19.9 C
Amsterdam
Home Blog Pagina 892

‘Oud en migrant, slechte combinatie in Nederland’

0
Nederlandse ouderen met een migratieachtergrond raken steeds meer geïsoleerd, waarschuwt de Marokkaanse Ouderenbond in Nederland. ‘Het is onverstandig en vooral heel oneerlijk om ze het gevoel te geven dat ze nergens meer welkom zijn.’

Het was één van de meest gedeelde artikelen op de website van het AD vorige week. Bewoners van een seniorencomplex aan de Duivenlaan in Apeldoorn-Zuid voelen zich overvallen door de plannen van een woonstichting om appartementen die leeg komen te staan te verhuren aan ‘Turkse’ ouderen. De autochtone bewoners van het seniorencomplex reageerden ontstemd. ‘Als hier straks alleen maar Turks om me heen gesproken wordt, voel ik me niet meer thuis’, werd er bijvoorbeeld gezegd. Sommige bewoners zoeken nu naar een ander huis, omdat ze bang zijn dat de flat verandert in ‘klein-Turkije’. ‘Ik heb niks tegen Turken, je hebt goede en slechte, maar ik ben wel bang voor problemen. Zodra ik een mooi huis heb, ga ik weg’, aldus een bewoner in het AD.

Zijn de discussies in Apeldoorn over de komst van Turks-Nederlandse senioren een uitzondering of zeggen ze ook iets over de algehele situatie van ouderen met een migratieachtergrond? De Kanttekening vroeg dat en meer aan betrokkenen.

Oud en migrant
Bouchaib Saadane, voorzitter van de Marokkaanse Ouderenbond in Nederland (MOBIN), helpt met zijn organisatie Marokkaans-Nederlandse ouderen met hun gezondheid, inkomen, sociale zekerheid, wonen en mobiliteit. Hij maakt zich zorgen om deze groep. ‘Naast de financiële problemen die ze hebben, omdat ze een lager pensioen krijgen ten opzichte van autochtone ouderen, hebben senioren uit Turkije en Marokko vooral te maken met sociaal isolement. Het is onverstandig en vooral heel oneerlijk om ze het gevoel te geven dat ze nergens meer welkom zijn. Dat doet heel pijn, sommigen lijken zich dat niet te beseffen.’ Saadane vertelt dat deze ouderen vroeger autochtone collega’s hadden en dat ze ondanks het feit dat ze matig Nederlands spraken toch met elkaar konden communiceren. ‘Je ziet nu dat ze geen contact meer hebben met hun oud-collega’s, dat ze zich hebben teruggetrokken. Ze zijn eenzaam. Je vraagt je af: wie begrijpt ze nog?’

[blendlebutton]Het lijkt Saadane een goed idee om een aantal keren per jaar senioren met een migratieachtergrond in contact te brengen met hun autochtone oud-collega’s met wie ze vroeger hebben samengewerkt. ‘Ik weet zeker dat ze zich dan heel gelukkig gaan voelen. Ik praat met ouderen die bijvoorbeeld zeggen ‘weet je nog, die Jan of Peter?’ en ‘in de jaren zeventig en tachtig was het zus en zo’. Veel ouderen met een migratieachtergrond zijn in een vergeten hoek geduwd. En als je dan nog iets voor ze probeert te doen, iets met een verzorgingshuis of iets dergelijks, dan wordt daar nog over geklaagd ook. Dat is de wereld op zijn kop.’

Sadaane wil dat gemeenten projecten opzetten om de cohesie te verbeteren tussen ouderen. ‘Ik weet zeker dat migrantenouderen dat zullen appreciëren en ook autochtone senioren hebben er iets aan. Laten we eerst daarmee beginnen. Onbekend maakt onbemind. De autochtonen klagen steen en been, ik wil hun vragen: hebben jullie nooit collega’s met een migratieachtergrond gehad?’

Sadaane geeft als voorbeeld Marokkaanse Nederlanders die vroeger in de mijnen in Limburg hebben gewerkt. Wanneer je met die mensen praat komen er volgens hem mooie verhalen naar boven waar we van kunnen leren. ‘In die tijd werkten ze in koppels. Ondergronds is alles zwart, iedereen is hetzelfde, alles ziet er hetzelfde uit, allemaal zwart. Daar is geen onderscheid tussen allochtoon en autochtoon. Het mooiste vind ik: ze verstonden elkaar bijna niet en toch konden ze heel goed met elkaar communiceren. Ze waren op elkaar aangewezen voor hun veiligheid. Dat is nu helemaal weg. Niemand communiceert meer met deze mensen, niemand heeft aandacht voor ze. Oud en migrant zijn is niet iets wat je nu zou willen in Nederland, het is een slechte combinatie.’

‘Ze verdienen beter dan dit’
Sunita Biharie, voorzitter en lijsttrekker van SP Apeldoorn, stoort zich aan ‘het tegen elkaar opzetten van ouderen’. Ze vindt het verwijt aan ouderen met een migratieachtergrond dat ze de taal niet spreken en niet geïntegreerd zijn onterecht. ‘Hoe komt het dat een deel van die senioren geen Nederlands spreekt? Ze hebben niet de gelegenheid gehad om de taal te leren. Ze waren er puur om arbeid te verrichten en daarna weer terug te gaan. Dat was het beleid. Toen duidelijk werd dat deze mensen zouden blijven zijn wij er juist in gefaald om daar een oplossing voor te vinden.’ De senioren hebben volgens haar veel meer overeenkomsten dan sommigen denken, toch is er nauwelijks contact onderling. ‘We klagen in Nederland over segregatie, dat mensen in hun eigen wereld leven en geen contact hebben met anderen. Maar wanneer bijvoorbeeld Turkse Nederlanders, zoals in Apeldoorn, wel naar een wijk met veel autochtonen trekken, is het weer niet goed. De senioren met een migratieachtergrond worden gereduceerd tot hun afkomst. Door hun afkomst worden zij niet gezien als Nederlanders. Dat vind ik heel erg kwalijk, vooral omdat het om kwetsbare mensen gaat. Ouderen met een migratieachtergrond hebben keihard gewerkt om Nederland een beter land te maken. Ze verdienen beter dan dit.’

Naar aanleiding van het artikel in het AD stelde de PVV Kamervragen aan de verantwoordelijke ministers waarin werd gevraagd waarom Nederlandse ouderen gediscrimineerd worden. De PVV stelde de vraag ‘bent u bereid deze discriminatie van Nederlandse ouderen te staken en met betrokken partijen in overleg te gaan, zodat deze plannen van tafel kunnen?’ Biharie vindt dat de PVV olie op het vuur gooit. ‘De PVV claimt dat het om Turken gaat, maar het gaat om Nederlanders, Nederlanders met een Turkse achtergrond. Ze praten geen Nederlands, wordt er gezegd, maar hoe weten ze dat? Hebben ze alle senioren één voor één gesproken? De PVV is niet actief in Apeldoorn. Deze partij kent onze inwoners niet en weet niet wat hier speelt. PVV’ers lezen een stukje in de krant en gaan daar dan Kamervragen over stellen. Ik vraag me af of ze überhaupt onderzoek hebben gedaan naar deze kwestie. Wij hebben dat wel gedaan.’

Biharie heeft naar aanleiding van de discussies contact gehad met de thuiszorgorganisatie in kwestie en gevraagd of het een organisatie is voor alleen Turks-Nederlandse senioren. ‘Daaruit blijkt dat de organisatie senioren met verschillende achtergronden helpt’, zegt de SP’er. ‘De PVV zorgt voor segregatie. Door het gedrag van deze partij worden mensen bang voor elkaar en ouderen worden afgewezen vanwege hun afkomst. Dat is onacceptabel.’ Biharie, die zelf een Surinaamse achtergrond heeft, zegt dat de segregatie in Apeldoorn groot is en de angst onder autochtone ouderen voor de komst van leeftijdsgenoten met een Turkse achtergrond ook daar mee te maken heeft. Ze vertelt dat veel mensen in Apeldoorn niet met elkaar, maar naast elkaar leven. Ze neemt het de senioren ook niet helemaal kwalijk dat ze zich zo onzeker voelen. ‘Ik wil ze niet allemaal over één kam scheren, ik spreek vaak ouderen die hier heel anders over denken. Het zijn vooroordelen, het is napraten van de haattaal van de PVV. Maar dit is natuurlijk niet alleen een probleem van Apeldoorn. We hebben in heel Nederland vergelijkbare problemen, omdat van Nederlanders met een migratieachtergrond altijd werd verwacht dat ze eenzijdig zouden integreren en omdat er nooit kennis gedeeld is over waarom die mensen überhaupt naar Nederland zijn gekomen.’

