14.8 C
Amsterdam
Home Blog Pagina 909

Tunesië is terug bij af

0
Tunis-avondklok.jpg
Foto: © AP

Gaat het dan toch ook mis in Tunesië? Nadat nog afgelopen najaar de Nobelprijs voor de vrede was uitgereikt aan een aantal organisaties die door hun beheerste optreden een cruciale rol hadden gespeeld bij de overgang van dictatuur naar democratie, lijkt het nu weer bergafwaarts te gaan. Onlangs hebben uitbarstingen van straatgeweld al tot de instelling van een avondklok geleid. Loopt daarmee dan toch ook het tot nu toe enige succes waarop de Arabische Lente kon bogen, ernstig gevaar?

De Tunesische demonstranten van vandaag hebben eigenlijk dezelfde klacht als die van een paar jaar terug, toen zij met hun opstand de zittende machthebbers ten val brachten: economische uitzichtloosheid, massale (jeugd)werkloosheid en nauwelijks enig zicht op vooruitgang. Alleen keerde men zich toen tegen een autoritaire dictatuur, nu tegen een democratisch gekozen regering. Die biedt in de ogen van sommigen zelfs zo weinig perspectief dat alweer de roep om een sterke man wordt vernomen. De diverse aanslagen, en het gevoel van onveiligheid die deze hebben gecreëerd, draagt aan die laatste roep niet weinig bij.

De weinig florissante economie: dat was en is de cruciale oorzaak van de grote maatschappelijke onvrede. Die aanslagen troffen Tunesië daarbij in haar economische achilleshiel: het toerisme, voor dit land – net als voor bijvoorbeeld Egypte – een cruciale inkomstenbron. En toeristen hebben wereldwijd één ding gemeen: dat zij massaal wegblijven uit een gebied waar het onveilig en onrustig is. Dat kan zijn vanwege interne strubbelingen, zoals chaos als gevolg van een revolutie, maar kan natuurlijk ook door aanslagen van buitenaf. Vooral het eerste maakt deze landen zo kwetsbaar, want nadat de toeristen als ongewenst bijeffect van een democratische opstand tegen een ‘stabiele’ dictatuur verjaagd zijn, keren zij niet direct terug, waardoor de nieuwe democratische regering, die uiteindelijk zijn electorale legitimiteit moet ontlenen aan economisch succes, aan de eigen achterban te weinig vooruitgang kan laten zien. Zo komt die vervolgens zwakker te staan tegenover zowel ongedurige kiezers als aanhangers van het oude regime, die kunnen zeggen: ‘Zie je wel, democratie is niets voor ons, toen we een krachtige leider hadden ging het allemaal stukken beter!’

Met die sterke afhankelijkheid van het toerisme (naast de olie) verkeren de Arabische landen, waar het de kansen op een succesvolle democratische start na een revolutie betreft, anno 2016 duidelijk in het nadeel vergeleken met de Oost-Europese in 1989. Daar vormde het veel minder een inkomstenbron van betekenis, zodat een (tijdelijke) teruggang van het toerisme door grote maatschappelijke onrust veel minder negatieve economische implicaties had, en dus ook niet zo’n hypotheek voor de nieuwe democratische regeringen vormde.

Kort na het uitbreken van de ‘Arabische Lente’ werd deze wel gezien als de Arabische variant van de Val van de Berlijnse Muur (9 november 1989); in de communistische dictaturen werden de machthebbers ook door massademonstraties ten val gebracht. Maar eerder dan met de (behalve in Joegoslavië) vreedzaam verlopende revolutie van 1989 laat zich de in bloedbaden uitlopende Arabische opstand van 2011 vergelijken met het niet minder bloedig eindigende revolutiejaar 1848. Ook toen een nog vergeefse poging om het autoritaire bewind in veel Europese landen door een democratischer te vervangen. Het zou, nadat in tal van staten die revolutie hardhandig was neergeslagen, vaak decennia duren tot het er inderdaad van kwam.

Een vergelijking met 1848 is echter ook, omgekeerd, zeer leerzaam vanwege een cruciaal verschil. Dat heeft te maken met de verwachtingen van de huidige demonstranten en hun van 1848 zo sterk verschillende tijdshorizon. Het is vrij evident dat de Arabische opstanden vanaf 2011 sterk gestimuleerd zijn door de aanwezigheid van een democratisch en welvarend Europa zo dichtbij. Veel Arabieren maakten kennis met Europa vanwege een eigen verblijf hier vanwege tijdelijk werk, dan toch wel van de verhalen van geëmigreerde familieleden.

