Wanneer historici over honderd jaar terugkijken op de tijd waarin wij nu leven zullen ze hoogstwaarschijnlijk stellen dat in tegenstelling tot een groot deel van de twintigste eeuw, het niet langer klasse maar identiteit is op basis waarvan de samenleving is verdeeld en groepen tegenover elkaar staan. Want in steeds grotere mate kunnen we in Europa, maar ook in landen daarbuiten, een strijd om de identiteit waarnemen. Een strijd die grote risico’s met zich meedraagt, aangezien het de fundamenten van de liberale democratie aantast.
De Amerikaanse denker Francis Fukuyama beschrijft in zijn nieuwe boek Identity: the demand for dignity and the politics of resentment waar deze strijd om gaat. ‘Culturele behoeften winnen het telkens van economische logica’, zo stelt Fukuyama. Van brexit tot Trump en van identiteitspolitiek tot het debat over de multiculturele samenleving, het is telkens weer de identiteit die centraal staat. Verschillende groepen die in vastgeroeste identiteiten tegenover elkaar staan en waarbij een groot deel van de bevolking bereid is erg ver te gaan om de eigen identiteit te beschermen. En velen zijn bereid om alles wat ze hebben in de waagschaal te stellen wanneer ze het idee hebben dat wie ze zijn daarmee beter tot uiting komt. Welvaart, veiligheid, vrijheid, rechtvaardigheid en democratie. Al deze verworvenheden kunnen op deze manier onderschikt gemaakt worden aan het streven naar erkenning van de identiteit. En over identiteit kun je niet onderhandelen. Langzamerhand zullen op deze wijze verschillende identiteitsgroepen in de samenleving steeds meer tegenover elkaar komen te staan en zal de samenleving ook steeds verder polariseren. Met alle dreigingen van dien voor de liberale democratie. Want uiteindelijk is diezelfde democratie, voor groepen die primair denken vanuit hun identiteit, ondergeschikt aan het behoud van hun identiteit.
Bovenstaande analyse van Fukuyama stemt weinig optimistisch. Want hoe te voorkomen dat in de nabije toekomst de liberale democratie steeds meer zal evolueren naar een illiberale democratie, waarin de meerderheid minderheden rechten af zal nemen? Of naar een samenleving die gedomineerd wordt door een anti-democratische elite die vanwege de wens de grondrechten te beschermen bereid is in verregaande mate de democratie zelf aan te tasten? Een eenvoudige oplossing is er niet. Wel zijn er stappen in de goede richting die gezet kunnen worden.
Door het onderwerp migratie is de samenleving de laatste twintig jaar sterk gepolariseerd geraakt. Onder meer brexit en Trump geven illiberale krachten de wind in de zeilen. Indien Europese landen en andere westerse liberale democratieën, niet bereid zijn om massa’s die zich ernstige zorgen maken over de gevolgen van migratie, vanuit met name buiten de EU, tegemoet te komen in de vorm van het sterk inperken van migratie, dan zullen we niet in staat zijn om de uitdagingen die voor ons liggen optimaal aan te gaan. De inzet van de EU om de instroom van migranten uit andere delen van de wereld te verhinderen is dan ook, terecht, een helaas noodzakelijk kwaad.
Maar dat alleen niet afdoende. Want zelfs met beperkte – en geregeld ook wel degelijk verrijkende – migratie zal voor velen de identiteit centraal blijven staan, zolang we als samenleving aan de lopende band over en vanuit dit onderwerp blijven discussiëren. Het is daarom ook van belang om het onderwerp te veranderen en niet te kijken naar alleen de behoeftes van specifieke groepen, maar vooral in de eerste plaats naar de gezamenlijke noden van de samenleving. Een gezamenlijk verhaal over hoe we als samenleving onze problemen kunnen oplossen en vooruit kunnen komen is daarom nodig.
Aanvullend daarop is er nog een factor van belang in dit verband en dat is het streven naar een gezamenlijke, overkoepelende identiteit. Een identiteit die verbindt in plaats van verdeelt. Een liberaal nationalisme dat inclusief is, maar ook een gezamenlijk verhaal voor de toekomst uitdraagt. Iets wat ons trots maakt op wie we zijn en wat we bereikt hebben. En ons in staat stelt om weer met een open blik optimistisch naar de toekomst te kijken.
Wanneer dan over honderd jaar historici zullen terugblikken op de huidige tijd, zullen ze hopelijk constateren dat de strijd om de identiteit de liberale democratie niet fataal is geworden, maar haar heeft geholpen om een volgende stap te zetten in haar ontwikkeling. Laten we het hopen. We kunnen de toekomst niet voorspellen, maar haar ten goede veranderen ligt wel degelijk binnen onze mogelijkheden.
‘Mensen vinden het herkenbaar, ongemakkelijk, schokkend en hilarisch.’
In de jongste theatervoorstelling Wo-man van Golden Palace worden de grenzen en clichés rondom mannelijk en vrouwelijk gedrag nauwkeurig onderzocht en zonder enige terughoudendheid uitgebeeld. Dat levert zeer intens toneel op. De Kanttekening sprak de drie vrouwelijke makers: Ritzah Statia, Dionne Verwey en Ingrid Kuijpers.
Hoe en wanneer is het idee voor Wo-man ontstaan? Ingrid: ‘Ik had al eerder met Ritzah en Dionne gewerkt en het was me opgevallen dat ze allebei een indrukwekkende power hebben, een kracht die je mannelijk kunt noemen. Om die reden wilde ik graag een voorstelling met hen maken: over twee vrouwen die te veel kracht hebben om binnen het algemeen geaccepteerde vrouwelijke te kunnen blijven.’
Waarom rondom dit onderwerp juist een mimevoorstelling? Ingrid: ‘We maken met Golden Palace altijd fysieke voorstellingen met weinig tekst. In Wo-man is er zelfs helemaal geen tekst. Fysiek theater doet een ander appèl op het publiek: het beroert minder je ratio en meer je gevoel en je onderbewustzijn. Het komt dieper binnen. Ik denk dat dat wel goed is in deze tijd van overvloedige en oppervlakkige informatie.’
Hoe ligt mime binnen de wereld van toneel in jullie eigen ervaring? Dionne: ‘Mime ligt heel goed, naar mijn idee. Ik denk dat er steeds meer erkenning voor het genre is. Het is een vorm van theater maken waarbij je out of the scripted box mag denken.’ Ritzah: ‘Ik denk dat mime zijn plek in de theater- en danswereld moet veroveren. Er heerst nog ontzettend veel onwetendheid omtrent mime. Ik krijg regelmatig vragen over het uitbeelden van een glazen doos. Men weet niet wat mime ook kan zijn.’ Ingrid: ‘Mime en fysiek theater hebben een eigen plek binnen het Nederlandse theaterbestel. Maar veel theaters zijn huiverig om de voorstellingen te programmeren, omdat het moeilijker is om publiek te genereren voor een ‘fysiek experiment’ dan voor een repertoirestuk van Anton Tsjechov (1860-1904, Russische toneelschrijver, red.). Maar ik denk juist dat fysiek theater heel toegankelijk is, je kunt ernaar kijken zonder te denken, zonder taalbarrière.’
Dionne, jij hebt ook al een lange geschiedenis met mime. Wat betekent mime voor jou, anders dan regulier toneel of is dat een rare vraag?
‘Mime is voor mij één van de vele methoden om theater te maken. Bij de ‘mimemethode’ begin je met weinig. Je hebt een concept, je lijf en de ruimte. Zodra die drie elementen elkaar vinden, ontstaan er verhalen.’
Ritzah, jij hebt een dansachtergrond. Weet je nog wat het was dat jou bewoog om de theaterhoek op te zoeken en later mime?
‘Nadat ik mijn dansopleiding heb afgerond, ben ik een jaar in dienst geweest bij Young Stage van de SKVR, een jongerentheatergezelschap. Samen met regisseurs Carole van Ditzhuyzen en Michiel Bakker maakten we een voorstelling die we speelden op verschillende basisscholen en middelbare scholen. In dat jaar werd ik verliefd op de mimelessen die we kregen. Zo heb ik de overstap kunnen maken naar de mimeopleiding in Amsterdam.’
En je was ook al eerder betrokken bij de Golden Palace-productie Seksbom. Wat leerde je daar?
‘Ingrid bood mij in mijn afstudeerjaar een stageplek aan in haar voorstelling Seksbom. Ze leerde mij om grenzen over te gaan, dieper te graven in mijn verbeelding en om een vorm van vrijheid op te zoeken.’
Dionne en Ritzah, jullie kenden elkaar al langer voor Wo-man toch? Dionne: ‘Ja, van de mimeopleiding.’ Ritzah: ‘In 2012 studeerde Dionne af en ik begon met de mimeopleiding. Ze kwam regelmatig naar presentaties van school kijken. Zo ontstond er een vriendschap.’
Wat nemen jullie mee in het stuk uit alles wat jullie zien, horen of meemaken rondom gender in jullie eigen leven? Hoe zien we dat terug in het stuk? Ingrid: ‘De voorstelling is gemaakt vanuit improvisaties rond de thematiek, dus alles wat we denken en voelen of wat sluimert in ons onderbewustzijn komt tevoorschijn in het spelmateriaal. In de voorstelling ontwikkelt extreem mannelijk gedrag zich via extreem vrouwelijk gedrag naar gedrag dat voorbijgaat aan het mannelijke en het vrouwelijke.’ Dionne: ‘Ik nam niet persé iets mee. Het stuk is gemaakt vanuit improvisatie. Ik denk dat alle beelden weleens voorbij zijn gekomen in je leven, zoals het aantrekken van een mannenpak en je daar lekker bij voelen.’ Ritzah: ‘Tijdens het repeteren ging Ingrid samen met ons op zoek naar wat mannelijke en vrouwelijke energie is. Waar het in het lichaam zit en waarom men het mannelijk of vrouwelijk noemt. In mijn persoonlijke leven ben ik mij ook bewust van een bepaald soort energie of kracht die niet per se gezien wordt als ‘vrouwelijke kracht’. Zo hebben Dionne en ik allebei raakvlakken op dit gebied. Ingrid gaf ons opdrachten om zowel alleen als met elkaar uit te zoeken waar deze kracht vandaan komt. Het materiaal dat hieruit voortvloeide, heeft ze uiteindelijk tot deze voorstelling kunnen vormen.’ Ingrid: ‘Ik vind het mooi dat de voorstelling laat zien dat gedrag kan veranderen, dat je kunt kiezen wie je bent. Het is een pleidooi voor vrijheid.’
