16.4 C
Amsterdam
Home Blog Pagina 102

‘Ik wilde weer wiskundeleraar worden’

Elke maand gaat de Kanttekening in gesprek met vluchtelingen en statushouders in Nederland. Hoe zijn ze hier gekomen? En hoe hebben zij hun nieuwe leven in Nederland opgebouwd? Deze maand: Omer Saglam. 

Omer Saglam was 27 jaar en gaf al vijf jaar wiskunde in Istanbul toen hij in problemen kwam omdat hij het niet eens was met het beleid van president Erdogan. ‘Dat kun je in Turkije niet hardop zeggen zonder in problemen te komen. Zeker als iemand je verraadt. Sommige van mijn vrienden zitten al sinds 2016 of 2017 in de gevangenis. Ik besloot te vluchten en Turkije te verlaten. Ik was alleenstaand, maar ik vond het vreselijk moeilijk om afscheid te nemen van mijn ouders. Als single is het iets eenvoudiger om te vluchten dan met een gezin. Of de keuze moeten maken om je gezin achter te laten.’

Saglam kwam in Griekenland terecht, waar hij bewust niet is gebleven. ‘Op dat moment waren de omstandigheden in Griekenland niet zo goed. Er was veel werkloosheid, de asielprocedure duurde heel lang en ik kon me niet voorstellen dat ik daar een nieuw leven kon opbouwen. Ik heb er bewust voor gekozen om naar Nederland te gaan, ook omdat ik veel over Nederland had gelezen. In dat land zou er respect voor me zijn. Nederland is de afgelopen jaren veranderd, dat wel.’

Met de trein naar Amsterdam

Saglam meldde zich bij aankomst in Nederland keurig in Ter Apel. In die periode, april 2018, was dat niet zo vol als nu. ‘Na een paar dagen ging ik naar Budel, waar ik twee maanden verbleef zonder te kunnen beginnen met het leren van de Nederlandse taal. Dat wilde ik heel erg graag, want ik moest en zou weer voor de klas staan als wiskundedocent. Om die wens uit te laten komen was Nederlands leren extra belangrijk voor me. Het was mijn motivatie om zo snel mogelijk aan de slag te gaan met mijn nieuwe taal. Helaas was ik te optimistisch. Na twee maanden in Budel ging ik voor een maand naar Wageningen. Tot slot kwam ik in Den Helder. Inmiddels was ik statushouder en kon ik eindelijk starten met Nederlandse lessen. Er is een mooi budget voor statushouders om Nederlands te leren.’

‘Alles was honderd procent nieuw voor me’

‘In het begin vond ik twee dingen heel lastig. Ten eerste moest ik een goede cursus Nederlands zien te vinden om mijn doel te bereiken. Die vond ik in Amsterdam. Vanaf dat moment ging ik drie keer per week naar Amsterdam, wat best lastig was met mijn beperkte budget. Om de reiskosten te drukken reisde ik met de trein in de daluren. Ik ging dus vroeg weg en wachtte in Amsterdam totdat de spits voorbij was. Dan waren de reiskosten lager. In kleinere steden is het niet zo eenvoudig om een goede plek te vinden om Nederlands te leren. Den Helder is niet zo groot. In grote steden zijn er meer mogelijkheden. Ten tweede vond ik de Nederlandse taal in het begin heel erg moeilijk. Als je Engels gaat leren, dan heb je een kleine voorsprong. Bij Nederlands was dat niet zo. Alles was honderd procent nieuw voor me, net als voor een baby.’

Stelling van Pythagoras

Saglam is niet iemand die zich eenvoudig van de wijs laat brengen. Hij moest en zou weer voor de klas gaan staan als wiskundedocent. Al snel ontdekte hij dat er meer bij kwam kijken dan alleen goed Nederlands leren. Wiskunde is universeel. Overal ter wereld los je wiskundesommen op dezelfde manier op. De stelling van Pythagoras is in Nederland niet anders dan in Turkije. Maar didactisch gezien worden de dingen wel degelijk anders aangepakt. Het onderwijssysteem zit ook anders in elkaar. ‘In Turkije wordt veel bepaald door de overheid. Daardoor is er bijna geen verschil tussen scholen onderling. Er is eenheid binnen het onderwijs. In Nederland is elke school uniek. Er is sprake van een eigen karakter en een eigen identiteit.