Zij weten dus dat er in beginsel een alternatief bestaat voor de uitzichtloze dictatuur thuis – en dat dat alternatief, zoals zij ook in eigen land aan de hand van het massatoerisme van de Europese middenklasse kunnen constateren, niet slechts in immense rijkdom voor een beperkte bovenlaag (zoals in de Arabische wereld), maar in ongekende welvaart voor de meerderheid van de bevolking resulteert. Welvaart die in de Arabische landen zelfs voor jongeren die een universitaire opleiding genoten hebben, vaak buiten bereik is, omdat in een corrupte dictatuur de weinige lucratieve baantjes door een kleine coterie onderling worden verdeeld.

Is de Europese praktijk zo enerzijds een enorme stimulans voor de democratische gedachte in het Midden-Oosten geweest, voor de wens om het niet langer te pikken – anderzijds staat dit wenkende perspectief nú stabilisering van de democratie in de weg: men wil direct economische verbetering zien. Om te accepteren dat de positieve economische resultaten van een democratische omwenteling pas na decennia zichtbaar zullen worden: daarvoor ontbreekt, met het rijke Europese alternatief zo direct naast de deur, gewoon het geduld.

Een zelfde, op zich begrijpelijk, ongeduld zien we bijvoorbeeld ook in Zuid-Afrika, waar de zwarte bevolking van de afschaffing van de Apartheid een kwarteeuw geleden ook bijna het Paradijs verwachtte, en nu zwaar teleurgesteld afhaakt. Daarin ligt meteen het cruciale verschil met 1848: de democratische revolutionairen van toen konden zich van de huidige Europese welvaart geen enkele voorstelling maken, en dus was dat onder hun aanhang ook niet van invloed bij de beoordeling van hun eigen politieke resultaat.

Thomas von der Dunk is publicist en cultuurhistoricus.

Spirituele poëzie van hart tot hart

0
Hij schrijft op het snijpunt tussen spiritualiteit en creativiteit. Dichter Amir Sulaiman laat zich in zijn poëzie zowel inspireren door de islam als door de liefde voor een vrouw. Over de intimiteit van poëzie, die steeds van hart naar hart gaat en woorden laat proeven. En over het ego, dat in dat proces voortdurend roet in het eten probeert te gooien.

‘Hoe smaakt een sinaasappel?’ Met die eenvoudige vraag raakt de Amerikaanse dichter Amir Sulaiman (Rochester, 1980) de essentie van poëzie aan. Hij was vrijdag te gast op een literaire avond in het cultuurcentrum van Berchem, georganiseerd door het collectief Nuff Said. Twee dagen eerder stond hij enkele nieuwsgierigen te woord op een lezing over hoe zijn werk tot stand komt. De Kanttekening was erbij en sprak Sulaiman.

Zoet, zuur, fris, sappig… Het zijn woorden waarmee je de smaak van een sinaasappel kan trachten te vatten, maar geen enkel van deze woorden is volledig toereikend. ‘De smaak van een sinaasappel kan je niet overbrengen van mond naar oor. Je kan hem enkel doorgeven van hart tot hart’, zegt Sulaiman. ‘Elk zintuiglijke ervaring van een sinaasappel, erover horen of het lezen, het zien ervan en het proeven ervan is uniek en biedt er een andere vorm van kennis over. Maar het proeven is de meest intieme ervaring. Op diezelfde manier is poëzie de smaakzin van woorden. Via de poëzie kan je ervaringen die uit het diepst van je ziel komen middels woorden tot een ervaring voor een andere persoon maken.’

Volgens Sulaiman heeft poëzie toegang tot de achterdeur van het hart, waar ze meteen in binnen raakt. ‘Het is zoals een digitale foto die je neemt met je smartphone en dan via bits en bytes de ether instuurt. Zo stuur je in de poëzie via woorden je innerlijke naar de binnenspiegel van iemand anders.’ In dat opzicht is taal voor Sulaiman net een technologie. ‘Een drager waarmee menselijke gevoelens in de hoogst mogelijke resolutie kunnen worden overgebracht en gedeeld.’

