6.6 C
Amsterdam
Home Blog Pagina 828

Kan je moslim zijn en voor euthanasie stemmen?

0
Moslims stemmen vaak op linkse partijen zoals GroenLinks en D66, maar beseffen zij daarmee ook dat zij daarmee instemmen voor ruimere euthanasiewetgeving en een verbod op onverdoofd slachten? De Kanttekening vroeg drie moslims hoe zij hun persoonlijk geloof rijmen met hun partijkeuze.

Op dit moment onderhandelen VVD, CDA, D66 en GroenLinks over een mogelijk te vormen kabinet. Vooral D66 is er veel aangelegen om met GroenLinks in zee te gaan. Hun initiatiefwet Voltooid Leven heeft alleen een kans van slagen als zij met GroenLinks regeert. De andere optie met de ChristenUnie heeft bij D66 om die reden niet de voorkeur. De Voltooid Leven-wet maakt euthanasie mogelijk voor mensen die het leven als voltooid beschouwen, zij hoeven daarvoor niet te lijden aan een fysieke of psychische ziekte.

Nederlandse moslims stemmen vaak op progressieve linkse partijen vanwege de sociaal- maatschappelijke thema’s en het integratiebeleid. Maar realiseren zij zich ook dat ze daarmee indirect instemmen met de verschuiving van ethische grenzen in Nederland? Of betrekken zij het verbod op euthanasie alleen op zichzelf? Immers de algemene lijn in de islam is dat euthanasie verboden is.

Adem Simitci heeft afgelopen verkiezingen op GroenLinks gestemd, omdat die partij het oprechtst op hem overkwam. Ook waardeert hij het dat de partij van Jesse Klaver wil verbinden. “Met name op duurzaamheid, maar ze hebben ook duidelijke standpunten over de wij-samenleving en vluchtelingen.” Rachid el-Hafi en Kaya Bilal zijn beiden D66-raadslid in respectievelijk Nijmegen en Den Bosch. Bilal apprecieert vooral het oplossingsgerichte denken van zijn partij. Hafi noemt vrijheid en het recht om jezelf te zijn als voornaamste reden waarom hij zich thuis voelt bij de sociaal-liberalen. Ook op sociaal-ethisch terrein past D66 bij hem. “Ik onderschrijf het van harte dat je zelf mag bepalen wat er met je lichaam gebeurt.” Ook de andere twee heren zijn voorstander van de ethische standpunten van de progressieve partijen of staan daar hoogstens onverschillig tegenover. Hierbij maken zij een duidelijk onderscheid tussen hun persoonlijke islamitische geloofsovertuiging en de keuzevrijheid van een ander. Om die reden is het stemmen of aansluiten bij een meer conservatievere partij zoals de ChristenUnie voor hen geen optie. “Ik vind niet dat je religieuze standpunten moet projecteren op een partij”, verklaart Simtici. Ook Bilal en Hafi hebben hun religieuze achtergrond nooit laten meespelen bij politieke keuzes in de gemeenteraad.

Het voorstel van D66 om de euthanasiewet te versoepelen wordt door de raadsleden dan ook positief beoordeeld. Hafi vindt het fijn dat het nieuwe euthanasiewetsvoorstel vooral gaat over de uitvoering daarvan en niet over de vraag waarom de wet er überhaupt moet komen. ”Er zitten grenzen aan elke euthanasiewet, die zijn er ook altijd geweest. Dat bespreekbaar maken is het belangrijkst.” Bilal heeft meer moeite met het bepalen waar de grens ligt tussen verdraagzaam lijden en onverdraagzaam lijden. “Die vraag moet je eigenlijk aan een ethicus stellen.” Simitci denkt bij waardigheid voor het leven in eerste instantie aan totaal andere zaken. “Moslims hebben momenteel echt wel belangrijkere issues.” Simitci doelt hierbij op het geweld en de onderdrukking in grote delen van de moslimwereld. Ook Hafi benadrukt een aantal keer dat er momenteel urgentere zaken spelen. Zo ziet hij in zijn stad nog te weinig moslima’s binnen maatschappelijke organisaties. “Daar kunnen we als gemeenschap nog heel wat slagen maken.”

Ook kijkend naar de toekomst verwachten de drie geen standpunten tegen te komen van D66 of GroenLinks die onverenigbaar zouden zijn met hun geloof. Simitci ziet zichzelf alleen in verzet komen als de democratische waarden worden aangetast. Hafi trekt de grens wanneer andermans vrijheden worden ingeperkt. Als concreet voorbeeld noemt hij de bouw van een nieuwe Turkse moskee in Nijmegen. De lokale VVD-fractie wilde dit tegenhouden omdat ze vonden dat er al genoeg andere gebedshuizen waren. “Maar hierbij werd geen rekening gehouden met de verschillende stromingen binnen de islam. Op zo’n moment wordt de vrijheid beperkt, daar trek ik de grens.” Bilal merkt dat binnen zijn partij onverdoofd slachten altijd een interessant discussiepunt oplevert. Aan de ene kant staat de vrijheid van godsdienst, aan de andere zijde heeft D66 volgens hem dierenwelzijn ook hoog in het vaandel. “Persoonlijk denk ik dan weer als een pragmaticus. Je wil dat slachtvee goed wordt behandeld, maar of een dier nu een seconde sneller of langzamer wordt afgemaakt is voor mij een non-discussie.”

Etnisch profileren op een vliegveld: hoe bewijs je dat?

0
De Nationale Ombudsman Reinier van Zutphen meldde onlangs dat de Koninklijke Marechaussee zich schuldig heeft gemaakt aan etnisch profileren. De Marechaussee ontkent dat. Etnisch profileren blijkt in de praktijk niet eenvoudig te bewijzen, want: aan welke criteria moet het voldoen? De Kanttekening sprak Van Zutphen, een woordvoerder van de Koninklijke Marechaussee en PvdA-gemeenteraadslid Peggy Wijntuin.

De Koninklijke Marechaussee houdt vol niet etnisch te profileren. Die uitspraak doen zij naar aanleiding van een recent rapport van de nationale Ombudsman over de wijze waarop er op Rotterdam The Hague Airport op veiligheid wordt gecontroleerd.

In 2015 landt een gekleurde man vier keer op het vliegveld Rotterdam The Hague Airport. Drie van de vier keer vraagt de Marechaussee naar zijn paspoort terwijl andere – witte – mensen in de rij er niet uit worden gepikt. De uitleg die hij vervolgens van de Marechaussee krijgt, is onduidelijk. Zo krijgt hij te horen dat de marechaussee verplicht is 10 procent van de passagiers te controleren. Dat antwoord geeft de man, een piloot, geen voldoening. Niemand anders lijkt te worden gecontroleerd. Bij een volgende controle krijgt de piloot de verklaring dat hij als laatste uit het vliegtuig is gestapt en daarom gecontroleerd wordt. Hij reist veel voor zijn werk en heeft naar eigen zeggen nergens anders dezelfde ervaringen opgedaan, ook niet op de luchthaven Schiphol.

Bij hem ontstaat het gevoel dat hij anders wordt behandeld dan passagiers met een witte huidskleur en hij dient een klacht in bij de Ombudsman. Er volgt een onderzoek.

“Wij stellen dat er onvoldoende uitleg is gegeven over de reden van selectie van de Marechaussee. Er wordt geen registratie bijgehouden van de passagiers die staande worden gehouden”, aldus de Ombudsman.

De medewerkers van de Koninklijke Marechaussee zeggen reizigers nooit te selecteren enkel op grond van hun huidskleur. Er zijn gevallen wanneer de huidskleur in combinatie met een andere indicator aanleiding is om iemand ter controle staande te houden. Er bestaan naar eigen zeggen geen vaste criteria voor deze selectie. De medewerkers worden getraind in het onderkennen van opvallend gedrag.

“Door ervaring ontwikkel je een bepaald gevoel om op specifieke signalen te letten, een soort zesde zintuig. Eigenlijk gaat het daarbij om afwijkend gedrag. Als ze afwijkend reageren doordat ze bijvoorbeeld schichtig reageren, gehaast zijn of geïrriteerd reageren, kan dit aanleiding zijn ze staande te houden”, aldus een woordvoerder van de Koninklijke Marechaussee.

De Ombudsman zegt te begrijpen dat de man zich gediscrimineerd voelde nadat hij drie keren als enige uit de rij werd gehaald. De vragen die zij de Koninklijke Marechaussee hierover stelden, zijn tot op heden niet beantwoord. Niet door de man zelf, niet tijdens het interne onderzoek en ook niet tijdens het onderzoek van de Ombudsman. “Daarmee heeft het instituut in elk geval de schijn van discriminatie tegen zich. Zij zullen dus zelf moeten beargumenteren waarom er in dit geval geen sprake was van discriminatie. Het enkel aangeven dat het niet de bedoeling was om etnisch te profileren is onvoldoende, de bedoeling bij discriminatie doet er niet toe”, aldus de Ombudsman.

