Matthias Vanderaspoilden, adjunct-hoofdredacteur van het Vlaamse satirische tijdschrift Humo, is met de dood bedreigd. Ook zijn kind wordt bedreigd. De aanleiding is een omstreden column van schrijver Herman Brusselmans.
‘We komen voor jou en je kind, Matthias. Helemaal in de stijl van Inglourious Basterds’, stond er in de doodsbedreiging te lezen, die verwijst naar een gewelddadige film van de Amerikaanse regisseur Quentin Tarantino. ‘Jij, Brusselmans en iedereen waar je om geeft moet oppassen. De Joden zijn overal, nazituig.’
Inmiddels heeft de Vlaamse Vereniging van Journalisten (VVJ) de doodsbedreigingen aan het adres van Vanderaspoilden en zijn kind veroordeeld. ‘Geen enkele publicatie rechtvaardigt doodsbedreigingen, al zeker niet ten aanzien van een kind wiens vader toevallig journalist is.’
Herman Brusselmans schreef voor Humo een gepeperde column over het aanhoudende Israëlische geweld tegen Palestijnse burgers in de Gazastrook. Brusselmans stelde dat het lot van een Palestijns jongetje, dat dood de armen van zijn moeder lag, hem zo kwaad maakte, dat hij ‘iedere Jood die hij tegenkomt een puntig mes door de keel wil rammen’.
De column zorgde voor veel verontwaardigde reacties vanuit de Joodse gemeenschap. Voor schrijver Arnon Grunberg was de column aanleiding te stoppen als columnist bij het Vlaamse blad. Grunberg is het oneens met de hoofdredactie, die Brusselmans’ column weliswaar offline heeft gehaald, maar het verhaal in eerste instantie wel publiceerde. ‘Ik vind dat moordfantasieën over pedofielen, Joden, wie dan ook, niet thuishoren in een blad, ook niet vermomd als satire. Ook niet uit verontwaardiging over Gaza, hoewel dat terecht is. Morele verontwaardiging rechtvaardigt geen enkele moordfantasie, zeker niet omdat sommige mensen Brusselmans serieus nemen en op ideeën gebracht zouden kunnen worden.’
In de arme arbeiderswijk Belle de Mai in Marseille proberen de bewoners het hoofd boven water te houden. Ondanks de armoede en criminaliteit kent de wijk een sterk gemeenschapsleven.
Achter het centrale treinstation van Marseille ligt een oude arbeiderswijk die tot voor kort vooral bekend stond als de geboorteplaats van de charismatische maffiabaas Francis le Belge. Toen in 2019 de film Shéhérazade uitkwam, werd de wijk ineens positief geassocieerd met de bravoure en de oprechtheid van de guitige hoofdrolspeler Dylan Robert, die met de rol van een naïeve straatcrimineel de harten van het Franse publiek veroverde. Een aantal maanden eerder was hij voorwaardelijk vrijgekomen uit detentie op voorwaarde dat hij auditie zou doen voor de film. Zonder enige acteerervaring kreeg hij de hoofdrol toebedeeld, waarna hij een paar maanden later bij de uitreiking van de Césars, het Franse equivalent van de Oscars, werd uitgeroepen tot het grootste mannelijke filmtalent.
Dat de rol hem zo makkelijk was afgegaan had te maken gehad met zijn jeugd in Belle de Mai, zo vertelde hij zonder schroom voor de camera’s. ‘Er was weinig verschil tussen het criminele leven van het personage en dat van mijzelf.’ Kort na de prijsuitreiking in Parijs werd hij voor een serie straatroven veroordeeld tot drie jaar gevangenisstraf.
‘Het is met Dylan allemaal te snel gegaan’, zegt Mohamed (23, volledige naam bekend bij de redactie), die in de deuropening van zijn ooms winkel aan de Boulevard National een sigaretje rookt. Mohamed, die doordeweeks als leerling elektricien werkt, komt deze zaterdagmiddag zijn oom een handje helpen. Net als veel jongens in de wijk draagt hij zijn lange haar in een staart en loopt hij op smetteloze Nike Air Max sneakers. Dylan kent hij uit zijn jeugd. ‘Het was raar om hem ineens interviews te zien geven met een chique jasje aan, terwijl we hier in de wijk wisten dat hij nog met één been in het straatleven zat. Maar ik was niet verbaasd toen ik hoorde dat hij in een film zou spelen. Dylan was altijd iemand die lef en humor had. Dat we hem op televisie zagen maakte ons trots. Normaal word je met de nek aangekeken als je zegt dat je uit Belle de Mai komt.’
Geweldsgolf
Van het positieve imago van Dylan Robert is weinig meer over. Deze maand werd bekend dat hij wordt vervolgd voor hulp bij een aanslag op een rivaliserende drugsbende, waarbij een veertienjarige jongen om het leven is gekomen. Een trieste dood, maar geen uitzondering in Marseille. Met 49 moorden en 118 gewonden gelieerd aan de lokale drugsoorlog was 2023 een van de bloedigste jaren in de geschiedenis van Marseille. En steeds vaker zijn er minderjarigen bij betrokken, als dader of als slachtoffer. Sinds het begin van deze zomer lijkt het geweld in Marseille weer op te laaien. Zo ook in Belle de Mai, waar deze maand het lijk van een 17-jarige jongen werd gevonden in de koffer van een uitgebrande auto. Het slachtoffer had een schotwond in het hoofd en was vastgebonden aan de enkels en de knieën. Zijn gezicht was bedekt met een vuilniszak.
‘Normaal word je met de nek aangekeken als je zegt dat je uit Belle de Mai komt’
‘Het is een combinatie van weinig alternatieven en héél, héél veel geld’, verklaart Mohamed de jonge aanwas in de criminaliteit. ‘In de noordelijke wijken van Marseille groeien we op in armoede, zonder dat ons een andere route word geboden om aan het leven hier te ontsnappen. De bedragen die je door de criminele netwerken vervolgens worden voorgehouden zijn voor een jonge jongen duizelingwekkend. Het eerste waar je aan denkt is wat je allemaal voor je moeder kan kopen en hoe je haar zorgen kan wegnemen. Ik heb die stap ook gemaakt, maar na in de cel te zijn beland heb ik dat leven achter me gelaten. Het is de laatste jaren alleen maar erger geworden. Ik hoor nu om me heen dat er veel online word geronseld en jongeren heel jong een wapen in hun hand krijgen gedrukt.’
Sterk gemeenschapsleven
Op een steenworp afstand van de plek waar het lijk van de zeventienjarige jongen werd gevonden, bevindt zich in een oud gebouw de protestantse stichting La Fraternité. De witte winkelpui is versierd met rode bakstenen. Aan weerszijden hangen op de vervallen muren kleurrijke mozaïeken, gemaakt door kinderen uit de buurt. Boven de deur prijkt met grote witte letters de naam van de stichting. Het accent op de e lijkt te zijn vergeten. Bij binnenkomst stap je in een ruimte die aanvoelt als een oud klaslokaal. Het plafond is hoog, de muren zijn vergeeld en de tafels en stoelen zijn opgesteld in een rechthoek. Hier geeft Anaïs Didier (63), geboren in de aangrenzende wijk Saint-Lazare, als vrijwilliger taalles aan buurtgenoten die de Franse taal niet machtig zijn. ‘In het centrum van Marseille hoor je soms flarden Arabisch op straat, maar in Belle de Mai hoor je af en toe een flard Frans’, grapt Didier. ‘Ik weet nog dat in mijn jeugd dit gedeelte van de stad Italiaans was. Nu wonen hier vooral mensen met een Noord-Afrikaanse afkomst. Maar in zekere zin is er weinig veranderd, want het is altijd een aankomstplek voor migranten geweest waar iedereen op zoek is naar een nieuwe familie en nieuwe netwerken. Dat maakt dit gedeelte van de stad ook zo mooi. Men wil met elkaar in contact komen en elkaar helpen om zo te overleven.’
Anaïs tijdens taalles
De stichting beheert een gemeenschappelijke tuin en organiseert naast taallessen ook workshops om buurtbewoners te helpen bij het volgen van een opleiding of het vinden van een baan. Ook is er een keuken die wordt bestierd door vrijwillige koks die eten bereiden voor arme gezinnen. Dat is hard nodig in de wijk, die al jaren behoort tot de armste wijken van Frankrijk. La Fraternité is al meer dan 140 jaar actief in de wijk en leeft van gemeentelijke subsidie. De stichting telt drie betaalde krachten en ongeveer vijftig vrijwilligers. Didier: ‘We zijn zeker niet de enige vrijwilligersorganisatie in de wijk. De wijk kent veel problemen, maar ook veel bewonersinitiatieven om de wijk leefbaar te houden. Het is een arme wijk, maar wel een wijk met een sterke gemeenschapszin.’
Rattenplagen en lekkages
De problemen in de arme wijken van Marseille zijn breder dan alleen de drugscriminaliteit. De stad kent grote uitdagingen op het gebied van volkshuisvesting. Veel woningen verkeren in deplorabele staat met alle risico’s van dien. Bij de inwoners van Marseille staat de ineenstorting van twee flatgebouwen in de Arabische wijk Noailles in 2018 in het geheugen gegrift. Er vielen acht doden te betreuren. Vorig jaar april kwamen er in de aangrenzende wijk Camas wederom acht bewoners om het leven nadat een gebouw ten gevolge van een gaslek instortte. In de daaropvolgende decembermaand stortte een paar honderd meter verderop weer een gebouw in, waarbij zeven gewonden vielen.
‘In het centrum van Marseille hoor je soms flarden Arabisch op straat, maar in Belle de Mai hoor je af en toe een flard Frans’
Het ministerie van Gezondheid berekende dat 40.000 woningen in Marseille in een onbewoonbare staat verkeren. Omdat Marseille een groot gebrek heeft aan sociale huurwoningen – momenteel liggen er 41.000 onbeantwoorde aanvragen op de plank bij de gemeente – trekken bewoners van onbewoonbare woningen niet snel aan de bel. Ook Didier ziet dit probleem. ‘Bij ons komen vaak buurtbewoners over de vloer die klagen over hun woning. Dan laten ze foto’s zien van hun woning op hun telefoon, van lekkages, schimmel en soms zelfs ratten. Maar ze zijn vaak al blij dat ze een dak boven het hoofd hebben, dus houden ze hun mond.’
Volgens Fondation Abbé Pierre, wiens jaarlijkse onderzoeksrapporten naar de staat van volkshuisvesting altijd veel stof doen opwaaien, verkeren maar liefst 65 procent van de woningen in Belle de Mai een onbewoonbare staat. De wijk kent relatief weinig corporatiewoningen. De meeste woningen zijn in bezit van kleine private verhuurders, en dat doet wat met de wijk, ziet Mohamed. ‘Vooral de sans-papiers (buitenlanders zonder verblijfsvergunning) vestigen zich in de wijk omdat ze niet voor een corporatiewoning in aanmerking komen. De private verhuurders van slechte woningen stellen meestal geen vragen. Ze willen gewoon hun maandelijkse huur innen zonder een cent aan onderhoud uit te geven. Zo zitten we in een wijk waar de meest kwetsbare bewoners allemaal bij elkaar wonen, in woningen die op omvallen staan.’
Bescherming van de menselijke waardigheid
Onlangs werd een amendement van de communistische senator Ian Brossat aangenomen die de ‘menselijke waardigheid’ van de sans-papiers in onbewoonbare huurwoningen moet beschermen. Brossat wijst op de vrees voor uitzetting en het gebrek aan kennis over de juridische mogelijkheden. Hij ziet dat deze bewoners daarom zelden aangifte doen tegen huisjesmelkers. In de hoop dit te kunnen faciliteren voorziet het amendement in het verstrekken van een verblijfsvergunning van een jaar aan sans-papiers die aangifte doen. Brossat wist ook de rechtervleugel van de senaat te overtuigen en kreeg bovendien steun van de regering voor zijn amendement. De regeling sluit aan bij een bestaande voorziening voor slachtoffers van slavernij en mensenhandel.
