15.6 C
Amsterdam
Home Blog Pagina 849

De NAVO en de twee procent

0

Op 11 en 12 juli vindt een NAVO-top plaats in Brussel op het niveau van regeringsleiders. Tijdens een dergelijke top kunnen belangrijke besluiten worden genomen die van grote invloed zijn op de koers en de toekomst van de NAVO, die direct raken aan de veiligheid van het bondgenootschap en de individuele landen, inclusief de VS.

Of de komende top zal zijn als alle voorgaande valt zeer te betwijfelen. Het belangrijkste NAVO-lid, de VS, wordt vertegenwoordigd door president Trump, van wie we inmiddels weten dat hij niet bijzonder dol op de NAVO is. Hij heeft het bondgenootschap ooit als ‘verouderd en niet meer van deze tijd’ betiteld. Onlangs gaf hij nog aan dat de NAVO nog slechter voor de VS is dan NAFTA, waar hij ook zo graag onder uit wil. Voorts vaart hij graag uit tegen bondgenoten, waaronder Nederland, waarvan hij vindt dat ze te weinig doen, te weinig bijdragen aan de defensie. Vooral wijst hij daarbij graag op het feit dat dit geschiedt terwijl er nog voortdurend Amerikanen sneuvelen en gewond raken. Daarbij geeft hij aan dat hij aan Amerikaanse belastingbetalers niet meer kan uitleggen dat Europeanen zo weinig betalen, terwijl ze wel genieten van Amerikaanse steun en bescherming.

Nu hij onlangs ook nog aangaf dat volgens hem de EU is opgericht om de VS van haar spaargeld (piggy bank) te beroven, zijn de Europese NAVO-bondgenoten niet alleen ongerust, maar ook getergd. Dat hij vervolgens daags na de NAVO-top naar Helsinki afreist om daar zijn Russische ambtgenoot Poetin te ontmoeten zet de zaak ook behoorlijk onder druk. Poetin ziet de NAVO als tegenstander en doet er alles aan het bondgenootschap te ondermijnen. Het is zeer de vraag of Trump daartegen een vuist zal maken. Het zal dus alles behalve een makkelijke top worden in Brussel.

Nu heeft Trump wat betreft de Europese defensiebudgetten wel een punt. Hij is niet de eerste Amerikaanse president die erop wijst dat de Europese bondgenoten hun defensiebudgetten moeten verhogen. Bush en Obama deden dat ook al. Maar Trump gaat veel verder. Zijn ronduit botte manier van ‘diplomatie’ bedrijven zal bedoeld zijn om de Europeanen onder druk te zetten, maar kan mogelijk ook zijn doel voorbijschieten. De meeste Europese landen, waaronder Nederland, hebben hun defensiebudgetten al verhoogd en er ligt nog meer in het verschiet. Maar het is voor velen nog lang geen twee procent van het BBP, zoals bij de NAVO-top in Wales overeengekomen. Dat is ook lastig op dit moment. Europa komt uit een crisis, de economie groeit weer, er is weer meer geld voor defensie, maar het BBP stijgt ook, dus verhoudingsgewijs is de stijging niet significant. Zo zweeft Nederland nog steeds ergens tussen de 1,1 en 1,2 procent, terwijl er nu al negenhonderd miljoen euro is bijgekomen, oplopend naar structureel anderhalf miljard per jaar.

Kortom, budgetten stijgen wel degelijk en veel NAVO-landen, waaronder Nederland, zijn actief in Mali, Irak, Syrië, Afghanistan, het Caribisch gebied, de Middellandse Zee en de Indische Oceaan. Om nog maar te zwijgen over de vele kleinere missies in diverse andere gebieden. We betalen dan verhoudingsgewijs nog te weinig, we doen er wel veel mee. Dat geldt zeker niet voor landen zoals Polen en Griekenland, die weliswaar ruim boven de twee procent zitten, maar een zwakkere economie hebben en er ook welhaast niets mee doen, behalve argwanend en tot de tanden bewapend hun respectievelijke oosterbuur in de gaten houden. De term ‘zwartrijder’ (freeloader) is al gevallen en dat is iets dat landen zoals Duitsland, Noorwegen, België en ook Nederland niet zullen accepteren. De opmerking over het sneuvelen van Amerikanen valt bij Europeanen ook verkeerd. Nota bene de enige keer dat artikel vijf van de NAVO (‘aanval op één is een aanval op allen’) ooit is ingeroepen, was door de VS, vanwege 9/11. Praktisch alle toenmalige NAVO-bondgenoten zijn de Amerikanen toen te hulp geschoten en hebben troepen naar Afghanistan gestuurd en daar zijn ook velen van hen gesneuveld, onder wie vijfentwintig Nederlanders. Al die militairen vochten in een in essentie Amerikaanse oorlog. Trump kan dus ook te ver gaan met zijn gefoeter en dat kan contra-productief werken.

Voorts, en dat belangrijke punt wordt binnen de Amerikaanse defensie ook aangehaald, maar door Trump mogelijk niet beseft of erkend: de Amerikaanse militaire inspanning in Europa dient ook een eigen belang. Het vormt de voorwaartse verdediging van de VS, niet alleen tegen Rusland, maar ook tegen allerlei groeperingen die het op de VS hebben gemunt. Europa vormt ook de springplank voor het Amerikaanse leger naar Afrika en het Midden-Oosten, of, zoals een gepensioneerde generaal het uitdrukte: ‘Dankzij de permanente Amerikaanse aanwezigheid in Europa is het Amerikaanse leger een oceaan dichterbij de voornaamste inzetgebieden.’ Inderdaad vervoert de VS bijna alle militairen en middelen voor Afrika, het Midden-Oosten en ook Afghanistan via Europa. De permanente Amerikaanse militaire bases in Europa maken ook de logistieke ondersteuning van die operaties veel eenvoudiger. Het vergroot de flexibiliteit van de Amerikaanse slagkracht.

Dat wil echter niet zeggen dat we als Europese NAVO-bondgenoten nu rustig achterover kunnen leunen. Defensiebudgetten gaan weliswaar mondjesmaat omhoog, maar dat leidt tot dusver hooguit tot herstel van de verloren gegane geoefendheid, inzetbaarheid en slagkracht. De uitdagingen in de eenentwintigste eeuw zijn echter veel breder, diverser en gecompliceerder dan in de jaren negentig. Investeren in nieuwe capaciteiten is dus van groot belang. En daar is toch echt meer geld voor nodig.

‘Ik maak theater omdat ik het niet begrijp’

0
‘Ik vond het idee om als halve Indo in Nederland een stuk over de Turkse president te schrijven zo goed, zo dom en zo problematisch dat ik wel ‘ja’ moest zeggen.’

Met de verkiezingsoverwinning eind vorige maand is de politieke carrière van de langstzittende president van het naoorlogse Turkije, Recep Tayyip Erdogan, een nieuwe fase ingegaan. De Turks-Nederlandse regisseuse Ada Özdogan maakte samen met de Indisch-Nederlandse toneelschrijver Kasper Tarenskeen een toneelstuk over Erdogan die hem van een andere kant laat zien: die van toneelschrijver. De Kanttekening ging om tafel met Özdogan en Tarenskeen. Een dubbelinterview.

Foto: Theater Rast. In 1975, lang voor hij president van Turkije werd, speelde Recep Tayyip Erdogan de hoofdrol in zijn eigen toneelstuk ‘MasKomYah’, waarin de vrijmetselarij, het communisme en het jodendom werden voorgesteld als het ultieme kwaad. In ‘De rode klauw’ zien we Erdogan struggelen met de wereld en zijn plek daarin. De president heeft nog zeven dagen voor de première van zijn nieuwe toneelstuk – een klassiek liefdesverhaal – maar alles lijkt in het honderd te lopen.

Het idee voor De rode klauw is in 2016 ontstaan tijdens de mislukte coup in Turkije – of wat daarvoor door moest gaan. Hoe begon het oorspronkelijke idee om iets te doen met Erdogan?
Ada: ‘Het idee ontstond precies op de avond van de couppoging, toen ik naar Turkije zou vliegen. We kregen geen toestemming van de AIVD, omdat er nog onduidelijkheid was over de veiligheid in het land, dus ik had veel tijd te doden. Ondertussen ontplofte het internet. Kranten en tijdschriften gooiden oude artikelen online en zo kwam ik een uitgebreid profiel tegen over Erdogan dat heel zijn loopbaan beschreef en analyseerde. Ik las dat hij in zijn ‘studententijd’ (er is controverse over Erdogans universiteitsdiploma, hij zou nooit gestudeerd hebben aan een universiteit, zijn diploma zou een vervalsing zijn: onder het diploma uit 1981 staan de handtekeningen van de rector van de Marmara Universiteit en het hoofd van de faculteit, het probleem is dat de Marmara Universiteit nog niet bestond in 1981, de universiteit is opgericht in 1982 en de faculteit in 1983, red.) een theatervoorstelling had gemaakt. Het stuk dat hij gebruikt had was De rode klauw geschreven door een imam genaamd Mustafa Bayburtlu.’

En toen dacht je ‘daar moet ik wat mee’?
Ada: ‘Ja. Erdogan heeft het stuk van Bayburtlu destijds bewerkt en de titel veranderd in MasKomYah, een samenstelling van drie woorden: mas is mason (vrijmetselaar, red.), kom is komunist (communist, red.) en yah is yahudi (Jood, red.). Voor Erdogan was het belangrijk om deze onderwerpen in het bestaande stuk nog meer uit te lichten, omdat deze groepen destijds werden voorgesteld als de grootste bedreigingen voor Turkije die het land zouden beletten weer te floreren zoals in de Ottomaanse periode. Ook vandaag de dag nog benoemt Erdogan deze groepen met zijn lievelingswoord ‘de terroristen’.’

Hoe kwam je uit bij Kasper als schrijver?
Ada: ‘Ik was op zoek naar een intelligente, politiek geëngageerde schrijver om het stuk te kunnen bewerken of from scratch iets nieuws te creëren. Ik had meerdere schrijvers gesproken, maar ze waren of te druk of wilden hun vingers er niet aan branden. Toen tipte één van mijn acteurs mij op Kasper en dat was eigenlijk heel logisch. Ik ben altijd een fan geweest van de stukken van Jan Hulst en Kasper, omdat ze in mijn ogen met hun taal een heel mooie tussenweg vinden tussen alles kapot nuanceren, iets dat onze generatie eigen is, en tegelijkertijd heel radicaal geen blad voor de mond nemen. Dat vind ik een te gekke vorm. Daarnaast zocht ik een schrijver met veel lef en ballen die heel hard kan gaan. Dat allemaal bij elkaar optellend kom je dan wel zo een beetje uit bij Kasper.’

Stond jij meteen te springen, Kasper?
Kasper: ‘Ik vond het idee om als halve Indo in Nederland een stuk over de Turkse president te schrijven zo goed, zo dom en zo problematisch dat ik wel ‘ja’ moest zeggen. Ik wil bij het schrijven van een voorstelling graag dingen onderzoeken waar ik me ongemakkelijk bij voel. In dit geval had ik de volgende ingrediënten: een toneelstuk dat Erdogan zelf in 1975 had geschreven, Ada’s halve Turksheid, mijn eigen afstand tot de Turkse cultuur en een voor driekwart Hollandse cast (Gonca Karasu is de enige Turkse acteur op de vloer, red.). Een nogal problematische cocktail die op zichzelf al veel zegt over de tijd waarin we leven.’

