19.1 C
Amsterdam
Home Blog Pagina 291

Autoriteit Persoonsgegevens neemt fraudeonderzoek DUO onder de loep

0

De Autoriteit Persoonsgegevens doet onderzoek naar studiefinancier DUO. Dit volgt op het nieuws dat studenten met een migratieachtergrond vaker dan anderen te maken krijgen met controles op de basisbeurs voor uitwonenden. Zo meldt het universiteitsblad Ad Valvas (VU).

Minister Robbert Dijkgraaf (Onderwijs) vindt het een ‘bijzonder verontrustend signaal’ dat de opsporing van fraude met de basisbeurs voornamelijk studenten met een migratieachtergrond treft, staat in een brief aan de Tweede Kamer. Volgens de minister wordt in het onderzoek van de Autoriteit Persoonsgegevens, een onafhankelijke toezichthouder die de bescherming van persoonsgegevens in de gaten houdt, ‘volledige medewerking verleend’ door DUO.

Studenten krijgen een hogere basisbeurs als ze uitwonend zijn. Het scheelt ongeveer tweeduizend euro per jaar. Sommige studenten doen daarom alsof ze niet meer bij hun ouders wonen. Met huisbezoeken en buurtonderzoeken wil DUO dat checken. Maar uit onderzoek van het HOP, Investico en NOSop3 bleek dat studenten met een migratieachtergrond veel vaker dan anderen in het vizier komen. Bovendien leek DUO daar niet of nauwelijks op te reflecteren.

DUO gaat de eigen praktijk ook zelf doorlichten, schrijft Dijkgraaf. Het gaat onder meer om de gebruikte data en het controlesysteem. Ook de menselijke beoordeling in het proces wordt onder de loep genomen.

NBA-basketballer Enes Freedom: ‘Turkije manipuleert Interpol om mij te arresteren’

0

Basketballer Enes Kanter Freedom neemt geen blad voor de mond. Hij is kritisch over mensenrechtenschendingen in Turkije en China. Met grote gevolgen: de Turkse regering zette een prijs op zijn hoofd, trok zijn Turkse paspoort in en probeerde hem te ontvoeren. Zijn Turkse familie heeft hij al bijna tien jaar niet gezien. En ook in de Amerikaanse basketbalcompetitie NBA zit hij al twee jaar zonder club.

De basketballer is 31, woont in de Verenigde Staten en nam daar de naam ‘Freedom’ aan. Hij speelde in de meest prestigieuze basketbalcompetitie ter wereld, maar zijn carrière zit in het slop. Dat komt volgens hem doordat hij opkomt voor de rechten van de Oeigoeren, een Turks-islamitische minderheid in China die in concentratiekampen vastzitten. ‘Er zijn veel lucratieve contracten tussen de NBA en China, dus de basketbalbond legt iedereen die zich uitspreekt tegen de Chinese regering het zwijgen op’, aldus Freedom

De Turkse overheid keerde zich tegen hem omdat hij banden heeft met de in Turkije verboden Gülenbeweging. Ook heeft Interpol zijn naam voorzien van een zogeheten ‘Red Notice’ wat volgens de Harvard International Review gelijkstaat aan een internationaal arrestatiebevel. De VS hebben hem hiervoor immuniteit verleend door hem in 2021 de Amerikaanse nationaliteit te verlenen, maar zelfs als hij in Canada speelt, loopt hij risico op arrestatie. De HIR constateert dat autoritaire regimes, zoals Turkije, Interpol steeds makkelijker kunnen gebruiken om critici op te jagen.

Freedom was in juni een paar dagen in Nederland om steun te betuigen aan Gülenistische slachtoffers van het Erdogan-regime. Die slachtoffers schreven een brief aan het Europese Hof en de Raad van Europa met een oproep zich uit te spreken tegen het schenden van de rechten van leden van de Gülen-beweging in Turkije. Het Hof heeft die ontvangst genomen, maar de Raad niet. Tijdens zijn verblijf in Nederland sprak Freedom hierover met de Kanttekening.

Je bent in 2021 Amerikaans staatsburger geworden. Waarom heb je gekozen voor Freedom als achternaam? 

‘Na lucht, water en voedsel is vrijheid het belangrijkste wat een mens kan hebben. Als je kijkt naar onze wereld zoals die nu is, zijn er zoveel dictaturen. Onder die dictaturen lijden miljoenen mensen. Ze hebben geen vrijheid van meningsuiting, geen godsdienstvrijheid, geen vrijheid om te protesteren of zich vrij te bewegen en evenmin een vrije pers. Dus voor mij is dat woord freedom, vrijheid, alles. Ik wilde dat woord een deel van mijzelf maken en overal mee naartoe brengen. Hiermee wil ik miljoenen mensen inspireren en ze tegelijkertijd bewust maken van wat er gaande is in Turkije.’

Waarom sympathiseer je met de Gülenbeweging? 

‘Ik herinner mij de eerste keer dat ik Gülen ontmoette, in 2013, en ik hem veel vragen stelde. Eén ding dat hij mij vertelde, inspireerde me echt. Hij zei dat het niet echt uitmaakt wat je achtergrond is, je religie, huidskleur of wie je ook bent. Het belangrijkste in het leven is dat je de verschillen op tafel laat liggen en probeert te ontdekken wat we gemeen hebben, want we hebben maar één wereld om in te leven. We moeten deze wereld samen beter maken. Hij gelooft dat wat voor problemen we ook hebben in deze eeuw, we die moeten oplossen met onderwijs. Dus in plaats van moskeeën te bouwen bouwde hij zijn eigen beweging met onderwijscentra, slaapzalen, universiteiten, middelbare scholen, dialoogcentra. Hij richtte zich dus volledig op het onderwijzen van de jeugd. En nog één ding over deze scholen: het maakt niet uit of je moslim, christen of Jood bent, of in God gelooft of niet, je kunt naar deze scholen gaan en over het leven leren.’

Wat heeft de Gülenbeweging je gekost?

‘Er doen veel valse verhalen de ronde in Turkije. De Turkse regering geeft graag de Gülenbeweging de schuld. Dus dat heeft mij mijn familie gekost. Ik heb mijn familie nu al bijna tien jaar niet gezien. De laatste keer dat ik mijn vader of moeder sprak was jaren geleden. Ik bedoel, ik ga naar deze scholen al sinds ik in de tweede klas zit. Ik ken deze mensen, Gülenisten, uit de eerste hand. Ik heb velen ontmoet. Dus daarom wilde ik een stem voor hen zijn.’

Heb je soms spijt dat je met hen optrekt?

‘Dat heb ik niet. Ik heb nergens spijt van, want deze beweging staat voor vrede, liefde, universele liefde en altijd voor rechtvaardigheid en onderwijs.’

Ik las dat je Erdogan ooit ‘de Hitler van onze eeuw’ hebt genoemd. Vind je dat echt?

‘Dat was misschien te hard, maar weet je, hij staat zeker aan het hoofd van een autoritair regime. De beste manier om het uit te leggen is dat hij het land runt als een maffialeider.’

Ben je gestopt als professioneel basketballer?

‘Ik ben nog niet met pensioen. Dus ik beschouw mezelf nog steeds als een NBA-speler.’

Is het om politieke redenen dat je niet speelt?

‘Ja, vanwege China. Iedereen weet dat dát de enige reden is dat ik niet speel. De NBA en China doen veel zaken samen. Dat betekent dat de NBA iedereen die zich tegen de Chinese regering uitspreekt, het zwijgen oplegt – 100 procent om politieke redenen dus.’

Wil je dan nog wel in die competitie spelen?

‘Ja, dat wil ik wel. Ik bedoel, ik ben 31 en gezond, ik houd van basketbal, ik zou nog vijf jaar kunnen spelen.’

Zou je niet kunnen spelen in een andere competitie?

‘Er zijn een paar Europese competities, maar de Amerikaanse overheid wil niet dat ik Amerika verlaat, omdat de Turkse overheid een prijs op mijn hoofd heeft gezet. Mijn naam staat op de lijst van Interpol, daarom denkt Amerika dat het heel moeilijk voor mij is om in een ander land te gaan wonen.’