Taal als begin
‘Als je enkel vanuit de tong spreekt, ga je ook enkel het oor bereiken’, klinkt Sulaiman filosofisch. Zijn manier van spreken doet sterk denken aan één van zijn grootste inspiratiebronnen: soefimysticus Jalal ad-Din Rumi. Deze Perzische poëet staat bekend om zijn vele gedichten die bol staan van de metaforen. Hij gaf een sterk verinnerlijkte en spirituele dimensie aan de islam. In vele van zijn gedichten staat de liefde centraal, in de meeste gevallen de liefde voor Allah.

Zowel de liefde als expliciete verwijzingen naar Koran-citaten zijn steeds weerkerende motieven in Sulaimans werk. ‘Poëzie is heel belangrijk in de hele moslimwereld, waar dan ook. Zeker in de spirituele praxis is poëzie essentieel Ook taal en schrift liggen aan de basis van het geloof. Het universum ontstaat bij de gratie van Gods woord. Licht ontstaat doordat God zegt ‘laat er licht zijn’. Ook de profeet Mohammed kreeg aan het begin van zijn tocht een tablet en pen mee. Dingen worden via woorden van niet-bestaan naar bestaan gebracht. Deze beker in mijn hand was ooit een gedachte, een idee dat iemand slechts via de omweg van woorden tot materie heeft kunnen brengen.’

Sulaiman: ‘Toch heeft de taalvorm van de poëzie een extra kracht die andere taalvormen niet hebben: het contact met het diepste van je innerlijke. Dat is waar kunst en spiritualiteit elkaar raken. Om echter het diepste van je ziel bloot te leggen – aan een geliefde of aan de wereld – moet je je erg kwetsbaar opstellen. Ik moet mijn woorden zo snel mogelijk opschrijven voor de twijfels komen.’ Hij vergelijkt het met twijfels bij een liefdesverklaring. ‘Houdt de andere wel zo veel van mij als ik van hem/haar? Ga ik mezelf niet enorm belachelijk maken als ik een blauwtje loop?’, zegt hij. ‘Wie het innerlijke probeert te laten spreken wordt gehinderd door het ego, dat het lijden en het gezichtsverlies altijd koste wat het kost zal proberen te vermijden. Vergelijk het met Sméagol, het personage uit The lord of the rings, die voortdurend met zijn duistere alter ego in een strijd verwikkeld is. Het ego probeert de doorgang van het innerlijke naar de buitenwereld te blokkeren. Het vergt een lange oefening en voortdurende strijd om dat ego onder controle te houden.’

Bodybuilderliefde
‘Als je in slaap valt, heb je dat pas door op het moment dat je wakker wordt’, zegt de poëet. ‘Zo is het ook met het ego, dat zich alleen laat kennen op het moment dat het al een tijdje beslag op je gevoelens had gelegd. Dat wakker worden gaat vaak gepaard met lijden. Mensen zijn zich vaak pas bewust van de uiterlijke schijn van de dingen op het moment dat ze werkloos raken, bij verlies van een familielid of van de gezondheid. Pas dan beginnen ze zich vragen te stellen.’

Volgens Sulaiman kan je op allerlei manieren de strijd tegen het ego trainen. Hij verwijst naar islamitische technieken zoals de ramadan of de bedevaart naar Mekka. Bij deze gebeurtenissen legt de gelovige zichzelf leed of ontbering op, om zijn eigen ego aan de kant te schuiven. Sulaiman vergelijkt het met een bodybuilder die pushups doet. ‘Om sterker te worden, drukt hij zich op tegen de zwaartekracht. Die zwaartekracht doet hem lijden en is zijn tegenstander. Maar als die zwaartekracht er niet was, dan zouden zijn oefeningen helemaal geen zin hebben. Op die manier kan je ook maar tot goede poëzie komen door voortdurend de strijd met het ego aan te gaan. Het ego is daarin zowel een opponent als een medestander. Maar niet alleen voor de poëzie geldt dat. Ook de liefde en het leven zelf zullen nooit volledig pijnloos zijn. Je kan maar liefhebben door de pijn van het gemis te voelen en bij het leven hoort ook de dood’, aldus Sulaiman. ‘Dus moet je leren leven en liefhebben als een bodybuilder”, grapt hij. ‘Druk wat aanvoelt als een bedreiging neer en word sterker van je lijden, zoals een bloem die groeit uit mest.’

