3.2 C
Amsterdam

In dit stuk was Ahmet Altan er al bang voor: ‘Ze kunnen me terugsturen naar de cel’

Lees meer

Ahmet Altan is een Turkse schrijver die de oppositiekrant Taraf oprichtte. Vlak na de mislukte couppoging van 2016 werd Taraf gesloten door de Turkse overheid. Altan zelf werd veroordeeld tot levenslang. Over zijn tijd in de gevangenis schreef hij het boek Ik zal de wereld nooit meer zien. Vorige week werd Altan na drie jaar gevangenschap vrijgelaten. Vlak daarna schreef de romanschrijver dit stuk, waarin hij nadenkt over een rechterlijke macht die de rechten van de gevangenen negeert. Inmiddels is hij weer opgepakt, iets waar hij in dit stuk al voor zegt te vrezen:

Niets is griezeliger dan kennis maken met de verschrikkelijke kracht van iemand die jouw lot in handen heeft. Zo iemand kan jou vermoorden, opsluiten, verbannen of vrijlaten. En of je nu door zo iemand wordt opgesloten of vrijgelaten – de uitkomst is even verwoestend. Je hebt geen inspraak in wat er gebeurt.

Mensen met zo’n autoriteit dragen meestal een gewaad en worden rechters genoemd. Je kunt iemand die zulke bovenmenselijke krachten uitoefent vergeven als hij ze rechtvaardig gebruikt. Maar wat als de autoriteit in kwestie niks geeft om gerechtigheid?

In A Farewell to Arms zit een scène waarin Hemingway beschrijft hoe ten tijde van de Italiaanse nederlaag soldaten in een grot door militaire rechters veroordeeld worden. In de vaste overtuiging dat hun beslissingen nooit hun eigen lot zullen beïnvloeden, veroordelen de rechters mensen nonchalant ter dood, zetten vervolgens hun pet op en salueren. Dan leveren ze de mensen over aan het executiepeloton.

Gedurende de lange tijd dat ik opgesloten werd, ben ik vaak met rechters geconfronteerd. Ze luisterden niet eens naar wat ik te zeggen had. Ik legde ze de bewijzen van mijn onschuld voor en zij bleven maar dezelfde beschuldigingen uiten. Eerst veroordeelden ze me tot levenslang zonder vervroegde vrijlating, vervolgens veranderden ze mijn straf in tien en een half jaar en ik werd vrijgelaten.

Ik schrijf terwijl ik wacht op de uitspraak die de rechter zal doen over het beroep dat de openbare aanklager aantekende tegen mijn vrijlating – ze kunnen me terugsturen naar de gevangenis.

Ik hoorde dat ik levenslang kreeg en daarna dat ik vrijgelaten zou worden – weliswaar op verschillende tijdstippen, maar wél uit de mond van één en dezelfde rechter. Het besluit om me vrij te laten had hetzelfde verstikkende effect als het besluit om mij levenslang te geven. Ik wist dat ik werd vrijgelaten door iemand die niet de bevoegdheid zou mogen hebben om beslissingen voor mij te nemen.

Ik ben uit de Turkse gevangenis, maar duizenden onschuldige mensen zitten er nog steeds. Meer dan drie jaar deelde ik een kleine cel met twee medegevangenen die geen enkele misdaad hadden begaan. Niemand luisterde naar wat ze zeiden. Ondanks dat ze keer op keer onschuldig werden verklaard, legden de rechters hen gevangenisstraf op. Net als hun collega’s in A Farewell to Arms.

Eén van mijn celgenoten heeft dezelfde leeftijd als mijn zoon: hij was pas getrouwd toen hij gearresteerd werd. Hij is gelovig, maar ook geïnteresseerd in wetenschap en filosofie. Hij is verbazend goed met zijn handen en maakt de meest onwaarschijnlijke dingen met de meest onwaarschijnlijke materialen.

Hij maakt halters uit zoutzakken, tovert vorken om in wasknijpers, een theelepel in een pincet. Hij mixt ingrediënten in gevangenismaaltijden om nieuwe gerechten te bedenken. Hij heet Selman. Hij gelooft dat klagen hetzelfde is als argumenteren tegen Gods wil en hij klaagt nooit.

Hij krijgt nooit bezoek. En daarover klaagt hij evenmin.

Op een dag, terwijl ik aan de plastic tafel werkte aan mijn roman Lady Life, hoorde ik muziek op de binnenplaats. Het geluid van een fluit. Ik liep naar buiten. Het was Selman. Met zijn rug tegen de muur geleund en met gesloten ogen speelde hij fluit. Geluid in de omliggende cellen verstomde, iedereen luisterde naar deze onverwachte muziek.

Toen Selmans lied voorbij was, klonk een luid gekletter. Snoep uit de gevangeniswinkel werd op de binnenplaats gegooid, er werd om een toegift gevraagd. Selman speelde urenlang.

Naderhand vroeg ik hem waar hij die fluit had gevonden. Hij had hem gemaakt van de kartonnen pagina’s van een kalender. Omdat hij geen meetlint had moest hij de afstand tussen de gaten schatten. Van het bovenstuk van een plastic fles maakte hij het mondstuk.

Geen enkel ander instrument op aarde evenaarde dat geluid. Het had een vreemde toon, een lage toonhoogte. Selman miste nooit een noot. Hij speelde niet alleen ballades, maar ook vrolijke deuntjes. Maar nu en dan kreeg zijn muziek een verdrietige ondertoon.

Ik werd ‘s nachts vrijgelaten uit de gevangenis en mij werd gevraagd hoe ik me voelde. Mensen willen de vreugde horen van iemand die voor het eerst sinds jaren weer op vrije voeten is. Ik zei dat ik verdrietig was. Ik liet duizenden onschuldige mensen achter, ook Sleman. Ik was niet in staat hen te helpen en niemand luisterde naar hen.

Niet alleen de rechters, maar een groot deel van de samenleving was veranderd in de rechters in die grot die onbezonnen anderen ter dood veroordelen. Ze zetten hun pet op, salueren, sturen iemand naar het executiepeloton en wenden zich tot hun volgende slachtoffer.

Wie die grot eenmaal gezien heeft, wie getuige was van het lijden van onschuldige mensen en als je eenmaal Selmans fluit hebt gehoord, dan kan je onmogelijk nog extatisch zijn als je de gevangenis verlaat. Je voelt je medeplichtig aan een vreselijke misdaad. Als gevangene ben je het slachtoffer van onrechtvaardigheid; wie vertrekt, wordt medeplichtig.

Ik weet nu wat het meest angstaanjagende op aarde is – iemand ontmoeten die de macht heeft om jouw lot te bepalen. Ik ken de kwelling en de vernedering die je voelt wanneer zo iemand met die autoriteit laat blijken niets te geven om wat je zegt. Het geluid van een fluit geeft lucht aan een onvervuld verlangen.

Ik weet ook dat ze mij zomaar opnieuw kunnen arresteren. Maar Selman is al gearresteerd. Hij heeft dezelfde leeftijd als mijn zoon, maakt halters van zoutzakken. Hij krijgt geen bezoek, hij klaagt nooit. Hij leunt alleen maar tegen de muur en bespeelt zijn fluit.

Dit stuk verscheen eerder bij the Guardian en is voor de Kanttekening vertaald door Mark van Harreveld.

Nu u hier toch bent...

Goede journalistiek kost geld. Leden en donaties maken onze gebalanceerde berichtgeving over biculturaliteit, zingeving en vrijheid mogelijk. Steun ons daarom als u ons werk belangrijk vindt.

Vertel mij meer!
- Advertentie -