11.9 C
Amsterdam
Home Blog Pagina 882

Frame mij niet als islamcriticus uit Leidse stal

0
In zijn vorige week gepubliceerde column (Beoordeel onderzoek op wetenschappelijke kwaliteiten) plaatst Zaman Vandaag-columnist Thijl Sunier mij in het kamp van de zogeheten ”uitgesproken critici van de islam”, uit de ”Leidse stal”. Een frame waar ik mijzelf niet in herken. Sunier schreef dat naar aanleiding van een debat met mij in het radioprogramma Nieuws en Co., over de kwestie rondom een onderzoek van academici van de Universiteit van Amsterdam (UvA), Annelies Moors, Martijn de Koning en Aysha Navest, waarbij Navest in een recent artikel in de NRC wordt omschreven als een online-jihadiste.

Graag kom ik terug op het debat dat plaatsvond tijdens de radio-uitzending. Sunier en ik verschilden van mening over het onderzoek van deze UvA-wetenschappers. Sunier stelde dat het, indien het op de juiste wetenschappelijke wijze verricht was, gewoon voor een goed wetenschappelijk onderzoek door kon gaan, ongeacht hoe de onderzoekers in kwestie er zelf instonden. Dat betoogt hij eveneens in zijn column. Hij stelt dat wanneer we mijn redenering in deze door zouden trekken, onderzoekers als ik dan ook geen onderzoek meer zouden kunnen doen. Maar mijn mening over het UvA-onderzoek is echter niet dat het niet geldig is, omdat de onderzoekers in kwestie niet geheel neutraal waren. Dat is naar mijn mening geen enkele islamwetenschapper, ook Sunier niet. Waar het mij bij om gaat is het feit dat het een onderzoek betrof dat directe implicaties had kunnen hebben voor onze nationale veiligheid, namelijk de manier waarop we straks omgaan met teruggekeerde Syrië-gangers. Dat vind ik een uiterst gevoelige materie en daarom vind ik dat terughoudendheid van wetenschappers en een zo groot mogelijke objectiviteit en neutraliteit (inclusief uitstraling hiervan), hierbij ook absoluut noodzakelijk is. Daar was bij dit UvA-onderzoek geen sprake van. Niet alleen vanwege de aantijgingen van de NRC aan het adres van Navest, maar ook omdat de onderzoekers zich in hun onderzoek bijzonder relativistisch opstellen. Neem alleen al de titel Female migrants to Syria, alsof het om expats ging die voor een paar jaar bij een multinational in Tartus gingen werken, terwijl het gaat om vrouwen die zich hebben aangesloten bij een terroristische organisatie, die in het Midden-Oosten genocidale praktijken pleegt, en hier in Europa aanslagen pleegt. Een dergelijke relativistische houding in wetenschappelijk onderzoek kan de manier waarop in de toekomst Justitie en de rechterlijke macht zullen oordelen over eventueel teruggekeerde (vrouwelijke) Syrië-gangers beïnvloeden, wat mogelijke implicaties kan hebben voor onze nationale veiligheid. In dat opzicht vind ik het ook een goede zaak dat het Openbaar Ministerie besloten heeft de uitkomsten van het onderzoek niet mee te nemen in hun eigen onderzoek naar de eventuele misdaden die begaan zijn door Syrië-gangers.

Terug naar de aantijgingen van Sunier aan mijn adres. Ik vind het erg jammer dat hij mij in zijn column probeert te framen als iemand die onderdeel is van de ”Leidse stal”, een school die de reputatie geniet overwegend kritisch te zijn ten opzichte van de islam, terwijl het feit dat ik daar promoveer niet automatisch impliceert dat ik me met betrekking tot de islam op een en dezelfde wijze opstel als de andere wetenschappers die Sunier noemt in zijn column. Ik heb mijn eigen onderzoek, wat gericht is op ex-moslims, het verlaten van de islam en horizontale godsdienstvrijheid in Nederland, en mijn eigen visie op de islam. En ik wens daar ook op beoordeeld te worden. En niet op guilt by association. Desondanks word ik toch door Sunier op basis daarvan geframed. Nu is framen iets wat naar mijn mening sowieso al te veel gebeurt in het islamdebat in Nederland. Dat is uiteindelijk ook wat er is gebeurd met Navest, vandaar dat ik in mijn debat met Sunier ook uitdrukkelijk heb gesteld dat ik Navest, een oud-studiegenoot van me, niet ken als iemand die op enige wijze geweld rechtvaardigt, terwijl zij nu wel zo afgeschilderd is. Dat is niet terecht op basis van wie zij is.

Aan het framen doen niet alleen de media mee, maar ook islamwetenschappers zelf. Termen als ”islamcriticus” of ”wegkijker” worden mijns inziens veel te gemakkelijk gebruikt om iemand maar weg te zetten en vervolgens geen aandacht aan de inhoud van zijn of haar publicaties te besteden. Maar wat maakt iemand tot een islamcriticus? Is dat iemand die tegen de islam in zijn geheel is of kritisch op de islam in zijn geheel of kritisch op alleen bepaalde aspecten van de islam? Indien we die laatste invulling aan het begrip zouden geven dan zou waarschijnlijk het overgrote deel van de niet-moslims, inclusief Sunier, een islamcriticus zijn, aangezien zij zelf niet meegaan in het islamitische geloof op basis van bepaalde aspecten van het geloof waar zij kritisch op zijn, en waar zij dus niet in willen of kunnen geloven. Bepaalde aspecten van de islam bekritiseren, iets wat het overgrote deel van de aanhangers van deze religie ook zeer regelmatig doet, maakt iemand daarom nog niet per definitie tot een islamcriticus. Een islamcriticus is iemand die zich kritisch uitlaat over de islam als geheel, die deze religie in zij geheel verwerpt als zijnde iets negatiefs, iets waarvan de uitingen problematisch zijn en als een overtuiging die niet samengaat met democratie. Dat is zeker geen houding die ik wens in te nemen of waar ik mij mee identificeer. Dat impliceert overigens niet dat ik nooit kritisch ben over de islam. Waarop ik wel degelijk kritisch ben, is de aanwezigheid van bepaalde ideeën binnen de islam, bijvoorbeeld het salafisme, dat naar mijn mening bijdraagt aan radicalisering, maar ook het vermengen van politiek en religie, iets dat bijvoorbeeld binnen het islamisme gebeurt.

Daarnaast gaat mijn onderzoek over ex-moslims, een groep die te maken heeft met bepaalde denkbeelden en oordelen binnen de islam die hen belemmeren in het uitoefenen van hun godsdienstvrijheid. Dat op dit punt ook binnen de islamitische mainstream hervormingen nodig zijn is niet zozeer het standpunt van een ”islamcriticus”, maar ook de mening van sommige islamitische geleerden, zoals bijvoorbeeld sjeik Abdallah bin Mahfudh ibn Bayyah. Op dergelijke ideeën die de rechten en vrijheden van velen in deze wereld schaden zou in wezen eenieder die redeneert vanuit een liberaal-democratisch referentiekader kritisch moeten zijn. Naast dat kritische standpunt heb ik mij tegelijkertijd ook consequent uitgesproken tegen het boerkaverbod, het hoofddoekverbod, het verbieden van het salafisme, het gebruik van termen zoals ”haatimam”, het wegzetten van orthodoxe moslims als jihadisten en het aanduiden van bepaalde aspecten van het denken van IS als zijnde islamitisch. Daarnaast heb ik me uitgesproken voor het bouwen van moskeeën, het maken van onderscheid tussen islam en islamisme, het bestrijden van discriminatie van moslims, het streven naar een Europese islam en het accepteren van moslims als zijnde onderdeel van Europa. Indien dergelijke meningen iemand tot een ”uitgesproken islamcriticus” maken, dan is dat begrip nog meer aan inflatie onderhevig dan ik al vreesde. Het lichtelijk, zonder inhoudelijke onderbouwing, strooien met dergelijke termen is dan ook onwetenschappelijk.

