‘Surinamers en Antillianen hebben meer vertrouwen in iemand uit de eigen kring, iemand die weet wat er bij hen leeft.’
De politieke partij Denk presenteert zich als een multiculturele club voor iedereen. Toch hebben twaalf van de veertien lijsttrekkers die meededen aan de afgelopen gemeenteraadsverkiezingen een Turkse achtergrond. Ook de kiezers van Denk blijken een stuk minder multicultureel en inclusief te zijn. Uit onderzoek van de Universiteit van Amsterdam blijkt dat de Denk-stemmers in de hoofdstad vooral bestaan uit Turkse Nederlanders. Uit onderzoeken naar het stemgedrag in andere steden komt hetzelfde beeld voren. Van Amsterdammers met een Surinaamse of Antilliaanse achtergrond kreeg de partij slechts zes procent van de stemmen. Hoe komt dat? En kan Denk dat veranderen? De Kanttekening ging op zoek naar antwoorden in de Amsterdamse wijk de Bijlmermeer.
Ballochtonen
‘Bent u politie?’, vraagt ‘Gino’ alias ‘Olijfveld’ argwanend. Samen met zijn maten hangt de Bijmer-bewoner wat rond bij buurthuis NoLimit. Deze Surinaams-Nederlandse ‘oude hangjongeren’ van een jaar of zestig verklaren dat ze vaak zonder reden door agenten worden weggestuurd en dat ze daarom wat terughoudend zijn met het geven van hun echte naam. ‘Vroeger gingen we nog wel eens naar binnen bij NoLimit toen het buurthuis nog Zuid-Oost heette. Sinds het nieuwe bestuur is de sfeer er helaas flink verpest. Je mag er niet luid praten en geen pils drinken. We zijn zwervende ouderen geworden’, oppert ‘Gino’. Zijn maten beamen dat. Ook met het gemeentebestuur van Amsterdam hebben de mannen weinig op. ‘Tuinji’ wijst erop dat het nabijgelegen winkelcentrum het enige in de buurt is zonder café. Volgens hem had de lokale politiek dan ook allang een ontmoetingsplek voor hen moeten regelen. ‘Ik stem helemaal niet meer, moet je kijken hoe we hier staan. Ze discrimineren ons op afkomst.’ ‘Gino’ stemt nog wel altijd op de PvdA, al weet hij zelf niet zo goed waarom. ‘Dat heb ik van huis uit meegekregen, ik ben ouderwets.’
Van Denk hebben de mannen wel gehoord, al hebben ze politici van de partij nog nooit in de Bijlmer gezien. ‘Ze zijn niet genoeg geïntegreerd in de buurt, ze hebben meer propaganda nodig’, oppert ‘Gino’. ‘Alsjeblieft niet!’, sputtert zijn vriend ‘Pico’ tegen. De man zegt de laatste tijd dood te zijn gegooid met politiek campagnemateriaal. ‘Gino’ denkt dat partijen als Denk kunnen helpen om ‘allochtonen’ een betere stem te geven in de gemeenteraad. ‘Wij zijn geen allochtonen, maar ballochtonen!’, zegt ‘Pico’ daarop terwijl hij in zijn kruis grijpt. Toch zeggen deze mannen dat ze eerder op Bij1 of Ubuntu zouden stemmen dan op Denk. Dat heeft volgens hen vooral te maken met de bekendheid van de kandidaten op die lijst. Met het Turkse karakter van Denk zeggen ze daarentegen geen probleem te hebben. ‘Zo denken wij hier niet’, zegt ‘Gino’.
Wakker geschud
De antwoorden van de mannen stroken met het beeld dat officier van het Leger des Heils Huub Stijvers heeft van de wijk. ‘Surinamers en Antillianen hebben meer vertrouwen in iemand uit de eigen kring, iemand die weet wat er bij hen leeft.’ Als voorbeeld daarvan noemt hij de orkaanramp die zich afspeelde op Sint Maarten. Die is, in tegenstelling tot de rest van Nederland, nog dagelijks gesprek van de dag in de Bijlmer. Dat Denk daardoor minder goed scoort vindt Stijvers dan ook niet meer dan logisch. Ook het beeld van de Surinaamse Nederlander die altijd automatische op de PvdA stemt komt de heilsofficier bekend voor. ‘Sommigen hebben geen directe politieke belangstelling, maar stemmen op partijen die passen bij de denkbeelden die ze hebben over die partij.’ Een andere groep is volgens Stijvers wel politiek actief. ‘Vooral de komst van Bij1 en Ubuntu heeft veel mensen in de Bijlmer sociaalmaatschappelijk wakker geschud.’ Of Denk daar in de Bijlmer ook in de toekomst van kan profiteren betwijfelt Stijvers. ‘Denk heeft toch meer de uitstraling dat ze voor een Turkse achterban opkomt.’
Denk en PVV
Helemaal aan de andere kant van Amsterdam in Osdorp eet Mohammed Younus een frietje bij TastyZ. Deze Pakistaanse Nederlander woont al sinds de jaren zeventig in Nederland en stemde tot voor kort altijd op de PvdA. Vanwege het zorgbeleid van die partij kiest Younus sinds enige tijd vooral voor D66 of de SP. ‘Je moet geen deurwaarders sturen naar zieke mensen om ze te plunderen.’ Op een partij als Denk zegt hij niet snel te zullen stemmen. Hij legt uit dat hij niets moet hebben van identiteitspolitiek en vergelijkt Denk met de PVV. ‘We moeten samen leven. We leven allemaal op Nederlandse bodem. We hebben partijen nodig die er voor iedereen zijn.’ Hij denkt wel dat Denk kan groeien. ‘Omdat Nederlanders in de media vaker in een hokje worden geduwd dan vroeger.’ Al geeft de man toe dat persoonlijke herinneringen niet altijd even betrouwbaar zijn. ‘Nederland is erg veranderd sinds de jaren zeventig. Zo ben ik veertig jaar ouder geworden.’
Bij het afhaalrestaurant twee panden verderop is Redoaun Younoissi eenzelfde mening toegedaan. De Marokkaanse Amsterdammer laat weten dat hij het te druk had met school om te stemmen, maar dat hij anders GroenLinks zou hebben gestemd. De jonge student zegt vooral gecharmeerd te zijn van het woningenbeleid van deze partij. Hij hekelt de manier waarop partijen als Denk zich richten op een specifieke doelgroep. Ook hij maakt al snel de vergelijking met de partij van Geert Wilders. ‘Net als de PVV hebben ze veel propaganda, maar weinig inhoud.’ Een Turkse partij vindt hij Denk daarentegen niet. Hij wijst op de nummer twee in de Tweede Kamerfractie van Denk, Farid Azarkan. ‘Hem zie ik wel als voorbeeld, omdat hij zo hoog in de partij zit.’
Zoals bijna elke les, begonnen we ook vandaag weer met een spreekbeurt. Saai, al die spreekbeurten? Nee, het gaat altijd weer over wat anders. Het is leerzaam voor me, want het gaat vaak over dingen die de kinderen persoonlijk raken. Zo hield Soraya enige tijd geleden een spreekbeurt over de Filipijnen, waar ze vandaan komt. En Ravinder ging het vandaag hebben over het sikhisme. Ravinder is in Nederland geboren, maar zijn ouders komen uit India en bijna zijn hele familie woont daar nog. Hij is een sikh, wat je ook ziet aan zijn hoofdbedekking – met een soort kleine tulband houdt hij zijn haar bij elkaar. Sikhs mogen over hun hele lichaam hun haar niet afknippen. Ravinder heeft dus ook een baard, die hij overigens wel knipt.
‘Het sikhisme is het beste geloof in de wereld’, begon Ravinder. ‘Want het laat iedereen in zijn waarde en oordeelt niet. Het is het meest vredelievende geloof, totdat de moslims kwamen. Die probeerden ons geloof weg te krijgen en toen hebben we met z’n allen gevochten.’ Sikhisme in een notendop. De klas zat aandachtig te luisteren. Ravinder vertelde ook dat alle sikh-mannen Singh heten. ‘Nou, dat is dan een heel makkelijk telefoonboek’, zei ik. Een nogal old school-opmerking, gezien het feit dat het telefoonboek dit jaar voor het laatst verschijnt en veel van mijn leerlingen waarschijnlijk nog nooit van hun leven een telefoonboek hebben gezien. Ik snap dat het onzin is om nog langer een telefoonboek te maken als je alles in no time op internet kunt opzoeken. Maar ik realiseerde me dat daarmee eigenlijk ook iets anders verdwijnt: in een telefoonboek zie je het totaalplaatje; zoek je op internet iets op dan vind je alleen wat je zoekt en zie je niet hoe wat je zoekt is ingebed in een context. In een telefoonboek zou je zien dat Singh een nogal veelvoorkomende naam is – zacht uitgedrukt, als je gericht op naam zoekt op internet, dan zie je die context niet. Ravinder kreeg een unanieme negen van de klas.