Wat vonden jullie het moeilijkste, heftigste of leukste aan het maken en spelen van Wo-man? Dionne: ‘Niets was moeilijk of heftig. Het leukste vond ik de banaan opeten.’ Ritzah: ‘Er is niet echt iets wat ik als moeilijk of heftig ervaar in deze voorstelling. Het leukste vind ik dat ik samen met Dionne op het podium mag staan en deze voorstelling mag spelen. We voelen elkaar goed aan op de vloer en dat zie je terug in de voorstelling.’ Ingrid: ‘Het is altijd een enorme klus om op basis van los geïmproviseerd spelmateriaal een voorstelling in elkaar te zetten, om een dramatische lijn te vinden. Je werkt vanuit chaos naar een structuur toe, het is echt puzzelen. Elk detail in het spel is belangrijk, omdat daarmee het verhaal wordt verteld. Het is elke keer weer spannend of het gaat lukken.’
Welke gevoelens en ideeën kwamen bij jullie zelf naar boven tijdens het repeteren en spelen bij dit stuk? Dionne: ‘Veel. Het idee van de ‘Konijnenmaskervrouwen’ en het aankleden van de vrouw in de roze jurk en haar tot ‘huisvrouw’ maken.’ Ritzah: ‘Iets wat zeer regelmatig naar boven kwam, was de ‘mannelijke kracht’ die je als vrouw kunt hebben en waarom we het dan mannelijke kracht moeten noemen. Een zoektocht naar vrijheid waarin je volledig in je eigen kracht kunt staan.’ Ingrid: ‘Wat ik zelf ontroerend vind aan de voorstelling is dat je ziet dat mensen eigenlijk dieren zijn, maar dat ze door allerlei oordelen en vooroordelen hun vrijheid hebben.’ verloren. Mensen proberen zich zo goed mogelijk aan te passen aan wat de maatschappij van hen verwacht. Daar wordt je niet gelukkig van. In Wo-man kunnen de personages niet gelukkig zijn door hun teveel aan power. Ze passen niet in het rollenpatroon, ze hebben te veel energie. Ze breken met de verwachting en daardoor ontstaat er iets nieuws.’
Wat hoor of krijg je terug van mensen die de voorstelling hebben gezien? Dionne: ‘We krijgen veel verschillende reacties. Van ‘wat leuk’ en ‘grappig’ tot ‘verwarde’ reacties, vooral uit de hedendaagse feministenhoek en jonge theatermakers.’ Ritzah: ‘Mensen vinden het herkenbaar, ongemakkelijk, schokkend en hilarisch.’ Ingrid: ‘We krijgen heel goede reacties, mensen vinden het vooral fascinerend dat je de spelers steeds van identiteit ziet wisselen. Dat zet je als kijker aan het denken over wat identiteit eigenlijk is. Is het iets wat we willen zijn of is het iets wat we denken dat we moeten zijn?’
Wo-man speelt nog tot eind december. Wat zijn andere projecten waar jullie daarna of nu al mee bezig zijn? Dionne: ‘Dit seizoen doe ik toevallig veel jongerenprojecten bij Het Nationale Theater en de Toneelmakerij. En muziektheater met mijn eigen collectief Sir Duke van Orkater.’ Ritzah: ‘Momenteel heb ik nog niet iets concreets staan. Wel zit ik op dit moment in een aantal creatieve processen. Het bespreken en uitwerken van ideeën voor de toekomst.’ Ingrid: ‘Volgend seizoen ga ik met Golden Palace een voorstelling maken over geboorte, de oerkracht van het baren. Want dat vrouwen dat kunnen, daar heb ik een enorm ontzag voor.’
Wo-man is te zien in Nederlandse theaters tot 20 december 2018.
Waarom gaat iemand elke week naar een kerk, moskee of tempel? Wat zoekt of vindt hij of zij daar? De Kanttekening bezoekt diensten, missen en andere levensbeschouwelijke samenkomsten om daarachter te komen. Deze week: de Shree Maheshwar Dhaam-hindoetempel.
Het is dinsdagavond rond de klok van zes in Rotterdam-Zuid. De woning aan de Putselaan 194 lijkt in niets op een hindoetempel, maar schijn bedriegt. Alleen op de ruit staat de naam van de tempel: Shree Maheshwar Dhaam. Wie door het raam naar binnen durft te kijken ziet het sierlijk versierde interieur waarin de kleuren goud en rood overheersen. De deur staat op een kier en de bezoekers die naar binnen lopen trekken aan een belletje om aan te geven dat ze binnen zijn. Vooraan staan beelden. Terwijl de bezoekers naar binnen lopen worden er bloemen gelegd bij deze beelden. De kleine woonkamer staat vol met rijen stoelen.
Op de tweede rij zit Indira Harinarijn. Net als de meeste vrouwen is zij gekleed in traditionele kledij: een kleurrijke jurk en hoofddoek. ‘Ik kom hier graag. Ik ben een gelovige vrouw, ik bid graag. Het is goed om veel te bidden, dat geldt voor ons, maar ook voor moslims en christenen. Iedereen heeft God een andere naam gegeven maar God is één.’
Hoewel het hindoeïsme vaak als een polytheïstische religie wordt afgeschilderd, geloven hindoes in één God. Deze God kan zich net als bij de Heilige Drie-eenheid in het christendom op verschillende manieren manifesteren. In deze periode wordt Durga Mata vereert, de vrouwelijke manifestatie van God.
Naresh Poeran is pandit (voorganger in het hindoeïsme) van deze tempel. Hij legt uit wat dat precies inhoudt. ‘Deze weken eren we de negen krachten uit moeder natuur. Elke avond wordt er een aspect van Durga Mata vereert. In de avond vasten, bidden en zingen we dat de overgang van de zomer naar de winter voor ons allen gunstig zal verlopen. We bidden dat ons lichaam en onze geest de kracht mogen hebben om de veranderingen te overbruggen.’
In stilte vult de ruimte zich tot de nok toe met bezoekers. Die stilte wordt abrupt verstoord als vooraan bij het altaar een groepje vrouwen mantra’s, bhajans en stotra’s (verschillende soorten religieuze zang) beginnen te zingen. De ruimte vult zich met het geluid van hun stemmen. De vrouwen houden dit ruim anderhalf uur vol.
Bij één van de laatste liederen besluit Yogesh Bhoendie, een jongen van twaalf jaar oud, om spontaan bij de vrouwen te gaan zitten. Hij krijgt een boekje in zijn handen gedrukt zodat hij mee kan zingen met de rest. Daarna krijgt hij de microfoon en mag hij solo een lied zingen. Na even te hebben geaarzeld zet hij moedig in. Zijn moeder Janice kijkt hem vertederend toe en moedigt hem aan. Als het lied ten einde is krijgt hij een warm applaus. ‘Ik kon niet alles goed verstaan, maar als hij vaker oefent dan wordt het vanzelf beter, ik ben enorm trots op hem dat hij dit vandaag gedaan heeft’, aldus Janice. Haar zoon kan de taal waarin hij gezongen heeft, het Hindi, niet heel goed verstaan. Op de vraag wat hij heeft gezongen, moet hij het antwoord dan ook schuldig blijven. Janice legt uit dat het een offergebed was voor Vishnoe (het zorgzame en beschermende aspect van God).
Daarna is het de buurt aan een groep mannelijke zangers die ook ruim een uur allerlei liederen zingen. Van zes tot half negen wordt de ruimte gevuld met muziek. Tussendoor lopen mannen en vrouwen naar voren om de beelden van de goddelijke manifestaties te eren. Om half negen begint de preek van pandit Poeran. Hij preekt in het Hindi en soms zingt hij erbij. Er wordt ook veel gelachen. Na afloop vertelt Poeran dat hij onder andere gepreekt heeft over dat het leven bestaat uit tegenstellingen. ‘Alles in het leven bestaat uit paren: dag en nacht, geluk en verdriet, man en vrouw, yin en yang, noem maar op.’
Foto: Gemme Burger
Na Poeran is het de beurt aan nog een pandit uit India. Het is kwart over tien als de dienst voorbij is. Negen dagen lang is dit het procedé. Op de laatste pandit na komen alle bezoekers van oorsprong uit Suriname. Toch voelt Harinarijn zich meer Hindoestaan dan Surinamer. ‘We zijn in deze gemeenschap allemaal geboren in Suriname, maar we voelen ons vooral kinderen van India.’
Na de slavernij haalde Nederland vanaf 1873 goedkope contractarbeiders uit voormalig Brits-Indië om de plantages in Suriname op gang te houden. Na de Surinaamse onafhankelijkheid in 1975 emigreerden veel Hindoestanen naar Nederland. Op de vraag of het hindoeïsme van de Hindoestanen zich door deze geschiedenis anders heeft ontwikkeld dan het hindoeïsme in India, antwoordt Poeran: ‘De geschriften en de gebeden blijven hetzelfde, maar je ziet wel dat bepaalde taboes door de Surinaamse en Nederlandse invloed minder groot zijn geworden. Het kastensysteem heeft nog steeds een bepaalde invloed, maar Nederland en Suriname zijn multiculturele samenlevingen en trouwen buiten je kaste of met iemand uit een andere cultuur of religie is daardoor geen groot taboe meer.’
Ook Janice staat er voor open dat Yogesh later zelf zijn partner kiest. ‘In eerste instantie is het mijn wens dat hij met een Hindoestaanse trouwt zodat hij het geloof door kan geven. Mocht hij met iemand thuiskomen met een andere religie, dan kunnen we daar afspraken over maken omtrent ieders geloof. Komt hij met een ongelovige thuis, dan mag diegene met ons geloof meedoen indien ze dat zelf wil.’
Poeran: ‘Het kastensysteem heeft nog wel een belangrijke rol als het gaat om de rol van pandit. Het ambt van priester mag officieel alleen uitgeoefend worden door de brahmanen, de hoogste kaste. De oudere generatie houdt daaraan vast terwijl de jongere generatie er kritisch over is. Ik vind dat je priester moet worden aan de hand van je karma en niet aan de hand van je geboorte. Als dat ambt voorbehouden is aan één groep, dan vind ik dat discriminatie. Het is een onderwerp waarover gelukkig veel discussie is in de gemeenschap.’
