1.6 C
Amsterdam
Home Blog Pagina 841

Nederland islamiseert

0
NederlandIslamiseert.JPG
Foto: © Reuters

Fatima is een jonge moeder. Tijdens haar studie ging ze zich in het geloof verdiepen en na een tijdje besloot ze een hoofddoek te dragen. ”Aanvankelijk hadden vooral mijn ouders daar moeite mee. Thuis moest ik strijd leveren, maar op school werd er geen punt van gemaakt. In die tijd ging het op school sowieso zelden over het geloof. De laatste jaren is dat veranderd. Thuis hebben ze mijn hoofddoek inmiddels geaccepteerd, maar nu heb ik buitenshuis geregeld met scheldpartijen te maken en moet ik steeds weer uitleggen dat ik niet door mijn vader gedwongen word om een hoofddoek te dragen. Hoe vaker ik op het dragen van die hoofddoek word aangesproken, hoe kleiner de kans dat ik hem ooit af zal doen. Als dit een vrij land is, zal het mijn keuze moeten eerbiedigen.”

Abdel is actief bij seculiere Marokkaanse organisaties. In de jaren ’90 verzette hij zich tegen de invloed die via moskeeën vanuit de landen van herkomst op Nederlandse moslims werd uitgeoefend en liet hij zich publiekelijk kritisch uit over de islam. Tegenwoordig doet hij dat niet meer. ”Ik ben atheïst en nog steeds kritisch over ieder geloof, dus ook over de islam. Maar wanneer ik me nu publiekelijk kritisch uit, dan word ik door anderen al snel als Wilders-aanhanger gezien. Dat wil ik niet. Ik wil een open debat over de islam, maar wel met respect voor mensen die geloven. Ik wil niet in een kamp terecht komen dat mijn ouders het land uit wil hebben. Uit solidariteit met mijn ouders noem ik me daarom soms weer moslim.”

Hoessein woont in Amsterdam-Oost. In de jaren ’90 was hij in de buurt vooral bekend als hangjongere, later ging hij in zijn buurt aan de slag als jongerenwerker. Hij beschouwde zichzelf als moslim, maar deed alleen aan de ramadan. Verder speelde het geloof amper een rol. Dat veranderde nadat Theo van Gogh werd vermoord. ”Ik werd op straat, door mijn collega’s en in de media steeds vaker aangesproken op mijn moslimachtergrond, maar kon er eigenlijk maar weinig over vertellen. Ik ben me daarom samen met een stel vrienden in het geloof gaan verdiepen en veel gaan lezen. Ook op het internet.” Tegenwoordig heeft hij een grote baard en noemt zichzelf ”praktiserend”. Zijn baan is hij kwijt en samen met een groep salafistische vrienden is hij zich verder in het geloof gaan verdiepen. ”Ik voel me Amsterdammer, maar ik heb eigenlijk niet meer het gevoel dat ik hier thuis hoor.”

Fouad vluchtte begin jaren ’90 om politieke redenen uit Irak. Na enige omzwervingen kwam hij terecht in Nederland. Fouad komt oorspronkelijk uit een soennitische familie, maar was tot verdriet van vooral zijn moeder sinds zijn puberteit niet meer gelovig. De eerste 10 jaar in Nederland werd Fouad vooral aangesproken op zijn Irakese en politieke achtergrond. Sinds de eeuwwisseling en zeker na de moord op Van Gogh is dat veranderd. Fouad krijgt nu vooral vragen over zijn (vermeende) religieuze achtergrond. ”Als ongelovige wordt mij gevraagd afstand te nemen van islamitisch terrorisme, krijg ik tijdens sollicitatiegesprekken plompverloren de mededeling dat er geen gebedsruimte is en wordt mij gevraagd of ik vrouwen wel een hand geef. Ik ben geen moslim, maar wordt door de buitenwereld tot moslim gemaakt. Ik noem me zelf tegenwoordig daarom wel eens ‘cultureel moslim’.”

Wanneer er in Nederland over islamisering wordt gesproken, wordt vaak de angst voor een steeds grotere rol van de islam bedoeld. In demografisch opzicht zal het niet zo’n vaart lopen. In 2005 voorspelde Frits Bolkestein in het programma Buitenhof nog dat Amsterdam in 2015 een islamitische meerderheid zou hebben. Inmiddels is het bijna 2015 en weten we dat het percentage Amsterdammers dat zich moslim beschouwt al jaren rond de 13 procent schommelt. Een islamitische meerderheid is in de hoofdstad nog heel ver weg. Landelijk ligt het percentage moslims nog lager, nu op 5 procent. Het Nederlands Interdisciplinair Demografisch Instituut (NIDI) verwacht dat dit percentage rond 2050 ongeveer 7,5 procent zal zijn.

De verhalen van Fatima, Abdel, Hoessein en Fouad (niet hun echte namen) illustreren een andere vorm van islamisering, namelijk de ontwikkeling dat Nederlandse burgers door hun omgeving, de politiek en media vaker worden aangesproken op hun (vermeende) islamitische achtergrond. Hun (islamitische) identiteit, krijgt niet alleen vorm vanuit persoonlijke motieven of door invloeden van vrienden of familie, maar wordt mede bepaald door een samenleving die deels argwanend of angstig is geworden voor de islam.

Wanneer we het over islamisering hebben, is het misschien goed ook eens aan andere vormen van islamisering te denken dan aan de groei van het aantal moslims in Nederland. Islamisering gaat ook over de mate waarin het maatschappelijke debat te pas en te onpas over de islam gaat en over de mate waarin moslims en ex-moslims over hun (vermeende) geloof worden aangesproken.

Het integratiedebat is de afgelopen jaren versmald tot een islamdebat. Het wordt tijd dat we het weer over integratie gaan hebben, of liever: over participatie en emancipatie.

Ewoud Butter is hoofdredacteur van de nieuws- en opiniewebsite Republiek Allochtonië en mede-oprichter en redacteur van de website Polderislam, die achtergrondinformatie biedt over moslims, islamitische stromingen en de institutionalisering van de islam in Nederland. Hij deed onderzoek naar radicalisering en begeleidde diverse projecten in Noord-Holland. Volg hem op Twitter: @ewoudbutter

Het integratiedebat is versmald tot een islamdebat

Je reinste apartheid

0
APARTHEID.png
Foto: © Wikimedia Commons

Stel dat in een wijk, waar tot dan toe slechts autochtone Nederlanders wonen, een Turks-Nederlands gezin een huis krijgt toegewezen, en hun huis vervolgens wordt beklad met de tekst: ”Nederlandse wijk, alleen Nederlanders.” En dat het gezin in kwestie vervolgens wordt weggepest. En dat dan de burgemeester zou zeggen: ”Turken zonder Nederlandse binding die hier willen wonen, dat kan niet.” Het land zou te klein zijn, de bewoners zouden van racisme worden beschuldigd, en de burgemeester had nog die avond moeten aftreden. Dat was immers je reinste apartheid!

Of stel dat het om een wijk ging, waarin vrijwel uitsluitend Turkse Nederlanders wonen, en daarin een autochtoon gezin een huis zou krijgen, waarna hetzelfde zou gebeuren: ”Turkse wijk, alleen Turken” op de muur. En het gezin weggepest. En dat de voorzitter van de bewonerscommissie de woorden van de burgemeester zo zou goedpraten: ”Als je het zo hoort, dan denk je: dat is racisme. Maar dat is het niet. Wij zijn zelf Nederlanders, zijn hier volkomen geïntegreerd. Maar we willen ook onze eigen cultuur behouden. Als hier meerdere nationaliteiten wonen, kan die gemeenschapszin verwateren.” Ik garandeer u: schreeuwende koppen in De Telegraaf. Kamervragen van de PVV, omdat de overheid een ‘shariawijk’ heeft helpen creëren die Henk en Ingrid discrimineert.