‘Docenten werden door de leerlingen bij de voornaam genoemd’

‘Mijn eerste contact met een Nederlandse docent wiskunde was met meneer Hoekstra. Ik heb heel veel van hem geleerd. Hij was docent aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. In diezelfde stad was een project gestart: Statushouder voor de klas. Het was een samenwerking van de Hogeschool Amsterdam, de gemeente Amsterdam en het UAF, de stichting voor Vluchtelingstudenten. Hierbij worden vluchtelingen begeleid om voor de klas te staan. Toen ik vijftien maanden in Nederland was, ging ik voor het eerst stagelopen op een middelbare school in Amsterdam. Contact met leerlingen was best moeilijk voor mij. Alles was hier heel anders dan in Turkije. Je kunt twee culturen niet met elkaar vergelijken. In Turkije kunnen docenten rekenen op veel respect. Ze nemen in de gemeenschap een hoge positie in. Althans, destijds. De eerste school waar ik stage liep zorgde bij mij voor een cultuurschokje. De docenten werden hier door de leerlingen bij de voornaam genoemd. Daar voel ik me niet zo prettig bij. De afstand tussen docent en leerling wordt op die manier erg klein. Ik had in Turkije nog nooit zoiets meegemaakt. In mijn beleving tast het je machtspositie aan.’

Makkelijk slachtoffer

Natuurlijk is het belangrijk om goed Nederlands te leren als je voor de klas wilt staan. Je moet de leerstof naar behoren kunnen uitleggen en je moet op een acceptabel niveau kunnen communiceren. Toch is er nóg een belangrijke reden om met de Nederlandse taal uit de voeten te kunnen. De leerlingen vinden een docent die nog niet zo goed Nederlands praat een makkelijk slachtoffer om te manipuleren. ‘Niet alleen de leerlingen denken zo, maar de ouders ook,’ vertelt Saglam. ‘Ik merkte al snel dat je om les te geven ook stressbestendig moet zijn. Veel ouders vinden wiskunde een belangrijk vak. Ik kreeg van een van de ouders te horen dat hun kind écht goed was in wiskunde, maar nu ineens een onvoldoende had gehaald. Dat kwam door mij, want ik gaf niet goed les. Hoe beter mijn Nederlands werd, hoe minder dit soort dingen gebeurden.’

‘Ik heb zelf een stageplek gevonden’

Het afgelopen schooljaar had hij voor het eerst twee eindexamenklassen. Het gemiddelde voor wiskunde A (statistiek) was 6,7, voor wiskunde B (algebra) 7,3. ‘Ik ben erg trots op mijn leerlingen. Het is een mooi resultaat.’

En dat terwijl de IND en de gemeente Amsterdam niets in de plannen van Saglam zagen. ‘Volgens hen was voor de klas staan een onbereikbaar doel voor mij. Ik kon beter bij Albert Heijn of Jumbo gaan werken. Dat lukte wel. Maar ik zei dat onderwijs mijn passie was. Verder wilde ik graag iets bijdragen aan de gemeenschap door zo snel mogelijk te integreren en les te geven. Bij voldoende doorzettingsvermogen kon ik heus weer voor de klas staan. De IND weet vaak niet wat ze met vluchtelingen moeten doen die hoger zijn opgeleid. Ik heb zelf een stageplek gevonden. Pas nadat dát was gelukt en de stage een succes was, kreeg ik de instanties mee. Eerder niet.’

Vluchteling voor de klas

Saglam is een van de initiatiefnemers van Docentvluchteling voor de klas. Dit is in het leven geroepen om gevluchte docenten de gelegenheid te bieden om in hun nieuwe land weer voor de klas te staan. Er is een lerarentekort én er zijn veel docenten die hun eigen beroep willen blijven uitoefenen. Op de website valt te lezen dat de potentiële deelnemers worden gewaarschuwd dat er meer nodig is dan een diploma en het beheersen van de Nederlandse taal. Je moet ook het karakter van het Nederlandse onderwijs leren kennen. Je rol als docent is in Nederland vaak anders dan in het land van herkomst.

‘Dit initiatief is speciaal voor wiskundedocenten. We worden geholpen door de Nederlandse Vereniging van Wiskundeleraren. Het gaat niet alleen om wiskundeleraren uit Turkije, maar ook uit allerlei andere landen. Er wordt immers over de hele wereld wiskunde gedoceerd. De deelnemers komen onder andere uit Syrië en Iran.’