Harinarijn is twee keer in India geweest. Als het gaat om de religieuze praktijk, ziet ze niet veel verschillen. ‘Het enige wat mij opviel is dat op sommige dagen daar bijna de hele dag door gebeden wordt. In Nederland of Suriname kan dat natuurlijk niet, je moet ook gewoon je werk kunnen doen. Toen ik daar was had ik vakantie, ik kon toen met alles meedoen.’
Foto: Gemme Burger
Yogesh heeft net als de verslaggever niet kunnen volgen wat er allemaal inhoudelijk werd gezongen. Is het voor de nieuwe generatie essentieel om de taal te spreken of kunnen in de toekomst de gezangen ook in het Nederlands worden gezongen? Poeran: ‘De taal hangt wel samen met onze religie, want de mantra’s moeten in het Hindi worden gezongen. Toch kun je ook hindoe zijn als je de taal niet spreekt. In Amerika wonen veel Hindoestanen die de taal niet machtig zijn, de geschriften zijn vertaald dus ze kunnen op die manier leren over de inhoud van hun geloof. Ze zingen nog wel in het Hindi, maar ze weten niet waar ze over zingen. Ik denk dat we in de toekomst in Nederland ook naar zo’n situatie gaan. Ik zie om me heen hoe nonchalant ouders hun kinderen opvoeden. Veel van de jongere generatie noemen zich nog wel hindoe, maar ze kunnen de kern van het geloof niet benoemen. Vaak denken ouders dat hun kinderen vooral goed Nederlands moeten leren, dan integreren ze en kunnen ze beter klimmen op de maatschappelijke ladder. De moedertaal en het hindoeïsme vinden ze helaas minder belangrijk.’
Yogesh wordt door zijn moeder zoveel mogelijk hindoeïstisch opgevoed. Naast de dienst die hij vandaag bijwoont zit hij op klassiek hindoeïstische dans. ‘Soms zeg ik tegen kinderen op school dat ik op klassiek dansen zit en dan vragen ze om een stukje te dansen. Op mijn school hebben we godsdienstles, dan praten we over verschillende religies en ik praat dan veel over het hindoeïsme.’
Volgens Poeran hebben alle religies hun bron in het hindoeïsme. ‘We weten dat het hindoeïsme de oudste religie is en dat de andere religies ook hun bron hebben in het Sanskriet. Een heel oud epos in het hindoeïsme gaat bijvoorbeeld over hoe de traditie van de vrouwensluier is ontstaan. Dat verhaal speelt zich af in wat nu Saoedi-Arabië is. Een ander voorbeeld is dat één van de namen van Durga Mata ‘Allah’ is. Het Indische Rijk liep van het uiterste oosten tot ver in Europa. De moslims en christenen die ons hebben verdreven, hebben onze tradities en woordgebruik overgenomen.’
Poeran gelooft niet dat het hindoeïsme beter is dan andere religies. ‘We aanbidden dezelfde God, alleen de interpretaties verschillen. Het is niet mijn levensdoel om te wedijveren over wie beter is, daar valt ook niets mee te winnen. Dat soort discussies zijn in de geschiedenis vaak reden voor oorlog geweest, dus het lijkt me niet dat we ver komen met zo’n standpunt. Religie is: in jezelf geloven, goed handelen en goed zijn voor je naasten. Dat is de kern en de rituelen en gebeden zijn er om je daaraan te herinneren.’
Het doet als thriller weinig onder voor Agatha Christies meermaals verfilmde Moord in de Oriënt-expres en het zou mij weinig verbazen als er over een half jaar een script ligt voor de kaskraker Moord in het Oriënt-consulaat. Elke gelijkenis met bestaande personen en echte gebeurtenissen, zo zal het dan heten, is puur toevallig en zowel de naam van de ‘grote stad in het Midden-Oosten’ waar zich een en ander afspeelt als die van het ‘grote Arabische land’, om welks diplomatieke post het gaat, zal in het vage worden gehouden. Anders worden ze ergens in dat grote land bijzonder boos, met gevolgen voor de olieprijs.
Maar de ingrediënten voor een bloedstollende detective over de moord op de Amerikaans-Arabische journalist Jamal Khashoggi liggen nu al voor het oprapen: een prille liefde over de landsgrenzen heen, een dubbelganger met vermomming, een botzaag, geheime film- en bandopnames, met een smoes weggestuurde potentiële pottenkijkers, fabelachtige rijkdom en talloze intriges binnen een zeer omvangrijke koninklijke familie. En ook de oplossing van de moord zal vast aan die van Christies beroemde verhaal herinneren: zo’n beetje iedereen blijkt een duistere rol te spelen.
Afgezien van Donald Trump, die op dit soort momenten zijn vergaande infantiliteit niet weet te verbergen – het zou bij de moordenaars om woestelingen gaan die geheel op eigen houtje hadden geopereerd en hij noemde de ontkenning van de Saoedische koning Salman ‘erg sterk’, zoals hij dat al eerder in Poetins geval ten aanzien van de Russische verkiezingshacks had gedaan – is er niemand die de kletskoek van Riyad over een uit de hand gelopen worsteling serieus neemt. Eén bijna zestigjarige die op eigen houtje een vuistgevecht aangaat met achttien anderen? Omdat zijn pasfoto werd afgekeurd, of wat? En dan zeker geheel per ongeluk in stukken wordt gezaagd? Het is, gezien de ingevlogen slagersploeg die deels uit de entourage van de kroonprins stamt, tamelijk onwaarschijnlijk dat deze Mohammed bin Salman (‘MBS’) er níet veel mee te maken heeft.
Intussen zijn de politieke repercussies groot. De eerste die er zeer van profiteert is de Turkse president Erdogan, overigens zelf niet bepaald iemand met schone handen en leider van een land dat op het grootste aantal journalisten achter de tralies bogen kan – maar dat is uiteraard nog altijd iets anders dan een dergelijke moord met voorbedachten rade. Hij zal niet nalaten dit ‘godsgeschenk’ – ik citeer de woorden die Erdogan zelf eens in een ander verband hanteerde – tot op de bodem uit te melken. Turkije is een van de grote geopolitieke tegenspelers van Saoedi-Arabië en nauw verbonden met de Saoedische aartsvijand Iran. Met kennis van de betrokkenheid van MBS bij de moord in het Oriënt-consulaat kan hij de Saoedi’s onder grote druk zetten en de nodige concessies afdwingen ofwel matiging van de houding jegens Teheran, ofwel een lagere Saoedische olieprijs.
Ook het Westen ontkomt er nu niet aan om zijn plaats ten aanzien van dit barbaarse moordenaarsregime opnieuw te bepalen. Te lang heeft het bij alles weggekeken en in het Midden-Oosten met twee maten gemeten. Groot was een paar jaar geleden de openlijke afschuw, door menig democratische politicus op opgewonden toon verwoord, toen IS in haar nieuwe kalifaat allerlei wrede lijfstraffen introduceerde. Ook Iran wordt om die reden regelmatig gehekeld.
Nu is het verre van mij om de theocratie in Teheran te verdedigen, maar precies diezelfde ‘middeleeuwse’ strafpraktijken worden sinds jaar en dag ook in Saoedi-Arabië in het openbaar gepraktiseerd, zonder dat dit het gemoed van al die politici kennelijk bijzonder heeft gekweld. En nadat IS haar publieke onthoofdingen op YouTube begon te plaatsen, heeft ook maar zelden een journalist bij zulke opgewonden politici over deze vorm van cognitieve dissonantie doorgevraagd. Daarbij komt dan dat Osama Bin Laden uit een gegoede Saoedische familie stamde en dit land – en níet het door Washington steeds als bron van alle terrorisme verketterde Iran – zowel de daders als de ideologie voor nine eleven geleverd heeft.
Dat alles stond goede en soms zelfs innige, contacten met de machthebbers in Riyad niet in de weg. Ook, bijvoorbeeld, niet tussen de Nederlandse en Saoedische royals. In dat opzicht blijkt er toch een soort vanzelfsprekende band te bestaan tussen alle staatshoofden die hun hoge positie niet aan eigen verdiensten, maar aan andermans baarmoeder danken. Menig officiële handelsdelegatie ging reeds vanuit Den Haag richting Riyad op pad. Ook Trump – en dat verklaart tevens zijn gretigheid om nu Saoedische sprookjes over de gang van zaken in het Oriënt-consulaat te geloven – heeft, deels via zijn dubieuze schoonzoon, de nodige zakelijke belangen op het Arabisch Schiereiland en lucratieve persoonlijke contacten met het Saoedische koningshuis.
Saoedi-Arabië geldt als westerse bondgenoot en Iran als Rijk van het Kwaad en dus kijken we bij Saoedische wanpraktijken stelselmatig weg. Het land doet in de praktijk immers niet moeilijk over Israël en dat is vooral voor Washington een cruciaal punt. Bovenal treedt een aantal westerse landen, Amerika voorop, in ruil voor Arabische olie, op als belangrijke wapenleverancier, waaraan goed wordt verdiend. Het was ook zo’n beetje het eerste wat Trump, nadat een dubieuze rol van Riyad bij het voortijdig verscheiden van Khashoggi niet langer te ontkennen viel, zei: ‘Ik ga geen miljardendeal in de waagschaal stellen.’
Gezien het bloedbad dat Riyad met die westerse wapens nu al enige jaren in Jemen aanricht, zal dit uiteindelijk toch moeten, wil het Westen niet volledig zijn toch al tanende morele geloofwaardigheid in de regio verliezen. En die vorm van soft power is, tegenover de autocraten van Rusland, China, Turkije en de meeste Arabische landen, toch nog altijd het belangrijkste wapen dat het Westen bezit.
Uit het onlangs gepubliceerde onderzoek Sociale samenhang en welzijn van het CBS zou blijken dat voor het eerst in Nederland een meerderheid van de bevolking zich niet tot een religieuze groepering rekent. Het zou gaan om kleine wijzigingen ten opzichte van vorige metingen en het zou vooral gaan om veranderingen onder katholieken. Verder komt uit dat statistisch onderzoek naar voren dat er een afname is van het aantal mensen dat religieuze bijeenkomsten zoals diensten bijwoont. Ook wordt er gesproken over ‘religieuze betrokkenheid’, maar onduidelijk is wat daarmee wordt bedoeld. Maar het bericht dat voor het eerst minder dan de helft van de Nederlanders ‘religieus’ is, was kennelijk opzienbarend nieuws en haalde dus de landelijke media.