Beoordeel mensen op hun ideeën, op wat zij zeggen en schrijven, niet op basis van guilty by association of omdat je het in bepaalde opzichten met hen oneens bent. Een hooggeleerde wetenschapper als Sunier zou beter moeten weten dan dat en dat is ook iets wat we van hem mogen verwachten. Laat ons daarom uiterst voorzichtig zijn met het strooien van termen als ”islamcriticus”, ”wegkijker”, ”islamhater” en ”linkse kerk”. Een goed, inhoudelijk debat is immers niet gebaat bij dergelijke frames ten aanzien van personen, maar bij reacties gebaseerd op de inhoud.

‘Ik ben een trotse Nederlander maar ik vecht voor Turkije’

0
‘Sommige vechters houden van gewoon rammen. Dat is mooi om te zien, maar ik heb toch liever het technische spelletje.’

Hij wordt Turkish Turbine genoemd, de 25-jarige Tilburgse kickbokskampioen Tayfun Özcan. Hij verdedigde onlangs zijn titel met succes. Op 18 februari verdedigt hij zijn titel opnieuw, tegen Jonay Risco. De Kanttekening sprak Özcan.

Waarom is je bijnaam Turkish Turbine?
‘Dat is wel grappig. Die naam heb ik gekregen van een Engelse commentator. Toen ik aan hem vroeg waarom hij die naam voor mij had bedacht zei hij dat hij mijn voornaam linkte aan een tyfoon. Hij vond dat ik spektakel naar de ring bracht en dat ik snelle combo’s maakte. Turbine staat voor wind. Zo kwam dat in hem op. Ik vind het een mooie naam.’

Hoe lang ben je al kickbokser?
‘Ik kickboks al twaalf jaar. Mijn profdebuut was in 2010, toen ik negentien jaar was. Uit mijn hoofd heb ik sindsdien 84 wedstrijden gevochten, waarvan ik er 74 heb gewonnen. In 2015 won ik de wereldtitel van kickboksbond Enfusion in de gewichtsklasse 72,5 kilo. Die titel draag ik nog steeds.’

Hoe is het ooit allemaal begonnen?
‘Ik heb tot mijn dertiende gevoetbald. Met een groot gezin van zeven kinderen hadden we het niet zo breed. Op een gegeven moment konden mijn ouders de contributie niet meer betalen en moest ik stoppen met voetballen. Ik was een lastige jongen, altijd druk en ik maakte veel ruzie. Toen ik stopte met voetballen werd dat alleen maar erger. Totdat ik een keer met jongerenwerk mee ging naar een kickboksschool. Ik werd op slag verliefd op de sport.’

Hoe ging het toen verder?
‘Mijn ouders konden nog steeds geen contributie betalen voor sporten. Toen ik een keer bij een sportschool ging kijken, zagen zij talent in mij. Zij hebben mijn kleding, materiaal en contributie gesponsord. Ik geloof in het lot en in Allah. Alles valt op zijn plaats als de tijd rijp is.’

Hoe heb je de stap naar professioneel kickboksen gemaakt?
‘Op mijn zeventiende ben ik gestopt met school. Ik was best een slimme jongen, maar het boeide me niet. Er gebeurde in die tijd ook veel; de druk van school, foute vrienden om me heen, mijn ouders die gingen scheiden. Ik was 21 jaar toen een paar vrienden vastzaten en ik ook bijna. Ik heb het geluk gehad dat ik op het juiste moment ergens niet was. Toen besefte ik dat ik een andere wending aan mijn leven moest geven. Ik ben weggegaan uit mijn oude omgeving en ging naar een andere sportschool. Enfusion zag talent in mij en toen heb ik een contract getekend.’

Je traint nu bij Siam Gym, kan je daar iets over vertellen?
‘Ik train daar nu twee jaar samen met mijn trainer Mekki Benazzouz. In mijn ogen is hij de beste trainer van Nederland. Hij begrijpt me en geeft net zoveel om de sport als ik. We trainen zo’n acht keer per week, vaak zelfs twee keer per dag. Mijn trainer noemt me wel eens een militair. De trainingen die we doen zijn heel zwaar, maar niets is leuker dan trainen. Natuurlijk heb ik ook weleens geen zin, maar ik heb mezelf vroeger aangeleerd om dan toch te gaan. Op die manier went je lichaam eraan.’

Wat maakt kickboksen zo leuk?
‘Het spelletje. Omdat ik dit al zo lang doe ben ik continu bezig met nadenken en schakelen. Wat voor move gaat iemand maken? Hoe raak ik hem? Sommige vechters houden van gewoon rammen. Dat is mooi om te zien, maar ik heb toch liever het technische spelletje.’

Wat maakt jou een goede kickbokser?
‘De discipline die ik voor de sport heb. Ik leef er echt naar, ook al is dat weleens zwaar. Het moeilijkste offer vind ik het eten. We zijn met veel mensen thuis en soms eten zij zulke lekkere dingen, terwijl ik het moet doen met een kommetje rijst en groente. Ik wil er echt voor gaan en iets bereiken, daarom let ik op wat ik weet. Degenen die dat doen zitten in de top. Daar wil ik ook naar toe.’

Wat doe je als je een gevecht hebt gewonnen?
‘Ik vier het graag met mijn familie en vrienden. Zij zijn ook degenen die mij meemaken als ik chagrijnig ben of met niemand wil praten omdat ik moe ben. Daarna ga ik echt een week kanen en maakt het even niks meer uit. Dan pak ik alles wat ik wil.’

Wat doe je als je een gevecht hebt verloren?
‘Gelukkig komt dat niet heel vaak voor, maar dan ga je kritisch kijken naar wat je verkeerd hebt gedaan. Meestal ga ik dan ook naar de moskee om te bidden. Ik geloof dat er dan een reden is voor mijn verlies. Als ergens een deur dicht gaat gaat ergens anders weer een deur open.’

Waarom vecht je voor Turkije?
‘Ik ben een trotse Nederlander, maar ik vecht voor Turkije. Ik ben hier geboren en getogen, maar als mensen mij zien dan zeggen ze niet ‘dat is een Nederlander’. Zelf voel ik me ook meer Turks dan Nederlands, ook omdat ik altijd ben weggezet als een Turkse jongen. Vandaar de keuze om voor de Turkse vlag te vechten.’

Wat wil je in de toekomst bereiken?
‘Ik wil de beste worden in mijn gewichtsklasse. In de gewichtsklasse 72,5 kilo ben ik nu de beste, maar er is ook de gewichtsklasse 70 kilo. Daar ben ik ooit ook begonnen. Nu sta ik daar achtste, maar ik zou graag de eerste plek willen innemen. Ik weet dat ik niet voor altijd kan blijven kickboksen, maar mijn interesses zullen wel altijd bij het sporten liggen. Ik geef nu al les en voedingstips aan mensen. Later wil ik dat ook doen en mijn eigen sportschool runnen. Ik hoop daarmee jongeren van de straat te halen en te motiveren.’

Beoordeel onderzoek op wetenschappelijke kwaliteiten

0
Onlangs was er een relletje in de kranten, op de radio en social media naar aanleiding van een artikel in de NRC. In dat artikel wordt een onderzoeker van de Universiteit van Amsterdam (UvA) beschuldigd van sympathieën voor IS. Zij deed onderzoek naar vrouwen die als bruid van jihadstrijders naar Syrië afreisden. De resultaten van dat onderzoek zijn afgelopen april gepubliceerd in een wetenschappelijk tijdschrift. Daarin stelt de onderzoeker dat een groot deel van de vrouwen die zich als bruid in IS vestigen dat uit vrije wil doen en zelf niet betrokken zijn bij geweld. Maar een heel klein deel van de vrouwen die die kant op is gegaan is zelf politiek dan wel militair actief. Er zullen ongetwijfeld ook vrouwen zijn die onder dwang zijn vertrokken, maar de grootste groep trouwt uit overtuiging met een jihadist en is daar huisvrouw. Dat lijkt me een belangwekkende observatie.