Docentvluchteling voor de klas biedt maatjes aan. Die heb je volgens Saglam als nieuwkomer die gaat lesgeven heel hard nodig. De maatjes zijn leden van de Nederlandse Vereniging van Wiskundeleraren, die rond de 3.000 leden heeft. Saglam ziet het lerarentekort voorlopig niet afnemen. ‘Ik heb nog geen enkele leerling getroffen die later voor de klas wil gaan staan. Dit beroep wordt steeds minder populair.’

Saglam spreekt uitstekend Nederlands, maar benadrukt dat hij nooit is uitgeleerd. ‘Wat de Nederlandse taal betreft leer ik er nog iedere dag iets bij. Soms van leerlingen, soms van collega’s. Een nieuwe taal leren is een proces dat nooit ophoudt.

Israëlische bombardementen in Libanon doden 500 mensen: waar is de compassie?

0

Israël voerde gisteren zware aanvallen uit op ‘Hezbollah-doelwitten’, waarbij minstens 500 doden en duizenden gewonden vielen, waaronder veel burgers. Libanezen sloegen massaal op de vlucht voor het geweld, meldt de Arabische nieuwssite Middle East Eye.

Op sociale media klinkt veel verontwaardiging. Journalist Shawintala Banwarie vraagt zich op LinkedIn af of Arabische slachtoffers dezelfde empathie krijgen als de Israëlische, en velen steunen haar vraag. Een ander hoopt dat ‘honderdduizenden Israëli’s binnenkort naar huis kunnen’, en dat de tienduizenden raketten die Hezbollah afschiet, ‘verstopt in woonwijken’, vernietigd zijn.

De Spaanse regering heeft de Israëlische aanvallen in Libanon scherp veroordeeld en eist dat de ‘vicieuze cirkel´van geweld stopt. EU-buitenlandchef Josep Borell waarschuwt dat Israël en Libanon aan de rand van een oorlog bungelen: ‘Onze ergste verwachtingen worden werkelijkheid’, zegt hij bezorgd. Turkije is feller in zijn kritiek en beschuldigt Israël van het willen veroorzaken van chaos in de regio. De Nederlandse regering heeft nog niet gereageerd op de bloedige gebeurtenissen in Libanon.

Ondertussen stuurt het Amerikaanse leger extra troepen naar het Midden-Oosten. Om ‘veiligheidsredenen’ worden geen details gegeven over het aantal extra personeel en materiaal.

Kunnen we slimmer zijn dan ‘slimme IT-technologie’?

0

Zijn we nu allemaal potentiële slachtoffers van IT-gebaseerde terreur? De technologie die ooit nieuwe kansen bood, staat nu aan onze drempels, zichtbaar op onze schermen en mobiele apparaten.

Israëls recente aanval op piepers en walkietalkies van Hezbollah-medewerkers in Libanon, waarbij vele doden vielen en duizenden gewonden, benadrukt dit gevaar.

Toen het World Wide Web werd geïntroduceerd, genoten we van de enorme mogelijkheden. Maar met de voordelen kwam ook duisternis. De link tussen technologie en terrorisme – of georganiseerde misdaad – werd pijnlijk duidelijk naarmate IT-technologie zich razendsnel ontwikkelde en sociale media nieuwe kansen boden voor misbruik en vernietiging.

De gruwel van 9/11 was een verontrustende combinatie van conventionele en digitale technologieën. De daders gebruikten e-mailaccounts om ontdekking te voorkomen, terwijl vliegtuigen als wapens dienden.

Staten reageerden hierop – sommigen met even sinistere bedoelingen. In 1996 werd Dzokhar Dudayev, een Tsjetsjeense separatistenleider, vermoord via zijn satelliettelefoon. Vergeleken met de hedendaagse technologische oorlogsvoering lijken deze methoden primitief. Ook de moord op een Hamas-bomexpert door een explosie in zijn mobiele telefoon, veroorzaakt door Israël, voelt verouderd in contrast met de huidige middelen.

Tegenwoordig zijn piepers en massacommunicatieapparaten veranderd in dodelijke wapens, klaar om op afstand geactiveerd te worden.

Wat komt hierna in deze nachtmerrie van verborgen oorlogsvoering?