Toch vielen deze teksten vorige week donderdag zo letterlijk als citaten in de Volkskrant te lezen, zonder dat in Den Haag een politieke bom ontplofte. De burgemeester in kwestie was die van Hoogeveen in Drenthe. Alleen moet u in het eerste citaat de woorden ”Nederlandse” en ”Nederlanders” vervangen door ”Molukse” en ”Molukkers”, en in het tweede ”Turken zonder Nederlandse binding” in ”Nederlanders zonder Molukse binding”. Al een halve eeuw, sinds hun komst naar Nederland, bestaan er speciale Molukse woonwijken die ook speciaal voor hen zijn gebouwd, met het idee dat zij over niet al te lange tijd weer naar hun land zouden terugkeren – waar hebben we die aanname vaker gehoord? – en daarom als groep bijeengehouden moesten worden, opdat – zoals de Groningse hoogleraar Algemene Rechtswetenschappen Jan Brouwer stelt in een stuk in De Volkskrant – ”de culturele identiteit van de Molukse gemeenschap” zou worden beschermd.

Tja. Dat is in elk geval een beleidsdoel dat je als overheid vandaag zó, en met dié middelen, niet meer voor pakweg de Turkse of Marokkaans Nederlanders zou durven proberen te realiseren. Het maakt weer eens duidelijk dat Nederland, als gevolg van bepaalde uit historische verplichtingen voortvloeiende maatregelen van lang geleden, soms zélf plotseling enkele voor universeel verklaarde beleidsprincipes straal negeert. Alle burgers zijn gelijk, om de beroemde zinsnede uit Orwells roman Animal Farm te parafraseren, maar sommige burgers kennelijk toch net iets gelijker.

Er bestaat overigens nog een groep waarvoor een dergelijke uitzondering wordt gemaakt op de algemene regel dat elke burger in beginsel moet kunnen wonen waar hij wil: bij zogeheten woonwagenbewoners, die zo ook hun speciale band en culturele identiteit mogen bewaren. Op hun kampementen – waar de woonwagens in de praktijk allang voor enorme huizen hebben plaats gemaakt, die in weinig meer aan hun eens inderdaad mobiele bestaan herinneren – kom je er als buitenstaander ook niet in. Los daarvan heeft ook nog Rotterdam de ‘Rotterdamwet’ om de vestiging van laagbetaalde mensen af te remmen, maar hier geldt in elk geval geen etnisch criterium, als bij de Molukse wijken, en ook niet het behoud-van-de-eigen-cultuur-argument.

”Afspraak is afspraak. Die afspraak gaat terug tot de jaren zestig”, aldus de burgemeester van Hoogeveen over het feit dat alle vrijkomende huurhuizen eerst aan ”Moluks gerelateerde inwoners” aangeboden worden. Hij voegt er aan toe dat we zo’n afspraak nu weliswaar niet meer zouden maken, maar ook niet eenzijdig kunnen opzeggen. Dat wordt op een gegeven moment toch de vraag, als zo’n afspraak te flagrant in strijd raakt met principieel veranderde maatschappelijke opvattingen. Er kan dan zeker een moment komen, waarop zo’n afspraak moet worden herzien, als die een te grote rechtsongelijkheid schept. Want zoals men – zolang men tenminste aan het fenomeen van de bijzondere scholen als zodanig vasthoudt – moslims niet kan ontzeggen wat men aan christenen gunt, zo kan me ook niet vrolijk exclusief Molukse wijken aanhouden, en die voor andere etniciteiten verbieden.

Oude afspraken, die ooit worden herzien omdat ze moreel onhoudbaar zijn geworden: dat vormt de kern van vooruitgang. Toen de voormannen van de Bataafse Revolutie van 1795 in Nederland, geïnspireerd door het gelijkheidsbeginsel van de Franse, een einde maakten aan adellijke voorrechten op het terrein van de jacht en de pacht, beriepen de slachtoffers van die maatregel zich eveneens op, inderdaad, heel oude afspraken, die niet eenzijdig opgezegd konden worden. Terecht heeft men zich daarvan toen niet al te veel meer aangetrokken. Dat wordt, als het om aparte Molukse wijken gaat, nu misschien toch ook écht eens tijd.

Thomas von der Dunk is publicist en cultuurhistoricus. Hij promoveerde in 1994 op een proefschrift over de politieke en ideologische aspecten van de monumentencultus in het Heilige Roomse Rijk. Daarna was hij onderzoeker aan de universiteiten van Utrecht, Leiden en Amsterdam.

Het gif van het salafisme en de PVV

0
WILDERS-SALAFISME.JPG
Foto: © Reuters. Geert Wilders knipt een ster uit de Europese vlag voor het Europees Parlement in Brussel (20 mei 2014).

De telefoon ging. Het was een medewerkster van een programma dat door de Moslim Omroep zou worden uitgezonden. Het ging om de vrijheid van meningsuiting. ”Een groot goed, wat mij betreft”, zo repliceerde ik direct. ”Mooi”, was het antwoord, ”want het gaat ons in het tv-programma om de actie korans gratis in het land te verspreiden”. Die actie was vorig jaar al begonnen en volgens de website www.gratiskoran.nu zijn er inmiddels meer dan 30.000 korans verstuurd. Gratis en voor niets.

In het verlengde van de Koran-discussie met de alleszins vriendelijke dame aan de andere kant van de lijn, ging het over de verspreiding van salafistische lectuur. Of dat ook niet onder de vrijheid van meningsuiting viel? ”Zeker wel”, repliceerde ik, de mantra van het heilige recht van genoemde vrijheid herhalend. De dame had beet, er volgden nog wat telefoongesprekken en een afspraak werd gemaakt voor een interview over het onderwerp.

Nu zit ik zo in elkaar dat ik in eerste instantie altijd een snelle beslissing neem of ik wel of niet meedoe aan een programma op de radio of de televisie, maar dat ik er vaak nog een nachtje of twee over laat gaan of ik het écht wel wil. En zo kwam ik me te herinneren dat ik de laatste keer dat ik een interview gaf voor de Moslim Omroep, ik achteraf, na schouwing van het programma, vond dat er wel erg selectief geknipt was geweest in de uitzending. Mijn al te kritische opmerkingen over soennieten, het ging over Syrië en het conflict tussen soennieten en sjiieten, hadden de montagetafel niet overleefd, en mijn kritische opmerkingen over sjiieten kwamen prominent naar voren. De uitzending reflecteerde niet mijn visie op een en ander.

Toen kwam er een tweet voorbij waarin melding gemaakt werd van de moord op een homoseksueel in IS-gebied. Nu begaat IS veel moorden op alles en iedereen die het niet eens is met de IS-interpretatie van de islam. Maar wat mij bijzonder schokte is dat de tweet meldde dat de man vermoord was door hem van een flatgebouw te gooien. Precies wat al jaren geleden eens gezegd werd door een Amsterdamse – salafistische – imam.

Ik begon te twijfelen aan mijn medewerking aan het programma. Nu weet ik wel dat salafisten te pas en te onpas roepen dat ze niets moeten hebben van de gewelddadige jihadisten van de ‘Islamitische Staat’, maar vast staat dat salafistische jongeren een dankbare kweekvijver van IS-ronselaars zijn. Dat toont onderzoek in Tilburg ook aan. 

Ik dacht: ik ben er gek om voor het oog van de natie te verklaren dat de vrijheid van meningsuiting ook geldt voor het verspreiden van Korans en salafistische literatuur. Dat mogen ze, zonder meer, maar die vrijheid hoef ik op tv niet te verdedigen. Ik belde af. Tot groot ongenoegen van de dame van de Moslim Omroep. Maar ik bleef bij mijn standpunt.

Niet lang daarna bereikte mij een mail van het Collectief tegen Islamofobie en Discriminatie (CTID) waarin zij een open brief aankondigde aan Tweede Kamervoorzitter Anouschka van Miltenburg over de schandalige bewoordingen die PVV-Tweede Kamerlid Machiel de Graaf koos in het integratiedebat dat onlangs werd gehouden. De Graaf maakte melding van “de baarmoeder” van moslima’s die nog meer moslims op de wereld brengen die uiteindelijk de ondergang van onze cultuur zullen bewerkstelligen. Het gebruik van de term baarmoeder is typisch voor totalitaire ideologieën, de baarmoeder die jonge communisten voortbrengt of jonge fascisten. De PVV mag graag de link leggen tussen islam en fascisme. Het was beneden alle peil.