Nu we al enigszins naar het eind van het jaar toe gaan wordt steeds duidelijker wie het schooljaar met goede resultaten zal afsluiten en wie niet. Een aantal leerlingen hoort eigenlijk niet in mijn klas, maar eerder op de havo of misschien zelfs het vwo. Maar achtergrond speelt vaak een rol bij het inschatten van het niveau van het kind. In bepaalde milieus is havo absoluut geen optie, omdat er toch minstens naar het atheneum gegaan moet worden, of de kinderen dat nou kunnen of niet. Maar mijn kinderen komen uit een heel ander milieu. Soms is dat een zegen, maar het komt het kind niet altijd ten goede.
Enige tijd geleden keek ik naar het programma Voor de ommekeer, een talkshow op internet waarin gesprekken worden gevoerd over ‘een wereld in verandering’. Te gast was Reda Belkadi, directeur van de Stichting voor Kennis en Sociale Cohesie. Belkadi vertelde dat hij was opgegroeid in een achterstandswijk in Utrecht. Aan het eind van de basisschool wist hij het wel. ‘Ik wilde met mijn vriendjes naar de lts, met mijn twee linkerhanden.’ De leerkracht dacht daar anders over. ‘Jij gaat naar het vwo.’ Aldus geschiedde. ‘Het treurige is dat je elke dag voorbeelden ziet van mensen die dat niet hebben gehad. Soms heb je sturing nodig.’ Heel erg waar.
Een aantal jaar geleden was ik via een evenement in contact gekomen met de directeur van het Euro College, een particuliere (dure) opleiding waar kinderen versneld een mbo- of hbo-opleiding kunnen volgen. Hij bood mij een plaats op het college aan voor een leerling ‘naar mijn keuze’. Het was een fantastische kans, want zo’n opleiding is qua kosten voor de meeste van mijn leerlingen niet haalbaar. Maar het stelde me wel voor een dilemma: iemand kiezen is ook een heleboel anderen niet kiezen. Uiteindelijk koos ik Maria, omdat ik dacht dat zij het zou kunnen, en omdat ik dacht dat ze qua achtergrond zou kunnen aarden op de school. Ze heeft het moeilijk gehad, maar ze heeft het gered. Inmiddels doet ze een lerarenopleiding Engels en Spaans en loopt ze stage op onze school.
Ik zie meer kinderen over wie ik denk: je kunt meer. Maar het lukt niet altijd om ze dat extra zetje te geven. Context is belangrijk en die reikt verder dan de C van Coenen.
De Chinese gemeenschap in Thailand houdt een bijzonder Chinees ritueel in ere: ze versieren het graf van hun familieleden met vlaggetjes, slingers, bloemen en confetti. Onze correspondent Sara-May Leeflang doet verslag vanuit Thailand.
Het is één april en volle maan. Wanneer de rest van de wereld één april-grappen uithaalt en Pasen viert, herdenken de Chinezen hun voorouders tijdens het Qingming-festival. Chinezen over heel de wereld gaan op deze dag naar de tempel en de begraafplaats om het leven van hun voorouders te eren. Zo ook de Chinese gemeenschap in Thailand. Er worden uitgebreide maaltijden bereid om te offeren aan degenen die het aardse leven hebben verlaten. De maaltijden worden na enige tijd door de familie zelf opgegeten. Het is geen dag om treurig te zijn. In plaats daarvan wordt er feest gevierd. Kinderen spelen op het graf, de familie eet en geniet van elkaars gezelschap. Het is een goed moment om de laatste roddels door te nemen. Het graf wordt versierd met vlaggetjes, slingers, bloemen en confetti. En er wordt vuurwerk afgestoken, om de doden een signaal te geven dat de rest van de familie er is. En dan is het tijd om papieren kleding, nepgeld en nepgoud te verbranden als laatste offer.
In Thailand woont buiten China de grootste Chinese gemeenschap ter wereld. Deze circa negen miljoen mensen maken ongeveer veertien procent van de Thaise bevolking uit. Het is ook de oudste en best geïntegreerde gemeenschap. Toch blijven de Chinese Thai trouw aan hun Chinese feestdagen. Het verhaal gaat dat rijke Chinezen in het verleden alles uit de kast haalden om hun voorouders te eren. Dat werd voor de Chinese keizer Tang Xuanzong (685-762) iets te extravagant. Hij besloot daarom een dag van het jaar aan te wijzen als gemeenschappelijke feestdag.
De hoogopgeleide jongere generatie is soms wat sceptisch tegenover de grondprincipes van deze feestdag. Ling Chai (39) werkte vele jaren op een kantoor in Bangkok, maar runt sinds twee jaar zijn eigen organische boerderij honderd kilometer buiten Bangkok. Zijn grootouders zijn immigranten uit China. Zijn vader Lum Chai is de oudste uit het gezin van zeven kinderen en hij voelt zich daardoor verantwoordelijk voor het voortzetten van de traditie. Maar treuren om de jongeren die wegblijven doet Lum niet. Met veel plezier gaat hij alle festivals af en grijnst zijn vriendelijke lach nog breder. Het voelt als thuiskomen voor hem. De festivals verbinden de Chinese gemeenschap in Thailand en op Qingming wordt er goed feest gevierd. Volgens Ling zijn de meeste Chinezen naar Thailand gekomen tijdens de burgeroorlog tussen de nationalisten en communisten in China die duurde van 1927 tot 1950. ‘Het waren meestal arme boeren met een streng werkethos. Door hun harde werken en hun nieuw vergaarde positie als handelaar hebben zij in Thailand veel rijkdom vergaard. Dat heeft de Chinese gemeenschap een goede positie in de maatschappij gegeven.’
Ling is niet al te enthousiast over het feest. Hij vindt dat het voornamelijk op bijgeloof is gebaseerd. ‘Ik ga naar het festival, omdat ik mijn vader moet brengen. Als kind ging ik al met grote tegenzin mee. Het is op één april, de heetste tijd van het jaar. Ik kan niet goed tegen die hitte. Er is haast geen schaduw op de begraafplaats.’ Ling heeft drie studies afgerond en zegt in de wetenschap te geloven. ‘Ik geloof voor vijftig procent in leven na de dood. De wetenschap heeft het niet kunnen aantonen, maar ook niet dat het er niet is. Dus ik sta er nog wel voor open. We maken op deze dag allemaal eten dat we offeren aan onze voorouders. Mijn vader denkt dat de doden hiervoor voor een dagje terugkomen uit de hemel om alles op te snoepen. Ik kan dat moeilijk geloven.’ Maar Ling zal op latere leeftijd zeker de traditie voortzetten. ‘Ik voel de verantwoordelijkheid van de traditie. Ik weet dat ik mijn vader hiermee gelukkig maak. En het is ook goed om iedereen van de familie eens per jaar te zien.’
De moeder van Ling is acht jaar geleden bij een verkeersongeval overleden. Zij is begraven in haar geboortedorp. ‘Daar gaan we nu niet naar toe. We gaan nu naar een gemeenschappelijke begraafplaats waar duizenden Chinese Thai zijn begraven, onder wie mijn overgrootmoeder en grootouders. Alle acht zussen en broers van mijn vader komen ook, op één na.’ Eerst wordt het eten geofferd aan de overgrootmoeder. Er wordt gebeden, wierook wordt aangestoken en een drankje wordt ingeschonken om eventuele dwalende geesten gerust te stellen. Het gras dat over het graf groeit doet het graf lijken op een klein hobbithuisje en de kleine kinderen versieren het gras maar al te graag. Dan is het tijd om de noodzakelijkheden te offeren en te verbranden. Veel Chinezen geloven dat ook dode mensen behoefte hebben aan geld, kleding en rijkdom. Ook in het hiernamaals komt dat volgens hen van pas. Dus worden er papieren kleding, nepgeld en nepgoud in een grote pot verbrand. Aan het einde worden er zeeschelpen met mosselen erin geopend en verspreid over het gras. Als laatste delicatesse.
Ling is daar sceptisch over. ‘We moeten vooruit denken en niet in ons verleden blijven hangen.’ Tegelijkertijd vindt hij het ook belangrijk om nederigheid te tonen. ‘Het is een vorm van respect tonen aan diegenen die hebben geleefd.’ Lings vader is de enige die nog Chinees spreekt, hijzelf heeft de taal niet geleerd. ‘Dat is wel jammer, want je hebt tegenwoordig veel meer werkmogelijkheden als je Chinees spreekt.’
Ook de Chinese Thai Loma (22) uit Bangkok, student architectuur, spreekt geen Chinees. ‘De andere kant van mijn familie is Thai en daar identificeer ik me meer mee.’ Een mooie traditie vindt Loma het wel. Zowel Ling als Loma hebben niet de neiging om naar China af te reizen. ‘Ik hoef er niet heen, het lijkt me veel te druk’, zegt Loma. Of de offers ook daadwerkelijk bij de grootouders aankomen weet Loma niet, maar ze hoopt van wel.