Het drama in Noailles heeft het wetgevingsproces in Frankrijk versneld. In 2019 werd de wet zo aangepast dat de staat de huisjesmelkers in geval van een ontruiming niet meer schadeloos hoeft te stellen. En de Franse Code Pénal kent een specifiek strafrechtelijk verbod op de verhuur van woningen die ‘niet compatibel zijn met de menselijke waardigheid’. Huisjesmelkers riskeren een maximale gevangenisstraf van zeven jaar. Het openbaar ministerie in Marseille treedt steeds harder op tegen de zogenaamde marchands de sommeil (handelaren in slaap). Sinds 2019 zijn er meer dan 23 zaken voor de strafrechter gebracht en er staan er al elf gepland voor 2024.
Beeld: Karim Abbara
Zo werd september vorig jaar een malafide huisjesmelker die actief was in Belle de Mai veroordeeld tot een gevangenisstraf van een jaar. Hij zou onbewoonbare woningen met een ongedierteplaag hebben verhuurd aan alleenstaande moeders. Een van de moeders, die leefde van een bijstandsuitkering, had melding gemaakt van een ratten- en kakkerlakkenplaag. Het appartement was bovendien onvoldoende geïsoleerd en het toilet bevond zich in de keuken. ‘Zodra het regent, zet ik emmers neer, want het water valt het huis in’, verklaarde de bewoonster tijdens het proces.
Gentrificatie
Waar andere delen van Marseille gestaag veranderen onder gentrificatie, blijft Belle de Mai gevrijwaard van hippe tentjes. Dat heeft te maken met het gebrek aan voorzieningen, vertelt socioloog Claire Duport via de telefoon. ‘Belle de Mai ligt dicht bij het centrum maar is nauwelijks vatbaar voor gentrificatie omdat het gebrek aan voorzieningen de middenklasse afstoot. In andere arme wijken heeft de middenklasse de kans schoon gezien om goedkoop een grote woning aan te schaffen, maar in Belle de Mai durft men die stap niet te zetten. Er zijn geen fatsoenlijke scholen in de buurt waar de middenklasse zijn kinderen naartoe wil sturen. Bibliotheken en zwembaden ontbreken en het openbaar vervoer is er slecht.’
Culturele trekpleister
De caissières in de lokale supermarkt dragen een T-shirt met het embleem van de Olympische Spelen, maar verder is er in Belle de Mai weinig dat aan de Olympische Spelen doet denken. In Marseille worden de olympische voetbal- en zeilwedstrijden georganiseerd, maar in Belle de Mai is geen toerist te zien. Paradoxaal genoeg kent de wijk met La Friche Belle de Mai een van de grootste trekpleisters van de stad. De oude tabaksfabriek is na zijn sluiting omgebouwd tot een cultureel instituut, waar exposities worden gehouden en feesten worden georganiseerd. Met een half miljoen bezoekers per jaar is het een succes gebleken. Maar de bezoekers doen de rest van de wijk niet aan, en de bewoners van Belle de Mai zijn niet in La Friche te vinden. Duport: ‘De exposities, vaak moderne kunst, interesseren de bewoners niet. En veel bezoekers hebben het gevoel dat ze verder niks hebben te zoeken in de wijk. Gelukkig heeft La Friche qua sportgelegenheid wel bijgedragen aan het welzijn van de bewoners. In Belle de Mai zijn nauwelijks sport- of speelplekken voor jongeren te vinden, maar La Friche onderhoudt op het terrein een aantal sportvelden waar jongeren uit de wijk gretig gebruik van maken.’
Voedselhulp
‘Mijn vrijwilligerswerk doe ik met veel plezier’, zegt Didier. ‘De solidariteit in de wijk geeft me energie om ook mijn steentje bij te dragen. We zetten eens in de zoveel tijd als stichting noodvoedselhulp in waarbij we gezinnen in kaart brengen die onbekend zijn bij de instanties. Dan helpen we hun de maand door te komen. We worden dan van alle kanten geholpen. Door scholen, moskeeën, winkeliers. Op dat soort momenten merk je hoezeer de mensen om elkaar geven.’
Ook Mohamed ziet dat. ‘Marseille is een harde stad, en dat is in deze wijk niet anders. Maar het is ook een betaalbare wijk waar je nog voor minder dan een tientje naar de kapper kan en waar je een bepaalde saamhorigheid hebt die je nergens anders vindt. De armen voeden hier de armen’, zegt hij cryptisch. De bedelaar kan hier inderdaad rekenen op een muntstuk van een voorbijganger die er zelf ook sjofel uitziet. En de buschauffeur knijpt een oogje dicht als een passagier niet incheckt. Mohamed: ‘Niemand is hier te beroerd om zijn buurman te helpen, en ondanks de moeilijke omstandigheden lopen we altijd met een lach op ons gezicht. Ook dat is Belle de Mai.’
79 jaar geleden is het intussen – de uitroeping van de onafhankelijkheid van Indonesië op 17 augustus 1945 door Soekarno en Hatta. Twee dagen na de capitulatie van Japan, die als het officiële einde van de Tweede Wereldoorlog wordt beschouwd. Daarmee meenden beiden hun land van de ruim drie eeuwen eerder op Java begonnen Nederlandse koloniale overheersing te hebben bevrijd.
Goed drie maanden eerder hadden in Europa de Duitsers de capitulatie getekend, waarmee ook Nederland was bevrijd. Voor ons was dat op 5 mei in Hotel ‘De Wereld’ in Wageningen; de algehele Duitse capitulatie volgde twee dagen later in Reims.
De 5de mei is sindsdien bij ons de nationale feestdag, om de 17de augustus heeft Nederland zeer lang heen gedraaid. Want op de zelfbevrijding van Indonesië van vreemde overheersing volgde geen erkenning door het net even eerder zelf van vreemde overheersing bevrijde Nederland.
Wat volgde was namelijk een neokoloniale heroveringsoorlog, die decennia lang eufemistisch als ‘politionele acties’ te boek kwam te staan: als een maatregel om de orde te handhaven. Nadat dat op een totale mislukking was uitgedraaid, met honderdduizend slachtoffers aan Indonesische zijde en 4500 dode Nederlandse militairen – het dubbele van het in de meidagen van 1940 gesneuvelden – tot gevolg, kwam het 27 december 1949 eindelijk tot de officiële soevereiniteitsoverdracht, waarvan overigens Nieuw-Guinea uitgezonderd bleef.
Nederland heeft vervolgens decennialang aan die tweede datum vastgehouden. Toen Indonesië in 1995 vijftig jaar onafhankelijkheid vierde, mocht koningin Beatrix als gevolg van een veto van de VVD van de Nederlandse regering (het eerste paarse kabinet-Kok) niet bij die herdenking aanwezig zijn.
Dat zou in Nederland op teveel verzet van (de nazaten van) oud-kolonialen en oud-militairen zijn gestuit. Keer op keer dreigden die stennis te maken. Pas ruim na de eeuwwisseling durfde Den Haag bij monde van minister van Buitenlandse Zaken Ben Bot te stellen dat Nederland in 1945, door te pogen de Indonesische vrijheidsstrijd neer te slaan, aan de foute kant van de geschiedenis was beland.
Het systematisch-bloedige karakter van die poging zou pas nog later erkend worden. Lang waren de Nederlandse oorlogsmisdaden als een reeks van betreurenswaardige excessen afgedaan, nadat oud-militair Joop Hueting in 1969 voor het eerst op tv een boekje open had gedaan. Zelfs het gebruik van die, achteraf bagatelliserende term, had indertijd al voor hevige opwinding gezorgd.
Koningin Beatrix mocht niet bij de herdenking aanwezig zijn
Het blijft ook voor de Nederlandse geschiedwetenschap beschamend dat het boek van Rémy Limpach waarin voor het eerst het beest bij de naam wordt genoemd, in 2015 als dissertatie aan uitgerekend een Zwitserse universiteit verdedigd werd. Zo’n beetje het enige West-Europese land dat zich nooit aan deelname aan de koloniale wedloop bezondigd had. Nu pas, zeven decennia na dato, drong de pijnlijke waarheid pas écht tot Nederland door: niets excessen! Gewoon structureel beleid.
Die langdurige blindheid laat zich best verklaren. De moeizame ontsluiting van Indonesische archieven speelt een rol; nog afgezien van de fysieke afstand, met financiële consequenties. Dan is er de traditionele voorkeur voor geschreven bronnen tegenover mondelinge overlevering, in combinatie met ontoereikende talenkennis – nogal wat oudere onderzoekers waren het Maleis niet of nauwelijks machtig.
Zij stortten zich in Den Haag op de notulen van de ministerraad en de rapporten van Nederlandse ambtenaren overzee. Dat is natuurlijk toch een beetje, alsof je de Duitse bezetting alleen maar aan de hand van de besluiten van Hitler en de brieven van Seyss-Inquart bestudeert.
Maar misschien speelde toch ook de oud-koloniale blik als zodanig een rol. Nederland zonde zich heel lang in het rozige zelfbeeld dat het een moreel betere kolonisator was geweest dan de Fransen of de Britten.
Toen de eerste naoorlogse Nederlandse minister van Buitenlandse Zaken Eelco van Kleffens – een van de weinige Haagse politici uit die dagen die wel eens voorbij Zevenaar had rondgekeken – tijdens de Britse dekolonisatie van India door Amerikaanse journalisten uit de Midwest gevraagd werd wanneer Nederland zou volgen, was zijn reactie: die provinciale lui snappen er werkelijk niets van. India is toch écht iets anders. Indonesië op eigen benen? Op z’n vroegst over honderd jaar.
Onlangs werd het nieuwe pand van Beyt Essalam geopend aan de Pleinweg in Rotterdam. Hier kunnen ouderen die veel zorg nodig hebben zelfstandig wonen met inachtneming van hun islamitische geloof en cultuur.
De vorige locatie van Beyt Essalam was te klein geworden en het pand werd te oud. De nieuwe locatie is net opgeleverd. Het ziet er van binnen uit om door een ringetje te halen. Bovendien ruikt het er niet naar ziekenhuis of verpleegtehuis. ‘Daar is bewust aan gewerkt’, vertelt Hakima Abraymi, locatiemanager van Beyt Essalam.
Ze werkt al langer in de zorg. Eerst in een ‘witte’ zorginstelling, later bij Beyt Essalam. Er is behoefte aan islamitische zorg voor ouderen. Toch benadrukt Abraymi dat ze van begin af aan tegen het bestuur heeft gezegd open te staan voor de opname van mensen die geen moslim zijn. ‘Als er iemand is die lang in een multiculturele buurt heeft gewoond en zich prettig voelt tussen moslims dan staat de deur ook open, als onze gebruiken worden geaccepteerd. Momenteel is hier ook een christelijke dame uit Irak. Soms zit ze bij Koranmomenten, maar het is niet verplicht. Dat mogen onze bewoners helemaal zelf weten.’
De islam speelt een belangrijke rol bij Beyt Essalam. Zoals bijvoorbeeld de etensvoorschriften – halal eten, geen varkensvlees en de dadel aan het begin van de maaltijd tijdens de ramadan – maar ook de eetcultuur. Voor de één is dat harira-soep of koken met een tajine, voor de ander pilav-rijst en Turkse pizza. Er worden ook Nederlandse maaltijden verzorgd, maar niet elke dag. ‘Het gestel van de mensen is op een bepaald soort voedsel ingesteld. Toch gaat het verder dan dat. De specerijen en de geuren van voedsel roepen herinneringen op bij mensen met alzheimer. Niet al onze bewoners hebben een vorm van dementie, maar wel veel. Overigens streven wij naar zo min mogelijk psychofarmaca. Dat is zogenoemde onrustmedicatie. We ontkomen er niet 100 procent aan, maar als we alternatieven weten te vinden dan heeft dat de voorkeur. In ons zorgcentrum Boekenrode kwam iemand die behoorlijk agressief gedrag vertoonde. Bij ons deed hij dat niet. Waarom? Onze aanpak werkte voor hem duidelijk beter.’