Ik besloot de brief mede te ondertekenen. En weer liet ik er een dagje overheen gaan. Ik kwam er deze keer echter niet op terug. Ik heb me altijd tegen het gif van de PVV verzet, en dat doe ik nu ook. En zo verzet ik me ook tegen het gif van het jihadi-salafisme. Ons Nederland is gebaat bij de stem van het midden. Die pretendeer ik te vertegenwoordigen, en ik wijs extremisme, uit welke hoek die ook komt pertinent af, soms direct, en soms na een nachtje slapen.

Jan Jaap de Ruiter is arabist aan de Tilburg University. Hij houdt zich bezig met de status en rol van het Arabisch en de islam in West-Europa en Marokko. Hij publiceert over beide thema’s in diverse talen, waaronder in het Frans, en gaat het debat erover aan in nationale en internationale context. In heden en verleden heeft hij in menig Nederlands en Europees onderzoeks- en ontwikkelproject geparticipeerd. Volg hem op Twitter: @janjaapderuiter

Asscher over monitoren Turkse organisaties & bewegingen: ‘Ik ga het niet loslaten’

0

‘In de Kamer heb ik gezegd dat we niet achter een krant met gaatjes in een theehuis gaan zitten. Dat gaan we niet doen. Wat ik wel ga doen is: ik ga het niet loslaten.’ Dat zegt vice-premier en minister Lodewijk Asscher (Sociale Zaken) in een interview met Zaman Vandaag over het monitoren van Turkse organisaties en bewegingen in Nederland. ‘Ik ga niet zeggen: ‘Dit onderwerp interesseert mij niet meer, het is niet belangrijk’. Nee, ik heb al afgesproken met de organisaties dat we verder praten in januari.’

U wilt Turkse organisaties en bewegingen monitoren, vijf jaar lang. Gaat u uw besluit nog herzien naar aanleiding van de ophef die daarover is ontstaan?

‘Waar het natuurlijk om gaat is om te zorgen dat het goed gaat met de Turkse Nederlanders. Dat zij meedoen in de samenleving, niet gediscrimineerd worden, zich thuis voelen in dit land en aan het werk komen omdat hier hun toekomst ligt. Het onderzoek naar de Turkse organisaties was gedaan om er achter proberen te komen in hoeverre Turkse Nederlanders zich daarin belemmerd voelen. Ik heb al eerder gezegd: ‘Monitoren is denk ik niet handig gekozen’. Ik heb geen toezichtrol zoals een veiligheidsdienst, ik ben integratieminister. Het is belangrijk dat we elkaar nu niet loslaten en dus ook met het oog op de integratie van vooral Turks-Nederlandse jongeren samen afspraken maken. Bij integratie hoort ook dat je soms met elkaar moeilijke onderwerpen bespreekt, elkaar kritische vragen stelt, maar wel vanuit de gezamenlijke verantwoordelijkheid dat het goed moet gaan met iedereen die in het land woont, dus ook met de Turkse Nederlanders.’

Kortom: u gaat toch monitoren?

‘Nou, wat ik ga doen is: ik ga met die organisaties samen afspraken maken over wat nu in de weg staat van Turkse jongeren om te integreren. Afspraken maken om te kijken of de werkloosheid omlaag kan in die groep en over hoe we omgaan met discriminatie. Maar ook gaan de organisaties mij informeren over hoe ze omgaan met vrijheid van godsdienst. Om misschien van geloof te veranderen of van organisatie te veranderen. Dat gaan we samen doen.’

Hoe gaat u de organisaties en bewegingen monitoren?

‘In de Kamer heb ik gezegd dat we niet achter een krant met gaatjes in een theehuis gaan zitten. Dat gaan we niet doen. Wat ik wel ga doen is: ik ga het niet loslaten. Ik ga niet zeggen: ‘Dit onderwerp interesseert mij niet meer, het is niet belangrijk’. Nee, ik heb al afgesproken met de organisaties dat we verder praten in januari. Dat ze bijvoorbeeld rond het informeel onderwijs mij zullen tonen hoe ze dat vormgeven, dat we het gesprek aangaan over de positie van de jongeren.. Dat is het werk van de minister van integratie.’

Het NRC Handelsblad publiceerde een stuk van de wetenschappers achter het onderzoek naar de organisaties en bewegingen. Ze claimen dat u het onderzoeksrapport verkeerd heeft begrepen. Klopt dat?

‘De onderzoekers hebben daar twee maanden mee gewacht. Ik heb in september hun onderzoek naar de Kamer gestuurd met een brief. In die brief staat dat ik juist wegens de positieve ervaring van de samenwerking met de Turkse gemeenschap rond de moskee-internaten niet nóg een nieuw onderzoek wil laten uitvoeren, maar dat ik het op een andere manier wil doen. Dat ik in gesprek ga met die organisaties zelf, en dat heb ik sindsdien ook gedaan. Die twee onderzoekers menen het artikel in de NRC te hebben geschreven als reactie op de ophef die is ontstaan. Ik vind dat ingewikkeld. Ik heb in september de brief naar de Kamer gestuurd, en daarna zijn al die gesprekken geweest; het is een beetje mosterd na de maaltijd.’

U claimt dat de organisaties en bewegingen niet transparant zijn. Wat verstaat u onder transparantie? Mensen van de Gülen-beweging stellen in een brief een ‘transparantiewet’. Hoe stat u tegenover zo’n wet?

‘Er zijn natuurlijk allerlei wetten die aspecten van transparantie reguleren. Waar het mij veel meer om gaat is dat je in openheid zaken bespreekt hoe financiering geregeld is, wat voor beleid er gevoerd wordt, wie er verantwoordelijk is. Dat maakt het mogelijk om elkaar aan te spreken. Ik denk dat meer transparantie meer duidelijkheid geeft over waar het geld vandaan komt, wie er aan de touwtjes trekt en hoe we omgaan met lastige onderwerpen. Meer transparantie helpt ook bij de emancipatie van de organisaties.’

Uit diverse onderzoeken blijkt dat het overgrote deel van de Turkse Nederlanders gericht is op Turkije, onder meer door de invloed en bemoeienis van de Turkse regering. Waarom denk u dat Turkse Nederlanders gevoelig zijn voor beïnvloeding vanuit Turkije en hoe wilt u dat bestrijden?

‘Ik denk niet dat de meeste Turkse Nederlanders gericht zijn op Turkije. Ik denk dat veel Turkse Nederlanders gericht zijn op hun toekomst hier en natuurlijk een binding hebben met het land waar hun ouders vandaan komen. Dat lijkt mij ook niet zo vreemd. Waar het mij om gaat is dat je waar wordt dat de Turkse overheid zich niet bemoeit met de keuzes die Turkse Nederlanders hier maken en dat je dát in vrijheid kan doen. Ook daarbij denk ik dat veel Turkse Nederlanders mans genoeg zijn om te zeggen ‘hoepel op uit mijn moskee en bemoei er niet mee’, maar dat is wel degelijk een onderwerp dat leeft, wat ik ook proef in de gesprekken met Turkse Nederlanders, wat ze misschien niet in volle zaal zullen zeggen maar wel één-op-één. Je ziet dat er een heel actief beleid wordt gevoerd gericht op de Turkse diaspora en ik zeg heus niet dat de Turkse Nederlanders daar meteen van omvallen, maar ik wil graag zeker weten dat hun vrijheid om zelf keuzes te maken wordt beschermd.’

Wat vindt u ervan dat Turkse burgers buiten Turkije mogen deelnemen aan verkiezingen in Turkije?

‘Eén van de belangrijke onderwerpen die ik aansnij, één van de gevoelige onderwerpen, is groepsdruk. Vaak zie je dan twee dingen: Turkse Nederlanders die zeggen ‘er is helemaal geen groepsdruk, waar bemoei jij je mee?’ en twee zinnen verder beschrijven ze hoe de spanningen in de Turkse samenleving een rol spelen in Nederland. Dát is dus een vorm van groepsdruk! Voor een Turkse Nederlander moet het natuurlijk niet uitmaken of je Koerdisch, alevitisch, Gülen, seculier, arbeiderspartij, conservatief… bent. Je maakt je eigen keuzes! Het zijn spanningen die je niet moet importeren. Dat heeft hier en daar al geleid tot incidenten waarbij de spanningen hoog opliepen. Dat hoort hier niet. Het is al treurig dat men daar elkaar naar het leven staat, met ‘daar’ bedoel ik het hele geruime Midden-Oosten. Maar dat moeten wij hier écht niet willen. Dat is ook de reden dat ik gevoelige onderwerpen bespreek, hoe vervelend dat ook is. Als Turkse Nederlanders maar weten dat zij zich daar niets van hoeven aan te trekken. Laat mensen alsjeblieft zélf hun mening vormen! Dan zullen er mensen zijn die mijn beleid goed vinden, mensen die het niet goed vinden, maar waarom zou een Turkse Nederlander zich vanwege zijn achtergrond door iemand anders dingen laten voorschrijven?’