De eerste politici die niet hun roots in Nederlandse klei hadden, maakten langgeleden hun intrede in de Nederlandse politiek. In 1933 werd Roestam Effendi geïnstalleerd als Tweede Kamerlid voor de Communistische Partij Holland, de latere Communistische Partij van Nederland. Een kleine tien jaar later, in 1942, werd Pangeran Adipati Soejono voor een jaar minister zonder portefeuille, toegevoegd aan de minister van Koloniën in het tweede kabinet Gerbrandy in ballingschap. Daarna duurde het tot de jaren tachtig en vooral de jaren negentig tot er steeds meer politici met een migratieachtergrond kwamen.
Zelf was ik als net afgestudeerd politicoloog in 1990 onder andere werkzaam voor het Amsterdamse project Binnengemeentelijke decentralisatie. In het kader daarvan waren door de gemeente, politieke partijen, het Amsterdams Centrum Buitenlanders en migrantenorganisaties Amsterdammers met een migratieachtergrond aangemoedigd actief lid te worden van politieke partijen en zich verkiesbaar te stellen voor een deelraad. Er werden uiteindelijk achttien Turkse en drie Marokkaanse Amsterdammers verkozen voor verschillende partijen. Een deel van hen heb ik in het kader van dit project vier jaar en sommigen acht jaar of langer gecoacht. Sommigen waren getalenteerde politici, anderen hadden misschien wel een grote achterban, maar amper een benul van de beginselen van hun partij. Het gebeurde in die tijd geregeld dat op de lijst van een progressieve partij een conservatieve kandidaat met een grote moskeeachterban stond. Van begeleiding van beginnende politici was in die tijd nog maar amper sprake.
De scholing van politici verbeterde, maar wat betreft de positie van politici met een migratieachtergrond bleef het lang behelpen. Twaalf jaar geleden maakte ik het nog mee dat een Tweede Kamerlid van een linkse partij een voortreffelijke kandidate van Marokkaanse herkomst op een receptie haar voorstelde als ‘kijk, dit is onze allochtone kandidate’. Vier jaar geleden werd ik op de valreep in paniek gebeld door leden van twee verschillende kandidatencommissies met de vraag ‘Ewoud, heb je nog een allochtone kandidaat voor ons?’ Nee, die had ik op die termijn niet.
Deze voorvallen illustreren voor mij vooral dat veel politieke partijen amper werk maakten van een divers en inclusief beleid. Diverse partijen zijn daar inmiddels, hier en daar, vaak schoorvoetend, wel aan begonnen, maar het zijn meestal nog steeds tamelijk witte bolwerken.
Islamitische partijen
Toen in 1978 in de Tweede Kamer werd gedebatteerd over het kiesrecht van niet-Nederlandse ingezetenen, waarschuwde Bart Verbrugh van het Gereformeerd Politiek Verbond voor de komst van islamitische partijen. ‘Gezien de achtergrond van de islamitische wet, die sterke openbare consequenties heeft, is het geenszins uitgesloten dat deze groep waar mogelijk tot eigen partijvorming overgaat’, verklaarde Verbrugh. ‘Het is geen fantasie als we veronderstellen dat we over een aantal jaren in sommige gemeenteraden een belangrijke moslimfractie aan zullen treffen en wie weet in de toekomst nog wel eens een moefti als wethouder. Belangrijker dan dit soort voorspellingen is evenwel het feit dat deze mensen hun geestelijk, wettelijk vaderland niet hier hebben, maar elders. Zij zullen door hun visie een vreemd lichaam in onze politiek worden en dat ook blijven.’
Het duurde ruim vijfentwintig jaar voordat de eerste pogingen werden ondernomen moslimpartijen op landelijk niveau op te richten. De Arabisch Europese Liga (2005) en de Islam Democraten (2005) waren de eersten die een poging waagden, daarna volgde de Nederlandse Moslimpartij. De eerste pogingen faalden door gebrek aan ervaring, intern gekonkel of door het besef dat moslims niet alleen een electoraal kleine groep (circa vijf procent van de kiesgerechtigden), maar ook een intern een te verdeelde groep vormden om politiek een vuist te kunnen maken.
In de grote steden, waar moslims tien tot vijftien procent van het electoraat vormen, lagen meer kansen op politieke invloed. Vandaar dat er de afgelopen tien jaar, vooral in Den Haag en Rotterdam, de eerste islamitische partijen ontstonden die wel zetels in de gemeenteraad haalden.
Partijen als Denk, de grote winnaar van de laatste gemeenteraadsverkiezingen, en op bescheidenere schaal Nida, vormen een volgende stap in het proces van politieke participatie van Nederlanders met een migratieachtergrond.
Het succes van deze partijen is allereerst te danken aan hun organisatiegraad. Het zijn niet meer migranten van de eerste generatie die aan de touwtjes trekken, maar goed opgeleide jongeren die hier geboren en getogen zijn.
Dat leidt meteen tot een tweede verklaring voor het succes. Meer nog dan op hun islamitische roots, doen deze politieke partijen een beroep op het sentiment dat bij veel kinderen of kleinkinderen van migranten heerst. Ze zijn het zat om als buitenstaanders behandeld te worden. Ze zijn hier geboren en getogen Nederlanders, die niet meer hoeven te integreren en geaccepteerd willen worden. Ze zijn het integratiedebat, dat de laatste twintig jaar vooral beheerst werd door witte identiteitspolitiek, beu. Diversiteit, inclusiviteit, mensenrechten en de aanpak van discriminatie zijn de belangrijkste progressieve thema’s voor deze partijen.
Met deze thema’s en een anti-establishment-houding kunnen ze een breder publiek aanspreken dan met een voornamelijk islamitische agenda. Niet alleen de zogenaamde tweede generatie, die onder Turkse en Marokkaanse Nederlanders inmiddels groter is dan de eerste, maar ook Nederlanders zonder migratieachtergrond. Vergelijkbaar is de strategie van Bij1 dat het in Amsterdam goed deed onder Amsterdammers van Surinaamse en Antilliaanse herkomst.
In hoeverre deze partijen blijvertjes zijn, zal afhangen van de mate waarin ze zelf als geloofwaardig worden ervaren als het om mensenrechten, inclusiviteit en diversiteit gaat. Zeker Denk is wat dat betreft, met een stevig Turks fundament en weinig kritische houding ten opzichte van Turkije, kwetsbaar.
Het succes van deze partijen zal uiteindelijk vooral bepaald worden door de mate waarin het de andere, gevestigde partijen lukt zich aan te passen aan een diversere samenleving. Wanneer deze partijen niet inclusiever worden, zullen Nederlanders met een migratieachtergrond via partijen als Denk, Nida en Bij1 hun plek opeisen.
De uitslag van de gemeenteraadsverkiezingen is uiteindelijk toch meegevallen. Met meevallen bedoel ik dat de klassieke partijen op de links-rechts-schaal, van de SP tot de VVD, minder beroerd hebben gescoord en de polarisatiepartijen, zoals Denk en de PVV, minder goed hebben gescoord dan verwacht.
Vooral door het optreden van de voorlieden van Denk en de PVV is de politiek steeds meer verziekt. Enerzijds door het ophitsende jongste verkiezingsspotje van Geert Wilders, anderzijds door Denks demonisering van Turks-Nederlandse Tweede Kamerleden die vanwege hun erkenning van de Armeense genocide afgeschilderd zijn als landverraders door Turkse media. Dankzij de huidige dominantie van identiteitsthema’s in het politieke debat versterken beide extremen elkaar, waarbij het electoraat van beide partijen zichzelf het slachtoffer voelt van de ander.
De xenofobie bij een deel van de ‘oude’ Nederlanders voedt de etnische zelfprofilering van de ‘nieuwe’ Nederlanders én omgekeerd, waarbij de xenofobie en de etnische zelfprofilering aan beide zijden deels sterk cultureel-religieus wordt ingevuld.
Aan de ene zijde reppen inboorlingen, die zelf in geen decennia meer een kerk van binnen hebben gezien – behalve als toerist in shorts en op slippers op een snikhete dag in een Spaanse badplaats – en nog niet zo lang geleden à la hun ‘vrijheidsheld’ Theo van Gogh smakeloze antisemitische moppen zouden hebben getapt, plots over de sacrosancte ‘christelijk-joodse’ wortels van de Nederlandse samenleving, die vooral door Zwarte Piet en Jan Pieterszoon Coen zouden worden belichaamd.
Aan de andere kant ontdekken – nazaten van – migranten plots dankzij internetimams hun culturele wortels in de vorm van de ‘ware’ islam, in een fundamentalistisch-Saoedische versie die haaks staat op de traditionele en minder dogmatische wijze waarop die meestal door hun eigen voorouders werd gepraktiseerd. Of ze voelen zich veel Turkser dan hun ouders en identificeren zich van de weeromstuit – al dan niet als gevolg van ondervonden discriminatie in het Nederland waar ze geboren en getogen zijn – allereerst met Recep Tayyip Erdogan, die sommigen dan zelfs als ‘hun’ president betitelen.
Denk-leider Tunahan Kuzu opereert in de Armeense kwestie als de lange arm van Ankara. Aan welke kant staan zíj eigenlijk? Die vraag stelde Kuzu in een veelbesproken interview met Erdogan-nieuwszender aHaber aan de Turks-Nederlandse Tweede Kamerleden die voor de erkenning van de Armeense genocide hadden gestemd. Aan welke kant staan zíj? Aan de kant van de Nederlandse democratie met al haar gebreken of de perfecte Turkse dictatuur in wording?