Israël heeft duidelijk gemaakt dat het IT-technologie kan gebruiken én misbruiken voor zijn eigen belangen. Veel van deze acties gebeuren achter gesloten deuren, uitgevoerd door militaire en inlichtingeneenheden zoals Unit 8200, het Israëlische equivalent van de NSA. Deze eenheid is een broedplaats voor technologische innovatie en specialiseert zich in cyberoperaties, signaalintelligentie en beveiliging.

Veteranen van Unit 8200 verlaten het leger niet alleen met technische vaardigheden, maar ook met een scherp probleemoplossend vermogen. Zij staan achter de meest geheime IT-projecten van Israël en zijn drijvende krachten achter innovaties in AI-gestuurde defensiesystemen, encryptie en datamining.

Veel Israëlische IT-bedrijven, nauw verbonden met de overheid, ontwikkelen technologieën voor zowel civiel als militair gebruik. Hierdoor kunnen ze de aard van hun werk gedeeltelijk verhullen.

Daarnaast is er de betrokkenheid van andere landen, die als facilitators optreden. Dov Zakheim, een voormalig Pentagon-topambtenaar, wijst erop dat Hezbollah-leider Hassan Nasrallah zijn volgelingen opdroeg over te stappen op piepers om Israëlische hacking te voorkomen. Israël zou via een dekmantelbedrijf explosieven in de pagers hebben geplaatst, met fatale gevolgen.

De VN ziet deze Israëlische aanvallen als terroristische daden. Als deze visie juridische grond vindt, zou de EU Hongarije’s vermeende medeplichtigheid moeten onderzoeken.

Hoe kwetsbaar zijn we? Hebben we wapens in onze zakken en tassen? Het lijkt erop dat we steeds minder bescherming hebben in een wereld waarin verantwoording vaak ontbreekt. Terwijl AI ons naar een dystopische toekomst drijft, blijft de vraag: wat komt hierna in deze nachtmerrie van verborgen oorlogsvoering? Zoals het gezegde luidt: ‘Als olifanten vechten, sterven de mieren.’

Amsterdam: moslimvrouwen voeren campagne tegen discriminatie

0

Op billboards in Amsterdam zijn sinds zaterdag acht moslima’s te zien zijn als protest tegen islamofobie. De moslimvrouwenorganisatie SPEAK, die deze actie heeft georganiseerd, stelt dat veel moslims in Europa gediscrimineerd worden vanwege hun geloof.

Een van de vrouwen die is gefotografeerd is Manon Moussa. ‘Ongeveer dertig jaar geleden bekeerde ik me tot de islam. Toen werden moslims al gediscrimineerd, en dat is niet veel veranderd; ik denk dat het zelfs erger is geworden’, vertelt Manon Moussa vrijdag op NPO Radio 1. ‘Er heerst zondebokpolitiek. Moslims liggen bij elke gelegenheid onder vuur. Daarom moeten we zichtbaarheid creëren. Het is helaas nodig om onze stem te laten horen.’

Het is niet alleen haar stem die ze laat horen; het levensgrote billboard presenteert haar hele wezen aan de stad. ‘Spannend vind ik het, vooral gezien het huidige politieke klimaat.’

Recentelijk is ze oma geworden, wat haar een nieuw besef heeft gegeven: de oudere generatie draagt verantwoordelijkheid voor de volgende. ‘Wij ouderen houden onze mond niet.’

‘Ik heb niet de illusie dat mensen opeens minder islamofoob zullen worden door de billboards. Er zullen vast mensen zijn die not amused zijn,” zegt ze. Maar ze wil vooral een signaal afgeven en heeft vertrouwen in haar stadsgenoten: ‘Hier is toch ook verdraagzaamheid en verbroedering.’

Lees ook:

Jonge moslima’s hebben onze solidariteit nodig

Een op tien reacties op RTL’s sociale media bevat haat

0

Bijna tien procent van de reacties op de sociale mediakanalen van RTL is haatdragend, zo blijkt uit intern onderzoek van de zender. Vooral mensen van kleur en de lhbti-gemeenschap zijn doelwit.

RTL onderzocht reacties op de Instagramkanalen van Videoland, RTL Nieuws, RTL Boulevard en RTL in de periode van 1 januari tot en met 30 juni 2024. Van de ruim 210.000 reacties bleek bijna één op de tien haatdragend te zijn.