In Oostenrijk is onlangs het financieren van imams uit Turkije verboden. Bent u van plan om ook zo’n regel in te voeren?

‘Vooralsnog ben ik nog niet iets van plan in die richting, omdat ik denk dat de krachtige emancipatie uit mensen zelf komt. Dus op het moment dat er sprake is van ongewenste beïnvloeding, verwacht ik dat veel Turkse Nederlanders daar zélf niks van moeten hebben. Het is wel belangrijk dat wij hen dan niet in de steek laten. Maar om nu meteen vergaande stappen over het verbieden van financiering… nee. Juist in het belang van de rechtstaat moet je oppassen om een specifieke financieringsbron te blokkeren. Er zijn wel uitzonderingen, zoals wanneer het nationaal belang in het geding komt. Als er bijvoorbeeld sprake is van een financiering van een politieke ideologie, zoals politieke islam, dan zouden er omstandigheden kunnen zijn dat het nodig is om daar wat aan te doen. Maar op dit moment lijkt mij het belangrijkste dat we Turken in Nederland zelf in de positie brengen om hun eigen leven te leiden. Met zo’n Oostenrijkse wet heb je dat niet meteen bereikt.’

Veel Turkse Nederlanders voelen zich gekwetst, verdacht gemaakt en weggezet door uw integratiebeleid. Wat gaat u doen om dat goed te maken?

‘Daar wordt nu een beeld gecreëerd wat flauwekul is. Ik heb in mijn politieke carrière tot nu toe juist heel goed samengewerkt met veel Turkse Nederlanders. Ik ken ook veel succesvolle Turkse Nederlanders in de politiek en daarbuiten. Zij mogen van mij verwachten dat ik in mijn beleid geen moeilijke onderwerpen schuw als dat in het belang is van hun kinderen. Dus dat zal ik doen. Niemand is er bij gebaat als we de problemen die er zijn verdoezelen en ik geloof ook niet dat je ze alleen moet benoemen. Je moet ze oplossen! Ik weet zeker dat veel Turkse Nederlanders daar precies zo over denken. Die zien hun toekomst hier en die willen daar een succes van maken.’

Het gevoel dat heerst bij veel Turks-Nederlandse jongeren is dat ze er met hun achtergrond en religieuze identiteit niet bij mogen horen. Dat de ontvangende samenleving daar moeite mee heeft. Hoe moeten we daar mee omgaan om die jongeren bij de les te houden?

‘Ik denk dat het heel belangrijk is dat de jongeren zien dat ze ook beschermd worden door de Nederlandse overheid. Dat de grenzen die we stellen en die hardheid die bespeurd wordt, er ook is om ze te beschermen. Veel jongeren hebben het moeilijk op de arbeidsmarkt. Mijn boodschap is altijd: blijf toch je best doen, blijf het proberen, blijf in jezelf investeren. Maar we weten dat discriminatie een rol speelt, dus ik heb in maart van dit jaar een actieplan over arbeidsmarktdiscriminatie naar de Kamer gestuurd. Dat plan is strenger dan dat van vorige regeringen. Er staat bijvoorbeeld in dat de overheid geen zaken meer zal doen met bedrijven die discrimineren, dat we de namen bekend gaan maken van bedrijven die discrimineren. Maar vooroordelen… die kan je niet bij de wet verbieden. Daar is meer voor nodig. Daarvoor moet je elkaar ontmoeten. En ik vind het dus ook belangrijk dat we elkaar ontmoeten. Dat betekent niet dat mensen niet trots mogen zijn op hun Turkse identiteit of geloof, maar wel dat je mensen mag vragen nieuwsgierig naar de ander te zijn. Alle gelovigen hebben het volste recht hun eigen geloof te hebben. Maar door nieuwsgierigheid naar elkaar en door je ook in elkaar te verplaatsen kunnen spanningen weggenomen worden. Spanningen tussen groepen in het Midden-Oosten, Syrië, Irak, Israël, Gaza, Turkije… Die kunnen wij vanuit hier niet oplossen, maar we moeten in ieder geval zorgen dat ze ons hier in Nederland niet in de weg staan. Dus ja, ik begrijp best dat Turks-Nederlandse jongeren dat gevoel soms hebben, maar daarom is het juist zo belangrijk dat we in de wetgeving een aantal dingen veranderen. Maar daarnaast moeten we de mensen ook  duidelijk laten voelen: je toekomst is hier. Je kunt hier een enorme bijdrage leveren en dat zal dan ook gewaardeerd worden.’

Wat is het ideale integratiebeeld?

‘Het ideale integratiebeeld is dat mensen trots zijn op hun identiteit en achtergrond en in vrijheid keuzes maken waardoor ze succesvol kunnen deelnemen aan de samenleving, daar niet in gehinderd worden door vooroordelen en discriminatie en hun kinderen opvoeden in het besef dat dit een fantastisch land is om in te leven waarin je mogelijkheden vrijwel onbegrensd zijn. Zoiets. Dat klinkt wel redelijk ideaal.’

Uit recent onderzoek komt naar voren dat de meeste Nederlanders nauwelijks contact hebben met moslimsWat gaat u voor de ontvangende samenleving doen?

‘Dit soort uitkomsten zijn verontrustend – om dat woord even te gebruiken – omdat het te maken heeft met angst en dat mensen helemaal niet meer willen weten wie hun buren zijn. We maken dit land met elkaar, wij leven hier samen en onze kinderen zullen hier samen wat van moeten maken. Je mag ook de ontvangende samenleving vragen om mensen die participeren en zich aan de regels houden, een eerlijke kans te geven. Het betekent dat het nog niet goed genoeg gaat met de integratie en dit is dan de sociaal-culturele kant. Dus we hebben echt nog wat te doen. Je kunt mensen niet dwingen, en dat moet je ook helemaal niet willen. Een deel van de verwijten die nu worden gemaakt – ten onrechte – is dat ik mensen zou dwingen te assimileren. Je kunt mensen wel wijzen op wat ze hier met elkaar delen en de verplichtingen die dat meebrengt. De vrijheid die je met z’n allen bevaart kan alleen maar blijven bestaan als je ook voor de vrijheid van ‘de andere groep’ opkomt. Er zijn weinig landen in de wereld waar de godsdienstvrijheid en vrijheid van meningsuiting zo ruim zijn als hier, maar dat is niet iets dat vanzelfsprekend is of alleen maar voor één groep geldt. Daar moeten we onszelf een beetje in opvoeden, door burgerschapsonderwijs meer invulling te geven via wat wij mensen die zich hier vestigen vertellen over dit land. Organisaties en scholen kunnen daar een rol in spelen, dat is niet afdwingbaar, maar mensen kunnen wel verantwoordelijkheid dragen en een positieve bijdrage leveren.’

Is een moslim in Nederland die vijf keer per dag bidt, vast tijdens de ramadan en geen alcohol drinkt, maar hoogopgeleid is, werk heeft en participeert, geïntegreerd?

