17.7 C
Amsterdam
Home Blog Pagina 847

De vrijheid van zwijgen

0

Eerder deze maand onthulde de zesdelige documentaire Surviving R. Kelly het duistere leven van R. Kelly. Daarin kwamen getuigenissen van vrouwen die de Amerikaanse zanger van seksueel misbruik beschuldigen. Al twintig jaar staat Kelly bekend als een man die er een gewoonte van heeft gemaakt om met minderjarige meisjes zonder hun wil naar bed te gaan. Noem hem dus gerust een notoire kinderverkrachter.

Een ‘witte’ jongeman wees mij op het feit dat ik op mijn Twitter geen afstand had gedaan van deze zwarte Amerikaanse man. Ik zei tegen hem dat ik mijn jeugd zowel in Congo als in Tanzania heb doorgebracht. Daar speelde de Zuid-Afrikaanse zanger Lucky Dube op de radio, niet R. Kelly. ‘Ik heb niets met die R. Kelly te maken. Maar ik ben benieuwd, heb je op jouw Twitter ook al afstand van Anders Breivik en Adolf Hitler genomen?’ vroeg ik hem terug. Hij werd rood, waarna ik hem nog nagaf dat hij niet van zwarte mensen moet verwachten om zich te verantwoorden op het gedrag van zwarte mensen. Want ze zijn individuen met hun eigen preferenties en referentiekaders.

Eind december werden in Congo verkiezingen georganiseerd door president Joseph Kabila, twee jaar later dan dat ze officieel georganiseerd moesten worden. Analisten stelden dat hij de grondwet wilde veranderen zodat hij zichzelf voor een derde termijn kon kandideren. Maar meneer Kabila verraste vriend en vijand door zichzelf niet kandidaat te stellen, hij wees een opvolger aan die de verkiezingen moest winnen. Daarna stelden analisten dat Kabila de verkiezingen zou ‘stelen’ in het voordeel van zijn aangewezen opvolger.

Weer verraste de Congolese president vriend en vijand, door een oppositiekandidaat de verkiezingen te laten ‘winnen’. Niet een oppositiekandidaat waar iedereen op had gehoopt, maar eentje die met Kabila achter de schermen een deal had gesloten. In beide Congolese parlementen behoudt Kabila’s politieke platform wel de absolute meerderheid. Hij mag waarschijnlijk zowel de premier als de voorzitter van het parlement aanwijzen. Met andere woorden, de verkiezingen zijn georganiseerd, er komt een ander poppetje op de troon, maar het regime van Kabila gaat door.

De afgelopen twee jaar krijg ik nadrukkelijk het verzoek van mensen om meer over Congolese verkiezingen en politiek te schrijven en mij minder bezig te houden met wat er in Nederland gebeurt. Men bedoelt het vaak goed. Ik weet meer over Congo dan de gemiddelde Nederlandse lezer, bovendien, ik kom zelf uit Congo. Maar ik moet bekennen, net als in het dossier-R. Kelly vind ik het moeilijk om mij over Congo uit te spreken omdat ik daarvandaan kom. Ik hoef mij niet over R. Kelly uit te spreken omdat hij dezelfde huidskleur heeft als ik heb, maar omdat ik zijn muziek goed snap. Ik hoef mij niet over Congo uit te spreken omdat ik daarvandaan kom, maar omdat ik voldoende deskundigheid in huis heb om daarover te praten.

Ze zeggen dat je je battles moet kiezen. Jezelf op het belangrijkste richten en daar excellent in worden. Het leven als een kunst van keuzes maken. Daarom kies ik er voor om het in deze column niet te hebben over een columnist die eerder deze week in een column stelde dat asielzoekers gesteriliseerd moeten worden. Niet alleen omdat ik geen aandacht aan losers wil besteden, maar ook omdat ik als een ex-asielzoeker niet automatisch hoef te reageren op iedere domme uitspraak die over asielzoekers wordt gedaan. Vrijheid is niet alleen het vermogen hebben om jezelf uit te spreken, maar ook de mogelijkheid om te zwijgen wanneer je maar wilt. Want in stilte ontstaat excellentie.

‘Wie zijn hier eigenlijk de barbaren?’

0
Tieme Hermans over de ondergang van ’s werelds meest kwetsbare gemeenschappen. ‘We hebben vrije mensen in bedelaars veranderd. En daarbij is het maar de vraag of wij daadwerkelijk beter leven dan de Jawari’s deden. Kijk eens naar buiten op straat!’

Stel je voor, een leven in de eenentwintigste eeuw zonder kleding, zonder elektronica, zonder wegen en velden en met een pijl en boog om je schouder geslingerd. Er zijn nog een paar plekken ter wereld waar dit leven bestaat, maar de vraag is: hoelang nog?

In de diepste jungles, oerbossen en afgelegen eilanden leven de laatste ongecontacteerde stammen ter wereld. Hun leefgebieden staan onder druk door houtkap, mijnbouw, stropers, toeristen en zelfs christelijke missionarissen als de Amerikaanse John Allen Chau. Deze avonturier besloot eind november 2018 om zendingswerk te doen op het afgelegen Noord-Sentineleiland in India. Zijn kortstondige missie eindigde in een ondiep graf op het strand en de boodschap was duidelijk: de Sentinelezen willen met rust gelaten worden en indringers worden getrakteerd op een regen van pijlen. De Indiase regering heeft besloten niet in te grijpen en nam zich voor het eiland extra te beschermen tegen de komst van buitenstaanders. Ondanks deze maatregelen vragen veel mensen zich af of er wel een toekomst is voor dit soort geïsoleerde stammen in de eenentwintigste eeuw.

‘Ik kijk naar de zonsondergang, zo mooi. Ik huil een beetje… Ik vraag me af of dit de laatste is die ik zal zien’, schreef de zesentwintigjarige Chau nadat hij per kajak aankwam op het eiland van de Sentinelezen, gelegen in de Golf van Bengalen. Het eiland is verboden voor buitenstaanders, maar de Amerikaan reisde er illegaal naartoe door lokale vissers om te kopen. Deze brachten hem vlakbij de kust, waarna Chau per kajak het laatste stuk aflegde. Zijn wens was om het christendom te delen met de eilandbewoners door wie de avonturier geobsedeerd was geraakt. Chau was lid van een christelijke organisatie die gelooft dat de wederopstanding van Jezus plaats zal vinden zodra het Woord van God in alle hoeken van de aarde gehoord was en de jonge missionaris vroeg zich af of dit eiland het laatste bolwerk van Satan op aarde was.

‘Ze dragen geel smeersel op hun gezicht en reageren boos wanneer ik christelijke liederen zing. Ik riep: ik heet John, ik hou van jullie en Jezus houdt van jullie’, schreef hij in zijn dagboek. Een van de jongere krijgers schoot een pijl in zijn richting, die zijn waterdichte bijbel doorboorde. Toch keerde hij de volgende dag terug naar het eiland. Chau schreef dat hij bang was om te sterven, maar dat het toch de moeite waard was om Jezus te verkondigen aan de Sentinelezen. Hij gaf zijn dagboek aan de vissers voor het geval hij niet terug zou keren. Twee dagen na zijn landing op het eiland zagen deze vissers van afstand dat de Sentinelezen een lijk over het strand sleepten. Het Woord van God bleek niet welkom op het eiland.

Trend
Of het nou missionarissen, antropologen, toeristen of houthakkers zijn, er blijven steeds minder gebieden over waar geïsoleerde volkeren kunnen leven zonder in contact te komen met de moderne maatschappij. Een groot deel van deze stammen leeft al duizenden, soms tienduizenden jaren in hetzelfde gebied zonder veel mee te krijgen van gebeurtenissen in de buitenwereld en enkelen van hen hebben zelfs nog nooit direct contact gehad met mensen van buiten het bos. Volgens belangenorganisatie Survival International zijn dit de meest kwetsbare mensen op aarde.

Mede door bevolkingstoename en de daaraan gekoppelde behoefte aan olie, mineralen, hout en landbouwgrond verdwijnen de oerbossen waar de meeste stammen leven in hoog tempo. Het contact tussen de inheemse volkeren en de buitenwereld leidt in de meeste gevallen tot een revolutie binnen de stammen, waar ze niet op voorbereid zijn, en resulteert vaak in cultuurverlies, angst, ziekte, geweld en een kennismaking met een wereld waar ze niet klaar voor zijn. De bosbewoners hebben geen weerstand tegen onze ziekten, zijn vatbaar voor verslavende middelen en komen vaak aan de onderkant van de maatschappij terecht, zoals te zien is in bij de Aboriginals in Australië en de indianen van Noord-Amerika.

Wie zijn het?

Wereldwijd leven zo’n honderdvijftig miljoen mensen in traditionele stamverbanden, verspreid over zestig landen. Honderd tot honderdvijftig van deze stammen staan bekend als ongecontacteerd, wat erop neer komt dat er geen formele, vreedzame interactie is geweest tussen hen en de moderne samenleving. Verreweg het grootste deel van deze ongecontacteerde stammen leeft in de jungles van de Amazone, maar ook in de ontoegankelijke binnenlanden van Papoea-Nieuw-Guinea, Congo, Gabon en Maleisië. Veel van deze stammen hebben, vaak indirect, wel contact gehad met de buitenwereld, maar veel kiezen ervoor elke vorm van contact te vermijden.

Terwijl er in de moderne wereld discussies gaande zijn over beurskoersen, kernwapens, overconsumptie en het Sinterklaasfeest, leven de inheemse stammen in een totaal andere realiteit. Toch vertegenwoordigen deze geïsoleerde gemeenschappen een leefwijze die gebruikelijk was gedurende het grootste deel van de twee miljoen jaar dat wij als homo sapiens de aarde bewonen. Ruim negenennegentig procent van deze periode leefden onze voorouders als jager-verzamelaars, slechts enkele duizenden jaren als boer en een fractie van deze tijd in een geïndustrialiseerde wereld. Volgens veel antropologen geven deze traditionele stammen ons als moderne mens daarmee een kans te leren over een leefwijze die wij al lang geleden achter ons lieten.

Een van de meest geïsoleerde stammen ter wereld is de stam der Sentinelezen op een klein eilandje in de Indiase archipel van de Andamaneilanden. Met een bevolking die geschat wordt tussen de vijftig en tweehonderdvijftig zijn dit volgens wetenschappers de laatste pre-neolithische mensen op aarde die volledig leven als in de steentijd. Er wordt aangenomen dat de Sentinelezen een van de eerste groepen mensen waren die zo’n zestigduizend jaar geleden Afrika verlieten. Ondanks dat naburige stammen bekend zijn met het bestaan van de Sentinelezen en er veel overeenkomsten zijn in cultuur, leefwijze en gebruiken, is er niemand die hun taal kan verstaan. Dit lijkt erop te wijzen dat er een lange periode van volledige afscheiding is geweest tussen de verschillende groepen in het gebied.

Hoe leven deze stammen?

De Sentinelezen worden geclassificeerd als negritos, een term uit de koloniale tijd die slaat op de fysieke gelijkenissen met Afrikaanse stammen zoals hun donkere huidskleur en kroeshaar. Ook viel het antropologen op dat hun verschijning getuigt van blakende gezondheid en dat ze een trotse en dappere lichaamstaal hebben, wat volgens hen te maken kan hebben met hun vastberaden weigering om contact te maken met de buitenwereld.

De Sentinelezen zijn jager-verzamelaars die een semi-nomadisch leven leiden op het eiland van zestig vierkante kilometer. Hun woningen zijn gemaakt van palmbladeren en er zijn gemeenschapshuizen met verschillende kamers. Uit de enkele expedities die ondernomen zijn op het eiland is niet duidelijk geworden of de stam in staat is om zelf vuur te maken of dat ze vuur verkrijgen van blikseminslagen en dit vervolgens zorgvuldig bewaren. Qua voedselvoorziening profiteert de stam van de rijke koraalriffen rondom het eiland waar ze met uitgeholde boomstamkano’s, netten, speren en pijl en boog vis en schelpdieren vangen. In het bos maken ze jacht op onder andere wilde zwijnen en verzamelen ze honing en vruchten in houten emmers en rieten manden. Tijdens de jacht en het verzamelen gelden strikte normen die ervoor zorgen dat de populaties in stand blijven en het milieu intact blijft.

Triloknath Pandit is de meest ervaren antropoloog in de regio. Hij wijdde zijn leven aan het observeren van de Sentinelezen en omliggende stammen en heeft, ondanks beperkt direct contact, toch een goed beeld kunnen vormen van hun leefwijze. Hoewel de sociale structuur van hun kleine samenleving niet duidelijk is, vermoedt Pandit dat de Sentinelezen geen stamhoofd of leiderschapscultuur hebben. ‘Er is niemand om iets af te dwingen. De sociale mores zijn zo dat wanneer een individu weet dat hij iets verkeerds heeft gedaan, hij zichzelf moet straffen. De gemeenschap uit hun onvrede door niet naar hem te kijken of tegen hem te praten. Dit stamlid isoleert zichzelf vervolgens voor een bepaalde tijd en keert dan terug naar de stam.’