‘Ik wist pas dat Oeigoeren in concentratiekampen zitten, nadat ik met een overlevende had gesproken. Ik kon het niet geloven’

Ondanks je achternaam voelt het alsof je vast zit.

‘Een beetje wel. Ik kan nog steeds mijn vrienden opzoeken, maar om echt te leven, dat is moeilijk ja.’

De NBA had geen problemen met je kritiek op Turkije, wel met je kritiek op China, is dat niet vreemd?

‘Dat heeft te maken met het feit dat Turkije als land niet zo sterk is in de wereld. De NBA sluit geen miljardendeals met Turkije, wel met China. Toen ik het over de problemen in Turkije had, was de NBA heel behulpzaam. Ook mijn teamgenoten en coaches en de voorzitter van de NBA steunden mij. Maar toen het over China ging, hield dat op – vanwege de financiële belangen.’

Vindt u dat de Verenigde Staten slechts lippendienst bewijzen aan mensenrechten?

‘Mensen geven om mensenrechten totdat dit hen in hun portemonnee raakt. Je moet dus een echte mensenrechtenactivist zijn om te begrijpen wat er echt toe doet in de wereld.’

Er is een gezegde dat je sport en politiek niet moet vermengen. Bewijst jouw situatie dat het tegenovergestelde het geval is?

‘Mensen stellen mij die vraag vaak. En ik zeg altijd: ik doe niet aan politiek. Ik doe aan mensenrechten. Er is een groot verschil tussen politiek en mensenrechten. Je kunt naar al mijn interviews en toespraken kijken, ik praat niet over politiek. Zelfs over Turkije zeg ik: ik wil democratie, ik wil dat Erdogan politieke gevangenen vrijlaat, ik wil mensenrechten en een vrije pers. Dat is geen politieke uitspraak, het gaat allemaal over mensenrechten. En zo spreek ik ook over China. Als je kijkt naar de Oeigoeren, de Tibetanen en Hongkong: dat zijn allemaal mensenrechtenkwesties.’

Je praat over de Oeigoeren,. Waarom geef je om hen?

‘Omdat het op dit moment de grootste menselijke tragedie in onze wereld is. Het is een genocide. Op dit moment zitten er ongeveer twee miljoen Oeigoeren in concentratiekampen. Zij worden gemarteld en verkracht, elke dag weer. Ik wist hier pas van nadat ik met een overlevende had gesproken. Ik kon het niet geloven. Ik wil hun stem zijn, want vanwege China is iedereen bang om over hen te praten. Kijk naar alle moslimleiders in de wereld: ze praten over wat er in de moslimwereld misgaat en geven het Westen daarvan de schuld. Maar als het over China gaat, zwijgen ze. Recent schudde Mahmoud Abbas, de president van de Palestijnse Autoriteit, de hand van de president van China en zei dat de kwestie van de Oeigoeren geen mensenrechtenkwestie is. Dat is voor 100 procent een leugen. Dus daarom moeten we de barricades op en over dit volk praten.’

Turken vragen graag aandacht voor de Oeigoeren, die tienduizend kilometer verderop wonen. Intussen zwijgen ze over hun Koerdische buren, die eveneens onderdrukt worden. Wat vind je daarvan?

‘Ik ben deels Koerdisch. Ik ben geboren in Zwitserland, maar mijn vader komt uit Van, in het oosten van Turkije. Daar ben ik bijna tien jaar lang opgegroeid. Op een dag vroeg ik mijn vader: ‘Papa, wij wonen in Van, zijn wij Koerdisch? En hij zei: ‘Ja, er stroomt Koerdisch bloed door onze aderen.’ En ik had zoiets van: echt waar? Vanaf dat moment begon ik onderzoek te doen naar wat er aan de hand is met de Koerden en sprak ik ook over de Koerdische kwestie. Wat ze nu meemaken, en wat ze daarvoor meemaakten, is een van de grootste mensenrechtenschendingen in de geschiedenis van Turkije. De Erdogan-regering martelt hen al jaren. Ze hebben een stem nodig.’

Is het een probleem binnen de Turkse oppositie dat Koerden, linkse groepen, Turken, Alevieten, Kemalisten, Gülenisten niet echt samen kunnen werken?

‘Ik denk dat dat op dit moment het grootste probleem is in Turkije. Erdogan heeft het land verdeeld. Hij heeft ervoor gezorgd dat alle groep elkaar haten. Als ik nu een evenement organiseer, hebben Koerden zoiets van: ‘Oh hij is een Gülenist, nee, dank je.’ De seculieren hebben zoiets van: ‘We willen niet met hem omgaan.’ Hetzelfde geldt voor alevieten en andere groepen. Maar ik vind zelf dat ik er niet ben om over mijzelf of over Gülen te praten. Ik heb het over de mensenrechten. Dus als anderen ook vervolgd worden door het Erdogan-regime, waarom bundelen we dan niet onze krachten? Want alleen zo ga je Erdogan verslaan. ‘

Die verdeeldheid maakt het te gemakkelijk voor Erdogan.

‘Precies. We moeten samenkomen om te vechten tegen het Erdogan-regime. Zodra dat verdwijnt, wordt Turkije weer democratisch. Dus of je nu Koerd, kemalist, secularist, aleviet, rechts, links of wat dan ook bent, uiteindelijk zijn we allemaal mensen.’

Enes Kanter Freedom (beeld: Erik Drost/ Wikimedia Commons)

Critici wijzen erop dat Gülenisten ooit deel uitmaakten van het Erdogan-regime en willen daarom niet met hen in zee gaan. Wat vind je van die kritiek?

‘Ik herinner mij dat veel mensen mij in de VS de vraag stelden of Gülen en Erdogan vrienden waren. Ik vroeg dit aan Gülen zelf, en hij zei me dat hij en Erdogan nooit vrienden zijn geweest. De media in Turkije probeerden ons voor te spiegelen dat ze vrienden waren.’

Misschien waren ze geen vrienden, maar je kunt niet ontkennen dat de Gülenisten tot ongeveer 2013 samenwerkten met de Erdogan-regering.

‘Het is duidelijk dat de Gülenbeweging miljoenen volgelingen heeft in Turkije en over de hele wereld. Toen Erdogan voor het eerst aan de macht kwam, leek het alsof hij voor democratie, vrijheid en de rechtsstaat ging, maar daarna is hij totaal veranderd. Dus de mensen wisten ook niet beter. Misschien hebben veel mensen op hem gestemd, maar toen ze eenmaal doorhadden wat voor persoon Erdogan was, hebben ze hem genegeerd.’

Hoe voelt het voor jou om een Turk te zijn?

‘Als ik het heb over de problemen in ons land, betekent dat niet dat ik niet van mijn land houd. Ik houd van mijn vlag en van mijn volk. Zodra het regime verandert, wil ik teruggaan naar mijn land en mijn familie en vrienden zien. Dus ik ben trots op wie ik ben. Ik begrijp dat ze mijn paspoort hebben ingetrokken, ik weet zelfs niet of ik nog Turks staatsburger ben of niet. Maar diep van binnen weet ik dat ik een trotse Turk ben. Ik weet nog dat ik in de NBA dertig punten scoorde en dat media in sportitems zeiden dat ik uit Turkije kom. Dat maakte me zo trots. Elke keer als ik een doelpunt maakte, zaten er mensen op de tribune die met een Turkse vlag zwaaiden. En na de wedstrijd ging ik met hen op de foto.’

Toch lijkt weleens alsof Turksheid met veel negativiteit gepaard gaat. Is dat voor jou ook zo?

‘Ik zou zeggen dat Turksheid met veel verantwoordelijkheid gepaard gaat. Er komen zoveel slechte verhalen uit Turkije. Erdogan die hand schudt van Poetin, Khamenei en andere dictators. Intussen zeggen mensen in Amerika tegen mij: ‘Kijk wat er nu weer gebeurt in je land’, en nog meer bla bla over Turkije. Dus ik denk dat er een grote verantwoordelijkheid op onze schouders rust. We moeten naar buiten gaan en ons gedragen als echte Turken en ons land vertegenwoordigen. Ik heb altijd van uitdagingen gehouden en dit is weer een uitdaging voor mij.’