‘In beginsel wel, het maakt mij helemaal niets uit wat voor geloof iemand heeft, wat die thuis doet. Iemands geloof, of hij wel of niet gelooft, maakt mij niets uit. Het gaat mij om of je een bijdrage levert aan de samenleving, bereid bent te helpen de Nederlandse rechtsstaat te verdedigen, en of je die vrijheid ook aan een ander gunt. Dan ben ik blij. Wat veel belangrijker is, vind ik, of u ook bereid bent de vrijheid van een ander te verdedigen, bijvoorbeeld een Turk die wel drinkt of iemand die stopt met bidden. Het is belangrijk dat zij daar ook vrij in zijn. Zolang wij elkaar verdedigen, hebben wij hier een fantastisch land en heb ik er helemaal geen opvattingen over of u wel of niet drinkt. Dat gaat mij helemaal niet aan. Daar hoort de overheid ook helemaal niet naar te kijken. In de Kamer word ik vaak uitgedaagd, vooral door de PVV, om in te gaan op wat er wel en niet in de Koran staat. Ik doe daar niet aan. Ik doe niet aan theologische debatten, geloof is een privé-zaak. Zolang je binnen de regels van de rechtsstaat blijft, dat ook doorvoelt en ook de vrijheid van de ander verdedigt, mag je geloven wat je wilt. Een integratiebeleid dat gericht is op ‘je mag niet meer geloven’, is geen integratiebeleid. Ik ben zelf door mijn ouders altijd opgevoed in het besef dat de rechtsstaat en de vrijheden die daarin gegarandeerd worden het allerbelangrijkste is dat wij hier hebben. Tegelijkertijd is het iets dat fragiel is. Iets wat je moet onderhouden, waar je het over moet hebben. Ik probeer niet klinisch van achter mijn bureau de cijfers te bekijken hoe het gaat met mensen in Nederland. Ik probeer te kijken hoe je dat vooruit kan brengen. Ik geloof dat, uiteindelijk, het model dat wij hier hebben waarin mensen zelf hun persoonlijke vrijheid hebben, mensen de meeste ruimte geeft om zich te ontplooien, zichzelf te zijn en gelukkig te worden. Dus ik zal dat altijd verdedigen. In Nederland gaan wij mensen niet bedreigen om wie zij zijn.’

Hebt u een laatste boodschap die u kwijt wil?

‘Laat je niet door anderen vertellen wat je moet denken, maar vorm een eigen oordeel zoals de meeste Turkse Nederlanders die ik ken ook doen. Veel Turkse Nederlanders zijn veel geëmancipeerder dan dat sommige media claimen. Die volgen hun eigen koers en hebben hun eigen politieke opvattingen, die laten zich ook niet door iemand anders vertellen op wie ze moeten stemmen en die hechten aan de eigen identiteit en geloof. Zij hechten zich ook zeer aan de vrijheid die ze in Nederland ervaren.’

Ontwrichtende afdaling in de menselijke ziel

0
Een tocht naar de krochten van de menselijke ziel, die steeds meer geperforeerd geraakt door een teloorgaande westerse cultuur. Dat is Waste land, het nieuwe geesteskind van de Vlaamse regisseur Pieter van Hees.

Waste land is het sluitstuk van de trilogie Anatomie van liefde en pijn, en misschien wel de donkerste van de drie. Na etappes die leidden langs het horror-genre en komedie, treft regisseur Pieter van Hees het hart van zijn thematiek: op het snijpunt tussen psychologische uitdieping en de onbehaaglijkheid van de doorgeschoten verbeelding. De contouren van de film zijn geïnspireerd door het gedicht The waste land van de Amerikaans-Britse dichter, toneelschrijver, cultuurfilosoof en literatuurcriticus Thomas Stearns Eliot, die hij schreef in de nasleep van de Eerste Wereldoorlog. Het gedicht schetst een moderniteit in moreel en fysiek verval, die de menselijke psyché en relaties mee in de afgrond zuigt.

Ook Waste land toont hoe honderd jaar later de fundamenten nog steeds aan diggelen liggen. Met unheimliche openingsbeelden van vuilnisbelten, verlaten parkeerterreinen en mensen die te slapen liggen in parken en auto’s wordt de toon meteen gezet: in deze desolate, vernietigde wereld is de mens alleen en geïsoleerd. Ook het Brusselse hoofdpersonage, rechercheur Leo Woeste (de door de broeders Dardenne ontdekte Jérémie Renier) bevindt zich in een ruimte tussen zijn en niet-zijn. Hij zuigt, zoals zijn vrouw Kathleen (Natali Broods) opmerkt, alles op als een spons. Van zijn intussen dementerende vader kreeg hij van kindsbeen af te horen dat hij zijn schouders altijd moet rechten en niet mag verzwakken. Het afbrokkelende universum weegt op hem dan ook loodzwaar. Hij staat onder de constante druk te presteren in een wereld die steeds minder samenhang vertoont.

Persoonlijkheidscrisis
Wanneer zijn vrouw hem vertelt dat ze zwanger is, is Leo aanvankelijk gelukkig. Maar snel komt hij erachter dat zijn vrouw twijfelt aan zijn capaciteiten als vader en dreigt het kind te willen laten weghalen. Ook al zorgt hij voor Jack, Kathleens zoontje, als voor zijn eigen kind, zijn gemoedswisselingen en grillen, die ze toeschrijft aan zijn werk als inspecteur moordzaken, baren haar grote zorgen. Daarop stelt Leo voor om zijn job op te geven, al is het kwaad geschied: de twijfel en onzekerheid maken zich steeds meer meester en hij verliest alle grip op de werkelijkheid.

Niet toevallig valt de bekendmaking van de zwangerschap samen met een andere gebeurtenis, die eveneens de afwikkeling van Leo’s persoonlijkheidscrisis inluidt, meer bepaald de vondst van het levenloze lichaam van een jonge Congolees in een vuilzak in het water (verwijzing naar dode zeeman in Eliots gedicht, die ook in het water wordt gevonden). Leo raakt steeds meer geobsedeerd in de zoektocht naar de dader en in zijn behoefte om de zus van het slachtoffer, Ayscha (een zeer overtuigende Babetida Sadjo), te beschermen.

Hij dompelt zich onder in de wereld van Matongé, de Congolese Brusselse wijk, en raakt er steeds dieper door geïntegreerd. Die onderdompeling brengt hem eens te meer aan het wankelen: behorend tot een familie die grote bewondering koestert voor Leopold II, en zelfs beweert ervan af te stammen, komt hij tot de vaststelling dat de (spi)rituele, instinctieve en sensuele oerwereld van de eens onderdrukte Congolezen rijker en meer betekenisvol is. De Afrikaanse cultuur steekt pijnlijk af tegen het klimaat van zelfmoord plegende criminelen, platvloerse feestjes mèt polonaise en hedonistische drugsparty’s waar Woeste deel van uit maakt.

Eliots gedicht brengt eveneens het Engelse koloniale verleden in India naar voor. Ook schenkt het veel aandacht aan primitieve rituelen en stammen. En laat net dat ook hetgene zijn dat Leo’s interesse wekt. Zo geraakt hij geïntrigeerd door de Congolese transformatierituelen en de duiveluitdrijvingsbeeldjes, die het slachtoffer verhandelde. Hij krijgt een video te zien waarin de hoofdverdachte van de moord, Meneer Géant, een blanke die tijdens de kolonisatie in Congo heeft gewoond, deelneemt aan een ritueel om slang te worden. Als hij een van zijn medewerkers om uitleg vraagt, antwoordt die hem dat in Congo het onzichtbare zichtbaar kan worden. Vanaf dan beginnen ook voor Leo alle grenzen tussen zichtbaarheid en onzichtbaarheid, tussen aanwezigheid en afwezigheid, tussen realiteit en verbeelding te vervagen. Hij krijgt waanvoorstellingen en angstvlagen, net zoals Eliot, die terwijl hij The Waste land schreef aan een zenuwinzinking leed.

Iedereen Leo
Géant is dan ook de figuur waarin alle obsessies, angsten en frustraties van Leo in culmineren. Hij is het contactpunt tussen verbeelding en realiteit, tussen de Congolese cultuur en de Westerse, tussen duivel en verlosser. Hij verwoordt de teloorgang van de Westerse en Belgische beschaving: “Hier sluipt men zelfs crèches binnen om er kinderen te vermoorden”, verwijzend naar de moordpartij van psychopaat Kim de Gelder.

Zo staat Waste land weliswaar bol van de metaforiek en de literaire en historische verwijzingen, toch verslapt de aandacht van de kijker nauwelijks. Daar zorgen zowel de sterke acteerprestaties, als de zorgvuldige fotografie voor, die de duisternis op een knappe manier beteugelt. Peter van den Begin, die Leo’s collega Johnny Rimbaud speelt, bezorgt een komische ontlading op het moment dat de sfeer zwanger is van de onheilspellendheid.