Ineke van der Valk, onderzoeker verbonden aan de UvA, zegt dat het vaststellen van etnisch profileren ingewikkeld is. “Je zult naar de context van de staande houding moeten kijken. Wie wordt er bijvoorbeeld nog meer gecontroleerd?”

Etnisch profileren is een hardnekkig probleem en moeilijk te voorkomen. Je hebt te maken met mensen die onderdeel zijn van een samenleving en die zijn daardoor wellicht bevooroordeeld. Strenger beleid vanuit het instituut zou wat Van der Valk betreft een uitkomst moeten bieden.

“In Tilburg is bij de politie een proef gedaan met formulieren. Agenten dienden na elke staande houding in te vullen waarom een persoon staande werd gehouden. Die verantwoording, daar gaat een belemmering vanuit.”

De Koninklijke Marechaussee geeft aan de specifieke klacht intern te hebben onderzocht. “We hebben de desbetreffende medewerkers gehoord, daarnaast hebben wij gekeken naar de indicatoren op basis waarvan er op die momenten gecontroleerd werd en wij zijn daarbij tot de conclusie gekomen dat er geen sprake was van discriminatie.”

Naar aanleiding van het rapport van de Ombudsman, zijn ze intern wel bezig met de vraag hoe ze individuele klachten in de toekomst kunnen voorkomen.

“We hebben begrip voor de man die de klacht deed en zullen het rapport van de Ombudsman ter harte nemen. Wij zullen in de toekomst passagiers duidelijker uitleg geven over een controle, desgevraagd.”

Voor de PvdA is dat niet voldoende. Kamerlid Gijs van Dijk wil van de ministers van Defensie en Veiligheid & Justitie weten of de Koninklijke Marechaussee zich schuldig maakt aan discriminatie en wat er gedaan wordt om dat te voorkomen.

Het Rotterdamse PvdA-gemeenteraadslid Peggy Wijntuin vindt dat de politiek stevig stelling moet nemen tegen de handelswijze van de marechaussee. Aangezien de ministers van Defensie en Veiligheid & Justitie over de grensbewaking gaan, vroeg zij Kamerlid van Dijk om hierop te handelen. “De PvdA gaat voorop in de strijd tegen alle vormen van discriminatie en vindt dit typisch een vorm van, al dan niet bewust, onderscheid op uiterlijk waar veel Rotterdammers in hun dagelijks leven hinder van ondervinden. Het oordeel van de Ombudsman moet daarom serieus worden genomen”, aldus Wijntuin.

Ultra-rechts spint garen bij onberekenbare Trump

0

Valt er enige bewuste lijn te ontdekken in Trumps koers ten opzichte van Syrië, en het Midden-Oosten in het algemeen, of is juist dat gebrek aan lijn de bewuste lijn? Ooit, nog lang voordat hij zich voor het presidentschap kandidaat had gesteld, waarschuwde hij op hoge toon zijn voorganger Obama tegen ingrijpen, toen Obama na Assads vorige gifgas-misdaad een rode lijn had getrokken. ”Nog eens aan onze dwaze leider: val Syrië niet aan. Als je dat doet, zullen er allerlei nare dingen gebeuren”, aldus Trumps Twitter-advies vanaf de zijlijn.

Dat aanvallen deed Obama toen inderdaad niet, precies om die reden – en dat was vervolgens voor Trump een argument om Obama tijdens de verkiezingscampagne als zwak te brandmerken: de wereld, zo constateerde hij bij zijn aantreden, was een puinhoop, en dat was de schuld van zijn voorganger – dat ging hij helemaal anders doen. Met twee constateringen had Trump op zich gelijk. Dat de wereld een puinhoop is, valt niet te ontkennen, en dat hijzelf het na 20 januari werkelijk op alle terreinen heel anders ging doen, evenmin. Alleen werd dat geen succes: de puinhoop werd vooreerst slechts groter, zowel in eigen land, als internationaal, waar Trump een onthutsend vermogen aan de dag bleek te leggen om ongeveer alle oude Amerikaanse bondgenoten te schofferen.

Heel anders doen: dat bleek ook ten aanzien van het Midden-Oosten. Israël kreeg vrij baan bij de bouw van nieuwe nederzettingen en het – inmiddels toch al in de praktijk buiten bereik geraakte – idee van een tweestatenoplossing ging per presidentiële tweet nu ook officieel op de helling – en even later, toen Netanyahu al enthousiast aan het bouwen was geslagen, toch maar niet. Poetin veranderde met Trumps aantreden voor Washington van schurk in geestverwant – en inmiddels toch weer wat minder. Want de grote vijand heette vanaf 20 januari IS, en Assad dus een goede bondgenoot – en nu dus toch maar niet. Daarmee is ook de aanvankelijke Trump-liefde in Moskou nu wel definitief bekoeld.

Trump had bij zijn inauguratie in elk geval al zelf aangekondigd, dat hij in de internationale verhoudingen onberekenbaar zou zijn – en díe belofte maakt hij zeker waar. Trump beschouwt onberekenbaarheid duidelijk als een politieke kwaliteit. Diplomatieke betrekkingen zijn echter vanouds juist gebaseerd op berekenbaarheid: de meeste staten spelen op zeker. Zij willen weten wat ze aan de ander hebben, om ongelukken door misverstanden – een slecht gemanaged conflict dat zo onbedoeld tot een bloedige oorlog escaleert – te vermijden. Het zijn daarmee juist de onberekenbare landen en leiders, die de buitenwereld de meeste schrik aanjagen: een Kim Jong-Un in Noord-Korea, of indertijd de ”wilde hond” Kaddafi. Juist de Verenigde Staten hechtten er als hoofdbouwheer van de wereldorde na 1945 met instituties als de Verenigde Naties aan, om voorspelbaar te zijn. Trump vindt dat maar niets en stuurt bewust aan op een breuk – en dat maakt hem gevaarlijk.

In deze bewuste onberekenbaarheid komen twee zaken samen. Enerzijds de kijk van een zakenman. In de zakenwereld – en daarop waren Trumps successen gebaseerd – is onvoorspelbaarheid vaak een plus: je veinst eerst desinteresse in een lucratieve aankoop, krijgt daarmee de prijs naar beneden en slaat dan je slag. Met bluf, chantage en intimidatie kom je vaak een heel eind en daarmee is in elk geval Trump zeer ver gekomen. En zijn diepste streven om nooit te verliezen – voor Trump is er niets ergers dan een loser te zijn – maakt agressief en rancuneus. Na iets wat op een nederlaag lijkt – en Trump heeft met zijn mislukte poging Obamacare af te schaffen na alle eerdere grootspraak een gigantisch gezichtsverlies geleden – is de behoefte om nog harder terug te slaan alleen maar gegroeid.

Een paar tussentijdse faillissementen zijn niet erg, als je eindigt als zegevierend miljardair: vertaal dit uitgangspunt uit de zakenwereld van de economische strijd naar de wereld van de politieke strijd tussen staten, en je hebt het recept voor een ramp. Want een faillissement, of oorlog tussen concurrenten, betekent in zo’n geval niet het einde van één bedrijf, maar, op binnenlands vlak, totale maatschappelijke ontwrichting en, op buitenlands vlak, een botsing die in een daadwerkelijk bloedbad met duizenden echte doden resulteren kan.

Hier, in deze ontwrichting, gaat Trumps zakeninstinct samen met de radicale opvattingen van de zogeheten Alt-right-beweging rond Trumps adviseur Steve Bannon, de huidige Raspoetin van het Witte Huis. Bannon heeft zichzelf eens als leninist betiteld: hij streeft de totale vernietiging van de bestaande orde na, om een nieuwe ultra-rechtse heilstaat te kunnen creëren. Onberekenbaarheid, zoals Trump die met zijn snelle switches heeft laten zien, vormt daarvan een essentieel onderdeel: buitenlands beleid heeft voor Bannon niet als doel om bondgenoten te winnen maar om alle anderen te verwarren – en dan toe te slaan.

De Amerikaanse kruisrakettenaanval op Syrië is door veel commentatoren toegejuicht: Trump doet wat Obama indertijd uiteindelijk naliet. De aanval op een militaire basis van Assad is, gezien zijn oorlogsmisdrijven, zeker legitiem – maar is zij ook verstandig? Dat zijn twee zéér verschillende dingen. De Amerikanen hebben vanouds te vaak het idee dat ze met een bom een probleem oplossen, terwijl ze het, door niet met de tegenreacties rekening te houden, zo in de praktijk juist verergeren. Dat komt, omdat over het vervolg niet is nagedacht.