Vind je dat het feit dat je moslim bent negativiteit met zich meebrengt?

‘Ik ben absoluut positief over mijn religie. Ik houd van mijn religie, ik ben geboren in een islamitische familie. Maar mijn geloof brengt ook een enorme verantwoordelijkheid met zich mee. Helaas, als je kijkt naar sociale media en het nieuws, is het geloof niet goed vertegenwoordigd, omdat er zoveel terroristische groeperingen zijn. Mensen denken misschien de islam gewelddadig is. Maar je kunt die hele religie niet de schuld geven van het feit dat een bepaalde groep terroristisch is. Mijn geloof leert me om een goed mens te zijn. Om de stem te zijn van alle onschuldige slachtoffers die geen stem hebben. De islam leert mij over mensenrechten, en zorgen voor anderen.’

‘Syriacs zijn absoluut geen vijanden van Turkije. Maar we willen wel erkenning’

Syriacs, een christelijke minderheid in Turkije, vormen in dat land een achtergestelde groep. Rechten die er formeel zijn voor minderheden, gelden niet voor hen. Een belangrijke oorzaak is het Verdrag van Lausanne uit 1923, betoogt Mesut Be Malke. De Duitse Syriac is actief voor de European Syriac Union. Dat verdrag moet weg, vindt hij.

De ESU publiceerde deze lente een uitgebreid dossier over het Verdrag van Lausanne, dat op 24 juli precies honderd jaar oud is. Het verdrag bevat afspraken die de basis legden voor een soevereine Turkse staat, destijds geleid door Mustafa Kemal Atatürk. Die staat was de opvolger van het Ottomaanse Rijk, dat na de Eerste Wereldoorlog definitief uit elkaar viel.

Maar niet alleen die geschiedenis lag aan de basis van het verdrag. Ook de rechten van minderheden waren een cruciaal onderwerp. Acht jaar eerder, in 1915, had immers de Armeense genocide plaatsgevonden. Deze massamoord is in Nederland bekend, maar minder mensen weten dat in datzelfde jaar ook de Sayfo plaatsvond, de Aramese genocide, waarbij Syriacs (met Arameeërs/ Chaldeeërs en Assyriërs ook wel Suroye genoemd) het doelwit waren. Ruim een half miljoen christenen zijn in opdracht van de Jonge Turken en met hulp van Koerdische milities vermoord – 70 procent van de totale Aramese bevolking. De massale zuivering van 1915 was onderdeel van een ‘dertigjarige genocide’ op christelijke minderheden, die eind de negentiende eeuw in het Ottomaanse Rijk begon en eindigde onder Atatürks bewind in Turkije.

De directe aanleiding voor het verdrag was de Grieks-Turkse oorlog van 1921-1922. Na onderhandelingen legden die twee landen samen met onder meer Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk, Italië en Roemenië de grenzen van Turkije in het westen en zuidoosten vast. De artikelen 37 tot en met 44 van het Verdrag van Lausanne gaven inhoud aan de rechten en vrijheden van minderheden.

Alleen is deze sectie in het verdrag dode letter, betoogt Mesut Be Malke. Hij is woordvoerder buitenlandse zaken bij de Duitse tak van de ESU. Deze organisatie behartigt de belangen van Syriacs, die sinds de Sayfo in diaspora onder andere in Europa leven. De ESU kent ook een Nederlandse afdeling. Volgens Mesut Be Malke doet het verdrag meer kwaad dan goed en kan het beter zo snel mogelijk verdwijnen. Voor de Kanttekeninglicht hij toe waarom.

(beeld: Mesut Be Malke)

De ESU noemt Syriacs op haar website ‘de oudste inheemse bevolking van Mesopotamië’. Hoeveel van hen wonen momenteel in Turkije?

‘Voor de Eerste Wereldoorlog waren dat er een miljoen, waarvan er na de genocide misschien nog 250.000 over waren. Veel mensen zijn vermoord of gedwongen zich te bekeren tot de islam. Vrouwen zijn bijvoorbeeld gedwongen te trouwen met een Koerdische islamitische man. Een vorm van slavernij. De Turken waren opdrachtgevers van de genocide van 1915, maar de Koerden waren degenen die deze uitvoerden.’

Waarom deden de Koerden hieraan mee?

‘Dat is een lange geschiedenis, die teruggaat tot eind negentiende eeuw. De Ottomaanse sultan Abdülhamid II had de Koerden autonomie beloofd. In ruil daarvoor werkten ze mee aan het uitmoorden van christenen. Terwijl in die tijd slechts een derde van de inwoners van het Ottomaanse Rijk christen was, hadden zij twee derde van het vermogen in bezit. Dat leidde tot anti-christelijk sentiment, dat in 1915 weer oplaaide.’

Het Verdrag van Lausanne legt de rechten van minderheden vast, maar is volgens u toch zeer schadelijk voor Syriacs. Hoe komt dat?

‘Het verdrag ging over religie: moslims en niet-moslims. Niet over natie of etniciteit. De tekst zelf is niet schadelijk. Ikzelf ben niet-moslim en mijn rechten staan duidelijk geformuleerd. Helaas is er echter in een eeuw tijd veel veranderd. Sinds de jaren dertig ging het over natie, niet meer over religie. De vraag was ineens: wie is er wel of geen Turk?

Daarom ontstond er een conflict tussen Turken en Koerden, die nog leefden met de belofte van gedeeltelijke autonomie. Jonge Turken wilden dat iedereen die niet helemaal Turks was zou assimileren. Nadat de Koerden hen hadden geholpen de christenen te vermoorden begonnen de Turken de Koerden te vermoorden.

Daarnaast bleef het systeem intact waarbij christenen vijf keer zoveel belasting betalen als moslims. Veel christenen verlieten als gevolg daarvan het land. Op dit moment zijn er misschien nog tienduizend Syriacs over in Turkije.

Het nationalisme, gebaseerd op het Verdrag van Lausanne, had als doel dat iedereen Turks en moslim zou worden. Dorpen en steden kregen nieuwe namen – Istanbul en Izmir zijn de belangrijkste voorbeelden, steden die vroeger Constantinopel en Smyrna heetten. Mijn eigen dorp heet in het Aramees Miden en mijn naam is Be Malke. Maar beide werden door de Turken veranderd. Ze wilden onze identiteit compleet uitwissen.’

Hoe kan dit allemaal door dat verdrag komen?

‘Doordat we in Turkije na de Eerste Wereldoorlog onzichtbaar zijn, uitgewist, kunnen we onszelf niet meer verdedigen. De Koerden begonnen onze lege dorpen te bezetten, namen net als de Turken ons geld en onze vrouwen in beslag en noemden dit vervolgens Koerdisch gebied. Het is alsof twee dieven samen een huis ingaan, de man doden en zijn vrouw stelen. Maar daarna zegt de ene dief iets onaardigs tegen de andere en gaan ze ruzie maken met elkaar.

Als we expliciet genoemd waren in het verdrag, als Syriacs, was het allemaal anders geweest. Dan konden ze ons niet negeren. Dat is het belangrijkste probleem. Het tweede probleem is dat er geen hogere autoriteit is die het verdrag implementeert: de Turken bepalen hun eigen regels en zien toe op de handhaving van vrijheden van minderheden.’

‘Onder het regime van Erdogan kregen wij meer ruimte, zolang we die maar niet gebruikten om erkenning te vragen voor de Sayfo’

Hoe is het op dit moment voor Syriacs om in Turkije te leven?

‘De situatie is de laatste jaren verbeterd. Het is niet meer zo eenvoudig als vroeger om slechte dingen te doen. Door internet, sociale media, kunnen mensen hun misdaden minder makkelijk geheimhouden. En doordat Turkije wilde toetreden tot de Europese Unie, ging het de rechten van minderheden meer respecteren.