‘Wij Turkse Nederlanders zijn luidruchtiger en drukker dan anderen’
Güler van der Wekken, afdelingsmanager van het dagcentrum Axioncontinu, helpt senioren met een migratieachtergrond in de dagopvang. De begeleiders hebben dezelfde culturele achtergrond als de bezoekers. De ruimte is ingericht naar specifieke culturele en religieuze waarden. De lunch bijvoorbeeld is afgestemd op islamitische voorschriften. Van der Wekken, die zowel ervaring heeft met autochtone als niet-autochtone senioren, zegt dat ze begrijpt dat sommige ouderen, zoals recent in Apeldoorn, bepaalde vooroordelen hebben jegens bijvoorbeeld ouderen met een Turkse achtergrond. ‘Wij Turkse Nederlanders zijn luidruchtiger en drukker dan anderen. Als we bijvoorbeeld op visite gaan, zijn we soms met tien man. Dat vrezen ze volgens mij nu een beetje. Maar als ze eenmaal naast elkaar wonen, zullen ze merken dat het allemaal best wel meevalt en dat ze veel kunnen leren van elkaar, ondanks de taalbarrière.’

Waar komt die weerstand voor Turks-Nederlandse senioren vandaan? Van der Wekken heeft wel een idee. ‘De jongere generaties participeren, hebben gestudeerd, hebben een baan en zijn actief binnen de samenleving. Ze komen vaak in aanraking met mensen van verschillende culturen. Dat geldt niet voor autochtone senioren. Ze hebben in hun jonge jaren weinig kennis gemaakt met ‘gekleurde’ Nederlanders. Het is eigenlijk best opvallend dat ze nu zo tekeer gaan, want onderling hebben ze vrij veel overeenkomsten. Ze zijn oud, ziek, hebben hulp nodig en zouden daardoor juist beter in staat moeten zijn om elkaar te begrijpen. Jammer, dat het niet zo werkt.’ [/blendlebutton]

Schokkende ontdekkingen

1

De dag nadat ik naast advocaat Inez Weski had gezeten in het tv-programma De nieuwe maan verscheen een appje van één van mijn leerlingen in de groepsapp van de klas. Marouane: ‘Ik ben tot een schokkende ontdekking gekomen.’ Ik schrok van zijn mededeling: ‘Wat dan?’ Marouane: ‘Die advocaat is de advocaat van F.N.’ Ik: ‘Ja, en?’ Marouane: ‘F.N. is de moordenaar van twee van mijn neven.’ Nawral die gewoonlijk nogal een treiteraar is in de groepsapp liet zich van zijn beste kant zien: ‘Gecondoleerd man.’ Zo word je in één klap de mocromaffia in gesleurd. Ik wist even niet wat ik moest appen. Moest ik hem condoleren? Het ging om een afrekening in het criminele circuit. Zowel de neven als F.N. hadden waarschijnlijk het nodige op hun kerfstok. Maar nu waren ze dood. Of iemand nou crimineel is of niet, dood is dood, en dat betekent verdriet voor vrienden en familie. Ik wist niets van die neven en hun banden met criminaliteit. Maar er is zo veel wat wij niet weten, zo veel wat ik niet eens vermoed.

Ik moest aan een gebeurtenis van jaren geleden denken. Een collega die in de keuken van onze school werkte ging met pensioen. Het werd een mooi afscheid met eten en drinken in overvloed, dat uitgeserveerd werd door een paar oud-leerlingen. Onder anderen Jozephine hielp mee, een Colombiaans meisje dat illegaal in Nederland verbleef toen ze bij ons op school kwam. Inmiddels was ze legaal, had een plekje gevonden in Nederland en het ging zo te zien goed met haar. Ik kon me haar nog goed herinneren. Een halfjaar na het begin van haar eerste jaar op school bleek ze zwanger te zijn. Ze was nog geen of ternauwernood zestien jaar. Ze wilde niet zeggen wie de vader was. Mijn collega Janny, die haar mentor was in dat jaar, drong erop aan dat ze haar moeder zou vertellen dat ze zwanger was en uiteindelijk deed ze dat ook. Haar moeder reageerde gechoqueerd. Uiteindelijk vond er in overleg met haar en haar ouders een abortus plaats. Jozephine had daarna haar school gewoon – of nou ja, ik weet eigenlijk niet of we hier van gewoon kunnen spreken – afgemaakt. Wie het kind verwekt had is nooit duidelijk geworden. Daar is verder ook niet over gepraat, want Jozephine had al genoeg te stellen met het halen van haar diploma.

Na de receptie liep ik met Janny naar buiten. ‘Hoe ging het met Jozephine?’, vroeg ik. Janny schudde haar hoofd, ze had een vreemde uitdrukking op haar gezicht. ‘Dat is toch niet te geloven’, zei ze. Ik begreep niet wat ze bedoelde: ‘Wat is er dan?’ Janny: ‘Dat we dat nooit gezien hebben.’ Ze had lang met Jozephine staan praten en die had haar eindelijk verteld wat er gebeurd was, dat eerste jaar op het MCO. Als doodsbange illegaal had ze zich zo onzichtbaar mogelijk gedragen: niet opvallen, nooit tegenspreken, stil zijn en je mond houden, dat was haar houding geweest. Juist dit kind, dat van angst geen vin durfde te verroeren, was het doelwit geworden van een ‘stoere’ vierdeklasser die een mogelijkheid zag om ongestraft misbruik van haar te maken. Met het dreigement dat hij haar aan zou geven bij de IND als ze het aan iemand zou vertellen, had hij haar gedwongen tot alle denkbare seksuele handelingen. Dus had ze niets gezegd. Maandenlang. Niet op school, niet tegen haar ouders, niet tegen wie ook maar. Met uiteindelijk dus een zwangerschap als gevolg. Ik probeerde me voor te stellen hoe het voor Jozephine geweest moest zijn: overgeleverd, zwanger, een abortus en niemand die wist hoe het zat. Het lukte me niet, maar ze moet zich heel, heel erg eenzaam hebben gevoeld. De volgende dag ben ik meteen naar de directeur gegaan, omdat ik vind dat we als school hierin op moeten kunnen treden. Dat we dit moeten zien en dat we de leerling het gevoel moeten geven dat ze alles aan ons kunnen vertellen. Zonder sanctie en zonder gevaar. Ook als ze illegaal zijn. Juist als ze illegaal zijn. Want ieder kind moet zich veilig kunnen voelen op school.

De namen in deze column zijn gefingeerd.

‘Het vrije woord wordt vaak alleen gebruikt om reuring te veroorzaken’

0
Journalist Minka Nijhuis laat zien hoe burgers het slachtoffer worden van dictaturen en oorlogen. Ze is onlangs onderscheiden met de Prijs van het Vrije Woord. Ze noemt het vrije woord ‘een impliciete waarde waar ik me van bewust ben’. ‘Het vrije woord staat niet als een soort slogan overal boven in mijn werk.’

Het vrije woord is essentieel voor journalist Minka Nijhuis (59). Ze ziet dat mensen in de landen waar ze komt er vaak een hoge prijs voor betalen. Met haar verhalende journalistiek laat ze verhalen achter het gejaagde nieuws zien. Al meer dan vijfentwintig jaar doet ze verslag over conflictgebieden voor onder meer Trouw, NRC Handelsblad, De Groene Amsterdammer en Vrij Nederland. Ze gaat naar gebieden waar het gevaarlijk is, mensen onderdrukt worden door het regime, vrijheid van meningsuiting niet vanzelfsprekend is en de mensenrechten geschonden worden. Ze volgt mensen, laat hen hun eigen verhaal vertellen en geeft hen een gezicht. De laatste jaren schreef ze over oorlogen in landen als Cambodja, Birma, Oost-Timor, Irak, Afghanistan en Syrië. Ze is auteur van meerdere boeken die ook internationaal zijn uitgegeven. Ze is onlangs onderscheiden met de Prijs van het Vrije Woord, die al tien jaar wordt toegekend aan een persoon of organisatie die zich onderscheidt met activiteiten op het gebied van mensenrechten en de vrijheid van meningsuiting. Volgens de jury maakt ze met haar werk zichtbaar ‘dat de vrijheid van het woord een graadmeter is voor het respecteren van mensenrechten’.