Volgens Pandit delen de Sentinelezen het verzamelde eten en wordt niemand achtergesteld. ‘Als er een overschot is, vieren ze feest en als er een tekort is dan delen ze. Stamleden die terugkomen van de jacht met een wild zwijn, een schildpad of honing, eisen niet het beste stuk voor zichzelf en gaan niet met de eer strijken. Zelfzuchtigheid bestaat simpelweg niet op het eiland.’

Net als veel geïsoleerde stammen geloven de Sentinelezen dat het lichaam een geschenk is van de natuur en dat het niet bedekt hoeft te worden. Het ontbreken van kleding betekent dan ook niets voor hen en preutsheid is een onbekend fenomeen. Onderzoeksteams hebben op afstand geobserveerd dat er in sociale interactie veel aandacht is voor tederheid en intiem knuffelen. Ook wordt aangenomen dat de Sentinelezen monogamie beoefenen en dat er een systeem is dat ervoor zorgt dat naaste verwanten niet met elkaar trouwen.

Het is onduidelijk welke geloofsvorm de Sentinelezen aanhangen, maar er wordt aangenomen dat zij, net als de meeste stammen voor de komst van georganiseerde religies, een animistisch wereldbeeld hebben waarin er geen verschil bestaat tussen de fysieke en de spirituele dimensie. Zo ziet de Waodani-stam in Ecuador de rivieren en het bos als heilig en zichzelf als onderdeel van een groot ecosysteem waar goed voor gezorgd dient te worden. Hierdoor hebben zij een hechte band met hun leefgebied en een diepe kennis over de lokale geografie en ecologie en weten ze precies welke planten medicinaal, giftig of zelfs hallucinogeen zijn.

Contacten met de moderne wereld

Doordat de Sentineleilanden gelegen zijn op een vaarroute die al duizenden jaren gebruikt wordt, moeten de eilandbewoners al geruime tijd op de hoogte zijn van het bestaan van de buitenwereld. Toch is hun eiland nooit gekoloniseerd en lijkt het of de Sentinelezen door de mazen van het net van de geschiedenis zijn heengeglipt. Want hoewel de stam bekend staat als de Sentinelezen, is dit een van buitenaf verzonnen term en weet niemand hoe zij zichzelf noemen of welke taal ze spreken. In elk geval is niemand in de recente geschiedenis dichtbij genoeg gekomen om het ze te vragen.

De eerste bronnen waarin het eiland vernoemd wordt zijn de reisverslagen van Marco Polo (1254-1324), die over de bewoners van deze regio zei dat het wrede volkeren zijn die elke buitenstaander opeten die ze in handen kunnen krijgen. Deze beschrijving is alleen hoogstwaarschijnlijk niet gebaseerd op eigen observatie, maar op verhalen van scheepslieden uit de regio. Jaren later werd de eilandengroep waar het Noord-Sentineleiland toe behoort, aangevallen door Birmese en Maleise piraten die op zoek waren naar slaven. Gelukkig voor de Sentinelezen bleken leden van de naburige Shompen-stam groter van postuur en brachten zij meer winst op de slavenmarkt. Er wordt vermoed dat de vijandige houding naar de buitenwereld stamt uit deze periode, wat bevestigd wordt in oude Chinese, Griekse en Indiase bronnen die vermelden dat de bemanning van op het eiland gestrande schepen vermoord werd door de inheemse bevolking.

Ook werden de Britse kolonisten en later de Indiase overheid door de Sentinelezen op afstand gehouden met pijl en boog. Toch lukte het de Engelse Maurice Vidal Portman in 1880 aan land te gaan met een expeditieteam. In plaats van aan te vallen, verscholen de Sentinelezen zich deze keer in het bos, waardoor Portman de kans had het eiland te verkennen. Hij trof een netwerk van paadjes aan die leidden naar dorpjes diep in de jungle. Na enkele dagen zoeken vond hij een oud stel en vier kinderen en besloot hen uit fascinatie te ontvoeren naar de nabijgelegen havenstad Port Blair. Het oude stel stierf echter binnen korte tijd en ook de vier kinderen werden ziek. Portman bracht de kinderen gauw terug naar het eiland en besloot na nog een aantal missies dat de interactie met de buitenwereld de Sentinelezen niets dan kwaad had gedaan.

Enkele jaren later, in 1896, kozen de eilandbewoners weer voor de agressieve aanpak toen een veroordeelde uit de gevangenis van Port Blair ontsnapte en per boot aankwam op het eiland. Hij werd gedood en begraven op het strand. Hierna werd het eiland bijna zeventig jaar lang met rust gelaten, tot de Indiase overheid interesse kreeg in dit geïsoleerde eiland binnen hun landsgrenzen.

In 1967 leidde antropoloog Pandit de eerste missie van de Indiase regering naar het eiland. Tijdens de eerste contactpogingen verstopten de eilanders zich in de jungle of werden de onderzoekers begroet met een regen van pijlen. Toch lukte het over een periode van ruim vijfentwintig jaar enkele keren om kokosnoten uit de delen aan de Sentinelezen. Beelden hiervan tonen de naakte stamleden, die voorzichtig uit de jungle vandaan komen en na wat twijfel toch de kokosnoten aannemen. Veel verder dan dit kwam de interactie niet en in de jaren negentig besloot de Indiase overheid de contactpogingen te staken.

Ondanks deze voorzichtige, vreedzame interactie met de Sentinelezen werd de gestrande bemanning van het vrachtschip The Primrose in 1981 aangevallen door stamleden. Met alarmpistolen, bijlen en stalen buizen lukte het de scheepslui ternauwernood om de Sentinelezen af te houden, tot ze een week later gered werden door een helikopter. De laatst bekende bezoeker aan het eiland was John Allen Chau.

Gevaar

Volgens Rebecca Spooner van Survival International is contact met de buitenwereld levensgevaarlijk voor de stammen, zeker omdat het vaak ongevraagd plaatsvindt. Historisch gezien is interactie met de moderne wereld slecht geëindigd voor de meeste inheemse volkeren. Volgens een studie van de University of New Mexico naar tweehonderdachtendertig stammen in de Amazone die in de afgelopen decennia gecontacteerd zijn, is driekwart uitgestorven door ziekten en zagen de overige groepen hun sterftecijfers met tachtig procent omhoog schieten. Deze geïsoleerde gemeenschappen zijn simpelweg nooit blootgesteld aan ziektekiemen uit onze wereld, waardoor het niet ongebruikelijk is dat de helft van de populatie sterft aan de mazelen of griep. Zo vertelt de Peruaanse indiaan Jorge Murunahua dat zijn stam uit nieuwsgierigheid de jungle uit kwam toen houthakkers contact met hen zochten. ‘Vanaf toen kwamen de ziekten. We wisten voor die tijd niet eens wat verkoudheid was en de helft van ons kwam om het leven.’

Naast de gezondheidsrisico’s die interactie met de buitenwereld met zich meebrengt, is er de cultuurverandering die optreedt na dit contact. Redenen hiervoor kunnen het verdwijnen van hun natuurlijke leefomgeving zijn, het wegvallen van sociale cohesie door alle nieuwe mogelijkheden en verleidingen van buitenaf of doordat moderne consumptiegoederen en verslavende middelen hun weg vinden naar de inheemse bevolking. Zo werd het contact met de buitenwereld voor de Jarawa, een naburige stam van de Sentinelezen, problematisch toen ze vis begonnen te verkopen in het nabijgelegen dorp. Pandit vertelt dat hij, voordat hij werd aangesteld als antropoloog in de regio, romantische beschrijvingen las over de dappere, eerzame en slimme Jarawa’s, maar dat hij bij aankomst zag dat de nieuwe generatie liep te bedelen, eten stal uit het dorp en werd gepest door lokale kinderen. ‘Toen er een paar jaar later een weg door hun gebied werd aangelegd, kwamen er toeristen. Zij zagen de Jarawa’s als een soort levende rariteiten en lieten hen dansjes doen en gooiden eten naar ze als beloning.’

Tegenwoordig is nagenoeg de hele Jarawa-stam semi-geïntegreerd in de Indiase maatschappij, maar bungelt ze onderaan de sociale ladder en zit ze vast tussen twee culturen. Het is de Indiase overheid duidelijk geworden dat elke vorm van contact met de stam heeft geleid tot cultuurverschraling en achterstelling van de Jarawa’s. Pandit legt uit dat voorheen onbekende fenomenen als depressie, armoede, hebzucht en verslaving hun intrede deden in de stamgemeenschap. ‘De negatieve impact van contact is onontkomelijk en triest. Wat ooit een voortvarende stam was met een rijke cultuur, is nu verzwakt in haar voorkomen en zelfvertrouwen en ziet geen doel in het leven of een reden om te willen overleven in het bos. Nu leunen ze achterover en bedelen ze.’ Volgens de antropoloog hebben de Jarawa’s veel geleden door het neerleggen van hun pijl en boog.

Auteur en antropologe Sita Venkateswar bevestigt de problemen van de Jarawa’s en vergelijkbare stammen. ‘Door het contact kwam er een barst in de orde en structuur die hun leefwijze overeind hield. Zodra die barst er is, sijpelt er van alles doorheen. Je kunt niet controleren wat er wel en niet door die barst heen komt en de Jarawa’s zijn niet in de positie om te bepalen wat goed en slecht voor ze is. Binnen de kortste keren worden ze overspoeld door een oncontroleerbare vloedgolf van invloeden uit de buitenwereld die alles vernietigt wat op zijn pad komt.’

Lokale activist Samir Acharya is van mening dat het proces van integratie onomkeerbaar is zodra het begonnen is. ‘Nu zijn ze al besmet’, zegt hij verbitterd. ‘De Jarawa’s zijn blootgesteld aan een moderne leefwijze die niet voor hen is weggelegd. Nu hebben ze geleerd om rijst en suiker te eten. We hebben vrije mensen in bedelaars veranderd. En daarbij’, roept hij uit, ‘is het maar de vraag of wij daadwerkelijk beter leven dan de Jawari’s deden. Kijk eens naar buiten op straat! Afval, vervuiling, ongelijkheid, armoede, depressie, angst, corruptie, mensen die vreselijk werk doen om een ellendig leven in stand te houden, kinderen die opgroeien in een wereld van beton, drukte en lawaai. Wie zijn hier eigenlijk de barbaren? Wie hebben hier nou eigenlijk hulp nodig?’

Hoe zien wij elkaar?

De meeste inheemse volkeren hebben een wereldbeeld met een sterk gevoel voor mensen die behoren tot de ‘in-groep’ en mensen in de ‘uit-groep’. Dit houdt in dat voor de stamleden het bekende veilig is en het onbekende niet. Zo is voor de Waodani’s in Ecuador het bos hun thuis en alles daarbuiten een gevaar. Hoewel nieuwsgierigheid een menselijke eigenschap is, komt deze pas tot zijn recht in een situatie van veiligheid. De grotendeels ongecontacteerde stammen als de Sentinelezen hebben door de komst van de piraten, slavenhandelaren en kolonisten geleerd met wantrouwen te kijken naar de buitenwereld. Ze hebben vliegtuigen, helikopters, marineschepen en mensen uit alle hoeken van de wereld gezien, maar toonden tot de dag van vandaag weinig interesse om deel uit te maken van de moderne wereld.

Veel eenentwintigste-eeuwse wereldburgers zien in stammen als de Sentinelezen een soort levende reliek uit de prehistorie. Met een vleugje romantiek, maar ook onbegrip over het leven van deze barbaren, die nog niet eens vuur kunnen maken en naakt met pijl en boog achter varkens aan rennen. In het beste geval ziet de moderne mens hen als zogenaamde noble savages – nobele wilden die nog veel van ons zouden kunnen leren.

Over het algemeen vinden wij deze stammen spannend, een beetje angstaanjagend, maar ook puur. ‘Zo is het echte leven, het oorspronkelijke bestaan.’ Zulke romantische denkbeelden worden niet gedeeld door houthakkers, mijnwerkers, sommige overheden en wetenschappers die van mening zijn dat deze groepen geen kans van slagen hebben in de eenentwintigste eeuw en daarom geïntegreerd moeten worden in de samenleving, al dan niet onder dwang.

Wat moeten we ermee?