Je merkt dat Van Hees geschoeid is op het horror-genre, maar dan wel de intelligente en uitgebalanceerde variant ervan. Dat de kijker zich dagen na het bekijken van de film nog steeds beklijfd voelt, is te wijten aan het feit dat er zo meesterlijk op de psychologie wordt gespeeld. De geest is resoluut protagonist in deze film: hij doet de grens tussen waan en werkelijkheid verdwijnen, en daarmee ook de grens tussen kijker en personage. We voelen ons allemaal een beetje Leo: niet het waste land is onze grootse angst, maar wel wij zelf, die zich er zoekend en schichtig in voortstrompelen.

Soort zoekt soort

0
THOMAS VON DER DUNK - ZAMANVANDAAG.JPG
Foto: © Reuters

Onlangs berichtte Zaman Vandaag over een recent onderzoek, waaruit opnieuw bleek dat Turkse en Marokkaanse Nederlanders op de arbeidsmarkt in het nadeel zijn. Ook wanneer ze dezelfde opleiding voltooid hebben, maken ze minder kans op een bepaalde baan dan autochtone Nederlanders. Dat blijkt een zeer hardnekkig verschijnsel, dat weliswaar niet typisch Nederlands is, en zich ook in andere Europese landen voordoet, maar in Nederland toch iets meer. Hoe komt dat?

Het heeft ongetwijfeld te maken met het fenomeen van het old-boys-network. Veel banen worden niet via advertenties vergeven, maar via relaties; familie en vrienden gaan soms ook actief voor iemand naar een nieuwe baan op zoek. Vooral voor hogeropgeleiden spelen open sollicitaties een relatief grote rol. En ook omgekeerd, als iemand een baan te vergeven heeft, geldt al snel: soort zoekt soort. Voor hogeropgeleiden nog sterker, omdat de verlangde capaciteiten vager zijn. Van een aanstaande buschauffeur wordt een groot rijbewijs verlangd: dat is een objectief meetbare eis. Van een bestuurder worden leidinggevende capaciteiten verlangd. Die laten zich minder objectief vaststellen, dus speelt subjectiviteit (‘het is er al eentje van ons’) een grotere rol. Ook vrouwen en homo’s lopen in bepaalde sectoren tegen dat hardnekkige verschijnsel aan.

Maar waarom is dat verschijnsel in Nederland misschien nog iets hardnekkiger dan in onze buurlanden? Dat heeft vermoedelijk niet alleen met het dominante clubjesdenken te maken (een streng-protestantse school zal niet snel een katholieke, laat staan islamitische directeur aanstellen), maar, paradoxaal genoeg, ook met het relatief sterk egalitaire karakter van de Nederlandse samenleving. Dat impliceert dat, anders dan in het hiërarchischer Frankrijk of Duitsland, de baas niet gewoon de baas is en met baas wordt aangesproken, maar net als alle andere collega’s met Pietje of Marie. Dat betekent ook dat de baas bij het aannemen van nieuw personeel meer geneigd zal zijn met de wensen van zijn of haar andere werknemers rekening te houden. Past de nieuwkomer wel in de groep? In Frankrijk of Duitsland heeft die groep het eerder maar te accepteren als de baas de kandidaat met de beste papieren aanneemt; in Nederland is dat minder het geval, en als – zoals bij veel banen voor hogeropgeleiden – kwaliteit minder gemakkelijk meetbaar is, dan worden ‘nieuwe’ Nederlanders nog sneller het slachtoffer van de neiging van de werkgever om, teneinde gedoe met het eigen personeel te vermijden, de voorkeur te geven aan iemand die makkelijker in de groep lijkt te passen.

Daarbij komt, dat dat in de groep passen in Nederland – meer dan elders – niet alleen het werk als zodanig betreft. In Nederland wordt relatief minder onderscheid gemaakt tussen werk en privé-leven; Duitsers scheiden over het algemeen strikter tussen collegae (vaak nog met U aangesproken) en vrienden en familie (altijd inclusief de betovergrootouders gewoon ‘jij’). In Nederland moeten collegae ook snel persoonlijke vrienden (kunnen) zijn, met wie je eveneens je vrije tijd deelt. Je moet er gezellig mee kunnen kletsen over voetbal (probleem voor veel vrouwen en homo’s), en je moet er ook na het werk gezellig mee naar de kroeg kunnen (probleem voor veel moslims). Het risico op geklaag over het schenken van alcohol op recepties? Verzoeken om een aparte gebedsruimte (denk aan de twee Turks-Nederlandse PvdA-Kamerleden)? Waarom zou je het risico op gedoe lopen als er ook ‘gewone’ sollicitanten zijn?

Hier laten ook nog de restanten van onze verzuilde traditie hun sporen na. Wat in het ene gezelschap een ‘must’ is, is in het andere ‘not done’. De meeste autochtone Nederlanders zijn tamelijk vrijzinnig in hun morele opvattingen, en voelen zich dan al snel in hun uitingsvrijheid beperkt, als zij met orthodox-gelovige christenen te maken hebben. Dan moeten ze op hun woorden passen. Ik herinner mijzelf uit de tijd dat ik begin jaren negentig aan de Leidse Universiteit bij geschiedenis werkzaam was een informeel gesprek over een mogelijke kandidaat voor een assistentenpost. ”Ja, maar die is wel erg gereformeerd.” Met andere woorden: paste die wel voldoende in de groep en zouden de anderen zich in zijn bijzijn niet opgelaten voelen? Tegen precies diezelfde oermenselijke neiging van soort zoekt soort lopen bij het solliciteren ook veel ‘nieuwe’ Nederlanders aan, en dat valt heel moeilijk te veranderen. 

Thomas von der Dunk is publicist en cultuurhistoricus. Hij promoveerde in 1994 op een proefschrift over de politieke en ideologische aspecten van de monumentencultus in het Heilige Roomse Rijk. Daarna was hij onderzoeker aan de universiteiten van Utrecht, Leiden en Amsterdam.

Waarom het anders verloopt in Tunesië

0
TUNESIË-democratie-verkiezingen.jpg
Foto: © Reuters

Soms gaan dingen ook wel eens redelijk goed. Een voorbeeld vormt Tunesië, waar blijkens de jongste verkiezingen en de ingetogen reactie van de verliezer – de islamistische Ennadah-partij – de nieuwe democratie voorzichtig wortel lijkt te schieten. Hier niet, als in buurland Libië, een anarchistisch uiteenvallen van de staat in oude stamgebieden. Hier niet, als in Syrië, een in een uiterst bloedige burgeroorlog tussen de moderne barbarij van een tirannie en de archaïsche barbarij van een theocratie uitgemonde volksopstand. Hier niet, als in Egypte, na een jaar weer een militaire staatsgreep die zo’n 1.000 doden heeft gekost, maar waarvan VVD-prominent Hans van Baalen – die dit voorjaar nog op een Kievs plein voor de grote democraat zou spelen – indertijd zei dat “het leger had gedaan wat juist was”.

Hoe komt het, dat het in Tunesië tot nu toe anders verloopt? Misschien draagt het volgende daaraan bij. Ten eerste is Tunesië een betrekkelijk klein land op een niet geweldig strategische plek. Het lijdt daardoor niet aan grootheidswaan en geopolitieke ambities, zoals Egypte. Het is evenmin een speelbal in een groot regionaal geopolitiek machtsspel, zodat buitenstaanders er belang bij hebben een dictator in het zadel te houden, zoals Rusland en Iran in het geval van Syrië. Mede in samenhang daarmee speelt het leger nauwelijks enige politieke rol – en het kan die ook niet zo gemakkelijk opeisen als in Egypte, waar het ook een economisch machtsconglomeraat vormt.

Tunesië heeft, en dat draagt ook aan haar prettig geringe strategische betekenis bij, voorts geen olievelden van betekenis, zodat onvrede van de bevolking met een gebrek aan medezeggenschap ook niet, zoals in Saoedi-Arabië, onder goedkeurend oog van westerse oliemultinationals door de machthebbers met miljardenschenkingen kan worden afgekocht. De inkomsten van de staat komen grotendeels uit belastingen, en dan geldt al snel de leuze van de Amerikaanse revolutionairen van 1776: no taxation without representation. Vrij in het Nederlands vertaald: als wij voor de fiscus dokken, willen we daarvoor ook wat terugzien, en daarover iets te vertellen hebben.