Maar er is een keerzijde: we kunnen niet meer ons eigen onderwijs hebben en het spreken van onze moedertaal is bij wet verboden – ook al wordt het gedoogd. De laatste twintig jaar is de situatie beter voor ons. Maar hoe lang nog? De verbetering vond plaats bij de gratie van individuen. Turken dachten dat christenen dan wellicht zouden terugkeren naar Turkije en zouden investeren in de economie. Bovendien zagen ze christenen als een goede bescherming, een buffer, tegen de Koerden. Maar toen christenen ook hun rechten gingen opeisen kwam Turkije in verzet. Er kwam een rechtszaak tegen het Mor Gabriel-klooster (het oudste nog bestaande christelijke klooster ter wereld, uit de vierde eeuw, in zuidoost Turkije red.). Turkije onteigende veel land van dat klooster. En dat hebben we nog niet terug.’

Het Verdrag van Lausanne moet opgeheven worden, betoogt de ESU. Waarom? En wat moet ervoor in de plaats komen?

‘Turkije moet handelen zoals Duitsland heeft gehandeld na de Holocaust: door verantwoordelijkheid te nemen voor het verleden. Turkije heeft conflicten met Koerden en Armeniërs. Het gaat niet om het erkennen van ‘schuld’. Maar als Turkije zelf erkent wat het in 1915 heeft gedaan, zal het er sterker uit tevoorschijn komen. Dat zal ook goed zijn voor Syriacs.

Maar de pijn is er nog, Turken zijn onze onderdrukkers. Eerst doodden ze in 1915 onze lichamen. Daarna zijn ze onze geesten gaan doden. Mensen die zijn vermoord, komen nooit meer terug. Wij zijn geen vijanden van Turkije. Absoluut niet. We willen alleen erkenning dat we er mogen zijn en we willen wat spullen terug.’

In mei is president Recep Tayyip Erdogan voor vijf jaar herkozen. Hij versloeg oppositieleider Kemal Kilicdaroglu. Wat voor gevolgen zal dit voor Syriacs hebben, schat u in?

‘Een voorbeeld: voordat Erdogan aan de macht kwam, overheerste het nationalistische denken. In die tijd was het voor ons heel moeilijk om als minderheid erkend te worden door de regering, want we zijn geen Turken. Tegenwoordig gaat het juist weer meer over islam en ligt de nadruk op het feit dat we geen moslims zijn. Wel is iets belangrijks veranderd in hoe imams worden opgeleid. Zij moeten nu verplicht universitair onderwijs volgen over de Koran. Daardoor krijgen ze een bredere blik, met meer nadruk op de boodschap in de Koran, dat moslims ook mensen van andere religies moeten accepteren.

Daarnaast is Erdogan pragmatisch: hij wilde Turkije toekomstbestendig maken en de EU binnenloodsen. Daardoor kregen wij meer ruimte, zolang we die maar niet gebruikten om erkenning te vragen voor de Sayfo. Want dat blijft onbespreekbaar.

Helaas is het islamitische bewind de laatste zes tot acht jaar harder geworden. Erdogan heeft in Syrië jihadisten gesteund. Dit is schadelijk voor ons, omdat eerder in Noord-Syrië de helft van de bevolking uit Syriacs bestond – tegenwoordig is dat afgenomen tot 20 of 25 procent. In plaats van de Syriacs te steunen tegen de jihadisten, heeft Turkije de jihadisten zelf gesteund. We zijn vanwege ons kleine aantal in Turkije geen dreiging, maar worden ook over het hoofd gezien. En wat Kili – of wat zijn naam ook is – betreft…’

Kilicdaroglu?

‘Ja. Op dit moment zitten we tussen alles en iedereen in. We kunnen klappen krijgen van links of van rechts. Maar dat hij aleviet is en zoveel steun van verschillende partijen krijgt, dat wekte hoop dat het onder hem makkelijker zou worden voor ons. Maar dat was alleen hoop, er is geen bewijs. Want zolang er geen geschreven wet is die onze rechten vastlegt, kan onze situatie zomaar veranderen.’

Duitse antiradicaliseringexpert verzon verleden bij Moslimbroederschap

0

De Palestijns-Duitse psycholoog en antiradicaliseringsdeskundige Ahmad Mansour ligt onder vuur. Hij loog over zijn cv gelogen en was helemaal geen lid van de Moslimbroederschap, ontdekte een onderzoeksjournalist.

Ahmad Mansour (1976) is in Duitsland een bekende mediapersoonlijkheid. Hij is moslim, maar ook een criticus van de ‘politieke islam’ en antisemitisme in de islamitische gemeenschap.

Mansour dankt zijn carrière aan zijn levensverhaal. Hij groeide op in een niet-praktiserend moslimgezin, maar kwam naar eigen zeggen in aanraking met de fundamentalistische islam, die hem bijna veranderde in een islamist. De Moslimbroederschap zou hem vervolgens hebben opgedragen om te infiltreren in de niet-islamitische, Israëlische maatschappij om die van binnenuit te ondermijnen. Maar tijdens zijn studie psychologie aan de universiteit van Tel Aviv begon Mansour te twijfelen aan zijn fundamentalistische geloofsovertuiging, beweerde hij, dankzij het lezen van westerse denkers als Friedrich Nietzsche en Sigmund Freud, en werd hij een criticus van de politieke islam.

Maar volgens de in Duitsland werkzame freelance journalist James Jackson, die maandenlang bezig was met een kritisch onderzoek naar Mansour, klopt dit verhaal niet. Mansour is nooit lid geweest van de Moslimbroederschap, de leraar die hem tot het fundamentalisme zou hebben verleid was geen imam, en Mansour studeerde geen psychologie in Tel Aviv.

Mansour was vanwege zijn stevige kritiek op de ‘politieke islam’ en zijn steun aan de staat Israël zeer omstreden onder moslims en uiterst links. Maar vorig jaar begonnen meer mensen te twijfelen aan de betrouwbaarheid van Mansour, vanwege een serie bizarre tweets. Zo beweerde Mansour dat een Marokkaanse voetballer die zijn moeder omhelsde ‘een uiting van patriarchaal denken’ was, en dat een T-shirt met de slogan ACAB (‘All cops are bastards’) racistisch was. Daarnaast speelde Mansour een dubieuze rol in het onderzoek van Deutsche Welle naar antisemitisme onder Arabische journalisten.

Mansour is niet de eerste criticus van de ‘politieke islam’ met een islamitische achtergrond waarvan de geloofsbrieven in twijfel zijn getrokken. Vier jaar geleden kwam de sjiitische Australische ‘imam of peace’ Mohammad Tawhidi onder vuur te liggen, die vanwege zijn ongezouten kritiek de favoriete imam was geworden van extreemrechts. Hij zou helemaal geen echte imam zijn, maar gelogen hebben over zijn diploma.

Turkse staatsbanken verkopen in een dag een miljard dollar

0

Turkse staatsbanken hebben op één dag een miljard dollar aan buitenlandse valuta verkocht. Opvallend genoeg gebeurde dat precies op de dag dat Hafize Gaye Erkan, de nieuwe directeur van de Turkse centrale bank, zei dat er ‘geen buitenlandse valuta’s’ meer zouden worden verkocht.

Deze maatregel werd tot nu toe gehanteerd om de Turkse lira te stutten, die sinds de verkiezingswinst van Erdogan in rap tempo keldert. Zo meldt de Turkse nieuwssite Duvar.

De waarde van een dollar is inmiddels ruim 26 Turkse lira’s. Voor een euro zijn nog meer lira’s te verkrijgen, 28.

Een woordvoerder van de centrale bank ontkent dat de verkoop van buitenlandse valuta is bedoeld om de devaluatie van de lira te drukken. De transactie is volgens de centrale bank voor een ‘gezonde prijsvorming in de markt’ en ‘liquiditeit’ om extreme ‘schommelingen in de koers’ te voorkomen.

President Recep Tayyip Erdogan gaf vorige week aan dat hij bereid was om de jarenlange zware staatsinterventies ter ondersteuning van de munteenheid op te geven en koos Mehmet Simsek als zijn nieuwe minister van Financiën. Een protocol dat het ministerie van Financiën en de centrale bank in 2018 ondertekenden, staat de schatkist toe om staatsbanken buitenlandse valuta te laten verkopen.