Mensen van kleur ontvangen anderhalf keer zoveel haatreacties als witte mensen. Queer vrouwen zijn ook veelvuldig doelwit, met 49 procent meer haat per bericht dan niet-queer personen. RTL merkt op dat vrouwen over het algemeen iets meer negatieve reacties krijgen dan mannen, hoewel het verschil klein is.

Opvallend is dat een kleine minderheid verantwoordelijk is voor een groot deel van de haatdragende berichten. Een derde van deze reacties komt van slechts één procent van de haatreactie-schrijvers.

Haat wordt door RTL gedefinieerd als opmerkingen die gericht zijn tegen een individu of een groep op basis van identiteit. Voorbeelden van deze haatberichten zijn: ‘Wegwezen met dat buitenlands opvreettuig’, ‘Jullie soort mensen moet aan het gas’, en ‘Super lelijk wijf’.

De RTL Nieuwsredactie modereert waar mogelijk reacties en schakelt bij sommige berichten vooraf de mogelijkheid tot reageren uit om ‘bashen’ te voorkomen. Daarnaast worden gebruikers die herhaaldelijk haatdragende berichten plaatsen, geblokkeerd.

Om het probleem aan te pakken, begint RTL maandag een campagne op sociale media. Bekende gezichten als Humberto Tan, Nicolette Kluijver, Loiza Lamers en Envy Peru delen hun ervaringen met online haat om bewustwording te creëren.

Pulitzerprijswinnaar schrijft brief aan soldaat die Aysenur Ezgi doodschoot

0

Pulitzerprijswinnaar Chris Hedges heeft een brief op X gedeeld met de titel ‘Aan de Israëlische soldaat die Aysenur Ezgi vermoordde’. De brief van de journalist is een reactie op de dood van de Turks-Amerikaanse activist Aysenur Ezgi Eygi, die werd doodgeschoten door een Israëlische soldaat.

Hedges begint de brief met herinneringen aan verschillende conflicten, zoals in El Salvador, Irak en Bosnië, waar hij als journalist verslag van deed. Hij stelt een morele vraag over soldaten en samenlevingen die betrokken zijn bij het doden van ongewapende burgers. De toon van de brief is persoonlijk. Hij spreekt de soldaat direct aan. ‘Je richtte ook op mij. Je raakte collega’s en vrienden’, schrijft Hedges, die daarna ingaat op het gedrag van soldaten die deelnemen aan dergelijke daden.

In een scherpe passage beschrijft Hedges de mentale toestand van de soldaat: ‘Je koestert je wapen alsof het een verlengstuk van je lichaam is. Dit is wie je bent. Een moordenaar.’ Vervolgens hekelt hij de samenleving waarin dergelijke soldaten worden gerespecteerd en beloond, terwijl ze ongevoelig zijn voor het leed dat ze veroorzaken.

Wanneer Hedges het over Aysenur heeft, wordt de toon nog directer: ‘Jij was de laatste die haar levend zag. Jij was de eerste die haar dood zag. Dit ben jij nu. Niemand kan je bereiken.’ Hij voorspelt een toekomst waarin de soldaat langzaam zal lijden onder het gewicht van zijn daden, vervreemd raakt van zijn omgeving, en mogelijk ten onder gaat aan zelfdestructie.

In de laatste alinea’s van de brief richt Hedges zich specifiek op het schuldgevoel dat de soldaat in de toekomst zal achtervolgen. ‘De volle kracht van wat je hebt gedaan, wie je was, wie je bent, zal je als een lawine overvallen’, schrijft Hedges.

De brief eindigt met de conclusie dat, hoe hard de soldaat ook probeert om goed te doen, ‘niets de smet van moord kan wegwassen’.

PVV bekritiseert Aboutalebs reactie op mesaanval

0

Het optreden van burgemeester Ahmed Aboutaleb na de mesaanval donderdagavond in Rotterdam heeft tot teleurstelling geleid bij Leefbaar Rotterdam en PVV-kiezers, meldt de Telegraaf.

Critici verwijten Aboutaleb dat hij te weinig aandacht heeft gegeven aan de aanval in Rotterdam, waar hij nog maar een week burgemeester is. Ook zou hij de door getuigen genoemde uitroep Allah-u Akbar door de dader hebben gebagatelliseerd.

De burgemeester benadrukte echter dat het enkel uitspreken van die woorden geen terreurdaad impliceert. ‘Ik roep zelf Allah-u Akbar tientallen keren per dag’, zei hij tegen RTV Rijnmond.