Wat betekent de prijs voor u?
‘Het is een prijs die kijkt naar vijfentwintig jaar werk en dat is bijzonder. Het is een erkenning voor een manier van werken die ik slow journalism noem: achter het ‘snelle’ nieuws kijken en een gezicht geven aan wat oorlogen en dictaturen betekenen voor mensen. Het is een intensieve manier van werken waarbij je mensen in bepaalde landen langdurig probeert te volgen. Deze prijs staat daar nadrukkelijk bij stil. Het laat zien dat er oog is voor meer dan alleen maar het nieuws verslaan, wat tegenwoordig steeds sneller moet.’

Waar staat voor u het vrije woord voor?
‘Ik werk meestal in landen waar het vrije woord er niet of bijna niet is. Mensen in dergelijke landen die zich inzetten om het vrije woord te verdedigen of uit te dragen moeten dat niet zelden met een heel hoge prijs bekopen. Soms zelfs met de hoogste prijs, namelijk hun leven. Ik vind het vrije woord heel essentieel om het democratisch gehalte en ook de vrijheid van een samenleving te waarborgen. Het is één van de grootste waarden en belangrijkste peilers van een vrije samenleving. Ik heb dat ook heel erg leren zien. Als je ziet dat in bepaalde landen mensen er gestraft voor worden, voor iets dat doorgaans heel vanzelfsprekend is in bijvoorbeeld Nederland, dan kijk je er toch anders tegen aan. Het heeft een enorme waarde voor mij.’

Is het vrije woord essentieel voor goede mensenrechten?
‘Het is een mensenrecht. Ik ken veel mensen die het vrije woord lange tijd niet hebben kunnen voeren. Ik heb gezien wat het met mensen doet als ze niet vrij kunnen spreken. Het is een beknotting en verstikking van je leven en dat geldt ook voor een samenleving als geheel. Het is niet voor niets dat mensen bereid zijn er echt serieuze offers voor te brengen. Bekenden van mij zijn voor iets wat ze zeiden veroordeeld tot lange gevangenisstraffen, soms wel twintig jaar. Als je er dan bij bent wanneer ze weer vrijkomen, dan besef je heel goed wat de prijs was. Dat regimes mensen zo zwaar straffen omdat ze het vrije woord gebruiken, laat al zien hoe gevaarlijk dictators het vrije woord vinden.’

Staat kritiek het vrije woord en zelfs persvrijheid in de weg?
‘Het vrije woord moet ook kritisch zijn als dat nodig is, zeker ook naar de macht toe. Dan kan het een reinigend vermogen hebben of het vermogen om tot nadenken te stemmen of uit te dagen tot discussie. Mensen in dictaturen voelen vaak veel beter wat het vrije woord is dan mensen in vrije samenlevingen. Dat valt me vaak op. Wij vinden het zo gewoon. Dat is heel prettig en je zou het iedereen gunnen, maar dat maakt het ook weer abstract. Ik vind wel dat in onze samenleving het vrije woord heel snel gebruikt wordt om te schelden en elkaar op een zinloze manier te beschimpen en dat mag, maar ik zie daar het nut niet van in.’

Gaan we in Nederland niet altijd zorgvuldig met het vrije woord om?
‘We mogen van alles roepen, zolang we de wet maar niet overtreden. Maar ik zie dat in Nederland het vrije woord vaak alleen wordt gebruikt om reuring te veroorzaken, vooral op social media. Mensen proberen zichzelf daarmee in the picture te spelen; het gaat dan dus niet om het aankaarten van essentiële kwesties. Daar heb wel moeite mee, maar het mag, want ook dat is het vrije woord.’

Heeft het internet nog wat betekent voor het vrije woord?
‘Ik denk het wel, want internet ontsluit ook een wereld en het is een goede manier om mensen informatie te geven. Zeker voor landen waar het deels is afgesloten. Ik heb het in Birma gezien dat de overheid bepaalde websites blokkeerde en dat mensen toch weer een manier vonden om dat te omzeilen. Daar stonden dan weer grote sancties op. Bij demonstraties in dit soort landen is internet het eerste dat op slot gaat om mensen de mond te snoeren.’

Moeten we dan meer nadenken voordat we dingen gaan roepen?
‘Dat is niet aan mij. Ik ben niet iemand die moralistisch is ingesteld, maar het kan me erg bevreemden, vooral als je als journalist veel in landen werkt waar het vrije woord zo heel anders is qua betekenis. Maar als ik iets vind, dan vind ik niet dat ik anderen daarvan moet overtuigen, hoewel ik de reuring zinloos vind. Ik vind het ook jammer dat het voor een deel mijn beroep binnensluipt, want een onderwerp is een journalistiek onderwerp als het reuring geeft. Dat is voor mij niet de essentie van journalistiek.’

Komt persvrijheid dan ook in het geding?
‘Dat ligt in elkaars verlengde. Persvrijheid is een specifieke vorm van het vrije woord. Het vrije woord moet voor iedereen gelden, niet alleen voor de pers. In landen die niet vrij zijn wordt het vrije woord gezien als gevaarlijk en daarmee ook de pers. In die landen wordt er alles aan gedaan om ook de pers de kop in te drukken. Het aan banden leggen van de media en daar als regime het eigen nieuws tegenover stellen, dan heb je een belangrijk instrument in handen. Het ontnemen van het vrije woord richt zich zowel op burgers als de pers.’

Wat doet dat met mensen?
‘Als je niet vrij kunt spreken wordt je beperkt in je doen en laten en wordt er met angst geregeerd. Degenen die daartegen in opstand komen vormen vaak een minderheid, omdat de meerderheid toch probeert verder te leven. In sommige landen is er veel moed nodig om te vechten voor vrijheid, de consequenties kunnen groot zijn.’

Voelt u zich bevoorrecht?
‘Door wat ik zie in dictaturen waardeer ik enorm hoe vrij we zijn in Nederland. Wat moeilijk is aan het werken in onvrije landen is dat ik niet zomaar alles kan doen wat ik zou willen doen. Je moet altijd rekening houden met degene met wie je contact hebt, want die spreken zich uit en dat is voor hun een risico. Voor mezelf kan het gevolgen hebben, maar de gevolgen voor de lokale mensen met wie ik werk zijn altijd groter. Daar ben ik me erg bewust van. Daardoor kan ik niet altijd doen wat ik zou willen doen, omdat het mensen in gevaar kan brengen. Ik voel die beperking. Het geeft aan de andere kant weer aan wat mensen er voor over hebben om te vertellen wat ze willen vertellen. In de donkerste jaren van de dictatuur in Birma konden mensen zeven jaar gevangenisstraf krijgen voor het spreken met een buitenlandse journalist, maar ze wilden het toch persé doen.’

Voelt u zich dan verantwoordelijk? 
‘Enorm, ja. Gelukkig is het mij nooit overkomen dat mensen in de problemen kwamen door met mij te praten. Ik heb regelmatig interviews laten lopen, omdat ik mensen niet in gevaar wilde brengen, terwijl ze het zelf wel wilden doen. Ik vond dan dat ze hun eigen risico’s niet goed konden inschatten. Ik heb ook vaak sprekende details uit een verhaal weggelaten, omdat iemand daardoor gemakkelijk geïdentificeerd kon worden. Dat is voor een journalist heel frustrerend, want je wilt dat je verhaal zo aansprekend mogelijk is. Maar dat is journalistieke ethiek, want je bent absoluut verantwoordelijk voor de mensen met wie je praat. Een collega van mij in Birma had er alles aan gedaan om zijn bronnen te beschermen en om de geïnterviewde te vermommen. Daar is het Birmese regime toch achter gekomen en die jongen heeft toen zeven jaar vastgezeten. Vreselijk voor de geïnterviewde jongen, maar ook voor de journalist.’