Waarom de Algerijnse onafhankelijkheidsstrijd nog altijd actueel is

0

Algerije viert vandaag Onafhankelijkheidsdag: 61 jaar geleden verdreef het land definitief de Fransen. De bloedige Algerijnse Oorlog kostte aan honderdduizenden het leven – vooral Algerijnen. De Kanttekening spreekt met enkele kenners van deze oorlog – historicus Niek Pas, oud-studentenactivist Huib Riethof en Fatima Faid, wiens vader in het Algerijnse verzet heeft gezeten – over de betekenis van deze feestdag voor Algerije.

Jaarlijks op 5 juli viert Algerije haar onafhankelijkheid. Bij die strijd verloren naar schatting 250.000 Algerijnen en 30.000 Fransen het leven. Onder hen waren 150.000 leden van het Front van Nationale Bevrijding (FLN), een militie die streed voor onafhankelijkheid, en 25.000 Franse militairen, die het bewind van Frankrijk over het land moesten verdedigen.

In Algerije, maar ook in Frankrijk zelf, heeft de samenleving nog steeds te maken met de gevolgen van deze oorlog. De rellen na de dood van de zeventienjarige Algerijns-Franse jongen Nahel M., die dinsdag 27 juni werd doodgeschoten door een Franse agent tijdens een politiecontrole, kunnen volgens antropoloog en islamdeskundige Martijn de Koning en enkele andere geëngageerde wetenschappers niet los worden gezien van Frankrijks koloniale geschiedenis en hoe die het verzet tegen racisme mede vormde.

Maar de Algerijnse Oorlog was, aldus historicus Niek Pas (Universiteit van Amsterdam), ook heel relevant voor de Nederlandse geschiedenis. Pas schreef in 2008 het boek Aan de wieg van het nieuwe Nederland, waarin hij betoogt dat Nederland de ‘derde wereld’ niet pas medio jaren zestig ‘ontdekte ’met de Vietnamoorlog, maar zo’n tien jaar eerder door wat er in Algerije gebeurde. ‘De Vietnamoorlog heeft naar mijn idee de herinnering aan de Nederlandse solidariteit met Algerije weggedrukt’, vertelt Pas. ‘De basis voor de jaren zestig werd in de jaren vijftig gelegd. Veel Nederlanders volgden de oorlog van het FLN op de voet en waren diep verontwaardigd dat Frankrijk – het land van de Verklaring van de Rechten van de Mens en de Burger uit 1789 – zulke grove mensenrechtenschendingen pleegde tegen Algerijnse strijders én burgers. In reactie hierop ontstonden in Nederland de eerste solidariteitscomités, werden – bescheiden – politieke protesten georganiseerd en begonnen journalisten kritische verhalen te schrijven.’

Algerijnse verzetsvrouwen poseren voor de camera. Van links naar rechts: Samia Lakhdari, Zohra Drif, Djamila Bouhired, Hassiba Bent-Bouali. (beeld: La vraie bataille d’Alger, Jacques Massu, Plon, 1971. Publiek domein, Wikipedia, Wikimedia Commons)

Al tijdens die Algerijnse Oorlog werden enkele sleutelfiguren maatschappelijk actief, die later, in de jaren zestig, voortrekkers zouden worden van de protestbeweging van de jaren zestig. Het gaat onder anderen om activist en politicus Roel van Duijn (1943-), studentenleider Ton Regtien (1938-1989), antikolonialisme-activist Sietske Bosgra (1935-2023) en politicus Huib Riethof (1941-). Roel van Duijn is bekend van de Ban-de Bom-beweging en oprichter van Provo in 1965, maar hij vertelde dat de Algerijnse vrijheidsstrijder en latere president Ahmed Ben Bella zijn eerste held was. ‘Ben Bella inspireerde zijn ‘enorme behoefte aan verzet’, vertelde Van Duijn later’, aldus Pas.

Regtien werd de Algerijnse kwestie ‘in zijn gezicht gesmeten’, zegt Pas, toen hij in de zomer van 1956 op vakantie was in Parijs, zo beschreef hij in zijn boek Springtij. De latere studentenactivist ontmoette daar een Algerijn, waarmee hij vriendschap sloot en met wie hij de stad verkende. Hij vertelde Regtien ook over de oorlog in Algerije en de oorlogsmisdaden die het Franse Vreemdelingenlegioen daar pleegde, de strijd van het FLN en het racisme in Frankrijk. Tijdens een van hun wandelingen kwam er plotseling een politieauto langs. Enkele agenten sprongen uit de auto, die de Algerijn arresteerden. Regtien was hevig verontwaardigd en besloot zich vanaf toen hard te maken voor de Algerijnse zaak.

Sietse Bosgra, die later bekend zou worden vanwege zijn strijd tegen de racistische apartheidspolitiek in Zuid-Afrika, reisde in de zomer van 1959 met zijn vriendin To van Albada met de motor naar Noord-Afrika. Pas: ‘Ze wilden kijken hoe het de Algerijnse vluchtelingen verging en berichtten hierover in de sociaaldemocratische krant Het Vrije Volk.’

Student Henk Mulder demonstreert in de Raadhuisstraat in Amsterdam voor de onafhankelijkheid van Algerije, mei of juni 1962 (beeld: Huib Riethof)

Wapens en valse identiteitsbewijzen

Huib Riethof, inmiddels 81 jaar oud, vertelt dat hij betrokken raakte bij de Algerijnse Oorlog dankzij zijn vriendin Ellen Santen, die hij leerde kennen via de Arbeiders Jeugd Centrale, een socialistische jeugdbeweging. Ellens vader Sal Santen werkte als stenograaf bij Het Vrije Volk en was daarnaast leider van de kleine maar zeer actieve trotskistische beweging in Nederland. En Ellens grootvader was de radicaal-linkse politicus en verzetsstrijder Henk Sneevliet, die in de Tweede Wereldoorlog door de Duitsers werd gefusilleerd.

Riethof: ‘Mijn schoonvader was zwaar getraumatiseerd door de oorlog en voelde zich hier schuldig over, ook omdat veel van zijn familieleden waren vermoord en hij onvoldoende zou hebben gedaan om dit te voorkomen. Samen met zijn Griekse vriend Michel Raptis, die in 1958 Parijs ontvluchtte omdat de Franse autoriteiten hem in de gaten hielden, hielp hij het Algerijnse verzet waar hij kon.’

Riethof en Ellen Santen raakten onbedoeld ook bij het verzet betrokken. Ze gingen eind 1959 met de auto naar Parijs voor een vakantie, en namen op verzoek van Sal Santen ook een Franse kennis mee. ‘Ik wist niet dat onze Franse medereiziger valse identiteitspapieren bij zich had voor het Algerijnse verzet’, vertelt Riethof. Santen en Raptis zorgden voor identiteitskaarten voor in Frankrijk verblijvende Algerijnen, en troffen daarnaast voorbereidingen om vals Frans geld in omloop te brengen. Ze wilden de Franse economie destabiliseren en hadden bovendien in Marokko, in een voorstad van Casablanca, een geheime wapenfabriek opgezet die wapens maakte voor de Algerijnse rebellen. Het verzet smokkelde die wapens – automatische vuurwapens en mortieren –vervolgens de Marokkaans-Algerijnse grens over. Huib en Ellen wisten niets van al deze activiteiten. Dat hoorden ze pas later, nadat de politie Santen en Raptis arresteerde.

Dit gebeurde in juni 1960, op het moment dat de kompanen van Santen en Raptis in Duitsland vals geld wilden laten gaan drukken. In 1961 volgde er een geruchtmakende rechtszaak in Amsterdam. Riethof: ‘Er was veel aandacht voor dit proces, ook internationaal. De beroemde Franse filosoof Jean-Paul Sartre en Natalia Trotski, de weduwe van Léon Trotski, stuurden de rechtbank brieven en Simone de Beauvoir ging zelfs naar Amsterdam om te getuigen.’ Uiteindelijk werden Santen en Raptis tot vijftien maanden cel veroordeeld, iets meer dan hun voorarrest. ‘Ze bekenden dat ze het verzet met valse papieren hadden gesteund, maar zwegen over de wapenfabriek. Als ze dit wel hadden gedaan was hun straf wellicht een stuk hoger uitgevallen.’