Wat is hier nu aan de hand? Wat vertellen deze cijfers ons en wat zeggen ze over de ontwikkelingen in de samenleving? Waarom is dit opzienbarend nieuws? Beter gezegd, waarom beschouwt men dit als opzienbarend nieuws? Dat komt omdat het een bevestiging is van een hardnekkig beeld dat religie in de ‘moderne’ samenleving aan het verdwijnen is. Dat op zich weer maakt het feit dat in veel statistisch onderzoek moslims er vaak eerder uitkomen als religieuzer dan als minder religieus, ook ‘opzienbarend’. Zo worden niet alleen cijfers gepubliceerd, maar wordt er een bepaald zelfbeeld van de Nederlandse samenleving neergezet: ‘wij zijn de religie voorbij – nu de rest van de wereld nog’.
Over de methode van meten zoals bij dit CBS-onderzoek zal ik kort zijn. Ik heb al eens eerder in deze column duidelijk gemaakt dat dergelijke cijfers ons weinig inzicht geven in religieus leven in Nederland. Dat er veranderingen optreden in wat de onderzoekers kennelijk als ‘religiositeit’ bestempelen, dat zal wel. Dat kerken leeglopen en dat minder mensen zich tot traditionele kerkgenootschappen rekenen, dat zal ook wel. Dat wisten we al lang. Maar wat vertelt ons dat over de religieuze praktijk in Nederland? Eigenlijk maar heel weinig. Er gebeurt namelijk heel veel meer, maar dat wordt niet meegenomen in dit soort grootschalige surveys en dat is een serieuze tekortkoming.
Beter inzicht in de religieuze praktijk is om allerlei redenen belangrijk. Als we ons er op een gemakzuchtige manier van afmaken en stellen dat religie op zijn retour is en er niet meer toe doet omdat we nu eenmaal op een simplistische manier naar het religieuze landschap kijken, of er een volstrekt achterhaalde definitie van religie op nahouden, dan ontgaat ons een hoop. Er gebeurt van alles dat niet in cijfers is vast te leggen, maar dat wel degelijk bepalend is voor de maatschappelijke werkelijkheid waarin we leven. Het denken over goed en kwaad is misschien niet meer rechtstreeks uit het catechismusboekje afgeleid, maar religieuze ethiek is nog steeds en steeds meer een inspiratiebron als het gaat om de vraag hoe we met het milieu of met vluchtelingen omgaan. Mensen die bewuster met voedsel omgaan, nadenken over wat ze eten, hebben wel degelijk een moreel kompas. Hoezo is dat niet religieus? Aan de andere kant is het nogal vreemd om religie als onbelangrijk af te doen terwijl het huidige kabinet een coalitie is van onder andere twee uitgesproken religieuze partijen. En neem de ophef over de islam. Al die mensen die roepen dat religie er niet meer toe doet, schreeuwen moord en brand als moslims zeggen dat hun geloof belangrijk is. Hoezo doet religie er niet toe?
De cijfers van het CBS gaan over een heel klein stukje van die maatschappelijke werkelijkheid, maar er is veel meer aan de hand. Afgelopen week vond in Utrecht de eindconferentie plaats van het onderzoeksprogramma ‘Religie in de moderne samenleving’ van de NWO, de organisatie die wetenschappelijk onderzoek financiert. Dit programma is ongeveer vijf jaar geleden opgezet en loopt nu af. Tijdens de conferentie werden de resultaten besproken. In het programma is onderzoek gedaan naar veranderende verhoudingen tussen religieuze organisaties en de overheid; naar de relatie tussen moslims en joden; naar nieuwe vormen van religieus gezag onder moslims; naar de relatie tussen homoseksualiteit en religie; naar religie en immigratie; naar publieke debatten en activisme onder moslims en naar nieuwe vormen van religiositeit. Een groot aantal onderzoeken werd binnen dit programma gefinancierd en de onderwerpen, thema’s en uitkomsten zijn heel divers, maar één ding sprong er toch uit: je kunt religie onmogelijk terugbrengen tot lidmaatschap van een traditionele religieuze gemeenschap, of religiositeit ‘meten’ door te vragen hoe vaak iemand naar de kerk gaat.
Het voert te ver om hier diep in te gaan op de vraag wat religie eigenlijk is. Daar bestaat nu juist helemaal geen overeenstemming over onder onderzoekers, maar veel belangrijker: ook niet onder mensen die ‘religie bedrijven’. Het zou goed zijn als die ‘tellers’ en ‘meters’ zich minder druk zouden maken over hun ‘meetinstrumenten’ en meer over wat er in de samenleving eigenlijk gebeurt.
‘Wij zien het niet als een kerk, het is echt een gebouw met alles erin, meer dan alleen voor de godsdienst.’
Van oudsher komen mensen van over de hele wereld naar Nederland en specifiek naar Rotterdam, waaronder zeelieden. Met deze zeelieden kwamen ook de zeemanskerken in het straatbeeld. In Rotterdam zijn er zeemanskerken van de vier Scandinavische landen Denemarken, Noorwegen, Zweden en Finland. Het waren van oorsprong een soort opvangcentra voor zeelui, die daar hun godsdienstige plichten konden vervullen en zich ook in een sociale omgeving konden ontspannen. Vandaag de dag zijn de kerken open voor iedereen die er zin in heeft of behoefte aan heeft. Hoe leven de Scandinavische gemeenschappen in Nederland en welke functies vervult de kerk? Een rondje langs hun kerken.
In een rustige straat in Rotterdam bevindt zich de svenska kyrkan, de Zweedse kerk, volgens het bord aan het hek actief sinds 1909. De mensen van het kerkbestuur, voornamelijk vrouwen, zijn in het Zweeds bezig met een vergadering en zijn enigszins verrast met het bezoek. Er wordt met de vrouwelijke dominee besloten dat het op dat moment niet verstandig is om een interview te doen. ‘We zitten momenteel in een veranderingsfase, we praten over hoe we kunnen blijven functioneren als kerk.’
De volgende stop is de Noorse zeemanskerk uit 1914, het grootste houten gebouw van Nederland. Het was een geschenk van het negen jaar eerder onafhankelijk geworden Noorwegen aan Rotterdam en is gebouwd in zeventiende-eeuwse Noorse bouwstijl. Koning Haakon de Zevende leverde een bijdrage aan de bouw en sinds 1999 is het gebouw een Rijksmonument. De Noorse zeemanskerk maakt net als de drie andere Scandinavische kerken deel uit van een wereldwijd netwerk van kerken die alle verbonden zijn met de kerk in het thuisland. Sommige medewerkers worden voor enige tijd uitgezonden vanuit het thuisland om bijvoorbeeld in Rotterdam dienst te doen. Gastvrouw Ingrid: ‘Veel mensen denken dat we alleen in het weekend open zijn, terwijl het de hele week doorgaat, behalve op maandag en vrijdag, dan is de kerk gesloten. Maar wanneer we open zijn, dan zijn we ook echt open voor iedereen die zin heeft om binnen te komen kijken, ongeacht hun eigen geloof of instelling of wat dan ook. Als ze het interessant of leuk vinden om hier binnen te komen kijken, dan mag dat’, zegt Ingrid, die ook een naam heeft voor Noorse Nederlanders: ‘Nedernoren’.
Noorse zeemanskerk.
‘Tegenwoordig bevinden de schepen zich in Moerdijk of op de Tweede Maasvlakte, het is haast onmogelijk voor de scheepslui om de kerk te bezoeken. Daarom brengen wij een bezoek aan ze. We bespreken nu hoe we die bezoeken anders kunnen doen dan we tot nu toe hebben gedaan. Dat we een systeem hebben waarbij ik kan zeggen ‘in deze haven ligt nu een aantal schepen, allemaal met Noorse bemanning aan boord, daar kunnen we naartoe’. Want tot nu toe zijn wij er alleen voor de Rotterdamse haven geweest. Soms gaan we naar Den Helder, daar komen veel schepen binnen van olieplatforms op de Noordzee en waar vaak Noren aan boord zijn.
Noorse zeemanskerk.
Gevraagd naar de historische banden en wederzijdse invloeden tussen Nederland en Noorwegen, vertelt Ingrid: ‘Ik las recent een interessant verhaal van een historica, over de jaren dat er veel handel was tussen Noorwegen en Nederland, bijvoorbeeld van gedroogde vis, klipfisk (klipvis of stokvis is gedroogde en gezouten kabeljauw, red.) noemen wij dat. Het wordt gebruikt voor gerechten als bakkeljauw (Surinaams-Nederlandse naam voor klipvis, red.). Het blijkt dat er een Nederlander naar Noorwegen was gegaan en de mensen daar leerde hoe hij de bereiding van de vis het liefst had. De Noren hebben dat overgenomen en dit was lang een van Noorwegens grootste exportproducten. Ook heeft deze historica verschillende taalkundige elementen gevonden die volgens haar door Noren in Nederland waren opgepikt en later verbasterd zijn tot Noorse woorden. Er was ook veel uitwisseling van vooral jonge mensen, die per schip naar Nederland gingen, de mannen om werk op zee te vinden en de dames om dienstmeisje te worden in Nederlandse herenhuizen. Het is verder misschien een bekend gegeven dat Amsterdam grotendeels gebouwd is op Noorse palen. We hadden namelijk veel eikenbomen, daarvan is veel gekapt in de jaren dat eikenhout echt gewild was. Dus er is altijd veel verkeer geweest. Tegenwoordig is er minder scheepvaart tussen beide landen, wel gaan vrachtwagens heen en weer die verschillende producten meenemen. Vooral zalm is erg gewild uit Noorwegen. En uit het Westland worden groenten meegenomen naar Noorwegen. De uitwisseling van studenten is een andere vorm van verkeer, verder is Noorwegen een populaire toeristische bestemming voor veel Nederlanders vanwege de natuur of de vermeende frisse lucht. Ook zie je dat Nederlanders naar Noorwegen verhuizen om daar een nieuw bestaan op te bouwen. Nederlandse fysiotherapeuten zijn daar heel gewild. We geven hier lessen Noors, dat vervult ook een brugfunctie. Soms vraag ik aan mensen waarom ze Noors willen leren en dan krijg ik als antwoord bijvoorbeeld ‘ik heb plannen om over enkele jaren naar Noorwegen te verhuizen’. ‘Welkom in de kerk’, zeg ik dan.’
Noorse zeemanskerk.