Bepaalde regeringen zijn niet blij met het vrije woord.
‘Nee, sommige regeringen beschouwen het vrije woord als een vijand en de waarheid moet vooral verborgen blijven. Daar ligt het probleem. Ik probeer mijn verhaal zo goed mogelijk te maken ondanks alle obstakels. Het vrije woord staat niet als een soort slogan overal boven in mijn werk. Het is meer een impliciete waarde waar ik me van bewust ben. In Nederland geniet je bescherming van de wet en in bepaalde andere landen niet.’

Ziet u waardering voor uw werk?
‘Ik heb niets te klagen wat betreft waardering, maar de sectie buitenland zit bij veel media wel in het verdomhoekje. Ik moet iedere keer een goed verhaal hebben om opdrachten binnen te blijven halen. Alles draait om kijk- en luistercijfers, maar ik ben een ouderwetse journalist die vindt dat het publiek best iets mag leren van een stuk. Het hoeft niet allemaal infotainment in hapklare brokken te zijn. Als de zoveelste bom in Bagdad ontploft snap ik best dat mensen het niet meer gaan lezen, maar dan moet je andere invalshoeken bedenken om te laten zien dat het gevaar nog niet is geweken. Dat is wel je taak. Journalisten hebben een belangrijke maatschappelijke taak waarbij het niet draait om het u-vraagt-wij-draaien. Daarvoor moet er ruimte zijn voor genuanceerde verhalen en moet je vertragen. Daarbij moet een journalist aanwezig zijn in een land zodat je ziet dat er zich signalen aandienen. Niet wachten tot de vlammen uit het dak schieten en dan met tientallen aan komen rennen en zodra het vuurtje ‘gedoofd’ is – maar eigenlijk ondergronds gewoon nog verder smeult – allemaal wegrennen naar de volgende brandhaard. Dat is geen vorm van journalistiek die ik heel zinnig vind.’

Hutaks geweldsfantasieën onteren niet Nanninga maar het geschreven woord

1

Gesimuleerd geweld is een merkwaardig genre. De auteur simuleert in woord of beeld geweld tegen een bepaald persoon of groep personen om uiting te geven aan een reële vijandigheid. Het gaat niet persé om een concreet dreigement, maar toch tonen zich in zulke geweldssimulaties authentieke gevoelens van agressie. De auteur probeert zo’n geweldssimulatie dikwijls te verbloemen als een kunstzinnige geste of meningsuiting. Geweldssimulaties zijn kunstzinnig normaliter niet hoogstaand en als ‘meningsuiting’ plaatsen ze zich buiten iedere rationele discussie.

Ik kwam hier in China laatst een uitgesproken voorbeeld van gesimuleerd geweld tegen, de nieuwe rapvideo Gua laowai van de bekende rapper Fat Shady uit Chengdu. Gua is een scheldwoord in het Chengdu-dialect. Laowai is een informele term voor niet-Aziatische, met name blanke buitenlanders. Gua laowai betekent ‘stomme buitenlander’ of ‘stomme blanke’. De video begint met de vermeende nuancering dat niet zijn buitenlandse vrienden, maar alleen de ‘slechte gua laowai‘ het doelwit zijn: ‘Gua laowai, ik neuk je moeder.’ Vervolgens bestaat de rap uit verwensingen jegens ‘gua laowai‘. Onbewust spreekt uit de rap de onzekerheid van haar auteur: ‘Jullie gua laowai komen naar China voor de vrouwen.’ De video eindigt met het beeld van Fat Shady die met een honkbalknuppel het hoofd van een witte etalagepop eraf slaat. Op de pop staat in Chinese karakters gua laowai geschreven. Ik ben bekend genoeg met de diepgewortelde Chinese xenofobie om te weten dat hier een echt geweldsverlangen uit spreekt.

Net toen ik begon te denken dat geweldssimulaties vooral het stokpaardje zijn van mediaproducenten uit Chengdu en Raqqa, las ik in Het Parool van 29 oktober de column van Massih Hutak. De Afghaans-Nederlandse columnist en voormalig docent Maatschappijleer richt zijn pijlen op Annabel Nanninga. Nanninga heeft onlangs de journalistiek verlaten om de lijst van het Forum voor Democratie in de Amsterdamse gemeenteraadsverkiezingen aan te voeren. Genoeg reden dus om haar kritisch door te lichten. Ze heeft als columniste jarenlang zo veel geschreven dat er genoeg inhoudelijks is om aan te vallen. Bovendien zou je kritiek op haar overstap naar de politiek kunnen leveren. Nanninga heeft namelijk weinig bestuurservaring en zal misschien moeite hebben om zich in bijvoorbeeld de voor Amsterdam belangrijke erfpachtdiscussie te profileren. Maar Hutak bekritiseert geen van Nanninga’s ideeën noch haar bestuurlijke onervarenheid. Hij probeert haar te onteren als vrouw door haar af te schilderen als zijn bitch.

‘Kom, laten we (…) ons beiden bloot geven. Letterlijk. Wat nou als (…) ik dan Annabel (…) een full body massage geef? Ze hoeft me niet uit te leggen hoe ze het hebben wilt, ik weet waar ze van houdt: drukken waar het pijn doet. En drukken zal ik. (…) Hoe meer ze zegt dat ik van haar voeten moet afblijven, des te fermer ik mijn vingers zal verstrengelen tussen haar tenen. Volledig in de filosofie van haar bedrijfsleider: nee is ja. (…) De massage zal, met haar goedkeuring, te livestreamen zijn via Instagram zodat we achteraf niet hoeven te tweeten met #MeToo en #IHave. Lieve Annabel, ik wacht. Kom je?’

Hier staat eigenlijk dat hij Nanninga echt een keer seksueel wil vernederen. De seksuele toespelingen zijn niet van een minnaar. Nee, ze moet terug haar hok in worden geneukt. Het gaat om het aantasten van haar integriteit, het vernederende element. En ze moet pijn lijden. Tenslotte verwijzen ‘nee is ja’ en MeToo – op Twitter gebruikte hashtag voor beschuldigingen van ongewenste intimiteiten – naar seksueel geweld. Hutak wil onze gedachten nadrukkelijk die richting in duwen. Het is vervolgens niet duidelijk of het ‘livestreamen via Instagram’ tot doel heeft om te bewijzen dat de denkbeeldige seks toch vrijwillig plaatsvond. Een alternatieve, even consistente lezing van diezelfde zin is dat het de verkrachting juist voor het oog van de natie moet vastleggen, zodat er achteraf inderdaad geen Twitter-beschuldigingen meer nodig zijn.

Net als bij Fat Shady, toont ook deze geweldsfantasie ons meer over de onzekerheden van haar auteur dan bedoeld was. Hutak lijkt zich bedreigd te voelen door een vrouw die misschien een leidinggevende functie gaat bekleden in zijn stad, Amsterdam. Zou zij niet boven hem staan in de pikorde? Hij keert dat schrikbeeld in zijn fantasie om door haar juist onder zich te plaatsen als zijn denkbeeldige bitch en triomfantelijk zijn eigen mannelijkheid te vieren. Eerder in het stuk schept hij op over zijn baard die zo ‘mooi’ zou zijn dat Thierry Baudet er ‘bang’ van wordt – weer zo’n grapje waar een echt identiteitsverlangen in doorklinkt. Hutuk wil het alfamannetje zijn. De door hem gevierde mannelijkheid is niet dat van de beschermende, dappere of inspirerende man, maar dat van de agressieve bullebak. De absolute verlaging.

Uiteindelijk onteren Hutaks geweldsfantasieën niet Nanninga, maar het geschreven woord. De geschreven publieke discussie behoort een verheven domein van ideeën, argumentatie, analyse, schoonheid en belijdenis te zijn. Gesimuleerd geweld hoort bij een ander en veel primitiever levensdomein.

‘Tegenslagen zijn essentieel’

0
De Kanttekening spreekt ‘nieuwe’ Nederlanders die op weg zijn naar de top. Deze week: Marokkaanse Nederlander Mourad el-Otmani (34).