Demonstratie voor onafhankelijkheid van Algerije op de Dam in Amsterdam, juni 1962. Te zien zijn: Igor Cornelissen (uiterst links, met pijp), Huib Riethof (vijfde van links), Henk Mulder (staand), Sietse Bosgra (rechts naast Mulder, zittend en op de rug gezien), Ellen Santen (boven het hoofd van Bosgra) (beeld: Huib Riethof)

Sietse Bosgra, To van Albada, de latere Vrij Nederland-journalist Igor Cornellissen en andere progressieve studenten bemoeiden zich ook met het proces, vertelt historicus Niek Pas. ‘Ze waren van mening dat de ‘verkeerde mensen’ werden berecht. In plaats van Santen en Raptis zouden minister van Buitenlandse Zaken Joseph Luns en minister van Justitie Albert Beerman voor de rechter moeten verschijnen. Dankzij ‘hun stilzwijgen en hun laffe praatjes’, zo schreven Bosgra en consorten in hun pamfletten, was de Nederlandse regering medeverantwoordelijk voor ‘de gruwelijke onderdrukking’ van de inwoners van Algerije. De Algerijnse vrijheidsstrijd stond niet op zichzelf,  vonden ze, maar maakte deel uit van een breder streven: het ontwaken van de derde wereld.’

Martelingen

In 1963 maakte Huib Riethof een reis naar het onafhankelijke Algerije. ‘Ik bezocht Raptis in Algiers. Hij had een invloedrijke positie gekregen en was de adviseur van president Ben Bella geworden. Ze moesten twee jaar later allebei vluchten, toen in juni 1965 het leger de macht in het land overnam. Maar zover was het in 1963 nog niet. Toen was de linkervleugel van FLN nog dominant. Er was een soort Algerijnse lente, met ideeën over zelfbeheer en een collectivistische, socialistische revolutie.’

De Algerijnse vrijheidsstrijder en historicus Mohammed Harbi, een kameraad van Ben Bella en ook minister in diens kabinet, nam Huib Riethof mee naar een boerderij. Harbi was hier enkele jaren eerder gevangengezet door het Franse leger. ‘Toen hij voor de stal stond, waar hij gemarteld was en zijn makkers waren gedood, stortte hij helemaal in. We zijn toen huilend met de bus weer terug naar Algiers gegaan.’ Harbi werd na de coup van 1965 gearresteerd, in de gevangenis gegooid en na enkele jaren onder huisarrest geplaatst. Hij vluchtte in 1973 via Tunesië naar Frankrijk. Daar kwam Riethof hem jaren later weer tegen. ‘Het was een emotioneel weerzien. En we schudden elkaar stevig de hand.’

Revolutionair vuur

Fatima Faid, raadslid in Den Haag voor de Haagse Stadspartij, had een Algerijnse vader die actief was voor het FLN in Frankrijk. Via hem weet ze veel over wat er in de jaren vijftig en zestig gebeurde in Algerije en in Frankrijk. Vader Ameur Faid hield volgens haar een nare kater over aan de coup van 1965. ‘Had hij daarom al die jaren gestreden tegen de Fransen? Mijn vader wilde niet teruggaan naar Algerije. Hij besloot om naar het noorden te reizen, naar Amsterdam, maar bleef hangen in Den Haag’, vertelt Faid.

Over de precieze verzetsactiviteiten van haar vader voor het FLN in Frankrijk wil ze niet veel kwijt. Ook niet over zijn mogelijke betrokkenheid bij terroristische aanslagen. ‘Hij zat in het verzet. En deed alles wat je kunt bedenken. Meer wil ik daar niet over zeggen’, laat ze weten. Haar vader heeft een tijdlang in Franse gevangenschap gezeten, maar daarover wilde hij daarna nooit praten. ‘Ik weet dat hij gemarteld is, maar de precieze details weet ik niet.’

Ameur Said met een tatoeage, waarop een dolk staat met een slang eromheen gedraaid. FLN-verzetsstrijders zetten bij elkaar tatoeages. (beeld: Fatima Faid)

In Nederland bouwde Ameur Faid een nieuw leven op. Hij trouwde met een Portugese vrouw, die gevlucht was voor de fascistische dictatuur van António de Oliveira Salazar. ‘Mijn vader bemoeide zich, toen hij hier ging wonen, nauwelijks nog met de Algerijnse politiek. In de jaren negentig heeft hij nog één keer gedemonstreerd tegen de burgeroorlog die Algerije op dat moment verwoestte.’ Dat de Algerijnse Oorlog voor Ameur Faid wel degelijk nog belangrijk was, is af te leiden uit het feit dat hij een van zijn dochters, Fatima’s zus Djamila, vernoemde naar Djamila Bouhired, de roemruchte Algerijnse vrijheidsstrijdster. ‘Bij Djamila Bouhired is het revolutionaire vuur nooit gedoofd’, vertelt Faid. ‘Als tachtig-plusser stond ze tijdens de demonstraties van 2019 opnieuw op de barricades om te protesteren tegen het autoritaire regime in Algiers.’

Koloniale erfenissen

De Algerijnse Oorlog is meer dan zestig geleden geëindigd, maar heeft nog niet aan actualiteit ingeboet, besluit Fatima Faid. ‘Er is nog steeds een groot sentiment in Frankrijk, dat ze Algerije nooit weg hadden moeten geven.’ De erfenis van het kolonialisme werkt bovendien door, wat nu heel zichtbaar is geworden door de hevige rellen na de politiemoord op de 17-jarige Noord-Afrikaanse Nahel. ‘De politiebonden hebben het nu over het uitroeien van ongedierte. Dat zeiden ze in de tijd van mijn vader ook. Als je mensen dehumaniseert, dan is alles geoorloofd.’

België en Nederland worstelen eveneens met hun koloniale verleden, en met de multiculturele samenleving, vervolgt Faid. ‘In Den Haag heeft 72 procent van de mensen onder de vijfentwintig een biculturele achtergrond. De witte gemeenschap heeft geen meerderheid meer. Veel witte mensen vinden dit eng. Het betekent dus dat er een nieuwe generatie komt en daar volgt weer een nieuwe generatie op. Deze mensen gaan de toekomst mede vormgeven. Ik denk dat dit goed is, maar het betekent ook dat je met je koloniale, racistische verleden in het reine moet komen en de multiculturele realiteit moet accepteren. Doe je dat niet, blijf je in oude koloniale patronen denken, dan gaan we meer van dit soort situaties krijgen, zoals de onrust in Frankrijk nu.’

De onvrede van mensen van kleur, zwarte mensen, in Frankrijk, maar ook in België en Nederland, zit heel diep. ‘De derde en vierde generatie nakomelingen van immigranten leven nog steeds in een gemarginaliseerde positie. Zij accepteren dit niet. Ik zeg niet dat geweld per definitie oké is, maar ik spreek wel Martin Luther King na, die zei: ‘Geweld is de stem van de mensen die niet gehoord worden.’ We moeten dus echt aan de slag.’

Indonesische en Algerijnse onafhankelijkheid

Tussen de Indonesische Onafhankelijkheidsoorlog (1945-1949) en de Algerijnse Onafhankelijkheidsoorlog bestaan interessante paralellen, vertelt Niek Pas. Nederland wilde Nederlands-Indië behouden en ook Frankrijk wilde Algerije onder geen beding opgeven. Nederland en Frankrijk zetten grof geschut in om hun doel te bereiken, wat tot veel burgerslachtoffers leidde. Ook maakten beide landen zich schuldig aan buitenrechtelijke executies en martelingen. Maar hoewel ze militair het overwicht hadden, verloren ze de oorlog dankzij de politiek – Nederland omdat de Verenigde Naties, met name de Verenigde Staten felle kritiek uitten; Frankrijk ook vanwege kritiek van het buitenland, maar vooral omdat president Charles de Gaulle inzag dat de tijden waren veranderd en Algerije maar beter onafhankelijk kon worden.