Nu zou dat onderzoek weinig aandacht hebben gekregen ware het niet dat NRC-journalist Andreas Kouwenhoven had geclaimd over sterke aanwijzingen te beschikken dat de onderzoeker onder een andere naam actief is op fora waarin ze propaganda voor IS maakt. Daarmee zouden de uitkomsten van het onderzoek in een ander daglicht komen te staan, beweert hij. Ook verwijt de journalist de begeleiders van het onderzoek, de antropologen Annelies Moors en Martijn de Koning van de UvA, onzorgvuldig te werk te zijn gegaan. Zij zouden niet hebben vermeld dat de onderzoeker sympathieën koestert voor IS, maar vooral zouden zij zich niet gehouden hebben aan de wetenschappelijke gedragscodes van transparantie en openheid. Verder zouden de resultaten op voorhand niet valide zijn want die zouden wel gemanipuleerd zijn. Met andere woorden, het hele onderzoek moest inhoudelijk en wat betreft methode worden gediskwalificeerd. Steun voor deze stelling kwam uit de hoek van promovendus Gert-Jan Geling van de Universiteit Leiden die van mening is dat iemand met dergelijke opvattingen geen onderzoek zou moeten doen.

Over de vraag of de onderzoeker inderdaad sympathie voor IS koestert, ga ik niet speculeren. Het is aan de journalist om dat hard te maken. Het gaat mij om wat anders. De onderzoeker in kwestie wordt van twee dingen beticht. Zij is volgens critici partijdig, dus vooringenomen en daarmee onbetrouwbaar als onderzoeker. Dat zou dan blijken uit het feit dat de onderzoeker niet kritisch genoeg zou zijn over haar informanten. Deze vrouwen maken volgens de onderzoeker eigen keuzes en dat past niet in het beeld dat islamcritici graag naar buiten brengen. Een islamitische vrouw is volgens hen of slachtoffer van onderdrukking of ze is naïef en erin geluisd. De onderzoeksresultaten zouden dus wel eens onjuist kunnen zijn. Dat is een boude stelling. Erachter zit de veronderstelling dat je als onderzoeker kennelijk geen mening kan hebben over dingen waar je onderzoek naar doet, of dat er zoiets bestaat als ‘objectieve kennis’. Maar ben ik als onderzoeker naar armoede vooringenomen en dus niet geschikt als ik van mening ben dat arme mensen geen daders maar slachtoffer zijn? Als dat zo is dan zijn uitgesproken critici van de islam, zoals Gert-Jan Geling, Afshin Ellian, Paul Cliteur en Machteld Zee – om er een paar uit die Leidse stal te noemen – ook niet geschikt om islamonderzoek te doen. Want ook zij zijn partijdig. Een uiterst merkwaardige redenering dus.

De onderzoeker in kwestie is moslim en deed antropologisch onderzoek naar de denkbeelden en motieven van die vrouwen omtrent huwelijk. Om de diepte in te gaan en beweegredenen van mensen te begrijpen moet je een vertrouwensband met je informanten opbouwen en een zekere empathie ontwikkelen. De antropologische onderzoeker leeft zich zo goed mogelijk in, in de groep die wordt onderzocht en juist dit soort onderzoek is een uitermate belangrijke aanvulling op het grootschalige, vaak nogal oppervlakkige onderzoek dat doorgaans wordt uitgevoerd naar jihadisme.

Eerder heb ik in een andere column in deze krant kritiek geuit op het onderzoek van Maarten Zeegers die undercover onderzoek deed onder salafisten in Nederland. Een deel van de pers was lovend over zijn aanpak, maar ik vond zijn methode onethisch en zonder enig respect voor zijn informanten. Dat soort onderzoek naar deze uiterst gevoelige materie vereist een juiste balans tussen vertrouwen, empathie en anonimiteit aan de ene kant en wetenschappelijke transparantie anderzijds. Bij het onderzoek van Zeegers was die balans zoek. In het geval van het onderzoek naar bruiden van jihadisten heb ik geen enkele reden aan te nemen dat ethische of wetenschappelijke grenzen zijn overschreden. Beoordeel het onderzoek op zijn wetenschappelijke kwaliteiten en niet op de veronderstelde partijdigheid van de onderzoeker.

Islamacademie wil nuance terugbrengen in islamdebat

0
Onlangs is de Leiden Islamacademie opgericht. Een instituut waar organisaties terecht kunnen met vragen over de islam. De academie wil neutrale kennis vanuit Nederlandse context beschikbaar maken.

Als onderdeel van de Universiteit Leiden bedient de Leiden Islamacademie maatschappelijke organisaties, overheidsinstellingen en bedrijfsleven van kennis over islamgerelateerde onderwerpen. Volgens directeur en arabist Maurits Berger is de academie, na drie jaar opstarttijd, nu klaar om zich aan de buitenwereld te presenteren. De officiële lancering van het instituut is afgelopen december groots gevierd. Er was een symposium over de vraag hoe je het publieke debat over de islam voert. Islamwetenschapper Tariq Ramadan, hoogleraar aan de universiteit van Oxford en geliefd bij veel hoogopgeleide moslims, was speciaal voor de gelegenheid ingevlogen uit Engeland. In zijn toespraak noemde hij zichzelf een activistische professor. Hij vindt het zijn taak als wetenschapper om ook maatschappelijk geëngageerd te zijn.

“Een houding die we met hem gemeen hebben”, vertelt Fatiha Azzarhouni, vice-directeur van de islamacademie. “Wij kijken ook verder dan de universitaire muren. We dragen neutrale kennis over islam- en moslimgerelateerde onderwerpen over aan de maatschappij. Zo kunnen ook mensen buiten de universiteit goed geïnformeerd tot een eigen mening komen.”

Onder de klanten van de academie zijn islamitische studentenverenigingen en moskeeën. “Een imam doet zijn religieuze kennis meestal op in het buitenland. Maar om optimaal te kunnen functioneren heeft hij ook kennis nodig van de Nederlandse context. Hoe zit het bijvoorbeeld met de vrijheid van meningsuiting, mag je een gelovige zomaar beledigen? Hoe verhouden religie en staat zich ten opzichte van elkaar?”, werpt Azzarhouni op. “We houden ons dus niet bezig met normatieve vragen zoals de halal-haram kwesties. We vertellen niet waar moslims in moeten geloven en hoe ze dat moeten doen. Wel kunnen we een palet presenteren van de diverse religieuze meningen over een bepaald onderwerp. Binnen de islam bestaat een enorme verscheidenheid. Niet alleen in een land of regio, zelfs binnen één familie worden verschillende islamitische stromingen aangehangen.”

Maar niet alleen organisaties van islamitische signatuur doen een beroep op de academie. De overgrote meerderheid bestaat uit overheden en sociale instellingen die te maken hebben met een in cultureel opzicht steeds diversere doelgroep. Ze benaderen de academie voor lezingen en lespakketten omdat ze tegen vraagstukken aanlopen waar ze zonder objectieve kennis van de islam niet uitkomen. De onderwerpkeuze is groot, van islam en opvoeding, politie, islamitisch recht en ethiek tot vluchtelingen. Ziekenhuizen en zorginstanties willen steeds vaker weten hoe er in de islam gekeken wordt naar abortus, orgaandonatie en stervensbegeleiding. Gemeentes hebben vragen over de omgang met vluchtelingen uit Syrië en Irak. Een ander bijzonder project vindt plaats binnen de muren van de universiteit. Studenten – zowel moslims als niet-moslims – van de denktank Islam in Nederland gaan met elkaar in gesprek over hoe het is om anno 2017 moslim te zijn. Ze bespreken elkaars angsten of dragen juist het optimisme over waarmee ze naar de toekomst kijken.

Voor het ministerie van Buitenlandse Zaken is onlangs een eigen leergang ontwikkeld waarin kennis van de islam wordt overgedragen. “Een diplomaat krijgt in het Midden-Oosten met andere vragen te maken dan in Afrika. Het is goed om nauwgezet op de hoogte te zijn van de religieuze regels en gebruiken van het land waarin je gestationeerd bent. Dat komt ook de samenwerking met de lokale overheid ten goede”, zegt Azzarhouni. Voor alle cursisten van de islamacademie geldt dat ze af en toe verbaasd zijn over wat ze van de docenten horen. “De sharia is zo’n woord waarvan bij veel mensen de haren recht overeind gaan staan. Ze denken aan vrouwenonderdrukking en lijfstraffen, maar dit rechtssysteem is veel genuanceerder dan dat. Het heeft vele verschijningsvormen en kan ook een rechtvaardigere duurzame wereld en de gelijkheid van man en vrouw voorstaan. Dan vallen hun monden open van verbazing. Dat had ik niet gedacht, zeggen ze dan.”