Wat doe je?
‘Ik ben een duizendpoot die via de mbo-opleiding Sociaal Cultureel Werk en de hbo-opleiding Vrijetijdsmanagement zichzelf verder heeft ontwikkeld. Momenteel ben ik met een aantal projecten bezig waar ik voldoening en inspiratie uit haal. Ik ben sportcoach bij M&M Sport Coaching, voorzitter en mede-oprichter van jongerenplatform Young Nieuw West en jongerenwerker bij Stichting Dock. Daarnaast ben ik bezig met het project Spookjongeren bij jeugdhulpverlening- en verslavingszorginstantie Streetcornerwork. Verder ben ik vader van twee kinderen, Amir en Imran.’

Waar wil je heen?
Jinat al firdaous (de hoogste ‘verdieping’ van de hemel volgens de islam, red.) met de wil van Allah. Alhamdoelillah (lof zij God, red.), de dromen van huisje, boompje, beestje waar ik vroeger van droomde, die leef ik nu. Ik ben een tevreden mens en met alles wat ik daarnaast doe probeer ik succesvol te zijn. Ik stel de lat steeds weer bij en we zien wel waar het eindigt.’

Heb je een kruiwagen?
‘Ik noem het de Amsterdamse mentaliteit. Het leven met verschillende culturen, het vallen en opstaan, de ervaringen van het straatleven, mijn ouders en het hebben van een houvast in het geloof. Dat zijn allemaal belangrijke factoren in mijn ontwikkeling geweest.’

Zijn er beren op de weg?
‘We leven in een tijd waar veel meningen en verschillen van denkwijzen belangrijk zijn en dat heeft voor- en nadelen.’

Heb je tips?
‘Ik geloof dat iedereen een talent heeft, alleen moet je soms even doorzetten en wat harder werken om die te ontdekken of om het verder te ontwikkelen. Tegenslagen zijn essentieel, om je beste kant te laten zien.’

Ahmad

0

De telefoon gaat drie keer over. Er klinkt wat gerommel, gevold door een verlegen mannenstem. Hello? Het is Ahmad. Ik weet niet veel meer over hem dan de paar gegevens op het formulier dat ik in mijn hand houd. Zijn e-mail-adres, telefoonnummer, het stadsdeel waar hij woont en zijn leeftijd (28 jaar). Verder lees ik dat hij pas sinds tien maanden in Nederland verblijft, elektrotechniek heeft gestudeerd, over de Syrische nationaliteit beschikt en een tijdelijke verblijfsvergunning toegewezen heeft gekregen.

Hi Ahmad, this is Natascha. I am the volunteer from Vluchtelingenwerk you have requested. Terwijl ik mezelf deze woorden hoor uitspreken bijt ik op mijn tong. The volunteer you have requested? Kan ik nog neerbuigender overkomen? I’d like to make an appointment with you, is that okay? Het lijkt of hij even twijfelt, misschien had hij niet verwacht dat hij een jonge vrouw als ‘maatje’ toegewezen zou krijgen. Ik wil hoe dan ook niet overkomen als de Nederlander die hem wel even zal helpen om haar eigen geweten te zuiveren en de wereld te tonen wat een goed mens ze toch is.

Ik begin mezelf voor te stellen en ik ratel, iets dat ik altijd doe als ik een beetje zenuwachtig ben. Hij blijft opmerkelijk stil, totdat hij me onderbreekt. Sorry, I don’t speak English well, slow down. Ik heb er een hekel aan om heel duidelijk en langzaam te spreken, omdat je dan altijd het risico loopt dat je iemand als kleuter behandelt, maar ik heb geen keuze. IS IT OKAY IF WE MEET THIS WEEK TO SEE IF WE HAVE A MATCH? De woorden klinken vreemd in mijn eigen oren. Hij vindt het goed, al heeft hij weinig tijd. Hij gaat drie ochtenden per week naar school en werkt de overige vier dagen als afwasser in een restaurant. Ik vraag me af of hij eigenlijk wel op me zit te wachten, maar anders zou hij zich toch niet hebben opgegeven voor het maatjesproject van Vluchtelingenwerk?

Uiteindelijk komen we uit op tuersday, waardoor ik niet goed weet of hij nou dinsdag of donderdag bedoelt. LETS MEET THIS TUESDAY OKAY? Weer die achterlijke nadruk op ieder woord. Als iemand zo tegen mij zou praten zou ik op z’n minst agressief worden. Ik hoor dat Ahmad twijfelt. Ten slotte zegt hij: No, not tuesday, this is a very important day, Syria is playing against Australia for the World Cup selection, maybe we qualify. Het wordt dus donderdag.

Ik vraag waar hij wil afspreken. Is er een café in de buurt van zijn huis waar hij graag komt? Het is de bedoeling dat ik hem iedere week drie uur lang thuis opzoek, maar voor de eerste kennismaking lijkt een neutrale plek me geschikter. Weer twijfelt hij. Yes, there are cafes but I have never been there, because I haven’t got enough money.

Dom, daar had ik rekening mee moeten houden. Statushouders krijgen een uitkering, alleen moeten ze daarvan ook de huur, meubels voor het nieuwe huis en lessen voor hun inburgeringsexamen betalen. De vrijwilligerscoördinator vertelde me dat de meesten nog geen vijftig euro per week overhouden om van rond te komen. Niet echt genoeg voor een soy caramel latte macchiato bij een of andere hipsterplek lijkt me zo.

Uiteindelijk besluiten we om elkaar te treffen voor de Hema op Amsterdam Centraal. I WILL MEET YOU THERE AND TAKE YOU TO A NICE PLACE. I WILL BUY YOU COFFEE, OF COURSE. Het is ijzig stil aan de andere kant van de lijn. Ik kan mezelf wel voor mijn kop slaan. Hoe minder denigrerend ik probeer over te komen, hoe meer ik daarin faal. Hopelijk heeft hij door dat ik het ondanks mijn onhandigheden echt niet kwaad bedoel.

‘Niet alle complotdenkers zijn paranoïde gekken’

0
‘Het hele concept van ‘de waarheid’ is in Nederland allang ongeloofwaardig geworden’, stelt complottheorieënexpert Jaron Harambam. ‘We worden steeds meer opgeleid om kritisch te kijken naar kennis en zeker ook om zo’n houding aan te nemen in het leven ten opzichte van alles dat als ‘waar’ gepresenteerd wordt.’

Complottheorieën zijn razend populair. Zo zijn er mensen die geloven dat Pim Fortuyn door de CIA is vermoord, het Pentagon aids heeft ontwikkeld als een wapen tegen de gestage uitbreiding van de lagere klassen in de maatschappij en popicoon Paul McCartney in 1966 is overleden en vervangen door een dubbelganger. Socioloog Jaron Harambam (34) betoogt in zijn promotieonderzoek dat als we willen begrijpen waarom zoveel mensen zich bezig houden met complottheorieën, we hen in ieder geval niet moeten wegzetten als paranoïde gekken. ‘Zowel wetenschappers als complotdenkers denken dat er een diepere werkelijkheid zit achter de werkelijkheid die we allemaal kennen.’

Hoe ziet het Nederlandse complotdenkersmilieu eruit?
‘Het bestaat uit een hoop mensen die onderling enorm verschillen. Wat ik in mijn onderzoek laat zien is dat we een stereotype beeld hebben van complotdenkers. De realiteit is juist dat heel veel verschillende mensen met heel veel verschillende achtergronden bezig zijn met complottheorieën. Ik heb het bijvoorbeeld over tieners die helemaal weg zijn van illuminatie, heel technische mannen die het officiële verhaal over 9/11 proberen te ontkrachtten en allerlei rapporten lezen en meer spirituele mensen die in de new age-wereld zitten, een anti-vaccinatie-beweging coördineren en tegen allerlei instituties zijn. Dan heb ik het nog niet eens over Turkse Nederlanders, die heel specifieke en bijzondere complottheorieën aanhangen, bijvoorbeeld over samenzweringen bedoeld om Turkije schade toe te brengen.’