De redenen waarom de moderne mens contact zoekt met de ongecontacteerde stammen, lopen sterk uiteen. Er is nieuwsgierigheid vanuit de wereld van de antropologie om te ontdekken, maar ook vanuit toeristische oogpunten, waardoor avontuurlijke reizigers de jungle in trekken, geleid door geromantiseerde idealen over het leven in een authentieke stam. Daarnaast is er de behoefte aan controle bij overheden, die de stammen goedschiks of kwaadschiks willen overhalen om deel te nemen aan onze wereld. Idealisten komen uit de overtuiging dat de bosbewoners zouden profiteren van moderne landbouw, medicijnen, technologie en onderwijs en anderen geloven zelfs dat we hen moeten helpen te integreren in de samenleving omdat het leven in het bos onnodig zwaar is en kinderen geen kans krijgen om een vrije keuze te maken over hun levensloop. Missionarissen als John Allen Chau komen omdat ze vinden dat deze animisten recht hebben op het Woord van God; milieustichtingen komen om het natuurgebied te beschermen; activisten komen om de stamleden te beschermen tegen al deze buitenstaanders – maar die komen nog altijd. Daarnaast hakken stropers, boeren, veehouders, houthakkers, oliemaatschappijen en mijnwerkers hun weg de diepe jungle in op zoek naar natuurlijke rijkdommen of land voor hun vee. En tot slot komt de politie en soms het leger als er problemen zijn tussen de stammen en de buitenwereld. Kortom, er zijn veel verschillende redenen waarom de stammen, goedschiks of kwaadschiks, toch in contact komen met de moderne samenleving.

Rebecca Spooner wijst deze al dan niet goedbedoelde inmenging in het leven van de stammen af. ‘Wie vraagt de stamleden om hun mening? De inmenging van buitenaf is pure koloniale beschermingspolitiek en is gebaseerd op het geloof dat wij beter weten wat goed voor hen is dan zijzelf. Of sterker nog, dat wij beter weten hoe we hun grondgebied moeten managen, ondanks dat zij dit al duizenden jaren doen. De stammen zouden vrij moeten zijn om de keuze te maken of ze contact willen met de moderne maatschappij of niet, want de meeste van hen laten zien dat ze dat absoluut niet willen.’

Antropoloog José Carlos Morales geeft aan dat niets doen echter ook geen optie is, omdat dit hetzelfde is als al het land cadeau geven aan stropers en houthakkers. ‘We moeten hun land actief beschermen en de indringers buitenhouden. Dat is de enige manier waarop deze stammen kunnen overleven. Als de houthakkers de eersten zijn die contact leggen met de stammen, zullen zij geen plaatjes schieten, maar geweren’, zegt hij, refererend aan een aantal onopgeloste moorden op stamleden in gebieden die geteisterd worden door illegale houtkap.

Een twistpunt onder academici is of het bestaan van deze stammen op de lange termijn houdbaar is. Zo stellen de Amerikaanse antropologen Robert Walker en Kim Hill dat de inheemse volkeren weinig kans van slagen hebben in de moderne wereld en dat het daarom beter is om hen gecontroleerd kennis te laten maken met het leven in onze maatschappij, mits er een goed plan is opgesteld door de overheid en er voldoende sociale en medische hulp ter plaatse is. Hill is van mening dat er niets aantrekkelijks is aan het leven in een geïsoleerde groep die op weg is naar een trage ondergang. Deze zienswijze wordt echter door de meeste onderzoekers en actiegroepen van de hand gewezen vanwege het kostbare cultuurverlies en de vele andere gevaren voor de tot op heden ongecontacteerde stammen.

Wat doen overheden?

Nadat een groeiend aantal activisten en antropologen concludeerde dat contactmissies met de inheemse volkeren altijd samen gaan met cultuurverlies, pasten overheden wetten toe om hen beter te beschermen. Zo introduceerden de regeringen van Brazilië, Peru, Ecuador en Bolivia een beleid van geen contact en werden antropologische missies stopgezet. Ook in India werd voor de Sentinelezen een regeling ingevoerd van eyes on and hands off, door het eiland en de wateren eromheen verboden terrein te maken en de marine op veilige afstand te laten patrouilleren om zo vissers, toeristen en avonturiers als Chau uit de buurt te houden. Dit betekent dat zelfs als de Sentinelezen, technisch gezien Indiase staatsburgers, iemand doden of op andere wijze de wet overtreden, de politie niet ingrijpt.

In 2007 hebben de Verenigde Naties een verklaring opgesteld waarin staat dat inheemse volkeren niet uit hun leefgebied mogen worden verwijderd en dat zij zelf bepalen wat er mag gebeuren met hun land. Helaas voor deze volkeren is de verklaring geen juridisch bindend instrument onder internationaal recht. Daarbij is het probleem dat er vaak te weinig budget is om de stammen daadwerkelijk te beschermen en dat overheden nogal eens van koers veranderen. Zo heeft de nieuwe Braziliaanse president Jair Bolsonaro weinig op met de stammen in de Amazone en gaf hij aan dat er geen inheems land is waar geen mineralen zijn en dat hij zich niet wil bezighouden met ‘nonsens over het beschermen van indianenstammen’. Daarbij is een gebied als de Amazone simpelweg te groot om volledig te beschermen en is corruptie groot onder overheidsmedewerkers en politie, waardoor illegale houtkap en moorden op de inheemse bevolking meestal onbestraft blijven.

Journalist Jason Koebler schreef in Vice Magazine dat net als in de film Avatar illegale houthakkers steeds verder oprukken in de leefgebieden van de stammen. Het artikel stelt dat de Braziliaanse overheid van Bolsonaro het bestaan van de stammen negeert en ze daardoor overlevert aan de genade van de houthakkers, hetgeen volgens Koebler rampzalig voor ze gaat zijn in de toekomst.

In een interview met de New York Times kijkt de drieëntachtigjarige Pandit terug op een lange periode van contact met de Jarawa’s en omwonende stammen als de Sentinelezen. Hij concludeert dat deze groepen extreem kwetsbaar zijn en vraagt zichzelf af: gaat de moderne mens deze inheemse stammen in leven laten of niet?

‘Het verzet tegen abortus wordt steeds sterker’

0
‘De meeste media negeren ons en willen ons wegzetten als fundamentalistische christenen, maar tijdens onze Mars voor het Leven lopen ook moslims en niet-gelovige mensen mee.’

EenVandaag zond woensdag 16 januari een kritische reportage uit over de zogenoemde wakers van ‘Schreeuw om Leven’. Deze demonstranten ‘waken’ bij abortusklinieken her en der in het land, met als doel om vrouwen die een abortus willen ondergaan over te halen hun ongeboren kind toch te houden. Wakers van Schreeuw om Leven bonken volgens EenVandaag op autodeuren, delen folders uit van verknipte embryo’s en blokkeren soms de toegang tot de abortuskliniek. Voor Corinne Ellemeet van GroenLinks was de reportage aanleiding om Kamervragen te stellen: dit kan toch niet? Schreeuw om Leven is zich echter van geen schuld bewust. In een uitgebreide verklaring, die op de website van de christelijke organisatie staat, wordt uitgelegd wat er allemaal aan de uitzending van EenVandaag niet zou deugen. De Kanttekening sprak met Kees van Helden, woordvoerder van Schreeuw om Leven, en met Christa Compas, directeur van het Humanistisch Verbond en een pleitbezorger van het zelfbeschikkingsrecht voor de vrouw.

Kwetsbare situaties

Kees van Helden is verontwaardigd over de reportage van EenVandaag. ‘Wekenlang was men bezig met het maken van deze uitzending, maandag werd ons om een reactie gevraagd, die konden we tot uiterlijk woensdag geven. We waren op tijd met onze reactie, maar niets daarvan kwam in de uitzending terecht. Van mensen hebben we veel reacties gekregen, mensen konden zich niet voorstellen dat het zo gebeurd is. We herkennen ons totaal niet in het beeld dat geschetst wordt. Vrouwen op weg naar een abortuskliniek worden helemaal niet ingesloten door onze mensen. We staan er niet met borden. Onze wakers moeten respectvol omgaan met de vrouwen die de kliniek binnen willen gaan. Als mensen geen gesprek willen, mogen we ook niet aandringen.’

Christa Compas vond de uitzending van EenVandaag daarentegen wel heel goed. ‘Verrast was ik niet meer, omdat ik het verhaal kende voordat het werd uitgezonden, maar ik schrok afgelopen zomer enorm toen ik het bordje ‘Pas op voor agressieve anti-abortusactivisten’ zag. Dit bordje, geplaatst door de Utrechtse abortuskliniek, was echt een teken van machteloosheid. Vrouwen met een hulpvraag konden we niet voldoende tegen zulke activisten beschermen. Daarom is deze uitzending van EenVandaag gemaakt, om wat meer voor deze vrouwen te doen, die voor een heel moeilijke keuze staan en dan worden belaagd. Ik vind dat zulke wakes moeten worden verboden. Die grote optocht die ze elk jaar doen (de ‘Mars voor het Leven’, red.) mogen ze gewoon doen, maar met die wakes voor abortusklinieken worden vrouwen in kwetsbare situaties willens en weten geïntimideerd. Dit gaat over de openbare orde, op grond daarvan zouden burgemeesters deze wake moeten kunnen verbieden. Het mentale geweld van anti-abortusactivisten gaat echt heel ver. Er was een meisje dat huilend de kliniek binnenkwam, nadat zo’n waker haar een agressieve anti-abortusfolder in handen had geduwd.’

Van Helden vindt dat de wakers juist heel goed werk doen. ‘In Utrecht hebben we laatst tot drie keer toe een vrouw echt geholpen. Deze vrouwen hebben toch afgezien van het plegen van een abortus. Ons werk redt levens.’ Volgens Van Helden worden veel vrouwen door hun partner onder druk gezet, terwijl ze eigenlijk hun ongeboren kind willen houden. ‘De Telegraaf schreef onlangs een indringend verhaal over een vrouw die geen abortus wilde maar het toch deed vanwege haar vriend. Vervolgens werd ze door hem gedumpt. Vreselijk is dat. Gelukkig maken we ook positieve verhalen mee. Een man wilde zijn vriendin tot een abortus dwingen, maar dankzij een gesprek met onze wakers barstte hij in huilen uit en hielden ze het kindje.’ Maar waarom horen we hier niets van? Volgens Van Helden willen deze mensen liever niet voor de camera verschijnen. Dat is volgens hem ook logisch: ‘Want dan moeten de ouders straks zeggen: ‘Papa en mamma wilden je eerst aborteren.’’

Compas noemt Van Heldens bewering dat de man vaak een abortus wil en de vrouw niet ‘een schandelijke voorstelling van zaken’. Abortusklinieken gaan juist heel netjes te werk en luisteren naar wat de vrouw wil. Compas: ‘Het recht op abortus is geen vrolijke vrijheid. Daarom wordt er altijd goed met de vrouw hierover doorgesproken, voordat de ingreep zal plaatsvinden – om zich er van te vergewissen dat ze echt een abortus wil. Het is haar beslissing. Het is duizend keer respectvoller dan een vrouw aan haar jas trekken en haar folders in de hand duwen. Er was een vrouw die een abortus wilde, omdat de embryo niet levensvatbaar was. Echt heel naar, want anders wilde ze het kindje wel. En dan tikt er een activist van Schreeuw om Leven agressief op je autoraam. Dat moet je gewoon niet willen.’

Radicalisering

Radicaliseren de tegenstanders van abortus? Van Helden vindt van niet. ‘Dat is natuurlijk het frame van EenVandaag. De programmamakers schetsen een bepaald beeld, dat wij fundamentalistische christenen zijn, geïnspireerd door christenen in Amerika die voor het leven opkomen. Maar EenVandaag maakte in de documentaire een enorme fout. De demonstranten met borden met bloederige teksten, dat waren juist de mensen die voor abortus waren. Kijk maar goed naar de teksten. ‘Pro-life, that’s a lie’. En ‘They don’t care if women die.’ EenVandaag blundert dus, of nog erger: misleidt de kijkers bewust.’ Volgens Van Helden kloppen er meer dingen niet. ‘In Rotterdam zou de voordeur van de abortuskliniek zijn dichtgekit door onze mensen. Dat is een leugen die EenVandaag had moeten checken, want de abortuskliniek in Rotterdam heeft helemaal geen voordeur. De kliniek is gevestigd in een verzamelgebouw.’

Compas daarentegen heeft wel de indruk dat de anti-abortusbeweging radicaliseert: ‘Ze worden getraind, het is systematisch. Vroeger was er één keer in de maand een wake bij een kliniek, nu staan de wakers er bijna elke dag. Een meisje dat door hen lastiggevallen was moest een half uur huilen, omdat de anti-abortusactivisten zich aan haar hadden opgedrongen. Dit is geen uiting meer van waar je voor staat. Dit is vrouwen lastigvallen.’