De kwestie maakt in elk geval duidelijk hoezeer juist binnen de Turks-Nederlandse migrantengemeenschap een kloof loopt tussen dat deel dat inmiddels goed geïntegreerd is en dat deel dat de westerse democratische waarden maar halfhartig omarmt. Halfhartig onder meer om: wél tegenover virulente PVV-nationalisten in Nederland voor zichzelf minderheidsrechten claimen, maar diezelfde rechten, op grond van een eigen virulent nationalisme, aan minderheden in Turkije ontzeggen. Dan wordt vrijwel één-op-één de landverradersretoriek van Erdogan gekopieerd.
Twee dingen komen hier nu electoraal samen, die inmiddels helaas ook steeds sterker de lokale politiek zullen vergiftigen. Enerzijds de toenemende profilering op sociaalculturele vraagstukken ten koste van sociaaleconomische vraagstukken. Identiteitskwesties, van hoofddoekjes tot feestdagen, zetten bevolkingsgroepen steeds meer tegen elkaar op, omdat standpunten dienaangaande als een aanval op het eigen bestaansrecht worden gezien. Dat is mede mogelijk geworden doordat de klassieke links-rechts-partijen sociaaleconomisch te dicht op elkaar zijn gekropen. Ook het CDA en vervolgens eveneens de PvdA zijn veel te ver in de neoliberale vermarktingsagenda meegegaan. De medeplichtigheid van deze partijen aan de afbraak van de verzorgingsstaat heeft ze van een deel van de eigen achterban vervreemd. Dat geldt, ironisch genoeg, zowel voor de autochtone als de allochtone kiezer, die respectievelijk bij Denk en de PVV een nieuw onderdak vinden en zo tegenover elkaar zijn komen te staan.
Daarnaast wordt ook de lokale politiek nu, als neveneffect van de migratie van de afgelopen decennia, steeds sterker belast door interne tegenstellingen in het buitenland, waarop sommige politici zich extra willen profileren en die andere politici juist tot terughoudendheid dwingen om niemand van zich te vervreemden. Naast de Armeense en Koerdische kwesties valt hier ook de Palestijns-Israëlische te noemen of de breuklijnen in Syrië tussen de adepten en de haters van Bashar al-Assad.
Met het oog op de Joodse kiezer liepen al veel langer de oude Nederlandse partijen ten aanzien van Israël op kousenvoeten. Nu zijn daar zo veel andere potentiële stenen des aanstoots bijgekomen dat een niet-etnisch geprofileerde partij, die langs sociaaleconomische lijnen wil verbinden, op het – toch voor gemeentes tamelijk irrelevante terrein – van nationale tegenstellingen, duizenden kilometers verderop geen goed meer kan doen. Hoe krijgen we deze onzalige geest weer terug in de fles? Hamvraag voor de komende jaren.
Het veelbesproken raadgevende referendum over de inlichtingenwet, de Wiv, ook wel de sleepwet genoemd, heeft inmiddels plaatsgevonden en de uitslag, een nipte zegen voor het tegen-kamp, valt niet te negeren. Onverwacht bleek uiteindelijk een groot deel van het electoraat zorgen te hebben bij de wet in de huidige vorm. Het waren vooral jongeren, vrouwen en hoger opgeleiden die tegen stemden en daarmee het kabinet een duidelijke opdracht gaven de wet nog een keer te overwegen.
Toch kunnen we, afgaande op de wijze waarop kabinetten in het verleden omgingen met uitslagen van referenda, ons afvragen of het kabinet dit signaal vanuit de bevolking dit keer wel serieus neemt. Een advies aan het kabinet zou zijn om dat absoluut wel te doen. De uitslag van dit referendum is namelijk geen uiting van verzet tegen het kabinetsbeleid ofwel een proteststem, maar een uiting van serieuze zorgen die leven onder ongeveer de helft van het electoraat en ook nog dat deel van het electoraat, met name jongeren, dat digitaal erg actief is.
Dat betekent dat de technocratische ingrepen om de Wiv aan te passen onvoldoende zijn. Het kabinet dient een nieuwe wet te ontwerpen in plaats van de huidige wet middels een aantal technische ingrepen aan te passen. Een inlegvelletje zal dit keer niet meer volstaan om een instabiel huis te stutten. Dat huis, het huis van onze democratie, dreigt instabieler te worden wanneer een kabinet weer een referendumuitslag niet serieus neemt.
Veel is geschreven over hoe populisme een bedreiging kan vormen voor onze democratie. Maar wat eveneens onze democratie kan bedreigen is de insteek van een liberaaldemocratische elite om de bredere bevolking uit te sluiten van het besluitvormingsproces. Referenda zijn juist een middel om burgers meer inspraak te geven. Wanneer naast de afschaffing van het raadgevend referendum er nu ook het negeren van de uitslag van de inlichtingenwet dreigt, komt de democratie verder onder druk te staan.
Uit studies blijkt namelijk dat een aanzienlijk deel van de jongeren in Europa steeds sceptischer wordt over democratie. Juist veel mensen uit deze deze groep stemden tegen de inlichtingenwet. Hun stem nu negeren kan het al broze vertrouwen in de democratie verder schaden, met alle gevolgen van dien voor de toekomst.
Onze technocratisch ingestelde elite zou er daarom goed aan doen haar ambities te matigen. Hoe meer zaken onttrokken worden aan inspraak vanuit de bevolking, hoe meer weerstand tegen de elite en het bestuurlijke establishment er gecreëerd zal worden. Dit kan verdere radicalisering van (een aanzienlijk deel van) het electoraat en daarmee een sterke toename van polarisatie in de samenleving, in de hand werken.
‘Je haalt er een dingetje uit dat goed was, vergroot dat en opeens is heel het koloniale verleden goed.’
Het Europese koloniale verleden wordt over het algemeen gezien als een pikzwarte bladzijde in de geschiedenis. Toch klinken er zo nu en dan ook geluiden die een lans breken voor het koloniale bestuur van toen.
De Amerikaanse politicoloog Bruce Gilley (Portland State University) deed dat vrij letterlijk met zijn vorig jaar gepubliceerde essay The case for colonialism. Daarin stelt hij dat een terugkeer naar de tijd van ‘Ons Indië’ in sommige gevallen helemaal niet zo slecht zou zijn. In goed overleg met de lokale machthebbers zouden daarbij bepaalde overheidstaken weer onder het gezag moeten vallen van westerse landen. Als voorbeeld wijst hij onder andere naar de havens van Jakarta. Daar verving de overheid zo’n zesduizend autochtone inspecteurs met Zwitserse collega’s. Het corruptieprobleem in de zeehaven was in een klap opgelost. Tegenstanders noemen het essay een symbool van westers superioriteitsdenken en onderdeel van een postkoloniale witwascampagne. Gilley werd zelf na de publicatie een wetenschappelijke melaatse en is sindsdien op sabbatical.
De Kanttekening sprak drie historici gespecialiseerd in koloniale geschiedenis over Gilleys werk en de vraag of je alles zomaar moet kunnen zeggen in wetenschapsland.
Persona non grata
Karwan Fatah-Black (Universiteit Leiden), die gespecialiseerd is in de Nederlandse koloniale geschiedenis, vindt het essay van Gilley het papier waarop het is geschreven nog niet waard. Volgens hem schetst Gilley een simplistisch wereldbeeld waarbij de ‘wijze’ Europeaan opnieuw de domme ‘inboorling’ moet verheffen. ‘Ik ken deze argumenten wel. Het zijn dezelfde als die van negentiende-eeuwse koloniale bestuurders. ‘We komen recht brengen en een gecorrumpeerd bestuur vervangen’, is het idee. Maar aan het volkenrecht zelf gaat Gilley voorbij.’
Het idee dat de westerse wereld altijd progressiever en beter ontwikkeld was en is klopt volgens Fatah-Black sowieso niet. Hij wijst erop dat christelijke missionarissen op sommige plaatsen in Afrika juist homofobie en het patriarchaat introduceerden. Daarnaast overdrijft Gilley volgens hem de waarde van de instituties die de koloniale machten zouden hebben opgezet in den vreemde. ‘Rechtspraak moest daarbij vaak wijken voor verdeel en heers-politiek en moderne scholing was alleen toegankelijk voor een kleine groep elite. Een groep die bovendien alleen bestond om het koloniale gezag meer legitimiteit te geven. Noem mij één respectabele universiteit die Nederland in haar ‘wereldrijk’ heeft achtergelaten?’
Ook de hedendaagse inmenging van westerse landen in de Derde Wereld biedt volgens Fatah-Black weinig aanknopingspunten om het kolonialisme opnieuw in te voeren. ‘Ik heb in Irak gewoond, daar was geen cholera voor de Amerikanen binnenvielen en de zuiveringsinstallaties vernietigden.’