Wordt de wereld door deze academie een stukje mooier? “Wat we doen is wereldwijd gezien natuurlijk een druppel op de gloeiende plaat. Ons primaire doel is niet depolarisatie of elkaar lief vinden. Maar we zijn wel van mening dat wanneer je de juiste kennis aanbiedt en de ander bereid is om die aan te nemen, je dichter bij elkaar komt. Begrip begint toch bij kennis.”

Cyprus: make Turkey great again

0
Het vormde lange tijd één van de belangrijkste barrières voor Turkije’s lidmaatschap van de Europese Unie: de Cyprus-kwestie. Het punt is echter al enige jaren van de radar verdwenen, omdat er inmiddels veel grotere belemmeringen voor het slagen van de toetredingsonderhandelingen zijn ontstaan. Cyprus is sinds de Turkse inval van 1974 in twee helften verdeeld, waarbij alleen de regering van de Griekse helft door de Europese landen als wettig wordt erkend. Sinds Cyprus dankzij Griekse chantage – ‘anders blokkeren wij ook met ons veto de toetreding van alle Oost-Europese kandidaten’ – in 2004 lid werd van de Europese Unie, hangt de kwestie als een molensteen om de nek van Brussel.

De opzet van indertijd – het plan van de toenmalige secretaris-generaal van de Verenigde Naties, Kofi Annan – om middels een referendum op het eiland over een herenigingsplan van de ‘Griekse’ en ‘Turkse’ helften de tweedeling op te heffen, was mislukte jammerlijk. Daarmee werd voor de zoveelste keer de veelvuldige illusie in diplomatieke kring, dat men van buitenaf iets dergelijks met rationele argumenten en het voorhouden van een wortel kan afdwingen, beschaamd. De Turkse inwoners van het eiland stemden namelijk in meerderheid voor, de Griekse in meerderheid tegen. Het dankzij Athene’s veto afgedwongen bizarre resultaat was vervolgens dat Grieks-Cyprioten voor hun obstructie met het EU-lidmaatschap werden beloond en de Turks-Cyprioten voor hun meegaandheid werden bestraft. Daarmee was de hereniging van de baan en de stok achter de deur om Grieks-Cyprus te bewegen daaraan mee te werken, verdwenen. Men was binnen. Nadien ook anderszins niet tot onverdeeld genoegen van Brussel, zoals tijdens de kredietcrisis van 2008 bleek, toen Cyprus een bancaire vluchtheuvel bleek voor het maffiose grote Russische geld.

Belangrijker was dat, ook toen men in Brussel er nog wel van uitging dat Recep Tayyip Erdogan Turkije democratischer zou maken, Ankara en Athene ten aanzien van Cyprus bikkelhard tegenover elkaar bleven staan: Turkije weigerde de regering van Grieks-Cyprus als gesprekspartner te erkennen en in het verlengde daarvan om schepen van Cyprus in Turkse havens toe te laten. Dat punt is sindsdien als een zwaard van Damocles boven de toetredingsonderhandelingen blijven hangen. Het speelde twaalf jaar terug tijdens het Nederlandse Europese voorzitterschap, toen toenmalig premier Jan Peter Balkenende en minister van Buitenlandse Zaken Ben Bot uit Ankara terugkeerden en verklaarden dat de kern van de kwestie was opgelost. Alleen de precieze uitwerking moest over een paar maanden geschieden. Daarmee kwam dat op het bordje van de Britten, die in het najaar van 2004 Nederland als voorzitter opvolgden. Die zijn er ook niet uitgekomen.

Nu lijkt er plotseling nieuwe hoop te zijn: de leiders van de Grieks- en Turks-Cyprioten praten over een oplossing van het al bijna een halve eeuw durende conflict. Tot de belangrijkste pijnpunten behoort de toekomstige staatkundige structuur en de eventuele terugkeer van de in 1974 uit ‘andermans’ eilandhelft verdreven/gevluchte Grieks- en Turks-Cyprioten naar hun oude huizen, die intussen al lang door anderen worden bewoond. Moet er, als zo’n terugkeer om die reden niet mogelijk is, omdat die immers een nieuwe gedwongen verhuizingsgolf zou veroorzaken, voor de ontheemden schadevergoeding komen? Het is een vraag die ons maar al te bekend voorkomt van een conflict even verderop in de regio: het nog veel hopelozer (want ook nog eens veel sterker religieus getinte) conflict tussen Israël en Palestina.

De deling van Cyprus herinnert ook aan de deling van Ierland en daaruit vallen ook voor Cyprus enige lessen te trekken. Net als in het geval van Cyprus had ook de Noord-Ierse kwestie twee dimensies: een plaatselijke tegenstelling tussen beide (de pro-Ierse en pro-Britse) bevolkingsgroepen in het gebied zelf en een nationaal-ideologische tussen beide landen op de achtergrond. Wat hier een belangrijke voorwaarde voor het bereiken van vrede was, was dat zowel de bewoners van de republiek Ierland als van het Verenigd Koninkrijk inmiddels in overgrote meerderheid waren gaan vinden dat de oplossing vooral aan de inwoners zelf moest worden overgelaten. Dat gaf Dublin en Londen de mogelijkheid om hun eigen (botsende) claims te laten varen, en de Ierse en Britse premier de ruimte om een bemiddelende rol te spelen. De tweede belangrijke factor was de Europese éénwording, waardoor – met het wegvallen van de grenzen – de vraag waarbij Noord-Ierland staatkundig behoorde, een deel van zijn brandbaarheid verloor. Momenteel merk je alleen aan details dat je hier een staatsgrens overschrijdt – kilometers worden mijlen – en dat geeft de Ierse nationalisten een beetje het gevoel dat Ierland weer één is en de Britse unionisten dat gewoon nog heel Ierland deel uitmaakt van het Verenigd Koninkrijk. Met de brexit staat dat onder druk – vandaar de groeiende onrust in Belfast.

Voor Cyprus betekent dat, dat het niet alleen van belang zal zijn dat de Turkse en Grieks-Cyprioten elkaar kunnen vinden, maar ook dat Athene en Ankara eigen nationalistische sentimenten – ‘Cyprus is van ons’ – weten te bedwingen, in plaats van (om binnenlandse redenen) op te stoken. Momenteel valt in deze van Athene, met het linkse Syriza aan de macht, vermoedelijk minder te vrezen dat het als stoorzender optreedt, dan van Ankara, waar Erdogan juist op de Ottomaans-imperialistische trom slaat, onder het Trumpiaanse motto make Turkey great again. Turks-Cyprus weggeven aan een verenigd Cyprus, waarin de Grieken getalsmatig veruit in de meerderheid zijn, past daar niet in.

‘Staatsstructuur Nederland vertoont koloniale trekjes’

0
De structuur van het Koninkrijk der Nederlanden vertoont kenmerken van een koloniale staat, zegt Rycond Santos do Nascimento. ‘Nederland kan ingrijpen in de politiek op Aruba, maar andersom kan dat niet.’

Het Koninkrijk der Nederlanden* bestaat uit vier landen: Nederland, Aruba, Curaçao en Sint Maarten. Rycond Santos do Nascimento onderzocht de politieke en staatsrechtelijke verhoudingen tussen de landen binnen het Koninkrijk. Zijn promotie is tot stand gekomen in samenwerking met de Rijksuniversiteit Groningen en de Universiteit van Aruba. Hij promoveerde op Koninkrijksdag, 15 december 2016, aan de Rijksuniversiteit. Op 16 februari 2017 promoveert hij aan de Universiteit van Aruba op basis van de Double Doctorate Agreement die tussen de twee universiteiten is gesloten. De Kanttekening sprak hem.