Hoe ging het toen verder?
Kasper: ‘Ada en ik besloten vrij snel dat we geen biografische, pamflettistische anti-Erdogan-voorstelling wilden maken. Geen preaching to the choir. Samen met al dat gezellige linkse theaterpubliek praten over hoe eens wij het met elkaar zijn over de boze slechte Erdogan is één van de meest saaie dingen die je kunt doen. Dan kunnen we ook gewoon een heel lange flyer maken en daarin opschrijven wat we vinden. Dan mogen mensen dat lezen op de première. Of in een e-flyer. Dan hoeven ze de deur helemaal niet meer uit. Wat ons interesseert zijn de menselijke mechanismen achter politici. Het mechanisme achter Erdogan, de ‘zwarte’ Turk die op slimme wijze vaak van gezicht veranderde om zijn macht te behouden en uit te breiden, vonden we de moeite van het onderzoeken waard.’

Ada: ‘Ik moet bij Erdogan ook altijd denken aan andere politieke leiders die artistieke ambities hadden zoals Adolf Hitler, Ronald Reagan en zelfs Donald Trump met zijn reality show, als dat artistiek genoemd mag worden. Waarom liggen politiek en kunst toch zo dicht bij elkaar? Beide hebben een langzaam ontwikkelingsproces nodig, vergen veel veinzen en breed gecommuniceerde symboliek. En het is van allebei niet zeker of ze baat hebben bij idealisme, omdat dat hoogstwaarschijnlijk gevaarlijk is. Ook ben ik altijd gefascineerd door mijn eigen rol als regisseur in een maakproces. Ik heb uiteindelijk het hoogste woord. De acteurs kunnen je haten en tegelijkertijd smachten ze naar de beperkingen die je hen zal opleggen. Ik heb daar altijd veel moeite mee, omdat je op die momenten net moet doen dat je de waarheid in pacht hebt. En toevallig geloof ik niet in waarheid, want waarheid is fluïde.’

Foto: Kasper Tarenskeen

Was het lastig om een niet-pamflettistische voorstelling te maken over Erdogan?
Kasper: ‘Ik vond het een heel lastige schrijfperiode. Ik heb in zeer korte tijd eng veel boeken over Erdogan gelezen. Ik heb twee weken door Istanbul gebanjerd om baklava te eten, mijn koffiedik te laten lezen en met Turken te praten over Erdogan. Non-stop voelend dat ik een leven achterliep op mijn deadline. Alsof al die mensen en gebouwen geheimen waren die ik toch nooit zou doorgronden, want op dit moment ervaar ik elke uitspraak die ik doe over een onderwerp dat niet gaat over hipsters in pop-up bars als entitled. Ik voelde mij dus een arrogante kolonialist op zoek naar Turks theatergoud. Dat is een vies gevoel. Ik heb dat vieze gevoel gebruikt door het een onderdeel te maken van de voorstelling.’

Onbegrip en afstand als uitgangspunt voor een stuk over Erdogans politieke theater dus?
Kasper: ‘Het gegeven van Erdogan die zijn eigen voorstelling regisseert en er zelf ook in meespeelt werd het uitgangspunt voor ons stuk. Wij probeerden ons voor te stellen wat hij nu zou maken. We hebben toen besloten de mogelijke beperkingen van het gemengde publiek functioneel te maken. Er gaapt een enorme kloof tussen de kennis over Turkije van Turkse kijkers en wit, links theaterpubliek. Turkse mensen zullen veel dingen herkennen die voor Nederlanders onbegrijpelijk blijven. Maar er worden ook veel inside jokes gemaakt over een repetitieproces die alleen theater- en filmmakers begrijpen. En voor de witte hetero-man is er een witte man die klaagt dat hij nergens over mag klagen, omdat hij zo wit en hetero is. Daarnaast staat Erdogan, de wankelende autocraat die een voorstelling over de liefde wil maken. Zo wilden wij proberen een wereld te tonen waarin mensen zich vastklampen aan hun eigen pijn en problemen en daardoor elkaar niet begrijpen.’

Ada: ‘Voor mij was de keuze een voorstelling over Erdogan te maken ook een heel opportunistische. Als één van de weinige theaterregisseurs met een Turkse migratieachtergrond, of misschien wel de enige bedenk ik me nu, voelde ik dat het mijn kans was om nu iets te doen met Erdogan. Als kind van linkse politieke vluchtelingen heb ik op een vreemde manier het leven van mijn ouders altijd benijd. Ik wilde ook iets concreets hebben om tegen te vechten. Misschien is dat ook wel het ‘lijden’ van onze generatie. Dat we verdrinken in een kafkaësk privilege en daar tegelijkertijd ook voor bekritiseerd worden door generaties boven ons, omdat we te weinig stelling nemen. Ik geloof dat de wereld daarom weer gevoelig is voor populisme, omdat nuance en vrijheid ons geen standvastige waarheid bieden. We verlangen eigenlijk toch naar duidelijke, absolute normen en waarden. Toch geloof ik niet dat het zo werkt en zo kan werken. Kijk maar naar alle revoluties en opstanden in de wereld.’

De toneelrecensies spreken van een snelle, geestige en intelligente voorstelling. Een kritiek is dat de voorstelling te safe is.
Kasper: ‘We hadden de acteurs elkaar ook kunnen laten neuken terwijl ze antisemitische teksten mompelden en allemaal naambordjes met ‘Erdogan’ droegen. Maar het is nooit het doel geweest een ‘harde’ voorstelling over Erdogan te maken. Wel of geen ‘hard’ stuk maken is voor mij sowieso nooit de insteek.’

Ada: ‘Wij als westerlingen hebben vaak de arrogantie om op andermans leed en zorgen eigen succes, faam en geld toe te eigenen. Daarom vind ik het een fijne insteek om Erdogan als theatermaker neer te zetten. Zo word ik gedwongen hem altijd vanuit mijn eigen menselijke positie te benaderen. Ik vind het belangrijk dat dit stuk niet alleen over Erdogan als dictator gaat, maar ook over mij als opportunistische theatermaker met een migratieachtergrond en vervolgens universeler over het gedrag en aandeel van het Westen. Ik vind het belangrijk met deze voorstelling te tonen hoe wij westerlingen onderdeel zijn van een probleem; hoe we eraan bijdragen en het in stand houden. Dat vind ik een eerlijk proces.’

Jullie maakten met De rode klauw geen politiek-pamflettistisch theater. En toch. Wat vinden jullie eigenlijk van wat er nu in Turkije aan de hand is?
Ada: ‘Zoals we inmiddels weer bevestigd hebben gekregen, is Turkije enorm verdeeld. Achtenveertig tegenover tweeënvijftig procent om ‘precies’ te zijn. Maar Turkije zit al honderd jaar in een identiteitscrisis. Dat begon met de komst van Mustafa Kemal Atatürk en zijn partij, de CHP, die heerlijk dictatoriaal en bijna vijftig jaar geregeerd heeft. De CHP heeft moslims al die jaren onderdrukt en gediscrimineerd. Op deze pijn voert Erdogan campagne. De pijn raakt het ego zo diep dat het nog steeds een succesformule is. De winst van de HDP, de enige linkse partij in Turkije die bij de afgelopen verkiezingen boven de kiesdrempel van tien procent is uitgekomen en daarmee een plek in het parlement heeft bemachtigd, is klein goed nieuws. Zo wordt het Erdogan met een iets sterkere linkse oppositie samen met de seculiere CHP moeilijker gemaakt wetgevingen door te voeren. Maar Erdogan blijft Erdogan. Vooral kut voor de onschuldige journalisten die geen hoop meer hebben om de gevangenis uit te komen. En voor de vrijheid van meningsuiting.’

Kasper: ‘Ik maak theater, omdat ik het niet begrijp. Omdat ik probeer begrip te vinden voor de wereld en haar onbegrijpelijke mechanismen. Op het moment dat ik oplossingen zie voor conflicten, stop ik met theater maken en ga ik de politiek in. Ik ben bang dat dat nooit zo ver gaat komen. Het enige waartoe ik me kan verhouden zijn de gesprekken die ik in Istanbul had met mensen die woedend waren over en bang waren voor wat er met hun land gebeurt. Dus tot ik een manier heb gevonden om alle informatie die tot me komt om te smeden tot een waarheid die ik vertrouw, luister ik naar de mening en pijn van mensen die ik het aardigst vind. En die aardige mensen vonden Erdogan een eikel.’

Foto: Jean van Lingen

De rode klauw is tot eind dit jaar te zien in verschillende Nederlandse theaters:
19 oktober, Oostblok, Amsterdam.
30 oktober, Griffioen, Amstelveen.
8 november, Podium Mozaïek, Amsterdam.
10 december, Theater aan de Rijn, Arnhem.
11 december, Het Nationale Theater, Den Haag.
13 december, Theater Kikker, Utrecht.

De regels en de agent

0

Dit is mijn laatste column voor de grote vakantie. Het schooljaar is bijna afgelopen. Alle examens zijn achter de rug en zoals het er nu uitziet hebben we (of vooral de leerlingen natuurlijk) het goed gedaan. Het slagingspercentage is vijfennegentig procent! En de herexamens moeten nog afgenomen worden, dus het percentage zal nog stijgen. We zijn een topschool, ik wist het al, maar toch altijd leuk om het bevestigd te zien in harde resultaten.

De vliegtickets voor de werkweek naar Barcelona van mijn mentorklas zijn gekocht. Voor de leerlingen die het niet redden om het benodigde bedrag van 395 euro vóór 10 juni te betalen heb ik sponsors gevonden, dus uiteindelijk kan iedereen mee. Ook weer geregeld en een pak van mijn hart.

Voor de leerling die ik in een eerdere column beschreef (Een leerling die nergens om heeft gevraagd), wiens lot in Nederland nog steeds onzeker is, is weer even respijt. De IND had niet genoeg naar het belang van de kinderen gekeken, zo luidde de uitspraak van de rechtbank eind mei. Mijn leerling mocht dus niet uitgezet worden. Dat wil niet zeggen dat ze mag blijven. De IND moet haar overdoen en heeft zes weken de tijd om te reageren. Cliffhanger (hou ik normaal gesproken wel van, maar niet in dit geval).

En dan was er nog het bezoek van twee wijkagenten in de klas. Ik had ze uitgenodigd naar aanleiding van een opmerking van een leerling in de groepsapp. ‘Juf, die liquidaties dat is de schuld van de politie.’ Het ging over de liquidaties in Amsterdam door de mocromaffia.
Sinds er in 2012 in de haven van Antwerpen een lading cocaïne is onderschept, zijn er zo’n dertien slachtoffers gevallen, onder wie een aantal onschuldige, toevallige figuranten. ‘Als de politie gezegd had dat ze die lading hadden onderschept, dan was die oorlog tussen die twee drugsbendes er niet geweest’, was de redenering van mijn leerling. ‘Want dan had de ene bende de andere niet beticht van diefstal.’

Dus waren al die doden de schuld van de politie. Dat cocaïne een illegale drug is en dat criminaliteit die voortvloeit uit handel, vervoer en verkoop ervan een logisch gevolg is van die illegale activiteit, is voor mij volkomen vanzelfsprekend. Maar mijn leerling zag dat anders. ‘Waren ze er nou maar gewoon afgebleven, dan had de hele handel door kunnen gaan en zou er geen slachtoffer gevallen zijn.’ Mijn leerlingen kennen de regels, maar wat ze ervan moeten vinden, daar worstelen ze mee. Thuis kunnen ze er niet over sparren.