De verdwenen Nederlandse taal en een eigen wereld
Er zijn oudere bewoners die de Nederlandse taal nooit machtig zijn geweest, maar er is ook een andere reden voor het in dienst hebben van verzorgend personeel dat bijvoorbeeld Turks of Arabisch spreekt. ‘Mensen met alzheimer verliezen de taal of talen die ze buiten hun moedertaal kennen. Dat is onderdeel van de ziekte. Daarom is het van belang dat een deel van ons personeel hun taal spreekt en de gewoonten kent. Bijvoorbeeld door de bewoners met oom of tante aan te spreken in de eigen taal. Daar kan geen blonde verpleegster met blauwe ogen die Nederlands praat tegen op. Onze cliënten wennen hier redelijk snel en wij leren hen zo snel mogelijk kennen door middel van onze persoonlijke aanpak. Mensen met alzheimer leven in hun eigen wereld. Het is zaak om hun wereld te begrijpen. Soms kunnen we daar op aansluiten, zoals bij een man die vroeger een slagerij annex groentewinkel had. Als er dergelijke producten worden bezorgd dan helpt hij vol trots met opruimen. Na afloop geven we hem imitatiegeld en vertellen we hem hoeveel we verdiend hebben. Een keertje vroeg hij ineens waar de schapen waren. Dan zeiden we dat die al in de koeling waren. Elke cliënt heeft een eigen gebruiksaanwijzing.’
‘Specerijen en geuren van voedsel roepen herinneringen op bij mensen met alzheimer’
Abraymi belooft niet dat er uitsluitend medewerkers zijn die Turks of Arabisch spreken. Overigens is er wel zorgpersoneel te vinden dat de Turkse of Arabische taal machtig is, maar eenvoudig is het niet. Bij een ander beroep lukt dat niet, namelijk de geriater (een arts met als specialiteit de problematiek van oude mensen, red.). ‘Ik ben nog nooit een geriater tegengekomen van Turkse of Marokkaanse afkomst. Gelukkig kunnen we een beroep doen op geriater Marleen Harkes. Ze werkte bij de Migrantenpoli in het Havenziekenhuis en momenteel bij het Maasstadziekenhuis. Ik ben heel blij dat we een beroep op haar kunnen doen. Er zijn wel andere artsen met een migratieachtergrond.’
Praten, praten, praten
Voordat Abraymi bij Beyt Essalam kwam, werkte ze in een ‘witte’ zorginstelling. Daar probeerde ze al om de positie van migrantenouderen binnen de zorg te verbeteren. ‘Ik zat onder andere in een stuurgroep om te proberen witte managers en een witte directie duidelijk te maken waar behoefte aan was. Het is geen onwil van veel leidinggevenden, maar echt begrijpen doen ze het niet.’
Hakima Abraymi, locatiemanager bij Beyt Essalam. Foto: Anne-Rose Hermer
Witte directieleden staan open voor het feit dat de geboden zorg niet op iedereen van toepassing is, maar weten niet precies hoe ze cultuursensitieve zorg moeten geven. ‘Ik ben ontzettend blij dat MOB, de zorgorganisatie waar Beyt Essalam onder valt, de kans biedt voor deze vorm van zorgverlening.’
Familie niet op één lijn
Een tot twee decennia geleden was het in bepaalde culturen onbespreekbaar om je ouders te laten opnemen in een zorginstelling. ‘Op basis van ons geloof eer je je ouders en zorg je zelf voor hen. Alleen is onze maatschappij daar niet op ingesteld. De meeste huizen zijn hier te klein voor en het kan vaak ook niet gecombineerd worden met werk. Naast mantelzorgverlof is het mogelijk om onbetaald verlof op te nemen, maar dat is financieel niet altijd haalbaar. De laatste tien jaar is er veel veranderd, ook wat betreft de acceptatie om je vader of moeder wel in een zorginstelling te laten opnemen. Het taboe is er nog, maar het neemt af. Als het thuis goed gaat, doe dat dan alsjeblieft. Maar in bepaalde gevallen is het gewoon niet meer verantwoord. Helaas is het vrijwel nooit een gezamenlijke beslissing. Dan is er bijvoorbeeld een zus die jaren voor een ouder of ouders heeft gezorgd. Maar op een moment wordt het echt te zwaar voor haar. In zo’n geval is er altijd een broer of zus die zegt dat dit onzin is en een opname niet nodig is. En dat terwijl veel mensen vaak beter af zijn op een plek waar ze de juiste begeleiding krijgen. We proberen een plek te creëren waar ze het oude, het vertrouwde en het veilige vinden.’
Je zou denken dat het een gewone huiskamer is waar toevallig ook een rolstoel staat
Het beleid van Beyt Essalam is er bewust op gericht om zoveel mogelijk contact te houden met de familie en mantelzorgers. Dat wordt heel erg op prijs gesteld, maar soms blijft een familie echt verdeeld. ‘Af en toe voel ik me net een geestelijk verzorger of psycholoog’, zegt ze. ‘Maar toch komen familieleden er vrijwel altijd samen uit. Alleen is het onmogelijk om een cliënt 24 uur per dag in de gaten te houden. We doen ons best om de beste kwaliteit zorg te bieden, dat wel.’
Samen herinneren en samen eten
In veel ‘witte’ Rotterdamse verpleegtehuizen worden liedjes gezongen van vroeger, maar mensen die hier niet mee zijn opgegroeid hebben daar geen herinneringen aan. In de huiskamers in Beyt Essalam wordt muziek ten gehore gebracht die de bewoners wél kennen of herkennen. Dat is te zien aan hun glunderende gezichten. Voor buitenstaanders lijkt het onbelangrijk, maar vooral voor mensen met alzheimer is het belangrijk om in contact te zijn en te blijven met herkenbare dingen, aldus Abraymi. Samen eten en samen koken maakt daar ook deel van uit. ´Sommige bewoners kunnen nog helpen in de keuken door groente te snijden, aardappelen te schillen of boontjes te doppen als een mes te gevaarlijk is geworden.’
Keukenkastjes
De bewoners van Beyt Essalam hebben geen ziekenhuiskamertje met alleen een bed, verrijdbaar nachtkastje en een kledingkast. Dit woonzorgcentrum beschikt over 23 studio-appartementen, waarvan er op het moment van dit gesprek zeven leeg staan. Voor drie van die onbezette appartementen is al interesse getoond. Eén van de studio-appartementen mag worden bezichtigd. Behalve het bed en de vloer mogen cliënten hun wooneenheid inrichten zoals ze willen. In dit geval staat er een bank, een tafel, een paar planten in de vensterbank en een televisie. Als je niet beter weet, zou je denken dat het een gewone huiskamer is waar toevallig ook een rolstoel staat. In de appartementen kan niet zelf gekookt worden, maar er is wel een klein aanrecht en enkele keukenkastjes. De inhoud wordt af en toe gecontroleerd, want als mensen met Alzheimer iets lekkers krijgen van iemand die op bezoek is vergeten ze dit vaak weer zodra het is opgeborgen. Daarom wordt in de gaten gehouden of er niets in de kastjes ligt dat over de datum is. Het appartement heeft een grote badkamer met een eigen toilet, een douche en een wastafel. Natuurlijk is het thuis het allerfijnste, maar het is een acceptabel alternatief.
Overigens hebben sommige bewoners, zolang dat mogelijk is, een magnetron en een koffiezetapparaat in hun appartement. Als het verzorgend personeel merkt dat dit onverantwoord blijkt te zijn, dan vindt er overleg met de familie plaats. Die stemt tot nu toe altijd in, want ze weten dat het voor de bestwil van hun dierbare is.
Dit artikel verscheen eerder in de Kanttekening op 15 maart 2024.
Journalist Jeroen van Bergeijk werkt undercover aan de onderkant van de arbeidsmarkt. ‘Voor het eerst hebben mijn verhalen maatschappelijke impact.’
Op zoek naar een verklaring voor de uitslag van de verkiezingen op 22 november verwezen verschillende artikelen de afgelopen weken naar de kloof in Nederland tussen hoger opgeleiden en lager opgeleiden, tussen theoretisch en praktisch geschoolden. Journalist Jeroen van Bergeijk (1965) maakt zich zorgen over deze kloof. Hij ging de afgelopen jaren verschillende keren ‘undercover’ en solliciteerde op verschillende banen aan de onderkant van de arbeidsmarkt. Hij werkte als Uberchauffeur, in het distributiecentrum van Bol.com, als verkeersregelaar, bij het callcenter van Wehkamp, in het IND aanmeldcentrum in Ter Apel, als flitskoerier en als koffersjouwer op Schiphol.
Hij schreef daarover spraakmakende artikelen in de Volkskrant en de Groene Amsterdammer. Die verhalen, gebundeld in het pas verschenen boek Undercover aan het Werk, geven de lezers stuk voor stuk zicht op een wereld die ze meestal niet of amper kennen. In een enkel geval leidde een artikel tot Kamervragen. Van Bergeijk beschrijft in zijn artikelen misstanden op de Nederlandse arbeidsmarkt. Toch is dat niet zijn belangrijkste doel. Hij maakt zich vooral zorgen over de segregatie in de samenleving.
‘Ik ervaar twee gescheiden werelden. Dat vind ik zorgwekkend. Er is veel minachting voor het werk dat ik undercover heb gedaan, werk waarvoor je geen kwalificaties nodig hebt. Dat komt ook door onwetendheid over zaken die we als vanzelfsprekend zijn gaan beschouwen. Hoe komt dat pakketje van Bol.com de volgende dag al bij je op de mat als je het pas om 23 uur s ‘avonds bestelt? Wie zorgt ervoor dat je zware koffer op tijd in het vliegtuig staat? Ik vind het sowieso interessant om te weten, maar ik denk dat je wel wat meer respect mag hebben voor mensen die dat werk doen. Het is zwaar, het is vaak eentonig en het wordt slecht betaald.’
Hoger opgeleiden hebben vaak de neiging om hun succes aan zichzelf toe te schrijven, aldus Van Bergeijk. ‘Ze denken vaak: ‘Ik ben heel slim, ik heb gestudeerd, dus ik word chirurg. En het is terecht dat ik veel verdien, want ik heb veel verantwoordelijkheid. En de verpleegster of de schoonmaker, die zijn niet zo slim. Daarom verdienen ze minder.’ Dat is toch een beetje de teneur? Ja, ik denk dat veel hoger opgeleiden te weinig beseffen dat ze gewoon ontzettend veel mazzel hebben gehad. Dus daar probeer ik over te schrijven.’
‘Hoger opgeleiden hebben vaak de neiging om hun succes aan zichzelf toe te schrijven’
Van Bergeijk begint zijn boek met het uiteenzetten van zijn ervaringen met zijn allereerste baantje. Hij was toen nog geen journalist maar middelbare scholier. Hij ging werken in de Hooimeijer beschuitfabriek in Barendrecht, waar zijn vader directeur was. Het was de eerste keer dat hij te maken kreeg met mensen buiten zijn bubbel.
Afrokapsel ‘Ik woonde in een dorp vlakbij Barendrecht en zat op een basisschool met kinderen met hoger en praktisch opgeleide ouders, maar wel bijna allemaal wit. En op de middelbare school werd het nog meer een bubbel van kinderen uit witte, hoogopgeleide gezinnen. Ik kende bijvoorbeeld helemaal geen Marokkanen, ik kwam hen niet tegen. Toen vond mijn vader het tijd worden dat ik, net als mijn oudere broers, even in de fabriek ging werken. Hij vond dat het goed voor me was en hij had gelijk. En ik wilde ook wel mijn eigen geld verdienen. In de fabriek werkte ik met mensen uit Rotterdam, uit Feyenoord en met veel Marokkaanse gastarbeiders. Ze deden verschrikkelijk vies en zwaar werk. Soms in twee diensten op een dag.
Van Bergeijk vond het echt een hele harde wereld. ‘Maar tegelijkertijd was het ook fascinerend, een wereld die ik toen nog niet kende: Marokkaanse mannen waarvan sommigen toen met een afrokapsel liepen en anderen in djellaba’s. Dat had ik nog nooit gezien. Ik denk dat ik ook gefascineerd was door de ongefilterde rauwheid. Dat trekt me nog steeds. Na die twee weken wist ik: hier wil ik niet eindigen. Ik wilde heel graag weer terug naar school en was gemotiveerd mijn opleiding af te maken.’