Bij alle vier de kerken valt het op dat de sfeer binnen erg sociaal is. Vaak heb je het beeld bij een kerk dat het een groot en formeel gebouw is waar de meeste mensen alleen op zondag voor de kerkdienst komen, maar hier is de sfeer ontspannen en huiselijk. De kerkzaal zelf omvat maar een klein deel van het hele gebouw. ‘Oorspronkelijk was het natuurlijk de bedoeling dat zeelui hier kwamen, het was toen meer als een café. Men was toen misschien wel een week lang aan wal en als de zeelui dan langs een paar bars en bordelen waren geweest, was er niet zoveel meer te doen. Ze spraken geen Nederlands of Engels en het was wel fijn om eens andere gezichten te zien dan je de hele tijd aan boord om je heen had. De kerk bood die mogelijkheid; soms vond je een krant uit je eigen dorp, iemand las gedichten voor, men had filmavonden, zangavonden. Zo had je hier een vrij grote en levendige gemeenschap. Ik denk dat de meeste zeemanskerken op deze manier in elkaar zitten. Het idee was dat het laagdrempelig moest zijn, dat mensen niet denken ‘een kerk, ik moet me gedragen of een bepaald soort kleding aantrekken’, maar dat ze gewoon kunnen komen zoals ze zijn. Sommige mensen willen over diepe, serieuze levensvragen praten, andere mensen willen een kopje koffie drinken en over het weer praten. Dat mag allemaal. Er zijn bijvoorbeeld ook kerken langs de costa’s (in Spanje, red.), waar zich veel mensen bevinden voor lange periodes, wanneer het in Noorwegen echt koud is. Daar komen mensen soms met drommen naar de kerk en na de mis drinken ze samen koffie en eten ze er een gebakje bij. Ook hier zijn er bijeenkomsten met allerlei thema’s, in november hebben we bijvoorbeeld de jaarlijkse kerstmarkt. Al met al is er dus buiten de zondag vrijwel de hele week wel iets aan de gang. Dan heb je soms met alleen mensen ontvangen al genoeg te doen.’
Het aantal mensen dat de kerk op een dag bezoekt varieert van enkele tientallen tot soms slechts vijf mensen, geeft Ingrid aan. ‘Dat weet je nooit van tevoren. In het voorjaar komen vaak bussen vanuit Noorwegen met mensen die kerken bezoeken en zij maken hier een tussenstop. Bij binnenkomst vertellen we ze over de kerk, daarna kunnen ze koffie drinken en wafels eten, dat is onze standaardservering.’ Op zondag komen naar de mis zo’n twintig à dertig mensen. ‘Maar het grappige is dat de meeste mensen die op zondag komen Nederlanders zijn die Noors spreken. Ze hebben een Noorse partner (gehad) of ze hebben een tijd in Noorwegen gewoond. Vele van hen spreken de taal vloeiend, onze organist heeft bijvoorbeeld Noors geleerd lang voordat ik hier kwam en het is bijna alsof je met een Noor spreekt.’
Deense zeemanskerk.
In de Deense zeemanskerk is men ook druk met het overleggen over de toekomst en is het moeilijk om over de Deense gemeenschap in Nederland te praten. Wel wordt door een van de vrouwen kort een historisch hoofdstuk opengeslagen. ‘Kinderen die in de Tweede Wereldoorlog vanwege voedseltekorten vanuit Nederland naar Denemarken gingen, hebben nu nog een binding met deze kerk.’ Een andere medewerker vertelt: ‘We hebben hier allemaal echt Deense spullen. Het huidige gebouw bestaat in 2020 vijftig jaar, we willen daarvoor de Deense koningin uitnodigen’. De sociale sfeer valt ook hier weer op, er is onder meer een televisie en een tafelvoetbaltafel.
Deense zeemanskerk.
Het laatste bezoek is aan de Finse kerk, gevestigd in een herenhuis met ‘Finse Huis’ op de gevel. De pas dertigjarige dominee Tapio is fors en heeft lang haar, in een ander leven had hij zomaar een lid van een Finse rockband kunnen zijn. ‘De Finse zeemansmissie is sinds 1927 in Rotterdam. We hebben hier verschillende culturele activiteiten. Een aantal weken geleden hadden we een jazzconcert met een jazzartiest uit Finland, waarbij ook Finse muziekstudenten aanwezig waren.’ Servicemanager Hanna zegt: ‘We hebben Finse filmavonden, er zijn Finse lessen, we vieren de onafhankelijkheid van Finland op 6 december. En het midzomerfeest is natuurlijk erg belangrijk voor de Scandinavische landen.’ Op de vraag of de meeste kerkbezoekers Finnen zijn zegt Hanna: ‘Ik denk dat het fifty-fifty is. Finland wordt steeds populairder als toeristische bestemming, mensen zijn geïnteresseerd in Scandinavische landen en talen. Je ontmoet hier andere Fins-sprekende mensen en daarnaast komen ook Nederlanders die Fins willen leren. Fins is heel anders dan bijvoorbeeld Zweeds of Noors, sommigen zien het echt als een uitdaging om het te leren.’
Finse zeemanskerk.
Tapio maakt aanstalten om de kerk te verlaten voor een bezoek aan de havens. ‘Een van de hoofdredenen dat de zeemansmissie is begonnen was het feit dat er Finse zeelui in de buurt waren. Er komt nu een Fins schip aan en we gaan de bemanning onthalen. Sommige van hen komen hier naar de kerk, gaan misschien een poosje in de sauna zitten en daarna krijgen ze van ons een lift terug.’ Hanna: ‘Het moet allemaal erg snel, de boten zijn meestal maar een aantal uren aangemeerd voordat ze weer vertrekken. De zeelui bellen ons met de vraag of we hun brood, snoepgoed, boeken of films kunnen geven zodat ze tijdens de vaart iets te doen hebben.’ Tapio: ‘De groep zeelui aan boord bestaat vaak uit dezelfde mensen, het is voor de zeelui daarom belangrijk om soms eens iemand anders bij zich te hebben met wie ze kunnen praten. Daarom gaat iemand van de kerk naar ze toe en voert gesprekken met ze. Ook al zijn de mensen op het schip je collega’s en vrienden, misschien wil je niet alles met ze delen.’ Hanna: ‘De schippers hebben misschien heimwee of er is iets gebeurd en ze hebben behoefte aan iemand om hierover te praten.’ Meteen daarna neemt Tapio afscheid.
Finse zeemanskerk.
‘Ik schat de Finse gemeenschap in Nederland op zo’n vijf- à zesduizend mensen’, gaat Hanna verder, ‘maar daarvan zijn er ook die tot de tweede generatie behoren, zoals mijn kinderen. Zij zijn hier geboren, maar zijn ook Fins, dus het is de vraag waar je ze indeelt. Er zijn studenten die hier misschien voor een jaar komen, maar er zijn ook Finnen die al vijftig jaar in Nederland wonen en nog steeds hier hun brood komen halen. Voor ons is Nederland een heel klein land, omdat Finland zo groot is, maar de Finse gemeenschap hier is verspreid over het hele land.’
Wat je in de kerken hoort is dat ze zo nu en dan toe zijn aan een vernieuwing in de werkwijze en activiteiten, aan een heruitvinding. Omdat de gemeenschappen erg klein zijn – en zoals in veel kerken ook hier sprake is van een terugloop van het aantal kerkbezoekers – moet de kerk meer zijn dan een plek waar je alleen op zondag komt om te bidden. ‘In Finland gaat de kerk samen met de staat. Heel veel mensen behoren tot de kerk, maar men bezoekt de kerk bijvoorbeeld alleen met kerst of voor een bruiloft. Wij zien het niet als een kerk, het is echt een gebouw met alles erin, meer dan alleen voor de godsdienst. Ik denk dat dat typisch iets voor Scandinavische kerken is. Kerkbezoek is niet zozeer een religieus ding, het is meer een gewoonte. Ik zeg nooit tegen iemand dat ik in een kerk werk, want dat klinkt in Nederland best raar. We hebben het dan ook vaak over ‘het Finse Huis’ in plaats van de zeemanskerk. Hanna laat de Finse sauna zien die in de tuin staat. ‘Hier zit elke dag wel iemand. In een Finse sauna mag je water over de stenen gooien en zelfs worstjes braden.’ Binnen ‘het Finse Huis’ is er naast een café een winkel met allerlei Finse etenswaren en een bibliotheek met Finse boeken. In veel opzichten lijkt het gebouw op een hotel.
Het laatste gesprek van de dag is met Adam, een Ierse man die een Finse partner heeft gehad, vloeiend Fins spreekt en meehelpt in de keuken van ‘het Finse Huis’. Adam is pas sinds kort in Rotterdam draagt net als Hanna een blauw-wit gestreept shirt, de kleuren van de Finse vlag. ‘Er is zoveel concurrentie tussen scheepsbedrijven dat zeelui constant onder druk staan om zo min mogelijk tijd door te brengen aan wal. Stilstaan is duur en dus zijn ze steeds onderweg. Daarom kijken ze echt uit naar dat extra uurtje dat ze aan wal mogen doorbrengen.’ Hanna: ‘Gisteren werd ik gebeld door twee vrouwen van rond de negentig die hier al ruim vijftig jaar wonen. Hun echtgenoten zijn overleden en ze hadden behoefte aan iemand om mee te praten, al is het maar een half uur, dus voor zulke mensen zijn we ook een belangrijke sociale schakel. Leven in een ander land zorgt ook voor stress, je wilt mensen ontmoeten die zich in eenzelfde situatie bevinden of dezelfde taal spreken.’ Adam: ‘We sporen mensen aan om hier te komen en te socializen, daar zijn we voor. Dat zijn kleine maar belangrijke dingen. Dit is een erg veilige plek en een mooie plek voor zelfreflectie, het voldoet aan alle sociale behoeften.’
Tien jaar geleden werd de Arnhemse wijk Presikhaaf bestempeld als probleemwijk. Sindsdien zijn er nog steeds problemen, maar er is ook veel veranderd. Onze reporter Freek de Swart praatte met mensen uit de wijk over de huidige stand van zaken.
Eind september arresteerde de politie maar liefst zeven mannen op verdenking van het beramen van een terroristische aanslag. Drie van deze aanhoudingen, net als meerdere huiszoekingen, vonden plaats in Arnhem. Het politieoptreden is niet de eerste keer dat deze stad in verband wordt gebracht met jihadisten. Vooral de wijken Het Broek en Presikhaaf zouden broeinesten zijn van islamitisch extremisme. Klopt het beeld dat Arnhem geliefd is bij geradicaliseerde salafisten en wat vinden de bewoners hier zelf van?