Dat Schreeuw om Leven wakers traint en duidelijke instructies geeft, is volgens Van Helden juist bedoeld om incidenten te voorkomen. ‘Vijf jaar geleden hebben we afscheid genomen van een vrouw die tot hardere actie wilde overgaan en met borden wilde lopen. Dat is al tien jaar onze manier niet meer. We lopen tegenwoordig niet meer met borden rond. Joop van Ooijen, bekend van ‘Jezus Redt’, demonstreert bij abortusklinieken met een groot spandoek waarop staat ‘Abortus is moord’. Dat doen wij dus niet, onze wakers zijn er echt om hulp te bieden. Ze staan niet met tien mensen om een vrouw heen die een abortus wil. Er doen twee tot vijf mensen aan een wake mee. We helpen vrouwen die in financiële problemen zijn en daarom een abortus overwegen, bijvoorbeeld door voor ze een babykamer helemaal in te richten. En we hebben goede contacten met de politie in Utrecht, waar een abortuskliniek is. Als er echt problemen zijn dan horen we dat wel.’

Achterhoedegevecht

Volgens Compas voeren tegenstanders van abortus een achterhoedegevecht. ‘We hebben abortus begin jaren tachtig goed geregeld. Moeten we het hier nog over hebben? We hebben geregeld dat er voor de vrouw de vrijheid is om te beslissen wat zij wil – baas in eigen buik. Deze verworvenheid moeten we beschermen.’ Van Helden ziet dit uiteraard heel anders. De strijd van Schreeuw om Leven is volgens hem geen achterhoedegevecht. ‘De meeste media negeren ons en willen ons wegzetten als fundamentalistische christenen, maar tijdens onze Mars voor het Leven lopen ook moslims en niet-gelovige mensen mee. Vorig jaar waren er meer dan dertienduizend mensen op de been. Helaas schrijven alleen het Nederlands Dagblad en het Reformatorisch Dagblad – twee christelijke kranten – over onze demonstratie. Ons geluid is niet marginaal, het verzet tegen abortus wordt steeds sterker. In Het Parool stond onlangs een verhaal over een stel dat een kindje met een hazenlip wilde aborteren. Daar kwam toen heel veel kritiek op. Terecht ook. De voorstanders van abortus maken zich zorgen over de groeiende weestand in de samenleving tegen abortus.’

Maar is abortus in Nederland dan niet ontzettend goed geregeld? In ons land vinden, in vergelijking met het buitenland, toch heel weinig abortussen plaats? Compas onderschrijft dit volledig en heeft hier niets aan toe te voegen. Van Helden geeft een alternatieve interpretatie van de feiten. ‘In Nederland is abortus mogelijk tot vierentwintig weken. In het buitenland is het vaak tot twaalf weken, in Zweden tot achttien weken. Nederlandse abortusklinieken adverteren ook in het buitenland, om op die manier meer klandizie te krijgen. Daarnaast, het abortuscijfer is qua absolute aantallen misschien laag, maar omdat in Nederland het geboortecijfer afneemt, is het aantal abortussen verhoudingsgewijs heel erg hoog. Eén op de zeven zwangerschappen wordt afgebroken. Ook hebben we berekend dat er elke werkdag honderdvijftien abortussen plaatsvinden in Nederland. Dat zijn vier klaslokalen per dag. Twintig klaslokalen per week.’

In Nederland is abortus provocatus sinds 1984 wettelijk gelegaliseerd, met de Wet afbreking zwangerschap (WAZ). In de jaren zeventig vonden in ons land wel abortussen plaats, onder andere in de beroemde kliniek Bloemenhove in Heemstede, maar de abortuspraktijk was in deze jaren nog officieel verboden. De Nederlandse kabinetten kozen er toen echter voor om abortus te gedogen. In Nederland staan nu zeventien abortusklinieken. Negentig procent van de abortusbehandelingen vindt daar plaats, de overige tien procent in ziekenhuizen. Er worden in Nederland jaarlijks tussen de dertigduizend en vijfendertigduizend embryo’s en foetussen geaborteerd.

Khashoggi in Nederland

0

Toen de Saoedische inlichtingendienst de Saoedische journalist en dissident Jamal Khashoggi in het Saoedische consulaat in Istanbul vermoordde en in stukjes hakte, stond de wereld op haar achterste poten. De details van de moord die uitlekten waren gruwelijk en menigeen was van mening dat Saoedi-Arabië hard aangepakt diende te worden. Een regime dat in het buitenland dissidenten vermoordde, wekte ook hier in Nederland veel woede op.

Weinigen hadden op dat moment door dat een stuk dichter bij huis, namelijk in ons eigen land, niet heel lang daarvoor ook al een aantal dissidenten vermoord was door de inlichtingendienst van hun land van herkomst. Alleen waren deze dissidenten niet Saoedisch, maar Iraans. En zij werden niet in vermoord in de Iraanse ambassade, maar ‘gewoon’ op straat. Eentje zelfs om de hoek van het ministerie van Buitenlandse Zaken.

Lang bleef deze informatie geheim, maar recentelijk maakte minister Blok van Buitenlandse Zaken bekend dat Nederland Iran verantwoordelijk houdt voor deze twee aanslagen. Als gevolg hiervan zijn twee Iraanse diplomaten het land uitgezet (waarbij het niet onwaarschijnlijk is dat deze twee diplomaten Iraanse geheime agenten met een diplomatiek paspoort waren die verantwoordelijk waren voor de aanslagen op de twee dissidenten). Dergelijke acties vonden overigens niet alleen in Nederland plaats, maar ook in Denemarken en andere landen. Als gevolg daarvan heeft de Europese Unie de Iraanse inlichtingendienst inmiddels op de Europese lijst van terroristische organisaties geplaatst. We kunnen nu dus officieel spreken van Iraans staatsterrorisme in Nederland en elders in Europa.

De vraag is alleen: waar blijft de ophef? In Nederland, net als elders ter wereld, blijft deze uit. Daar waar de moord op Khashoggi de publieke opinie schokte, blijft het bij de moord op twee Iraanse dissidenten vrij rustig. Toegegeven, de details over de moord op Khashoggi waren gruwelijk. Maar moord is moord. Er zijn nu niet alleen Saoedische maar ook Iraanse families die hun geliefde moeten missen als gevolg van een aanslag van een inlichtingendienst. Net als Saoedi-Arabië zit ook Iran wereldwijd achter dissidenten aan om deze uit de weg te ruimen, een tactiek die het Iraanse regime al sinds haar ontstaan toepast, toen ze op grote schaal leden van het regime van de sjah wereldwijd begon te vermoorden.

Hoe nu te reageren? Als gevolg van de druk die dankzij de publieke opinie op Saoedi-Arabië kwam te staan, heeft het Saoedische regime een onderzoek ingesteld en schuldigen aangewezen. Weliswaar zal de betrokkenheid vanuit de hoogste regionen van het Saoedische regime bij de moord op Khashoggi nooit erkend worden, maar toch heeft Saoedi-Arabië een flinke tik op de vingers gekregen en zal het een stuk terughoudender zijn om een volgende keer weer staatsvijanden buiten de eigen landsgrenzen om het leven te brengen.

De vraag is dan: zou er niet ook meer ophef moeten komen over de aanslagen in Europa door Iran? De verhoudingen tussen het Westen en Saoedi-Arabië zijn uiteraard niet dezelfde als die met Iran. Maar toch is iets meer internationale druk en aandacht op het Iraanse regime geen verkeerde zaak. In recente tijden is het voor sommigen bon ton om Iran als het slachtoffer te zien van de boze boeman Trump. Dit omdat Trump de VS uit het atoomakkoord terugtrok terwijl Iran zich aan de afspraken in dit akkoord hield. Het lijkt er inderdaad op dat op dit terrein Iran bereid is om zich aan internationale afspraken te houden.

Maar we zouden als internationale gemeenschap ons hier niet te veel door in de luren moeten laten leggen. Europa mag niet de strategische fout maken om Iran verkeerd in te schatten. Een misdadig regime is een misdadig regime en het dient ook als dusdanig behandeld te worden. Immers, Iran behandelt ook haar eigen bevolking op misdadige wijze, in eigen land en in het buitenland. En daar waar de Saoedi’s nog enige introspectie toonden, is het enige wat Iran doet, als reactie op internationale beschuldigingen, ontkennen en stellen dat het juist Europese landen zijn die ‘terroristen’ herbergen. En die ‘terroristen’ zijn dan uiteraard de dissidenten die om het leven zijn gebracht door een terroristische organisatie.

Het is tijd dat we in Nederland breed erkennen dat het Iraanse regime misdadig is en zal blijven. Iran verdient het met haar gedragingen niet om als minder dan dat erkend te worden door de internationale gemeenschap. Sancties, die niet gericht zijn op de Iraanse bevolking maar op het regime, zijn dan ook op haar plaats. En Iraanse dissidenten in Europa dienen beter beschermd te worden. Juist zij die vanwege politieke redenen uit Iran gevlucht zijn, verdienen onze bescherming. Juist hier moeten ze veilig zijn. Nederland moet daarvoor staan. We dienen Iran hard aan te pakken en haar dissidenten in ons land te beschermen. Dat zijn we aan onszelf en aan hen verplicht. En laten we voor zowel onszelf als voor de gevluchte dissidenten hopen dat dit misdadige regime spoedig ten val komt.

‘We willen geen apart land’

0
Koerdische Nederlanders over de dreigende humanitaire crisis in Noord-Syrië. ‘Koerden, Arabieren en christenen leven hier samen in vrijheid en harmonie. We willen dat dit zo blijft.’

Vorig jaar december twitterde Donald Trump de Amerikaanse troepen in Noord-Syrië te zullen terugtrekken. Voor de Koerden in Noord-Syrië kwam deze aankondiging als een donderslag bij heldere hemel. De tweeduizend Amerikaanse troepen garanderen immers de veiligheid en autonomie van de regio. Het gevaar bestaat nu dat het Turkse leger het gebied zal binnenvallen. Een jaar geleden bezetten Turkse troepen tijdens Operatie Olijftak de Noord-Syrische stad Afrin. Dit offensief eiste honderden mensenlevens en zo’n tweehonderdduizend mensen sloegen op de vlucht. Een Turks offensief waarbij heel Noord-Syrië wordt betrokken zal een veelvoud aan slachtoffers eisen en een veel grotere vluchtelingenstroom op gang brengen.

Hoe kijken Koerden in Nederland tegen deze ontwikkelingen aan? Geloven ze dat het Turkse leger Noord-Syrië zal binnenvallen? Zijn ze van mening dat het Westen de Koerden weer in de steek laat? En wat is hun hoop voor de toekomst? De Kanttekening sprak over de dreigende situatie in Noord-Syrië met vier Koerdische Nederlanders en met socioloog en koerdoloog Joost Jongerden van Wageningen University.

Oorlog of vrede

Joost Jongerden volgt de situatie in Noord-Syrië op de voet. Over de Turkse rol in de Syrische burgeroorlog is hij negatief. ‘Turkije steunde extremistische groeperingen als Jabhat al-Nusra en IS en wilde, net als Qatar, via opstandelingen het regime van Assad omverwerpen. Assad is blijven zitten, maar Turkije speelt nog steeds een rol bij het gewelddadig escaleren van het conflict in Syrië. Het Turkse leger is vorig jaar Afrin binnengevallen, ze dreigen nu Noord-Syrië binnen te vallen. In Noord-Syrië gaat het nu best wel goed. Er is vrede, mensen leven met elkaar samen, er is geen etnisch of religieus geweld. Hier dreigt nu een einde aan te komen.’

Wat vindt Jongerden van Trumps voornemen om de Amerikaanse troepen uit Syrië terug te trekken? ‘Dit past helemaal bij de isolationistische ideologie van ‘America First’. Toch was deze mededeling voor veel mensen een verrassing, omdat de YPG (Volksbeschermingseenheden, een Koerdische militie in Noord-Syrië, red.) en Amerikaanse troepen lange tijd erg goed met elkaar hebben samengewerkt om IS te verslaan. Toen Trump zijn tweet de wereld in slingerde, brak er paniek uit.’ Jongerden wil nuchter blijven. ‘Ik denk dat het allemaal niet zo’n vaart zal lopen, omdat dit in de praktijk altijd langzamer gaat. Turkije moet groen licht krijgen van Rusland en ook Amerika moet niet in de weg lopen. Verder is het nog maar de vraag of Turkije dit militair wel aankan. Volgens sommige analisten is het Turkse leger overstretched. Noord-Syrië binnenvallen is één ding, maar het hele gebied pacificeren is andere koek. Dit kan een heel langdurig conflict worden. Maar misschien kiest Turkije er straks voor om alleen een kleine zone in het uiterste noorden te bezetten. Daar liggen wel de grote Koerdische steden.’