Geen Nederlanders voor zwaar, smerig werk Van dat eerste baantje leerde Van Bergeijk een hoop over de arbeidsmarkt. ‘Ik leerde dat als je geen Nederlanders kan krijgen voor zwaar, smerig werk, dat je dan mensen uit het buitenland kan halen. En ik weet niet wat mijn vader daar precies op het kantoor deed, maar ik zag wel dat die fabriek gewoon doordraaide als hij er een dag niet was. Maar als er op een dag een paar Marokkanen wegbleven, dan liep de hele boel in het honderd. Ik zag ook dat het werk dat de inpakdames eerst deden vervangen werd door machines. Als de machines goedkoper zijn dan de mensen kun je dus je baan verliezen. Het zijn lessen die nog steeds actueel zijn.’
Jaren later, in 2007, maakte Jeroen van Bergeijk de documentaire ‘Aan ons den Arbeid’, over de Marokkaanse gastarbeiders die in de fabriek van zijn vader werkten. ‘Ik had een paar jaar in New York gewoond en keerde terug naar Nederland na de moord op Pim Fortuyn. Ik herkende het land toen niet meer. Het was opeens normaal geworden om het openlijk over ‘kutmarokkanen’ te hebben. Daar had ik het toen met mijn vader over. Hij vond dat er te weinig waardering was voor Marokkaanse Nederlanders. Mijn vader vertelde: ‘Als ik mijn Marokkanen niet had gehad dan hadden we die fabriek nooit draaiende kunnen houden.’ Hij sprak altijd met warme gevoelens over zijn Marokkaanse medewerkers. Dat vond ik fascinerend. Dus toen heb ik een documentaire gemaakt, waarin ik een portret maakte van de eerste generatie gastarbeiders.’
Goud zoeken in Australië Van Bergeijk begon pas in 2017 met undercoverjournalistiek. Dat gebeurde per toeval. ‘Ik vond het eigenlijk altijd wel leuk een wereld te verkennen die ik nog niet kende. Ik ben goud gaan zoeken in Australië, ik heb met de auto een lange tocht door de woestijn gemaakt, ik heb in New York gewoond en ben een uitgeverij begonnen. Nadat ik mijn eigen uitgeverij had verkocht wilde ik een tijdje als Uberchauffeur werken. Gewoon om weer eens iets anders te doen. En toen ik daarover schreef bleek dat opeens een onderwerp te zijn dat tot de verbeelding sprak. Ik ontdekte dat ik mijn wens een andere wereld te leren kennen ook kon toepassen op maatschappelijk relevante onderwerpen. (Lachend) Dat is een beetje laat, als je boven de 50 bent. Daarna ging ik meer undercoververhalen schrijven.’
‘Ik vond het gaaf om te doen. Voor de eerste keer hadden mijn verhalen maatschappelijke impact. Ze kwamen allemaal op de voorpagina. Er werden naar aanleiding van mijn stukken Kamervragen gesteld. Zoals bij het verhaal over Wehkamp. Daar kopen veel mensen op afbetaling, maar over het geleende bedrag rekende Wehkamp een woekerrente van 14 procent. Dat betekent voor veel mensen dat ze nog dieper in de schulden raken. Tot voor kort was dit wettelijk toegestaan. Na mijn verhaal heeft de minister ingegrepen en die wettelijk toegestane rente met 2 procent verlaagd. Dat is een stapje in de goede richting. Mijn verhaal over het undercoverwerk bij het bagagesjouwen op Schiphol kwam precies op het moment dat duidelijk werd dat Schiphol kampte met enorme personeelstekorten. Dat was toevallig een heel goede timing.’
Aan de onderkant van de arbeidsmarkt werken in Nederland veel mensen met een migratieachtergrond, vaak in een kwetsbare positie. Van Bergeijk: ‘Als je een arbeidsmigrant bent, geen Nederlands spreekt en niet weet wat je rechten zijn, dan is de kans groot dat er misbruik van je wordt gemaakt. Arbeidsmigranten krijgen het minimumloon en betalen relatief veel geld voor armzalige huisvesting, bijvoorbeeld in een caravan. Op de plekken waar ik werkte kom je naar verhouding veel mensen van kleur tegen, maar er zitten ook witte, vaak oudere mannen in een kwetsbare positie tussen.’
Masculien
Bij bol.com, met vooral Poolse collega’s en Poolse bazen, voelde Van Bergeijk zich als Nederlander een buitenbeentje. Ik had er niet veel last van, ik werkte er ook maar kort, maar vond het wel opvallend. Ik denk dat het vooral een kwestie van klasse is. De sfeer is vaak hard, meestal rechtdoorzee, maar er worden zeker ook foute, racistische grappen gemaakt. Toch vond ik de verhouding tussen mannen en vrouwen vaak ernstiger. Het gaat vaak om sterk masculiene omgevingen, waar het voor vrouwen echt heel moeilijk is om zich te handhaven.’
‘Als ik een vrouw of een journalist van kleur was geweest had ik ongetwijfeld andere dingen gezien die ik nu heb gemist. Dan had ik waarschijnlijk wel discriminatie ervaren. Ik zou het heel interessant vinden wanneer meer vrouwen of journalisten van kleur dit undercoverwerk zouden doen. Dat zou nieuwe perspectieven opleveren.’
Van Bergeijk ziet zichzelf niet als de aangewezen persoon om te aan te geven wat er nodig is om de kloof tussen praktisch opgeleiden en theoretisch geschoolden in Nederland te verkleinen.
‘Dat vind ik lastig. Ik zie mezelf vooral als verslaggever. Ik word gedreven door nieuwsgierigheid. Ik vind het leuk op nieuwe plekken te komen waar anderen niet komen en daarover te vertellen. Mensen hebben bijvoorbeeld geen flauw idee dat er op Schiphol – buiten het zicht van de reizigers – sprake is van negentiende-eeuwse toestanden. Ik heb niet de pretentie dat ik met oplossingen kan komen om de kloof te dichten. Er zijn mensen die daar meer verstand van hebben dan ik. Volgens mij zit de grootste pijn in het gegeven dat we elkaar niet begrijpen of willen begrijpen. Mensen voelen zich niet gezien. We leven in gescheiden werelden, al vanaf de middelbare school. Het is goed om meer van elkaar te weten. En ik hoop daar op mijn manier een steentje aan bij te dragen.’
Dit artikel verscheen eerder in de Kanttekening op 18 december 2023.
Chris de Ploeg heeft een bijzondere reis van drie weken achter de rug. Hij bezocht het dorp in Zuid-Turkije, waar de Armeense familie van zijn moeder tot de genocide in 1915 woonde.
Chris de Ploeg (1994) is de zoon van een Armeense moeder en een Nederlandse vader. Deze zomer bezocht hij samen met zijn ouders en zijn broer de regio Cilicië in Zuid-Turkije. In deze bergachtige streek woonden de voorouders van zijn moeder. Tot de Armeense genocide in 1915 hier een wreed einde aan maakte. Talloze familieleden werden vermoord.
Voor De Ploeg is zijn Armeense achtergrond de laatste jaren belangrijker geworden, na jaren van ongemak over Turkije en terughoudendheid over zijn Armeense identiteit. Al heeft hij wel degelijk een Armeense opvoeding gehad, zegt De Ploeg, inclusief de Armeense zondagschool waar hij een hekel aan had. ‘Daar wilden ze ons ‘Armeens voor dummies’ leren, terwijl mijn moeder tot mijn zesde alleen maar Armeens met ons sprak. Ik spreek vloeiend Armeens, het is mijn moedertaal.’
Er bestaan twee Armeense talen.In Armenië, Rusland en Iran wordt Oost-Armeens gesproken. West-Armeens is de taal van de Armenen in Turkije, Libanon, Syrië en de diaspora in Europa. Wat spreek jij?
‘Ja, West-Armeens. Ik kwam er sowieso pas vrij laat achter dat er ook zoiets was als Oost-Armeens. Als kind was ik niet met die dingen bezig. Voor mij was Armeens gewoon een taal waarmee ik met mijn familie kon praten. Dat deed ik ook en ik had altijd een warme band met mijn Armeense familie. In die zin heb ik me altijd sterk Armeens gevoeld. Ik heb ergens nog een oud voetbalshirt liggen in de kleuren van Armenië. Dat had ik in de brugklas vaak aan.’
En toch was er een afstand tot je Armeense achtergrond?
‘Meer een terughoudendheid om er heel actief mee bezig te zijn. Ik denk dat het gemengde huwelijk van mijn moeder met mijn vader een rol speelt. Mijn vader is Nederlands. Om het nog ingewikkelder te maken, hij is half-Joods. Sefardisch-joods. Daardoor heb ik altijd een bepaald ongemak gehad met Armeens nationalisme en dan vooral met de conservatieve gezinscultuur, zoals dat je met een Armeen moet trouwen. Al is mijn vader uiteindelijk wel warm geaccepteerd door de familie. Maar er zijn traditionele opvattingen die ik als kind al niet prettig vond. Zo was er een Armeense priester die mijn ouders niet wilde trouwen omdat mijn vader atheïst was. Bij mijn neven thuis speelde dat nog sterker. Hun ouders – die beiden Armeens zijn – wilden echt dat ze met een Armeense thuis zouden komen. Die opvattingen zijn er tot op zeker hoogte nog steeds.’
Nemrut
(Beeld: Chris de Ploeg)
Toch groeide het Armeense gevoel de laatste jaren bij je. Hoe ging dat?
‘Ja, ik begon meer over de Armeense geschiedenis te lezen en wat meer door te vragen bij mijn moeder over familieverhalen. Ik ben actief in de antiracismebeweging, waar het veel over dekolonisatie gaat. Op een gegeven moment dacht ik, hoe zat het bij ons voor de genocide plaatsvond? Wat is de langere geschiedenis van de Armeniërs? Zo hoorde ik bijvoorbeeld de verhalen over de mythische Aralezes. Gevleugelde honden die de wonden van gevallen strijders likten om ze weer tot leven te wekken.’
‘Weinig Nederlanders weten dat de Turkse volkeren pas zo’n duizend jaar geleden vanuit Centraal-Azië naar Anatolië migreerden. De oorspronkelijke bewoners van wat ik liever de Armeense hooglanden noem – een gebied dat nu voor het grootste deel onder Turkije valt – waren de Armeniërs. Onze voorouders woonden daar, zo blijkt uit dna-onderzoek, al minstens achtduizend jaar. Waarschijnlijk zelfs nog langer. Zo weten we dat de tempel Portasar bijna twaalfduizend jaar geleden is gebouwd in de Armeense hooglanden. In die zin waren de Turken kolonisten, die tegen het einde van de dertiende eeuw het Ottomaanse rijk stichten.’
‘Onder heerschappij van de Ottomanen hadden de Armenen wel problemen, maar er was er nooit sprake van genocide. Ik zie die massamoord als het resultaat van het groeiende kolonialisme, kapitalisme en nationalisme van de negentiende en twintigste eeuw – ideologieën en technieken die werden overgenomen uit Europa.’
‘In de 20ste eeuw escaleerde dat verder. De Jong-Turken, die uiteindelijk overgingen op regelrechte genocide tegen de Armenen, waren medegeïnspireerd door het sociaal-darwinisme. Ze hadden ideeën als ‘het sterkste volk overleeft’ en dat het uitsterven van ‘zwakkere volkeren’ onvermijdelijk is. De Turkse elite is grotendeels rijk geworden door de gestolen bezittingen van Armenen, zoals de onderzoeker Halil Karaveli laat zien in zijn boek Why Turkey is Authoritarian. Turkse nationalisten wilden een ‘nationale economie’ opbouwen, zonder Armeniërs en andere christenen, maar wel met hun kapitaal.
Was je deze zomer voor de eerste keer in Turkije?