Een maand na de spectaculaire arrestaties is de rust wel wedergekeerd in Presikhaaf. Het winkelcentrum in het hart van de wijk oogt nog wel als een oorlogsgebied, maar dat komt meer vanwege een grootscheepse renovatie. Op een van de bankjes naast de bouwplaats zitten Willem, Jan, Dick en Bennie wat te ouwehoeren. De mannen zijn duidelijk een onderdeel van het meubilair en bekend met de buurt en haar bewoners. Om de paar minuten wordt er wel een hand opgestoken naar een bekende of minder bekende voorbijganger. ‘Kijk, dat is Theo Slijkhuis, oud-aanvaller van Vitesse’, zegt een van hen wenkend naar een bejaarde man. Ook met de bouwvakkers blijken de mannen inmiddels een goede band te hebben opgebouwd. Zo plagen ze een opzichter om zijn ‘onverstaanbare’ Rotterdamse accent en vanwege het feit dat de verbouwing wel erg lang duurt. ‘Hoe lang zijn jullie nu al bezig, twee jaar?’ Dat hun wijk de laatste tijd zo slecht in het nieuws is, is volgens het kwartet vooral te danken aan de media. De afgelopen jaren zou Presikhaaf juist enorm zijn opgeknapt.
‘De tijd dat we nog een Vogelaar-wijk waren (de ‘veertig wijken van Vogelaar’ was een lijst van Nederlandse probleemwijken die in 2007 door toenmalig minister Ella Vogelaar van Wonen, Wijken en Integratie bekend werd gemaakt, red.) is voorbij, de sfeer is beter’, vindt Dick. Hij vermoedt dan ook dat de opgepakte jihadisten geen echte Arnhemmers zijn, maar uit andere landen komen. ‘Die jihadgasten zitten overal. Moet je eens op YouTube kijken wat er allemaal in Den Haag gebeurt’, valt Willem hem bij. De wijk is volgens de mannen naast gezellig ook erg multicultureel, iets dat ook in het winkelcentrum is terug te zien. ‘Er zit hier van alles wat: Marokkanen, Turken, Irakezen. Die bij mij in de flat zitten, daar kan ik het allemaal goed mee vinden’, verklaart Jan. Ook Willem heeft alleen maar goede woorden over voor zijn woonplaats. ‘Als je problemen zoekt kun je die overal krijgen, dat ligt aan jezelf.’ Toch is de politieactie van een maand geleden niet helemaal aan de Arnhemmers voorbij gegaan. Een familielid van Willem zag bijvoorbeeld met eigen ogen hoe het arrestatieteam een huis binnenviel in de Van der Goesstraat. Over het optreden van burgemeester Ahmed Marcouch tijdens deze gebeurtenis zijn de mannen overigens meer dan tevreden. ‘Dat is een goede kerel, die staat iedereen netjes te woord. Niks mis mee.’
Iets verderop in park Presikhaaf geniet Sevilhan Boziyik van alweer een warme oktoberdag. Ook zij maakte in de wijk Het Broek van dichtbij mee hoe het arrestatieteam te werk ging. ‘Je schrikt er wel van, de straten waren de hele dag afgezet en er kwam constant politie langs.’ Net als de mannen in het winkelcentrum heeft Boziyik het idee dat het de laatste tijd juist beter ging met Presikhaaf. Naast veel nieuwbouw zijn er volgens haar een hoop voorzieningen bijgekomen. Alleen een speeltuin voor peuters mist ze nog wel. Volgens Boziyik moeten de opgepakte verdachten ook geweten hebben dat de buurt veiliger is geworden. ‘Ik denk ook dat ze juist in Presikhaaf zijn gaan zitten omdat die niet gezien wordt als probleemwijk.’ Een bankje verderop zit Tyrone Eiflaar te kijken naar zijn spelende kinderen op een glijbaan. Presikhaaf omschrijft hij als zowel sociaal als asociaal tegelijk. ‘Iedereen is vriendelijk en je hebt makkelijk aanspraak, al ligt dat ook aan jezelf.’ Eiflaar wijst naar de vrouw naast hem, Bep Slebus, die hij net heeft leren kennen. ‘Asociaal is dat sommige mensen ‘s nachts keiharde muziek draaien en geen rekening houden met kleine kinderen.’ Zowel Eiflaar als Slebus zeggen niet op te kijken van de arrestaties in hun wijk. Slebus noemt het een trend van de moderne tijd die haar verder niet bang maakt. Tegelijkertijd kan ze zich wel voorstellen dat dit angst oproept bij oudere mensen. Eiflaar vindt angst verder vooral ook iets is dat je over jezelf afroept. Slebus knikt. ‘Het ligt er ook aan hoe je opgevoed bent. Ik heb gewoond in het Broek en daar word je vanzelf hard van.’
Ook op het stadskantoor van Arnhem is het nieuws van de opgepakte jihadisten niet onopgemerkt gebleven. Sprake van een wake-up call is er volgens veiligheidsadviseur Niels Emeis daarentegen niet. ‘Het is een bevestiging van de zorgen die we al hadden.’ Arnhem krijgt dan ook, net als tien andere gemeenten, extra financiële steun van het Rijk om radicalisering tegen te gaan. Met dit budget van ongeveer vierhonderdduizend euro worden onder andere diverse preventie- en repressieactiviteiten en projecten in de stad en de regio gefinancierd. Ook wordt dit geld gebruikt om meer bewustwording te creëren in de stad om signalen van radicalisering zo vroeg mogelijk binnen te krijgen. Zo is er het educatieve empowerment-programma Oumnia Works dat door en voor islamitische moeders is ontwikkeld. De gemeente probeert volgens Emeis signalen van radicalisering zo vroeg mogelijk in kaart te brengen. Een voorbeeld van zo’n signaal is wanneer iemand bovengemiddelde interesse toont voor onthoofdingsvideo’s van IS of zich aansluit bij een groep die al in beeld was. ‘Het kan van alles zijn. Soms krijg je signalen van iemand die ineens in gewaden loopt of zich vreemd gedraagt. Heel vaak is het niks, maar het kost wel tijd om dat uit te zoeken.’ Momenteel houdt de gemeente Arnhem zo’n drieëntwintig personen in de gaten.
Hoewel het nieuws soms anders doet vermoeden is het volgens Emeis tegenwoordig makkelijker om geradicaliseerde mensen in beeld te krijgen. Dit komt onder andere door een grotere bewustwording omtrent dit probleem binnen de islamitische gemeenschap. ‘Vier jaar geleden had je bijvoorbeeld heel erg de discussie of mensen die tegen Assad vechten niet moesten worden gezien als vrijheidsstrijder, dat is nu niet meer.’ Lastig punt blijft het bereiken van familieleden van geradicaliseerde personen. Schaamte speelt hierbij soms een rol, ook vinden ouders het vaak moeilijk om afstand te nemen van hun kind. Toch ziet Emeis ook op dit punt een verandering in denken. ‘In het begin was die bewustwording er veel minder, nu komen er bezorgde familieleden of direct betrokkenen rechtstreeks naar ons met vragen en zorgen over de ontwikkeling van een zoon of dochter.’
Waarom Presikhaaf er vaak wordt uitgelicht wanneer het over islamitische terroristen gaat weet Emeis niet. Volgens hem zit het netwerk verspreid over meerdere wijken en tonen jihadisten zich over het algemeen niet honkvast. Ook qua samenstelling bestaan deze groepen volgens hem niet enkel uit mensen met een achterstandspositie. ‘Ze komen van alle hoeken en culturen. Ook qua opleiding zit er veel verschil in.’ De veiligheidsadviseur wijst er verder op dat de gemeente Arnhem geen moskeeën kent die gefinancierd worden met geld uit de Golfstaten. ‘Er zijn wel in het verleden lokale pogingen gedaan van radicale moslims om daar invloed in te krijgen. Gelukkig hebben we goed contact met de moskeeën, dus dat komt niet van de grond.’
Fractievoorzitter van de SP in Arnhem, Gerrie Elfrink, laat zich minder positief uit over de situatie in zijn stad. ‘Vergeleken met andere landen zitten we er wel bovenop, maar dat wil niet zeggen dat het allemaal koek en ei is.’ Volgens hem is er bovendien wel degelijk een oorzaak aan te wijzen waarom Arnhem bovengemiddeld veel Syrië-gangers en jihadisten kent. ‘Ik heb met verschillende mensen gesproken en de enige verklaring is dat er hier een ronselaar actief moet zijn geweest.’ Volgens Elfrink hebben Presikhaaf en de nabijgelegen wijk Het Broek bovendien te maken met een opeenstapeling van problemen. Zo zou er in deze buurten een enorme toename zijn van mensen met psychische problemen. Deels omdat in dit gedeelte van Arnhem nog betaalbare woningen worden verhuurd, maar ook vanwege het beleid van de gemeente zelf. ‘Bij verwarde mensen wordt niet gekeken welke huisvesting bij hen past, dat wordt gewoon overgelaten aan zorgbedrijfjes. Deze bedrijfjes sluiten deals met malafide huisjesmelkers.’ Als voorbeeld noemt Elfrink het verhaal van een man met verslavingsproblemen die in een straat werd gezet tussen junks en dealers. ‘In zo’n wijk geloven de mensen ook niet meer in het beleid van de gemeente.’ Volgens Elfrink komt het ook weleens voor dat verwarde mensen zich aansluiten bij jihadistische groeperingen, of nog kwalijker, er zelf een beginnen. ‘Sommige mensen zijn in de war maar tegelijkertijd ook erg charismatisch.’
Verder hekelt de SP-voorman de gebrekkige wijze waarop de gemeente met de buurt communiceerde nadat de terreurverdachten hier waren opgepakt. ‘Terreur gaat over angst en ook een mislukte aanslag zaait angst. Als je dat niet wegneemt dan doe je ook niet aan contraterreur.’ Verder noemt Elfrink het schokkend dat een gedeelte van de gemeenteraad in Arnhem nog steeds een roze bril opheeft wanneer het om islamitisch geïnspireerd terreur gaat. Zo zou GroenLinks de link tussen islam en geradicaliseerde salafisten niet erkennen. ‘Er werd letterlijk gezegd dat de hoeveelheid moslims in Arnhem er niets mee te maken heeft en dat Arnhem ook heel veel bomen heeft!’ Wel is Elfrink te spreken over het antwoord van burgemeester Ahmed Marcouch hierop. Die stelde dat deze vorm van terrorisme zeker ook een religieus aspect kent. ‘Dat ben ik met hem eens. Het is gewoon gif, als dat in die hoofden zit kun je het er niet uitknuffelen.’