Een andere denkfout die Gilley volgens Fatah-Black maakt is dat technologische of culturele kennisoverdracht altijd gepaard moet gaan met een (gedeelde) machtsovername. ‘De grap is dat uitwisseling van technologische kennis beter gaat als het niet in verband wordt gebracht met kolonialisme.’ Als voorbeeld noemt hij het inentingsprogramma van de Amerikaanse overheid in het grensgebied tussen Afghanistan en Pakistan. Deze medische hulp werd gelijktijdig gebruikt als cover om Osama Bin Laden (1957-2011) te vangen. ‘Het gevolg was dat alle hulpverleners als mogelijke spionnen werden gezien.’
In Gilleys essay staat veel anekdotisch bewijs van arme mensen uit de Derde Wereld die graag weer gekoloniseerd zouden zijn. Hoewel Fatah-Black twijfelt aan de waarde van dit anekdotische bewijs maakt het voor hem weinig verschil. Zelfs wanneer de inheemse bevolking van een land zelf zou vragen om de terugkeer van de oude meesters is volgens hem scepsis op zijn plaats. Hij wijst erop dat Suriname met slechts een nipte meerderheid onafhankelijk werd. ‘Door de oude relatie vinden mensen vaak dat de status quo in stand moet blijven.’
Dat Gilley door zijn essay persona non grata is geworden binnen de wetenschappelijke wereld is volgens Fatah-Black logisch. ‘Zijn grootste denkfout is geweest dat hij dacht carrière te maken door een provocatief artikel te schrijven.’ Hij benadrukt dat hij sowieso problemen heeft met wetenschappers die het verleden indelen in goed en fout. ‘Ik snap dat het publiek het lekker vindt, hij zegt iets pikants. Alleen, het is niet wetenschappelijk.’
‘Leg het verleden niet vast in wetten’
Historicus Piet Emmer, emeritus hoogleraar Europese Expansie en Migratie (Universiteit Leiden), noemt Gilleys essay ‘gewaagd ‘. Net als veel van zijn eigen werk gaat het volgens de emeritus hoogleraar in tegen de hedendaagse attitude over kolonialisme.
Toch denkt ook Emmer niet dat een terugkeer naar het verleden verstandig is. ‘Kijk, kolonialisme is voorbij, net als de postkoets en het gaslicht. Het kolonialisme had veel nadelen, maar we moeten niet vergeten dat het ook voordelen had. Bovendien gaat een groot deel van de verwijten over zaken die kolonialisme juist niet voor elkaar kreeg.’ Volgens de historicus is het kolonialisme na de Tweede Wereldoorlog (1939-1945) langzaam maar zeker steeds negatiever weergegeven dan het werkelijk was. ‘Dictaturen verbloemden hun misdaden als anti-koloniaal-beleid.’
Emmer maakt een duidelijk onderscheid tussen het vroege en latere koloniale beleid. Zo stelt hij dat koloniale machthebbers na 1880 wel degelijk de inheemse bevolking hebben proberen te verheffen. Westerse geneeskunde heeft volgens hem bijvoorbeeld vele mensenlevens gered in koloniale gebieden. Net als Gilley vindt hij dat een onterecht onderbelicht punt. ‘Tenzij je zegt dat deze mensen niet geïnteresseerd waren in langer leven. Ik geloof daarentegen dat zij precies dezelfde behoeftes hadden en hebben als u en ik.’ Ook qua onderwijs waren gekoloniseerde volkeren in deze regio’s volgens de historicus beter af dan niet gekoloniseerde medemensen in andere gebieden. Al geeft hij toe dat dat moeilijker te meten is dan het aantal sterfgevallen in een land.
Wat Emmer nog het meest verbaast over de affaire Gilley is de wijze waarop zijn ideeën worden aangevallen. ‘Wat je voortdurend ziet is dat het benoemen van positieve kanten van het kolonialisme wordt gezien als verdediging van heel het systeem.’
Emmer zegt zichzelf nooit bezwaard te hebben om ideeën te onderzoeken en op te schrijven. Toch kent ook hij gevallen dichtbij huis van academici die te maken kregen met censuur. Zo werd de Franse historicus Olivier Pétré-Grenouilleau in 2006 aangeklaagd voor zijn werk Les traites négrières. Ironisch genoeg had Pétré-Grenouilleau net een jaar daarvoor een award gekregen van de Franse senaat voor zijn werk. In Les traites négrières vergelijkt hij de Atlantische slavenhandel met de Arabische en Afrikaanse slavenhandel. Hij stelt dat de Atlantische slavenhandel niet gezien kan worden als een genocide. Dankzij inspanningen van collega’s, onder wie Emmer, werd de zaak uiteindelijk geseponeerd. Emmer hoopt dat Nederland nu en in de toekomst gevrijwaard blijft van dergelijke regels. ‘Leg het verleden niet vast in wetten.’
Selectieve uitvergroting
Remco Raben, bijzonder hoogleraar Koloniale en Postkoloniale Literatuur- en Cultuurgeschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam, zegt ‘rabiaat tegenstander’ te zijn van de manier waarop Gilley in zijn essay redeneert. De Amerikaanse politicoloog heeft volgens hem selectief bronnen uitgezocht en oorzaak en gevolg omgedraaid. ‘Het is een farce die als concreet doel heeft om het tanende westerse superioriteitsgevoel hoog te houden.’
Kolonialisme heeft volgens Raben gezorgd voor kwetsbare economieën die draaien op grondstoffenexport en landsgrenzen die etnische spanningen aanwakkeren. Raben vindt het feit dat Gilley de zwakke bestuursinrichting in bepaalde landen ziet als aanleiding tot rekolonisatie niet serieus te nemen. ‘Het koloniale bestuur heeft juist voor een verzwakking van staatsstructuren gezorgd, slecht ontwikkelde staatsinstellingen en zwakke banden tussen bestuur en bevolking.’
Ook werden inheemse volkeren volgens Raben slecht betrokken bij het bestuur en ontbrak democratie. ‘De invoering van westerse democratische modellen zorgde voor een verlies aan zeggenschap. In pre-koloniaal Indonesië hadden bewoners bijvoorbeeld een stem in de belangrijkste beslissingen van het dorp.’ Hij wijst erop dat ook in de moderne tijd westerse landen niet altijd voorop lopen qua democratie. Zo werd in Indonesië eerder het universeel stemrecht ingevoerd dan Zwitserland.
Ook op het gebied van onderwijs, zorg en welzijn hebben de kolonies volgens Raben weinig aan het Europese gezag gehad. ‘Zo was het budget voor gezondheidszorg minimaal in vergelijking met dat van Europees landen.’ Dat Gilley zich beroept op de medische zorg en het onderwijsbeleid van de koloniale machthebbers is volgens Raben vervorming van de realiteit. ‘Ik noem dat de redenatie van de selectieve uitvergroting. Je haalt er een dingetje uit dat goed was, vergroot dat en opeens is heel het koloniale verleden goed.’
Mochten landen zelf vragen om rekolonisatie dan is dat volgens Raben een ander verhaal. Al is dat volgens hem een ondenkbaar scenario. ‘Daarom is de vraag die Gilley oproept ook zo pervers. Neem een taxi in Lagos en vraag de chauffeur of de Nigerianen weer onderdeel willen zijn van het Verenigd Koninkrijk.’
Raben vindt dat het Westen ook het gebied van humanitaire interventie zich uiterst bescheiden moet opstellen. Ontwikkelingshulp zou landen afhankelijk hebben gemaakt. Politieke inmenging maakt volgens hem vaak meer kapot dan lief. ‘En qua economische inmenging denkt het internationale bedrijfsleven en het Westen toch vooral aan de eigen belangen.’
Raben gelooft niet dat er zaken onbespreekbaar zijn binnen de academische wereld. ‘Alleen moeten we wetenschappelijke analyses niet verwarren met politieke propaganda.’ Het pleidooi van Gilley is volgens hem aantoonbaar ‘belachelijk’. Volgens Raben is het bespreken van een artikel op een gegeven moment simpelweg oninteressant wanneer vaststaat dat het onwetenschappelijk is. ‘Dat is geen censuur, maar gezond verstand.’
‘De trend is redelijk consistent. De inhoud kent meestal een historische continuïteit: het creëren van een gezamenlijke tegenstander om mensen te verenigen achter een doel’, zegt Peter Burger over nepnieuws.
Peter Burger (Rotterdam, 1961) doet sinds 1990 onderzoek naar nepnieuws en broodjeaapverhalen, in vakterm aangeduid als (moderne) sagen. Hij is docent en onderzoeker aan de Universiteit Leiden. Hij is supervisor van het fact-check-project Nieuwscheckers en doceert wetenschapsjournalistiek en brongebruik. In 2014 promoveerde hij op een onderzoek naar verhalen over misdaad in kranten en online discussies: Monsterlijke verhalen: misdaadsagen in het nieuws en op webforums als retorische constructies. De Kanttekening sprak hem over verschillende aspecten van nepnieuws en broodjeaapverhalen.
Als het om broodjeaapverhalen en nepnieuws gaat, leven we in spannende tijden. Gouden tijden voor u.