U noemt de verhouding tussen Nederland en de andere landen van het Koninkrijk koloniaal, ondemocratisch en zelfs autocratisch. Waaruit blijkt dat?
‘Een mooi praktijkvoorbeeld hiervan was de Arubaanse begrotingskwestie die plaatsvond in de zomer van 2014. De Nederlandse minister Ronald Plasterk van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft toen ingegrepen. Nederland vond dit optreden van de minister geheel legitiem, omdat voorkomen moest worden dat er een landsbegroting zou worden vastgesteld die niet voldeed aan de eisen van deugdelijk bestuur. Aruba zag dit als een onrechtmatige inbreuk op zijn autonomie en op het eigen democratische proces. Plasterk heeft de Gouverneur van Aruba opgedragen de begroting niet te ondertekenen. Daarmee bemoeit hij zich met Arubaanse aangelegenheden, terwijl hij enkel en alleen door het Nederlandse volk is gekozen. Hij dient alleen het Nederlandse belang. Arubanen mogen niet stemmen op Nederlandse politieke partijen, maar die partijen beslissen wel over Aruba. De Nederlandse kiezer heeft dus invloed op wat er op Aruba gebeurt, terwijl andersom de Arubaanse kiezer geen invloed heeft op wat er in Nederland gebeurt. De Nederlandse minister is alleen verantwoording verschuldigd aan het Nederlandse volk. Hierdoor prevaleert nog steeds zoals onder het koloniaal regime, de politieke stem van het Nederlandse volk boven die van de Caribische volkeren.’

Pleit u voor een Koninkrijksregering die de belangen van alle vier de landen dient?
‘In het verleden hebben verschillende mensen zich hard gemaakt voor zo’n structuur. Formeel besluiten de landen in zelfstandigheid over hun interne aangelegenheden. In de praktijk echter is er geen onderscheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Nederland, waardoor Nederland een extra bevoegdheid over de andere landen heeft. Toch ben ik geen voorstander van een Koninkrijksregering, aangezien Nederland economisch veel krachtiger is dan Aruba, Curaçao en Sint Maarten. Het is logisch dat Nederland een zwaardere stem heeft in het Koninkrijk. De bevolking van de overzeese gebieden is klein. Ik ben om die reden ook geen voorstander van het invoeren van kiesrecht; dat zal niet meer dan drie zetels opleveren in de Tweede Kamer waardoor medezeggenschap voor de Caribische landen een wassen neus wordt.’

Nederland zegt te willen voorkomen dat er in de drie landen wanbestuur en politieke chaos uitbreekt. Is dit voor u een geldig argument?
‘De vraag is of alleen het bestaan van wanbestuur voldoende grondslag geeft om het gezag van Nederland over andere volkeren te rechtvaardigen. Als het antwoord daarop ‘ja’ is, dan is het glashelder dat de verhouding koloniaal is. Het argument van de kolonialen was dat Nederland de andere volkeren moest opvoeden. Als Nederland dat argument van voogdij nog steeds gebruikt, dan is dat zeer kwalijk.’

Op welke manier kan Nederland recht doen aan de overzeese gebieden van het Koninkrijk?
‘Het is mijn stellige overtuiging dat het Arubaanse, Curaçao’se en Sint Maartense volk net zoveel aanspraak maken op het Koninkrijk als Nederland zelf. Indonesië en Suriname hebben ervoor gekozen om zich af te scheiden van Nederland, maar ik denk dat er een andere, betere oplossing mogelijk is. Ik pleit voor gelijkwaardigheid tussen de verschillende volkeren. Mijn aanbeveling is om het bestuurlijk toezicht van Nederland op de Caribische landen op te heffen en de Nederlandse regering te laten controleren door een onafhankelijk constitutioneel hof. Het paspoort van een Arubaanse Nederlander is staatsrechtelijk gezien zwakker dan het paspoort van een Europese Nederlander. Toch pleit ik niet voor een Europees-Nederlands burgerschap, omdat dit zou ontkennen dat er ook een Arubaans volk is. De koning heeft bij zijn inhuldiging trouw gezworen aan de volkeren van Nederland, Aruba, Curaçao en Sint Maarten. Dat vereist dat de volkeren ook gelijkwaardig worden behandeld. Dat is nu niet het geval, aangezien de Caribische Koninkrijksdelen onderdak bieden aan aparte volkeren en niet slechts aan bevolkingen. Daarbij speelt de erkenning van het Papiaments als officiële taal ook een rol.’

Waarom heeft u de positie van de bijzondere gemeenten Bonaire, Sint Eustatius en Saba niet meegenomen in uw onderzoek?
‘De bevolkingen van die gebieden hebben er zelf voor gekozen om een nauwere band aan te gaan met Nederland. Aruba, Curaçao en Sint Maarten hebben zich daarentegen hard gemaakt voor meer zelfbeschikking en dat heeft geleid tot drie autonome landen binnen het Koninkrijk. De relatie tussen deze landen en Nederland is daardoor complexer en vraagt om meer duiding. Overigens hebben deze landen nooit gepleit voor volledige onafhankelijkheid. In 1986 kreeg Aruba als eerste de Status Aparte. Nederland erkende Aruba als autonoom land binnen het Koninkrijk op voorwaarde dat het land in 1996 volledig onafhankelijk zou worden. Aruba heeft in 1996 echter met succes onderhandeld om binnen het Koninkrijk te blijven.’

Heeft Nederland een blinde vlek wat betreft zijn koloniaal verleden?
‘Dat vind ik wel. Haagse politici noemen het ingrijpen op één van de Caribische eilanden een vorm van federaal bestuur. Je kan het beter koloniaal noemen; het is een feit dat Nederland autocratisch handelt. Als je dat probleem bij naam noemt, ben je naar mijn mening al een stuk dichter bij een oplossing.’

U promoveert zowel aan de Rijksuniversiteit van Groningen als aan de Universiteit van Aruba. heeft u culturele verschillen bemerkt in de benadering van dit onderwerp?
‘De Rijksuniversiteit Groningen heeft al jaren een intensieve samenwerking met de Universiteit van Aruba, toch denk ik dat het onderzoek andere resultaten had opgeleverd als het alleen door de Rijksuniversiteit Groningen was uitgevoerd. Het feit dat ik woon en werk op Aruba maakt dat ik met Arubaans perspectief kijk naar de relatie tussen de landen. Daardoor heb ik beter zicht op hoe de staatsstructuur ervaren wordt in de overzeese gebieden.’

Voelen Arubanen, Curaçaoënaars en Sint Maartenaren zich verbonden met Nederland?
‘Ja en nee. Als Nederland het goed doet op het WK-voetbal dan juichen de mensen hier ook. Daarnaast delen de eilandbewoners hetzelfde cultureel erfgoed, zoals onder ander het Sinterklaas-feest. Maar zodra het om politieke zaken gaat, voelen zij zich regelmatig tekort gedaan door Nederland. Je kan spreken van een haat-liefde verhouding.’

*Het Koninkrijk der Nederlanden
Het Koninkrijk der Nederlanden is een soevereine staat samengesteld uit vier landen: Aruba, Curaçao, Sint Maarten en Nederland. De burgers van de landen hebben de Nederlandse nationaliteit; de landen kennen één staatshoofd, één gezamenlijk buitenlands- en één defensiebeleid. De landen zijn in hoge mate autonoom als het gaat om interne aangelegenheden. Zo heeft ieder land een eigen regering, een eigen parlement en aldus ook eigen verkiezingen. De landen zijn in principe gelijkwaardig aan elkaar, maar hun staatkundige positie verschilt. Nederland treedt namelijk als enige van de vier landen naar binnen en naar buiten toe op in de hoedanigheid van het Koninkrijk der Nederlanden. Het zwaartepunt in de verhoudingen ligt zowel feitelijk als juridisch bij Nederland. De huidige situatie berust grotendeels op het Statuut van het Koninkrijk der Nederlanden uit 1954, dat het zelfbeschikkingsrecht van alle landen in de wet verankert. Voor dit statuut waren Aruba, Curaçao en Sint Maarten koloniën van Nederland.

Restaurantketen wil Nederlanders warm maken voor Libanees eten

0
De Libanese keuken is beroemd in het Midden-Oosten. In Rotterdam probeert Le Souq ook Nederlanders warm te maken voor Libanees eten.

Le Souq is een Libanees restaurantketen met drie vestigingen. Eén in de Markthal in Rotterdam, waar je heerlijk kunt lunchen, één in de Rotterdamse wijk Delfshaven én sinds kort één in Tanger, Marokko. Wat de Franse keuken in Europa is, dat is de Libanese keuken voor de Arabische wereld. Het is niet voor niets de tweede keuken van de wereld, na Frankrijk.