Is het echt mogelijk dat het Turkse leger in Noord-Syrië een tik op de neus krijgt? Huisarts Reyis Kurt is pessimistisch over de krijgskansen van de YPG. ‘Noord-Syrië is een vlak gebied, daar kunnen tanks gemakkelijk doorheen. De YPG is qua training en bewapening ook geen partij voor het Turkse leger.’ Een eventuele Turkse invasie zou voor Noord-Syrië een ramp zijn, vertelt Kurt. ‘Er is vrede, relatieve welvaart, een bestuurlijk apparaat. Ik hoop niet dat Noord-Syrië een oorlogsgebied wordt.’ Toch is hij er niet zeker van of Erdogan Noord-Syrië binnenvalt: ‘Alles hangt af van het internationale krachtenspel. Turkije begint pas met een invasie als men hiervoor de ruimte voelt.’

Een groot probleem is volgens Kurt dat de Koerden onderling enorm verdeeld zijn. ‘Koerden zijn heel dapper en hebben als leeuwen gevochten tegen IS. Maar vanwege die verdeeldheid, waar we al eeuwenlang mee kampen, kunnen we niet echt een gezamenlijke vuist maken. De YPG en de Peshmerga, de strijdkrachten van Iraaks-Koerdistan, werken bijvoorbeeld nauwelijks met elkaar samen. Zo geeft YPG de Peshmerga geen toestemming om in de Koerdische gebieden in Syrië te komen.’

Kurt benadrukt dat hij geen voorstander is van een Groot-Koerdistan, maar voor gelijke rechten voor de Koerden is. ‘Er wonen twintig tot dertig miljoen Koerden in Turkije. Veel Koerden zien Turkije echter niet als hun land. Pas als Turkije echt een democratie wordt, waarin de Koerden ook hun plek hebben, dan kan men echt loyaal zijn aan het land waarin men woont.’

‘Erdogan wil de Koerden aanpakken’

Ook Zuheir Hassam, actief voor de Democratische Uniepartij (PYD), een pro-Koerdische democratische partij in Syrië, is geen voorstander van een Groot-Koerdistan. ‘Dat is over. Wij zijn Syrische burgers. We willen geen apart land.’ Dit betekent echter niet dat zijn partij achter Assad staat. ‘Wat Assad gedaan heeft is heel fout. Maar hij is nog steeds president. We moeten met deze realiteit rekening houden. Assad moet er echter niet op rekenen dat we teruggaan naar de situatie van voor 2011, toen het centrale gezag in Damascus alles besliste. We willen onze autonomie niet kwijt. De situatie in Noord-Syrië, waar vrede heerst en waar een werkzame democratie is, zou idealiter voor heel Syrië moeten gelden. We staan open voor onderhandelingen, er moet over vrede en veiligheid gepraat worden. Er zijn sinds 2012 honderdduizenden Syrische burgers omgekomen en miljoenen mensen op de vlucht geslagen.’

Hassam beschouwt de aankondiging van Trump om de Amerikaanse troepen terug te trekken niet als een dolkstoot in de rug. ‘De Koerden zijn nooit door de Verenigde Staten tot bondgenoot gemaakt. Maar het is wel slecht dat de Amerikaanse troepen verdwijnen, want daarmee wordt Syrië onveiliger.’ Het grote gevaar komt volgens Hassam nu van Erdogan. ‘Turkije wil een bufferzone in Noord-Syrië en zegt een veilige plek te willen maken, maar sinds 2012 is het daar gewoon veilig. Er hebben zich nauwelijks incidenten voorgedaan. Koerden, Arabieren en christenen leven hier samen in vrijheid en harmonie. We willen dat dit zo blijft. Het ware motief van Turkije is natuurlijk niet veiligheid of een buffer, Erdogan wil de Koerden aanpakken. Het Turkse leger heeft vorig jaar behoorlijk huisgehouden in Afrin, tweehonderdduizend mensen zijn gevlucht. Van de Syrisch-Turkse grens tot aan Kobani wonen drie miljoen mensen. Zij zullen op de vlucht slaan als het oorlog wordt.’

Vanuit Turks-nationalistische zijde wordt de YPG in Syrië op één lijn gesteld met de terroristische guerrillaorganisatie PKK, die in Turkije actief is. De strijd tegen de YPG zou een strijd tegen de terroristen zijn. Hassam ziet echter grote verschillen tussen de YPG en de PKK. ‘De YPG is in 2012 opgericht, de PKK bestaat al veel langer. Bovendien heeft de YPG juist met terroristen gevochten, namelijk met strijders die zich bij IS hebben aangesloten.’

Voor Songul Imak, actief voor de Nederlandse afdeling van de pro-Koerdische HDP (Volkspartij voor Democratie), kun je de Koerdische strijd in Syrië niet los zien van de Koerdische strijd in Turkije. ‘Erdogan is bang voor de democratie in Noord-Syrië, waar alle minderheden erkend worden en gelijke rechten hebben. De Koerden in Turkije mogen van hem geen gelijke rechten krijgen. Daarnaast hebben de Koerden in Noord-Syrië, maar ook in Nederland, last van wat er in Turkije gebeurt. Nederlandse Koerden worden opgepakt in Turkije, omdat ze deel hebben genomen aan activiteiten van Koerdische culturele organisaties. Iedereen die wat kritisch zegt, wordt meteen als PKK-terrorist veroordeeld. Ik heb mijn familie in Turkije gezegd dat ik niet naar ze toe kan gaan. Als mijn vader of moeder straks komt te overlijden, durf ik niet op hun begrafenis te komen.’

Wanneer het internationale krachtenspel ter sprake komt, haalt Imak fel uit naar de Europese Unie. ‘De EU durft bijna niks tegen Erdogan te doen, vanwege de vluchtelingendeal met Turkije. De VVD wil vluchtelingen terugsturen naar Syrië, omdat het daar nu veilig zou zijn. Over de situatie in Afrin wordt niet gepraat. Sommige mensen wijzen op het feit dat Turkije drie miljoen vluchtelingen heeft opgevangen. Maar Erdogan doet dit natuurlijk helemaal niet uit naastenliefde. De Syrische vluchtelingen hebben de Turkse nationaliteit gekregen en zijn allemaal trouwe AKP-stemmers geworden. Het wrange is, Arabisch mag wel als taal in Turkije, maar de Koerdische taal wordt bestreden. Turkije behandelt de vluchtelingen uit Syrië ook ongelijk. Soennitische Arabieren hebben rechten, Koerden uit Syrië zijn stateloos. Alleen als ze zwijgen over hun Koerd-zijn dan hebben ze niets te vrezen.’

De situatie in Afrin

Via de Facebook-pagina Hart voor Afrin kwam de Kanttekening in contact met een Koerdische vluchteling uit Syrië, die familie heeft in Afrin. Hij noemt zichzelf Peshmerga, naar de Koerdische strijdgroep in Noord-Irak. Peshmerga wil anoniem blijven, vanwege de veiligheid van zijn familie. ‘In 2018 ben ik een paar keer in de media geweest onder mijn eigen naam, ook op televisie, maar als gevolg daarvan werd mijn vader gearresteerd door de Suleyman Shah-brigade en werd hij meegenomen naar een politiebureau. De brigade, die zich lokaal Al Amsha noemt vanwege hun commandant Abu Amsha, wordt door Turkije gesteund. En, omdat ze tegen Assad zijn, vroeger ook door de Nederlandse overheid.’

Peshmerga vluchtte in de zomer van 2012 vanuit de Syrische stad Aleppo naar Nederland, omdat hij had deelgenomen aan de demonstraties tegen Assad. Hij is nu echter vooral bang voor Turkije: ‘Ik ben niet de enige die een grote Turkse aanval vreest. Vorig jaar viel Turkije Afrin aan. Je hoeft echt geen deskundige zijn om een grootscheepse aanval op Noord-Syrië te voorspellen. In 2015 zei Erdogan duidelijk dat hij geen autonome Koerdische staat wilde tolereren. Als Erdogan en de Turkse staat straks niet worden tegengehouden, dan zal de invasie van Noord-Syrië echt van start gaan.’ Volgens Peshmerga verzint Turkije allerlei ‘smoesjes’ om het militaire optreden tegen de Koerden te rechtvaardigen. ‘Afrin zou bevrijd moeten worden van de terroristen. Maar de YPG-militie in Afrin bestond uit Koerden uit Afrin zelf. Er zaten geen echte terroristen in Afrin, zoals IS-strijders en strijders van Jabhat al-Nusra. Ook waren er geen PKK’ers actief. Erdogan werkt zelf samen met terroristische milities. Alles wat Turkije zegt is een leugen.’

Operatie Olijftak heeft veel stukgemaakt. ‘Afrin was een safe haven, waar ook veel mensen naartoe waren gegaan die voor het oorlogsgeweld in andere delen van Syrië waren gevlucht. Toen ik drie jaar geleden met mijn moeder belde, vertelde ze dat Afrin steeds meer op Aleppo begon te lijken. Ze bedoelde daarmee dat er steeds meer vrouwen met hoofddoeken te zien waren in het straatbeeld. Koerdische vrouwen dragen soms ook een hoofddoek, maar dan half bedekt. Er waren veel Arabieren naar Afrin gevlucht.’ Het contact met zijn familie in Syrië verloopt moeizaam. ‘Vier dagen geleden hebben we via WhatsApp contact gehad, maar gisteren lukte het helaas niet.’

De ouders van Peshmerga zijn toen Operatie Olijftak van start ging gevlucht uit Afrin. Na 18 maart, toen de operatie was afgelopen, keerden ze terug naar wat eens hun huis was. ‘Er was niets meer van over. Alles wat kon worden meegenomen is geplunderd, wat niet kon worden meegenomen is kapotgemaakt. Alleen de muren stonden nog overeind.’ Er is geen toekomst meer. ‘Afrin is bekend vanwege de olijfbomen. Twee maanden geleden was de olijfoogst, maar het oogsten was niet meer mogelijk. Je moet, als je ergens naartoe wilt, langs allemaal checkpoints. Die worden gecontroleerd door criminele milities, die alleen mensen laten passeren als ze geld geven. Turkije staat toe dat deze bendes de lokale Koerdische bevolking afpersen. De Arabieren in Afrin hebben overigens weinig te vrezen, omdat de milities pro-Arabisch zijn.’

Nacht van de Vluchteling

0

Soms word ik zo moe van dezelfde discussies, iedere keer opnieuw. ‘Het antisemitisme in Nederland tiert zo welig dat joden hier niet langer veilig kunnen leven’, lees ik met grote regelmaat. Of: ‘Met de komst van moslims is er voor de joden geen toekomst, maar die achterlijke linkse partijen blijven mensen importeren uit Arabische landen.’ Een ander populair standpunt: ‘Nederland neemt nog steeds geen verantwoordelijkheid voor wat ze ons joden tijdens de Tweede Wereldoorlog hebben aangedaan’. Af en toe gebeurt er iets waardoor al deze meningen samenklonteren en een veelkoppig monster van argwaan, woede en agressie vormen. Afgelopen week was het weer zover: het persbericht van de Nacht van de Vluchteling werd de wijde wereld ingestuurd. Deze sponsorloop heeft als doel om geld op te halen voor noodhulp aan vluchtelingen en ontheemden in de regio door geïnteresseerde Nederlanders een nacht lang afstanden van tien, twintig of veertig kilometer te laten lopen. Een prima initiatief, zou je zo denken.

Vanwege het tienjarig jubileum van deze nacht, die in juni zal plaatsvinden, maakte organisator Stichting Vluchteling bekend dat niet alleen de reguliere routes zullen worden gelopen (Rotterdam – Den Haag, Utrecht – Amersfoort, Nijmegen – Arnhem en Amsterdam – Haarlem), maar dat er een ‘eenmalige route’ Kamp Westerbork – Groningen wordt toegevoegd. En die laatste route zette meteen kwaad bloed. Sterker nog: het regende woedende en onthutste commentaren op Twitter. Wat was hier nou precies aan de hand?

Kamp Westerbork is nog altijd een beladen plek. Tussen 1942 en 1945 werden hier door de Duitse bezetter honderdzevenduizend joodse Nederlanders weggevoerd naar ‘het oosten’. Verreweg de meeste van hen overleefden de gaskamers van concentratiekampen als Auschwitz niet. Maar in eerste instantie werd het kamp juist gebouwd voor Duitse en Oostenrijkse Joodse vluchtelingen in 1939. Door de grote toestroom van Joodse vluchtelingen en de gebrekkige opvang in Nederland ontstond bij de regering de wens voor de oprichting van een centraal vluchtelingenkamp. Op dat moment was er nog geen sprake van dat Kamp Westerbork een doorvoerkamp zou worden. Een beetje extra kennis over deze periode kan nooit kwaad, leek me.