Ik besloot een buurtregisseur uit te nodigen om er wat meer over te vertellen. In full gear kwamen twee heren van de politie binnen: handboeien en pistool aan de riem. De introductie had niet beter kunnen verlopen. Net zoals in de wereld buiten school zijn er ook in de klas regels. De kinderen kennen die regels, maar één van de agenten was niet op de hoogte. ‘Dus juffrouw Trudy kwam naar ons bureau en die vroeg of wij wilden komen vertellen over ons werk’, stak hij van wal. Maar zo gaat dat niet bij ons. ‘Juffrouw Coenen’, verbeterde ik hem. ‘Juffrouw Coenen’, haastte hij zich. Het bezoek was nu al geslaagd, merkte ik aan de reactie van de kinderen. Al snel kwam het gesprek op de mocromoorden. ‘Wij zijn niet bij het onderzoek betrokken’, dekten de agenten zich in. Uiteraard hadden ze er wel een mening over: of er nou ladingen onderschept worden of niet, drugsbendes bestrijden elkaar sowieso te vuur en te zwaard en met veel geweld. Het bleef stil in de klas. Niet overtuigd, zo klonk die stilte. Dat er de nodige argwaan tegenover de politie bestaat, bleek wel uit de vragen die ze vervolgens stelden:

– ‘Waarom mag je aangehouden worden als je merkkleding aanhebt?’
– ‘Wie is er schuldig aan de dood van Mitch Henriquez? Wordt dat wel onderzocht?’
– ‘Hoe zit het met etnisch profileren?’

Leerlingen krijgen weleens het etiket opgeplakt dat ze ongeïnteresseerd zijn en niet opletten. Dat is soms ook zo, maar daarnaast weet ik ook heel goed dat ze, als echte pubers, voortdurend bezig zijn hun plek in de wereld te bepalen. De vragen die ze stellen gaan over dingen die ze oppikken uit een maatschappij die hen niet altijd even welkom heet. Het was goed dat de agenten hebben laten zien dat er antwoorden zijn op vragen, waarom er regels zijn en dat die regels voor iedereen gelden.

De meeste lol hadden de leerlingen natuurlijk om de juf Coenen-correctie, die overigens perfect aansloot bij de boodschap van de les: ook de regels in de klas gelden voor iedereen, zelfs voor politieagenten.

‘De overheid heeft veel te lang gepraat met Turkse religieuze clubs’

2
Politica Bente Becker vindt dat de overheid moet stoppen Turkse religieuze clubs te gebruiken als gesprekspartners voor integratie. ‘We moeten mensen niet via zulke clubs aanspreken om te integreren. We moeten iedere burger behandelen als volwaardige Nederlander door hem of haar serieus te nemen als individu.’

Integratie-issues blijven Nederland teisteren. Ook de afgelopen weken hield het onderwerp de gemoederen bezig. Een hot onderwerp is het SCP-rapport De religieuze beleving van moslims in Nederland dat concludeert dat de religiositeit onder moslims toeneemt en ze overwegend een negatief beeld hebben van de samenleving. Een andere veelbesproken kwestie is het fenomeen ‘toeter-Turk’. Op sociale media is met afschuw gereageerd op toeterende, met Turkse vlaggen zwaaiende, ‘Recep Tayyip Erdogan’ scanderende Turken die na Erdogans verkiezingsoverwinning de straat opgingen in onder meer Rotterdam en Amsterdam.

Tweede Kamerlid Bente Becker (VVD), die onder meer integratie en inburgering in haar portefeuille heeft, pleitte als reactie op het SCP-rapport voor een integratiebeleid dat mensen aanspreekt als individu in plaats van als groep. Ze heeft zich bovendien meermaals kritisch uitgelaten over de negatieve invloed van de lange arm van Erdogan op de Turkse gemeenschap hier. ‘Door Erdogan staan Turken hier met de rug naar Nederland en met het gezicht naar Turkije gericht’, zo verklaarde ze tegenover WNL. De Kanttekening sprak haar.

Je hebt een katholieke achtergrond. Je verklaarde in een interview met de christelijke familiezender Family7 dat geloof altijd wel een rol heeft gespeeld in je persoonlijk leven. Waarom heb je gekozen voor de VVD, past het CDA bijvoorbeeld niet beter bij je?
‘Mijn keuze voor de VVD was al vroeg duidelijk. Het is de partij die het dichtst staat bij hoe ik denk dat we het beste met elkaar kunnen samenleven. Ik nam op school deel aan debatten over maatschappelijke vraagstukken. Daar viel het velen op dat mijn standpunten liberaal waren, dat ik heel erg uitging van de vrijheid van mensen om zelf hun keuzes te maken. Daarbij hoort ook dat je vrij bent om te geloven wat je wil. Het CDA heeft een duidelijk christelijk accent, terwijl voor mij mijn religie niets te maken heeft met hoe ik in de politiek sta, het is mijn persoonlijke beleving.’

Als je nu direct één ding zou kunnen veranderen op het gebied van integratie of inburgering, wat zou je dan veranderen?
‘Dat alle nieuwkomers vanaf dag één werken. Een belangrijk probleem waardoor mensen moeilijk integreren, is simpelweg dat ze niet werken. Dat zien we bijvoorbeeld met statushouders die naar Nederland komen. Zij moeten eerst drie jaar de taal leren, een inburgeringscursus doen, en gemeenten zeggen dan vaak tegen hen dat ze niet gelijk kunnen werken, omdat ze dat traject moeten afronden. Dan kom je dus in een nieuw land, maar omdat je in zo’n geïsoleerd traject zit en niet werkt, kom je te weinig in contact met Nederlanders, waardoor je niet actief kunt bijdragen aan de samenleving. Dat is een gemiste kans. Alle nieuwkomers zouden van meet af aan moeten voelen hoe het is om mee te doen in Nederland: werken, collega’s leren kennen, in de praktijk oefenen met de taal, enzovoorts. Dat vergroot de kans op succesvolle integratie.’

Doet de VVD wel genoeg om de werkkansen van die mensen te vergroten?
‘We doen alles wat binnen onze mogelijkheid ligt. Het inburgeringsstelsel wordt momenteel herzien, daar is D66-minister Wouter Koolmees (Sociale Zaken en Werkgelegenheid, red.) mee bezig. Een recent voorbeeld van wat de VVD doet op dit vlak is dat ik een motie heb ingediend waarin ik Koolmees oproep ervoor te zorgen dat in het inburgeringstraject werk vanaf dag één een rol gaat spelen. Nu is het zo dat werk een schriftelijke, theoretische cursus is, dat heet dan ‘oriëntatie op de arbeidsmarkt’. Ik heb voorgesteld: verander dat in een praktijkervaring. Koolmees heeft aangegeven ernaar te zullen kijken. Ik hoop dat het onderdeel wordt van de inburgering.’

Het SCP-rapport De religieuze beleving van moslims in Nederland bevat opmerkelijk conclusies, zoals dat veel moslims religieuzer worden en een negatief beeld hebben van de samenleving. Is meer religiositeit an sich een probleem?
‘Dat mensen religieuzer worden hoeft op zichzelf geen probleem te zijn. Je kunt niet per definitie zeggen ‘iemand is religieus, dus niet geïntegreerd’. Als liberaal gun ik anderen hun overtuigingen, of je nou atheïst, christen, moslim of iets anders bent, dat is je vrije keuze. Wat wel ongewenst is, is dat veel moslims het gevoel hebben dat de vrije waarden van deze samenleving niet hún waarden zijn, zoals blijkt uit het rapport. Ze voelen zich hier niet of nauwelijks thuis. Dat mensen zich terugtrekken in hun geloof, isoleren en afkeren van de samenleving, dát is een probleem.’

Hoe kan het tij van negatieve integratieontwikkelingen gekeerd worden?
‘Het debat over de multiculturele samenleving speelt natuurlijk al lang. Vanuit de politiek is te lang gedacht dat het geen enkel probleem is dat mensen in hun eigen groepen leven met hun eigen geloof, gebruiken, taal, enzovoorts. Dat is wél een probleem. Groepen leven dan langs elkaar heen. Mensen hebben dan niet meer of minder het gevoel dat ze een samenleving vormen met de rest van dit land. Nieuwkomers zijn eigenlijk te lang te weinig gevraagd mee te doen, bijvoorbeeld op het gebied van werk en taal. Als je er niet voor zorgt dat nieuwkomers de taal leren en zo snel mogelijk aan de slag gaan, vergroot je de kans op integratieproblemen. Een ander belangrijk punt is dat er te weinig aandacht is geweest voor het hooghouden en promoten van onze waarden, zoals keuzevrijheid, vrijheid van meningsuiting en gelijkheid van man en vrouw. Ook op dat vlak moeten we actief zijn. Ook belangrijk is dat nieuwkomers te lang zijn aangesproken als groep om te integreren. Elke persoon heeft een eigen identiteit, ieder mens is uniek, daarom moeten we mensen individueel benaderen en aanspreken als individu in plaats van als groep.’

Je zegt dat nieuwkomers te lang te weinig zijn gevraagd mee te doen. De VVD heeft de afgelopen decennia vaak geregeerd, de afgelopen eenenvijftig jaar in veertien van de negentien kabinetten om precies te zijn. In hoeverre is de VVD zélf verantwoordelijk voor de integratieproblemen?
‘Natuurlijk heeft de VVD ook een rol gespeeld. Het is een gezamenlijke verantwoordelijkheid. Nieuwkomers niet vragen mee te doen, was de algemene tendens in de politiek, tot de jaren negentig. Wel was de VVD via Frits Bolkestein één van de eerste partijen die het initiatief nam om de problemen op dit vlak bespreekbaar te maken en onze houding te veranderen.’

Wat doet de VVD zoal om het verinnerlijken van waarden zoals keuzevrijheid te stimuleren?
‘Het is een heel belangrijk onderwerp voor ons. Een recente maatregel van mijn partij op dit vlak heeft betrekking op het onderwijs. Scholen hebben de opdracht ‘burgerschap’ aan te bieden als onderdeel van het lespakket. Daarbij gaat het dan om vragen zoals: wat betekent het om een actieve burger te zijn en wat is de democratische rechtsstaat nu eigenlijk? Er werd geconstateerd dat niet alle scholen dat even serieus en uitgebreid deden. De Inspectie van het Onderwijs zei terecht dat het te vaag in de wet stond waardoor ze niet kon handhaven. Daarom hebben we in het regeerakkoord afgesproken ‘burgerschap’ duidelijker te formuleren in de wet, sterker in de kerndoelen. Maar dat niet alleen, want het gaat niet alleen om wat in het lespakket zit, ook om wat een school uitstraalt, en dat is dan de ‘burgerschapsopdracht’. Dat betekent dat schoolbesturen via hun uitingen dienen uit te stralen dat ze bijvoorbeeld onderdeel zijn van onze democratische rechtsstaat en dat ze onze vrije waarden hoog in het vaandel dragen, en dus geen keuze’s maken die daar haaks op staan.’

Nederlanders met een migratieachtergrond klagen vaak over discriminatie. Hoe belangrijk is het bestrijden van discriminatie voor de VVD?
‘We moeten discriminatie bestrijden en nooit accepteren. De VVD vindt dat belangrijk en zet zich er dan ook serieus voor in. Zo is VVD-staatssecretaris Tamara van Ark (Sociale Zaken en Werkgelegenheid, red.) momenteel bezig met het opstellen van een nieuw actieplan tegen arbeidsmarktdiscriminatie dat dit najaar gereed moet zijn. Van Ark overweegt verschillende maatregelen, zoals het inzetten van mystery guests en mystery calls om bedrijven die discrimineren in kaart te brengen en het verplichten van uitzendbureaus melding te maken van discriminerende verzoeken van bedrijven. Discriminatie aanpakken brengt ons verder, maar laten we ook niet vergeten dat discriminatie geen reden mag zijn om je dan maar af te keren van de samenleving en niet mee te doen.’