Mede in samenhang met zijn geringe omvang is Tunesië ook etnisch en religieus tamelijk homogeen. Hier geen sektarische strijd tussen soennieten en sjiieten als in Syrië of Irak, ook geen koptische christenen als favoriet zwart schaap voor alles wat er mis kan gaan, als in Egypte. De Tunesische bevolking behoort binnen de Arabische wereld tot de hoogst opgeleide, wat – anders dan in het verpauperde Egypte – in gering analfabetisme en in een redelijk omvangrijke middenklasse, en daarmee een zelfstandig denkende en haar eigen brood verdienende burgerij resulteert. Beide vormen belangrijke voorwaarden voor een vruchtbare voedingsbodem voor een democratie. Ook in Europa kon die pas in de loop van een negentiende eeuw tot ontwikkeling komen, toen daaraan werd voldaan. In de tijd van Karel de Grote – die ook zelf pas op latere leeftijd lezen en schrijven leerde – was dat ondenkbaar geweest.

Een volgende positieve factor is mogelijk de ligging van Tunesië, niet alleen ver van de conflicthaarden van het Midden-Oosten, maar ook dicht bij het vredige Europa: ondanks alle babbels van internetgoeroes over globalisering en verdwijnende grenzen doet de plaats op de kaart er nog steeds toe. Van beter functionerende buurlanden kan, door gemakkelijkere grensoverschrijdende contacten, een voorbeeldwerking uitgaan.

En tenslotte kan juist het volledig uit de hand lopen van de ‘Arabische Lente’ in Egypte, Libië en Syrië een waarschuwende anti-voorbeeld-rol hebben gespeeld, die tot matiging in beide kampen dwong: dat willen we in elk geval niet. Het is met een paar politieke moorden op seculiere politici en fundamentalistische agressie tegen kunstenaars en intellectuelen even riskant geweest, maar anders dan de Moslimbroeders in Egypte, die zelf ook het conflict op de spits dreven, heeft Ennadah zich uiteindelijk terughoudend opgesteld.

Een garantie dat het ook goed blijft gaan, is dat overigens niet. Daarvoor is de economische situatie veel te wankel – en die lag indertijd ten grondslag aan de onvrede en de opstand tegen het Ben Ali-regime. Het is hier dat Europa, dat het grootste belang bij een functionerende democratie in een islamitisch buurland heeft, omdat dat in geval van succes een voorbeeld voor de rest van de Arabische wereld kan zijn, een nuttige rol kan spelen. Bijvoorbeeld door Tunesië toegang te verlenen tot de Europese markt en het land tenminste die voordelen van associatieverdragen en dergelijke te gunnen waarop Israël al decennia lang aanspraak kan maken, terwijl dat land nu juist steeds verder ontspoort.

Thomas von der Dunk is publicist en cultuurhistoricus. Hij promoveerde in 1994 op een proefschrift over de politieke en ideologische aspecten van de monumentencultus in het Heilige Roomse Rijk. Daarna was hij onderzoeker aan de universiteiten van Utrecht, Leiden en Amsterdam.

Pijnlijk proces van acceptatie

0

Het conflict binnen de PvdA over Kuzu en Öztürk is meer dan een politiek conflict. Het wijst op de moeizame maatschappelijke acceptatie van Turkse Nederlanders in de politiek.

Tweede Kamerleden Tunahan Kuzu en Selcuk Öztürk stapten vorige week op bij de PvdA. Zij hadden kritiek op de integratiekoers van de PvdA, zoals het onderzoek naar 4 Turkse organisaties en bewegingen. De PvdA-top kon die kritiek niet op prijs stellen. PvdA-partijleider Diederik Samsom verklaarde dat er onenigheid was ontstaan over standpunten over gelijke rechten voor homo’s en vrouwen, terwijl de kritiek van Kuzu en Öztürk daar helemaal niet over gaat.

Het ware probleem voor de PvdA lijkt de positieve houding van Kuzu en Öztürk tegenover de 4 Turkse organisaties en bewegingen. Dat is de PvdA-top in het verkeerde keelgat geschoten. Dat laat zien dat bepaalde ‘type’ politici met een Turkse achtergrond voor sommige partijen nog steeds niet welkom zijn op het Binnenhof. Zij worden veel te gemakkelijk weggezet als homofoob, onderdeel van ‘de lange arm van Ankara’ of belangenbehartiger van Turkse Nederlanders. Loyaliteit aan de kiezer wordt vaak veel te snel in verband gebracht met cliëntelisme, vooral als je als politicus een Turkse achtergrond hebt. Intussen worden andere belangenbehartigers in de Tweede Kamer genegeerd.

Het vertrek van Kuzu en Öztürk is een slecht signaal richting ambitieuze jonge nieuwe Nederlanders die actief willen participeren aan onze samenleving. Hun vertrek toont volgens sommige Turkse Nederlanders aan dat de gedachte dat nieuwe Nederlanders hun achtergrond moeten verloochenen en hun achterban moeten negeren om geaccepteerd te worden, nog altijd sterk is in bepaalde kringen. Waarom zou een politicus niet mogen opkomen voor de eigen achterban? Waarom zou een politicus geen kritiek mogen uiten op het beleid van de eigen partij? Politici die het belang van een pluriforme samenleving benadrukken, moeten daar ook naar handelen en dus opvattingen – die niet botsen met de democratische waarden – waar ze het niet mee eens zijn, respecteren. Vrijheid van meningsuiting, waaronder de mogelijkheid om kritiek te uiten op bestuur en beleid, is een essentieel onderdeel van democratie.

Andere belangrijke vragen zijn: waarom zijn Turkse Nederlanders zo sterk gefocust op Turkije en de eigen groep, zoals blijkt uit meerdere onderzoeken? In hoeverre heeft dat te maken met ‘de lange arm’ van de Turkse overheid en haar organisaties in Nederland? Kunnen organisaties die opgericht zijn door Turkse Nederlanders niet juist bijdragen aan de participatie van de Turks-Nederlandse gemeenschap aan onze samenleving? Waarom behandelt minister Lodewijk Asscher van Sociale Zaken en Werkgelegenheid organisaties die opgericht zijn door Turkse Nederlanders alstegenstanders in plaats van bondgenoten tegen bijvoorbeeld radicalisering onder jongeren?

Het zou productiever zijn als het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zich zou concentreren op het beantwoorden van die vragen. ”Een open, transparante en vooral coöperatieve houding aan beide kanten is productiever dan de verdachtmakingen die nu het debat bepalen”, stellen antropoloog Thijl Sunier en islamoloog Nico Landman, die verantwoordelijk zijn voor het literatuuronderzoek naar de 4 Turkse organisaties en bewegingen, in een recent opiniestuk. Met die opmerking slaan zij de spijker op z’n kop.

Mehmet Cerit is hoofdredacteur van Zaman Vandaag en Zaman Hollanda. Volg hem op Twitter: @Ceritm

De Arabische Zomer breekt aan in Tunesië

0
JanJaapdeRuiter-Tunesië.png
Foto: © Reuters

Niets zo mooi als het democratische spel. Als je op de website kijkt waarop de uitslagen staan van de verkiezingen in Tunesië zie je de getallen en percentages per district voor je ogen dansen. En lange lijsten zijn het met heel veel partijen en partijtjes met percentages die variëren van dik boven de 60 tot ruim achter de komma. En natuurlijk werd er feestgevierd door de winnende partij, Nida Tounes. En enigszins terneergeslagen maar hoffelijk erkende de verliezer, de islamistische Ennahda-partij, haar verlies. In het 217 zetels tellende parlement verliest Ennahda haar leidende positie en gaat zij van 85 naar 69 zetels en Nida Tounes komt uit op 85 zetels. De laatste partij is aan zet om een regering te vormen en Tunis gonst van de geruchten hoe zij dat zal gaan doen. 

De Tunesiërs lieten zich in deze verkiezingen niet leiden door de vraag of de islam het leidende waardensysteem van het land en haar bestuur moest zijn. Geen intensieve debatten over de vraag of vrouwen al of niet boerka’s moesten dragen of dat jongens en meisjes in het onderwijssysteem gescheiden moeten worden. Nee, drie jaar nadat de Tunesiërs de gehate dictator Zine al-Abidine Ben Ali verdreven, hebben ze wel hun vrijheid terug maar de economie hapert en het toerisme ligt op haar gat. De democratie heeft vooralsnog niet gezorgd voor echt brood op de plank en de Ennahda-partij, die in eerste instantie na de vrije parlementsverkiezingen in 2011 regeerde, wordt dat zwaar aangerekend. 