Geert Wilders vindt Aboutalebs reactie ongepast. Wilders noemde het op X ‘burgemeester onwaardig’ en verwees naar de dader als ‘moslimterrorist’, hoewel nog niet is vastgesteld of de aanval islamistisch gemotiveerd was. De verdachte, Ayoub M., is een 22-jarige man uit Amersfoort.

Lees ook:

Verdachte steekpartij Erasmusbrug is bekende van de politie

Jonge moslima’s hebben onze solidariteit nodig

0

Moslimvrouwenorganisatie S.P.E.A.K. startte een campagne tegen moslimhaat. Op billboards in Amsterdam staan foto’s en verhalen van vrouwen die islamofobie hebben meegemaakt. Dit is het verhaal van Saïda Derrazi.

De lucht boven de stad is grijs, alsof zelfs de wolken het verdriet van generaties met zich meedragen. Mijn gedachten dwalen af naar vroeger, naar de verhalen die ik keer op keer heb gehoord van mijn moeder. Terwijl ik de djellaba over mijn schouder draag, denk ik aan haar: een vrouw van staal, verweven met de tijd, die haar eigen strijd voerde in een land dat ze niet kende, met een taal die haar vreemd was.

Mijn moeder was de sterkste vrouw die ik ooit heb gekend. Een Marokkaanse vrouw die met niets meer dan haar dromen en doorzettingsvermogen eind jaren 60 samen met mijn vader naar dit land kwam. De taal van dit land was haar vreemd, maar ze leerde het. De cultuur voelde koud, maar ze doorstond het. Ze bouwde, werkte en vocht – niet met wapens, maar met geduld en volharding. “Sterk blijven,” zei ze altijd, “want de wereld buigt niet voor zwakte.”

Maar ondanks alles bleef de wereld haar duwen. Racisme en discriminatie waren nooit ver weg. Of het nu in de fabriek was, waar ze lange dagen maakte, op straat, of toen ze haar laatste adem uitblies, het leek alsof haar waarde als mens steeds weer werd betwist. Niet omdat ze iets verkeerd deed, maar omdat ze er simpelweg was.

Nu, decennia later, sta ik in dezelfde schoenen als mijn moeder. Hetzelfde land, dezelfde vooroordelen. Ik heb mijn diploma’s, mijn kennis, mijn talent. Maar in plaats van open deuren zie ik sloten en muren. Het is alsof er in al die jaren niets veranderd is. Dezelfde pijn die mijn moeder ooit heeft gevoeld, snijdt nu door mijn eigen hart.

Toch voel ik ook hoop. Waar mijn moeder ooit alleen stond, staan we nu samen. Moslimvrouwen zoals ik, met dromen, ambities en een niet-aflatend verlangen naar een samenleving die ons accepteert zoals we zijn. Ik zie jonge meisjes die dezelfde obstakels trotseren, maar die sterker zijn dan ooit. Zij verdienen meer. Zij verdienen beter.

We zijn sterke, intelligente vrouwen, met wortels die diep in deze samenleving liggen

Als ik aan de toekomst denk, sluit ik mijn ogen. Mijn wens is eenvoudig: een samenleving waarin de dochters van morgen niet dezelfde strijd hoeven te voeren als ik en mijn moeder. Een plek waar ze niet langer de muren van vooroordelen hoeven af te breken, maar waar ze vrij kunnen bloeien. Ik verlang naar solidariteit, naar acceptatie, naar kansen en gelijkwaardigheid.

Wat hebben we daarvoor nodig? Het antwoord is eenvoudig, maar zwaar: solidariteit. Niet alleen van onze eigen gemeenschappen, maar van iedereen. We moeten samen bouwen aan iets groters. Fatima, Leila, Khadija – namen die ooit gefluisterd werden in de schaduw – moeten naar voren stappen in het licht. Want wij, moslimvrouwen, zijn meer dan de hijab. We zijn deel van het weefsel van deze samenleving, van Nederland. Wie weet wat we kunnen bijdragen als we de kans krijgen? Misschien zullen we wel de toekomst veranderen, oplossingen vinden voor problemen die nu onoplosbaar lijken. Misschien zullen we zelfs ziektes genezen, zoals iemand ooit een medicijn tegen aids vond. Maar dan moet de samenleving ons die ruimte geven.