Maar het werd me al snel duidelijk dat niet iedereen het met me eens was. Eddo Verdoner, voorzitter van het Centraal Joods Overleg, verklaarde tegenover de Telegraaf dat de Holocaust niet dient te worden ingezet voor andere zaken. Een joodse kennis van me schreef: ‘Niet in mijn naam, Kamp Westerbork. En ook niet in naam van mijn honderden familieleden die door Westerbork werden geloodst voor hun vernietiging in Sobibor. Een herinneringscentrum heeft tot taak te herdenken en moet zich niet met gecompliceerde immigratiepolitiek bezighouden’. Zijn tweet werd gedeeld door een aantal nationalistische en rechte politici, wat resulteerde in duizenden anti-moslimcommentaren.

Ik heb me vaker druk gemaakt om rechtse politici die weglopen met joden om andere groepen in onze samenleving zwart te maken. Als jood zit ik niet op dit soort steun te wachten. En het doet me pijn dat sommige andere joden zich tegenwoordig, of in ieder geval tijdens zo’n incident rondom Kamp Westerbork, door hen gesteund voelen.

De Holocaust is nergens mee te vergelijken. In die zin is het onhandig dat in het persbericht over de Nacht van de Vluchteling met geen woord wordt gerept over het feit dat Westerbork later wel degelijk een doorvoerkamp werd. En ook de zin ‘We staan stil bij de overeenkomsten met 2019, een tijd waarin vluchtelingen het opnieuw voor de kiezen krijgen’ had wat genuanceerder mogen zijn.

Maar als kleinkind van vier Holocaust-overlevenden en familielid van vele ooms, tantes en overgrootouders die via Kamp Westerbork naar concentratiekampen zijn vervoerd, alleen omdat ze joods waren, zou ik zo graag willen dat we ons meer zouden bekommeren om het lot van de huidige vluchtelingen in plaats van hen als de vijand te zien.

Lans breken voor het grijze midden

0

Hoe heftiger het debat, hoe heftiger sommigen verlangen naar een middenweg. Niet helemaal toevallig bereikte dit verlangen tijdens de Sinterklaasweken een hoogtepunt: terwijl de collectieve stemming in Nederland ritueel verzuurde, pleitten columnisten Fidan Ekiz en Özcan Akyol voor depolarisatie en verbinding, beklaagde het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) hoe het debat is ‘gekaapt’ door uitersten en stelde VVD-fractievoorzitter Klaas Dijkhoff voor om tijdens Sinterklaas demonstratierechten op te schorten om het allemaal gezellig te houden. Aan het begin van dit jaar signaleerde NRC-cultuurredacteur Sabeth Snijders de verzoenende trend ook in de cultuursector: de meest verfrissende thema’s gaan over het gesprek voeren en verschillen accepteren.

Nu vanuit allerlei hoeken geroepen wordt om verzoening, lijkt het of de perfecte tijd zich heeft aangediend voor Dare to be Grey, de organisatie die zich inzet voor het grijze midden. Ook de twee montere frontmannen van de organisatie, Edwin van de Scheur (24) en Jordy Nijenhuis (28) beseffen dat; met jongensachtig zelfvertrouwen doen ze hun grootse ambities uit de doeken. ‘We zijn druk bezig met een herlancering van Dare to be Grey. In 2016 werd voor het eerst een campagne gevoerd. In maart 2019 volgt een nieuwe campagne. We zijn hiervoor de hele dag van hot naar her gerend. We gaan later dit jaar gaan nog naar Griekenland om daar een soortgelijk project op te zetten.’ Neutraliteit is echter nog geen uitgemaakte zaak – en ook op het betoog van Dare to be Grey valt genoeg af te dingen. De Kanttekening tekende hun standpunten op en vroeg experts om hen aan de tand te voelen.

Neerwaartse spiraal

‘Polarisatie is gevaarlijk’, stelt Edwin. Mensen vertrouwen elkaar niet meer, geloven elkaar niet meer, zien alleen maar de vijand. Geweld komt zo telkens een stapje dichterbij – polarisatie is een neerwaartse spiraal. Een open, democratische samenleving kan er niet zijn zonder discussie en botsende meningen. Een constructieve discussie, welteverstaan. Zo’n discussie maakt duidelijk tegen welke problemen de partijen aanlopen en als dat van beide kanten duidelijk is, dan zou er een gezamenlijke oplossing kunnen komen.’ Hij geeft een voorbeeld: ‘Ik vond de Zwarte Pieten-discussie dit jaar heel interessant, omdat er steeds meer mensen een stap terugdeden en uitkwamen op een compromis.’

Is een compromis altijd de beste uitkomst? ‘De beste uitkomst bestaat niet, want ‘het beste’ is voor iedereen anders.’ Jordy: ‘Er is geen alomvattend antwoord.’

Grenzen aan het debat

‘Zaken op scherp stellen hoort in een democratie: polarisatie zal altijd bestaan. Je kunt heel donkergrijs zijn of heel lichtgrijs – je kunt activist zijn voor je eigen standpunten en alsnog met de andere kant praten. Het moet niet doorslaan.’

Op de vraag waar de grens ligt, lachen de mannen. ‘Dit is een vraag die heel vaak terugkomt. Wat ons betreft ligt de grens bij het afschilderen van groepen als vijanden. Hen demoniseren, het recht op een eigen stem ontkennen.’ Edwin: ‘Natuurlijk moeten extreemrechtse politici weersproken worden en hun denkbeelden benoemd worden, maar het gaat al de verkeerde kant op als al hun stemmers in een hoek worden geduwd. Dat worden algemene vijandbeelden.’

Jordy: ‘Bovendien moet je je afvragen hoe productief je bent met je standpunten. Als je mensen racist noemt, versterk je het misschien juist meer. ‘Nou, als ik toch al racist genoemd word, ga ik me er ook maar naar gedragen’, wordt dan gedacht. Als je dingen wilt veranderen, moet je niet iedereen als vijand neerzetten, want dan gaan ze niet meer naar je luisteren.’ Edwin: ‘De pragmaticus is grijs.’

Praten met racisten

‘Je moet altijd proberen anderen aan te spreken, zolang ze bereid zijn tot een constructief debat.’ Vaak wordt gezegd dat je met zo’n houding de extremen legitimeert, maar tegenover die kritiek maken ze zich het er gemakkelijk vanaf. Dat is onze insteek niet.’ Wel geven Edwin en Jordy toe dat de extremen op dit moment buitenproportionele aandacht krijgen. ‘De samenleving en medialogica zitten zo in elkaar.’

Concreter: moet je praten met racisten? ‘Natuurlijk zeggen we ook niet dat je een compromis moet sluiten met racisme. De vraag wordt echter ingewikkelder wat je wel of niet als racisme moet zien. Daar zul je over moeten debatteren. Er is niet één iemand die de autoriteit heeft om de grenzen te bepalen – dat doen we met z’n allen.’ De Universele Verklaring van de Rechten van de Mens? ‘Dat is ook maar één standaard.’ ‘Bovendien’, zegt Edwin, ‘probeer individuele gevallen maar eens te toetsen aan die verklaring, of aan het begrip ‘racisme’’. Jordy: ‘Je kunt het vergelijken met de worsteling van social media op dit moment. Iedereen is het ermee eens dat haatzaaien verboden is, maar wat ís haatzaaien precies?

Aan de ene kant is dit standpunt een blijk van relativisme – ‘er is geen beste oplossing, die is voor iedereen anders’ – maar deels is het ook pragmatisme: ‘We geven toe dat het antwoord niet altijd in het midden ligt, maar het antwoord ligt veel minder vaak aan de extreme zijden van het debat. Daar zijn we heel zeker in.’ Edwin: ‘Je kunt proberen om de absolute waarheid te vinden, de grens met goed en kwaad. Ik wens je veel succes, maar ik denk niet dat je die gaat vinden. De mensen die beweren het gevonden te hebben, dat zijn de mensen die proberen de vrijheid van anderen in te perken – het zijn vaak terroristen die die overtuiging hebben. De extremen zijn nodig, maar wij ook – de partij die bruggen slaat en iedereen eraan herinnert: ‘hé, we leven samen in een samenleving, we moeten dit wel samen doen’.’

De waarheid

Deze grijze houding ontlokt veel kritiek, onder anderen van Sinan Cankaya, antropoloog aan de Universiteit van Amsterdam. Afgelopen november schreef Cankaya een betoog in de Correspondent vóór polarisering. Het grijze midden, schrijft hij, is niet gedepolitiseerd of ‘neutraal’ – het is juist de handhaving van de status quo, hoe onrechtvaardig die ook is. Op Twitter doet hij er nog een schepje bovenop: hij betwijfelt het nut van het maatschappelijk debat en stelt dat het vooral een kwestie van machtspolitiek is. ‘Racisme hecht zich aan macht en voordelen worden niet zomaar uit handen gegeven.’

Ook op het verhaal van Dare to be Grey heeft Cankaya het nodige aan te merken. ‘Die relativering, die zij als pragmatisme verpakken, past binnen een bepaalde visie op politiek bedrijven: centrisme, liberalisme.’

Op deze kritiek verweren de mannen van Dare to be Grey zich kranig: ‘Wij zijn niet persé uit op pragmatisme’, schrijven ze. ‘Wél op een constructief, geïnformeerd en open debat. Wanneer debatten op het scherpst van de snede worden gevoerd, zie je vaak dat mensen de waarheid beginnen te verdraaien, wordt er geen ruimte voor een ander perspectief geboden en wordt er op de man gespeeld. Zo verdwijnt de diversiteit aan meningen en nuances en wordt een discussie platgeslagen. Het gaat ons juist om het constructief ‘faciliteren’ van diversiteit, niet het ontkennen daarvan, of vasthouden aan een status quo.’

De credits

Publicist Sander Philipse is eveneens actief in het debat en heeft gepubliceerd over polarisatie als product in de media. Hij is het eens met Dare to be Grey dat polarisatie in de media te veel wordt gebruikt als manier om de verkopen op te kloppen, maar toch uit hij in een reactie forse kritiek op andere argumenten van hen. ‘Dit zijn zulke vage bewoordingen dat er weinig tegen in te brengen is’, stelt hij wanneer hij hun betoog ziet. ‘Zo is de impliciete boodschap nu dat moslims die islamofoben als hun vijand zien net zo fout bezig zijn als islamofoben die moslims als hun vijand zien. Machtsverhoudingen en de dagelijkse werkelijkheid verdwijnen hier achter een scherm van neutraliteit en een aanbidding van ‘gezamenlijke oplossingen’ – ongeacht de rechtvaardigheid van die oplossingen.’

Dare to be Grey is het niet eens met deze voorstelling van zaken. ‘We zetten moslims niet impliciet tegenover islamofoben’, schrijven ze. ‘Wel zetten we vrij expliciet jihadi-salafisten tegenover extreemrechts racisme en islamofobie. Beide groepen spreken in een griezelig vergelijkbaar zwart-wit-wereldbeeld en juist de manier waarop beide groepen proberen om de gehele moslimgemeenschap onder één en dezelfde noemer te scharen, is de echte problematiek.’

Het misplaatste vertrouwen van Dare to be Grey in de ‘gezamenlijke oplossingen’ blijkt volgens Philipse nog het meest uit het voorbeeld dat ze geven over de Zwarte Pieten-discussie. ‘Ze stellen dat steeds meer mensen een stap terugdeden en uitkwamen op een compromis, maar zo is dat niet gegaan. De anti-Zwarte Piet-beweging hanteert nog steeds exact dezelfde retoriek die de beweging al decennia gebruikt. Zij hebben geen ‘stap teruggedaan’ en komen niet uit op een nieuw compromis. Ze hebben door middel van jarenlang activisme bereikt dat mensen naar hun standpunt luisteren, ondanks dat zo geprezen grijze midden, dat jarenlang volhield (en in veel gevallen nog steeds volhoudt) dat de discussie nergens over ging en vooral niet door demonstraties of in het publiek gevoerd moest worden. Dat Dare To Be Grey deze verandering op het conto van het grijze midden wil schrijven, is wel typisch voor dit soort bewegingen: nooit voorop lopen bij verandering, maar wel altijd achteraf de credits willen.’