De Kanttekening vroeg Sofia Safieddine-Farhat, die het bedrijf met haar zus en ouders runt, wat Nederlandse koks kunnen leren van de Libanese keuken. “De verfijnde smaak”, antwoordt Safieddine-Farhat zonder aarzelen. “De spil van de Libanese keuken wordt gevormd door mezze, min of meer vergelijkbaar met tapas. Er zijn wel 30 verschillende soorten mezze, voor elk wat wils. Veganisten, vegetariërs, vleesliefhebbers, ze vinden allemaal iets naar hun gading. Alleen zit er geen vis in. De hapjes kunnen een hoofdmaaltijd vormen. Een zeer specifiek ingrediënt van Libanees eten is een mix van zeven kruiden, uitsluitend gebruikt in Libanon. Die koop je bij de kruidenier, maar behalve de samenstellers kent niemand precies de onderlinge verhoudingen van de kruiden. Met deze kruidenmelange wordt vlees gemarineerd, waardoor het vlees een specifieke smaak krijgt. In Nederland is de zevenkruidenmix niet verkrijgbaar. Wel in Libanese toko’s in België, Duitsland of Frankrijk. Daar wonen namelijk veel meer Libanezen dan in Nederland.” Overige ingrediënten die de spil van de Libanese keuken vormen, zijn olijfolie, knoflook, koriander en citroen. “In elk filiaal wordt gekookt met verse producten.”

Het restaurant in Markthal bestaat uit drie delen. Beneden is een toko waar zowel zoete dingen (baklava) als hartige lekkernijen worden verkocht. Vanaf de tussenverdieping hebben de bezoekers uitstekend zicht op het bijzondere plafond. Vooral in de winter is het hier af en toe koud, maar de service van Le Souq behelst ook een deken om de benen te bedekken. Nog een verdieping hoger is het wat warmer. Wat in dit filiaal erg populair is, zijn broodjes kip en de hamburgers. “Alleen zijn onze hamburgers niet te vergelijken met de westerse variant. Het brood is anders en het vlees is veel kruidiger. Er worden wel frietjes bij geserveerd.”

Al het vlees dat bij Le Souq wordt opgediend is halal. “De gasten van Le Souq vormen een doorsnede van de Rotterdamse bevolking. Ze hebben alle denkbare achtergronden. In de Markthal komen voornamelijk toeristen uit binnen- en buitenland. Daardoor hebben we hier slechts voor een deel vaste bezoekers. Mensen komen niet even uit Limburg naar Rotterdam om bij Le Souq te lunchen. Veel van onze gasten laten wel positieve recensies achter. Onze gerechten smaken alsof ze in huiselijke kring zijn klaargemaakt.”

Gebruik vioolmuziek in plaats van azan

0

Mijn meest directe kennismaking met de oproep tot het gebed was toen ik in Caïro studeerde en woonde in de periode 1981-1982. Met twee andere studenten bewoonde ik een appartement op de bovenste verdieping van een flatgebouw op het eiland Roda. De luidspreker van de uiterst kleine moskee op de begane grond stond op het dak van onze slaapkamer die we samen deelden. Als we weer eens uit geweest waren in de nachtclubs bij de piramides, tegen de ochtend terugkwamen en ons bed in doken, hadden we de lakens nog niet over onze neuzen getrokken of de moskee ging ‘af’. Het ‘Allahu Akbar’ (God is groot) was niet van de lucht. Ik herinner me met name nog de zin ‘bidden is beter dan slapen’ van de azan (gebedsoproep). Wij draaiden ons echter om in de hoop en verwachting dat de oproep toch maar kort duurde, maar we hadden buiten de imam gerekend. Die liet immer de microfoon open staan en nadat het gebed verricht was hoorden we zijn luide gesnurk. De imam had waarschijnlijk niet de nacht doorgebracht in de nachtclubs, maar was ook maar een mens.

Die herinnering schoot me door het hoofd toen ik van de zomer in mijn tuin zat te genieten van de zon en de bloemen en ik een al te bekend geluid hoorde: de oproep tot het gebed, niet die van de vroege ochtend, maar die van de late namiddag. Ik was gefascineerd en tegelijkertijd geërgerd. Gefascineerd door de vaststelling dat de islam al zo geïntegreerd was in onze samenleving dat een oproep tot het gebed in de publieke ruimte blijkbaar mogelijk is geworden. Geërgerd omdat ik vind dat geen enkele uiting van religie in de publieke ruimte plaats zou moeten vinden. Bovendien stond de moskee minstens twee kilometer van mijn huis en uit de plaatselijke pers bleek ook wel dat er veel klachten waren over het geluidsniveau. De moskee verklaarde desgevraagd ‘eraan te werken’, wat ik een bizar antwoord vond want het ging toch alleen maar om het laagzetten van het volume? Hoe moeilijk kan het zijn.

De publieke ruimte is van iedereen en daar moeten we zorgvuldig mee omgaan. Hoe dan ook is geluidsoverlast een belangrijke kwestie in het dichtbevolkte Nederland. Maar inhoudelijk heb ik een ander argument. De vaststelling in de oproep tot het gebed dat God groot is iets, vind ik, wat niet in de publieke ruimte thuis hoort. Hoe deze kwestie op te lossen?

Ik heb erover nagedacht of er andere varianten mogelijk zijn voor de islamitische oproep tot het gebed. Een reden te meer om dat te doen is omdat we in Nederland ook te maken hebben met klokgelui van de christelijke kerken. Die roepen de mensen op ter kerke te gaan om de boodschap van het christelijke geloof te verkondigen. Het verschil zit hem natuurlijk daarin dat de kerken geen tekst rondbazuinen in de sfeer van ‘Jezus is de zoon van God, lomt tot het heil’. En dat hoeft ook niet want iedereen weet wat er in de kerken wordt gepredikt.

De islam is een – relatief – nieuwe godsdienst en er vindt veel debat plaats over deze religie en de plaats die het zou moeten of kunnen hebben in de samenleving. Mijn positie is dat we in dat debat niets moeten aantrekken van wat er gebeurt in islamitische landen en wat daar de gewoontes zijn met betrekking tot de islam. We zijn in Europa. De islam en moslims zijn in Europa. We gaan het Europees aanpakken.

Mijn voorstel is in de eerste plaats praktisch. Gebeden vinden vijf keer per dag plaats en dat zeven dagen per week. Dat zijn bij elkaar 35 oproepen. Om dan telkens het ‘Allahu Akbar’ te horen is veel te veel en daar is geen draagvlak voor. Dat wordt hoe dan ook opgelost door de talloze gebedsapps die in omloop zijn en die gelovigen in alle plaatsen en tijdzones ter wereld vertellen dat het weer tijd is voor het gebed. Daar heb je geen minaret voor nodig.

Maar om toch kleur te geven aan de islamitische traditie en die tegelijkertijd vorm te geven in de Europese context zou het mijn voorstel zijn dat op vrijdagen de oproep tot het gebed gerealiseerd wordt door een melodie gespeeld door, bijvoorbeeld, een violist. Dan hebben we niet te maken met het wat mij betreft onnodige ‘Allahu Akbar’ en kunnen de mensen genieten van de zoete klanken die moskeeën dan verspreiden. Niet realistisch? Islam is een zeer diverse religie, horen we moslimvoorlieden immer zeggen. Dus waarom niet gaan voor de door de viool gespeelde gebedsoproep?

Afro-Amerikaan ‘bekeert’ Ku Klux Klan-leden

0
Bluesmuzikant Daryl Davis knoopt vriendschappen aan met Ku Klux Klan-leden in de hoop dat zij door dat contact anders gaan denken over gekleurde mensen. Toch juicht niet iedereen zijn inspanningen toe, de Black Lives Matter-beweging vindt dat Davis zich niet moet inlaten met de vijand.