Sommige Nederlanders met een migratieachtergrond doen aan zelfuitsluiting, ze sluiten zichzelf op voorhand uit. In het geval van de Turkse gemeenschap wordt die zelfuitsluiting vaak getriggerd en gevoed door de lange arm van Erdogan. Treden de autoriteiten genoeg op tegen de lange arm?
‘De invloed van die lange arm manifesteert zich op allerlei diverse manieren en vlakken, dus die lange arm ‘aanpakken’ is niet gemakkelijk. Dat de lange arm bestaat uit verschillende onderdelen, zoals media, de koepel van ruim honderdveertig moskeeën in Nederland Diyanet (Turks Presidium voor Religieuze Zaken, red.) en de Nederlandse tak van de UETD (de Europese vleugel van Erdogans AK-Partij, red.), maakt het ingewikkeld. UETD’ers presenteren zich als democraten, maar hun programma, handelingen en doelen schetsen een ander beeld. Zo organiseert de UETD pro-Erdogan-bijeenkomsten en leidt ze jongeren op voor de Nederlandse politiek. Daar heb ik Kamervragen over gesteld. Een andere factor die de situatie complex maakt, is dat we leven in een democratisch, vrij land, dus we kunnen niet zomaar organisaties verbieden. Maar het is evident dat de invloed van de lange arm onwenselijk is. We moeten alert zijn en zo nodig en waar mogelijk optreden. We moeten altijd monitoren, goed in de gaten houden wat er precies gebeurt en optreden als de grenzen van onze wet worden overschreden. Er wordt nu bijvoorbeeld onderzocht hoe we de financiering van moskeeën vanuit ondemocratische, onvrije landen zoals Turkije kunnen stoppen en naar voorbeeld van Duitsland politici van Turkse partijen kunnen verbieden hier campagne te voeren.’

‘De spanningen en conflicten uit Turkije worden geïmporteerd’, verklaarde jij tegenover de Telegraaf naar aanleiding van je Kamervragen over het weren van campagnes van Turkse partijen. Niet alleen de AK-Partij, ook anti-Erdogan-partijen voeren hier campagne. Moeten deze partijen ook geweerd worden of moet een verbod onderscheid maken tussen bijvoorbeeld pro- en anti-democratische of islamistische en seculiere partijen?
‘Waar het om gaat, is voorkomen dat Turkse issues worden geïmporteerd naar Nederland. Die zorgen namelijk voor spanningen en conflicten tussen verschillende groepen hier. We hebben de afgelopen jaren gezien tot wat voor ellende die spanningen hebben geleid, zoals doodsbedreigingen en uit de hand gelopen demonstraties waartegen de politie moest optreden. We kunnen geen onderscheid maken tussen gewenste en ongewenste politici. Je kunt als overheid niet zeggen ‘jij hebt een wenselijk standpunt, jij mag komen, jij hebt geen wenselijke standpunt, jij mag niet komen’. Dat past niet bij een democratisch land.’

Nederlandse politici en journalisten focussen op Erdogans lange arm. Turkse politieke en religieuze organisaties en bewegingen die deels of volledig onafhankelijk opereren van het Erdogan-regime, zoals Milli Görüs, de Gülen-beweging en de Grijze Wolven, krijgen minder aandacht. Wat is je visie op dit soort clubs?
‘De overheid moet stoppen Turkse religieuze clubs, die vaak de Turkse gemeenschap beweren te vertegenwoordigen, te gebruiken als gesprekspartners voor integratie. De VVD heeft in haar vorige regeerperiode Lodewijk Asscher (politiek leider van de PvdA en voormalig vice-premier en minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, red.) gevraagd daar een eind aan te maken (een motie daarover van de VVD, de SP en D66 kreeg steun van een meerderheid van de Tweede Kamer in 2016; dat besluit was het gevolg van een hoorzitting op initiatief van de VVD en de SP over de sfeer van bedreiging en intimidatie binnen de Turkse gemeenschap in Nederland na de couppoging van 15-16 juli 2016 in Turkije, red.). Minister Koolmees heeft dat onlangs toegezegd. De overheid heeft veel te lang gepraat met dit soort clubs, dat is de integratie niet ten goede gekomen. We moeten mensen niet via zulke clubs aanspreken om te integreren. We moeten iedere burger behandelen als volwaardige Nederlander door hem of haar serieus te nemen als individu.’

Stelling: alle generaties tot nu toe van de Turkse gemeenschap in Nederland zijn grotendeels verloren wat betreft culturele integratie, we moeten ons richten op de nieuwe generaties.
‘Onlangs zat ik bij Pauw, waar me een soortgelijke vraag werd voorgelegd. Mijn gesprekspartner zei iets in de trant van ‘we zijn al verloren, we kunnen er niets meer aan doen’. Ik antwoordde dat ik niet de politiek ben ingegaan om niets te doen en op te geven. Er is vrijwel niemand van wie ik zou zeggen: die moeten we niet aanspreken om mee te doen, die moeten we afschrijven. Dat je je als Nederlander met Turkse roots verbonden voelt met Turkije, kan ik me voorstellen, dat is geen probleem. Het is wel een probleem wanneer je niet of nauwelijks een band hebt met Nederland en je dus geen Nederlander voelt. We moeten niet bij de pakken neerzitten, maar mensen die zich zo voelen blijven aanspreken om mee te doen.’

Je zegt dat we vrijwel niemand moeten afschrijven. Je partijgenoot, minister-president Mark Rutte zei in 2016 ‘pleur op’ tegen demonstrerende Turken op de Erasmusbrug. Wat vind je van die uitspraak?
‘De minister-president reageerde op een met Turkse vlaggen zwaaiende groep die journalisten die daar verslag van probeerden te doen, het werk onmogelijk maakte. Je woont in Nederland, je bent hier geboren, in onze vrije samenleving die je zoveel kansen biedt, doe dan normaal en doe mee. Als je ervoor kiest journalisten lastig te vallen en ‘oprotten’ te roepen tegen Nederland, dan hoef je hier niet te zijn, je kunt ook weggaan. Dát is de boodschap van Rutte en ik ben het ermee eens.’

Trump in space

0

President Trump heeft recent aangekondigd dat hij voornemens is een nieuw krijgsmachtdeel toe te voegen aan de toch al behoorlijk diverse Amerikaanse krijgsmacht. Die bestaat momenteel uit marine, landmacht, luchtmacht, mariniers en kustwacht. Met allemaal een eigen ‘luchtmacht’ en, wat de marine, landmacht en luchtmacht betreft, ook nog een eigen ruimtevaartafdeling. Daar gaat Trump nu een eind aan maken door een aparte ‘ruimtemacht’ op te richten. Separate but equal zoals dat heet. Dat wil zeggen, een zelfstandige organisatie met een gelijkwaardige status als die van de marine, landmacht, luchtmacht, enzovoorts. Dat betekent een totaal nieuwe militaire organisatie – naast de bekende civiele ruimtevaartorganisatie NASA – met een eigen staatssecretaris (zoals in de VS gebruikelijk), eigen commandant, staf en hoofdkwartier, ambtelijk apparaat, eigen mensen en middelen, waaronder een eigen budget. Als belangrijkste reden geeft Trump aan dat de VS niet alleen militair aanwezig moet zijn in de ruimte, maar tevens dominant ten opzichte van andere ruimtevaartlanden. Los van de bureaucratische beslommeringen die dit met zich meebrengt, houdt een dergelijke Amerikaans initiatief, gericht op militaire dominantie in de ruimte, ook het risico in van een ruimtewedloop (space race) met de voornaamste concurrenten, Rusland en China.

De Amerikaanse krijgsmacht staat niet echt bekend om de goede samenwerking tussen de verschillende krijgsmachtdelen. Zelfs bij een gezamenlijk project als de F-35 (JSF) lijken luchtmacht, marine en mariniers een eigen koers te varen. Dat is zeker zo wat betreft het militair gebruik van de ruimte. Naast de Amerikaanse luchtmacht beschikken ook de landmacht en de marine over een eigen ruimtevaartafdeling. Het militair gebruik van de ruimte spitst zich toe op het lanceren van satellieten voor observatie (inclusief spionage en weerkundige waarneming), navigatie (GPS, ook voor uw TomTom) en communicatie (zowel voor het tot stand brengen van verbindingen, als het uitluisteren van verbindingen van de tegenpartij, ook spionage dus). Het gebruik van wapens, dat wil zeggen, het stationeren van wapens in de ruimte aan boord van bijvoorbeeld satellieten, is sinds het ruimteverdrag van 1967 verboden. Tot nu toe houdt iedereen zich daaraan.

Om de samenwerking tussen de Amerikaanse krijgsmachtdelen te verbeteren zijn tussen die krijgsmachtdelen (‘dwars op de organisatie’) zogenaamde unified commando’s opgericht. Zo bestaat onder andere het Special Forces Command, waarin de speciale eenheden van de diverse krijgsmachtdelen onder één commando samenwerken, het Mobility Command voor de diverse (strategische) transporteenheden, het Strategic Command, voor de verschillende strategische eenheden. In de jaren tachtig is daartoe ook het Space Command in het leven geroepen. Dat was echter maar een kort leven beschoren. In 2002 werd het Space Command door de regering Bush opgeheven in het kader van het beperken van het aantal unified commands en werden de militaire ruimtevaartcapaciteiten ondergebracht bij het Strategic Command. Op zich geen slechte keuze, aangezien de militaire ruimtevaartcapaciteit van de VS een strategische waarde heeft. Maar binnen het Strategic Command moeten de militaire ruimtevaartactiviteiten een budget delen met andere strategische middelen, zoals intercontinentale kernraketten op land en aan boord van onderzeeboten, strategische bommenwerpers en de verdediging tegen ballistische raketten. Dat maakt de span of control voor de leiding van het Strategic Command nogal breed, wat mogelijk problemen geeft in de aansturing van de organisatie.

Het is mogelijk deels om die reden dat Trump heeft besloten de ruimtevaartafdelingen los te weken van het Strategic Command om zo de focus op het behouden en versterken van de Amerikaanse militaire dominantie in de ruimte te vergroten. Daartoe zou de heroprichting van het Space Command moeten kunnen volstaan. Het is een beproefd en bewezen concept. Daarbij blijven de mensen en middelen ingedeeld bij hun diverse moederorganisaties, maar werken ze binnen de gezamenlijke commandostructuur samen.

Maar Trump wil verder gaan. Hij wil de ruimtevaartafdelingen van luchtmacht, marine en landmacht helemaal losmaken en samenvoegen tot één zelfstandig krijgsmachtdeel. Vanwege de al eerder aangegeven bureaucratie die dat met zich meebrengt, is het de vraag of dat een verstandige actie is. Het kan goed zijn dat alleen de oprichting van een nieuw krijgsmachtdeel al zoveel budget en inspanning gaat kosten dat van een effectief beleid om dominant te worden in de ruimte weinig terecht komt. Het is dus de vraag of de oprichting van een nieuwe ruimtemacht voldoende focus op de Amerikaanse doelstelling oplevert.

Heeft Trump dan geen punt? Integendeel. Rusland en China lopen hun achterstand op de Amerikanen steeds meer in. Ook in de ruimte. Om militair dominant te blijven in de ruimte dient een extra inspanning te worden geleverd. Daartoe dient de samenwerking tussen de ruimtevaartafdelingen van de verschillende krijgsmachtdelen te worden verbeterd. Er is nog een ander belang. Een belang dat ook in Nederland wordt erkend. De sinds de jaren vijftig explosief gegroeide ruimteactiviteiten hebben in de diverse ruimtelagen rondom de aarde ook een vervuilingsprobleem doen ontstaan. De duizenden lanceringen van ruimtevaartuigen en satellieten veroorzaken ook ‘ruimtepuin’ (space debris). Dat bestaat uit brokstukken, onderdelen, restanten van lanceringen en zelfs verfsnippers. De gemiddelde omloopsnelheid van zo’n brokstuk bedraagt zo’n dertigduizend kilometer per uur. Een satelliet of ruimtestation dat door een verfsnipper met die snelheid wordt geraakt kan grote schade oplopen met verlies van mens en materieel tot gevolg. Uitval van satellieten kan weer tot grote militaire problemen leiden (denk aan GPS), maar bij uitval van civiele satellieten ook tot economische problemen (denk aan internetverbindingen). Ook om die reden is het van belang dat de ruimtevaartinspanningen beter op elkaar worden afgestemd, inclusief de inspanning om ruimtepuin beter te volgen en in kaart te brengen en op den duur op te ruimen.