Waarom zijn complottheorieën zo populair?
‘Er zijn grote sociologische transformaties die het geloof in een vaste waarheid op losse schroeven heeft gezet. Je kan bijvoorbeeld denken aan mediatisering, waarbij we steeds meer omgeven worden door allerlei vormen van beeld terwijl iedereen weet dat dat ook heel goed gemanipuleerd, gefotoshopt zou kunnen zijn. Dus wat is nog waar? Een ander element is globalisering, waarbij je ziet dat mensen veel gemakkelijker naar verschillende landen reizen of in andere delen van de wereld gaan wonen en realiseren dat ‘de waarheid’ daar heel anders is dan hier in Nederland. Dat maakt dat mensen heel erg gaan twijfelen aan hun eigen versie van de waarheid.’ [blendlebutton]

Hoe zit dat in Nederland?
‘We worden steeds meer opgeleid om kritisch te kijken naar kennis en zeker ook om zo’n houding aan te nemen in het leven ten opzichte van alles dat als ‘waar’ gepresenteerd wordt. Je ziet dan snel dat niet alles even waar en objectief is als wordt beweerd. Daardoor komt er kritiek op cijfers van het CBS (Centraal Bureau voor de Statistiek, red.), omdat het CBS natuurlijk ook maar een instituut is. Het hele concept van ‘de waarheid’ is in Nederland allang ongeloofwaardig geworden.’

Hoe komt het dat veel mensen het vertrouwen verliezen in de wetenschap, media en politiek?
‘Allereerst komt dat doordat er in de recente geschiedenis heel veel schandalen naar buiten zijn gekomen. Mensen twijfelen daardoor steeds meer aan de autoriteiten en hun officiële verhalen. Je ziet dat het ook een breder onderdeel is van het wantrouwen van instituties. Dat is ook de reden dat populistische bewegingen zo veel steun krijgen in het Westen. Mensen hebben het gevoel dat de instituties niet meer doen waar ze voor bedoeld zijn. Zo vragen veel mensen zich af hoe media nog de macht kan controleren en onafhankelijk nieuws kan brengen als ze eigendom zijn geworden van gigantische mediabedrijven die andere belangen hebben. Zelfs over de inflatiecijfers zijn mensen sceptisch. Er is dus sprake van een disconnectie met hoe mensen de wereld ervaren en hoe die instituties zeggen dat die ervaring zou moeten zijn.’

In je onderzoek noem je de secularisering ook als één van de oorzaken voor de groeiende populariteit van complottheorieën. Wat heeft secularisering te maken met complotdenken?
‘Veel mensen in Nederland zijn opgegroeid met het christelijk geloof. Gaandeweg kwamen velen erachter dat de geschiedenis van de katholieke kerk niet zo liefdevol en vredig was als werd beweerd. Ze ontdekten dat er een heel machtsspel en corruptie achter zit. Het bleef niet bij die ene ontdekking, het werd gevolgd door de vraag ‘als dit zelfs niet klopt, wat zou er nog meer niet kloppen?’ Veel mensen zijn op die manier de wereld van complotdenken ingerold.’

Is complotdenken dan een soort vervanger van religie geworden voor zulke mensen?
‘Wat je ziet is dat mensen niet meer in de traditionele religieuze instituten geloven, maar nog steeds wel heel erg de behoefte hebben om een groot verhaal of betekenis in het leven te vinden. Veel van die complottheorieën gaan niet voor niets over een alternatieve geschiedenis, spiritualiteit en vragen zoals wie wij zijn en wat we op aarde doen. Op die manier geven complottheorieën ook weer zingeving. De leegte die achterblijft als religie wordt verlaten, wordt deels gevuld door complottheorieën.’

Foto: de Kanttekening. Jaron Harambam (Amsterdam, 1983) is aan de Erasmus Universiteit Rotterdam gepromoveerd op een proefschrift over de complotdenkerscultuur in Nederland. Hij is redacteur van het enige Nederlandse open access-tijdschrift voor de sociologie, getiteld Sociologie. Hij is oprichtend lid van het Europese netwerk van wetenschappers op het gebied van complottheorieën: Cost Action Compact. Hij is vooral geïnteresseerd in sociologische fenomenen op het kruispunt van religie, populaire cultuur, media en wetenschap.

Waar gaan de meeste complottheorieën in Nederland eigenlijk over?
‘Wat je ziet is dat de meeste complottheorieën vooral gaan over onze eigen instituties, maar er is een enorme diversiteit aan theorieën, zoals de farmaceutische industrie, inlichtingendiensten en buitenaardse wezens. Wat ze gemeen hebben is dat de vijand van binnenuit komt, dat is anders dan vijftig jaar gelden. Vroeger was het veel meer de buitenstaander die ons bedreigde, zoals de communisten of de joden. Tegenwoordig zijn het onze eigen instituties, overheid en media, die ons voor de gek zouden houden en manipuleren.’

Is dat in andere landen heel anders?
‘Het is anders in bijvoorbeeld Turkije. Daar is zo iets als ‘het joods complot’ nog steeds vrij actueel. Dat is meer een vorm van de traditionele en ouderwetse complottheorieën.’

Houdt de gemiddelde Turk zich meer bezig met complotten dan de gemiddelde Nederlander?
‘Het is niet dat de ene groep meer aanleg heeft voor complottheorieën, maar de politieke en sociale context is nu eenmaal anders in verschillende landen. In landen in het Midden-Oosten en in Turkije zijn mensen meer gewend aan autoritaire leiders en gaan ze vaker mee met de complottheorieën die zulke leiders verkondigen. Maar ook in Oost-Europa, in landen als Polen en Hongarije bijvoorbeeld, is dat het geval. Zelfs in Amerika hebben ze nu een president die een ‘kei’ is in complotdenken. Complottheorieën zijn een heel handig politiek instrument waarmee je de schuld kan geven aan anderen om je eigen hachje te redden en voor afleiding te zorgen. Het gaat dan even niet over de problemen binnen het land, maar over de ‘buitenlandse krachten en vijanden’.’

Iets als een complottheorie bestempelen is ook een machtig retorisch wapen om allerlei alternatieve geluiden te diskwalificeren. Zie je dat ook in Nederland?
‘Absoluut, bijvoorbeeld wanneer het gaat om de veiligheid van vaccinaties. Sommige mensen hebben daar kritiek op, twijfelen aan de veiligheid en hebben daarvoor geldige argumenten. Maar die twijfel wordt direct weggezet als een complottheorie. Op die manier wordt de kritiek, die legitiem is en vaak helemaal niet uit de lucht komt vallen, in diskrediet gebracht. Terwijl, het is niet echt vreemd om je af te vragen hoe we nog onderzoeken kunnen vertrouwen die door de farmaceutische industrie gefinancierd worden. Zulke argumenten moeten op hun inhoud beoordeeld worden, maar dat gebeurt helaas niet. In plaats daarvan worden zulke mensen idioten en gekken genoemd.’

Is het een bewuste tactiek van de overheid om kritische mensen weg te zetten als gekke complotdenkers?
‘Daar zou empirisch onderzoek naar gedaan moeten worden. Maar als je kijkt waar de term complottheorie vandaan komt, dan zie je dat het echt door de CIA gepropageerd is in de jaren zestig, om verschillende kritische geluiden rond de moord op John F. Kennedy de kop in te drukken. Ze hebben toen een bericht gestuurd naar alle kantoren van de CIA en ambassades over heel de wereld waarin werd gezegd dat de alternatieve verhalen op het officiële verhaal als complottheorieën bestempeld moesten worden.’

Onder complotdenkers heeft de moord op Kennedy natuurlijk wel een heel bijzondere plek. Uit een recente peiling blijkt dat zes op de tien Amerikanen nog steeds dat de dader het nooit alleen gedaan kan hebben. Denk je dat de volledige waarheid ooit onthuld wordt?
‘Dat is heel moeilijk te zeggen. Denk je dat we ooit precies zullen weten wat er op 11 september 2001 is gebeurd? Ik heb zo mijn twijfels.’

Moeten we ook een complot zoeken achter het feit dat je promotie precies viel op de dag dat de eerder geheim gehouden overheidsdocumenten over de moord op Kennedy werden vrijgegeven?
‘Het is echt heel bizar. Ik wist het niet totdat ik op zaterdag de tweets van Donald Trump las over het vrijgeven van de documenten. Sommigen zoeken daar nu een complottheorie achter, maar het was gewoon puur toeval. Het is natuurlijk ook te mooi om waar te zijn.’