‘Zeker. Ik volg de ontwikkelingen rond nepnieuws met grote belangstelling. Waar ik voorheen vooral journalistieke verhalen natrok op echtheid, zie je nu de trend ontstaan dat politici óók nieuws gaan maken door verhalen te verspreiden. Vroeger had je de zendtijd voor politieke partijen, waar je je zegje mocht doen. Nu heb je die nog steeds, maar niemand kijkt meer naar die wat oubollige manier van presenteren. Je kunt, met de middelen van nu, een eigen gemeenschap opbouwen via Facebook of Twitter en dat gebeurt dan ook. De optimist in mij zegt dan ook dat we in de beste tijd ooit leven als het aankomt op het vinden van informatie. Iedereen met een internetaansluiting kan de meest geweldige wetenschappelijke publicaties downloaden of verhalen vertalen. Het is goedkoop, gemakkelijk en snel. En je kunt snel verhalen verspreiden, voor politici niet onbelangrijk. Onderzoeksgroepen zoals Bellingcat, die zulke middelen journalistiek gebruiken om zaken boven tafel te krijgen, profiteren ook van deze ontwikkeling.’
Wat zegt de pessimist in u over de beschikbaarheid van die berg informatie?
‘Facebook verzamelt natuurlijk heel veel persoonlijke informatie voor marketingdoeleinden. Zo kun je groepen met specifieke boodschappen bereiken. Dat wordt ook door politieke partijen gebruikt tijdens campagnes. Uit onderzoek blijkt overigens dat de bemoeienis van Rusland tijdens de presidentiële campagne in de Verenigde Staten amper invloed heeft gehad op de uitslag. Los daarvan is het natuurlijk zeer onwenselijk dat je als land bij een ander land dit soort dingen doet. In Nederland willen we ook niet dat Iran of Turkije invloed uitoefent op onze media, in welke vorm dan ook.’
Heeft nepnieuws een functie in de politiek?
‘Er moet een boodschap verkocht worden. Dit is één van de manieren om dat te doen. Als politicus stel je je op als een expert die veel weet over een bepaald onderwerp. Of je stelt ergens bij te zijn geweest om zo informatie die niet klopt te kunnen slijten als waarheid. Een ander voorbeeld is de toespraak na de MH17-ramp die Frans Timmermans hield over de roof van een trouwring door een lokale soldaat op de ramplocatie. Dat is een eeuwenoud verhaal! Het moet bewijzen dat de dader een barbaar is, om te rechtvaardigen dat je met een leger naar die plek gaat om orde op zaken te stellen. Dat wordt sinds mensenheugenis gebruikt. Misschien heeft hij ooit een soortgelijk verhaal gehoord, dat sluit ik niet uit. Zulke verhalen liggen op een plank in ons collectief geheugen en zijn niet persé onwaar. Het is een sjabloon, dat van tijd tot tijd wordt ingezet. Zoals bij het verhaal over de vrouwen die in Keulen niet werden lastiggevallen door Syrische asielzoekers, zoals eerst beweerd, maar door Noord-Afrikanen. Verkrachting van vrouwen uit de eigen gemeenschap is namelijk ook zo’n terugkerend schrikbeeld. In dit geval bleek het om andere migranten te gaan. CDA-politica Esther de Lange deed enkele jaren geleden een eigen onderzoek naar voedselveiligheid waarvan ze één detail niet had uitgezocht, dat juist door journalisten eruit werd gepikt: inktvisringen zouden van varkensanussen zijn gemaakt, dat bleek onzin.’
Zo blijken er vele varianten van angstbeelden in omloop te zijn, die eens in de zoveel tijd opduiken in een andere hoedanigheid.
‘Een goed voorbeeld daarvan is het verhaal van de vermeende sekskelder onder een pizzeria in Washington. De Clintons zouden er ontvoerde kinderen misbruiken, wat uiteraard volkomen onzin was. Toch werd het gretig ingezet tijdens de presidentiële campagne in de Verenigde Staten, omdat het appelleert aan oeroude angsten, namelijk dat je kinderen iets verschrikkelijks overkomt. Het ging zelfs zo ver dat iemand met een wapen verhaal ging halen ter plekke. Ook in Nederland kennen we zo’n verhaal. In het Drentse dorp Emmer-Compascuum deed twintig jaar geleden het gerucht dat kinderen in een kelder onder een school misbruikt werden. Het bleek allemaal niet waar te zijn. Leden van het Koninklijk Huis die bloed drinken van kinderen, gangenstelsels waar kinderen gevangen zitten – het zijn sjablonen om een verhaal te kunnen vertellen, om een punt te maken. Van tijd tot tijd komen ze weer boven water.’
Wanneer wordt een broodjeaapverhaal schadelijk?
‘Als mensen er naar gaan handelen. In Wijchen werd een ijscoman met een wit busje eens gered door de politie, toen een basisschool een brief liet uitgaan met een waarschuwing voor een man in een wit busje. Dat was gebaseerd op een verhaal van elders; witte busjes zouden door het land rijden om kinderen te ontvoeren. Onder het mom van hetzelfde verhaal werd een wit busje met Oost-Europese arbeiders aangehouden. Doorgaans loopt het met een sisser af, maar in het ergste geval ontstaan er lynchpartijen. Verhalen over toeristen die worden afgetuigd door een menigte, omdat ze ervan verdacht worden kinderen te roven zijn over heel de wereld bekend.’
Foto: Peter Burger
Hoe ontstaat zo’n lynchpartij? Is daar alleen een sterk verhaal voor nodig?
‘Nee. Het is er wel een onderdeel van, uiteraard. Het begint met een verschil in levensstandaard. Een toerist die in Nederland op vakantie gaat is ongeveer even rijk als wij. Een westerse toerist die in een arm land komt is daar natuurlijk veel rijker dan de lokale bevolking. Als dan ook de rechtsstaat niet zo sterk is ontwikkeld, kan er een cocktail ontstaan die ertoe leidt dat een toerist opeens een doelwit kan zijn. Dat is bijvoorbeeld gebeurd op Madagaskar en in Guatemala. In beide gevallen ging het om geruchten dat lokale kinderen door westerlingen werden ontvoerd. In Guatemala woedde daarvoor een burgeroorlog, in andere Zuid-Amerikaanse landen hadden inwoners te maken met doodseskaders. Dan is de stap naar zo’n conclusie minder groot – er gebeuren immers al extreme dingen om je heen. Zo zien we dat broodjeaapverhalen en nepnieuws op verschillende plekken ter wereld een verschillende uitwerking kunnen hebben.’
Wat is in algemene zin het effect van leugens of halve waarheden op een samenleving?
‘Dat mensen steeds minder geloven wat de media schrijven. Uit onderzoek van de Volkskrant blijkt dat de hype over nepnieuws daaraan bijdraagt. Met de polarisatie van de pers in Nederland valt het echter behoorlijk mee. Het vertrouwen in Nederland in de media is relatief groot en media zitten dichter tegen het politiek midden aan dan in de Verenigde Staten, om maar wat te noemen. De afgelopen jaren is me opgevallen dat in Nederland vooral populistisch-rechts veel valse video’s of gemanipuleerde foto’s inzet. Met name de PVV maakt zich daar schuldig aan. Op links zit het extreme meer in de ideeën, groepen als De Grauwe Eeuw en Antifa grossieren niet in nepnieuws.’
Lijkt het zo of is er nu écht meer nepnieuws?
‘De hoeveelheid valt bijna onmogelijk te meten, maar uit een recent onderzoek blijkt dat sinds de opkomst van Trump het woord nepnieuws vaker is gebruikt in het nieuws. Wat ook toeneemt is de hoeveelheid gruwelijke berichten, ook in Nederland. Zo kwam ik onlangs op Twitter een foto tegen van een klein meisje met gruwelijke wonden in haar gezicht. Verschrikkelijk. De suggestie werd gewekt dat ze was aangevallen door zwarte Zuid-Afrikanen, maar in werkelijkheid ging het om hondenbeten. Vooral PVV-politici verspreiden al jaren nepfoto’s. Ik heb daar al ongeveer honderd voorbeelden van verzameld. Zelfs als je manieren vindt om nepnieuws snel van internet te verwijderen, zal propaganda gewoon blijven. Als je alleen maar berichten post over moslims die misdaden plegen, ontstaat er al snel een verkeerd beeld.’
Waarom is nepnieuws juist nu zo in opkomst?
‘Het is – ook – een mediahype. Het begon met de verkoop van nepnieuws door een Macedoniër. Daarna begon Trump het woord zelf te gebruiken, om media te beschuldigen van valse aantijgingen aan zijn adres. Vervolgens kwam het verhaal over Russische hackers, dat het vuurtje nog eens extra opstookte. Nu houdt het de Europese Unie inmiddels ook bezig. In Duitsland is een wet aangenomen waardoor platforms die smaad of laster op hun website houden, hoge boetes kunnen krijgen.’
In welke richting ontwikkelt het fenomeen broodjeaapverhalen zich?