Een week of twee geleden deed columniste Asha ten Broeke (de Volkskrant) een interessant experiment: zij besloot zich drie dagen lang op te sluiten in een anti-islamitisch rechtse informatiebubbel. Dus geen Volkskrant lezen maar de Telegraaf en op Twitter andere mensen volgen dan gewoonlijk. Een week later deed AD-journalist Wierd Duk het omgekeerde: hij verkeerde bij wijze van experiment tijdelijk in een linkse bubbel. De gedachte erachter is prijzenswaardig, maar beide pogingen ‘de Ander’ te leren kennen vallen in het niet bij wat de Afro-Amerikaan Daryl Davis al dertig jaar doet: vrienden worden met Ku Klux Klan-leden. Davis, bluesmuzikant en acteur, kwam voor het eerst in aanraking met de Klan in 1983 na een optreden in een bar ergens in het midwesten van de Verenigde Staten. Hij werd aangesproken door een man die onder de indruk was van zijn muziek: ik heb nog nooit een zwarte man zo goed zien spelen, zei hij. Dat hij lid was van de White Power-beweging kwam al vrij snel ter sprake, Davis liet zich er niet door afschrikken. Integendeel: hij wilde antwoord op de vraag hoe je iemand kan haten die je niet eens kent. De mannen raakten bevriend, hun gedeelde interesse was de muziek. Via de man leerde hij nog meer Klan-leden kennen en voor elk van hen had hij dezelfde vraag: hoe kun je mij haten als je mij niet eens kent? Met gevoel voor humor en oprechte interesse ging hij het gesprek aan. Zij die geen antwoord op de vraag konden geven, keerden de haatdragende ideologie op den duur de rug toe. Sindsdien reist hij stad en land af om Klan-leden te bevrienden, kritisch te bevragen en te onderzoeken of hun White Power-ideologie ook stand houdt als ze een zwarte man leren kennen. Hij heeft er, zegt hij zelf, zijn hobby van gemaakt. In de documentaire Accidental Courtesy, binnenkort online te zien, is te zien hoe Davis die hobby beoefent. Zijn missie is niet zonder gevaar. Meer dan eens komt het tot een handgemeen. Davis, een fors gebouwde man, deinst er niet voor terug. Maar vaker zit hij gewoon ontspannen aan een tafel te kletsen en lachen met een Klan-lid. Het heeft ertoe geleid dat zeker 25 Klan-leden hun karakteristieke witte maskers de deur uit hebben gedaan. Davis kan het bewijzen: die maskers hangen nu in zijn kast als trofeeën. “Ik ben er niet persé op uit hen te bekeren, maar ik ben blij dat ze na contact met mij zelf tot de conclusie komen dat het een verwerpelijke ideologie is.”

Hij gaat geenszins systematisch te werk, het enige wat hij doet, legde hij uit in een interview met The Independent, is vrienden worden en hen behandelen zoals hij behandeld zou willen worden. “Je moet hen hun ideeën gunnen.” Davis had er geen problemen mee om Klan-bijeenkomsten bij te wonen, waar hij de meest racistische en verwerpelijke dingen te horen kreeg. Toch bleef hij en schudde hij na afloop de handen van alle aanwezigen. Hij ging met ze op de foto, soms zelfs met racistische symbolen in zijn hand. Een hakenkruis of de confederatievlag. In een interview met The Atlantic zegt hij daarover: “Het belangrijkste dat ik heb geleerd is dit: wanneer je actief bezig bent met de ander te leren kennen, sijpelt er indirect kennis over jou naar hem door.” In de Amerikaanse staat Maryland leidde zijn aanpak ertoe dat alle drie de plaatselijke KKK-leiders vrienden van hem werden en de ideologie de rug toekeerden. Sindsdien bestaat er geen KKK meer in die staat.

Toch neemt niet iedereen hem zijn hobby in dank af. In de documentaire is te zien hoe hij ruzie krijgt met enkele activisten van de Black Lives Matter-beweging. Zij verwijten hem een gebrek aan inzet voor zijn eigen gemeenschap. Waarom heeft hij dertig jaar van zijn leven gewijd aan witte mensen die hun racisme moeten overwinnen en niet aan zwarte mensen die zijn hulp harder nodig hebben? “Vrienden worden met een witte man die niet te maken heeft met dezelfde worstelingen als jij en ik, dat noem ik geen prestatie, dat is gewoon een nieuwe vriend.” Davis heeft daar geen adequaat antwoord op. “Ze noemen me Uncle Tom, ze noemen me een Oreo (koekje dat zwart van buiten is en wit van binnen, red.), ze hebben me al voor van alles uitgemaakt.” Hij laat zich er niet door tegenhouden. In The Atlantic vertelt hij over een gesprek met iemand van de NAACP, de zwarte burgerrechtenbeweging in Amerika. Hij was boos op Davis: “We hebben keihard gewerkt om tien stappen vooruit te komen, en jij zit hier te eten met de vijand waarmee je ons weer twintig stappen terugvoert!” Waarop Davis hem zijn trofeeën laat zien, de gewaden en maskers van ex-KKK-leden. “Dit is wat ik heb gedaan om racisme te bestrijden. Deze mensen hebben hun verwerpelijke ideologie verlaten dankzij mijn gesprekken met hen tijdens het eten. Hoeveel gewaden en maskers heb jij verzameld?”

Dit artikel is eerder gepubliceerd in Zaman Vandaag.

‘Als je islam de ruimte geeft gaat onze cultuur eraan’

2
Er is rumoer ontstaan binnen de Protestantse Kerk Nederland over de identiteit van de kerk. De Kanttekening sprak betrokkenen.

Emeritus-dominee Cornelis van den Berg en anderen zegden onlangs hun lidmaatschap van de Protestantse Kerk Nederland op, omdat die te ‘pro-islam’ zou zijn. Dat deed hij nadat het dagblad Trouw een interview met PKN-scriba René de Reuver publiceerde. Het interview zorgde voor de nodige opschudding, omdat De Reuver in de ogen van sommigen de islam te veel verdedigde. Hij zei onder meer dat de islam een godsdienst van vrede is en de Koran en de Bijbel op ethisch vlak op elkaar lijken. ‘Als je de Tien Geboden neemt en de Koran, dan kom je eigenlijk op hetzelfde uit’, aldus De Reuver in het interview in Trouw.

‘Natuurlijk weet ik dat binnen de PKN al langer een pro-islam-koers wordt gevaren, maar de uitspraken van de Reuver waren voor mij de druppel die de emmer deed overlopen’, reageert Van den Berg. ‘De islam is geen religie van vrede maar een agressieve gewelddadige religie, je moet als samenleving een plan hebben om dat kwaad te bestrijden. Het is nu van belang dat we onze grenzen aangeven.’

Ook de dominees Henk-Jan Prosman en Gerard Knol deden vorige week zaterdag tegenover de Telegraaf hun beklag. De PKN, die in 2004 is ontstaan door een fusie met de gereformeerde, hervormde en lutherse kerken, zou een links-liberale koers varen die steeds meer lijkt op GroenLinks of D66, veel voorgangers zouden progressiever zijn dan hun kerkleden. Toch ervaart niet iedereen die tweespalt. Volgens Theo Brand, PKN-lid en hoofdredacteur van De Linker Wang, een aan GroenLinks verbonden magazine voor religie en politiek, is het hele verhaal opgeklopt door de media. ‘De media hebben dit nieuws gecreëerd, door de uitspraken van de Reuver uit te vergroten. Voor dit artikel was er binnen de PKN nooit ophef over de islam.’ Brand verwijst naar de synodes (kerkvergaderingen) van 2010 en 2013 waarin gediscussieerd is over de islam zonder dat dit tot grote consternatie leidde. Brand juicht interreligieuze contacten toe en ziet geen kwaad in de uitspraken van de Reuver over de islam. ‘Als je kijkt naar de vijf zuilen van de islam kun je inderdaad stellen dat de islam een religie van vrede kan zijn, maar het hangt natuurlijk samen met hoe je het interpreteert. Het christendom is ook niet alleen maar een religie van vrede, maar kan dat wel zijn. Kerken in mijn woonplaats Zwolle doen mee met interreligieuze vieringen met joden en moslims. Deelnemers onder wie ik zelf, raken hierdoor bemoedigd. Je ontdekt dat je als christenen, joden en moslims zorgen met elkaar deelt. En dat je ook dezelfde hoop koestert.’

Het is deze toon die bij uitgetreden dominee Van den Berg de haren overeind doen staan. Hij ziet meer heil in secularisering dan in toenadering tot moslims. ‘Ik heb geen behoefte aan een bondgenootschap met moslims, ik heb liever homohuwelijk, euthanasie en abortus dan dat.’