Ook Nederland draagt daar een steentje aan bij. Nederland beschikt over de door Thales Nederland gebouwde Smart-L-radar die aan boord van marineschepen wordt geplaatst en voor de luchtmacht op twee locaties in Nederland zelf. Met deze radars kan ruimtepuin worden gevolgd en in kaart gebracht. Dat kan dan worden gedeeld via een internationaal netwerk, waardoor een goed overzicht kan worden opgebouwd. Voor Nederland is er vanaf 2019 ook een direct militair belang. Dan lanceert de luchtmacht haar eerste eigen mini-satelliet om ervaring op te doen met het doen van observaties vanuit de ruimte.

Trump heeft dus wel degelijk een punt. Maar organisatorisch is het de vraag of de keuze voor een zelfstandige ruimtemacht voldoende efficiënt is om de het gewenste effect te bereiken, permanente militaire dominantie in de ruimte. Een gezamenlijk ruimtevaartcommando zou mogelijk een betere, goedkopere optie bieden met meer focus op de missie.

Dat staat nog los van de vraag wat de reactie van Rusland en China zal zijn op een zelfstandige Amerikaanse ruimtemacht. De kans is groot dat ze zich uitgedaagd zullen voelen om de race om dominantie aan te gaan. Daarbij is het dan ook de vraag of in zo’n wedloop op een gegeven moment toch niet bewapening van satellieten in zicht komt, in weerwil van het ruimteverdrag van 1967.

Zover is het nog niet. Eerst moet het Amerikaanse congres zich nog uitspreken over de plannen van Trump. En het congres is nog niet overtuigd.

Turkse verkiezingen: the day after

0

Ik ben bepaald geen aanhanger van het beleid van Erdogan. De ontwikkelingen in Turkije en de uitslag van de verkiezingen van 24 juni verontrusten mij, zeker nu het presidentiële systeem in werking is getreden. Maar dat is wat mij betreft geen reden om paniekerig te doen over Nederlanders met een Turkse achtergrond (en paspoort). In de pers wederom angstverhalen over de lange arm van Ankara, de relatief grote aanhang voor Erdogan hier, de mislukte integratie van Turkse Nederlanders en zo meer. Als er in Nederland idioten rondlopen met een Amerikaans paspoort die op Trump stemmen hoor je niemand, maar als Turkse Nederlanders op straat iets vieren zijn het ‘toeter-Turken’.

Waarom is paniek misplaatst? Omdat de argumenten daarachter niet kloppen. Om te beginnen is de invloed van Erdogan op Turkse Nederlanders zo groot als zijn legitimiteit onder die groep. Je kunt hier druk uitoefenen en middelen inzetten, zowel echte druk als soft power, maar als niemand luistert, gebeurt er niets. En die legitimiteit (dat weet Erdogan zelf als geen ander) wordt steeds kleiner. Niet zozeer vanwege zijn beleid, maar simpelweg omdat een deel van de mensen met een Turkse achtergrond gewoon niet meer geïnteresseerd is in wat daar gebeurt. Juist daarom zie je de afgelopen jaren zo’n enorme activiteit van de Turkse staat richting de ‘buiten-Turken’ om die aanhang op peil te houden. Hier zie je dezelfde kortzichtigheid als bij de discussie over moskeefinanciering en buitenlandse invloed. Niemand neemt de moeite die invloed te analyseren en naar de situatie hier te kijken.

Vroeger was loyaliteit en oriëntatie op Turkije iets vanzelfsprekends onder migranten uit Turkije. Een groot deel van hun leven hadden ze in Turkije doorgebracht. Hun verblijf hier was van tijdelijke aard zo vond men. Banden met Turkije waren gebaseerd op concrete persoonlijke relaties zoals familie. Migranten waren mensen met een zwakke maatschappelijke positie, weinig opleiding en een rurale achtergrond. Ze maakten geen deel uit van de samenleving. Maar die tijd is al lang voorbij en de banden met Turkije zijn radicaal veranderd. Als je nu meedoet aan verkiezingen in een land waar je niet woont, is dat niet zonder meer een kwestie van gebrekkige integratie of invloed van de lange arm van de Turkse staat. Ten onrechte worden die factoren nog steeds gebruikt om de aanhang van Erdogan te verklaren, terwijl veel jonge aanhangers hier zijn geboren en getogen en zich op Nederland oriënteren. Dat is dus een gemakzuchtige conclusie, maar politici en journalisten blijven dat maar aanvoeren.

Waarom is Erdogans aanhang onder stemgerechtigden hier groter (ruim tweeënzeventig procent) dan in Turkije (ruim tweeënvijftig procent)? De slinkende aanhang voor de AKP in Turkije heeft ermee te maken dat men daar directer het effect van het regime ervaart, zoals de afkalvende vrijheid en verslechterde economische omstandigheden. Dat was juist één van de redenen voor het uitschrijven van vervroegde verkiezingen. Hier ‘ervaart’ men ‘op afstand’ een andere werkelijkheid. Erdogan profileert zich als een sterke regionale leider met grote ambities. Dat zal veel mensen aanspreken die het gevoel hebben hier nog steeds op je herkomst te worden uitgesloten, wat je ook doet.

Maar ook dat verklaart niet alles. Dat er een groep is die meedoet aan Turkse verkiezingen ‘op afstand’ en dat een deel op Erdogan stemt wordt te gemakkelijk afgedaan als een ‘negatieve’ keuze. Ik vind dat nogal kleinerend. Ik zou zeggen wen er ook maar aan dat mensen nu eenmaal keuzes maken die je niet zinnen. Dat doet wat mij betreft een meerderheid van de Nederlanders ook. Of hun motieven in de ogen van anderen niet deugen, mag geen rol spelen. Je ziet hier het effect van het eeuwige wantrouwen tegenover Turkse Nederlanders. Als zij iets vinden wordt dat uitsluitend langs de integratiemeetlat gezegd.

We hebben het over ruim tweeënzeventig procent van ongeveer de helft van de stemgerechtigden. Of het juist is dat je stemt in een land waar je niet woont, is een andere discussie. De andere helft gaat niet stemmen en dat is echt niet alleen een kwestie van reistijd. Uit langlopend onderzoek blijkt dat de oriëntatie van jonge Turkse Nederlanders wat betreft hun toekomst meer en meer bepaald wordt door factoren hier. Juist die veranderende oriëntatie verklaart waarom een (groeiend) percentage van de kiesgerechtigden niet gaat stemmen. En vergeet niet dat een (ook groeiend) aantal ‘Turken’ alleen nog een Nederlands paspoort heeft. Tegelijk maakt die oriëntatie op een toekomst hier mensen ook gevoeliger voor uitsluiting. Voor een ‘gastarbeider’ in Nederland in 1975 was uitgesloten worden een rotzorg, maar voor iemand die hier is geboren en getogen en hier zijn of haar toekomst ziet, ligt dat natuurlijk anders. Dus een oordeel op wat minder hoge toon lijkt me op zijn plaats.

De herverkiezing van Erdogan is niet meer dan logisch

0

Met de herverkiezing van Erdogan als president, in combinatie met een parlementaire meerderheid voor zijn partijencombinatie, heeft Turkije een volgende, door de kiezer gelegitimeerde stap gezet op weg naar een autocratie. Zeker: formeel is er geen sprake van een dictatuur, omdat de verkiezingen niet worden afgeschaft noch tot een complete farce worden gereduceerd, zoals in het Syrië van Assad of het Noord-Korea van de Kims. ‘Noord-Koreaanse meerderheden’ van negenennegentig procent liggen ook in de toekomst niet in het verschiet.

Maar van eerlijke verkiezingen is allang geen sprake meer. De officiële staatsmedia lopen allemaal aan de leiband van Ankara en onafhankelijke particuliere bestaan amper nog: de meeste zijn door nauw aan Erdogan gelieerde tyconen opgekocht of min of meer verboden, waarbij redacteuren en journalisten en masse op beschuldiging van ’terrorisme’ achter de tralies zijn beland. En ’terrorist’ is in het Turkije van Erdogan vrijwel iedereen die het waagt bij de onmetelijke wijsheid van de besluiten van de ‘grote leider’ vraagtekens te zetten, dan wel de vuile was van corruptie of andere wetsovertredingen in zijn entourage buiten te hangen. Zelfs de nodige parlementariërs zijn op grond van zulke beschuldigingen gevangengezet.

Erdogan kreeg daardoor in de media tig keer meer ruimte dan al zijn opponenten bij elkaar. Vooral daarin, meer dan in feitelijk geknoei met de stembusuitslag zelf, lag het oneerlijke karakter van deze verkiezingen, net als van de voorgaande verkiezingen, waarbij staatsorganen voor eigen politieke propaganda van de zittende machthebbers werden misbruikt. Precies zoals in het Rusland van Poetin al langer het geval is en sinds kort ook in het Hongarije van Orban. Aan Orbans eigen woorden is het begrip ontleend, dat nu voor dit verschijnsel wordt gehanteerd: de ‘illiberale democratie’.

Dat is een systeem waarbij weliswaar op gezette tijden verkiezingen worden gehouden, maar waarbij de pers sterk aan banden is gelegd, waardoor het risico op verlies voor de machthebber bijna tot nul is gereduceerd, en de rechtsstaat wordt verkracht, omdat de trias politica is opgeheven en de rechterlijke macht tot het verlengstuk van de regering is gedegradeerd. Het resulteert in ‘sterke mannen’, die met een beroep op de volkswil alle tegenstand monddood maken: ik ben door het volk gekozen, dus ik mag uit naam van het volk doen wat ik wil met de macht.

Eigenlijk was dat al de manier waarop Hitler en Mussolini opereerden, met dat verschil dat in het nazistische Duitsland en het fascistische Italië het meerpartijensysteem als zodanig werd afgeschaft. De staat wordt door dit soort machthebbers min of meer als persoonlijk eigendom beschouwd, zoals dat vroeger voor absolutistische monarchen gold. Niet toevallig wordt door opponenten kritisch gesproken van ’tsaar Poetin’ of ‘sultan Erdogan’.

Gezien dit ongelijke speelveld is het een hele prestatie van de Turkse oppositie dat ze het bij deze verkiezingen nog zover heeft geschopt. Het toont in elk geval aan dat het verzet tegen dictatoriale neigingen in de Turkse samenleving dieper geworteld is dan in Rusland, waar de echte oppositie tegen Poetin geen deuk in een pakje boter slaat en door het Kremlin met succes als irrelevant kan worden weggezet. Of in Sisi’s Egypte, waar na het kortstondige democratische experiment na Mubaraks val vrijwel iedereen de militaire dictatuur heeft omarmd. De aantrekkingskracht van autoritaire leiders ‘die weleens even orde op zaken gaan stellen’ blijkt ook in oude democratieën groot, zoals het fenomeen Trump bewijst.

Daarbij komt in het geval van Erdogan – analoog aan dat van Poetin – een sterk nationalistisch sentiment: de nieuwe leider zet het eigen land weer krachtig op de kaart. Hij laat niet meer over zich lopen. Juist de machteloze Europese kritiek op Moskou en Ankara versterkt ginds het gevoel: deze leider laat tenminste niet meer door het arrogante Westen over zich en ons heen lopen – het Jeltsin-trauma van de Russen – en wij doen er internationaal weer toe. Hij bouwt, niet gehinderd door het bureaucratisch gelamenteer dat polderdemocratieën eigen is, ziekenhuizen, vliegvelden, bruggen, snelwegen: het land gaat er uiterlijk zienderogen op vooruit. We horen hier een echo van de autobahnen van Hitler en wat de Olympische Spelen voor hem in 1936 waren, is het WK voor Poetin nu. Ook bij het bedrijfsleven raakt dat trouwens vaak een gevoelige snaar: denk aan het enthousiaste bij Nederlandse ondernemers over niet te missen kansen in China.