‘De trend is redelijk consistent. De inhoud kent meestal een historische continuïteit: het creëren van een gezamenlijke tegenstander om mensen te verenigen achter een doel. Een beproefde methode is iemand als barbaar of juist als elitair af te schilderen. Het enige verschil met vroeger is dat er nu meer middelen voorhanden zijn om zo’n verhaal te verspreiden. De manier om groepen te bereiken wordt zelfs geavanceerder. Kijk bijvoorbeeld naar Facebook. Daar verscheen een VVD-advertentie met Klaas Dijkhoff op de pagina’s van mensen die als PVV-stemmer werden ingeschat door algoritmes van Facebook. Dat met de intentie om kiezers af te snoepen, natuurlijk.’
Is er een relatie tussen criminaliteit en broodjeaapverhalen?
‘Of het nu gaat om sociale media of gewone één-op-één-gesprekken, mensen praten over wat hen bezig houdt. Daar valt ook criminaliteit onder. Als er dan verhalen op tafel komen, wil het gebeuren dat die worden gemodelleerd naar oude sjablonen. Denk daarbij bijvoorbeeld aan Holleeder. Hij is het archetype crimineel geworden. In zijn begintijd was hij een held voor veel journalisten en lezers. Het boek van Peter R. de Vries over de ontvoering van Heineken was niet voor niets zo’n succes. Holleeder werd toch een beetje gezien als Robin Hood, die van de rijken stal. Criminelen doen dingen die andere mensen misschien ook wel willen, maar niet durven. Wat ook bijdroeg aan zijn reputatie: na de ontvoering van Heineken wisten hij en een deel van zijn kompanen lang uit handen van justitie te blijven. Later, na de beschuldiging van afpersing en liquidaties, raakte hij dat positieve imago kwijt.’
Is het creëren van nepnieuws universeel?
‘Verhalen vertellen is menselijk en misschien wel het eerste medium ooit. Eén ding is zeker, misdaad en afkeer tegen vreemdelingen zie je overal.’
Hoe kijkt u naar godsdiensten? Die zou je ook als broodjeaapverhalen kunnen zien, als je er niet in gelooft.
‘Ten eerste, dat zijn niet mijn woorden. Sagen, de vakterm voor het soort verhalen waar ik me mee bezighoud, zijn kleine verhalen over nabije gebeurtenissen. Ze worden verteld alsof het echt waar is. Bij religies gaat het over mythen die de grote verhalen vertellen over de schepping van de aarde en over God en goden. In algemene zin kun je zeggen dat we simpelweg niet zonder verhalen kunnen. Het is de oudste technologie om wijsheid door te geven aan volgende generaties. Bovendien zijn onze herinneringen min of meer gestructureerd als verhalen, wat nodig is om ordening aan te brengen.’
Denkt u dat in de toekomst, als livebeelden kunnen worden gehackt en aangepast, mensen elkaar nog wel vertrouwen?
‘De soep wordt niet zo heet gegeten als ze wordt opgediend. Met de opkomst van elke nieuwe technologie is er misbruik geweest. Denk aan Stalin (1878-1953, red.), die in ongenade gevallen partijgenoten van foto’s liet poetsen. Het heeft geenszins tot een ondergang van de fotografie geleid. Zo zal ook toekomstige technologie altijd weer nieuwe middelen opleveren om zaken te controleren. Het is vooral zaak zelf waakzaam te blijven.’
De naar Nederland gevluchte Syriër Ammar al-Hanafi heeft zijn familie achtergelaten in Oost-Ghouta. Hij kan zijn familie niet loslaten. ‘Mijn moeder zegt dat er twee opties zijn, namelijk ‘of we gaan jou weer zien of we gaan je broer weer zien’. Met de tweede optie bedoelt ze dat ze net als mijn broer doodgaan.’
Oost-Ghouta in Syrië wordt door de Verenigde Naties omschreven als de hel op aarde. Het gebied ging de afgelopen maanden gebukt onder bloedige aanvallen van het Syrische regime en bondgenoot Rusland. Volgens het Syrisch Observatorium voor de Mensenrechten zijn sinds het begin van het offensief al zeker zestienhonderd burgers omgekomen. Tienduizenden burgers zijn gevlucht uit Oost-Ghouta, vele anderen houden zich nog steeds schuil in het gebied, zoals de familie van Ammar al-Hanafi. De Kanttekening sprak hem en psychiater Aram Hasan. Hasan is oprichter van het CoTeam en verbonden aan Psychiaters Zonder Grenzen. Beide organisaties helpen vluchtelingen met het verwerken van oorlogstrauma’s.
Uitzichtloos
Het regime van president Bashar al-Assad heeft op dit moment ongeveer zeventig procent van Oost-Ghouta in handen. Het is een bloederig hoofdstuk in de langslepende oorlog in het land, die inmiddels al langer ruim zeven jaar duurt. Verschillende rebellengroepen zijn actief in het gebied, zoals het Vrije Syrische Leger, maar ook extremistische groepen, zoals het salafi-jihadistische Tahrir al-Sham, voorheen bekend als Jabhat al-Nusra Front en Jabhat Fateh al-Sham. Contra-terrorisme-experts beschouwen Tahrir al-Sham als de Syrische tak van de terroristische organisatie al-Qaeda. Tahrir al-Sham ontkent dat.
Hanafi ontvluchtte Syrië ruim vijf jaar geleden. Hij moest het leger in, maar wilde dat niet. Zich aansluiten bij een rebellengroep wilde hij ook niet. ‘De druk om dat wel te doen werd steeds groter, waardoor ik moest vluchten. Via Egypte kwam ik terecht in Nederland. Inmiddels volgt ik hier een hbo-studie, maar heel goed gaat dat niet, want mijn gedachten zijn voortdurend bij mijn familie in Oost-Ghouta. Wat daar gebeurt is verschrikkelijk. De waarde van de burgers in Oost-Ghouta daalt, ze zijn tweederangsburgers geworden, niemand helpt deze mensen’, vertelt Hanafi bedachtzaam. Hij benadrukt dat hij alle partijen die betrokken zijn bij de oorlog wantrouwt. ‘Zelfs hulporganisaties werken mee met de overheid. De mensen die er nog wonen verstoppen zich vooral op zolders. Hulporganisaties zeggen tegen de overheid om welke gebouwen het gaat en het leger valt ze dan aan. De burgers zijn omsingeld door het leger. Het zijn niet vooral de rebellen en de militairen die doodgaan, maar de burgers, want vooral zij worden getroffen door de luchtaanvallen. Assad is een dictator en doet wat hij wil. Er vallen dagelijks vele doden.’
Hanafi zegt dat hij wekelijks telefonisch contact heeft met zijn familie, maar dat dat soms moeizaam gaat vanwege de slechte verbinding. Hij roept de internationale gemeenschap op een eind te maken aan de oorlog. ‘Mijn droom is om bij te dragen aan de heropbouw van mijn land. Het bloedvergieten moet stoppen, maar de overheid en de Russen willen niet stoppen.’ Hij heeft kritiek op hoe sommige media berichten over Oost-Ghouta. ‘Wat ik hoor van mijn familie is afschuwelijk. Er is een groot tekort aan eten, drinken en medicijnen. Mensen slapen nauwelijks vanwege de luchtaanvallen. Als het even rustig is, dan gaan mensen naar buiten om eten te zoeken. Er is een organisatie die eten rondbrengt, maar dat is maar een klein beetje. De voedselprijzen zijn erg hoog en de meeste burgers hebben nauwelijks geld. Mensen verhongeren. Iedereen is depressief. Mensen worden onthoofd of op een andere manier doodgemaakt, zelfs vrouwen en kinderen, en vele vrouwen worden verkracht. Het is afschuwelijk. Er is geen uitzicht op een betere toekomst. Veel media maken daar geen of nauwelijks melding van.’ Hij zegt dat zijn familie weinig hoop heeft. ‘Mijn moeder zegt dat er twee opties zijn, namelijk ‘of we gaan jou weer zien of we gaan je broer weer zien’. Met de tweede optie bedoelt ze dat ze net als mijn broer doodgaan. Ze zijn moe van de oorlog, ze willen weer een normaal leven, met eten, drinkwater, een veilige omgeving en een thuis.’
Hanafi hoort van zijn familie sombere verhalen over het leven in Oost-Ghouta. ‘Mensen, zelfs jongeren, praten erover om zelfmoord te plegen, omdat de situatie écht uitzichtloos is. Anderen zeggen dat ze wachten op de dood, om rust te vinden. Ze zeggen dat ze nu geen rust hebben. Daardoor heb ik ook geen rust. Kinderen zeggen tegen hun ouders dat ze hopen dat ze sterven zodat ze eten krijgen in het hiernamaals, in het paradijs. Men viert zelfs geen verjaardagen meer, uit respect voor overleden familie of vrienden. Huwelijken worden ook niet meer voltrokken. Veel dingen die normaal zijn in het leven worden niet meer gedaan.’