Ook in het voorwoord van het Uitvoeringsplan Aanpak Radicalisering 2018 hamert de burgemeester van Arnhem erop om de religieuze factor niet onder het tapijt te vegen. Volgens hem leggen experts vaak de nadruk op zaken als discriminatie, persoonlijke teleurstellingen of hang naar heldendom. ‘Als iemand die zelf een radicaliseringsproces heeft meegemaakt, kan ik zeggen dat vrijwel al die factoren meespelen. Eén factor wordt daarbij echter vaak vergeten: de religieuze of ideologische motivatie, geperverteerd en ontspoord door haatdragende ideologen en misbruikt door ronselaars die soms rondhangen rond moskeeën en bovendien via de sociale media tot in de slaapkamer van moslimjongeren binnendringen. Als wij dat over het hoofd zien, vergeten wij ook een belangrijke oplossingsrichting: die van de opvoeders.’
Vijf dagen met school naar Barcelona, vijf leermomenten.
Dag 1: een tas is een tas
Tot onze grote verbazing zijn alle leerlingen ‘s ochtends om vier uur aanwezig op Schiphol. Wat wel geheel aan onze verwachtingen voldoet is het gemarchandeer met de bagage. Elke leerling mag tien kilo handbagage meenemen, in één tas.
‘Maar ik mag toch wel nog een handtas mee?’
‘Nee, je mag maar één stuk handbagage.’
‘Maar een handtas is toch geen extra tas?’
Gelukkig hebben we twee lege koffers bij ons. Zo kunnen toch nog een boel spullen mee die in extra tassen zitten die, geheel tegen verwachting, toch tassen blijken te zijn. ‘Echt, juf!’
De aankomst in het vakantiepark Bon Repós, zo’n vijftig kilometer onder Barcelona, maakt indruk. ‘Onze’ huisjes worden met bewondering bekeken. ‘s Avonds komt de campingbewaker even langs, een potige Spanjaard in uniform, met wapenstok en handboeien aan zijn riem. ‘Loop even met hem langs de huisjes’, zeg ik tegen mijn collega Antonio. Ik heb het vermoeden dat dat wellicht preventief rustgevend zou kunnen werken. Inderdaad zit iedereen om twaalf uur in zijn eigen huisje, de regel op onze werkweek. Of iedereen ook slaapt weet ik niet, maar rustig is het wel.
Dag 2: flamenco beats museum
Met de trein gaan we naar Barcelona. Het programma zit bomvol: een bezoek aan het Picasso-museum, de Barrio Gótico, de kathedraal bekijken, een wandeling door de stad en ’s avonds nog een flamencoshow.
Het Picasso-museum hebben de meeste kinderen in tien minuten wel gezien (‘wie was die gast eigenlijk, dat-ie een eigen museum heeft?’), behalve twee Ghanese jongens. De tijd die voor anderen meer dan genoeg is voor het hele museum, besteden zij aan één enkel schilderij. ‘Kijk, als ik hier ga staan ziet het er weer heel anders uit.’ En zo bekijken ze schilderij na schilderij. We moeten ze wegtrekken omdat we anders ons programma niet af krijgen.
Wat opvalt als we in de stad lopen, is dat we opvallen. We worden bekeken. En niet op een leuke manier. Angèle, niet al te frêle gebouwd, zit in de metro naast een mevrouw die vindt dat ze te veel ruimte inneemt. Ze maakt een opmerking: ‘Tu madre y tu padre’, die hebben haar vast helemaal verkeerd opgevoed vermoeden we. ‘Je zal je eigen madre en padre bedoelen’, zegt Angèle. Gelukkig moeten we er snel uit, voordat het nog echt ruzie gaat worden.
Omdat we niet veel tijd meer hebben voordat de flamencoshow begint, verdelen we ons over Kentucky Fried Chicken en McDonald’s om nog wat te eten. Daarna snel naar het theater waar de flamencodansers en -gitaristen al klaar staan.
Het is een geweldige avond, niet alleen voor onze kinderen maar ook voor de optredende artiesten. Je ziet ze verbaasd kijken. ‘Zijn wij nou zo goed of wat is er in vredesnaam aan de hand met het publiek?’ Na elk nummer juichen en klappen en joelen de kinderen uitgelaten. Want ja, als onze kinderen ergens enthousiast over zijn steken ze dat niet onder stoelen of banken.
Dag 3: de zee is soms genoeg
Opeens zijn er twee ID-kaarten weg, geen idee hoe dat nou weer kan. Dus we moeten naar de politie om dat aan te geven. Verder is het vandaag campingdag. De hele dag zwemmen, op het strand en ‘s avonds wokken. Simpel programma, iedereen blij.
Dag 4: shit happens overal
Met de kabelbaan naar de Montjuïc en naar Camp Nou. ‘s Avonds gaan we eten in Barceloneta, maar in de richting van het restaurant is het een en al politie. Er is een opstootje van Afrikaanse straatverkopers en er worden mannen gearresteerd. Onze kinderen kijken er niet heel erg van op. Een typisch geval van shit happens?
Dag 5: wees beleefd tegen de geüniformeerde medemens
Gezamenlijk ontbijt, huisjes opruimen, koffers pakken en met de trein naar het vliegveld. Daar is nog even een incidentje bij de douane. Anuar, opgehitst door een paar knapen die de hele week al stierlijk vervelend zijn geweest, is brutaal tegen een douanier. Terecht wordt dat niet getolereerd, maar ja, wij moeten wel een vliegtuig halen en we kunnen Anuar daar moeilijk achterlaten. Nadat we met een praten-als-Brugman-tactiek Anuar uiteindelijk mee kunnen nemen, is het huilen geblazen. ‘Ik was het niet!’ Wie het dan wel was zegt hij niet. Nog erger dan valselijk beschuldigd worden is een snitch zijn en iemand erbij lappen. Eenmaal in het vliegtuig is iedereen binnen twee minuten onder zeil.
Het was niet alleen een heel nuttige, maar ook een zeer leerzame week.
‘Ik vind populistische politici echt verschrikkelijk. Filip Dewinter, Geert Wilders, Marine Le Pen en Donald Trump zijn rattenvangers.’
Ze zijn laagopgeleid, stemmen op populistische partijen en hebben racistische standpunten. De linkse goegemeente kijkt intens neer op het klootjesvolk, de white trash, de deplorables, de onfatsoenlijken. Maar is dat dedain wel terecht? Zit er achter al het populistische geroeptoeter niet gewoon een schreeuw om hulp? De Kanttekening sprak de Vlaamse schrijver Jan Antonissen, die over de blanke verliezers van de globalisering het onlangs gepubliceerde boek De onfatsoenlijken: een reis door populistisch Europaschreef. Hij sprak met mensen uit de Europese rust belt, de oude industriegebieden in Italië, Frankrijk, Duitsland en de Benelux.
Wat was voor u de aanleiding om dit boek te schrijven?
‘De verkiezingsoverwinning van Donald Trump twee jaar geleden. Hij werd president omdat hij de blanke kiezers uit de zogenoemde rust belt, de oude industriegebieden in het noorden, voor zich wist te winnen. Deze kiezers hadden in het verleden altijd op de Democraten gestemd, maar Hillary Clinton haalde voor deze arbeiders haar neus op en bracht hen tijdens de slotfase van haar campagne geen tweede verkiezingsbezoek. Ze zette laagopgeleide blanke stemmers bovendien weg als deplorables (betreurenswaardigen), mensen die eigenlijk te dom waren om te stemmen en er allerlei racistische, seksistische en andere nare standpunten op nahielden. Die arrogantie heeft Clinton genekt, ze verloor veel kiezers die anders wel op haar zouden hebben gestemd. De Duitse sociaaldemocratische politicus Martin Schulz, de voormalige voorzitter van het Europees Parlement, pleitte in reactie op het populisme voor een ‘revolutie van de fatsoenlijken’. Ook hij wilde niets met het ‘klootjesvolk’ te maken hebben. De sociaaldemocratie vervreemdt zich van haar traditionele achterban. Dat deze mensen in de steek worden gelaten vind ik verkeerd. Ik wilde hier een boek over schrijven, zodat we ook kritisch, met introspectie, naar onszelf kijken.’
De Nederlandse journalist Joost Niemöller schreef vorig jaar het boek Kwaad, waarin hij de PVV-kiezers opzocht die zich boos maakten over de islam en vluchtelingen. Is uw boek ook zo’n boek, waarin u luistert naar het gesundes Volksempfinden van de boze burger?
‘Nee, want tegen hun racistische en populistische standpunten spreek ik mij heel duidelijk uit in mijn boek. Ik vind populistische politici echt verschrikkelijk. Filip Dewinter, Geert Wilders, Marine Le Pen en Donald Trump zijn rattenvangers. Toen Trump tot president werd verkozen had ik heel even het gevoel dat het einde der tijden was aangebroken. De volgende dag bleek de wereld nog niet te zijn vergaan en had ik tijd om goed na te denken. Waar is het bij de sociaaldemocraten fout gegaan? Hoewel ik het afschuwelijk vind als mensen racistische taal uitslaan, geloof ik dat die kwaadheid bij de ‘onfatsoenlijken’ een symptoom is. Ik wilde in de levens van deze genegeerde mensen kijken, om te onderzoeken wat de achterliggende reden van hun boosheid is. Dit was niet gemakkelijk voor mij, want ik moest mensen voor wie ik van nature geen begrip heb, spreken. Maar het is wel belangrijk dat dit gebeurt.’
Worden deze mensen wel genegeerd? De populisten en ook middenpartijen hebben het toch vaak over de ‘gewone man’?
‘In België valt dat heel erg tegen. Op zondag 24 november 1991, een dag die in België de geschiedenis is ingegaan als ‘zwarte zondag’, won Vlaams Blok (de voorganger van Vlaams Belang, red.) circa tien procent van de Vlaamse stemmen bij de federale verkiezingen. De traditionele partijen zetten de wasknijper op de neus en wilden niets met de onwelriekende kiezers te maken hebben die op de partij van Dewinter hadden gestemd. Ook besloten de Belgische partijen een cordon sanitaire te leggen om Vlaams Blok en deze partij voor coalitiebesprekingen uit te sluiten. Tien procent van het Vlaamse electoraat wordt op deze manier structureel genegeerd, dat is niet goed. Dewinter zelf is natuurlijk een nachtmerrie, maar we mogen de mensen die op hem gestemd hebben niet in de steek laten.’