Jij hebt voor je onderzoek tijd doorgebracht met complotdenkers. Geloof je nu zelf ook in bepaalde theorieën die niet rijmen met het officiële verhaal dat ons wordt voorgeschoteld?
‘Ja. Je komt zomaar in aanraking met zulke ideeën en op een gegeven moment begin je ook zelf te twijfelen. Dan leer je bijvoorbeeld hoe de voedingsmiddelenindustrie werkt, wie er allemaal achter zit en welke belangen verschillende groepen hebben. In de supermarkt denk je ‘wat kan ik in godsnaam nog kopen?’ Je raakt helemaal in de stress.’

Het is volgens jou heel moeilijk een fundamenteel onderscheid te maken tussen wetenschap en complotdenken. Op welke punten lijken ze op elkaar?
‘Zowel wetenschappers als complotdenkers denken dat er een diepere werkelijkheid zit achter de werkelijkheid die we allemaal kennen. Ze doen allebei een beroep op de werkelijkheid die verschuilt gaat achter een andere werkelijkheid. Maar ook de taal die ze gebruiken toont veel overeenkomsten, ze gebruiken dezelfde concepten, mechanismen en ideeën over hoe de maatschappij in elkaar zit. Complotdenken lijkt soms wel een soort gepopulariseerde versie van de sociologie.’ [/blendlebutton]

‘Wanneer je ergens energie van krijgt, zit je goed’

0
De Kanttekening spreekt ‘nieuwe’ Nederlanders die op weg zijn naar de top. Deze week: de Marokkaans-Nederlandse Loubna Sadoq (40).

Wat doe je?
‘Ruim vier jaar geleden ben ik Sadoq begonnen, een modemerk voor de modebewuste moslima. Ik heb daar niet voor gestudeerd noch ervaring in opgedaan. Ik heb namelijk Culturele Maatschappelijke Vorming gestudeerd aan de Hogeschool van Amsterdam. Omdat ik houd van afwisseling in mijn loopbaan, gooi ik eens in de zoveel jaar alles over een andere boeg. Zo ben ik onder meer werkzaam geweest in de toerismesector, het maatschappelijke veld en bij een semi-overheidsinstantie. En nu dus in de modesector. Ik ben Sadoq gestart uit eigen behoefte. Toen ik op zoek ging naar merken die bij mijn kledingstijl en behoeftes zouden kunnen passen, kon ik die niet vinden. Ik miste items van goede kwaliteit en afwerking met mooie details.’

Waar wil je heen?
‘Een stabiele onderneming blijven waarbij ik mooie items ontwerp die het leven van de moslima een stuk gemakkelijker, mooier en fijner maken.’

Heb je een kruiwagen?
‘Nee, ik zou ook niet weten hoe het voelt om die te hebben. Het enige wat ik me kan voorstellen is dat je dan iemand hebt die je financieel kan steunen en in contact brengt met de juiste mensen. Dat is natuurlijk fijn, maar dan nog dien je een eigen stijl te hebben, een goed concept neer te zetten en te beschikken over een flinke dosis doorzettingsvermogen. Zonder dat alles kun je ook met een kruiwagen of kruiwagens niet ver komen.’

Zijn er beren op de weg?
‘Als startende ondernemer in de modesector in Nederland zijn onder meer opstartkosten en hoge productiekosten zaken die het uitbrengen van een eigen collectie bemoeilijken. In het buitenland kan meer, maar dan loop je vaak weer tegen minimale aantallen in afname aan. Verder is het mijn doel om met mijn merk niet-moslims te bereiken. Daar is Nederland nog niet helemaal klaar voor. Langzamerhand wordt er wel geflirt met het idee, omdat Nederlandse ondernemers het wel zien gebeuren in steden als Londen en Parijs en nadenken over hoeveel omzet ze eigenlijk wel niet mislopen. Het zal komen, maar het duurt nog even.’

Heb je tips?
‘Geniet van het leven en de mensen om je heen. Dat is het belangrijkste. Je weet nooit wanneer het leven voorbij is. Wanneer je ergens energie van krijgt, zit je goed.’

Wij- en ik-cultuur is een mythe

0

Ooit werd psycholoog Geert Hofstede beroemd met zijn boek Allemaal andersdenkenden dat vooral in managementkringen gretig aftrek vond. In het boek maakt hij onderscheid tussen zogenoemde collectivistische en individualistische culturen. Het werd een best seller. Het schijnbaar aantrekkelijke van zijn benadering was het gemak waarmee hij gebruiken en opvattingen en de daarbijbehorende volken en volkjes indeelde en de vaak chaotische en complexe werkelijkheid simplificeerde. Wanneer je bijvoorbeeld met moslims werkt en je begrijpt niet waarom ze doen wat ze doen en zeggen wat ze zeggen, dan is het boek van Hofstede een probaat middel om de zaken in hapklare brokken te ordenen: oh ja natuurlijk, dat hoort bij hun ‘wij-cultuur’, dat gaat anders in onze ‘ik-cultuur’.

Hoe buitengewoon praktisch en dus hardnekkig dat onderscheid in ‘wij’- en ‘ik’-culturen, in collectief versus individueel, is bleek uit twee onlangs gepubliceerde boeken, die op het eerste gezicht niet veel met elkaar gemeen hebben. Bij nader inzien vertonen de twee boeken opmerkelijke overeenkomsten. Het ene boek is van de Franse antropologe Florence Bergeaud-Blackler, met als (vertaalde) titel De halalmarkt of de uitvinding van een traditie. Het andere boek We haten elkaar meer dan de joden is geschreven door historica en journaliste Els van Diggele en gaat over de Palestijnse politieke verhoudingen in de bezette gebieden.

Beide auteurs redeneren vanuit het uitgangspunt dat de mensen waarover zij schrijven een ‘wij-cultuur’ hebben. ‘Wij-culturen’ worden in het schema van Hofstede onder meer gekenmerkt door de ondergeschiktheid van het individu aan het collectief. Leden van ‘wij-culturen’ zien de wereld om hen heen altijd door de bril van de groep waartoe zij horen. Dat mensen nooit exclusief tot één groep behoren en dat het onderscheid in groepen of collectieven problematisch is deert Hofstede en zijn aanhangers niet. Het bekt lekker, dus het werkt.

Bergeaud-Blackler schrijft over de groeiende markt van halalproducten. Haar stelling is dat deze markt steeds verder uitdijt en dat steeds meer producten ‘gehalalificeerd’ worden. Niet meer alleen vlees dat ritueel geslacht is, maar ook bepaalde cosmetische producten, vakanties, enzovoorts. Het boek gaat hoofdzakelijk over Frankrijk, maar de problematiek die ze beschrijft beperkt zich niet tot dat land. Ze brengt in kaart wat er zoal te koop is, maar gaat verder. Ze heeft een missie. Ze vindt die uitbreiding zorgwekkend, omdat moslims, met name die in Europa, die in haar ogen nu eindelijk eens een beetje verlost waren van al die regels en voorschriften van het islamitisch collectief denken, hierdoor weer meer gecontroleerd worden. Immers als er levensgroot op alle artikelen halal staat, dan wordt het des te problematischer als een moslim voor een niet-halal product kiest, zo stelt Bergeaud-Blackler. Bovendien wordt volgens haar op deze wijze het begrip halal groter gemaakt dan het is. Het wordt een norm en zelfs een kunstmatige norm, een uitvinding van een traditie.

Theologisch is dat een uiterst merkwaardige redenering. Alsof tradities in beton zijn gegoten en op geen enkele manier door moslims bediscussieerd worden in het licht van steeds veranderende omstandigheden en ervaringen. Hoe vaak horen we dat niet? Maar er zit ook iets anders verstopt in deze redenering. Dat is de typisch Europese, maar vooral Franse opvatting over religie. Die moet geïndividualiseerd, achter de voordeur en vooral niet in tegenspraak zijn met de bejubelde mythe van de scheiding van religie en staat. Daarbij gaan dit soort publieke intellectuelen maar al te graag op de stoel van de islamitisch geleerde zitten en willen zo vertellen wat moslims eigenlijk zouden moeten geloven. Niets individualisme.