‘Nee, maar wel voor het eerst in Cilicië. Sterker nog, dit is de eerste keer sinds de genocide dat er überhaupt iemand van onze familie is teruggegaan. Niemand durfde, ondanks dat ze bijna allemaal in Turkije zijn opgegroeid. We zijn vanuit Istanbul met de auto eerst naar Cappadocië gegaan. Van daaruit naar Göksun, waar mijn overgrootvader was geboren, en toen naar Zeytun, waar hij is opgegroeid.’
Wat waren de mooiste en vervelendste momenten van de reis?
‘Het mooiste moment was, vreemd genoeg, ook meteen het meest ongemakkelijke. We kwamen aan in Zeytun, het dorp van mijn opa. Het was met afstand het mooiste dorp dat ik heb gezien. Een rivier die door een spleet in de berg stroomt. Het geluid van constant stromend water. Het was er zo groen met verderop meren. De huisjes waren als een soort terrassen in de vallei gebouwd. Het uitzicht over de vallei was zo mooi.’
Het heet nu toch geen Zeytun meer?
‘Ja, dus daar begint het ongemak dus. Het heet nu Süleymanli, vernoemd naar een Ottomaanse bevelhebber, die gesneuveld zou zijn in de strijd tegen de Armeniërs. In Zeytun is historisch gezien veel verzet geweest. Daardoor komt het dorp ook in veel Armeense liederen voor. Het ongemak begon al toen we via Google Maps nummers belden om een hotel te zoeken. De mensen die opnamen vroegen wat we kwamen doen. Omdat het gewoon een dorp is waar verder nooit wat gebeurt. Die nummers bleken ook niet te kloppen. Er was daar niks.’
En toen?
‘We gingen twijfelen. Moesten we eerlijk zijn of niet? Uiteindelijk waren we wel blij dat we niet in het dorp sliepen. Want het voelde toch niet helemaal veilig. In je achterhoofd speelde constant dat de genocide wordt ontkend door Turkije. Straks dachten ze daar dat we onze huizen kwamen claimen. Onderweg vroeg een ober van een wegrestaurant waar we naartoe gingen. ‘Er is toch niks in Sülemanli’, zei hij. En toen: ‘Ah, nee, er is wel iets. Ga je naar de Bloederige Brug kijken?’
Wat is dat?
‘Er is daar een brug die bekend is omdat Ottomaanse soldaten – ‘onze helden’, zei hij – er vermoord zouden zijn door Armeniërs. Dat was aan de voet van het dorp Süleymanli. Pakweg vijftig meter daarvoor, stonden we letterlijk tegenover gewapende Turkse soldaten in uniform. Ik heb geen idee wat ze daar precies deden. We hebben ze niet gesproken en zijn er gewoon langsgereden.’
Dat lijkt me ook de beste optie.
‘Maar goed, toen kwamen we bij het dorp. Daar gingen we even wandelen. Dat was op zich al heel bijzonder. Gewoon de natuur, bergen bekijken, de ruimte proeven. Het klinkt misschien gek omdat we er nooit eerder waren geweest, maar ik, mijn moeder en mijn broer hadden allemaal het gevoel van thuiskomen. Gewoon door de geuren, de bergen. Er is iets dat toch in je lichaam zit ofzo, dat ervoor zorgt dat het daar als thuis voelt.’
‘Als je ons mist, kijk dan naar de wolken, dat zijn de brieven die we sturen’
Chris de Ploeg vertelt dat zijn moeder, die ook Turks spreekt, in principe als intermediair optrad. En dat ze met één groep Turken echt een gesprek heeft gehad. Zij vroegen meteen: wat kom je hier doen?
‘Ik merkte meteen aan haar lichaamstaal en stemverheffing dat het een pittig gesprek was. De energie ging omhoog. Mijn moeder heeft gezegd dat haar opa uit het dorp komt, en daarna zijn we naar boven gegaan naar een uitzichtpunt. Makkelijk om te vinden, daar hangt altijd een Turkse vlag. Even later nodigde diezelfde groep ons uit om een kop koffie te drinken. Gewoon op straat, weet je wel, voor hun deur. Ik ben wel blij dat we dat gesprek hebben kunnen voeren.’
En werd het gevoelig?
‘Het interessante was, de mannen nodigden ons uit. Maar er zaten ook vrouwen bij en we begonnen met hen te praten. Ik weet niet waarom, maar er was een groot genderverschil in hoe mensen reageerden.’
Wat bedoel je?
‘Ik vond de mannen heel onbeschoft. Mijn moeder heeft gezegd waar het op staat en het verhaal van mijn overgrootvader verteld. Hij was zeventien tijdens de Balkanoorlogen [die begonnen in 1912 en zouden uiteindelijk uitmonden in de Eerste Wereldoorlog]. Zijn broer was opgeroepen voor het leger maar die had net een baby gekregen. Toen heeft mijn overgrootvader gezegd: ‘Ik ga in jouw plaats, want jij moet je kind zien opgroeien.’ Hij is toen onder zijn naam het leger ingegaan. Bij het Dardanellenoffensief in 1915 raakte hij gewond aan zijn voet. Hij wilde terug naar zijn dorp om daar te herstellen. Zijn kolonel, die hem wel mocht omdat hij een goede sergeant was, heeft tegen hem gezegd: ‘Ga niet terug, er is niks voor jou daar.’ Hij gaf hem een adres in Istanbul. Daar begon hij opnieuw met zijn leven, onder een Turkse achternaam. Die naam heeft mijn moeder nog steeds.’
Heftig.
‘Het enige wat hij nog had, was een laatste brief van zijn moeder. Daarin stond het volgende: ‘Er zijn mannen met wapens, we weten niet waar ze ons naartoe brengen. Als je ons mist, kijk dan naar de wolken, dat zijn de brieven die we sturen.’ Wat ik hoorde over mijn overgrootvader is dat hij vaak in Istanbul voor de deur zat en naar de wolken keek. Met tranen in zijn ogen.’
Hoe reageerden die oude Turkse mannen op dit verhaal?
Hun reactie was: ‘Ja, maar de Armenen waren bandieten, ze hebben het over zichzelf afgeroepen.’ Ze vertelden ook een bizar verhaal over de reden waarom een groot deel van het dorp was afgebrand. Zogenaamd probeerden ze met vuur een bijenplaag te verdrijven. En toen, oeps, was het halve dorp weg. Het boeiende is dat de vrouwen heel anders reageerden, met veel meer begrip en een luisterend oor. Zij hadden Griekse roots. Blijkbaar geldt dat voor de meeste bewoners daar. Zij komen uit families die gedwongen uit Griekenland zijn gedeporteerd. Dat gebeurde rond 1923, toen Atatürk en de Grieken akkoord waren over een gigantische bevolkingsuitruil. De Grieken wilden van hun moslims af en de Turken van hun christenen. De mensen zelf hadden daar niets over te zeggen, ook al woonden ze vaak al generaties lang in Turkije of Griekenland.
‘Het enige wat hij nog had, was een laatste brief van zijn moeder’
Een van de vrouwen vertelde dat haar grootouders midden in de nacht werden opgehaald. Ze hadden niet eens tijd om spullen te pakken. Sommigen mensen die op de boot naar Turkije overleden, werden overboord gegooid. Die gebeurtenissen waren geen genocide, maar zorgen wel voor wederzijds begrip. Voor ons was dat contact heel waardevol. Het was een opluchting dat het niet de nazaten van onze moordenaars waren die in het dorp wonen. En ja, die mannen papagaaien gewoon wat ze ooit van hogerhand, van de staat of op tv, hebben gehoord.’
Heb je gevonden waar je naar zocht?
‘Het ging mij om verbinding met mijn wortels. Dat is gelukt, voor zover dat kan met zo’n verleden. We hebben ook andere gebieden bezocht met overblijfselen van de Armeense cultuur, maar ook van de Grieken en de Assyriërs, in de steden Urfa, Portasar, Mardin en op andere plekken. Dat vond ik ook moeilijk. De autorit van Zeytun naar Urfa duurde zo lang. Dan ga je automatisch denken aan de Armeniërs die diezelfde route in 1915 in de verschroeiende hitte moesten lopen in dodenmarsen. Dat zorgde voor heftige emoties. Zeker bij mijn moeder, die mijn overgrootvader heeft gekend, en een halve dag onwel is geworden door die gedachte. Ook bij mijn vader was het trouwens merkbaar. Tijdens zo’n reis proef en voel je de geschiedenis van je volk. Die ervaringen gaan dieper in je lichaam en geest zitten.’
Ga je nog een keer terug?
‘Ja, sterker nog, ik wist eigenlijk meteen toen ik daar was: ik wil hier wonen. Dat is mooi, maar als je wat langer over die gedachte nadenkt, dan sluipt het ongemakkelijke gevoel er weer in en kom je tot de conclusie dat dat heel moeilijk ligt.’
Armeniërs die willen terugkeren, dat ligt politiek gevoelig inderdaad.
‘Ja, in Turkije wordt de genocide niet erkend. Er is zelfs actieve ontkenning. Dat is best heftig, want je voelt je daardoor constant onveilig, ondanks alle Armeense schooltjes in Istanbul. De geschiedenis bespreken zoals wij nu doen, dat kan daar niet. Toen we de oude school van mijn moeder bezochten, zagen we in elk klaslokaal een portret van Atatürk hangen. Dat is verplicht, vertelden ze dan. Pijnlijk. Atatürk was weliswaar niet direct betrokken bij de Armeense genocide – hij vocht toen aan het front, net als mijn overgrootvader – maar hij was wel lid van de Jonge Turken die de genocide uitvoerden. Hij nam daarna genocideplegers op in zijn regering en zorgde ervoor dat Armeense vluchtelingen nooit konden terugkeren. En dan hebben we het nog niet gehad over de deportatie van de Grieken door Atatürk, zijn harde onderdrukking van de Koerden, de militaire dictatuur, enzovoort. Toen we de oude Armeense lerares van mijn moeder tegenkwamen, en ze hoorde dat mijn broer en ik activisten en journalisten zijn, schudde ze direct haar hoofd. ‘Niet hier’, zei ze. Dat is gewoon heel jammer.
‘De geschiedenis bespreken zoals wij nu doen, dat kan daar niet’
Ik moet ook benadrukken, politiek is het ingewikkeld, maar je van mens tot mens verbinden met de lokale bevolking, dat was makkelijk. Alle Turken en Koerden die we hebben ontmoet waren heel gastvrij. Ook in het aardbevingsgebied. Ondanks dat zoveel mensen bijna alles hadden verloren. Velen vertelden ook over de Armeense vrienden die ze vroeger hadden. Soms was er zelfs een uiting van verlies of verdriet dat ons volk is verdwenen. Waarom dat was gebeurd, ja dat lag moeilijker. Dan werd er vaak iets diplomatieks gezegd van: ‘Ik weet het niet.’ Of ze haalden hun schouders op en antwoordden: ‘Politiek.’
Wat zou je willen doen om dat te veranderen?
‘Pfff, ik moet het allemaal een beetje laten bezinken. Maar er is wel een zaadje bij mij geplant. Ik weet nog niet precies wat ik ermee ga doen, maar dat komt nog wel.’
Dit artikel verscheen eerder in de Kanttekening op 10 oktober 2023.
Emeritus hoogleraar Gloria Wekker is een van de auteurs van feminisme-klassieker Caleidoscopische visies. ‘Witte mensen denken dat neutraliteit samenhangt met het christendom of agnostisch zijn.’
De heruitgave van Caleidoscopische visies (2001) werd vorige maand groots gevierd. In cultuurcentrum de Tolhuistuin in Amsterdam stonden bekende auteurs van deze klassieker opnieuw op het podium. Nancy Jouwe, Halleh Ghorasi en Gloria Wekker. Ze schreven mee aan de bundel die in 2001 baanbrekend was. De uitsluiting van zwarte, migranten- en vluchtelingenvrouwen werd voor het eerst besproken en geanalyseerd.