Therapie
Hasan zegt dat hij zulke verhalen ook hoort, van zijn cliënten. Hasan werkt veel met vluchtelingen die een trauma hebben opgelopen. Ook mensen die Oost-Ghouta zijn ontvlucht zoeken zijn hulp. ‘Velen van hen zijn heel onrustig en overspannen en hebben veel behoefte aan ondersteuning. Velen hebben nog familie daar. Vooral de uitzichtloosheid treft deze mensen. Ze weten niet welke kant het opgaat in het gebied en wat er met hun familie gaat gebeuren. De berichtgeving klopt niet altijd en dat maakt het nog erger. Velen hebben last van de heftige beelden die ze gezien hebben, doordat ze de oorlog hebben meegemaakt, en het gevoel dat ze in de steek zijn gelaten door de wereld. De teleurstelling en boosheid is enorm.’ De boosheid richt zich volgens Hasan naast het regime en de rebellen, vaak ook op de ontvluchte familieleden. ‘Mensen hebben het gevoel dat alles is verloren en ze aan hun lot zijn overgelaten. Zorgen om de achtergebleven familie, de herinneringen en de rouw die steeds weer naar boven komen. Het gaat ook om identiteit, het verliezen van de geschiedenis. Ook dat houdt veel van mijn cliënten heel erg bezig, want Rusland, Iran en Assad zijn de boel aan het overnemen en daar wordt gezamenlijk om gerouwd.’ Het aantal aanmeldingen bij Psychiaters Zonder Grenzen is volgens Hasan zo groot dat de organisatie de werkdruk bijna niet meer aan kan.
Het zijn mensen als Hanafi die Hasan iedere dag tegenkomt en probeert te helpen. Hij legt uit dat al zijn cliënten een trauma hebben opgelopen, maar dat de ernst van de trauma’s varieert en niet iedereen post-traumatische stressstoornis ontwikkelt. ‘Vooral mensen die familie hebben in het gebied voelen zich machteloos, omdat ze hun familie niet kunnen helpen en ondersteunen. Omdat ze vanuit hier niets of weinig voor hun familie kunnen betekenen, is het schuldgevoel groot. Dat komt écht naar boven. Velen hebben moeite met loslaten en zijn dag en nacht bezig met de situatie in Syrië.’ Hoe helpt Hasan zijn cliënten? ‘Ik kijk samen met mijn cliënten realistisch naar de situatie. Wat kunnen ze doen, hebben ze alles gedaan, zulke zaken bespreken we. We kijken ook hoe deze mensen hier elkaar kunnen steunen. We proberen te doen wat we kunnen om deze mensen te helpen. Het schuldgevoel en de rouwverwerking zijn essentieel bij de behandeling.’ Hij legt uit dat het cruciaal is dat het verwerkingsproces van zijn cliënten geleidelijk gaat en zij zich op andere dingen dan de situatie in Syrië focussen. ‘Als alle emoties opeens naar boven komen kunnen mensen het zicht op hun situatie verliezen en last krijgen van concentratieproblemen of andere problemen die het dagelijks leven beïnvloeden. We stellen dagbestedingen op, bestaande uit bijvoorbeeld ontspanningsoefeningen, gesprekken en creatieve therapie, zodat onze cliënten hun gedachten kunnen verzetten. We proberen deze mensen te helpen het verleden te verwerken, te focussen op wat er hier gebeurt en hun plek te vinden. Dat werpt zijn vruchten af. We zien dat mensen echt steun voelen en weer op gang komen, maar dat geldt zeker niet voor iedereen.’
Richt Hanafi zich al wat meer op Nederland? Hij benadrukt dat hij zijn familie in Syrië niet los kan laten. ‘Ik wil weer samen zijn met mijn familie, ik wil mijn familieleden spreken, aanraken en geruststellen. Ik mis mijn familie enorm, als ze doodgaan, dan ga ik met hen mee.’
ING die een salarisverhoging van haar algemene directeur terugdraait na een storm van maatschappelijke kritiek. Een PVV-verkiezingsspotje dat de islam als synoniem voor het absolute kwaad presenteert en daardoor een terechte lawine aan maatschappelijke verontwaardiging opwekt. Duizenden mensen die in Amsterdam tegen ‘racisme in de gemeenteraad’ demonstreren.
Deze losstaande gebeurtenissen kunnen allemaal op een deugdometer. Een handig meetinstrument voor maatschappelijke ontsteltenis. Want een samenleving zonder verontwaardiging is geen beschaafde samenleving. Maar niet iedere verontwaardiging is beschaafd. Wanneer politici, stukjesschrijvers, twitteraars en andere professionele en amateur schreeuwers weer ergens ontsteld over zijn, haal dan jouw deugdometer naar voren. Als je zorgvuldig meet zul je meestal deze drie soorten verontwaardiging treffen, bedreven door drie soorten moralisten.
Vluchtige verontwaardiging
De vluchtige verontwaardiging is een vrijblijvende hype en wordt door de morele hipster bedreven. De morele hipster is verslaafd een ontsteltenis. De morele hipster is er altijd als eerste bij om racistische fenomenen of andere maatschappelijke kwalen te signaleren. Het duurt niet lang voordat de morele hipster ‘de ander’ van deze kwalen beticht. Daarnaast is de morele hipster ervan overtuigd het licht te hebben gezien en zich aan de goede kant van de geschiedenis te bevinden.
De morele hipster voelt zich doorgaans verheven boven racisten en andere geestelijk gestoorden. Het vluchtige aan dit type verontwaardiging is dat het geen verplichtingen met zich meebrengt. Een ontsteltenis zonder concrete voorstellen om bijvoorbeeld het racistische systeem te doorbreken. Het is een verontwaardiging gericht op het identificeren van de daders zonder het systeem dat die daders (racisten, xenofoben, seksisten) mogelijk maken, aan te pakken.
Strategische verontwaardiging
Strategische verontwaardiging is een naar fenomeen dat bedreven wordt door morele opportunisten. Terwijl de morele hipster van mening is zich aan de goede kant van de geschiedenis te bevinden, is de morele opportunist vooral bang zich aan de slechte kant ervan te bevinden en kiest daarom op het juiste moment ervoor zich bij een verontwaardiging aan te sluiten. De morele opportunist wil de boot niet missen. Met andere woorden, de morele opportunist observeert eerst of verontwaardiging sexy genoeg is en of het in het eigen voordeel werkt om ergens verontwaardigd over te zijn.
Net als de morele hipster verbindt de morele opportunist geen concrete acties aan zijn of haar ontsteltenis. Maar anders dan de morele hipster kiest de morele opportunist voor verontwaardiging alleen als het loont. Een morele hipster geniet ervan om de vinger te wijzen en het monster te ontmaskeren, terwijl de morele opportunist verontwaardiging gebruikt om ergens bij te horen, aan de goede kant van de geschiedenis. Als deze verontwaardiging uit de mode is, keert de morele opportunist weer naar de schaamteloze stilte.
Effectieve verontwaardiging
Als je verontwaardigd wil zijn, kies dan voor effectieve verontwaardiging. Anders dan de vluchtige en de strategische verontwaardiging, heeft de effectieve verontwaardiging wel concrete plannen om het geobserveerde onrecht te bestrijden. Het is een verontwaardiging die door effectieve klagers wordt bedreven. Anders dan de morele hipster en de morele opportunist, kiest de effectieve klager voor actie. Hij of zij organiseert een petitie, schrijft brieven naar bedrijven, spoort anderen aan in actie te komen en komt met concrete handelingen om het geobserveerde monster in de samenleving te bestrijden.
Effectieve verontwaardiging komt zelden voor, omdat het echte inspanning vereist. Daarom ben ik trots op het feit dat wij een systeem hebben dat deze week duizenden effectieve klagers de gelegenheid heeft gegeven zich voor de komende vier jaar, in meer dan driehonderden gemeenteraden, dag in dag uit, op een effectieve manier te beklagen in hun lokale gemeenschap. Ze verdienen een mars der dankbaarheid.
Onze site gebruikt cookies en vergelijkbare technologieën onder andere om u een optimale gebruikerservaring te bieden. Ook kunnen we hierdoor het gedrag van bezoekers vastleggen en analyseren en daardoor onze website verbeteren.
Deze website gebruikt cookies om uw gebruikservaring op deze website te verbeteren. Van deze cookies worden cookies aangemerkt als "Noodzakelijk" in uw browser bewaard, deze cookies zijn essentieel voor het functioneren van de website. Bijvoorbeeld het opslaan van uw keuze of u wel of geen cookies wilt hebben. Wij maken ook gebruik van cookies van derde partijen die ons helpen met het analyseren en begrijpen van de gebruik van deze website door u. Deze cookies worden alleen gebruikt als u daar toestemming toe geeft. U heeft ook de mogelijkheid om uzelf uit te sluiten voor deze cookies. Dit zal echter effect hebben op uw gebruikerservaring.
Noodzakelijke cookies zijn absoluut nodig voor het functioneren van de website. De cookies in deze categorie zorgen alleen voor de veiligheid en het functioneren van deze website . Deze cookies bewaren geen persoonlijke gegevens
Deze cookies zijn niet strict noodzakelijk, maar ze helpen de Kanttekening een beter beeld te krijgen van de gebruikers die langskomen en ons aan te passen aan de behoeftes van onze lezers. Hiervoor gebruiken wij tracking cookies. Bij het embedden van elementen vanuit andere websites zullen er door deze sites ook cookies worden gebruikt.