Reactionaire krachten in Nederland en Frankrijk konden dit niet verkroppen: in Nederland leidde dit in 1947 tot plannen voor een staatsgreep door oud-premier Pieter Sjoerds Gerbrandy en ‘Soldaat van Oranje’ Erik Hazelhoff Roelfzema, waarbij PvdA-voorman Koos Vorrink vermoord moest worden. Uiteindelijk kon de coup worden verijdeld, omdat de militaire inlichtingendienst werd getipt en maatregelen trof.

In april 1961 pleegden vier Franse generaals een putsch in Algiers. Ze hoopten dat de rest van het leger hen zou steunen en De Gaulle zou afzetten. De coup faalde, omdat het leeuwendeel van het Franse leger en het Franse volk achter De Gaulle bleven staan. Een jaar later pleegde de extreemrechtse Franse terreurgroep Organisatie van het Geheime Leger (OAS) een mislukte aanslag op De Gaulle.

Ten slotte kun je de positie van de Harki’s, Algerijnen die voor de Fransen vochten en na de onafhankelijkheidsoorlog massaal naar Frankrijk zijn gevlucht, goed vergelijken met die van de Molukkers die voor het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger (KNIL) vochten. ‘Net als de Molukkers voelen Harki’s zich achtergesteld en vragen ze om erkenning’, zegt Niek Pas.

Ondanks deze overeenkomsten zijn de verschillen tussen beide dekolonisatieoorlogen groter, aldus Pas: ‘De oorlog in Algerije was veel dichterbij, vlakbij Europa, aan de andere kant van de Middellandse Zee. Daarnaast was Algerije officieel een Franse provincie, die in de ogen van Parijs onlosmakelijk met Frankrijk verbonden was, in tegenstelling tot bijvoorbeeld Marokko of Vietnam. Er woonden in Algerije een miljoen Europeanen, met naast een half miljoen Fransen ook veel Italianen, Grieken en Maltezers, en daarenboven een grote Joodse gemeenschap van meer dan honderdduizend mensen. Zij hebben na de onafhankelijkheid in 1962 bijna allemaal het land moeten verlaten.’

Belangrijk is tevens dat de Algerijnse Oorlog voor een regime change in Frankrijk zorgde. In 1958 kwam De Gaulle aan de macht, de held van de Tweede Wereldoorlog. De Franse kolonisten, de pieds noirs (zwartvoeten) hoopten dat De Gaulle hun zaak zou steunen, maar hij besloot uiteindelijk de Algerijnse onafhankelijkheid te accepteren. De Vijfde Republiek gaf de president veel macht, maar Frankrijk werd niet – wat door sommige linkse critici werd gevreesd – een fascistische dictatuur. Pas: ‘Charles de Gaulle was een democraat. Hij was, omdat hij zowel onder het leger als onder het Franse volk over veel moreel gezag beschikte, de enige die de oorlog tot een goed einde kon brengen. De Gaulle koos verstandig.’

Yesilgöz, stel je hart open voor agent met hoofddoek

0

We mogen als Nederlanders best trots op onszelf zijn. Zaterdag 1 juli heeft onze koning openlijk excuses gemaakt over het feit dat het Oranjehuis in het verleden betrokken was bij de trans-Atlantische slavernij. Een industrie gestoeld op de handel in mensen afkomstig uit Afrika en Indonesië. De Oranjes hebben daarmee alleen al tussen 1675 en 1770 omgerekend naar nu een half miljard euro verdiend. Dit blijkt uit onderzoek dat onlangs is gepubliceerd met de naam Staat en Slavernij.

Nu nog, honderdvijftig jaar na de afschaffing van de slavernij, zijn de sporen duidelijk zichtbaar. Bijvoorbeeld in Zwarte Piet en de koloniale afbeeldingen op de Gouden Koets. Onze economie vandaag is een erfenis van kolonialisme en het slavernijverleden. Zo ook de gelden van het koningshuis en de staatskas van Nederland. De VOC en de WIC waren de eerste multinationals. Ook het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk en andere Europese landen hadden rond 1600 ieder een eigen multinational opgericht, die gefundeerd was op kolonialisme en mensenhandel. Nadat vrijwel alle andere landen slavernij hadden afgeschaft, was Nederland de laatste van de klas in het afschaffen van deze misdaad tegen humaniteit. Nu, honderdvijftig jaar later, is dit land een van de eerste Europese landen die openlijk excuses maken.

We kunnen er veel van zeggen en dat deed de koning ook. Hij vroeg om vergiffenis voor het koningshuis, de staat en voor hen die vinden dat zij geen verantwoordelijkheid hebben over wat hun voorouders hebben gedaan. Hij vroeg begrip voor hen die het niet willen begrijpen. Dat zij wel de strijd ondersteunen voor gelijkwaardigheid van alle mensen, ongeacht hun kleur en achtergrond.

‘De politie zelf vindt het wel een goed plan om vrouwen met een hijab toe te laten’

Dit laatste punt zet mij aan het denken. Afgelopen week hebben we van de minister van Justitie gehoord dat onder anderen moslimvrouwen die een hoofddoek dragen, worden uitgesloten bij de politie. Minister Yesilgöz-Zegerius deelde dit mede op de dag dat moslims gezellig met familie en vrienden het Offerfeest aan het vieren waren. Daardoor kreeg waarschijnlijk geen enkele moslim het nieuws die dag mee. Zelf zegt ze dat het om alle religieuze uitingen gaat. Maar we weten natuurlijk allemaal dat de motie van de PVV over het politie-uniform, de partij met een grote islamobsessie, niet over andere religies gaat. Over neutraliteit gesproken.

Bestaat politieke en religieuze neutraliteit überhaupt in Nederland? We hebben christelijke partijen, socialisten, liberalen, democraten enzovoort. Men vindt dat de politie neutraliteit moet uitstralen. Dat doet volgens hen een hoofddoek niet. Daar waar zij problemen zien, zien het Verenigd Koninkrijk, Canada, Nieuw-Zeeland en veel andere landen juist een verrijking.

Ook het beroep op de scheiding tussen kerk en staat is in ons land een illusie. Dan zou als eerste bij de politie en in de Kamer de eed afgeschaft moeten worden. Dankzij het toeslagenschandaal hebben we gezien dat ook de neutrale overheid een illusie is. De politie is evenmin neutraal, zie het etnisch profileren en de racistische app-groepen. Sterker nog, de politie zelf vindt het wel een heel goed plan om vrouwen met een hijab toe te laten.

Moslimvrouwen met hoofddoek weigeren bij de politie vindt de minister geen discriminatie, zei ze in een interview. Met alle respect, excellentie en andere politici: de koning vroeg zaterdag tijdens de herdenking van het slavernijverleden om je hart open te stellen voor alle mensen die er niet waren. Voor hen die willen werken aan een samenleving waarin iedereen volwaardig kan meedoen. Hij vroeg ons te respecteren dat er verschillen zijn in beleving, achtergrond en voorstellingsvermogen. Dit is waar het om gaat. Juist dit geldt voor vrouwen en meisjes met een hijab die graag bij de politie in een uniform willen werken, en die nu worden uitgesloten.

Slavernijexcuses van koning zijn niet goedkoop

De excuses die de koning maakte op Keti Koti waren terecht. Ze werden gedaan namens de Nederlandse regering en niet namens historicus Maarten van Rossem of andere burgers, schrijft Mathijs van der Loo.

Historicus Maarten van Rossem sprak zich in zijn podcast fel uit tegen de excuses die koning Willem-Alexander maakte voor het slavernijverleden: ‘Ik vind excuses flauwekul. Uit alle dingen die nu nog worden gezegd blijk ook ik nu nog schuldig te zijn, wat is dat voor onzin. Ik ben niet gebeld over de slavernij in de negentiende eeuw. Excuses, dat is een soort rare politieke gewoonte geworden. (…) Ik heb het al eerder gezegd: excuses maken is goedkoop.’

Van Rossem maakt dezelfde fout die wel meer mensen in het publieke debat maken: de excuses zijn niet namens jou. Dit was ook te horen in de speech die de koning gaf: ‘Op 19 december vorig jaar heeft de minister-president namens de Nederlandse regering excuses aangeboden voor het feit dat mensen in naam van de Nederlandse staat eeuwenlang tot handelswaar zijn gemaakt, zijn uitgebuit en mishandeld. Als uw koning en als deel van de regering maak ik vandaag deze excuses zelf.’ De excuses die dit weekend de koning maakte op Keti Koti, en Mark Rutte eerder, zijn namens de Nederlandse regering en niet namens de Nederlandse burgers.