Ook hier verweren de mannen van Dare to be Grey zich. ‘Ons statement over Zwarte Piet was het niet een kwestie van credits claimen voor het grijze midden, maar het waarnemen van een trend in de samenleving die naar ons idee onderbelicht is en juist de aandacht verdient. We benadrukken ook dat polarisatie an sich niet slecht is – en zelfs nodig in een democratie. Burgerrechtenactivisme zoals bij Zwarte Piet is daar een voorbeeld van. Met onze boodschap hopen we alleen te benadrukken dat er uiteindelijk ook een moment nodig is waarbij verdeelde gemeenschappen weer bij elkaar worden gebracht.’

Ironisch genoeg lijken de partijen in de discussie over het debat op verschillende golflengtes te zitten. Dare to be Grey herlanceert, zoals in het begin van dit artikel verteld, hun campagne in maart dit jaar om te profiteren van het tij van verzoening. Ongetwijfeld zullen anderen zich blijven uitspreken over de manier waarop het debat gevoerd moet worden. Het is een prangende kwestie, maar een oplossing is niet in zicht – net zomin als het einde van de betogen. Het gaat niet alleen om de vraag hoe de discussie gevoerd moet worden, maar ook of het debat over het debat iets zal opleveren. Wie het weet, mag het zeggen.

Je geld of je leven

0

Zo af en toe speelde ik in mijn jeugd met andere kinderen het spel ‘cowboy en indiaantje’. Ik was zelf liever indiaantje dan cowboy, vermoedelijk omdat ik al vroeg een zwak had voor de underdog. ‘Handen omhoog of ik schiet!’ was een veelgehoorde uitspraak tijdens dit spel. Net als ‘Je geld of je leven!’. Ik koos doorgaans voor de eerste optie, want menig kind wist dat geld ondergeschikt was aan een mensenleven. Serieuze taal voor kinderen in een fictief Wilde Westen te midden van de onschuldige, oer-Hollandse polder.

Bij het recente politieke en maatschappelijke debat over het klimaat moet ik vaker terugdenken aan deze uitspraak: ‘Je geld of je leven!’. Het redden van de planeet staat voor mij vrijwel gelijk aan het redden van de mensheid. De belangrijkste tegenstanders en sceptici van dergelijke preventieve maatregelen lijken daarentegen meer waarde te hechten aan het behouden van hun huidige materiële levenswijze. Deze apologeten van het door de Telegraaf aangevoerde anti-klimaatakkoordgeloof kiezen niet voor hun en andermans leven, maar voor het geld.

Ik ben geen anti-kapitalist en ook geen communist. Verre van dat zelfs. Wel plaats ik kritische kanttekeningen bij de verslaving van de moderne westerse mens aan economische groei en het grenzeloos consumeren. Welvaart lijkt steeds meer te prevaleren boven welzijn. De waarde van de moderne mens wordt in sommige kringen zelfs afgelezen aan zijn inkomen, baan en opleidingsniveau. De minister-president van ons land vertoont meer kenmerken van een financieel gedreven bedrijfsleider van de bv Nederland dan van een waardegedreven leider, met expliciet oog voor de zwakkeren in de samenleving. Het belang van het behouden van een vestigingsklimaat voor enkele multinationals weegt zwaarder dan dat van mensen die voor hun leven afhankelijk zijn van hun medemensen, van ons als samenleving.

We moeten meer oog hebben voor de zwakkeren. Mensen die verward op straat lopen, chronisch zieken en gehandicapten. Kinderen die afhankelijk zijn van de jeugdzorg om te kunnen rekenen op een enigszins veilige jeugd. Ouderen die blij moeten zijn met slechts twee pyjamadagen per week en de kans om elke twee dagen te worden gewassen. Echte vluchtelingen die op zoek zijn naar veiligheid, onderdak en een boterham, maar door de samenleving worden gecriminaliseerd. In een land waarin de vrije markt alles dicteert, zijn de grootste verliezers altijd de kleine luyden, het gewone volk, de mensen die meer pech dan geluk hebben in hun leven. Zij betalen letterlijk en figuurlijk de prijs voor de economische voorspoed van hun medemensen.

Tegelijk zeggen steeds meer politici tegen dit ‘gewone volk’: ‘Jullie moeten de rekening niet betalen voor de kosten van de klimaataanpak, zoals de klimaatdrammers dat voorstellen.’ Als het aan deze politici ligt, wordt die rekening namelijk door vrijwel niemand betaald. Dan gaat het aantal klimaatregelen drastisch omlaag om maatschappelijke weerstand (lees: weglopende kiezers) te voorkomen.

Waar is het moreel gedreven leiderschap gebleven? Het leiderschap dat nodig is om dat gewone volk eerlijk te vertellen dat het in het belang van hun kinderen en kleinkinderen absoluut noodzakelijk is om de klimaatverandering een halt toe te roepen. Aan dit verhaal hangt een prijskaartje. Want als we als samenleving doorgaan op de huidige weg van produceren en consumeren, verandert er niets aan het welzijn van onze planeet. We zullen dus allemaal onze verantwoordelijkheid moeten nemen, maar het meest beschaafde zou zijn als de sterkste schouders de zwaarste klimaatlasten voor hun rekening nemen. Te beginnen bij de (zware) industrie.

‘Je geld of je leven!’ Laten we als beschaafd land kiezen voor de meest waardevolle weg: ons leven en dat van ons nageslacht. Het geld is van ondergeschikt belang. Dat is toch kinderspel?

‘Ik heb een hekel aan zelfmedelijden’

0

Actrice, presentatrice, schrijfster en theaterdier Funda Müjde heeft weer een nieuw theaterprogramma. In Funda stelt zich aan geeft ze haar eigen frisse blik op de wereld en op haar situatie. Sinds een auto-ongeluk in 2007 zit ze als gevolg van een dwarslaesie in een rolstoel. Dit heeft haar leven drastisch veranderd, maar haar kracht lijkt alleen maar groter te worden. ‘Ik ben nu een BRN’er,’ stelde ze in haar vorige theatershow vast. ‘Een Bekende Rolstoel Nederlander.’ Op 25 januari is haar voorstelling te zien in het Theater Zuidplein.

Mogelijkheden

Zich aanstellen past niet bij Müjde, want ze is een doorzetter die zich niet laat tegenhouden. Daarom is het misschien wel aardig om haar te laten reageren op een uitspraak van de bekende Rotterdamse dichter Jules Deelder, die op een pand aan het Vasteland 108 in Rotterdam staat: ‘Binnen de perken zijn de mogelijkheden even onbeperkt als daarbuiten.’

Amper uitgesproken klinkt de hartelijke lach van Müjde, die haar in combinatie met haar scherpe geest zo geliefd maakt bij haar publiek. De intentie onderschrijft ze, maar ze plaatst meteen een kanttekening. ‘Jules Deelder is duidelijk niet invalide. Als je letterlijk invalide bent, dan zijn je mogelijkheden beperkt. Het woordje ‘even’ in zijn uitspraak maakt het bijna een wiskundige vergelijking. Niet kunnen lopen is een beperking om u tegen te zeggen, maar ik haal alles eruit wat erin zit! Die instelling had ik al, ook door leeftijd en rijpheid. Als migrantenkind moest ik harder werken, soms meer voor mijn kansen vechten. Als je dan een kans krijgt, moet je die met acht handen tegelijk aanpakken. Niet denken dat iets niet kan vanwege je achtergrond. Niet zeggen dat je tien stappen achter staat omdat je van Turkse afkomst bent. Ga de strijd aan met je ogenschijnlijke beperking. Ik kan niet meer fietsen, toch fiets ik nog steeds, maar dan met een handbike. Toch ga ik een gebouw binnen om te proberen daar naar het toilet te gaan. Je doel is groter en weegt zwaarder dan je ongeruste gevoel. Zou er wel een invalidentoilet zijn?’

Fietstocht

In 2014 ging Müjde een grote uitdaging aan, ook met zichzelf. Ze fietste met haar handbike van Amsterdam naar Istanbul. Eerder liet ze al weten dat je beter gehandicapt in het vlakke Nederland kunt zijn dan in het hobbelige Turkije. ‘Dat klopt, maar ik heb wel wat opmerkingen. Ondanks het vlakke land, ondanks alle welvaart, de wetten die we hebben en een convenant dat is getekend voor gehandicapten, is de toegankelijkheid veel slechter dan ik ooit had kunnen vermoeden toen ik valide was. Neem openbare gebouwen die architectonisch gezien fout zijn voor mensen die in een rolstoel zitten of slecht ter been zijn. Ze kunnen vaak niet via de hoofdingang naar binnen. Of er zijn een heleboel trappen voordat je bij de ingang bent. Hoe kom je binnen als invalide? Ik maak ook mee dat het invalidentoilet gebruikt wordt als opslagplaats voor toiletpapier. Ik zit nu bijna twaalf jaar in een rolstoel en houd lezingen, onder andere in kastelen die dienst doen als conferentiecentra. Er zijn ook kerken die voor dit doel verhuurd worden. Zulke gebouwen zijn moeilijk aan te passen, maar soms zijn kerken die vier of vijf eeuwen oud zijn beter aangepast dan moderne gebouwen. Zelfs bussen en trams zijn niet altijd toegankelijk voor mindervaliden.’

Toegankelijkheid van winkel en hotels

Müjde is ambassadeur van diverse organisaties, zoals van het Anne Fonds (‘Geef meisjes een toekomst’), het Dwarslaesiefonds en ambassadeur voor winkeltoegankelijkheid. Dat laatste is geen wonder, want veel mensen die regelmatig winkelen, maken soms mee dat een invalide een winkel niet in kan. Bijvoorbeeld omdat de gangpaden te smal zijn. ‘Of ze puilen uit van de voorraden en de mandjes. Bij winkelketens moet gezegd worden dat het ene filiaal het andere niet is. In de praktijk blijkt wel dat veel filialen van Kruidvat, Aldi en Action ontoegankelijk zijn. Zelf heb ik een smalle rolstoel van zestig centimeter en ik stuit ook op deze problemen. Wat dacht je van pallets in het gangpad? Veel grootwinkelbedrijven strijden met elkaar om internetbestellingen binnen te halen, maar ik wil gewoon naar de winkel. Uiteindelijk ben ik een klant. Er moet ook worden opgemerkt dat de bedrijven die ik noemde vaak onderbezet zijn. Het gebeurt regelmatig dat er slechts twee medewerkers in de winkel zijn die de kassa moeten bedienen, de vakken vullen en de klanten helpen. Dat lukt niet. Hierdoor lopen winkels en restaurants klanten mis, terwijl ze met kleine ingrepen al oog voor onze doelgroep hebben. Er is berekend dat mindervaliden vijftien procent van de potentiële klanten zijn voor de horeca, winkels, hotels en establishments zoals conferentiecomplexen. Kan ik ergens niet in, dan krijg ik korting. Zie ons als een betalende cliënt. Dat zijn we toch ook? Neem het Hilton in Rotterdam. Wat misschien niet helemaal goed is, maken ze goed met een heleboel service. Ik ben in veel landen en steden geweest. In Dubai, Turkije of Marrakesh krijg je zo veel mogelijk wat je nodig hebt. Lukt het niet, dan wordt er naar compensatie gezocht. Wat je kunt goedmaken met service, laten hotels in Nederland nog weleens liggen. Zit een sauna of fitnesszaal in een kelder die alleen per trap bereikbaar is? Dan kan ik er geen gebruik van maken, maar ik krijg geen korting of compensatie. Dat klopt niet. Een absoluut dieptepunt was Denemarken; daar was ik bijna in tranen. Ik had een aangepaste kamer gereserveerd, wat keurig was bevestigd. Je moet daar zelf achteraan, want via sites als booking.com gaat er weleens wat mis als je om iets speciaals vraagt. Ik had gehoord dat Scandinavische landen goed waren voorbereid op mindervaliden. Denenmarken vormt kennelijk een uitzondering. Mijn dochter was in Portugal op vakantie geweest en vertelde me dat al het openbaar vervoer rolstoeltoegankelijk is. Plus dat je geholpen wordt.’