Ik citeer maar weer even Trump, uit de tijd dat hij nog aan de zijlijn stond: ”Aan onze dwaze leider: val Syrië niet aan. Als je dat doet, zullen er allerlei nare dingen gebeuren.” Weet Trump nu ook, hoe hij verder moet, als Assad niet van wijken weet en daarbij door Moskou en Teheran wordt gesteund? Is er een plan? Of groeit de chaos die Bannon bewust wil stichten, Trump straks boven het hoofd?

De aftakeling van Turkije

1

Met de uitslag van het grondwetsreferendum in Turkije kan eigenlijk niemand erg tevreden zijn. Uiteraard de oppositie niet, want die heeft het verloren, wat Erdogan de mogelijkheid verschaft een volgende stap te zetten op zijn weg naar de absolute macht. Het Westen heeft evenmin veel reden tot juichen, omdat dit voor een verdere verwijdering moet zorgen, wil het zelf geloofwaardig blijven met de eigen pretentie als wereldwijd protagonist van rechtsstaat en democratie te fungeren. Maar ook Erdogan kan met zo’n mager resultaat voor het ‘ja’ niet juichen: ondanks alle intimidatie en zijn mediamonopolie heeft toch bijna de helft het aangedurfd ‘nee’ aan te kruisen. Het referendum toont dan ook vooral aan, hoezeer het land tot op het bot is verdeeld, in twee vrijwel gelijke helften.

Een blamage is dat van de in Europa wonende Turken een veel groter deel ‘ja’ heeft gestemd, ook in Nederland. Dat hangt deels samen met hun oorspronkelijke geografische herkomst – meer uit de hoge bergen dan uit de grote steden – en hun religieuze achtergrond. Maar de hang naar nationale grootsheid voor een etnische minderheid die zich in het nieuwe vaderland nog altijd niet volledig geaccepteerd weet – Erdogan als grote broer voor de gepesten op het schoolplein – speelt vast ook een rol. De prijs daarvoor betalen dan de Turken in Turkije zelf.

Hoezeer het niet willen weten daarbij de boventoon voort, mocht ik recent nog op een discussieavond met de Nederlandse AKP-campagnevoerder ervaren. Hij verkondigde op een vraag uit de zaal naar de massale vervolging van oppositionele media zonder blikken of blozen dat gewoon de wet werd gehandhaafd, en die zich aan terroristische propaganda bezondigden. Kwade wil of vergaande naïviteit?

Voor de EU wordt het overigens in één opzicht zekere zin gemakkelijker: toetreding is met deze dictatuur in wording natuurlijk echt van de baan. Dat bespaart haar ongetwijfeld een hoop inwendige spanningen, omdat een groot deel van de Europese bevolking het land mede vanwege het islamitische karakter, dat onder Erdogan ook steeds sterker de politiek is gaan bepalen, niet lust. Kandidaat-lidmaatschap voor Turkije was koren op de molen van de populisten.

Frankrijk en Duitsland waren overigens sowieso nooit zo happig op een volwaardig lidmaatschap, evenmin als de Europese christen-democraten, en het feit dat Turkije steeds verder van de Kopenhagen-criteria afdrijft, bespaart hen het hanteren van gevoelige culturele argumenten. En met de brexit aanstaande vertrekt de machtigste voorstander van een Turks lidmaatschap binnenkort uit Brussel: Londen heeft de EU nooit als waardengemeenschap, maar vooral als marktplaats gezien, en wilde een zo groot mogelijke Unie om die zo zwak mogelijk te houden, onder het motto: hoe meer zielen, hoe minder vreugd. Alleen zo viel de eigen mentale spagaat tussen Amerika en Europa vol te houden.

Daartegenover staat voor de EU natuurlijk wel het vluchtelingenvraagstuk, waarin Ankara de afgelopen jaren als buffer tegen nieuwe migranten een hoofdrol heeft gespeeld. En die migrantenstroom vormde óók koren op de molen van de Europese populisten. Dus als Erdogan zijn dreigementen waar maakt – tegenover het tegenhouden van vluchtelingen moet visumvrijheid voor Turkse burgers staan, zo niet, dan zet hij de sluizen open – heeft Europa eveneens een probleem.

Ofschoon Brussel dan altijd met economische sancties kan terugslaan, want hoezeer de handel met Turkije voor Europa zeker lucratief is, ze is vooral slechts lucratief, terwijl ze voor Turkije essentieel is. De electorale macht van Erdogan is sterk van economische successen afhankelijk en mocht hij dat zijn vergeten, dan wordt het hoog tijd hem dat te laten weten.

Veel problematischer is de sluipende verdere ontsporing van Turkije voor de NAVO, waarvan het (anders dan van de EU, waarvoor het reeds een halve eeuw in de wachtkamer zit) al wèl sinds 1952 lid is. Problematisch, omdat de NAVO pretendeert een verbond van landen te zijn dat voor de westerse vrijheid opkomt. Dictaturen horen in zo’n gezelschap niet thuis. Nu heeft dat verheven ideaal in het verleden ook niet het lidmaatschap van Portugal in de weg gestaan, toen dat nog geen democratie was – dat van Franco-Spanje wel – en hebben de diverse militaire coups in Ankara sinds 1952 ook niet tot – tijdelijke – opschorting van het NAVO-lidmaatschap geleid, maar het wrong zeker. En het zal nu weer gaan wringen.

Tegelijk kan de NAVO niet om Turkije heen, met het oog op de groeiende chaos in het Midden-Oosten. Een werkzame oplossing voor de burgeroorlog in Syrië – oorzaak van de gevreesde vluchtelingenstroom – zal, vanwege de verknoping ervan met het Koerdische vraagstuk, niet zonder Turkse hulp kunnen. Ook niet zonder die van Iran trouwens, en dus op de achtergrond van Rusland.

Juist bij de bestrijding van IS – door Trump tot de grote bedreiging uitgeroepen, maar bij diens grilligheid kan dat morgen weer een ander zijn – botst Washington met Ankara, omdat Washington de Syrische Koerden als nuttigste militaire bondgenoten, en Ankara die als levensgevaarlijke handlangers van de PKK beschouwt. Wat dat betreft: als Erdogan erg onhandelbaar blijkt, kan het Westen nog altijd dreigen de PKK van de terreurlijst te halen, want ‘terrorist’ is tenslotte ook maar een naam.

Tot slot de gevolgen van het referendum voor Turkije zelf. Zijn minieme meerderheid, waarbij ook de mislukte coup van afgelopen zomer niet in de verhoopte grootse zege heeft geresulteerd, maakt Erdogan duidelijk hoe zwak hij tegelijk electoraal nog staat. Poetin-achtige resultaten zijn niet in zicht. Zal hij daaruit concluderen dat hij de oppositie de hand moet reiken of juist nog despotischer reageren? Gezien zijn oordeel over deze ‘landverraders’, valt te vrezen voor het laatste.

Turkije en Europa: een vechtscheiding

0

De uitslag van het Turkse referendum wachtte ik vol spanning af in een hotel in Kiev, waar ik als trainer een conferentie bijwoonde van Oekraïense en Wit-Russische liberalen. De uitkomst was niet onverwacht, maar kwam toch nog hard aan voor éénieder die het beste voor heeft met Turkije. Het contrast met het land waar ik me op dat moment bevond was groot. In Oekraïne leeft, ondanks de moeilijke tijd waar het land recentelijk doorheen is gegaan, de hoop op een betere toekomst sterk. De hoop op een toekomst in Europa, een beter leven voor de Oekraïners. Zij waren dan ook bereid daarvoor de straat op te gaan en een pro-Russische president met dictatoriale trekjes af te zetten. Een conflict met Rusland volgde weliswaar en ook nu kent de Oekraïense democratie nog steeds de nodige problemen, maar het contrast met de ontwikkelingen van de afgelopen jaren, is desalniettemin groot. Daar waar Oekraïne democratischer is geworden, is Turkije steeds dictatorialer geworden. En daar waar Oekraïne zich steeds meer op Europa is gaan richten, heeft Turkije zich afgekeerd van het Avondland.

Wat betekent dat voor de toekomst? Wat zegt het over het Europese gehalte van Turkije? Formeel is Turkije nog steeds een EU-kandidaat en onderdeel van de Europese douane-unie, maar dat is niet meer dan een theoretisch gegeven. In de praktijk is Turkije allang geen kandidaat voor lidmaatschap van de Europese Unie meer. Het land is nog niet de wacht aangezet omdat Europa, zeker in de context van de vluchtelingencrisis, een belangrijk buurland niet voor het hoofd wil stoten. De roep om de onderhandelingen met Turkije te staken wordt echter steeds sterker, niet alleen in Europa, maar ook in Turkije, waar Erdogan mogelijk een nieuw referendum over het toetredingsproces tot de EU wil plannen.