Bovendien, met een geknevelde pers krijgen veel ingezetenen automatisch een scheef beeld van de werkelijkheid. Wie alsmaar te horen krijgt dat regeringscritici ’terroristen’ of ‘zetbazen’ zijn van een ‘buitenlandse macht’, gaat daar, bij gebrek aan tegengeluid, op den duur toch wat van geloven. Dat geldt althans voor de grote massa, die niet dagelijks met politiek bezig is. Dus dat veel Turken met Erdogan weglopen, is verklaarbaar, ook omdat zijn conservatieve gelovige achterban dankzij hem nu kansen krijgt, die deze voordien in het licht van het strict seculiere karakter van het land niet bezat – denk aan de hoofddoekjeskwestie op universiteiten.

Journalistiek: risicovol vak, gevaarlijke roeping

0
‘Nederland vind ik misschien nog wel onveiliger dan het Midden-Oosten’, zegt journalist Brenda Stoter Boscolo. ‘In Den Haag lopen IS-aanhangers vrij rond.’

Het beroep van journalist kan levensgevaarlijk zijn, blijkt opnieuw. De afgelopen weken zijn journalisten onder meer neergeschoten (Filipijnen, Brazilië, India), doodgevonden tijdens gevangenschap of kort daarna (Indonesië, Jemen) en in elkaar geslagen (Nicaragua). Ook in Nederland ging het mis: er werden twee aanslagen gepleegd, op het kantoorgebouw waar onder andere Panorama en Nieuwe Revu zetelen (raketaanval) en het hoofdgebouw van de Telegraaf (een bestelbusje ramde de pui van het gebouw).

Gisteren was het wéér raak. In de Amerikaanse stad Annapolis opende een man het vuur op de redactie van de krant Capital Gazette. Vijf werknemers zijn omgekomen, onder wie drie journalisten, en drie personeelsleden zijn gewond geraakt.

Een recente opmerkelijke zaak is die van de bekende Russische journalist Arkadi Babtsjenko. Hij zette vorige maand in samenwerking met de Oekraïense geheime dienst zijn dood in scène om een huurmoordenaar in de val te lokken. Hij was vorig jaar Rusland ontvlucht met zijn gezin, omdat zijn leven in gevaar was.

De Kanttekening spreekt Amnesty-woordvoerder Yara Boff Tonella en journalist Brenda Stoter Boscolo over de veiligheidsrisico’s van het vak en geeft een overzicht van journalisten die stierven in het harnas.

Opgesloten, vermoord
Amnesty zet zich in voor de rechten en veiligheid van journalisten. Yara Boff Tonella, woordvoerder van Amnesty Nederland, legt uit. ‘De vrijheid van meningsuiting is een mensenrecht, waar wij als Amnesty voor opkomen. Vaak zijn journalisten mensen die ervan houden de waarheid te vinden, juist als mensen proberen iets te verhullen. Ze stellen vervelende vragen, graven dingen op. Daarom zijn ze vaak het doelwit van autoritaire regimes, die kritiek graag in de kiem smoren.’

Amnesty voert regelmatig actie voor journalisten. ‘We komen nu bijvoorbeeld op voor de Oekraïense journalist Oleg Sentsov en de Egyptische fotograaf Mahmoud Abu Zeid, ook wel bekend als Shawka. Sentsov is door een Russische rechtbank tot twintig jaar cel veroordeeld, omdat hij protesteerde tegen de bezetting van de Krim. Shawkan hangt de doodstraf boven het hoofd, omdat hij foto’s maakte van het Rabaa-bloedbad in 2013, toen het Egyptische leger honderden aanhangers van de afgezette president Mohammed Morsi vermoordde.’ Amnesty wil dat Sentsov en Abu Zeid onmiddellijk vrijgelaten worden.

‘In veel landen, waaronder Oost-Europese landen, Turkije en Rusland, hebben journalisten het steeds moeilijker’, aldus Boff Tonella. ‘Turkije heeft veel journalisten opgesloten, in Rusland worden journalisten vermoord en in Bulgarije, Hongarije en Polen wordt de persvrijheid beknot door nationalistische regimes.’

In Nederland daarentegen is het relatief goed gesteld met de persvrijheid en de vrijheid van meningsuiting. ‘Soms schuurt het wel. We zien de afgelopen jaren dat burgemeesters in sommige gevallen te snel grijpen naar het argument van openbare orde om demonstraties te verbieden. Iedereen heeft het recht vreedzaam te demonstreren. Dat geldt voor de activisten van Kick Out Zwarte Piet, maar ook voor Pegida-demonstranten. De inhoud van de demonstratie mag geen reden zijn om een demonstratie te verbieden. De mensenrechten gelden voor iedereen.’

Bedreigd door IS
Brenda Stoter Boscolo’s werk is niet bepaald risicovrij. Ze is freelance journalist met als specialisme het Midden-Oosten. Ze schrijft over diverse onderwerpen, maar is vooral bekend van haar reportages over Jezidi’s en IS-vrouwen. Hoewel ze het gevaar niet bewust opzoekt heeft ze de dood wel in de ogen gekeken. ‘Ik ben geen oorlogsjournalist aan de frontlinie. Als freelancer bepaal ik zelf waarover ik schrijf en ik kies tegenwoordig plekken uit die relatief veilig zijn. Honderd procent veilig ben je echter nooit. Toen ik een keer met een vriendin in de bergen van Noord-Irak zat, verstoken van communicatie met de buitenwereld, viel het Turkse leger ons gebied binnen. Turkse F-16’s cirkelden ’s nachts een kwartier lang boven de tenten waar wij sliepen. Mijn vriendin en ik dachten echt dat we er geweest waren. Ik was verstijfd van angst en liep te trillen. De KDPI-strijders (Koerdisch-Iraanse strijders, red.) zeiden dat er niks aan de hand was, maar dat was niet waar. Ze wilden ons en zichzelf gerust stellen. Gelukkig vlogen de vliegtuigen weg en bombardeerden ze een andere plek. Later die nacht vlogen er weer F-16’s boven onze tenten. Ik draaide me om en bleef lekker in mijn tent liggen. Als de bom zou vallen was ik toch dood. Daar veranderde ik toch niks aan.’

Na het incident met de F-16’s is Stoter Boscolo voorzichtiger geworden. Gewond raken of ontvoerd worden zijn volgens haar de grootste risico’s. Hoewel ze James Foley (zie overzicht hieronder) niet persoonlijk kende had ze veel van hem gelezen en was ze in shock toen ze van zijn onthoofding door terreurgroep IS hoorde. Ze is zelf bedreigd door IS naar aanleiding van één van haar artikelen over IS-vrouwen. ‘In mijn stuk citeer ik een IS-strijder. Hij reageerde heel erg boos. Ik ben daarna door IS bedreigd, ook door de Nederlandse IS-vrouw Xaviera Rose-Claire Swagemakers die nu vastzit in Turkije. Nederland vind ik misschien nog wel onveiliger dan het Midden-Oosten. Daar heb ik mijn netwerk, weet ik bij wie ik in de auto moet stappen, mensen vertellen mij waar ik veilig ben en waar niet. In Den Haag lopen IS-aanhangers vrij rond.’

Honderden journalisten verloren hun leven tijdens het uitoefenen van hun vak. Tien voorbeelden:

Liefdesbrieven
Gaston Calmette (1858-1914) voerde als hoofdredacteur van het conservatieve dagblad Le Figaro campagnes tegen linkse politici. Zijn mediacampagne tegen minister van Financiën Joseph Caillaux had een fatale afloop. Hij werd doodgeschoten door Henriette Reynouard, de vrouw van Caillaux. Ze trachtte daarmee te voorkomen dat Calmette de liefdesbrieven zou publiceren die Caillaux haar had gestuurd toen hij nog getrouwd was met iemand anders. Reynouard liep het kantoor van Calmette binnen en zei: ‘U weet waarom ik hier ben’, waarop ze hem doodschoot. Ze werd niet tot de guillotine veroordeeld, maar vrijgesproken, want haar daad was volgens de rechter een crime passionel.

Foto: Le Figaro. Gaston Calmette.

Grijze Wolven
Abdi Ipekci (1929-1979) kwam op voor de rechten van etnische en religieuze minderheden in Turkije en stond een seculiere politiek voor. Ook was hij voorstander van betere buitenlandse betrekkingen met erfvijand Griekenland. Op 1 februari 1979 werd hij vermoord door de extreemrechtse Grijze Wolven Mehmet Ali Agca en Oral Celik. Agca werd in 1981 wereldberoemd toen hij een (mislukte) aanslag pleegde op paus Johannes Paulus II.

Hinderlaag
Koos Koster (1936-1982) was betoverd door Latijns-Amerika en de bevrijdingstheologie. Zijn bevlogenheid was echter niet zonder risico. In 1973 werd hij in Chili opgepakt en in het voetbalstadion van Santiago opgesloten, omdat hij de bloedige coup van Augusto Pinochet (1915-2016) voor de Nederlandse media versloeg. Hij kwam vrij en vertrok in 1980 naar El Salvador, om het conflict tussen de socialistische oppositie en het leger te verslaan. Op 11 februari 1982 werd hij gearresteerd en door agenten in burger verhoord. Hij weigerde het land te verlaten. Zes dagen later liepen hij en zijn collega’s Hans ter Laag, Jan Kuiper en Joop Willemsen in een hinderlaag van het Salvadoraanse leger.

December-moorden
Frank Wijngaarde (1939-1982), die voor het Surinaamse radiostation ABC werkte, en vijftien anderen werden op 8 december 1982 gevangengenomen door het Surinaamse leger en naar Fort Zeelandia gebracht. Daar werden ze gemarteld en vervolgens vermoord. Alleen Freddy Derby overleefde de executies. De December-moorden vormen een zwarte bladzijde in de geschiedenis van Suriname. Desi Bouterse, de hoofdverantwoordelijke voor de moorden, is nog steeds niet veroordeeld.

Autobom
Vlak voordat hij werd vermoord onderzocht Ugur Mumcu (1942-1993) hoe de Koerdische leider Jalal Talabani (Noord-Irak) aan zo’n honderdduizend vuurwapens van het Turkse leger was gekomen. Ook deed hij onderzoek naar mogelijke banden tussen de Turkse inlichtingendienst en PKK-leider Abdullah Öcalan. Een plastic bom, die bevestigd was aan zijn Renault, maakte op 24 januari 1993 een eind aan zijn leven. Nog steeds is niet naar buiten gekomen wie achter de aanslag zat.

Foto: Cumhuriyet. Ugur Mumcu.

Oost-Timor
Sander Thoenes (1968-1999) maakte in 1999 een reportage over Oost-Timor. Hij wilde Becora bezoeken, een wijk waar veel voorstanders van onafhankelijkheid voor Oost-Timor woonden. Het Indonesische leger hield de motortaxi aan waarin Thoenes zat. Toen de chauffeur probeerde te vluchten openden militairen het vuur, waarbij Thoenes omkwam. Het onderzoek naar de moord is nog steeds niet afgerond, omdat de Indonesische autoriteiten onvoldoende meewerken. Als eerbetoon aan de vermoorde journalist organiseert de Nederlandse Vereniging voor Journalisten elk jaar de Sander Thoenes-lezing.