Verbied salafistische bijeenkomsten

0
salafi-verbod-salafisme.jpg
Foto: © AP

De profeet streed immer met open vizier. Zijn tegenstanders wisten met wie ze te maken hadden. Tegelijkertijd was de profeet ook iemand die volgens de traditie barmhartigheid betoonde met diezelfde tegenstanders of opponenten. Salafisten streven ernaar zich te gedragen als de profeet en de eerste generaties na hem. Ik vind dat lofwaardig. Je hebt een ideaal en je wilt dat realiseren. Niettemin heb ik kritiek op ditzelfde salafistische ideaal. In de eerste plaats begrijp ik niet dat veel salafistische stemmen niet vergezeld gaan van namen en gezichten. Zo ben ik regelmatig op Twitter in debat met ”@StopMoslimhaat”, ”@MoslimsinDialoog” en ”@Bilal_Moslim”, die mij nogal de maat nemen, wat ik niet erg vind, maar zonder hun gezicht te laten zien. Zij blijven anoniem en ik niet. Ik zou zeggen dat dat islamonwaardig is. De profeet toonde zijn gelaat, net als ik, laat de salafisten in Nederland dat ook doen.

En dat is precies het debat: zijn de salafisten wie ze beweren te zijn? De salafisten debiteren keer op keer hun mening dat wat zij doen en prediken binnen de vrijheid van godsdienst en vrijheid van meningsuiting valt. Dat ik geen weet heb van hun alleen maar vreedzame bedoelingen. En daarom viel mijn suggestie om een salafistische bijeenkomst in Almere, waar Nourdeen Wildeman en de Britse sjeik Haitham al-Haddad zouden spreken, te verbieden hen zwaar. Ik suggereerde voor de camera van omroep Flevoland dat de burgemeester van Almere er goed aan deed om alles wat juridisch mogelijk is te doen om de bijeenkomst te verbieden.

Waarom deed ik dat? In de eerste plaats ben ik oprecht overtuigd van de kracht van onze democratie. De rechter beslist in de laatste plaats waar de grenzen liggen van de vrijheid van meningsuiting. Zou de bijeenkomst, die overigens gewoon doorging, verboden zijn, dan kon de organiserende instantie naar de rechter stappen en zo kon dan jurisprudentie ontwikkeld worden. Maar dat is alleen maar de procedurele weg. Inhoudelijk heb ik grote moeite met een ideologie die au fond de democratie afwijst en naar een samenleving streeft die geregeerd wordt door de sharia. En hoewel ik veel respect heb voor islam, vrees ik voor onze vrijheden als de sharia zou heersen. Nu voegde Okay Pala, van de Hizb ut-Tahrir op Facebook (die immer respectvol blijft) me toe dat die ideale samenleving  niet hier in Nederland gevestigd zou worden. Dat zou ”daar” zijn, in de islamitische wereld. Waarom zei hij dat? Om me gerust te stellen? En als dat zo is, waarom gaan Pala en zijn achterban dan niet ”daar” wonen? En is het niet zo dat ze, ondanks deze bezwerende formule, niet alvast begonnen zijn?

Mijn grootste bezwaar tegen bijeenkomsten als die in Almere is evenwel de isolationistische werking die ervan uitgaat. Het discours is er sterk één van wij tegen zij en in een samenleving die alsmaar meer gepolariseerd raakt, worden de tegenstellingen steeds groter. Bovendien hebben partijen aan de uiteinden van de polen beide steeds meer stof om zich als slachtoffer te gedragen: de salafisten die nu onder vuur liggen maar ook de populisten die moslims en islam niet anders beschouwen als staatsgevaarlijke lieden. En de meest kwetsbare groepen van dit soort extreme opvattingen zijn de jongeren. Die zijn vatbaar voor zwart-wit-denken en zij plaatsen zich daarna vaak buiten de maatschappij. En dan leert de praktijk dat in kringen van salafisten jongeren zich zozeer isoleren dat zij vatbaar worden voor radicalisering en het opnemen van wapens.