In Nederland komt de Socialistische Partij, een radicaal-linkse partij, wel op voor de arme blanke kiezers. De SP is de partij van de schoonmaaksters en vrachtwagenchauffeurs, de uitkeringstrekkers en vuilnismannen. In Duitsland heb je Die Linke. Heb je in België ook zo’n partij, die wel links is maar de traditionele arbeidersklasse niet is vergeten?
‘Dat is de PvdA, niet te verwarren met jullie PvdA. De PvdA, die in Wallonië de PTB (Parti du Travail de Belgique, Belgische PvdA, red.) heet, is een echte marxistische partij. Ze steunt ook het regime van Venezuela bijvoorbeeld. Vooral in Wallonië doen de marxisten het goed. De sociaaldemocraten, in Vlaanderen de sp.a (Socialistische Partij Anders, red.) en in Wallonië de Parti Socialiste, zijn de arbeiders echter vergeten. Daarom verliezen ze ook. Groen, het Vlaamse GroenLinks, doet het ook goed, maar ze richten zich vooral op hoogopgeleide, progressieve kosmopolitische kiezers.’
Is de tegenstelling tussen hoog- en laagopgeleiden, de opleidingskloof, de belangrijkste tegenstelling in de samenleving geworden?
‘Het is een heel belangrijke tegenstelling inderdaad, maar niet de enige. De vermogenskloof is ook heel belangrijk. Er zijn een kleine groep superrijken, de één procent, die steeds rijker wordt. We willen graag meer welvaartsverdeling, maar dat is heel moeilijk. Ze parkeren hun geld in Panama, ver weg van de fiscus.’
Is neoliberalisme of hyperkapitalisme dan niet het grootste probleem van deze tijd?
‘Ik denk van wel. Door automatisering, robotisering en de flexibilisering van de arbeidsmarkt is er veel sociale onzekerheid. Dat is het eerste belangrijke thema waar ik me in mijn boek mee heb beziggehouden. Het tweede probleem, en dat moeten we niet negeren, is dat de lasten van de multiculturele samenleving vooral door de blanke onderklasse gedragen worden. Nee, ik hou geen pleidooi voor een migratiestop, maar we moeten wel zien wat er gebeurt. Niet-westerse migranten komen in de armere wijken terecht en krijgen sociale woningen, terwijl arme blanke mensen hierop moeten wachten. Daardoor ontstaat er woede. Wat links doet is deze problemen negeren. Of nog erger, de mensen die protesteren moreel terechtwijzen. We moeten van die politieke correctheid af.’
Dat links geneigd is tot een politiek correct reflex is toch heel begrijpelijk, gezien het racisme waarmee je je niet wilt associëren?
‘Inderdaad, maar dat betekent niet dat je de problemen waarmee de blanke onderklasse kampt maar moet negeren, omdat deze mensen hun bezwaren op een niet-correcte manier uiten. De Vlaamse schrijver David van Reybrouck merkte eens op dat we meer mededogen voelen met migranten dan met onze eigen onderklasse. Dat klopt wel een beetje denk ik.’
In Nederland slaan we elkaar elk jaar traditioneel de hersenen in over Zwarte Piet. Volgens activisten en de linkse goegemeente is Zwarte Piet racisme, terwijl de knecht van Sinterklaas volgens de ‘onfatsoenlijken’ zwart moet blijven. Heb je in Vlaanderen ook zulke debatten?
‘Zwarte Piet is hier geen issue. We kijken echt met verbazing naar wat er in Nederland gebeurt. Wel wordt er kritischer gekeken naar ons koloniale verleden in Congo en Rwanda. Er is nu een discussie gaande over het Afrikamuseum in Tervuren, waar allemaal koloniale schatten worden tentoongesteld. Er gaan stemmen op om Afrikaanse kunst terug naar Afrika te sturen. Ik denk dat deze discussie het topje van de ijsberg is en het begin van een grote maatschappelijke discussie over de rol die België gespeeld heeft in Afrika. Daar is tot dusverre maar heel weinig mee gedaan.’
Lijken niet-westerse migranten in Europa en de blanke onderklasse eigenlijk niet heel erg op elkaar? Ze bevinden zich immers allebei in een sociaal gemarginaliseerde en economisch kwetsbare positie. En kan dit gedeelde lot in de toekomst misschien niet voor een nieuwe solidariteit zorgen?
‘Misschien wel. We weten niet wat de toekomst brengt. Ik wil graag een voorlopig, volkomen ongefundeerd vertrouwen in de toekomst hebben. Overigens denk ik nu na over een vervolgboek op De onfatsoenlijken, waarin de levensverhalen van migranten centraal zullen staan.’
Op 14 oktober vonden provinciale en gemeentelijke verkiezingen plaats in België. Ik liep door de straten van Antwerpen, waar ik als export-Amsterdammer al anderhalve maand woon, en zocht naar de rijen. Alle volwassenen in België zijn verplicht om te stemmen, dus ik had Afrikaanse toestanden verwacht: mensen die vanaf ‘s ochtends vroeg voor de stembureaus verzamelen. Niet om de nieuwste Nike-schoenen of iPhone te kopen, maar om hun stem uit te brengen. Een feest voor de democratie. Maar ik kon geen rijen vinden, de enige rij die ik vond was een groep studenten voor een pinautomaat. Zij hadden geld nodig om in het café verderop biertjes te drinken.
Een dag na de verkiezingen leerde ik dat een kleine wijk in Brussel een zwarte burgemeester krijgt. Pierre Kompany, de vader van Rode Duivels-voetballer Vincent Kompany, werd de eerste zwarte burgemeester van België. ‘Het is geschiedenis, felicitaties aan mijn vader’, reageerde Vincent Kompany blij op Instagram. Er volgde euforie onder de zwarte Belgische gemeenschap. Alsof zwarte Belgen honderdvijftig jaar in de rij moesten staan om eindelijk burgemeester te zijn en dan blij zijn om het feit dat ze eindelijk een kleine gemeente van Brussel met circa vierentwintigduizend inwoners onder hun hoede mogen nemen. Ahmed Aboutaleb, de burgemeester van de grootse economie van Nederland, lacht zich kapot.
Aan het eind van de negentiende eeuw kreeg de Belgische koning Leopold II Congo als zijn privé-eigendom. Met een grote prijs. De Belgen behandelden de Congolezen als beesten, die vooral dienden om zoveel mogelijk grondstoffen (rubber) voor hem op te halen. Hij creëerde een koloniaal leger dat Congolezen moest mobiliseren om zoveel mogelijk rubber op te halen om aan de internationale behoefte te voorzien. Er werd in Congo een rubberquotum ingesteld. Als je niet genoeg rubber verzamelde, kon je geëxecuteerd worden. In de meeste gevallen werden handen van Congolezen die niet genoeg rubber hadden verzameld afgehakt. Enerzijds als afschrikmiddel, maar anderzijds zodat de soldaten aan hun commandanten konden bewijzen dat ze geen dure kogels hadden gebruikt in het vermoorden van iemand die het rubberquotum niet had gehaald. Naar schatting verloren tien miljoen Congolezen hun leven door deze Belgische hebzucht.
Als ik op het mooie treinstation van Antwerpen ben of de verschillende prachtige parken en gebouwen van Brussel aanschouw, word ik telkens weer herinnerd aan hoeveel Congolees bloed en grondstoffen hieraan is verloren. Ondertussen heeft Leopold een grote status in Brussel, als een held waar het land trots op is. Deze zomer, op het muziekfestival Pukkelpop, schreeuwden enkele aangeschoten witte Belgische jongens tegen twee zwarte meisjes ‘handjes kappen, de Congo is van ons’. Ze zongen die woorden in hetzelfde ritme, met een daarbij horende melodie. De publieke verontwaardiging werd duidelijk, omdat het een bekend liedje is in bepaalde kringen in de Belgische studentenwereld en jeugdbeweging. Ik vroeg me af of de studenten in de rij voor de pinautomaat straks in de kroeg hetzelfde liedje zouden gaan zingen.
Het is Belgen gelukt om hun land op te bouwen tot één van de meest ontwikkelde landen op aarde. Er zijn geen rijen tijdens de verkiezingen omdat verkiezingen hier, anders dan in de meeste Afrikaanse landen, goed zijn georganiseerd. Niemand hoeft kilometers te lopen om een stembureau te vinden en bijna de hele bevolking kan lezen en schrijven. Toch is het verrassend om te zien dat ondanks deze relatieve vooruitgang, België er niet in slaagt om te gaan met haar pijnlijke verleden. Een verleden dat zwarte mensen reduceert tot beesten. Zwarte Belgen mogen dan hun eerste zwarte burgemeester vieren, maar ik hoop dat ze de regie over hun handen en voeten nemen. Ze moeten niet weer honderdvijftig jaar in de rij wachten terwijl anderen over hun lot beslissen.
Onze site gebruikt cookies en vergelijkbare technologieën onder andere om u een optimale gebruikerservaring te bieden. Ook kunnen we hierdoor het gedrag van bezoekers vastleggen en analyseren en daardoor onze website verbeteren.
Deze website gebruikt cookies om uw gebruikservaring op deze website te verbeteren. Van deze cookies worden cookies aangemerkt als "Noodzakelijk" in uw browser bewaard, deze cookies zijn essentieel voor het functioneren van de website. Bijvoorbeeld het opslaan van uw keuze of u wel of geen cookies wilt hebben. Wij maken ook gebruik van cookies van derde partijen die ons helpen met het analyseren en begrijpen van de gebruik van deze website door u. Deze cookies worden alleen gebruikt als u daar toestemming toe geeft. U heeft ook de mogelijkheid om uzelf uit te sluiten voor deze cookies. Dit zal echter effect hebben op uw gebruikerservaring.
Noodzakelijke cookies zijn absoluut nodig voor het functioneren van de website. De cookies in deze categorie zorgen alleen voor de veiligheid en het functioneren van deze website . Deze cookies bewaren geen persoonlijke gegevens
Deze cookies zijn niet strict noodzakelijk, maar ze helpen de Kanttekening een beter beeld te krijgen van de gebruikers die langskomen en ons aan te passen aan de behoeftes van onze lezers. Hiervoor gebruiken wij tracking cookies. Bij het embedden van elementen vanuit andere websites zullen er door deze sites ook cookies worden gebruikt.