We kunnen onszelf de vraag stellen in hoeverre de uitbreiding van het Europese project met Turkije überhaupt wel een realistisch scenario is geweest. Ja, in de beginperiode van het Erdogan-regime, 2002-2005, was er sprake van serieuze onderhandelingen, en was het juist de EU die de boot afhield. Achteraf bezien lijkt dat niet geheel onterecht te zijn geweest. De Amerikaanse politicoloog Samuel Huntington schreef reeds dat Turkije een torn country was, een land dat bij een ander deel van de wereld, Europa, wilde horen dan het deel van de wereld waar ze eigenlijk toe behoorde, Azië. Inmiddels is Turkije dan ook hard op weg sterker te lijken op de Turkse dictaturen in Centraal-Azië dan op de Europese liberale democratieën. Het Europees georiënteerde deel van de bevolking was altijd al een minderheid, maar lijkt nu de strijd om de toekomst van het land voorgoed verloren te hebben.

Europa eindigt voor mij bij de Evros, de grensrivier tussen Griekenland en Turkije. Ik ben vijftien jaar lang fel voorstander geweest van een Turks EU-lidmaatschap of in ieder geval de mogelijkheid daartoe, maar ik ben me er nu van bewust het een illusie is om te geloven dat Turkije een Europees land is of dat kan worden. Het is nu tijd om realistisch te zijn. Turkije wordt niet lid van de EU, want Turkije en Europa bevinden zich midden in een vechtscheiding, waarbij Turkije de boot is die steeds verder afdrijft van het vasteland. En zoals altijd bij een vechtscheiding zijn de kinderen de dupe en die kinderen, dat zijn de Europese Turken. Zij zien zich steeds meer genoodzaakt om te kiezen tussen hun vader- en hun moederland. Dat is pijnlijk, maar zoals de situatie nu is, is dat de realiteit. De boot drijft af van het vasteland en vanuit de spagaat tussen beide waarin men nu zit moet men vroeg of laat springen: of op de boot, of op het vasteland. En wie weet komt daarna wel de acceptatie dat dit onvermijdelijk was en dat een situatie waarin vader en moeder goede buren zijn misschien wel beter is dan een situatie waarin beide continu met elkaar vechten. Dat goede nabuurschap, dat is nu het beste waar we vanuit Europa op kunnen hopen in onze betrekkingen met Turkije. In onze betrekkingen met het land zou dat streven dan ook centraal moeten staan.

Deze landen bemoeien zich met de voortplanting van hun burgers

0
Erdogan roept zijn volk op zo veel mogelijk kinderen te maken. Turkije is niet het enige land dat zich bemoeit met de samenstelling van gezinnen.

“Neem niet drie, maar vijf kinderen”, zei de Turkse president Recep Tayyip Erdogan tijdens een campagne-evenement voor het aankomende referendum over grondwetswijzigingen in Turkije. Eerder riep hij burgers op om tenminste drie kinderen te krijgen. De bewuste keuze om kinderloos te blijven bestempelt Erdogan als een “inhumane beslissing”. “Het verwerpen van het moederschap betekent het opgeven van de mensheid.” De staatsbemoeienis op de voortplanting van burgers is een wereldwijd fenomeen dat een lange geschiedenis kent. Enkele opvallende voorbeelden:

China
Eén van de bekendste voorbeelden van landen waar de overheid zich actief bemoeit met gezinsplanning is misschien wel China met de éénkindspolitiek. Inmiddels is het verbod op het hebben van meer dan één kind in China opgegeven en bepaalt de regel nu dat Chinezen twee kinderen mogen krijgen. In 2013 werden de regels betreffende de éénkindpolitiek al versoepeld: er kwamen uitzonderingen op de wet. Zo vormden ouders die zelf enig kind waren een uitzondering op de regel en ook voor mensen op het platteland werd een uitzondering gemaakt: zij mochten nog een tweede kind krijgen als het eerste kind een jongen was. De éénkindpolitiek werd in 1979 ingevoerd met als doel het bevolkingsaantal te laten dalen. De Chinese overheid vreesden dat het land een te hoge bevolkingsgroei economisch gezien niet aan zou kunnen. Bij overtredingen van het éénkindbeleid konden de autoriteiten hard ingrijpen, zo zouden moeders gedwongen worden tot abortus. Werd het kind toch geboren, dan kon het niet ingeschreven worden bij de gemeente. De éénkindpolitiek moest uiteindelijk plaatsmaken voor het tweekindbeleid door de vergrijzing van de Chinese bevolking en om het tekort aan arbeidskrachten te beperken.

Vietnam
“Vietnamezen die meer dan twee kinderen krijgen, worden nu gestraft. Maar de bevolking vergrijst”, meldde Trouw onlangs. Vietnam hanteert al meer dan vijftig jaar een
tweekindbeleid. Het beleid werd ingevoerd in de jaren zestig. In deze tijd verkeerde het land in diepe armoede en was het verwikkeld in een burgeroorlog. Vooral op het platteland groeide de bevolking snel. De autoriteiten vreesden voor een nog grotere armoede door de snelle bevolkingsgroei. Propaganda en sancties werden ingezet om het beleid te handhaven. Tegenwoordig heeft een overtreding van de regel vooral effect op Vietnamezen die bij de overheid of staatsbedrijven werken. Wie meer dan twee kinderen krijgt kan een promotie wel vergeten of kan zelfs op staande voet ontslagen worden. Zo vertelde de Vietnamese Truong Thu Huong (26) aan Trouw: “Op mijn werk zijn er al heel wat mensen gestraft, omdat ze een derde kind kregen. Ze houden dan twee jaar lang je bonus in, die je normaal iedere maand naast je basissalaris ontvangt. Een collega van mij werd per ongeluk zwanger van een derde kind. Nu moet ze het doen met een klein basissalaris.” Het einde van het huidige beleid lijkt echter nabij. Vietnam vergrijst namelijk in hoog temp. Het ministerie van volksgezondheid verklaarde eerder dit jaar de vergrijzing tegen te willen gaan door het huidige tweekindbeleid af te schaffen.

Japan
Ook Japan heeft te kampen met vergrijzing en een bevolkingskrimp. In 2014 waarschuwde het Japanse Genootschap voor Gezinsplanning dat Japanners met uitsterven bedreigd worden. Japanners zouden steeds minder seks hebben en steeds vaker en langer single blijven. Naar verwachtring zou de bevolking een krimp van tenminste 30 procent doormaken. Als reactie treedt de Japanse overheid op als koppelaar om het geboortecijfer weer omhoog te krijgen. In alle uithoeken van het land hebben overheidsfunctionarissen speeddatingavonden opgezet. “Als het aankomt op bevolkingskrimp voorkomen, ben je nergens zonder huwelijk”, verklaarde ambtenaar Kazuhiko Suzuki uit Ishioka aan Business Insider Nederland.

Iran
In augustus 2014 werden in Iran permanente vormen van geboortebeperking bij wet (wet 446) verboden, zoals sterilisatie van vrouwen. De geestelijk leider Ayatollah Ali Khamenei verkondigde eerder dat de bevolking moest groeien. Khamenei doelde op een hogere reproductie om “de nationale identiteit te versterken” en tegenwicht te bieden aan “ongewenste aspecten van de westerse levensstijl”. Artsen die de ingreep toch uitvoerden werden door de intreding van de nieuwe wet strafbaar gesteld. Daarnaast mocht er na de ingang van de nieuwe wet geen reclame meer worden gemaakt voor geboortebeperking. Mensenrechtenorganisatie Amnesty International bracht in 2015 een rapport uit (You shall procreate: attacks on women’s sexual and reproductive rights in Iran) omtrent deze zaak en stelde onder andere dat de Iraanse autoriteiten met de wet 446 het welzijn van vrouwen en tienermeisjes in een verhoogd risico brengen.

India
Vanaf 2014 werd in elf deelstaten van India een tweekindpolitiek gevoerd. Waar de éénkindpolitiek in China streng gehandhaafd werd, kwam de tweekindpolitiek in India niet echt van de grond. Het hoge analfabetisme en het aanwezige kastenstelsel worden als redenen voor het falen van de tweekindpolitiek genoemd. In India zijn geen consequenties verbonden aan het krijgen van meer dan twee kinderen. Geneeskundestudent Nina Achten was voor haar co-schap gynaecologie/obstetrie in India en beschrijft in haar blog dat er vanuit artsen in India actief gecounseld werd om het bij twee kinderen te houden. Zij heeft gemerkt dat artsen vrouwen adviseren zich volledig te laten steriliseren in plaats van alle opties voor geboortebeperking te bespreken. De overheid schijnt posters te verspreiden waarop het tweekindsideaal gepropageerd wordt. “Inmiddels wordt het door het merendeel van de Indiase bevolking als old fashioned beschouwd om meer dan twee kinderen te hebben. Toch is er in het algemeen niet veel van terechtgekomen, aangezien in grote delen van India – onder meer door analfabetisme – paren nog altijd meer dan twee kinderen krijgen.”