Van den Berg heeft na het opzeggen van zijn lidmaatschap nauwelijks steunbetuigingen gekregen en volgens hem typeert dat de huidige tendens binnen de PKN. ‘Ik heb nul support gekregen van PKN-voorgangers, ik heb slechts één e-mail van een oud-kerkganger ontvangen, die duidelijk maakte dat hij mijn zorgen deelde. Ik ken meer mensen die denken zoals ik maar zij houden zich stil, zij zijn niet in de positie om zich te kunnen roeren.’ Brand publiceerde over de ophef een opiniestuk in Trouw waarin hij aangeeft dat de PKN openstaat voor dialoog met moslims. Hij kreeg de nodige bijval. ‘Afgelopen zondag was ik in mijn kerk, de mensen die mij aanspraken waren het met me eens, ook via internet kreeg ik positieve reacties. Ook van mensen die zich politiek thuis voelen bij het CDA, de VVD of de ChristenUnie.’ Het beeld dat Van den Berg schetst vindt hij zwaar generaliserend en daardoor ook gevaarlijk. ‘De opvattingen van Van den Berg worden gelukkig niet breed gedragen binnen de PKN.’

Volgens Van den Berg heeft de ‘pro-islamhouding’ van de PKN verband met het leeglopen van de kerken. ‘Steeds meer christenen willen een brug slaan met andersdenkenden. Alles van het christendom moet ineens lief zijn en aangepast worden aan de culturele mode, harde woorden zijn taboe. Als je op een zinkend schip zit kun je twee dingen doen. Of je verkiest een kleinere groep en behoudt je geloofswaarden of je verlaat het schip. In plaats daarvan probeert de PKN een tussenoplossing te vinden, alles draait nu om emotie en samenbinding, ik kan zeggen dat ik tot het einde toe over de inhoud heb gepreekt.’

Volgens Van den Berg is de islam onverenigbaar met de westerse samenleving omdat zij niet zoals het christendom de Verlichting hebben doorgemaakt. ‘Wat het christendom voor heeft op de islam is dat zij gedaagd is voor het tribunaal van de rede. De rede heeft duidelijk gewonnen en het christendom heeft zich daaraan aangepast. De islam heeft dat proces niet doorlopen. Het feit dat de rede het gewonnen heeft vind ik niet negatief. Ik geloof niet in absolute waarheden, als dominee heb ik nooit beweerd dat God bestaat en die vraag is mij ook nooit gesteld. Geloof gaat niet om die vraag. Het christendom heeft haar waarheidsclaims losgelaten. Bij de islam daarentegen ligt alles vast. Het probleem is dat de Koran letterlijk als Gods woord wordt beschouwd, dan ben je wat mij betreft uitgepraat. Dan ben je doof voor elke vorm van rationaliteit.’ Toch heerst ook onder gereformeerden de gedachte dat de Bijbel letterlijk het woord van God is. Van den Berg was voor zijn PKN-tijd lid van de gereformeerde kerk. ‘Omdat ik zelf uit die traditie kom weet ik waar ik over praat. Zelfs de strengste gereformeerden zien dat zonder ontkenning van de menselijke factor als inspiratie van de Heilige Geest.’ De periode die ook wel de islamitische Verlichting wordt genoemd (achtste tot tiende eeuw) stelde volgens Van den Berg niet veel voor. ‘Als een moslim zegt breng de islam tot het tribunaal van de rede, dan reik ik hem de hand. Er zijn stromingen zoals het soefisme die soepeler omgaan met waarheidsclaims, maar die zijn erg marginaal. Ik zie de soefisten niet zo snel de islam hervormen.’

Volgens Van den Berg is de islam intrinsiek gewelddadig, daar valt volgens hem niet veel aan te doen. ‘Het is een in de islamitische traditie verhaald feit dat Mohammed rooftochten organiseerde, oorlogen voerde en mensen liet vermoorden, zoals de joden van de Qurayza-clan. Dat kan je in de hadith teruglezen. Zijn gehele politiek is gericht op een totale onderwerping van heel de wereld. Mensen zeggen dan vaak: maar er zijn ook goede moslims. Ja, in de Tweede Wereldoorlog waren er ook goede Duitsers, dus wat is je punt?’

Brand erkent dat er een gevaar schuilt in extremistische varianten van de islam. Maar dit is volgens hem niet respresentatief voor de 1,7 miljard moslims wereldwijd en de bijna één miljoen moslims in Nederland. ‘Hoeveel invloed heeft de extremistische islam nou eigenlijk in Nederland? Die is niet heel erg groot. Maar door de polarisatie wordt extremisme helaas wel in de hand gewerkt. Aan die polarisatie doet Van den Berg zelf mee. Misschien lopen er een paar mensen in boerka, in Staphorst lopen ze in klederdracht. We moeten die veelkleurigheid juist omarmen. Als je de macht geeft aan de SGP krijgen we een christelijke theocratie en gaan op zondagen alle zwembaden dicht. Dat standpunt wekt ergernis bij mij maar ik vind dat dit standpunt wel moet kunnen klinken. Ik wil dat ook niet groter maken dan het is. Wat mij betreft is er ruimte voor elk conservatief geluid zolang het binnen de grenzen van de wet is.’

Van den Berg pleit daarentegen voor een stevige aanpak van religie in de publieke ruimte. ‘We moeten de moskeeën streng gaan controleren en niet langer subsidiëren. Daarnaast ben ik voorstander van het opheffen van bijzonder onderwijs. Het mag misschien vreemd klinken dat ik als dominee christelijke scholen wil sluiten, maar ik leef graag in een seculier land. Geloof gaat om het innerlijke, de staat heeft daar niets over te zeggen, het uitbannen van religie in de publieke ruimte schaadt dat geloof niet.’ Als deze maatregelen niet worden genomen vreest Van den Berg dat de westerse cultuur het onderspit delft. ‘Er zijn heel wat islamitische geestelijken die het Westen zien als een belediging van de islam, als je dat geluid de ruimte geeft gaat onze cultuur eraan. Als het in dit tempo doorgaat is binnen 20-30 jaar de helft van Duitsland moslim, Duitsland wordt zo op termijn een Arabische natie. De autochtone minderheid zal in verzet komen, ik ga het niet meer meemaken maar ik voorspel een oorlog in Europa.’

Als christenen het belang van empathie naar andersdenkenden onderstrepen verwijzen zij veelal naar twee uitspraken van Jezus Christus in de Bijbel, namelijk ‘als iemand je slaat, keer hem dan de andere wang toe’ (Lucas 6:29) en ‘heb uw vijanden lief’ (Mattheüs 5:43). Dat lijkt in tegenspraak met de manier waarop Van den Berg de islam tegemoet treedt, maar volgens Van den Berg is dat een kwestie van interpretatie. ‘De manier waarop de PKN heden ten dagen deze twee uitspraken interpreteert geeft aan hoezeer de PKN een verkeerde afslag heeft genomen. Jezus heeft nooit gezegd dat een vijand je vijand niet meer is. Emotioneel lief hebben kenden ze niet in de tijd van de Bijbel. Wat daar staat betekent gewoon dat je je vijand netjes moet behandelen, niets meer en niets minder.’ Voor Van den Berg is het vijf voor twaalf en is het de hoogste tijd dat iedereen dat in Nederland beseft. ‘De Franse elite is al grotendeels om, maar in Nederland blijven we wegkijken. Ik verzin de bedreigingen niet, maar herhaal wat moslims zelf zeggen. Er zijn in Europa miljoenen moslims bereid geweld te gebruiken voor de invoering van de sharia. De vreedzame moslims doen aan die bedreiging niets af en doen er ook niets tegen.’ Volgens Brand is de angst die Van den Berg heeft overtrokken. ‘Moslims die ik spreek hebben juist respect voor andere tradities. Bijna alle moslims in Europa omarmen vrijheid en democratie. Bovendien bestaat de islam niet. Er zijn verschillende stromingen en de ene stroming zal makkelijker integreren in de Nederlandse samenleving dan de andere. Wat Van den Berg doet is spookbeelden creëren, daar is niemand bij gebaat. Sterker nog: ze zorgen voor een ongezonde polarisatie. Terrorisme en extremisme moeten keihard worden bestreden. Maar dat doe je juist niet door een wereldreligie en daarmee bevolkingsgroepen te stigmatiseren. Wanneer dringt dat nu eindelijk eens door? Laten we alsjeblieft nuchter blijven.’