd, maar is inmiddels voor de tiende keer uitgesteld.

In de ‘militaire zone’ die de Rif is zijn ze sowieso niet gediend van camera’s, meldt Abdel Talhaoui. ‘Als je met je camera zit te spelen bij een van de militaire checkpoints, word je er al op aangesproken’, vernam Abdel Talhaoui van zijn ouders die in de Rif wonen.

Willekeur, geheime dienst en verklikkers

Wordt het binnenlandse journalisten moeilijk gemaakt om verslag te doen in de Rif, als buitenlandse journalist kom je de Rif sinds anderhalf jaar überhaupt niet meer in. En zelfs als je je anders voordoet word je vroeg of laat gesnapt. Dit ondervond Gerbert van der Aa, Afrika-correspondent voor onder andere NRC en Elsevier. Van der Aa, die 25 jaar lang het land bezocht, kreeg sinds vier jaar al geen toestemming meer om als journalist in Marokko te werken. ‘Je kreeg alleen nog een persaccreditatie als je in Marokko woont, werd mij verteld.’ Daarom ging hij de laatste jaren undercover het land in, als ‘historicus’ – wat hij van huis uit ook is.

Vorig jaar oktober kreeg Van der Aa opnieuw een signaal dat zijn werk moeilijk werd. Hij was toen in een klein Rif-dorp waar hij wel vaker kwam. ‘Maar ik merkte dat mensen zenuwachtig van me werden. ‘De journalist is er weer’, zeiden ze. Ik dacht toen: ik moet hier weg.’ Ook viel het Van der Aa op dat Hirak-activisten niet meer met hem durfden te spreken. ‘Die namen niet meer op. Ook toen ik eenmaal een fysieke afspraak met een Hirak-activiste had, zegde ze op het laatste moment af.’

In Nador, een stadje in het Rifgebergte, werd Van der Aa vervolgens aangehouden door een agent. Deze vroeg hem naar zijn ‘filmvergunning’. Een vreemde zaak, vindt Van der Aa, hij is immers van de schrijvende pers. Van der Aa antwoordde, zoals hij inmiddels wel vaker deed, dat hij als historicus in Marokko was. Daarna liet de agent hem met rust. Maar in de stad Berkane, nog steeds in de Rif, werd hij door geüniformeerde mannen staande gehouden en uiteindelijk, via Nador, het land uitgeleid.

Van der Aa vermoedt dat dit komt omdat ze doorhadden dat hij werkte aan artikelen over de Hirak-protesten en mensensmokkel – nog zo’n onderwerp waar de Marokkaanse overheid niet trots op is: ‘Ze wisten alles over me: waar ik ben geweest, met wie ik heb gepraat. Ik ken geen enkel land met zo’n goed georganiseerde geheime dienst.’ Maar dat goed georganiseerde werk knapt de geheime dienst niet in zijn eentje op, zegt Abdel Talhoui: ‘Elk dorp heeft een ‘verklikker’, betaald door de Marokkaanse overheid.’

Niet het achterste van de tong

Van der Aa kan, met de aantekening van de geheime dienst in de zak, het waarschijnlijk wel vergeten om ooit nog Marokko binnen te komen – laat staan dat hij de Rif kan bezoeken. Toch kan toegang tot de Rif ook moeilijk zijn voor journalisten die wel in Marokko wonen. Dit overkwam Willemijn de Koning, freelance Marokko-correspondent voor onder meer de NOS, toen ze vorig jaar februari een item wilde maken over immigratie.

Ze mocht met haar auto Al-Hoceima niet in, de grootste stad in de Rif waar ook de meeste Hirak-protesten plaatsvonden. De Koning reed daarop naar een benzinestation in de richting van Nador, waar ze vandaan kwam. Daar deed ze in het geheim een interview, maar werd vervolgens aangehouden door een onbekende man. ‘Hij wilde weten waar mijn vergunning was. Daarop vroeg ik hem op welk wetsartikel hij dit baseerde. Dit wilde hij niet doen, ook wilde hij niet zeggen waar hij van was. Waarschijnlijk was hij iemand van de geheime dienst’, denkt ze.

Het is lastig om als journalist te werken in een land waar niemand met een noemenswaardige positie het achterste van zijn tong lijkt te willen laten zien. Dat bleek andermaal toen De Koning verhaal kwam halen bij het Ministerie van Informatie in Rabat: ze verwezen haar door naar de autoriteiten in Al-Hoceima, de plek waar ze juist net vandaan kwam. ‘Het ministerie zei van niets te weten, en voegde daaraan toe dat ze in Al-Hoceima zenuwachtig worden van journalisten.’

Inmiddels zit De Koning zonder perskaart, waardoor ze de Rif niet meer in kan komen. Het is gebruikelijk dat journalisten die in Marokko wonen ieder jaar een perskaart krijgen van de overheid, maar voor dit jaar heeft ze die vooralsnog dus niet gekregen. ‘Dat gaat ook niet meer gebeuren’, is de verwachting van De Koning.