Een vergelijkbare redenering maakt Van Diggele als ze het heeft over de oorzaken van het repressieve Palestijnse leiderschap in de door Israël bezette gebieden op de Westelijke Jordaanoever. Ze is van mening dat we niet altijd maar met de beschuldigende vinger naar de Israëlische bezetters moeten wijzen, maar de culturele wortels van de repressie van de Palestijnse autoriteiten zelf eens moeten doorlichten.

Typisch overigens dat Palestijnse politici ‘leiders’ zijn. Waarom niet premier, president of wat dan ook? Maar dat terzijde. Dat er repressieve Palestijnse politici zijn bestrijd ik niet, maar het boek van Van Diggele staat vol met merkwaardige impliciete en expliciete verklaringen voor de ellende van Palestijnen. Die zijn namelijk terug te voeren op een collectivistische manier van denken ingebed in ‘hun’ cultuur. Of het nu gaat om ‘stammenstructuur’ of een soort archaïsch-nationalisme dat niet valt uit te roeien. Het zijn volgens de auteur evenzovele bewijzen dat we hier met een inherent cultureel probleem van doen hebben.

Het is een gemakzuchtige manier van verklaren die feitelijk niet verklaart, maar stelt. Die cultuur ziet als een statisch onveranderlijk gegeven, waar alleen de allerdappersten uit kunnen ontsnappen. Dat zie je in beide studies terug. Het helpt ons geen stap verder.

Berlijn gaat confrontatie met Ankara aan

0
Na een reeks van diplomatieke relletjes tussen Duitsland en Turkije, lijkt voor Duitsland de kous nu af. De Duitse tak van Diyanet is geen partner meer van de Duitse overheid.

Onlangs is bekend geworden dat fors wordt gekort op projecten van de DITIB, de Duitse afdeling van het Turkse Presidium voor Religieuze Zaken (Diyanet). Een opeenstapeling van irritaties zou de Duitse regering tot deze opmerkelijke beslissing hebben gebracht. De stap is vooral opvallend omdat in Duitsland net als in Nederland Turkse zelforganisaties als partner worden gezien bij de integratie van Turkse Duitsers.

Aan dat dogma kwam eerder dit jaar definitief een eind. De directe aanleiding of eigenlijk de laatste druppel in een lange serie die de emmer deed overlopen, is een spionageschandaal, afgelopen maart. Medewerkers van de DITIB speelden informatie door aan Ankara. Duitse media meldden dat het ging om dertien imams die gegevens over meer dan dertig (vermeende) Turks-Duitse aanhangers van Fethullah Gülen aan Ankara doorgaven. Ook de voortdurende druk die Ankara uitoefent op Turkse Duitsers en de arrestatie van Duitsers in Turkije is Berlijn al langer een doorn in het oog.

Volgens de Kölner Stadt Anzeiger is voor volgend jaar slechts een kleine drie ton gereserveerd voor de DITIB, dat haar zetel in Keulen heeft. Dit jaar vloeide nog zo’n anderhalf miljoen euro naar de organisatie en in 2016, het jaar van de mislukte couppoging in Turkije, was dat zelfs ruim drie miljoen euro. In plaats van een partner bij de integratie van Turkse Duitsers is de DITIB vooral een verlengstuk van Ankara, is een veel gehoorde klacht in Berlijn. De DITIB herhaalt onafhankelijk te opereren van Turkije, ondanks het feit dat imams van de DITIB Turkse ambtenaren zijn en in Turkije worden opgeleid. De secretaris-generaal van de organisatie, Bekir Alboga, verklaarde aan de Rheinische Post: ‘Enkele imams hebben informatie aan Ankara doorgegeven over verdachte Gülen-volgelingen. We hebben ten diepste spijt van deze misstap en we hebben er met Diyanet over gesproken.’

Het spionageschandaal illustreert de almaar verslechterende relatie tussen Duitsland en Turkije. Alleen al dit jaar is de lijst incidenten van diplomatieke ruzies ellenlang en het jaar is nog niet eens voorbij. Zo was er bijvoorbeeld de rel rond de liberale moskee waar de van origine Turkse advocate Seyran Ates (54) als imam fungeert. In de gebedsruimte, een voormalige protestantse kerk in Berlijn, kunnen mannen en vrouwen zij aan zij bidden. Het kwam Ates op veel kritiek te staan in de Turkse media. Ook Diyanet bemoeide zich met de kwestie en zag het vooral als een poging ‘de islam te ruïneren’. Een aan de staat verbonden religieus instituut in Egypte sprak ook een fatwa uit over het initiatief van Ates, die zegt honderden steunbetuigingen per dag te krijgen, maar ook duizenden haatberichten. Familieleden van haar in Turkije smeken haar ondertussen te stoppen met het plan, door de sociale druk. Ook blijven veel mensen weg bij de moskee uit angst voor represailles.

Martin Schaefer, woordvoerder van minister van Buitenlandse Zaken Sigmar Gabriel, reageerde uiterst fel op de Turkse verwijten. ‘Ik wil heel duidelijk afstand nemen van elk commentaar dat bedoeld is om mensen in Duitsland het recht te ontnemen in vrijheid hun religie te praktiseren en de vrijheid van expressie en opinie te beperken.’ Daarop werd Ates door een woordvoerder van Diyanet ervan beschuldigd een volgeling te zijn van Gülen, die op zijn beurt weer door Ankara als schuldige wordt aangewezen voor de couppoging in 2016. De imam zelf zegt overigens niets met Gülen van doen te hebben. ‘Die vorm van islam is te conservatief voor ons.’

Naast deze kwestie was er nog de weigering Duitse parlementariërs toe te laten tot de Duitse militaire basis Incirlik in Adana. ‘Duitsland moet haar houding tegen Turkije eerst verbeteren’, zei een woordvoerder van de Turkse regering daarover. ‘Daarna beslissen we over toegang.’ De opmerkingen volgden op de Duitse weigering president Recep Tayyip Erdogan campagne te laten voeren in Duitsland voor het inmiddels gehouden referendum in Turkije over de vraag of de president meer bevoegdheden moet krijgen. Daarop besloot Berlijn haar materiaal te verschepen naar een basis in Jordanië.

Als er één Duitser is die veel te verduren krijgt vanuit het presidentiële paleis in Ankara is het bondskanselier Angela Merkel. Tijdens de verkiezingscampagne kwam Turkije regelmatig voorbij. Tijdens een debat met SPD-leider Martin Schulz sprak ze harde woorden. ‘Het is nu wel duidelijk dat Turkije geen lid van de Europese Unie zou moeten worden. Ik zal samen met mijn Europese collega’s proberen tot een gezamenlijk standpunt te komen zodat we de toetredingsgesprekken kunnen beëindigen’, zei Merkel. ‘Populisme’, brieste Ibrahim Kalin, woordvoerder van Erdogan. ‘Duitsland beschermt niet de democratie, maar terroristen en coupplegers.’ Ook wees Kalin op het volgens hem toenemende racisme in Duitsland. In een serie tweets die hij aan de kwestie wijdde besloot hij: ‘Het maakt niet uit welke partij in Duitsland de verkiezingen wint, het is duidelijk welk gedachtegoed gaat winnen.’

Inmiddels is de verkiezingsretoriek uit de lucht. Waar partijen dan meestal weer om tafel gaan, lijkt Merkel juist gas te willen geven. Niet alleen wordt de DITIB in eigen land gekort, de herkozen bondskanselier heeft haar Europese partners zover gekregen te praten over een mogelijke korting op toetredingsgelden van negentig procent. Waar Turkije voor volgend jaar nog voor vijfhonderd miljoen op de begroting staat, zouden Merkel en andere Europese leiders hoogstens vijftig miljoen willen geven. Landen als Polen en Zweden staan nog altijd onverkort achter Turkse toetreding, maar Duitsland legt nu eenmaal meer gewicht in de schaal. En zo kan het dat de temperatuur tussen het machtigste land van Europa en Turkije het absolute nulpunt nadert, zonder enige tekenen van toenadering.