Poetin
Anna Politkovskaja (1958-2006) had kritiek op de oorlog in Tsjetsjenië en het beleid van president Vladimir Poetin. Ze werd regelmatig bedreigd, maar dat belette haar niet door te gaan met haar werk. Op 7 oktober 2006 werd ze dood aangetroffen in de lift van haar appartementencomplex. Ze was vermoord. De Russische dissident en ex-spion Aleksandr Litvinenko, die haar dood onderzocht, overleed op 23 november 2006 als gevolg van poloniumvergiftiging.

Armeense Genocide
Hrant Dink (1954-2007) vroeg aandacht voor de Armeense Genocide in Turkije, maar wilde tegelijkertijd Turken en Armeniërs met elkaar verzoenen. Omdat het erkennen van de Armeense Genocide strafbaar is in Turkije, werd hij in 2006 tot een half jaar gevangenisstraf veroordeeld. Op 19 januari 2007 werd hij doodgeschoten door een Turkse ultranationalist. Zijn begrafenis mondde uit in een demonstratie tegen artikel 301 van de Turkse Strafwet die belediging van het Turks zijn (lees: erkenning vragen voor de Armeense Genocide) strafbaar stelt.

Foto: Agos. Hrant Dink.

Onthoofding
James Foley (1973-2014) versloeg de burgeroorlogen in Afghanistan, Irak, Libië en Syrië. Eind 2012 werd hij ontvoerd vlakbij de grens met Turkije. De Amerikaanse overheid en zijn werkgever Global Post probeerden hem tevergeefs vrij te krijgen. Op 19 oktober 2014 verscheen een YouTube-filmpje waarin te zien is hoe een IS-terrorist Foley onthoofd.

Scherpschutter
Jeroen Oerlemans (1970-2016) werd vermoord in Libië toen hij de Tweede Libische Burgeroorlog versloeg. Een IS-scherpschutter raakte hem net naast zijn kogelwerende vest. Het was niet de eerste keer dat Oerlemans het gevaar opzocht. In juli 2012 waren Oerlemans en de Britse fotograaf John Cantlie in Syrië ontvoerd door moslimfundamentalisten.

‘Een goede sikh zoekt de weg naar God, niet naar het paradijs’

1
Waarom gaat iemand elke week naar een kerk, moskee of tempel? Wat zoekt of vindt hij of zij daar? De Kanttekening bezoekt diensten, missen en andere levensbeschouwelijke samenkomsten om daarachter te komen. Deze week: sikhs.

Op een zondagmorgen in de doorsnee Rotterdamse wijk Kralingse Veer doemt tussen de rijtjeshuizen een opvallend exotisch gebouw op. Het is de tempel van de sikhs, door de sikhs zelf aangeduid als gurdwara. Hier zijn we welkom op voorwaarde dat we ons aan de gedragsregels houden. Dat betekent dat we geen tabak bij ons mogen hebben, onze handen en voeten moeten wassen en ons hoofdhaar moeten bedekken. Het opvallendste in dat rijtje is wellicht het verbod op tabak. Nirmal Singh legt uit waarom dat zo is. ‘In het sikh-geloof is vijfhonderd jaar geleden al gezegd dat je tabak niet mag gebruiken. Dat is het slechtste dat er bestaat voor je gezondheid. Geen enkele sikh heeft ooit gerookt. God heeft ons jaren geleden al meegegeven dat roken slecht voor je is, terwijl pas de laatste jaren de wetenschap heeft bewezen dat je er kanker van krijgt.’

Ook alcohol en drugs zijn verboden omdat het middelen zijn die bewustzijn verminderen, maar als het om alcohol gaat zijn de meeste sikhs minder streng voor zichzelf. ‘Wat je je moet afvragen is in hoeverre een beetje alcohol je bewustzijn vertroebelt. Ga je je van één of twee biertjes heel anders gedragen? Dat lijkt me niet. We drinken soms wel alcohol, alleen heb ik het ook vaak mis zien gaan. Je kan verslaafd raken, het kost je geld en soms je baan. Daarom is het in principe verboden in het sikhisme.’

De sikhs vallen op door hun bijzondere kledingstijl. De mannen dragen vrijwel allemaal lange baarden en een tulband, de vrouwen dragen kleurrijke hoofddoeken. ‘God heeft ons gemaakt met haar dat groeit, dus waarom zou je het dan afknippen? Met een tulband kan je het haar bij elkaar houden’, legt Nirmal uit. Daarnaast dragen alle mannen de achternaam Singh en alle vrouwen de achternaam Kaur. ‘Dat is ingevoerd om iedereen gelijk te stellen, het sikhisme is tegen het kastenstelsel en als je allemaal dezelfde achternaam hebt, kan je daar niet aan afleiden tot welke kaste iemand behoort’, zegt Theodorus Singh, een autochtone Nederlander die zich enkele jaren geleden heeft bekeerd tot het sikhisme.

Goeroes
Het sikh-geloof is in de vijftiende eeuw ontstaan in Punjab, een gebied dat deels in India en Pakistan ligt. De stichter van het geloof is goeroe Nanak, na hem volgden er nog negen menselijke goeroes. De tiende goeroe Gobind Singh Ji heeft de elfde en belangrijkste goeroe Granth Sahib benoemd. Goeroe Granth Sahib is het heilige boek van de sikhs. Sikhs beschouwen het boek als een levende goeroe, dat wordt duidelijk wanneer we de tempel inlopen. Het boek ligt in een baldakijn, een soort troon met goud bekleedde overkapping. Voor de troon hebben bezoekers bloemen neergelegd. Gelovigen staan in de rij om hun dank en gebed te verrichten aan het boek. ‘Elke ochtend wordt de goeroe van zijn bed naar de troon gehaald en elke avond wordt hij weer naar bed gebracht’, zegt Theodorus. ‘Wanneer je een vraag hebt over je leven dan stel je die aan Goeroe Granth Sahib. Je opent op een willekeurige plek het boek en de bladzijde die je leest geeft het antwoord op je vraag.’

Vrouwen
In de ruimte waar het boek ligt is de grond bedekt met tapijt. De vrouwen zitten aan de linkerkant en de mannen rechts. Iedereen is op blote voeten en zit gehurkt. ‘Dat de vrouwen en mannen gescheiden zitten heeft niet een heel belangrijke reden, we doen dat omdat we allemaal dicht op elkaar zitten en als een man dan een vrouw per ongeluk aanraakt, dan kan dat verkeerd begrepen worden. Mannen en vrouwen zijn volstrekt gelijkwaardig in het sikhisme. In India zitten mannen en vrouwen meestal door elkaar’, legt Nirmal uit. Dat beaamt ook Sukhwant Singh. ‘Het sikhisme is een grote voorvechter van de emancipatie van vrouwen. Onze grondlegger schreef dat mannen en vrouwen evenveel rechten hebben. Vrouwen kunnen bij de sikhs alles doen wat een man ook kan. Er zijn hoge vrouwelijke geleerden in het sikhisme.’

Ondertussen leest een vrouw voor uit het boek. Na enige tijd wordt zij afgewisseld door een andere sikh die dan verder leest. ‘Omdat een dierbare een paar jaar geleden is overleden lezen we sinds vrijdag van half negen in de ochtend tot zondag tien uur ’s ochtends aan één stuk door uit ons heilige boek. In die achtenveertig uur kunnen we heel het boek uitlezen. In principe kan iedereen meedoen met voorlezen. We kennen niet zoiets als een streng priesterschap. Er is wel een gyani ji, iemand die de ceremonie leidt. Sommige mensen zijn meer bekwaam in het lezen, het gaat erom dat je uitspraak goed is.’

Religie versus cultuur
Theodorus bekeerde zich op zijn zesenvijftigste tot het sikhisme. ‘Via internet kwam ik met de religie in contact en hoe meer ik erover las, hoe meer het mij aansprak. Niet iedereen reageerde positief op mijn bekering. Ik heb een katholieke achtergrond en kom uit een klein Brabants dorpje. Mijn zus zei ‘als het maar geen sekte is’. Toen ik haar de ideeën van de religie uitlegde vond ze het wel best. Mijn kennissen en vrienden uit het dorp reageerden anders. Eerst waren ze vrij onverschillig, maar toen ik een maand later een tulband ging dragen was het compleet anders, dat vonden ze heel raar. De tulband is blijkbaar vreemder dan het geloof zelf.’

Goeroe Granth Sahib is geschreven in het Punjabi. Om de religie te kunnen bestuderen moest Theodorus de taal leren, maar dat is nog niet zo eenvoudig. ‘Punjabi leren kan eigenlijk niet als je Nederlands bent. Je hebt wel taalcursussen lezen en schrijven maar die zijn gericht op kinderen die de taal al spreken, niet voor mensen die de taal vanuit een andere taal willen leren. Ik heb wel leren lezen en schrijven maar ik heb nooit geleerd wat ik lees en schrijf, dat is nog steeds een probleem. Je kan de taal alleen maar leren als je in India woont denk ik.’

Sikhs hebben zich over verschillende landen verspreid; verandert de religie door andere culturele contexten? ‘Het sikhisme in India is nauwelijks anders dan het sikhisme in bijvoorbeeld Nederland en Amerika’, legt Theodorus uit. ‘De cultuur in het land vormt de mensen natuurlijk wel. Mijn Brabantse cultuur neem ik mee in mijn beleving van het sikhisme, maar ik ben erachter gekomen dat de scheiding tussen religie en cultuur eigenlijk niet bestaat. De Brabantse cultuur is volledig verweven met het katholicisme en het sikhisme is volledig verweven met de cultuur van de sikhs. Als je iets van de religie wil leren, dan moet je ook de cultuur omarmen.’ Zijn er dan helemaal geen verschillen tussen sikhs? ‘Er zijn wel wat accentverschillen maar niet dusdanig dat je kan spreken over verschillende stromingen. In Amerika heb je bijvoorbeeld een grote groep autochtone sikhs die met één been in de hippiecultuur staan. Zij verweven yoga met het sikhisme, terwijl yoga oorspronkelijk niets te maken heeft met het sikhisme.

Nirmal en Sukhwant willen het sikhisme graag in de meest pure vorm doorgeven aan hun kinderen. De taal Punjabi speelt daarbij een belangrijke rol. Sukhwant: ‘We proberen onze taal zo goed mogelijk door te geven aan onze kinderen, dat is belangrijk, omdat de religieuze bron in die taal is. Er zijn wel vertalingen in het Engels en in het Duits, maar die zijn nooit honderd procent. Dat zijn interpretaties van de vertaler.’ Nirmal merkt op dat het niet zo eenvoudig is om de taal levend te houden in Nederland. ‘Bij de tweede generatie moeten we toegeven dat de taalbeheersing minder wordt, maar als je kijkt naar bijvoorbeeld Engeland, de VS en Canada, daar zie je dat de jonge generatie die daar geboren is het allemaal weer oppikt. Ze zijn dieper met het geloof verbonden dan sommige mensen die in de regio wonen waar ons geloof ontstaan is.’

Theodorus heeft tot op zekere hoogte moeten breken met zijn oude omgeving. ‘Ik leef tussen twee werelden, er is een duidelijk scheiding tussen de wereld van de sikhs en die van mijn eigen vrienden en kennissen. De mensen die mij nog steeds kennen uit het dorp waar ik vandaag kom stellen geen vragen meer aan mij, ze zijn daar heel schuw in. Ze stellen alle vragen aan mijn zus, mijn zus zegt dan ‘stel ze aan hem zelf’, maar die drempel durven ze niet over.’

Volledig één met de sikhs is hij ook niet. ‘Ik voel me opgenomen bij de sikhs, natuurlijk ben ik wel een opvallende verschijning omdat niet veel Nederlanders zich laten bekeren. Je blijft altijd een beetje een vreemde eend in de bijt, maar daar wordt je niet op afgerekend. Sikhs beschouwen iedereen als gelijke.’