Europa moet Turkije zijn tanden laten zien

0
Hoe veilig zijn politieke vluchtelingen uit Turkije in Europa en de Verenigde Staten? Die vraag wordt steeds relevanter, naarmate de Turkse president Recep Tayyip Erdogan zijn vervolging van andersdenkenden – lees: zijn politieke tegenstanders – voortzet. Naast talloze journalisten zijn ook vele oppositionele politici al achter de tralies verdwenen. En bovenstaande vraag zal nog relevanter worden, indien Erdogan bij het komende referendum zijn doel bereikt en daarmee, dankzij een ja-stem, almachtig wordt. Dan heeft hij de rechtspraak volledig in eigen hand.

Telefoon-rechtspraak: dat was de term die daarvoor indertijd in de Sovjet-Unie werd gebezigd. Indien er processen met een politieke lading plaats vonden, liet het Kremlin per telefoon aan de rechter weten welk vonnis werd verlangd. Onder president Vladimir Poetin lijkt die praktijk weer helemaal terug. Processen zijn een complete farce en oppositieleider Aleksej Navalny, die onlangs bij een demonstratie tegen corruptie is opgepakt, wist daarom al van tevoren dat hem een gevangenisstraf te wachten stond.

In Turkije is intussen de scheiding der machten ook nagenoeg verdwenen en aan onafhankelijke media vrijwel niets meer over. Hoe direct Erdogan zich met de rechtspraak bemoeit dan wel straks gaat bemoeien, is onduidelijk, maar ook Turkse rechters weten intussen wel wat er door de regering van hen wordt verwacht. De mislukte coup van juli vorig jaar, waarvan de achtergrond nog altijd onbekend is, vormt daarbij het excuus om iedereen die Erdogan niet aanstaat, te laten arresteren.

Als gevolg daarvan zijn intussen veel Turken naar het buitenland uitgeweken. Diverse Turkse NAVO-militairen, die bij thuiskomst vanwege een – onbewezen – beschuldiging van betrokkenheid vermoedelijk arrestatie te wachten staat, hebben in Brussel asiel aangevraagd; anderen zijn met dat doel naar Griekenland gevlucht. Ankara heeft op hoge toon uitlevering geëist, Athene heeft dat tot dusverre terecht geweigerd.

En dan is er nog de in Amerika levende islamitische prediker Fethullah Gülen, die er – tot dusver zonder enig spoor van bewijs – met grote hardnekkigheid door Erdogan van wordt beticht het meesterbrein te zijn achter de couppoging. Met grote regelmaat eist van Erdogan Washington dat Gülen aan hem uitgeleverd wordt. De vorige Amerikaanse president Barack Obama heeft altijd geweigerd aan die druk toe te geven.

Onlangs werd bekend dat Michael Flynn, de inmiddels al weer ontslagen nieuwe nationale veiligheidsadviseur van Obama’s opvolger Donald Trump, al tijdens de verkiezingscampagne contact met Turkse topofficials heeft gehad om Gülen buiten de normale uitleveringsprocedure van de VS naar Turkije te krijgen. Behalve met Moskou, zoals vorige maand aan het licht kwam, heeft het team-Trump dus ook illegaal contact gehad met Ankara. Verbazen kan dat, na alle schandalen waardoor de regering-Trump al in twee maanden is geplaagd, niet echt; het kan er ook nog wel bij.

Er bestaan tot dusverre geen aanwijzingen dat Erdogan in ruil – net als Poetin – getracht heeft om de Amerikaanse presidentsverkiezingen te beïnvloeden, maar dat hij liever Trump dan Hillary Clinton in het Witte Huis ziet, is aannemelijk. Ondanks de anti-moslim-retoriek van Trump, zijn Erdogan en Trump verwante geesten: autoritaire leiders die geen tegenspraak dulden. Dat Trump, gezien zijn pleidooi om het waterboarden voor terroristen weer in te voeren, weinig op heeft met de mensenrechten, komt goed uit: ook in dat opzicht delen zij dezelfde kijk.

Voor Trump is alles een kwestie van dealen – ook mensen zijn aan een goede deal ondergeschikt. Waar Turkije als poort tot het Midden-Oosten en buurland van Syrië en Irak onmisbaar geacht wordt voor Trumps prioriteit nummer één, de strijd tegen IS, betekent dat dat Gülen voor hem slechts een pion is in een schaakspel om Turkije gunstig te stemmen.

Voor alle duidelijkheid: het zou een duidelijke schending van de Amerikaanse wet vormen. Nu is dat voor Trump moreel geen punt, maar dat wil niet zeggen dat zo’n poging een kans van slagen heeft. Nog recent is hij immers door het Federaal Hooggerechtshof teruggefloten, waar het zijn immigratiebeleid – het verbod voor burgers uit een aantal moslimlanden – betrof, dat hij tot electoraal speerpunt had verheven. Tot nu toe zijn de Amerikaanse instituties nog sterker gebleken dan Trump, wiens beleid door zijn hardnekkige pogingen het onmogelijke te willen, steeds meer in chaos ontaardt.

Ook op Brussel is de Turkse druk om tot uitlevering van politieke vluchtelingen – in dit geval de bewuste NAVO-militairen – over te gaan, groot. Tot nu toe heeft Europa die druk weerstaan, en het valt te hopen dat zij dat blijft doen, zolang er geen kans bestaat op een eerlijk proces, een kans die steeds geringer wordt.

Daar kan het echter niet bij blijven. Tot nu toe heeft Brussel vrij onderkoeld gereageerd – meer met de vermanende teksten van een schoolmeester, ‘gedraag je een beetje’ – op het buitenproportionele en met bedreigingen gepaard gaande getier van Erdogan naar aanleiding van de weigering zijn ministers voor propagandapraatjes in Nederland en andere Europese landen toe te laten. Als straks het ja wint bij het referendum, en daarmee Turkije de facto in een presidentiële dictatuur verandert, ontkomt Brussel niet aan de vraag: wat doet Turkije nog op de kandidatenlijst voor de Europese Unie?

Zeker, de toetredingsonderhandelingen zijn de facto allang in de ijskast beland en de kans dat Turkije onder Erdogan lid wordt van de EU, is nul. Maar er komt een moment dat de EU er uit zelfrespect ook formeel een streep onder moet zetten. Dat hoeft niet voor alle eeuwigheid te zijn, niemand weet hoe de wereld er over vijftig jaar bijligt, maar wel voor dit moment. Het gaat om meer dan verspilde moeite: het gaat om de eigen geloofwaardigheid, ook in de richting van de Europese kiezers.

Wat vinden Nederlandse joden van de term joods-christelijk?

2

Politici gebruiken regelmatig de term joods-christelijk. Ook tijdens de afgelopen campagne voor de Tweede Kamerverkiezingen is de term aangehaald. Het vormt de kern van de Nederlandse samenleving, zo verklaarde bijvoorbeeld CDA-leider Sybrand Buma. Ook PVV-leider Geert Wilders heeft de term gebruikt. De Kanttekening sprak vijf prominente Nederlandse joden over de term.

Raoul Heertje (schrijver, stand-up comedian)

Foto: Raoul Heertje

Wat wordt bedoeld met joods-christelijk?
‘Ik heb geen idee. De afgelopen jaren roepen mensen dat steeds vaker, maar volgens mij is het alleen een mooi woord om te gebruiken en om je misschien af te zetten tegen de moslimcultuur. Ik vraag me af of Buma weet waar hij het over heeft, terwijl ik het wel een slimme en leuke man vind. Het christendom is voortgekomen uit het jodendom en Jezus was joods en is daar ook nooit mee opgehouden. Er waren geen christenen voor Jezus. Ik heb joden dat ook nog nooit horen roepen, het is een holle frase.’

Volgens sommige politici vormt het de kern van de Nederlandse normen, waarden en identiteit. Wat zegt u daar op?
‘Onzin. Maar zolang iemand het niet definieert kan ik dat niet. Er zijn zeker joden die een bijdrage hebben geleverd aan de Nederlandse cultuur, maar dat geldt ook voor christenen en alle andere groepen mensen. Maar dit klinkt alsof de basis van de cultuur in ons land joods-christelijk is en dat lijkt me volkomen flauwekul. Ik vind het een gekke opleving dat politieke partijen dit ineens heel belangrijk vinden en volgens mij weet eigenlijk niemand waar het om gaat.’