‘Een warm bad’, blikt Gloria Wekker terug door de telefoon. ‘Iedereen uit het wereldje was er.’ Wekker (Paramaribo 1950) is cultureel antropoloog en emeritus hoogleraar Gender Studies en een beroemdheid in de wereld van feministen en anti-discriminatieactivisten. Ze schreef onder meer de boeken Politics of Passion en Witte onschuld en leverde een bijdrage aan de geruchtmakende bundel Dutch Racism. Zij beargumenteert onder meer dat racisme volop aanwezig is in de samenleving, terwijl dat tegelijkertijd heel lang is ontkend. Ook was ze een van de eersten die het begrip intersectionaliteit in ons land introduceerde. ‘Dat is’, zegt ze, ‘een buzzword geworden, maar veel mensen weten niet hoe het moet.’
Wat is intersectionaliteit?
‘Het begrip komt van de Amerikaanse wetenschapper Kimberlé Crenshaw. Het is een gelaagde, complexe manier van denken, die ingaat tegen wat ons aangeleerd is. We begrijpen de sociale werkelijkheid met ordeningsprincipes, zoals gender, etniciteit, ras, klasse en seksualiteit. We zien die categorieën als los van elkaar staande hokjes. Maar intersectionele denkers zeggen: die systemen beïnvloeden elkaar en we moeten ze dus ook in samenhang met elkaar analyseren.
‘Ik zit bijvoorbeeld bij de politie in een van hun raden van advies. Daar denken ze sinds mensenheugenis na over de vraag hoe ze de politie van iedereen kunnen worden. Hun eerste idee was: we gaan vrouwen aantrekken. In de praktijk waren dat witte vrouwen. Later bedachten ze: de samenleving is zo veranderd, er moeten ook meer mensen van kleur bij; dat bleken dan voornamelijk mannen te zijn. Maar dit blijven naast elkaar lopende trajecten, die niet in elkaar grijpen. Er wordt gedaan alsof alle vrouwen wit en alle mensen van kleur mannen zijn. Dat klopt natuurlijk niet.
‘Als man hoef je niet over je positie na te denken, want mannelijkheid is nu eenmaal dominant’
‘Deze manier van denken zit ook in wat we tegenwoordig diversiteit en inclusie noemen. Alsof ras/etniciteit en gender twee los van elkaar staande systemen zijn. Terwijl wij als intersectionele denkers zeggen: je moet ze samen nemen.’
Waarom denkt de politie op die manier?
‘Dat is niet alleen iets van de politie. We doen het allemaal; het wordt ons zo van jongs af aan geleerd. We hebben niet geleerd na te denken over wat dominante en wat ondergeschikte categorieën zijn. We doen heel graag alsof iedereen gelijk is in de samenleving. Maar dat is dus niet zo.’
Waarom werden de politievrouwen ‘wit’ en de personen van kleur ‘man’?
‘Het gaat hier over macht. Het is een kenmerk van privilege om te denken dat je als witte geen kleur hebt, terwijl die positie juist ontzettend veel macht heeft. En als man hoef je ook niet over je positie na te denken, want mannelijkheid is nu eenmaal dominant.
‘Er is nu gemor onder witte mannen die voelen dat ze hun plek in de samenleving kwijtraken. We zijn in een tijdperk aanbeland waarin hun macht niet meer vanzelfsprekend is. En degenen die de vanzelfsprekende macht hadden, die verzetten zich.’
Hoe doen ze dat?
‘Veel witte mannen voelen zich ongelukkig en vragen zich af wat er van hun rol en dominantie overblijft. Dit is ook waarom zoveel mensen rechts gestemd hebben. Ze verlangen terug naar de samenleving van vroeger, waarin de rollen helder verdeeld en dingen overzichtelijk waren. De rollen van de verschillende genders en mensen van kleur lagen vast. Dat is op losse schroeven komen te staan.’
Er lijkt ook een andere ontwikkeling gaande. Grote steden als Utrecht, Amsterdam en Arnhem staan buitengewone opsporingsambtenaren (boa’s) toe een hoofddoek te dragen. En ook binnen de politie klinken geluiden dat een agente met hoofddoek moet kunnen.
‘Ja, dat is een voorbeeld van de witte blik die langzaam van positie verandert. Maar deze ontwikkeling wordt tegelijkertijd aan allerlei kanten onderdrukt en ontkracht. Er is nog heel veel geloofsdiscriminatie en racisme.’
Een van de argumenten tegen het dragen van de hoofddoek is de neutraliteit van de politie. De hoofddoek zou daar afbreuk aan doen.
‘Mijn idee is dat hoogopgeleide witte mensen in een soort bubbel leven, dat blijkt ook uit recent onderzoek. Ze hebben geen diversiteit in hun omgeving, niet in hun vriendenkring of in hun familie. Zij zijn ervan overtuigd dat neutraliteit samenvalt met het christendom of met agnostisch zijn.
‘Veel mensen denken nog steeds dat de zogenaamde neutraliteit die we van deze ambtenaren vragen gewaarborgd wordt door het niet dragen van symbolen die naar een godsdienst verwijzen. Maar dat geldt dan weer niet voor christelijke symbolen. Al is dat laatste ook verboden. Die opvatting wordt in toenemende mate bevraagd door anderen, bijvoorbeeld door vrouwen die een hoofddoek willen dragen.
‘Als je nu nog niet snapt dat je als witte een kleur hebt, dan lijkt dat op niet-willen-weten’
‘Dat hele begrip neutraliteit wordt te pas en te onpas ingezet. Het is opnieuw een manier om macht uit te oefenen, om je gelijk te krijgen. Wie kan bezwaar maken tegen neutraliteit? Natuurlijk moet de politie neutraal zijn, in de zin van niet bevooroordeeld. Alleen: wie stelt vast wat neutraliteit is?
‘Een beter argument is trouw aan de grondwet. Daar wil je loyaal aan zijn. En in artikel 1 van die grondwet staat dat mensen niet gediscrimineerd mogen worden op grond van religie, geslacht, seksualiteit en noem maar op.’
Is die neutraliteitsopvatting ook een vorm van witte onschuld, zoals u dat noemt?
‘Ja, je gaat dan uit van het idee dat een wit persoon zonder hoofddoek neutraal is, maar dat is niet zo. Als je nu nog niet snapt dat je als witte een kleur hebt, waar doorgaans een bepaalde mate van macht aan is verbonden is, dan lijkt dat op niet-willen-weten. Dat valt ook onder witte onschuld, dat je als witte niet weet dat je een machtspositie hebt en dat ook niet wil weten. Dat laatste is wel belangrijk om eraan toe te voegen. Zo voorkom je self indulgence, zelfingenomenheid. Dus dat je jezelf gemakkelijk kunt vergeven. Dat wist ik nou eenmaal niet, zeggen ze dan. Maar hoe lang mag dat niet-weten nog doorgaan? Want je zou inmiddels beter kunnen weten.’
Begrijpt u feministen die tegen de hoofddoek zijn?
‘Nee, ik weet dat het er veel zijn maar begrijpen doe ik het niet. Ik denk dat zij vol vooroordelen zitten over wat een hoofddoek betekent. Het dominante narratief dat een hoofddoek onderdrukking betekent is door mannen bedacht. Als feministe moet je hier niet in mee gaan. Je ontneemt islamitische vrouwen die een hoofddoek dragen alle kracht en handelingsvrijheid. Terwijl zij mogen bepalen wat die hoofddoek voor hen betekent. Dat afnemen kan nooit de bedoeling zijn.’
Nancy Jouwe, Maayke Botman en Gloria Wekker, Caleidoscopische visies – De zwarte, migranten- en vluchtelingen vrouwenbeweging in Nederland, Mazirel Pers, 360 blz., €24,99.
Dit artikel is eerder verschenen in de Kanttekening op 17 april 2024.
De democratische rechtsstaat staat onder druk. Niet alleen in landen als Hongarije, India en Turkije, maar ook in Nederland, waar de regerende PVV van Geert Wilders lak heeft aan de fundamenten van onze rechtsstaat. Bijlezen deze zomer? Kijk dan naar deze boeken over de democratische rechtsstaat.
Weerbare democratie
Cover Weerbare Democratie
In 2015 verdedigde Bastiaan Rijpkema, inmiddels professor, zijn veel geprezen proefschrift Weerbare democratie. Hierin gaat hij in op de vraag hoe je de democratie in het Westen kunt versterken en verdedigen. Hij gaat in op de Duits-Amerikaanse politicoloog Karl Loewenstein, die in de jaren dertig van de vorige eeuw nadacht over de vraag hoe je democratische waarden en structuren moest beschermen tegen antidemocratische krachten. Ook bespreekt Rijpkema in zijn proefschrift de Leidse rechtsgeleerde George van den Bergh, die in dezelfde tijd de theorie ontwierp over democratie als het enige zelfcorrigerende systeem.
Mag je antidemocratische partijen verbieden? Van den Bergh en Rijpkema vinden van wel. Partijen die de democratie willen opheffen als ze democratisch aan de macht komen vormen een levensgrote bedreiging voor de democratie, hoewel minder openlijk dan antidemocratische partijen en groeperingen die (terroristisch) geweld gebruiken.
Maar een partijverbod is een laatste redmiddel. Rijpkema blijft bovendien weg van de actualiteit en heeft nooit gepleit voor een verbod op FvD, de PVV of de SGP, hoewel hier – op grond van zijn betoog – zeker goede argumenten voor zijn. PVV en FvD willen de rechtsstaat om zeep helpen, de vrije pers en de wetenschap aan banden leggen. De SGP is een marginale partij, maar streeft wel een calvinistische theocratie na en wil – net als de PVV – de godsdienstvrijheid voor moslims afschaffen.
De voorbeelden van Hongarije, India en Turkije laten zien dat als een autoritaire populistische partij aan de macht komt dit slecht nieuws is voor de rechtsstaat (geen onafhankelijke rechters), de vrijheid van meningsuiting (geen onafhankelijke pers) en voor minderheden (die in de knel komen). A must read dus, voor het goede theoretische weerwerk tegen antidemocratische krachten.
Nineteen Eighty-Four van de Britse schrijver George Orwell is misschien wel de bekendste dystopische roman aller tijden. Het gaat over Winston –vernoemd naar Winston Churchill- – die een lage ambtenaar is. Zijn werk: de geschiedenis vervalsen, zodat het in lijn blijft met het officiële narratief van de staat. Ondertussen worden hij en andere mensen scherp in de gaten gehouden door Big Brother, het het fictieve gezicht van de totalitaire partij.
Orwell komt met heel interessante inzichten, die nog steeds heel actueel zijn. De bekendste is Big Brother, de surveillancestaat. Totalitaire regimes observeren hun onderdanen nauwlettend, maar democratieën kunnen soms ook te ver gaan om de democratie te beschermen. Denk hierbij aan onderzoeksbureau NTA, dat in opdracht van verschillende Nederlandse gemeenten jarenlang illegaal moskeeën bespioneerde.
Het belangrijkste concept in Nineteen Eighty-Four is echter dubbeldenk, dat twee tegengestelde beweringen tegelijkertijd waar kunnen zijn. Dubbeldenk leidt echter niet tot cognitieve dissonantie, omdat de tegenstrijdige ideeën geen conflict in de geest veroorzaken. De bekendste leuzen van Oceanië zijn: oorlog is vrede, vrijheid is slavernij, onwetendheid is kracht.
Dictaturen kunnen niet zonder dubbeldenk. Ze willen dat het volk gelooft dat de partij het beste met de mensen voorheeft, maar ook dat mensen keihard worden gestraft als ze de ideologie van de staat ter discussie stellen. In het boek wordt Winston gemarteld door het Ministerie van Liefde. Dubbeldenk is als je je verstand uitschakelt, blind achter een totalitaire collectivistische ideologie aanloopt en niet door hebt dat je voor de gek
wordt gehouden.
Boeiend is ook hoe de partij de massa manipuleert met de ’twee-minuten haatsessies. Mensen kunnen in twee minuten hun emoties de vrije loop laten. Deze zijn uiteraard niet tegen de heerschappij van de partij gericht maar tegen de denkbeeldige vijand, die tot zondebok is gemaakt. Dé grote vijand in het boek is Emmanuel Goldstein. Hij is gebaseerd op de Joods-Russische communistische voorman Leon Trotski, de aartsvijand van de Russische leider Jozef Stalin. Het idee van een ultieme vijand die overal voor verantwoordelijk is is echter universeel. Zo kun je hem ook terugvinden in George Soros, de grote vijand van de Hongaarse premier Viktor Orbán en Fethullah Gülen, de aartsvijand van de Turkse president Recep Tayyip Erdogan.