Ik denk aan de dochters en de jonge vrouwen van de toekomst. Wat geef ik hen mee? Hun eigen kracht. Ik wil dat ze zich bewust zijn van hun potentie, van hun waarde. Wat ze ook tegenkomen, ze moeten hun dromen vasthouden. De obstakels zullen blijven komen, maar met volharding en zelfvertrouwen kunnen ze elke drempel overwinnen. Niet alleen voor zichzelf, maar voor ons allemaal.

Ik weet dat de strijd voor gelijkwaardigheid nooit eenvoudig zal zijn. Er zullen altijd mensen zijn die ons blijven veroordelen, die zich vastklampen aan oude vooroordelen en angsten. En hoewel ik hoop dat islamofobie ooit zal verdwijnen, weet ik dat het waarschijnlijk een lange weg zal zijn. Misschien, over eeuwen, zal de samenleving begrijpen dat de islam in zijn kern vreedzaam is, dat het niemand uitsluit, maar iedereen omarmt.

Toch geef ik de strijd niet op. Voor mezelf, voor de kinderen, voor de gemeenschap, voor Amsterdam, voor heel Nederland. Ik hoop dat de boodschap die ik uitdraag tijdens deze campagne een verschil kan maken. Dat het de ogen van mensen zal openen voor onze waarde. Moslimvrouwen zijn zoveel meer dan alleen een hoofddoek of de religie die we volgen. We zijn sterke, intelligente vrouwen, met wortels die diep in deze samenleving liggen. We zijn hier om bij te dragen, om samen een betere toekomst te creëren.

Met een laatste blik op de grijze lucht adem ik diep in. De strijd is nog lang niet voorbij. Maar met elke stap die ik zet, wordt de toekomst een klein stukje helderder.

En ergens, ver aan de horizon, zie ik de schim van mijn moeder. Nog steeds sterk, nog steeds vol hoop. Ik glimlach, en weet dat ik haar erfenis van kracht met trots zal voortzetten.

Lees ook:

Amsterdam: moslimvrouwen voeren campagne tegen discriminatie

Ben jij klaar voor een oorlog met Rusland?

0

‘Russische drones neergestort in Roemenië en Letland’ – zomaar een bericht dat op een zondagavond het nieuws passeert. Alsof er ergens in de wereld een ongeluk is gebeurd. Alleen is dat ongeluk niet zonder gevolgen voor ons – het luchtruim van NAVO-bondgenoten wordt immers geschonden – en ook zeker niet per ongeluk. Sommige experts stellen dat Rusland de verdediging van bepaalde landen aan het uittesten is met deze drones. En vooralsnog lijken we niet geslaagd voor de test om deze dreiging voldoende te kunnen afweren.

Ben jij voorbereid op een oorlog? Dat is de vraag die ik deze week aan mijn studenten stelde tijdens een college over het conflict in Oekraïne. Met deze vraag wilde ik duidelijk maken dat dit conflict niet alleen een ver-wegshow is, maar zich heel dichtbij afspeelt. Op dit moment bereidt Defensie zich namelijk voor op een oorlog met Rusland. Niet indirect, zoals we nu Oekraïne helpen, maar op een directe confrontatie met de Russen. De vraag is: hoe goed zijn we op een dergelijke confrontatie voorbereid?

Analisten op het gebied van internationale veiligheid zijn pessimistisch. Voor velen is het niet de vraag of, maar wanneer een directe confrontatie tussen de NAVO-lidstaten en Rusland plaatsvindt. In dat geval zullen we allemaal in een dergelijke oorlog worden meegezogen. Volgens sommigen leven we in de nieuwe jaren dertig, en dienen we ons maximaal voor te bereiden op wat er komen gaat: een tijd van oorlog.

Thuis een noodvoorraad aanleggen lijkt me iets kleins

De geschiedenis laat zich natuurlijk nooit voorspellen – velen zagen bijvoorbeeld de Russische inval in Oekraïne niet aankomen – maar het getuigt van wijsheid dat we ons als Nederland nu op het meest pessimistische scenario instellen. Dit gebeurt bijvoorbeeld al door onze krijgsmacht te herbewapenen. Daarnaast komt er een nieuw operationeel hoofdkwartier dat gericht is op de verdediging van het eigen grondgebied. Oorlogsvoering vindt niet langer plaats tijdens missies ver weg van huis, maar mogelijk binnenkort op ons eigen grondgebied of dat van een directe bondgenoot. Hier dienen we dan ook op voorbereid te zijn.