Foto: Gregor Servais

Funda stelt zich aan

Het eerste theaterprogramma na haar ongeluk heette Funda draait door. ‘Ik had een keer een gesprek met een vriend over deze voorstelling. Wat hem opviel was dat mensen met een beperking het minste klagen. Hij vroeg me waarom ik me niet zou mogen aanstellen of klagen. Ik vind van niet. Mensen die iets mankeren, stellen zich niet aan. Toch heb ik die lijn doorgetrokken in Funda stelt zich aan. Wilders en Baudet zijn wat mij betreft op dit moment de grootste aanstellers van de Nederlandse politiek. Ze hebben het over vrijheid van meningsuiting. Ze mogen zeggen wat ze willen, maar o wee als ze een koekje van eigen deeg krijgen! De hel breekt los als je het niet met ze eens bent. Wilders kost het zijn vrijheid en kan nergens heen zonder bodyguards. Dat vind ik erg, net als ik het betreur dat de burgemeester van Gdansk is doodgestoken door een jongeman van zevenentwintig jaar die meent dat hij onterecht in de bajes heeft gezeten. Over aanstellen gesproken; mensen die zich het meest aanstellen, hebben daar vaak de minste reden voor. Funda stelt zich aan is dan ook ironisch bedoeld. Ik speel met de titel en doe tijdens de voorstelling mijn uiterste best om me aan te stellen. Bij Funda draait door kwam ik kruipend het podium op met op de achtergrond de muziek van ‘The Pink Panther’ van Henri Mancini. Veel mensen kennen deze muziek van de tekenfilm of van de films met inspecteur Clouseau. Een aparte en leuke opening. Er waren altijd twee mannen uit het publiek die me in mijn rolstoel hielpen. Bij deze voorstelling was ik lekker kritisch en humoristisch. Bij Funda stelt zich aan wordt die trend voortgezet. Ik las ergens dat iemand het een voorstelling vond met een lach en een traan. Dat dekt de lading beslist. Het gáát echt ergens over. Je bent wie je bent, je doet wat je doet, je zegt wat je zegt. Iedereen heeft een verhaal, spannend of tragisch. Als iemand kiespijn heeft, dan is dit het ergste leed van dat moment. Maar vergeleken bij iemand die net te horen heeft gekregen dat ze borstkanker heeft, stelt het niets voor. Wie een kind heeft verloren en had kunnen kiezen tussen je kind kwijt of in een rolstoel, zou waarschijnlijk voor het laatste kiezen. De dingen die in mijn voorstellingen verwerkt zitten, hebben vaak een overstijgend karakter. Mensen herkennen wat ik zeg en betrekken het op hun eigen leven, of het nu om fictie of non-fictie gaat. Ik had graag avontuurlijke reizen willen maken, maar heb het altijd uitgesteld omdat ik er allerlei dingen tussen liet komen. Iedereen in de zaal denkt op zijn eigen manier. ‘Dat herken ik!’ of ‘Ik moet actie ondernemen.’’

Müjde: ‘De meningen van mijn publiek over de voorstelling schrijven ze na afloop in het gastenboek, via Facebook of ze sturen een e-mail. Regelmatig zet ik hen aan om ergens over na te denken. Het inspireert mensen in ieder geval om iemand op het podium in een rolstoel te zien zitten. Dit is mijn werkelijkheid. In hun ogen is het ‘wauw!’. Opmerkingen als ‘Ik zal nooit meer opstaan zonder rugpijn zonder aan jou te denken’ vormen daar het bewijs van. Zelfs mijn ongeluk, mijn invaliditeit heeft zin. Ik ben altijd al gek geweest op de natuur en daarom kampeerde ik ook graag voor mijn ongeluk. Wild kamperen nota bene. Tijdens mijn fietsreis door al die landen, bergen en dalen, puur natuur, ben ik helemaal verslaafd geraakt. Dat mis ik het meest van niet kunnen lopen: de natuur.’

Reizen

Ik betreurde het vreselijk dat ik niet meer alleen kon reizen. Voordat ik het ongeluk kreeg, heb ik veel gereisd; New York, Birma, helpen in een weeshuis in Nepal. Ik had overal vrienden en ging graag ergens helpen. Tegen zulke verzoeken kan ik niet meer zomaar ja zeggen. Een groot verdriet voor me, maar tijdens mijn fietstocht van Amsterdam naar Istanbul heb ik ondervonden dat ik wel degelijk alleen kon reizen. Ik ben regelmatig verdwaald of kwam in andere problemen, maar ik heb geleerd hoeveel aardige mensen er op de wereld zijn. Je wordt heus geholpen. Als dit lukte, kon ik dus ook op de gebruikelijke manier reizen. In mijn eentje, als ik dat wilde. Toch heb ik het uitgesteld, tot vorig jaar. Ik ben vier weken op Aruba geweest, dat avontuur is deels verwerkt in Funda stelt zich aan. Op Aruba was de hotelkamer niet helemaal aangepast. Gelukkig kan ik hulp organiseren of inkopen, dat heb ik van mijn fietsreis geleerd. Hoe goed je alles ook wilt voorbereiden, er blijven altijd onverwachte omstandigheden op je pad komen. En wat doe je bij moeilijkheden? Vergeleken bij mijn man ben ik van ons twee de grootste controlefreak. Maar ik gooi mezelf in het diepe, terwijl hij beren op de weg ziet. Ik denk in oplossingen, denk meer als een man. Hoe ik dat dan ga doen? Laat ik het zo zeggen: hoe meer mijn man mij tegenwerkt, hoe standvastiger ik word.’

Tegenwerkingen en zelfmedelijden

Volgens Müjde heeft ze altijd al te maken gehad met tegenwerkingen. ‘Als migrantenkind werd ik gediscrimineerd. Mijn reactie daarop was nog meer mijn best doen. Toch hebben we allemaal een tegenwerker in ons eigen hoofd zitten. Daar heb ik het ook over in Funda stelt zich aan. De ene keer ben je die tegenwerker zelf, de andere keer vraag je je af van wie de stem is die tegen je praat. Die stem vertelt je ‘Ze willen je niet!’. Die stem is je grootste tegenwerking, maar zelfs tegenwerkers hebben een functie. Zonder wrijving geen glans, zonder tegenwerkers geen succes. Ik mag van mezelf vijf minuten per week zelfmedelijden hebben. Meer beslist niet. Ik heb een hekel aan zelfmedelijden. Als ik mezelf kan dragen, dan ben ik draaglijk voor anderen. Alle dagen zwelgen in je verdriet en in je boosheid levert niets op. Mensen die zo zijn, knijpen je uit als een citroen, ook al bedoelen ze het niet zo. Sinds mijn ongeluk denk ik wel vaker aan een uitspraak van mijn lieve overleden moeder: je komt alleen en je gaat alleen weg. Daar valt geen speld tussen te krijgen.’

Speellijst: Apeldoorn (2 februari), Amsterdam (9 februari), Amstelveen (14 februari), Zwolle (2 maart), Bellevue Amsterdam (14, 15 en 16 maart) Doetinchem (21 maart) en Den Haag (23 maart). Zie www.fundam.nl voor meer informatie over Funda Müjde.

Hebben haatpredikers ook recht op compassie?

0

Dat conservatieve religieuze gemeenschappen moeite hebben met emancipatie en zelfbeschikking, dat werd dezer dagen opnieuw duidelijk. In India leidde het besluit van het hooggerechtshof dat ook vrouwen tot een hindoetempel moesten worden toegelaten, tot hevige rellen. Een jonge moslimvrouw uit Saoedi-Arabië vluchtte naar Thailand om aan de greep van haar familie te ontsnappen. Ofschoon het geloof officieel geen thema vormt, worden alle haar opgelegde sociale beperkingen met een beroep op zeer strikte geloofsopvattingen gelegitimeerd.

En in Nederland kregen we Nashville. Ofschoon de SGP nooit echt een geheim van haar opvattingen had gemaakt, was de verbazing over de ondertekening van de homofobe Amerikaanse verklaring door fractievoorzitter Kees van der Staaij groot. Dat heeft ongetwijfeld ook te maken met de scherpte van de formuleringen – wollig taalgebruik is Amerikaanse evangelisten vreemd. Overigens, al zal Van der Staaij het zelf in het publiek wat meer omzwachteld formuleren, binnen de muren van sommige zwartekousenkerken kunnen sommige dominees er, waar het om het letterlijk met hel en verdoemenis dreigen gaat, tot op vandaag ook wat van.

Hoe dan ook, dat maakt de verontwaardigde reactie aan orthodoxe zijde over de verontwaardiging in de rest van Nederland tamelijk hypocriet. Eerst tekenen en dan halfslachtig afstand nemen van de formuleringen omdat die kennelijk aanstootgevend zijn, zoals sommige ondertekenaars vervolgens deden, is tamelijk laf. Met twee tongen spreken, dat zien we in deze kring vaker. Van der Staaij en de zijnen moeten kiezen: ofwel Nashville ondertekenen en er dan ook echt voor staan, ofwel dit weigeren omdat men zich niet in de gekozen bewoordingen kan vinden. Je tekent of je tekent niet. Juist van hen die altijd tegenover anderen met de letterlijke geldigheid van het Woord schermen, mag dat worden geëist.

In de praktijk valt die standvastigheid overigens al vaker tegen. De Bijbel geldt in SGP-kring als het woord Gods, van kaft tot kaft. Dat is ook wat je nu hoort: er staat wat er staat en de door ons aangehangen interpretatie is al tweeduizend jaar ‘geldig’, dus er is geen reden om die te veranderen. Daarbij vallen twee essentiële kanttekeningen te plaatsen, een theologische en een historische. De theologische: hoe weet men dat dat het woord Gods is? Was de SGP er zelf bij toen Hij het opschreef? Terecht stelden drie doopsgezinde predikanten in de Volkskrant dat alle woorden over ‘boven’ nog altijd van onderen komen.

En dan de historische kanttekening: over die onveranderlijke en dus onveranderbare interpretatie. Met de Bijbel in de hand is ook achttien eeuwen lang door veel christenen – niet door alle! – de slavernij goedgepraat, zoals dat tot ver in de twintigste eeuw nog in orthodoxe kring ook gold voor de Zuid-Afrikaanse apartheid. Dat zijn opvattingen die men daar nu gelukkig verlaten heeft – ook al waren dat tot op dat moment opvattingen die ‘altijd’ geldig waren geweest.

Ook anderszins wordt in orthodoxe kring selectief gewinkeld. Bij Van der Staaijs voorganger Bas van der Vlies veranderde het heldere statement over die van-kaft-tot-kaft-geldigheid in vaag gemompel, toen ik hem eens zeventien jaar terug tijdens een interview met een paar passages uit het bijbelboek Leviticus confronteerde waarin voor bepaalde zondes steniging als passende straf werd vastgelegd. In Exodus werden ook aanbevelingen gedaan voor de verkoop van dochters als slavinnen, terwijl in Genesis aan de hand van de levenswandel van Abraham en Jacob duidelijk wordt dat veelwijverij de Heere toen nog geenszins een gruwel was.

In zulke gevallen durven – anders dan fanatieke IS-aanhangers, die inderdaad in hun kalifaat weer de slavernij hadden ingevoerd – zelfs de meest geharnaste christenfundamentalisten niet meer voor onverkorte toepasbaarheid van de Bijbel te pleiten. Dat is heel sympathiek, maar daarmee wordt niet alleen indirect de tijdgebondenheid van bepaalde passages erkend – hét argument van de overgrote niet-fundamentalistische meerderheid van christenen – maar ook direct automatisch de Bijbel als absolute woord Gods gerelativeerd.

Zelfs die SGP’ers maken namelijk toch uiteindelijk zelf een keuze, wat voor échte letterknechten uit den boze zou moeten zijn. Maar daarmee is er ook meteen sprake van willekeur, want waarom zou de ene bijbelpassage wél en de andere níet eeuwig geldig zijn? Ofwel de Bijbel is in zijn geheel het woord Gods, ofwel dat is niet zo. En dan is de ene selectie door gelovigen niet minder legitiem dan de andere en wordt dus, hoezeer men dat in SGP-kring niet wil weten, wat wij vandaag fatsoenlijk vinden doorslaggevend.

In dat opzicht valt direct de grote onverdraagzaamheid van de zwaar gelovigen op: alleen hún interpretatie is de juiste, de anderen zijn geen echte christenen. Dat maakt ook het nu opstijgende gejammer over de ‘onverdraagzaamheid’ van de niet-orthodoxe meerderheid zo bizar. Wie maar één Waarheid accepteert en vanaf de kansel met de hel dreigt jegens iedereen die er anders over denkt, moet niet klagen als hij na zijn haatpreken elders op weinig compassie stuit.

Bizar is in dat opzicht ook de klacht dat één van de ondertekenaars nu niet meer voor een preek in de protestantse kerk van Gorinchem welkom is. Het lijkt mij logisch dat je daarvoor als kerkelijke gemeente alleen iemand uitnodigt wiens morele waarden je deelt. Zou een vrijzinnige dominee als gastspreker veel kans maken om bij fundamentalisten de preekstoel te beklimmen? En vloeiden de Afscheiding van 1834 en de Doleantie van 1896 niet juist voort uit de orthodoxe weigering om andersdenkenden binnen één kerkgenootschap te tolereren? Als men de eigen geschiedenis een beetje kende, zouden juist op dit punt de Nashville-ondertekenaars er beschaamd het zwijgen toe moeten doen.