Is het een hippe uitdrukking?
‘Dat kan je zeggen en het fascineert mij mateloos. Het is een term die ineens opkomt en die mensen te pas en te onpas gebruiken. Net als het woord authentiek, dat heeft ook geen enkele waarde meer. Er zijn hele winkelketens die zogenaamd authentieke meubelen verkopen, maar die zijn gewoon in China nagemaakt. Het wordt door iedereen zomaar overal opgeplakt, net als joods-christelijk. Maar weinig mensen vragen zich af wat ermee bedoeld wordt.’

Voelt u zich aangesproken als politici het erover hebben?
‘Nee, op geen enkele manier. Ik zou ze er hoogstens meer om wantrouwen. Het maakt geen enkele indruk op mij. Sowieso het hele idee dat Nederland zich ineens wat aan moet gaan trekken van joodse waarden, is volstrekte onzin.’

Wat is er joods aan Nederland?
‘Ik kan dat niet beantwoorden, want zo kijk ik niet naar Nederland. Er zijn een heleboel Nederlanders en van hen zijn toevallig sommigen joods. Ik vind niet dat joden als een apart groepje gezien kunnen worden. Er zijn door joodse mensen mooie bijdragen geleverd aan Nederland, maar ik zou er geen lijst van kunnen maken.’

Ronny Naftaniel (voorzitter van de adviesraad van het Joods Humanitaire Fonds, vice-voorzitter van het Europees Joods Informatiecentrum)

Foto: Ronny Naftaniel

Wat vindt u ervan dat de term joods-christelijk regelmatig wordt aangehaald?
‘Vooral politici die een beetje nationalistisch zijn gebruiken de term. Niet alleen in Nederland, ook in Europa. Het is natuurlijk merkwaardig dat christenen dit roepen, immers één van de belangrijkste christelijke waarden was eeuwenlang het discrimineren van joden. Ik ken de joodse en christelijke waarden en die komen wel voor een deel met elkaar overéén, maar zoiets als joods-christelijke waarden, die eeuwenlang gezamenlijk uitgedragen zouden zijn, dat bestaat niet. De belangrijkste christelijke gedachte was juist eeuwenlang dat het jodendom op zou moeten houden te bestaan en vervangen moest worden door het christendom. Dus als je het historisch bekijkt, is de term joods-christelijk onzin.’

Wordt de term dan niet goed gebruikt?
‘Ik zie dat het gebruikt wordt om moslims uit te sluiten. Men gebruikt joods-christelijk dan als een bepaalde waarde, waarbij men zegt dat is van ons, daar hoort de islam niet bij. Dan is het een verkeerde hantering van het begrip. Het jodendom is juist inclusief en staat ervoor om iedereen gelijk te behandelen en niet uit te sluiten. Je moet zoeken naar de gelijkenissen tussen mensen in plaats van de verschillen. De term wordt niet gebruikt in de joodse gemeenschap.’

Wat vindt u ervan dat politici spreken van de joods-christelijke traditie van Nederland?
‘Vanuit joods perspectief ben ik blij dat men de joodse waarden heel expliciet erkent in de samenleving, dat was in het verleden wel anders. Ik denk dat Buma het gebruikt als een soort normen- en waardenstelsel, waar het CDA sterk in is. Het CDA vindt dat je staand het Wilhelmus moet zingen, haha. Maar Buma gebruikt het niet om anderen uit te sluiten, maar iemand als Wilders bijvoorbeeld doet dat wel. Ik voel me er op de één of andere manier bij betrokken nu, terwijl ik daar niet persé behoefte aan heb. Ik denk ook niet dat joodse mensen op dit soort principes stemmen,  maar er zijn wel gemeenschappelijke wortels, want we gebruiken uit het Oude Testament dezelfde normen en waarden en Jezus was een jood.’

Wat heeft het joodse erfgoed dan bijgedragen aan onze samenleving?
‘Die bijdrage is heel groot. Het jodendom heeft veel betekend voor de vooruitgang van Europa, vanwege de hang naar kennis en leren. Veel winnaars van de Nobelprijs waren joden. Veel politici hebben joodse wortels.’

Kan je zeggen dat Nederland gebouwd is op joods erfgoed?
‘Nee, zeker niet. Er is zeker een belangrijke input in de Nederlandse samenleving geweest en die is er nog steeds, maar Nederland is een polderlandschap en we zijn een zuilenmaatschappij. Het jodendom is één van die zuilen.’

Esther Voet (opiniemaker, hoofredacteur van het Nieuw Israëlietisch Weekblad)

Foto: Esther Voet

Kunnen we spreken van joods-christelijk?
‘Ja, en als je naar de geschiedenis kijkt klopt het. Het christendom komt voort uit het jodendom en heeft daar veel van meegenomen. Ik denk dat het gaat om de westerse normen en waarden, die zijn gebaseerd op het Romeinse recht, het joodse geloof en de Griekse wijsheid. De westerse maatschappij heeft zich gevormd naar die joods-christelijke waarden. Maar bij deze term sluit men de moslims overigens wel uit. Met de politieke agenda van nu wordt dat ook zo gesteld. Het is een organisch begrip en dat moet je ook zo zien.’

Wat zien we nu nog terug van het joodse erfgoed?
‘Meer dan we denken. De joden stonden onder meer aan de wieg van de Partij van de Arbeid en de vakbonden. De joodse diamantslijpersbond was de eerste vakbond van ons land. We hebben meegeholpen aan de economische groei, aan de handel en omdat Nederland zo tolerant was konden joden daar hun maatschappelijke rol in vervullen en die is niet klein geweest. Maar voor mij en veel andere joden geldt dat ik een burger op straat ben en wat er thuis gebeurt, hoe ik daar mijn geloof beleef, dat vind ik een privéaangelegenheid. Ik toets mijn daden wel aan de joodse waarden of eventueel de joods-christelijke waarden. Mijn halve familie is christelijk, ik heb van beide kanten wat meegekregen.’

Is men wel bewust van de betekenis van de term?
‘Ik denk dat mensen in het christendom zich steeds bewuster worden van het feit dat zij uit het jodendom zijn ontstaan, maar er zijn tijden geweest dat men Jezus wilde ‘ontjoodsen’. Of dat wegpoetsen is van het antisemitisme weet ik niet, ik denk dat het ook voortschrijdend inzicht is. Nu is er meer oog voor dan vroeger en ik denk dat het daarom ook zo wordt benadrukt. Als ik Wilders “minder Marokkanen” hoor roepen, dan denk ik met mijn joodse achtergrond ‘minder joden”, dat heb ik eerder gehoord.’

Is de term nodig?
‘Niet speciaal. We moeten ook kijken of er voor joden over drie generaties nog vrijheid van leven is in Nederland, want daar maak ik me ernstig zorgen over. Er is een groeiende bevolkingsgroep in ons land die anders tegen joden aankijkt dan de gemiddelde Nederlander. Er zijn joden die denken dat het tijd is om te vertrekken uit Nederland, vanwege veel politieke ontwikkelingen. Het gevaar zit erin dat de joodse geschiedenis in Nederland na zo’n vierhonderd jaar gaat ophouden en daarmee ook de joods-christelijke traditie.’

Lody van de Kamp (rabbijn, schrijver, columnist)

Foto: Lody van de Kamp

Wat vindt u van de term joods-christelijk?
‘Er bestaat geen joods-christelijke traditie. Het christendom heeft het jodendom afgeschreven, het was er niet goed genoeg voor. Nederland is van oorsprong een christelijke natie, kijk naar de wetgeving, maar dat komt uit het christendom en heeft niets met het jodendom te maken. Ooit mochten de joden niet meedoen, toen wel even en op een gegeven moment werden zij verwijderd uit de samenleving. Nu is er nog maar een restant over van wat ooit de joodse gemeenschap was en nu worden we ineens opgewaardeerd tot een joods-christelijke samenleving. Het is een cynische, misplaatste term, het is onsmakelijk dat het in de campagnes is gebruikt.’

Weet u wat er mee bedoeld wordt?
‘Ik heb geen idee. Hebben we het dan over de bijdrage van de joden aan de samenleving? Er waren joden die veel hebben bijgedragen aan de Nederlandse samenleving, net als anderen, dat heeft niets met het jodendom te maken. Maar waar ik het meest bezwaar tegen maak, is dat wij als joodse gemeenschap nu ineens mogen opdraven om een joods-christelijke samenwerking te vormen om anderen daarmee uit te sluiten.’

Wordt de term daar nu voor gebruikt?
‘Deels wel. Als Wilders het heeft over een joods-christelijke samenleving, dan bedoelt hij dat. Als je het hebt over een joods-christelijke samenleving dan doe je dat om anderen uit te sluiten en daar pas ik voor. Het is de ultieme poging om nu de islamitische waarden buiten de samenleving te plaatsen. Het begrip druist wat mij betreft in tegen de joodse waarden en vanuit de joodse samenleving wordt nooit over een joods-christelijke samenleving gesproken. Die is daar zo niet mee bezig.’