Godsbeeld
‘Wat mij aanspreekt in het sikhisme is de filosofie erachter en het godsbegrip. God is alles in het sikhisme. Hij is geen persoon maar een allesomvattend begrip, zowel transcendent als immanent’, zegt Theodorus. Nirmal bevestigt dat. ‘God is overal en in alles, in steen en in elk atoom. God is altijd bezig met ingrijpen. Ik heb enkele situaties gekend dat ik niet wist wat ik moest doen, als ik dan bid tot God dan helpt hij mij.’ Maar als God altijd overal is en altijd direct kan ingrijpen, waarom is er dan zoveel ellende in de wereld? ‘Ons antwoord daarop is reïncarnatie. Wie iets ergs is overkomen gaat dood en zal terugkomen in de vorm waar hij recht op heeft. Iemand die in zijn leven verkeerde dingen doet zal daar in een volgend leven voor moeten betalen.’ Anders dan christenen, joden en moslims geloven sikhs niet in het paradijs. ‘Een goede Sikh zoekt de weg naar God, niet naar het paradijs. Mensen die keer op keer fouten maken blijven net zo lang reïncarneren tot ze zichzelf beteren. Het reïncarneren stopt pas als hun ziel samensmelt met God. Hitler is in een andere vorm weer onder ons, misschien is hij zelfs wel als mens teruggekomen! De pijn en ellende die ons treffen hebben een functie. Zonder pijn zal je nooit aan God denken.’

Sikhs doen niet aan bekeren zegt Sukhwant. ‘Wat het sikhisme bijzonder maakt is dat het tegen een moslim zegt ‘wees een goed moslim’ en tegen een christen ‘wees een goed christen’. We zeggen niet ‘word sikh’. Religie is liefde tussen jou en God. Je kan niemand dwingen om dezelfde soort liefde te voelen voor God, liefde voor God kan niet opgedrongen worden. Sikhisme is dus niet een religie die actief bezig is mensen te bekeren. Toch is het sikhisme de snelst groeiende religie in de wereld. In Amerika en Spanje bekeren heel veel mensen zich tot het sikhisme. India is een aantrekkelijke plek om naartoe te reizen. Op die manier komen mensen ermee in aanraking. Ze zien ons en denken ‘hey wat zijn dat voor vreemde vogels met tulbanden’? Zo worden ze nieuwsgierig.’ Hoewel Theodorus katholiek is opgegroeid gelooft hij niet dat hij nu een andere God aanbidt. ‘Wat ik van de Katholieke Kerk heb overgehouden is mijn geloof in God. Andere religies zie ik als andere paden naar dezelfde God. Mijn katholieke pad voelde niet zo goed meer, het pad dat ik nu volg voelt beter.’

Nirmal: ‘We geloven dat hindoes, christenen, joden en moslims dezelfde God aanbidden als wij. Je kan het vergelijken met het ontvangen van radio of ruimtesignalen door een apparaat. Hoe beter het apparaat, hoe beter de ontvangst. Onze goeroes hadden het vermogen direct Gods woord te ontvangen. Wij sikhs zijn niet zo sterk dat we direct Gods woord kunnen ontvangen, maar onze goeroes kunnen dat wel en door hun leer staan wij in contact met God. Ons heilige boek is geschreven in dezelfde tijd als die waarin de goeroes leefden. Er is geen vervorming of verandering. Bij andere religies is het heilige boek vaak veel later geschreven en kan het boek veranderen doordat het opgeschreven is na mondelinge overlevering, maar als Mohammed of Jezus zeggen Gods woord te hebben ontvangen, dan geloven wij dat ook.’

Gezinsleven
Het gezinsleven is een belangrijk element in het sikhisme. Maatschappelijk isolatie door als kluizenaar of bedelaar te leven is verboden. Gehuwd leven heeft de voorkeur. Toch wordt de soep niet zo heet gegeten als hij wordt opgediend. Theodorus is alleenstaand. ‘Dat maakte het bekeren voor mij eenvoudiger want als je je bekeert, dan moet je je vrouw daar ook in meenemen. Het is uitzonderlijk dat ik als sikh alleenstaand ben. Binnen de gemeenschap wordt het wel geaccepteerd.’ Sukhwant: ‘Het gezinsleven staat centraal bij de sikhs. Tegelijkertijd accepteren we iedereen die een andere keuze maakt. Het sikhisme schrijft voor dat een gezin uit een man en een vrouw moet bestaan, maar homo’s en alleenstaanden beschouwen we als gelijkwaardig. Het is nog niet eerder voorgekomen dat er een homoseksuele sikh wilde trouwen met een man. Als dat gebeurt, zal dat besproken moeten worden en dan zal de richtlijn bepaald worden binnen het sikhisme.’
Dopen

‘Nog geen twintig procent van de sikhs laat zich dopen’, zegt Theodorus. Dopen is iets heel speciaals in het sikhisme. Iemand die gedoopt wordt moet zich verbinden aan strenge regels. Gedoopte mannen moeten, behalve dat ze hun haren niet mogen knippen en vegetarisch moeten leven, een dolk, metalen armband en een speciale kam bij zich dragen. Ook moeten ze een korte broek onder hun kleding dragen. Nirmal heeft zich nooit laten dopen vanwege zijn werkomgeving. ‘Ik had het gevoel dat het effect kon hebben op mijn functioneren als leidinggevende. Die gedachte zat puur in mij. Mijn werkgever had mij er wel toestemming voor gegeven, maar ik was bezorgd over wat de mensen aan wie ik leiding geef ervan zouden vinden. Inmiddels denkt Nirmal daar anders over, hij wil zich eind dit jaar samen met zijn vrouw laten dopen. Theodorus heeft zich al wel laten dopen en draagt duidelijk zichtbaar een dolk en een metalen armband. De dolk is kleiner dan bij de sikhs in India, omdat grote messen in Nederland niet zijn toegestaan. Als uw verslaggever vraagt naar de reden achter al die regels, antwoordt Theodorus: ‘Die regels trainen mij in het hebben van discipline. Daarnaast heeft elk attribuut dat ik bij me draag een belangrijke symbolische betekenis. Als ik een ritueel niet begrijp, dan doe ik het niet, het gaat erom dat ik het logisch kan beredeneren. De reden dat ik mijn haren niet knip is omdat God mij gemaakt heeft zoals ik ben, maar die lijn trek ik niet zover door dat ik bijvoorbeeld geen medische operatie zou mogen ondergaan als dat nodig is. Elke sikh maakt daarin zijn eigen afweging.’

Nirmal hecht ook veel waarde aan de attributen: ‘De dolk dragen we voor het geval we in een situatie belanden waarbij geen enkel woord meer helpt. Dan mogen we ons verdedigen. De armband zien we als een handboei, de handboei herinnert ons eraan dat onze handen niets verkeerds mogen doen.’

Welkom
Nadat er gebeden en gezongen is, is het tijd voor eten. In de achterste ruimte van het gebouw wordt het eten voorbereid. Het eten wordt vervolgens naar Goeroe Granth Sahib gebracht. ‘Om het door God te laten inzegenen’, zegt Nirmal. Hoe weet hij dat het eten ook daadwerkelijk gezegend wordt? ‘Dat is geloof, je weet wanneer God zijn zegen heeft uitgesproken.’ Na dit ritueel loopt de serveerder met een grote kom langs de aanwezigen. Als hij langsloopt houden de mensen hun handen open. De serveerder vult met een pollepel de handen met een papperige substantie. Het smaakt naar zoet deeg. Na dit tafereel verplaatsen de mensen zich naar de achterste ruimte alwaar nog meer eten wordt opgediend. Daarna wordt alles opgeruimd en schoongemaakt. ‘Elke dag kunnen de mensen hier gratis eten’, zegt Nirmal. ‘Iedereen is welkom, je hoeft geen sikh te zijn.’

Dankbaar

0

Mag ik wel zeggen dat ik dankbaar ben voor het feit dat ik in Nederland woon? Ik kreeg onlangs mijn definitieve laatste cijfers binnen waaruit blijkt dat ik geslaagd ben. Dat betekent dat ik officieel een diploma in de politicologie heb. Toen ik elf jaar geleden als een vluchteling naar Nederland kwam, had ik dat niet durven voorspellen. De komende weken bezoek ik verschillende scholen in Nederland om jonge nieuwkomers te inspireren om hun weg in Nederland te vinden. Mijn boodschap is dat ze dichtbij zichzelf moeten blijven door te doen wat ze leuk vinden. Daarnaast zal ik ze aanmoedigen om dankbaar te zijn voor de kansen die zij hier hebben en dat ze die met beide handen moeten aangrijpen.

Het is niet makkelijk om als nieuwkomer je weg in Nederland te vinden. Er zijn tegenslagen te over. Maar als je geluk hebt kom je Nederlanders tegen die jou de weg wijzen. Ik heb dat geluk gehad. De afgelopen elf jaar heb ik Nederlanders ontmoet die mij een tweede, een derde en zelfs een zevende kans gaven. Vaker zegt men dat migranten twee keer harder moeten werken om dezelfde kansen te krijgen. Ik heb natuurlijk hard gewerkt. Ik moest, net als veel andere nieuwkomers in Nederland, vanuit een achterstandspositie vechten om mijn plek in de samenleving te vinden. Zo moest ik als een klein kind de taal leren en me de geschreven en de ongeschreven wetten eigen maken. Maar minstens zo belangrijk als mijn harde werken was is het feit dat ik kansen kreeg. Er waren Nederlanders die mij, ondanks mijn vele mislukkingen, weer een zevende kans gaven.

Ik kreeg de afgelopen elf jaar in Nederland in willekeurige gesprekken de vraag of ik mij wel eens in Nederland gediscrimineerd heb gevoeld. Het debat over racisme en discriminatie is springlevend en ik ben bekend met de feiten, bijvoorbeeld over werkgevers en woningeigenaren die witte Nederlanders boven de zogenaamde ‘allochtoon’ prefereren. Toch merkte ik in veel gesprekken dat ik geen antwoord klaar had voor mensen die wilden weten of ik weleens discriminatie aan den lijve ondervonden heb. Niet omdat dat niet het geval was, ik heb gekke dingen meegemaakt, maar onbewust registreer ik deze gekke dingen niet, omdat ik een sterk filter rondom mij heb gebouwd. Waar ik vandaan kom stierven mensen door kogels en messen, ik heb meer dan dommige opmerkingen en onwetendheid overleefd. Daarom heb ik me de afgelopen elf jaar dat ik in Nederland woon daar niet mee beziggehouden.

Waar ik wel elke dag bewust van ben is het feit dat wij ontzettend veel kansen in Nederland hebben. Eerder dit jaar, toen ik naar Zuid-Afrika reisde om daar Congolese migranten te interviewen, werd ik me daar nog extra bewust van. In Zuid-Afrika zag ik mensen die slimmer waren dan ik, maar die helaas geen ruimte kregen om hun talenten te ontwikkelen. Ik zag vluchtelingen die geen menswaardig opvang kregen, ik zag hoe Afrikanen andere Afrikanen als dieren behandelden, simpelweg omdat ze hun landen hadden verlaten om een beter leven te vinden.

Terug naar Nederland. Ik weet dat het vloeken in de kerk is, maar ik ben dankbaar voor de kansen die ik in dit land krijg. Toen ik mijn oma vertelde dat ik mijn diploma politicologie had behaald begon ze spontaan te bidden. In mijn hart bad ik met haar mee. Want ik weet dat dat één van de weinige dingen is die ons waarachtig zingeving geeft: bidden en dankbaar zijn. Bidden dat anderen dezelfde kansen krijgen als wij. Maar vooral dankbaar zijn voor het feit dat wij deze kansen krijgen.