George Orwell, Nineteen Eighty-Four. 256 blz., €6,91.
Geschichte eines Deutschen
Cover Geschichte eines Deutschen
De Duitse Weimarrepubliek (1918-1933) is hét schoolvoorbeeld van een democratie die ten onder ging, en werd vervangen door een totalitaire staat. Over de Weimarrepubliek en haar val zijn boekenkasten vol geschreven. Recent nog het fantastische boek Het Weimar-experiment van wijlen Frits Boterman, waar onze columnist Thomas von der Dunk een prachtige recensie over schreef. Het beste boek vind ik echter Geschichte eines Deutschen. Die Erinnerungen 1914–1933 van Sebastian Haffner (1907-1999). Haffner beschrijft in dit postuum gepubliceerde boek de Spartakistenopstand in Berlijn, de harde Vrede van Versailles, de hyperinflatie van 1923 en de economische en politieke crisis waarin Duitsland na 1929 verzeild raakte, waardoor Adolf Hitler de macht kon grijpen.
Haffner was een jurist, maar realiseerde zich na de machtsovername van Hitler dat daar zijn toekomst niet lag. De nazi’s maakten recht namelijk ondergeschikt aan macht. Veel mensen pasten zich aan de veranderende omstandigheden aan. Zij lieten zich gelijkschakelen en accepteerden de nieuwe koers die Duitsland was ingeslagen. Tijdens een uitje zei een gelijkgeschakelde jurist dat het hem niet kon schelen of Marinus van der Lubbe onschuldig was of niet aan de Rijksdagbrand. Het was in het belang van de staat dat hij schuldig zou worden bevonden. Een hoofd meer of minder onder de guillotine maakte voor hem niet uit.
Voor Haffner was dit een belangrijk moment: hij besloot journalist te worden. Uiteraard kon hij niet kritisch over Hitler en de nazi’s schrijven zolang hij in Duitsland bleef wonen, daarom schreef hij maar over vrouwenmode, een a-politiek onderwerp. Positieve stukken over de nazi’s of negatieve stukken over de Joden schreef hij niet, omdat hij zich niet wilde compromitteren. Na enkele jaren van nazidictatuur slaagde hij er in 1938 in om met zijn Joodse vriendin naar het Verenigd Koninkrijk te vluchten. Haffner ging schrijven voor The Observer, de krant waarvoor Orwell die jaren ook werkte. Om zijn familie in Duitsland niet in gevaar te brengen koos Haffner voor de nom de plume Sebastian Haffner. Tot die tijd heette hij nog Raimond Pretzel.
In Exil en daarna in West-Duitsland bracht Haffner een boel boeiende boeken uit, waaronder Anmerkungen zu Hitler (Kanttekeningen bij Hitler), Germany: Jekyll & Hyde (Duitsland 1939: Jekyll & Hyde), Die sieben Todsünden des Deutschen Reiches im Ersten Weltkrieg (De zeven doodzonden van Duitsland tijdens de Tweede Wereldoorlog) en een biografie over zijn grote held Winston Churchill. Haffners stijl is kort en bondig, hij maakt scherpe observaties en slimme analyses die niet onderdoen voor het wetenschappelijk oordeel van historici. Zijn postuum uitgegeven autobiografie, die hij in de jaren dertig in het VK schreef, is echter met stip zijn beste en indringendste boek.
Sebastian Haffner, Geschichte eines Deutschen. 432 blz., €14,99.
Wat doe je als je hoort dat een familielid zonder eten of drinken op de vlucht is en niet verder komt? Het overkwam Abdulaal en Martine. In september vorig jaar stapten ze in de auto naar Letland, om Mabroka te redden van de dood. Nu hangt er een gevangenisstraf boven hun hoofd van twee tot acht jaar. Voor mensensmokkel.
Abdulaal woont zeven jaar in Nederland, Martine haar hele leven. Mabroka is het zusje van Abdulaal. Ze bleef achter in Soedan toen de rest van de familie naar Nederland kwam, tot aan vorig jaar. Vanwege de toenemende crisis, politieke vervolging en een slecht huwelijk wilde ook zij naar Nederland komen. Hiervoor koos ze de koude, onontbeerlijke route door Rusland, Wit-Rusland en de Baltische staten. Dit ging op het nippertje goed, dankzij haar broer en zijn vriendin. Maar waar het voor Mabroka goed afliep, staat de wereld van Abdulaal en Martine op zijn kop.
Het stel is inmiddels op borgtocht vrij en terug in Nederland, waar ze zich voorbereiden op de rechtszaak. Via een online verbinding vertellen ze wat hen is overkomen. Mabroka houden ze liever buiten beeld, die heeft genoeg meegemaakt. ‘Het is net een baan naast een baan’, verzucht Martine. ‘Ik heb vandaag een thuiswerkdag, maar ik ben vooral bezig met de rechtszaak. We moeten nu een getuigenlijst aanleveren.’
In september kreeg Abdulaal verontrustende berichten van zijn zusje. Ze was net de grens overgestoken van Wit-Rusland naar Letland met een groep andere vluchtelingen. Hiervoor had ze een mensensmokkelaar betaald. Die had haar van tevoren verteld dat ze twee uur moesten lopen als ze de Europese grens over waren, daarna zouden ze worden opgehaald. Maar dit werden vijf dagen en niemand haalde hen op.
‘Ze hadden bijna geen eten of drinken en geen onderdak onderweg. Op een gegeven moment kwamen ze bij een verlaten boerderij in Letland, waar ze wat rotte aardappelen vonden. Mabroka hield gedurende de reis contact, maar kon haar locatie niet delen. Dit hadden de smokkelaars uitgezet of vergrendeld op haar telefoon’, vertelt Abdulaal.
‘We hoorden dat er in dezelfde regio lichamen waren gevonden van migranten’
‘Er was wel contact met de smokkelaars, maar die vroegen steeds meer geld en er gebeurde niets. We hadden al 3000 euro overgemaakt. Ondertussen werd het steeds kouder. We hoorden dat er in dezelfde regio lichamen waren gevonden van migranten. Toen besloten we dat we er naartoe moesten gaan’, vertelt Martine.
Het lukte Mabroka haar locatie te delen met de telefoon van een van de smokkelaars, waarna ze het bericht direct weer weg haalde. Abdulaal en Martine vlogen naar Litouwen en huurden daar een auto. De volgende ochtend reden ze naar de locatie die met hen was gedeeld.
Verlaten boerderij
‘Ik was doodsbang, ik durfde niet eens de auto uit’, zegt Martine. ‘Ik dacht, we nemen Mabroka mee en rijden daarna heel snel hier weg. Maar toen Abdulaal de boerderij inliep, schrok hij van wat hij aantrof. Mabroka, huilend en opgelucht bij het weerzien van haar broer, maar bij haar een zwangere vrouw en nog drie anderen, allemaal uitgeput. De zwangere vrouw vertelde dat ze bloedingen had. Alleen Mabroka kon nog lopen. ‘We hadden onderweg eten gekocht, maar niet veel. We lieten het achter bij deze mensen, maar wisten dat het niet genoeg was. We wisten dat deze mensen dood zouden gaan als we ze achterlieten’, vertelt Abdulaal.
‘We wisten dat deze mensen dood zouden gaan als we ze achterlieten’
Ze namen een snelle beslissing. Ze namen, naast Mabroka, de zwangere vrouw en nog een persoon mee in de auto en reden naar Litouwen. Eenmaal aangekomen reden ze weer terug, midden in de nacht om de twee mensen die waren achtergebleven te halen. Martine slaakt een zucht. ‘We dachten niet echt na die avond. Het enige dat we dachten was: we moeten deze mensen in veiligheid brengen. Dus we haalden hen op. En toen werden we aangehouden.’
De politie vroeg de migranten in de auto of Abdulaal en Martine mensensmokkelaars waren en dus geld hadden verdiend aan deze actie. Als ze dit zouden bekennen, dan mochten ze asiel aanvragen in Letland. Iets waar ze volgens Europese wetgeving sowieso recht op hadden. Zo niet, dan werden ze teruggestuurd naar Wit-Rusland. ‘Het laatste gebeurde. Maar we worden evengoed vervolgd’, vertelt Martine.
Verdediging
Het lijkt op een script van een thriller, maar het is de realiteit waarin Abdulaal en Martine sinds die avond leven. Martine kwam na twee dagen vrij op borg, maar Abdulaal pas anderhalve maand later. Mabroka, die haar reis naar Europa vervolgde, was eerder in Nederland dan haar broer. ‘Ik had een advocaat gekregen vanuit Nederland, en we dachten dat dit de advocaat voor ons allebei was. Ze bleek maar een persoon te verdedigen en dat werd ik’, zegt Martine.
‘Abdulaal en Martine worden verdacht van mensensmokkel. Ze hebben vluchtelingen over de grens geholpen’
In de gevangenis kreeg Abdulaal te maken met institutioneel racisme. Hij kreeg een advocaat van de staat, maar niet dezelfde mogelijkheden als Martine. Waar Martine een borg betaalde van 6.200, moest Abdulaal 30.000 euro betalen. Dit werd hem pas na zes weken aangeboden. ‘We zijn beiden Nederlands en we zaten daar vast voor hetzelfde’, merkt Martine op.
Inmiddels worden ze allebei bijgestaan door dezelfde advocaat. Vanuit Nederland is dat Frederieke Dölle, advocaat bij Prakken d’Olivera. Ze geeft het stel advies, maar omdat de rechtszaak voorkomt in Letland, wordt de zaak verdedigd door een lokale advocaat. ‘Abdulaal en Martine worden verdacht van mensensmokkel. Ze hebben vluchtelingen over de grens geholpen. Daarbij maakt het niet zo veel uit of ze alleen familie of ook anderen hielpen’, legt Dölle uit.
In Europa gelden regels die het faciliteren van migranten bij hun vluchtroute strafbaar stellen. Deze regels staan in de Facilitator Package, Europese regelgeving met als doel om mensensmokkel tegen te gaan. EU-landen geven elk hun eigen invulling aan deze regels. ‘In Letland zijn de regels wat betreft mensensmokkel vrij streng’, zegt Dölle. ‘De aanklager heeft aangegeven een gevangenisstraf van twee tot acht jaar te zullen eisen. Ik weet natuurlijk niet wat de kansen zijn dat ze vrij worden gesproken, maar als er voldoende bewijs ligt is een gevangenisstraf dus een reële mogelijkheid.’
Hulp of misdaad?
De zaak van Martine en Abdulaal is niet uniek. In Letland staat momenteel nog een andere hulpverlener die mensen op de vlucht hielp terecht voor mensensmokkel. In januari 2021 werden in Italië 21 mensen, een scheepvaartmaatschappij en twee ngo’s beschuldigd van het faciliteren van ongeautoriseerde migratie. Deze zaak is nu geseponeerd wegens onvoldoende bewijs.
‘Hoewel de wetgeving is bedoeld om te voorkomen dat mensen met slechte bedoelingen geld verdienen aan mensensmokkel, kan het inmiddels ook strafbaar zijn als je met goede bedoelingen vluchtelingen de grens helpt oversteken’, zegt Dölle. ‘Dit is vooral aan de orde in landen aan de rand van Europa, die te kampen hebben met grote migratiestromen. In Letland zijn de regels vermoedelijk strenger geworden vanwege de grote toename van vluchtelingen uit Wit-Rusland.’
‘De hoop bij dit soort zaken is dat er onderscheid wordt gemaakt tussen hulpverleners en mensen met slechte bedoelingen’
Ook in Nederland komen soortgelijke zaken voor, vertelt de advocate. ‘Ook hier zijn mensen die eigenhandig proberen hun gezin naar Nederland te helpen. De richtlijn voor mensensmokkel is drie maanden gevangenisstraf per gesmokkelde. Maar hier wordt meestal wel gekeken naar de intentie van de persoon. Mensen die vluchtelingen op humanitaire gronden helpen worden bijna nooit tot een gevangenisstraf veroordeeld. In een aantal zaken werden verdachten wel veroordeeld, maar werd de straf voorwaardelijk opgelegd.’