Wat is er joods aan Nederland?
‘Eigenlijk helemaal niets. Op een samenleving van zo’n zeventien miljoen Nederlanders zijn we maar met zo’n veertigduizend joden, van wie maar een klein deel zich religieus manifesteert. Er zijn wel wat monumenten, maar dat is het. Als ik het heb over joodse geleerden of wijzen, daar heeft de heer Buma nog nooit van gehoord. Hij heeft het over Spinoza bijvoorbeeld, maar Spinoza werd vijfhonderd jaar geleden door de joodse gemeenschap in de ban gedaan en zit nog steeds in de ban. Zelfs de christelijke samenleving heeft hem afgewezen, want zijn vrijdenken stond haaks op het christendom.’

Voelt u zich aangesproken als politici het erover hebben?
‘Nee. Dat doe ik op mijn joodse manier, door te zeggen: God heeft mij twee oren gegeven om te horen, twee ogen om te kijken en twee schouders om op te halen. Het raakt me niet, maar het irriteert me wel.’

David Wertheim (directeur van het Menasseh Ben Israël Instituut voor Joodse Sociaal-Wetenschappelijke en Cultuurhistorische Studies)

Foto: David Wertheim

Waarom wordt de term joods-christelijk zo vaak gebruikt?
‘Dat is denk ik al begonnen met Pim Fortuyn, hij had het over de joods-christelijke humanistische cultuur. Dat kwam omdat er toen veel migranten kwamen die moesten inburgeren. Er ontstond een behoefte om de Nederlandse normen en waarden te definiëren en dan wel op een manier zodat ze anders waren dan de mensen die moesten inburgeren. Maar vanaf de tweede helft van de twintigste eeuw is er wel een grote identificatie met joden in de Nederlandse maatschappij ontstaan, ook met Israël. Dat liep door alle partijen heen, maar die identificatie is geclaimd door populistische partijen, door Fortuyn, Wilders en later door de christelijke partijen.’

Wat is er joods aan Nederland?
‘Er is niets joods aan Nederland. In de zeventiende eeuw was er relatieve tolerantie in Nederland naar de joden toe en er zijn altijd joden geweest in Nederland, die ook hun sporen in de cultuur hebben achtergelaten, net als andere bevolkingsgroepen.’

Wat is de joodse cultuur?
‘Dat is ingewikkeld. Je hebt natuurlijk de religieuze cultuur, die is absoluut joods, zoals de liederen in de synagogen en bepaalde schrijvers die joodse thematiek hebben, maar dat is vaak evengoed beïnvloed door andere culturen en zeker niet de essentie van de Nederlandse cultuur. Er zijn veel culturele producten van joden, maar of die één gemeenschappelijke noemer hebben, dat is nog maar de vraag. Ik denk van niet. Maar politici blijven vaag en definiëren niet wat ze met joods-christelijk bedoelen.’

Wat bedoelen zij ermee?
‘Ik denk dat ze de identificatie die er in de samenleving is met joden gebruiken voor hun eigen politieke agenda. Wilders bijvoorbeeld in zijn strijd tegen de islamisering en bij Buma voor een soort ‘Wilhelmus-nationalisme’. Om ervoor te zorgen dat mensen op ze gaan stemmen. Uit onderzoek blijkt trouwens dat het aantal joden dat op de PVV stemt onder het Nederlands gemiddelde ligt.’

Voelt u zich aangesproken?
‘Ik voel me wel aangesproken, want ze hebben het over mij. Ik word geclaimd. Joden worden voor politieke karretjes gespannen, dat is kwalijk, zeker als het karretjes zijn waar ik niet voor gespannen wil worden, zoals die van Wilders en Buma. En het is relevant voor de positie van joden, omdat het hen aangaat en het over hen gaat. Het beïnvloedt hoe er naar joden wordt gekeken en ik denk dat het weerstand tegen joden oproept.’

Opdat we niet vergeten!

0
Op 22 maart was het een jaar geleden dat Brussel werd opgeschrikt door terroristische aanslagen. De slachtoffers werden op waardige wijze herdacht, op dezelfde wijze als de terroristische aanslagen in Parijs eind vorig jaar werden herdacht. En elk jaar op 4 mei staan we in Nederland stil bij de miljoenen slachtoffers die de Tweede Wereldoorlog heeft geëist, vooral de slachtoffers die gewoon vanwege hun etnische of religieuze achtergrond zijn vermoord door de nazi’s. Dat is belangrijk, niet in de laatste plaats omdat de jonge generatie eraan moet worden herinnerd wat er gebeurd is en vooral dat het in Europa is gebeurd. Europa, dat zich niet zelden op de borst slaat als de bakermat van de beschaving. Dit kan ons nog steeds overkomen. Opdat we niet vergeten!

Ik moest daaraan denken na een bezoek aan Sarajevo, de prachtige, maar ook treurige hoofdstad van Bosnië. Terwijl hier het verkiezingscircus voortdenderde en politici van het ‘foute populisme’, zoals Geert Wilders, Thierry Baudet en Jan Roos, en het ‘niet-foute populisme’, zoals Mark Rutte en Sybrand Buma, grossierden in geklets en gelamenteer over de bedreiging van ‘onze’ identiteit door een bepaald (lees: islamitisch) deel van de bevolking, was ik een week in Sarajevo voor een conferentie.

Genoeg tijd om in de wandelgangen ervan de stad beter te leren kennen. Een stad met een loodzware geschiedenis op elke vierkante meter. ‘Eigenlijk te veel geschiedenis’, zoals een collega van de universiteit van Sarajevo zei. Sommige van die geschiedkundige gebeurtenissen zijn tegenwoordig niet meer dan een bijna exotische voetnoot, zoals de moord op de kroonprins van de Oostenrijks-Hongaarse monarchie in 1914 door Gavrilo Princip, een tegenstander van de Habsburgse bezetters. Je zou op straat zomaar voorbij lopen aan de crimescène als er niet een klein museum was met honderd jaar oude foto’s.

Andere, heel erg recente geschiedenis is natuurlijk veel meer aanwezig in de straten van Sarajevo, de oorlog in Bosnië, die twintig jaar geleden formeel eindige. Sarajevo is bijna vier jaar belegerd door het Bosnisch-Servische leger onder leiding van de oorlogsmisdadiger Radovan Karadzic en zijn kompaan Ratko Mladic, met als gevolg vele duizenden doden. Het doel was de regering op de knieën krijgen en de bevolking uithongeren. Als je de stad bezoekt kun je goed zien in wat voor onmogelijke situatie de bevolking zich toen bevond. In tijden van vrede een prachtig gelegen stad in een vallei tussen beboste heuvels, maar tijdens de belegering was elk plein, elke open plek, zoals bruggen en brede wegen, het doelwit van scherpschutters en aanvallen door Servische nationalisten.

De Markale-markt in het hart van Sarajevo, nu een vriendelijke groentemarkt waar bewoners in het lentezonnetje hun inkopen doen, veranderde in 1994 in een bloedbad toen er een mortier terechtkwam. Enzovoorts, enzovoorts. Tussen de woonwijken rond het centrum zijn er grote witte begraafplaatsen, waar hier en daar mensen zitten, bloemen leggen, herdenken. Het meest onheilspellend zijn de jaartallen van overlijden op die graven, allemaal midden jaren negentig. Pas als je zoiets ziet, dringt pas écht tot je door wat hier is gebeurd. Officiële gedenkplaatsen zijn goed, maar dit is eerstelijns verdriet. Dat hakt erin.

En dan hebben we het nog niet eens over de volkerenmoord in de Oost-Bosnische stad Srebrenica in juli 1995, waar meer dan 8.000 mannen en jongens werden vermoord. De stad ligt bij de grens van wat nu de republiek Servië is en de Bosnische Serviërs wilden het gebied zuiveren van alles wat niet Servisch was. De mannen en jongens werden vermoord, omdat zij moslims waren, omdat de Servische nationalisten meenden dat hun identiteit en cultuur bedreigd werden door de moslims. Waar heb ik dat nog meer gehoord?

Tegenwoordig is Srebrenica al bijna weer vergeten. Dat viel me op tijdens de conferentie. Veel jonge mensen, zelfs met een academische opleiding, kennen die geschiedenis niet of maar heel oppervlakkig. Ook mijn eigen kinderen moesten lang nadenken. Ja, zij hadden erover gehoord, omdat er Nederlandse militairen waren. In Nederland is de massamoord eigenlijk vooral in het nieuws als politici of het leger weer eens proberen hun straatje schoon te vegen als het gaat om de verantwoordelijkheid van Dutchbat. Dat is schandalig! Deze volkerenmoord vond plaats in Europa, niet zeventig jaar geleden, maar onlangs. Sommigen in West-Europa roepen natuurlijk graag dat de Balkan eigenlijk niet tot Europa hoort, maar dat lijkt me te stompzinnig om verder op in te gaan.