De salafisten verwijten mij dat ik hen verwijt geweld te propageren. Nee, dat doe ik niet, maar wat ik ze wel verwijt is dat ze – willens en wetens? – een boodschap debiteren die leidt tot isolatie en zo tot mogelijke radicalisering. Vandaar mijn oproep om juridisch te kijken wat mogelijk is om dit soort bijeenkomsten te verbieden. En mijn  heilig geloof in de rechtsstaat. Zegt de rechter dat er geen juridische basis is deze predikers en bijeenkomsten te verbieden, ook dan heeft de democratie gezegevierd en profiteren, oh paradox, de salafisten, met en zonder gezicht, daarvan. Misschien is de ”geheime agenda” van de salafisten er wel één van het beleven van hun fundamentalistische vorm van islam onder de zonneschijn van de ook door hen uiteindelijk gewaardeerde democratie.

Jan Jaap de Ruiter is arabist aan de Tilburg University. Hij houdt zich bezig met de status en rol van het Arabisch en de islam in West-Europa en Marokko. Hij publiceert over beide thema’s in diverse talen, waaronder in het Frans, en gaat het debat erover aan in nationale en internationale context. In heden en verleden heeft hij in menig Nederlands en Europees onderzoeks- en ontwikkelproject geparticipeerd. Volg hem op Twitter: @janjaapderuiter

De ongemakkelijke waarheid over ‘Keulen’

0
Keulen-verkrachting-aanranding.jpg
Foto: © Reuters

De wijze waarop de Noorse schrijver Karl Ove Knausgård in de roman Vader beschrijft hoe hij na het overlijden van zijn vader het huis opruimt en schoonmaakt raakte mij zodanig dat toen mijn moeder overleed ik het huis van mijn moeder op een vergelijkbare manier minutieus heb gereinigd en opgeruimd.

Knausgård is één van de meest gevierde schrijvers van dit moment met miljoenen verkochte boeken die vertaald zijn in meer dan 20 talen. Hij biecht, in één van de zes autobiografische boeken van de met prijzen overladen romancyclus Mijn strijd, op dat hij als jonge man een vrouw op gewelddadige manier verkracht. Hij legt in het laatste deel van zijn romancyclus uit dat hij met opzet ervoor heeft gekozen om alle mensen in zijn romans met hun echte namen te noemen om zo het autobiografische karakter te benadrukken.

Knausgård wordt geroemd voor zijn felle realisme en niets ontziende zelfanalyse. Ook ik vind mede daardoor dat hij behoort tot de beste schrijvers van deze tijd. Hij beschrijft een ongemakkelijke waarheid, de scheidslijn tussen gevoelige jonge mannen en brute verkrachters die veel dunner is dan wij willen weten. We weten dat verkrachting plaatsvindt omdat jonge mannen de interne controle en zelfbeheersing verliezen. Verkrachting vindt ook plaats omdat hun gedrag door mensen uit hun omgeving niet wordt gecorrigeerd. En tenslotte is bij verkrachtingen in het openbaar er simpelweg vaak niemand die hen stopt. 

Op het station in Keulen kwamen op nieuwjaarsnacht al die drie dingen samen met afschuwelijke gevolgen voor de (jonge) vrouwen die daar toevallig ook waren. Wat is nu de overeenkomst tussen wat Knausgård opbiecht en de (jonge) mannen die in Keulen vrouwen hebben verkracht en aangerand? In beide gevallen gaat het om mannen die laat in de nacht op zoek zijn naar vrouwen. En, net zoals in Keulen, beschrijft ook Knausgård hoe het feit dat hij zonder enige remmingen op vrouwen af gaat bewondering wekt bij zijn vrienden. In beiden gevallen is opvallend dat omstanders niet ingrijpen.

Verkrachting is niet specifiek te herleiden tot een bepaalde groep, status (asielzoekers), cultuur of religie. Het is van alle tijden en gebeurt helaas overal ter wereld. Knausgård laat in Vader zien, zonder zichzelf vrij te pleiten, dat vaders een belangrijke rol spelen in de verklaring van seksueel gewelddadig gedrag van hun zonen. In extreme vorm, zoals bij Knausgård, omdat de vader van Knausgård zijn moeder, zijn broer en hem zelf fysiek en mentaal vernederde. Maar in minder extreme vorm omdat mannen hun vrouw niet als gelijkwaardig behandelen en daarmee hun zonen het idee meegeven dat als vrouwen ”nee” zeggen, zij niet serieus genomen hoeven te worden. Dat als je sterker bent je een, in hun ogen, zwakker of minderwaardig persoon kan dwingen.