Zoals het in een ware democratie betaamt wordt er op allerlei trommels geroffeld. Gedurende de campagne was het de vraag of Ennahda toch niet een geheime islamiseringsagenda voor het land had. In zekere zin was dat een onzinnige vraag. Immers, de partij had ingestemd met een grondwet waarin de islam of de sharia geen enkele rol speelt. Man en vrouw zijn gelijk. Het is een grondwet die zijn weerga niet kent in de Arabisch-islamitische wereld. 

Datzelfde wantrouwen overkomt nu de partij die de verkiezingen gewonnen heeft: Nida Tounes. Nida is een Arabisch woord en betekent ”oproep”. Je zou het met ”appèl” kunnen vertalen. De partij is een samenraapsel van allerlei meest seculiere groeperingen, maar de partij als geheel kan het best als centrumrechts gekarakteriseerd worden. Essentie is de niet-religieuze basis. Het wantrouwen bestaat daarin dat de partij nogal wat prominenten in haar gelederen telt die politiek ook onder dictator Ben Ali actief waren. Dat roept de verdenking op of de partij wel echt democratisch is en of de partijleden wel schone handen hebben. De 87-jarige partijleider Beji Caid Sebsi, die zich ook kandidaat gesteld heeft voor de presidentsverkiezingen in november, is een oudgediende van Ben Ali. 

Maar met die oudgedienden herbergt de partij ook veel bestuursexpertise en ook die is van belang in een land dat nog steeds zijn evenwicht niet heeft hervonden. Die mensen kennen het klappen van de bestuurlijke zweep en het zou dom zijn hen aan de kant te zetten. In het post-Saddam Hoessein-tijdperk waren de Amerikanen zo onverstandig de Baath-bestuurders van hun post te ontheffen, met als gevolg een nog grotere chaos voor het land. Dat zal Tunesië niet overkomen.

Een goede democratie is altijd in crisis en dat is ook logisch. Het gaat om de macht, het gaat om de toekomst van het land en van de jeugd. Het mooiste is als partijen daar volgens de regels van het democratische spel over (bek)vechten. Dat is in Nederland het geval, we zien het in de Verenigde Staten en we zien het nu ook in Tunesië. Tunesië is daarmee het enige land waar de Arabische Lente daadwerkelijk overgaat in een Arabische Zomer.

Jan Jaap de Ruiter is arabist aan de Tilburg University. Hij houdt zich bezig met de status en rol van het Arabisch en de islam in West-Europa en Marokko. Hij publiceert over beide thema’s in diverse talen, waaronder in het Frans, en gaat het debat erover aan in nationale en internationale context. In heden en verleden heeft hij in menig Nederlands en Europees onderzoeks- en ontwikkelproject geparticipeerd. Volg hem op Twitter: @janjaapderuiter

Echte mannen stimuleren hun vrouwen te gaan werken

0
vrouwen-werken-arbeidsmarkt.jpg
Foto: © AP

Yücel wilde nooit dat zijn vrouw ging werken. Hij vond namelijk dat een echte man zoveel moest verdienen dat zijn vrouw thuis kon blijven en voor de kinderen kon zorgen. Om dezelfde reden wilde hij ook niet dat zijn kinderen gingen werken zolang ze thuis woonden. ”Als mijn kinderen wat extra’s nodig hebben, dan moet ik er desnoods zwart een baantje bij gaan zoeken, maar zij niet.”

Çi?dem, zijn vrouw, vond dat prima. Ze had ook niet de behoefte om te gaan werken, zeker niet toen ze kinderen kregen. Aan het huishouden en de opvoeding van haar kinderen had ze haar handen meer dan vol. Daarnaast vond ze het fijn dat ze thuis was wanneer haar kinderen uit school kwamen. Voor geen geld zou ze dan ook willen ruilen met Hülya, haar beste vriendin die ze had leren kennen tijdens haar studie aan de Vrije Universiteit. Hülya moest hard werken om werk en de opvoeding van haar kinderen te combineren. Dat kon nooit goed voor de kinderen zijn.

Maar alles veranderde toen Yücel tijdens een klus in het weekend een stalen balk op zijn rug kreeg en voor de rest van zijn leven in een rolstoel belandde. Om het huis en de school van de kinderen te kunnen betalen moest Çi?dem een baan gaan zoeken, maar dat viel tijdens de crisis niet mee. Omdat ze bovendien werkervaring miste, had haar universitaire diploma amper nog waarde.

Er zijn in Nederland vele stellen, die net als Yücel en Çi?dem, op grond van hun eigen argumenten besloten hebben dat de vrouw zou stoppen met werken na de komst van de kinderen.

Hoewel de arbeidsparticipatie van vrouwen langzaam toeneemt, verdient ongeveer de helft van de vrouwen in Nederland minder dan het bestaansminimum en is financieel afhankelijk van hun partner. Dat maakt ze kwetsbaar wanneer het inkomen van die partner verdwijnt. Ook bouwen deze vrouwen geen of amper pensioen op.

In Amsterdam geldt voor 10 procent van de vrouwen dat ze helemaal niet werken, geen opleiding volgen en geen uitkering ontvangen. Het gaat hierbij meestal om gezinnen waarvan de moeder huisvrouw is en de man al het geld verdient. Onder Amsterdamse vrouwen van Nederlandse herkomst geldt dit voor 6 procent van de vrouwen, onder vrouwen van Marokkaanse (25 procent) en Turkse herkomst (30 procent) is deze groep veel groter.

Is dat erg? Voor individuele vrouwen valt daar moeilijk een oordeel over te geven. Natuurlijk, werk is voor veel vrouwen goed voor hun zelfbeeld en zelfvertrouwen, maar wanneer vrouwen verwachten gelukkig te kunnen worden in een afhankelijke positie, ook als de kinderen de deur uit zijn, dan is dat voor hen natuurlijk prima.

Voor de samenleving is het wel erg. Het betekent allereerst een verspilling van de talenten van deze vrouwen die we in heel veel segmenten van de samenleving nodig hebben.

De emancipatie van de vrouw in Nederland kan bovendien wel een nieuwe impuls gebruiken. Nog steeds zijn er bijvoorbeeld veel te weinig vrouwen in topposities. Om dat te veranderen moet niet alleen het glazen plafond doorbroken worden, maar moet ook het aantal vrouwen dat zich op de arbeidsmarkt begeeft toenemen.

Moeders zijn verder het belangrijkste rolmodel voor hun kinderen. Een moeder die goed het huishouden runt kan een prima rolmodel zijn, maar zal het in de meeste gevallen moeten afleggen tegen het rolmodel van een moeder die niet alleen kan strijken, maar ook actief deelneemt aan het leven buitenshuis.

Ten slotte zit er een economische component aan het verhaal: het is een verspilling van geld wanneer grote groepen op kosten van de samenleving een (dure) opleiding hebben gehad waar vervolgens weinig tot niets meer mee gedaan wordt. Vanuit deze gedachte vind ik het te verdedigen dat de overheid meer financiële prikkels gebruikt om werken aantrekkelijker en thuis blijven onaantrekkelijker te maken.

Maar uiteindelijk is het aan vrouwen en mannen zelf om de participatie van vrouwen te stimuleren. Ja, ook aan mannen. Want vrouwenemancipatie wordt nog te vaak als een zaak van alleen vrouwen gezien. Echte mannen stimuleren hun vrouwen te gaan werken. Het is logisch dat zij dan zelf ook meer zorgtaken ter hand nemen.

Çi?dem liet me vorige week weten dat ze drie maanden geleden een baantje als receptioniste heeft gevonden in het ziekenhuis. Het bevalt haar zo goed dat ze nu ook een baantje voor haar oudste dochter probeert te regelen.

Ewoud Butter is hoofdredacteur van de nieuws- en opiniewebsite Republiek Allochtonië en mede-oprichter en redacteur van de website Polderislam, die achtergrondinformatie biedt over moslims, islamitische stromingen en de institutionalisering van de islam in Nederland. Hij deed onderzoek naar radicalisering en begeleidde diverse projecten in Noord-Holland. Volg hem op Twitter: @ewoudbutter