En deze voorbereidingen betreffen niet alleen militaire opbouw of strategie, verdedigingslinies en afschrikking. Het gaat ook om onze collectieve mentaliteit als samenleving, en die van verschillende individuen binnen die samenleving. Zijn wij voldoende klaar voor een oorlog? Wat als die plotseling uitbreekt? Hebben we dan voorraden tot onze beschikking? Een veilige plek om te schuilen? Wie heeft er thuis een noodvoorraad aangelegd?

Vaak maken we grappen over preppers – mensen die zich voorbereiden op een noodsituatie – maar het is niet zo gek gedacht dat iedereen thuis een eigen voorraadje met bijvoorbeeld water, houdbaar voedsel, medicijnen, batterijen en zaklampen aanlegt voor het geval dat. En dan gaat het niet alleen over de kans op een conflict, maar ook over bijvoorbeeld een situatie waarbij voor langere tijd de stroom uitvalt als gevolg van sabotage, of de drinkwatervoorziening besmet raakt. Ook dit zijn scenario’s die onderdeel kunnen zijn van (hybride) oorlogsvoering.

Ben ik zelf voorbereid op een oorlog? Eigenlijk amper. Ik denk er wel over na omdat ik me op professioneel vlak bezighoud met dit onderwerp. Maar mentaal voorbereid zijn op een oorlog lijkt me heel lastig. Je kunt simpelweg niet je leven leiden terwijl je in je achterhoofd continu nadenkt over ‘wat als’. Maar thuis een noodvoorraadje aanleggen lijkt me iets kleins wat uiteindelijk misschien wel een grote impact kan hebben. Misschien toch de moeite waard om eens te overwegen. Je kunt je nooit helemaal goed voorbereiden op een oorlog, maar wel klaar zijn voor het geval dat plotseling de zekerheden die we om ons heen kennen wegvallen.

Utrechtse Jaarbeurs neemt asielzoekers over uit Ter Apel

0
Vorige maand sloot de Jaarbeurs Utrecht haar deuren voor Oekraïense vluchtelingen, omdat het niet bedoeld was voor langdurig verblijf. Nu is er opnieuw een hal klaargemaakt voor noodopvang, dit keer voor asielzoekers die niet in Ter Apel terecht kunnen.

Wat is er gebeurd dat het nu wel kan? was de terechte vraag van de Gelderlander. ‘Nood breekt wet’ lijkt het antwoord in het kort, want in Ter Apel dreigen mensen buiten te moeten slapen. ‘We schieten Ter Apel te hulp’, aldus een woordvoerder van de gemeente Utrecht in het dagblad.

Op 19 augustus sloot de enige Nederlandse aanmeldlocatie voor Oekraïners in de Jaarbeurs in Utrecht. Meer dan honderd Oekraïense vluchtelingen gebruikten deze aanmeldplek ook als opvang, terwijl dat niet de bedoeling was. Het is een locatie waar mensen niet langer dan een of twee nachten kunnen verblijven. Daarom moesten de Oekraïners op zoek naar een ander verblijf.

Maar de grote druk in Ter Apel, waar deze week opnieuw te weinig capaciteit was om iedereen een slaapplaats te bieden, zorgde ervoor dat de gemeente Utrecht deze beslissing herzag. Dit geldt alleen voor de mensen die in Ter Apel op straat zouden belanden, legt de woordvoerder uit. Het gaat hierbij om alleenstaande mannen die door het Centraal Orgaan opvang (COA) aan de deur van het Groningse azc werden geweigerd.

De mannen kunnen vijf weken blijven; daarna moet er een doorstroomplek zijn. Utrecht is niet de enige gemeente die de hand uitsteekt naar Westerwolde, waar Ter Apel onderdeel van is. Eerder deze week bood Stadskanaal onderdak aan alleenstaande mannen die anders op het gras zouden moeten slapen.

De spreidingswet verplicht een gelijke verdeling van asielzoekers over alle gemeenten in Nederland, maar deze wet staat momenteel ter discussie. Hoewel de wet sinds februari van dit jaar van kracht is, nemen sommige gemeenten nog geen maatregelen om opvang te bieden, omdat de wet mogelijk binnenkort weer wordt ingetrokken.