De hoop bij dit soort zaken is dat er onderscheid wordt gemaakt tussen hulpverleners en mensen met slechte bedoelingen, legt ze uit. ‘Had de verdachte echt geen keuze? Waren de mensen die ze hielpen in levensgevaar? Dan zou dat ertoe kunnen leiden dat dit soort acties niet strafbaar zijn. Humanitaire hulpverleners zijn immers niet de doelgroep van deze wet.’
Menselijk handelen
Het zijn vragen waarover Abdulaal en Martine niet lang na hoeven te denken. ‘Zelfs al had ik geweten dat wat ik deed strafbaar kon zijn; als je een persoon ziet die sterft van de honger, dan geef je hem een stuk brood. Dan handel je vanuit je menselijkheid’, zegt Abdulaal. Er komt een berichtje binnen. Het is de vrouw die zwanger was, ze stuurt hem een foto van haar pasgeboren baby. De vrouw is nu in Frankrijk en het gaat goed met haar, vertelt hij.
‘Ze hebben het naar Europa gered’
Ook met de rest van de groep die ze in september aantroffen gaat het goed. De twee migranten die terug werden gestuurd naar Wit-Rusland zijn inmiddels in respectievelijk Duitsland en Polen, ze hebben het naar Europa gered. ‘Mabroka zit in een asielprocedure’, vertelt haar broer. ‘Ze woont in een acz, maar mag haar familie opzoeken. Dat doet ons allemaal goed.’
Maar voor hem en Martine zijn het spannende tijden. ‘Het gaat wel, maar als ik er echt over nadenk dan vind ik het wel erg spannend’, zegt Martine. Ik besef me dan wat er eigenlijk kan gebeuren.’ Ze zitten daarom niet stil. Er staat een petitie online om aandacht te vragen voor de zaak en het is reeds bekend bij Nederlandse politici. ‘Er zijn zelfs Kamervragen over gesteld’, zegt Martine. ‘En morgen belt the Guardian. Die schrijven er ook een stuk over.’
Dit artikel verscheen eerder in de Kanttekening op 19 april 2024.
Hoeveel aandacht was er de afgelopen jaren voor discriminatie en racisme in Nederlandse kranten? En nam deze aandacht toe na gebeurtenissen als de aanval van 7 oktober in Israël of de Black Lives Matter-protesten?
Het archief van LexisNexis laat zien hoe een aantal van deze begrippen de afgelopen jaren gebruikt werd in vijf landelijke kranten: de Telegraaf, NRC, de Volkskrant, Trouw en AD. In dit artikel wordt in het bijzonder gekeken naar de begrippen ‘discriminatie’ en ‘racisme’ en naar vijf gronden van discriminatie: ‘seksisme’, ‘homofobie’, ‘moslimhaat’, ‘anti-zwart racisme’ en ‘antisemitisme’. Bij deze vijf gronden is ook gekeken naar alternatieve omschrijvingen.
Discriminatie en racisme
In de periode van 2000 tot 2023 verschenen in de vijf kranten gezamenlijk jaarlijks tussen de 800 en 1400 berichten waarin het woord ‘discriminatie’ werd gebruikt. De piek was in 2020, het jaar van de Black Lives Matter-protesten. In vergelijking met dit recordjaar daalde het aantal in 2022 met ongeveer 16 procent. De meeste artikelen over discriminatie waren te vinden in Trouw, gevolgd door NRC en de Volkskrant. De Telegraaf en AD publiceerden aanzienlijk minder berichten over dit onderwerp.
Wat betreft berichtgeving over ‘racisme’: tot 2012 was er sprake van circa 500 artikelen per jaar in de vijf kranten. Een toename was merkbaar vanaf 2013, aanvankelijk vanwege de Zwarte Piet-discussie. In 2018 werd er voor het eerst meer over racisme dan over discriminatie geschreven. De berichtgeving over Black Lives Matter, slavernijverleden en institutioneel racisme zorgde in 2020 voor een recordaantal van meer dan 2600 artikelen. Dit aantal halveerde in 2023 bijna, naar ruim 1300 artikelen. De meeste artikelen over racisme verschenen in NRC, gevolgd door de Volkskrant en Trouw. De lezers van deze drie kranten krijgen per jaar gemiddeld twee keer zo veel artikelen over racisme te lezen dan de lezers van de Telegraaf en het AD.
Specifieke gronden van discriminatie
Als we kijken naar enkele specifieke gronden van discriminatie, dan is ‘antisemitisme’ of ‘Jodenhaat’ (rode lijn in onderstaande grafiek) de discriminatiegrond die doorgaans het vaakst wordt vermeld, in 200 tot 500 artikelen per jaar. Uitschieters waren de jaren 2014 en 2023. In beide jaren kwam dit door het oplaaien van het conflict tussen Israël en Hamas en een toename van antisemitische incidenten. In 2023 bijvoorbeeld verscheen 60 procent van de artikelen over antisemitisme na 7 oktober.
In NRC verschenen de meeste artikelen over antisemitisme, op de voet gevolgd door Trouw en de Volkskrant. In de Telegraaf en vooral het AD verschenen doorgaans veel minder artikelen over antisemitisme. Uitzondering hierop vormden de laatste maanden van 2023. Tussen 7 oktober en 31 december verschenen er in de Telegraaf iets meer artikelen over antisemitisme dan in Trouw, NRC en de Volkskrant. De Telegraaf publiceerde ruim 70 procent van de artikelen over antisemitisme na 7 oktober.
‘Seksisme’ (inclusief alternatieve omschrijvingen als vrouwenhaat en misogynie) kreeg vooral vanaf 2016 meer aandacht, mede dankzij het #MeToo-tijdperk en in 2021 en 2022 door berichtgeving over grensoverschrijdend seksistisch gedrag. De Volkskrant en NRC publiceerden hierover ongeveer anderhalf keer vaker dan Trouw, en zelfs vijf tot zes keer vaker dan de Telegraaf en het AD.
Veel minder aandacht was er in de kranten voor ‘homofobie’ (homohaat, lhbt-discriminatie) en ‘moslimhaat’ (islamofobie, moslimdiscriminatie). Over beide onderwerpen werd sinds het begin van deze eeuw wel geleidelijk aan meer geschreven.
De Telegraaf wijdde in 2023 meer artikelen aan woke dan aan discriminatie of racisme
De meeste artikelen over homofobie verschenen in 2022. Aanleiding vormden onder andere de OneLove-actie van de KNVB, homorechten in Qatar waar het WK voetbal plaatsvond en de weigering van Amsterdamse moskeeën om een lhbt-verklaring van burgemeester Halsema te ondertekenen. De Volkskrant publiceerde jaarlijks de meeste artikelen over homofobie, op enige afstand gevolgd door NRC en Trouw. Op ruime afstand volgden de Telegraaf en het AD.
De meeste aandacht voor moslimhaat was er rond 2015, vooral naar aanleiding van een toename van het aantal haatincidenten tegen moslims na de komst van vluchtelingen en terroristische aanslagen in onder andere Parijs. De oorlog tussen Israël en Hamas leidde na 7 oktober vorig jaar tot een toename van het aantal berichten over moslimhaat. De helft van het totaal aantal artikelen over moslimhaat verscheen na 7 oktober. Het is opvallend dat een groot deel van de artikelen over ‘islamofobie’ niet zozeer over discriminatie ging, maar relatief vaak over het gebruik van het begrip islamofobie zelf. Ook voor dit onderwerp geldt dat NRC, de Volkskrant en Trouw er veel vaker over publiceerden dan de Telegraaf en het AD.
De aandacht van de afgelopen jaren voor racisme en Black Lives Matters leidde amper tot artikelen over specifiek anti-zwart racisme (afrofobie). Het aantal artikelen over deze vorm van discriminatie kwam jaarlijks amper boven de tien.
Woke
Tot slot nog even over ‘woke’, dat vaak wordt omschreven als: ‘alert op mogelijke maatschappelijke misstanden, zoals racisme en discriminatie´. Nadat Black Lives Matter racisme op de kaart had gezet, ontstond er vanuit de Verenigde Staten in 2020 een tegenbeweging van mensen die zich afzetten tegen ‘woke’ of het ‘wokisme’. Deze anti-woke-beweging varieert van mensen die zich storen aan in hun ogen overdreven politieke correctheid, cancel culture en identiteitspolitiek tot aan een (uiterst) conservatieve tegenbeweging, die zich keert tegen diversiteit, inclusie, transrechten, homoseksualiteit, seksuele voorlichting, abortus en aandacht voor verschillende vormen van sociale onrechtvaardigheid.
Dat de discussie over ‘woke’ in 2020 ook Nederland bereikte is te zien aan een forse toename dat jaar van het aantal artikelen over ‘woke’. Sinds 2021 verschijnen er jaarlijks (veel) meer publicaties over ‘woke’ dan over antisemitisme, seksisme, homofobie, moslimhaat of anti-zwart racisme. De Volkskrant publiceerde de meeste artikelen over woke, net iets meer dan de Telegraaf, Trouw en NRC. Het AD publiceert ook over dit onderwerp verreweg het minst aantal artikelen. De Telegraaf wijdde als enige krant in 2023 meer artikelen aan ‘woke’ dan aan ‘discriminatie’ of ‘racisme’.
Relativering
De betekenis van al deze cijfers moet gerelativeerd worden. Ze vertellen iets over het aantal artikelen waarin bepaalde begrippen voorkomen in vijf grote Nederlandse kranten en geven een indicatie voor de aandacht die redacties aan een onderwerp geven. Zonder zicht op het totaal aantal artikelen dat in de afzonderlijke kranten verschijnt, is het niet bekend welk aandeel van de berichtgeving wordt besteed aan racisme, (enkele gronden van) discriminatie en woke.
Wat verder onderzocht kan worden is hoe er over deze begrippen wordt geschreven. Hoe wordt bijvoorbeeld ‘woke’ gedefinieerd – ook in relatie tot verschillende gronden van discriminatie? In hoeverre worden bepaalde gronden van discriminatie geproblematiseerd of juist gebagatelliseerd? Gaat het om nieuwsberichten, opinieartikelen of bijdragen van vooral een aantal columnisten? Hoe is de verhouding tussen binnenlands en buitenlands nieuws over deze onderwerpen? In hoeverre vertellen deze cijfers iets over de ervaren omvang van een maatschappelijk probleem of het aantal incidenten? Dit zijn allemaal vragen voor verder onderzoek.
Dit artikel verscheen eerder in de Kanttekening op 9 januari 2024.
Onze site gebruikt cookies en vergelijkbare technologieën onder andere om u een optimale gebruikerservaring te bieden. Ook kunnen we hierdoor het gedrag van bezoekers vastleggen en analyseren en daardoor onze website verbeteren.
Deze website gebruikt cookies om uw gebruikservaring op deze website te verbeteren. Van deze cookies worden cookies aangemerkt als "Noodzakelijk" in uw browser bewaard, deze cookies zijn essentieel voor het functioneren van de website. Bijvoorbeeld het opslaan van uw keuze of u wel of geen cookies wilt hebben. Wij maken ook gebruik van cookies van derde partijen die ons helpen met het analyseren en begrijpen van de gebruik van deze website door u. Deze cookies worden alleen gebruikt als u daar toestemming toe geeft. U heeft ook de mogelijkheid om uzelf uit te sluiten voor deze cookies. Dit zal echter effect hebben op uw gebruikerservaring.
Noodzakelijke cookies zijn absoluut nodig voor het functioneren van de website. De cookies in deze categorie zorgen alleen voor de veiligheid en het functioneren van deze website . Deze cookies bewaren geen persoonlijke gegevens
Deze cookies zijn niet strict noodzakelijk, maar ze helpen de Kanttekening een beter beeld te krijgen van de gebruikers die langskomen en ons aan te passen aan de behoeftes van onze lezers. Hiervoor gebruiken wij tracking cookies. Bij het embedden van elementen vanuit andere websites zullen er door deze sites ook cookies worden gebruikt.