Verstrengeling, intimidatie en voorzichtigheid

Is kritische berichtgeving nog wel mogelijk in Marokko? Abdel Talhaoui vertelt dat de opgepakte journalisten, zoals die van badil.info, juist waren opgestaan om wél verslag proberen te doen van de onrust in de Rif, bij gebrek aan kritisch media: ‘Het is in Marokko nog veel erger dan in Turkije. Kritische media worden niet alleen aangepakt, maar de meeste media steunen juist het regime. De sponsoren van de grote media zijn bedrijven, die op hun beurt weer in handen zijn van rijke families die nauwe banden onderhouden met de staat.’

Een onderzoek van de internationale perswaakhond Reporters Without Borders (RWB) laat een diffuus beeld zien. Acht van de tien tv-kanalen in Marokko zijn eigendom van de staat, en in nog een ander kanaal heeft de staat een meerderheidsaandeel. Ook hekelt RWB de verstrengeling tussen de Marokkaanse kranten en het zakenleven, dat op zijn beurt weer verstrengeld is met het koninklijk hof in Marokko. Wel noemt RWB het magazine TelQuel als positieve uitzondering.

De radiosector is een stuk diverser, maar wordt alsnog gedomineerd door de staat, aldus RWB. De online nieuwsplatforms zijn het minst gereguleerd. Maar volgens de Amerikaanse perswaakhond Freedom House krijgen deze platforms ‘informele aanwijzingen om niet te berichten over controversiële issues en sommige stemmen niet te laten horen.’ Ook zegt Freedom House dat journalisten ‘met gevoelige informatie de neiging hebben om stil te blijven en zo te ontkomen aan eventuele vergelding.’

‘Je moet de vervolging van journalisten ook zien als signaal aan het Marokkaanse volk: wie zijn mond opentrekt, wordt opgepakt’, zegt Rif-activist Abdessamad Taheri hierover. ‘De Marokkanen luisteren daarnaar. De meeste mensen hebben een hypotheek, een gezin. Om dat dan te laten vallen? Er is geen sociaal vangnet zoals we dat in Nederland kennen.’

Is er dan toch nog nuance aan te brengen in het beeld van Marokko als repressieve politiestaat, die onwelgevallige media ‘op z’n Turks’ te gronde richt? Een van de online nieuwsplatforms in Marokko, Le Desk, hielp zelf mee aan het media-onderzoek van Reporters Without Borders, en bericht bijvoorbeeld ook over de Hirak-beweging in de Rif. Dat duidt er toch op dat niet alle berichtgeving over de Rif in de kiem wordt gesmoord. Volgens Van der Aa drukt de Marokkaanse overheid zelfs niet elk onwelgevallig tegengeluid de kop in.

‘In Nador was ik bij de Association Marocaine des Droits Humains. Die zijn heel kritisch op de staat van de mensenrechten in Marokko. Ze worden onder druk gezet, maar in principe mogen ze gewoon doorgaan met kritiek leveren. Ze suggereren bijvoorbeeld openlijk dat hoge regeringsfunctionarissen in ruil voor smeergeld een oogje dichtknijpen bij de aanpak van mensensmokkel.’

Media in Marokko zijn echter bijzonder huiverig om de overheid tegen zich in het harnas te jagen. Dit merkte Van der Aa zelf, toen hij doorkreeg dat TelQuel had bericht over zijn uitzetting. ‘Het stuk ging snel weer van de website af.’ Van der Aa deed navraag bij het magazine en vernam dat TelQuel het Marokkaanse ministerie om een reactie op het artikel had gevraagd, in het kader van hoor-en-wederhoor. ‘Die reactie kregen ze natuurlijk niet. In Nederland had een medium het bericht gewoon laten staan en erbij vermeld dat het ministerie geen commentaar wilde geven. Maar in Marokko zijn media voorzichtiger.’

Machtspolitiek en handelsbelangen

Ten slotte: wat kan Nederland doen om de persvrijheid in Marokko aan de kaak te stellen? In de petitie ‘Zonder persvrijheid geen democratie in Marokko’ staat dat de Nederlandse Vereniging van Journalisten inmiddels aan minister Stef Blok (Buitenlandse Zaken) per brief heeft gevraagd om eens een stevig woordje te wisselen met zijn Marokkaanse collega. De beoogde gespreksonderwerpen: de uitzetting van de Gerbert van der Aa en ‘het werkklimaat voor journalisten in Marokko in het algemeen’.

Van der Aa is sceptisch over de uitkomsten van zo’n gesprek. ‘Marokko luistert echt niet naar Blok’, lacht hij. ‘Ze weten dat Nederland uiteindelijk toch vooral aan de portemonnee denkt.’ Abdessamad Taheri beaamt dit: ’Onze handelsbelangen met Marokko zijn veel te groot.’ Hij verwacht daarom niet eens dat Blok zijn Marokkaanse evenknie hier überhaupt over zal aanspreken. Maar zelfs als Blok het zou wagen, dan zou dat volgens Taheri niets uitmaken. ‘Nederland is in zijn eentje te klein om een vuist te kunnen maken. We staan sterker als we ons in Europees verband uitspreken.’

Nu u hier toch bent...

Goede journalistiek kost geld. Leden en donaties maken onze gebalanceerde berichtgeving over biculturaliteit, zingeving en vrijheid mogelijk. Steun ons daarom als u ons werk belangrijk vindt.

Vertel mij meer!
- Advertentie -