In de Tweede Wereldoorlog waren het Europeanen die hun massamoord op joden legitimeerden met een verhaal over bedreiging, in Bosnië precies hetzelfde. En hoe je het ook wendt of keert, na de verkiezingen in Nederland heeft het populisme weer aan kracht en invloed gewonnen en weer met een verhaal over bedreiging.

Laten we dat vooral niet vergeten!

Waarom hoofddoekverbod slecht idee is

0
Black Tuesday. Zo zal het ongetwijfeld voor sommige hoofddoekdragende moslima’s aangevoeld hebben op dinsdag 14 maart, toen het Europese Hof van Justitie besloot dat werkgevers in hun bedrijfsreglement een clausule op mogen nemen waarin zij stellen dat het dragen van politiek, filosofische en ook religieuze symbolen niet toegestaan is op de werkvloer. Die uitspraak was het resultaat van een zaak die een Belgische moslima, Samira Achbita, en het Vlaamse Centrum voor Gelijkheid van Kansen en Racismebestrijding, hadden aangespannen tegen het beveiligingsbedrijf G4S Secure Solutions, waar de dame in kwestie werd ontslagen als receptioniste, omdat zij na drie jaar zonder, opeens met een hoofddoek wilde werken. Het bedrijf gaf daarop aan dat het verboden is voor werknemers om zichtbare religieuze, politieke en filosofische symbolen te dragen.
De implicaties van dit vonnis kunnen in potentie verstrekkend zijn. En dat zonder dat er voor werkgevers grote voordelen aan verbonden zijn. Vooropgesteld, het belang van levensbeschouwelijke neutraliteit voor onze samenleving staat niet ter discussie. Met name binnen sommige takken van de overheid, waaronder de rechterlijke macht, justitie, de politie en het leger, is volledige levensbeschouwelijke neutraliteit van groot belang. Dergelijke overheidsinstanties zouden alle schijn van bevooroordeeldheid moeten willen voorkomen en de kernwaarden van het secularisme uit moeten dragen. Juist in een diverse samenleving is het van belang dat de grondslag van de overheid neutraal en seculier is en dat in bepaalde overheidssectoren absolute levensbeschouwelijke neutraliteit wordt gehandhaafd. In Nederland is dat ook al het geval, vandaar dat bijvoorbeeld rechters, maar ook geüniformeerde ambtenaren, zoals militairen en politieagenten, geen zichtbare politieke, filosofische of religieuze symbolen mogen dragen.

Het is echter zeer de vraag of een dergelijk verbod ook voor het bedrijfsleven, waar de uitspraak van het Europese Hof dus over gaat, zou moeten gelden. Natuurlijk, in principe heeft elk bedrijf het recht om bijvoorbeeld kledingregels voor te schrijven, onder andere met betrekking tot uniformen. De uitspraak zouden we dus in het verlengde van dat recht kunnen zien. Evengoed zouden we kunnen stellen dat de implicaties van dit advies veel verder strekken dan kledingvoorschriften alleen en dat in de praktijk de mogelijkheid een dergelijk bedrijfsreglement in te voeren, de mogelijkheid opent tot grootschalige discriminatie van hoofddoekdragende moslima’s in de private sector. Want in de huidige tijd, en in de context van een heftig maatschappelijk en politiek debat over de islam, bestaan er veel negatieve opvattingen over moslims, in het bijzonder over hoofddoekdragende moslima’s. Daardoor kunnen burgers negatief beoordeeld worden door hun medeburgers, op basis van het feit dat zij – zichtbaar – een bepaald geloof aanhangen. Discriminatie op de arbeidsmarkt is daar een gevolg van. En veel moslima’s die een hoofddoek dragen zijn daar het slachtoffer van. In veel bedrijfstakken is men bang voor een negatieve reactie wanneer een klant of zakenrelatie hoofddoekdragende moslima’s aantreft in het bedrijf. De hoofddoek is dan ook iets wat veel bedrijven actief proberen buiten te houden. Met discriminatie tot gevolg.

Nu kun je persoonlijk vinden van de hoofddoek wat je wil – ik vind het zelf van oorsprong, dus zeker niet altijd in de praktijk, een symbool van het patriarchaat – maar het dragen ervan zegt vrij weinig over de kwaliteiten en vaardigheden van een werknemer. Negatieve reacties op de hoofddoek zijn dan ook niet gebaseerd op merites, op de kwaliteiten en prestaties van de dame in kwestie, maar op de vooroordelen over de dame en haar levensbeschouwelijke symbool. Wanneer een goed presterende werknemer toch ontslagen wordt, op basis van het feit dat zij een hoofddoek draagt, is dat schadelijk. Niet alleen omdat hier een persoon slachtoffer is geworden van negatieve opvattingen over – de zichtbare uitingen van – een religie, maar ook omdat op deze wijze capabele arbeidskrachten, die een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan de maatschappij, van de arbeidsmarkt dreigen te verdwijnen.

Discriminatie op de arbeidsmarkt is iets wat we actief moeten bestrijden. Niet alleen vanuit het menselijke perspectief, maar ook omdat het van belang is voor onze economie en samenleving. Maatregelen die discriminatie op de arbeidsmarkt zouden kunnen faciliteren of zelfs institutionaliseren moeten we niet in willen invoeren. De mogelijkheid tot het invoeren van een bedrijfsreglement dat bepaalt dat zichtbare politieke, filosofische en religieuze symbolen op het werk niet toegestaan zijn, omdat het bedrijf een beleid van religieuze en levensbeschouwelijke neutraliteit voert, is een dergelijke maatregel. Want gezien het huidige klimaat van discriminatie op de arbeidsmarkt is het niet geheel onwaarschijnlijk, en eerder zeer waarschijnlijk, dat veel bedrijven dergelijke clausules zullen opnemen, niet gemotiveerd door het streven naar levensbeschouwelijke neutraliteit, maar door de wens om geen vrouwen die een hoofddoek dragen te hoeven aannemen.

De mogelijkheid tot het implementeren van een levensbeschouwelijk neutraal beleid zal dus discriminatie op de arbeidsmarkt een legale basis geven. De gevolgen daarvan kunnen groot zijn. Allereerst kan het de nodige gevolgen hebben voor de arbeidsparticipatie van vrouwen met hoofddoek. Als veel bedrijven een dergelijk bedrijfsreglement invoeren, kan dat leiden tot uitsluiting van vrouwen met hoofddoek uit een groot aantal beroepen, met als gevolg minder mogelijkheden tot deelname aan de arbeidsmarkt en grotere kans op werkloosheid.

Naast de mogelijke gevolgen voor de arbeidsparticipatie van vrouwen met een hoofddoek kan een op grote schaal ingevoerd verbod op levensbeschouwelijke symbolen binnen de private sector ook een breed gedeeld gevoel van uitsluiting onder moslims tot gevolg hebben. Op het moment dat een deel van de moslima’s in ons land niet in staat is met behoud van de eigen identiteit fatsoenlijk te participeren op de arbeidsmarkt, bestaat de kans dat zij dat ervaren als uitsluiting en zich afkeren van de samenleving, wat ingrijpende gevolgen kan hebben voor onder meer de integratie, radicalisering en de totstandkoming van een Europese islam. Dat zijn onwenselijke effecten, die we moeten voorkomen.

Tot slot is er, vanuit seculier perspectief, geen enkele meerwaarde van levensbeschouwelijke neutraliteit in de private sector. Zoals hierboven al is gesteld is levensbeschouwelijke neutraliteit absoluut van groot belang binnen bepaalde overheidssectoren, maar dat gaat niet eveneens op voor het bedrijfsleven. Gezien de in het huidige politieke en maatschappelijke klimaat grote bestaande kans op negatieve gevolgen aangaande de participatie van hoofddoekdragende vrouwen op de arbeidsmarkt en de uitsluiting die wordt ervaren door moslims in onze samenleving, in combinatie met het feit dat er geen echte meerwaarde voor onze maatschappij vastzit aan levensbeschouwelijke neutraliteit in de private sector, kunnen we stellen dat de uitspraak van het Europese Hof geen goede zaak is. Verre van zelfs, aangezien die potentiële gevolgen ervan verstrekkend kunnen zijn. Het kan natuurlijk zijn dat de soep uiteindelijk niet zo heet gegeten zal worden als ze zal worden opgediend, maar voorlopig is er geen reden om positief te oordelen over een dergelijke uitspraak die een gemiste kans vormt voor het bestrijden van discriminatie en het uitdragen van de seculiere kernwaarden van onze samenleving.