Lange weg naar afschaffing

Het is ook niet gek dat de Nederlandse regering, nu 150 jaar na de definitieve afschaffing van de slavernij, deze excuses maakt. Nederland bungelt onderaan in de lijstjes van wanneer de Europese staten de slavernij afschaften. Het moet zelfs Rusland, met twee jaar, voor zich dulden. Onder internationale druk had koning Willem I in 1815 al de slavenhandel in zijn koninkrijk verboden. De noodzaak tot het afschaffen van de slavernij zag Minister van Koloniën Jean Chrétien Baud al in 1844 in, maar vanwege een lege schatkist raadde hij dit aan koning Willem II af. Een kleine tien jaar later vormde de Tweede Kamer een speciale commissie over dit onderwerp. In deze commissie zaten zowel mensen die voor de afschaffing waren, maar ook Amsterdamse kooplieden die belangen hadden in de plantages. De protestants-christelijke, antirevolutionaire politicus Guillaume Groen van Prinsterer stapte uiteindelijk uit de commissie op omdat deze volgens hem te behoedzaam werkte. Hier merkte hij over op dat: ‘eene emancipatie die over duizend jaren welligt tot stand (komt)’.

‘In tegenstelling tot wat Van Rossem beweert was de Nederlandse regering dus wel duidelijk betrokken bij de slavernij’

De voorstellen van de commissie zouden de stemmingen in de Kamer niet overleven en pas in 1862 slaagde minister van Koloniën James Loudon erin de afschaffing door de kamer te loodsen. Dit was dus inclusief de schadeloosstelling voor de plantagehouders – de Nederlandse staat financierde dit trouwens met de opbrengsten van het Cultuurstelsel op Java over de ruggen van Indonesische dwangarbeiders – en dat de voormalig slaafgemaakten onder staatstoezicht werden gezet.

Het verhaal over de Nederlandse worsteling over de afschaffing laat heel goed zien dat de Nederlandse regering in deze kwestie als eerste keek naar de belangen van de handelaren en schatkist en niet naar die van de slaafgemaakten. Dat de Nederlandse regering onder Mark Rutte en Willem-Alexander de eigen rol hierin erkent en daar excuses voor aanbiedt, is in dat licht dan ook zeer goed. In tegenstelling tot wat Van Rossem beweert was de Nederlandse regering dus wel duidelijk betrokken bij de slavernij. In dat licht zijn de excuses dus zeker terecht.

Dat deze verontschuldigingen wel degelijk wat uitmaken was te zien aan de reactie van het publiek dat luid applaudisseerde voor de woorden van de koning. Willem-Alexander benoemde zelf ook de rol die zijn eigen familie in het proces heeft gespeeld: ‘Maar voor mij is er daarnaast nog een andere persoonlijke dimensie. De stadhouders en de koningen van het Huis van Oranje-Nassau hebben hier niets tegen ondernomen.’

Onlangs kwam het bericht naar buiten dat de stadhouders tussen 1675 en 1770 omgerekend een half miljard euro aan slavernij en kolonialisme hebben verdiend. Dit is slechts een topje van de ijsberg, omdat dit de periode van de negentiende eeuw nog uitsluit. De periode waarin met name koning Willem I de koloniale gebieden als wingewesten voor het moederland zag, denk hierbij aan het Cultuurstelsel. Het onderzoek dat Willem-Alexander naar instelde naar de Oranjes en kolonialisme in de negentiende eeuw moet hier meer uitsluitsel over geven. Deze persoonlijke geschiedenis en het feit dat de koning deze ook benoemt maakt zijn excuses nog waardevoller.

Meer immigranten naar Nederland, grotendeels door oorlog Oekraïne

0

Uit cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek blijkt dat vorig jaar 403.000 mensen naar Nederland kwamen. Dat is 151.000 meer dan in 2021. Zo meldt de Telegraaf.

De stijging heeft met name te maken met de oorlog in Oekraïne, die een vluchtelingenstroom van miljoenen in Europa op gang heeft gebracht.

Van de 403.000 immigranten komen zo’n 230.000 uit landen buiten de Europese Unie, meldt de Telegraaf. Daar valt ook Oekraïne onder. Bijna de helft van deze groep (108.000) maakte gebruik van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming (RTB). Deze richtlijn is bedoeld voor mensen die zijn ontheemd door de oorlog.

Ook het aantal vluchtelingen dat niet onder de RTB valt, is gestegen. Vergeleken met 2021 steeg dat aantal vorig jaar met 35 procent. Van deze groep vluchtelingen kwam 52 procent uit Syrië. Ook veel mensen uit Afghanistan, Turkije, Jemen en Eritrea vroegen vorig jaar hier asiel aan, aldus het CBS.

Het aantal mensen dat naar Nederland kwam voor werk of gezinshereniging steeg met respectievelijk 65 en 35 procent. De arbeidsmigranten kwamen het vaakst uit India. Ook uit Turkije, Rusland en landen uit de zuidelijke regio van Afrika kwamen veel mensen naar Nederland voor werk. Volgens het CBS is het aantal arbeidsmigranten en gezinsherenigingen uit Rusland vorig jaar verdrievoudigd, vergeleken met eerdere jaren.

Amsterdamse studente voelt zich onveilig door pro-Palestijnse activisten

0

Een Joods-Israëlische studente voelt zich niet veilig op de Universiteit van Amsterdam vanwege pro-Palestijnse activisten. De universiteit zou haar verzoeken om een gesprek hierover negeren, vertelt ze aan universiteitskrant Folia.

De 25-jarige Tamar Efrati schrok toen pro-Palestijnse activisten een hal van de universiteit bezetten. De activisten willen dat de UvA de samenwerking met Israëlische universiteiten opzegt. Ze zijn aanhangers van de wereldwijde BDS-beweging (BDS staat voor Boycot, Desinvesteringen en Sancties) die voor een culturele en economische boycot van Israël pleit. ‘Iemand met een bikvakmuts op maakte me opeens uit ‘vuile zionist”, vertelt ze. ‘Niemand greep in of riep deze persoon tot de orde.’ Efrati besluit het pand het verlaten als ze het woord ‘intifada’ hoort, Arabisch voor opstand. ‘Het voelde heel onveilig om daar rond te lopen’, zegt ze. ‘Je kunt het gesprek niet aangaan, dus je gaat maar vluchten. Iedereen van mijn vriendengroep is weggegaan.’

De Joods-Israëlische studente voelt zich ook geïntimideerd door linkse docenten. ‘Je bent gebrainwasht door de Israëlische regering’, zou een docent tegen haar hebben gezegd nadat ze een kritische vraag stelde. ‘Het was niet alsof ik daar met een groepje de les aan het verstoren was. Iedereen om mij heen was anti-Israël, of wist er niet zoveel vanaf. Kennelijk mag je niet meer een kritisch debat aangaan op een respectvolle manier.’

Een woordvoerder van de UvA liet Folia weten diverse mails te hebben ontvangen van bezorgde Joodse medewerkers en organisaties. Daarop is – aldus de woordvoerder – wel persoonlijk maar niet publiekelijk geantwoord. ‘Dat Joodse studenten zich door een impliciete oproep tot geweld (Intifada revolution, Palestina free, from the river to the sea) niet veilig voelen begrijpen wij volkomen, en betreuren wij zeer. De universiteit moet een plek zijn waar niemand zich schroomt te kleden zoals hij of zij wenst, of niet uit durft te komen voor zijn of haar religie of identiteit.’

De UvA steunt de oproep om Israël te boycotten bovendien niet. ‘Internationale samenwerking tussen universiteiten, maar ook van individuele wetenschappers zijn een fundament binnen de academische wereld en een onderdeel van de academische vrijheid; dergelijke banden worden in de regel alleen verbroken in het geval van internationale sancties, zoals recent in het geval van Rusland’, aldus de universiteit.