Als we echt willen voorkomen wat er in Keulen is gebeurd moeten we zelf een andere partner zijn voor onze vrouw en een andere vader voor onze zonen.

Maurice Crul is hoogleraar Onderwijs en Diversiteit aan de Vrije Universiteit Amsterdam en de Erasmus Universiteit Rotterdam.

1 gebedshuis voor alle religies is een oud idee

0
TheHouseOfOne-Berlijn.jpg
Foto: © The House of One

Zaman Vandaag berichtte onlangs over een interessant initiatief in Berlijn om de onderlinge verdraagzaamheid tussen moslims, christenen en joden te bevorderen: The House of One, een groot gebouw waarin voor elk van deze drie monotheïstische wereldgodsdiensten een eigen gebedsruimte zal worden ondergebracht. Het moet het eerste voorbeeld worden van een moskee, kerk en synagoge tezamen onder één dak.

In Berlijn was al zo’n 250 jaar geleden sprake van een dergelijk project, dat toen echter op niets is uitgelopen. Berlijn was toen nog niet de hoofdstad van Duitsland, maar slechts van één van de grootste Duitse vorstendommen, het koninkrijk Pruisen. Pruisen onderscheidde zich in de 18e eeuw van vrijwel alle andere Europese staten door een hoge mate van religieuze tolerantie. In de meeste koninkrijken was maar één officiële godsdienst toegestaan, die van de heersende dynastie zelf.

Ofschoon het in Pruisen regerende vorstenhuis van de Hohenzollern – dat na de Duitse éénwording in 1871 ook tot 1918 de Duitse keizers zou leveren – zelf calvinistisch was, konden ook andersgelovigen – lutheranen, katholieken en joden – vrijelijk hun religie uitoefenen. Zij hadden toestemming om daarvoor ook van buitenaf als zodanig herkenbare bedehuizen neer te zetten. Die mochten ook allemaal torens hebben. Van het hedendaagse gedoe rond de bouw van minaretten – als islamitisch equivalent, met een gelijke symbolische rol, van torens bij kerken – was geen sprake. Omdat Pruisen een dunbevolkt land was, voerden de koningen een bewuste immigratiepolitiek, waarbij godsdienstvrijheid een belangrijke rol speelde om de aantrekkingskracht voor nieuwkomers te verhogen. Toen in 1685 de Franse koning Lodewijk XIV (1638-1715) de Franse Hugenoten verjoeg, heette diens collega in Berlijn hen hartelijk welkom. Binnen twee decennia was één op de drie inwoners van de Pruisische hoofdstad van herkomst een Fransman. Nog steeds is – naast het aantal Poolse – het aantal Franse achternamen in oostelijk Duitsland groot.

De Pruisische koning die vermoedelijk het verste ging wat betreft religieuze tolerantie, was Frederik de Grote (1712-1786). Mede omdat hijzelf vrij weinig ophad met de dogmatiek van het kerkgenootschap, waartoe hij officieel behoorde, stelde hij zich zeer tolerant op. Het belang van zijn land vereiste om zich open te stellen voor migranten, en daarbij deed godsdienst er voor hem niet toe. Ieder moest maar op zijn manier zalig worden, zo liet hij eens weten, ”en mochten er Turken en heidenen komen om het land te bevolken, dan zullen we moskeeën en tempels voor ze bouwen”. Turken hebben zich overigens, ondanks die oproep, toen niet in Berlijn gevestigd.

Kort na zijn troonsbestijging kwam de koning overigens zelf met een uniek initiatief: de bouw, op staatskosten, van een groot koepelvormig gebouw, geïnspireerd op het bekende antieke Pantheon in Rome. Nu niet, zoals bij de oude Romeinen, bedoeld voor alle goden, maar voor alle godsdiensten, voor alle geloofsrichtingen die in Berlijn aanwezig waren. In de door hem gewenste koepelkerk zou in elke nis de eredienst van een ander kerkgenootschap plaats moeten vinden, zodat daadwerkelijk onder één grote koepel ieder op zijn manier zalig worden kon.

Het project was een typisch product van de Verlichting, toen de meest tolerante geesten aan godsdienstige dogmatiek minder waarde hechtten dan aan de godsdienstige ethiek: godsdienst moest niet gaan om het precies naleven van allerlei gedateerde regeltjes, maar van bepaalde eeuwige morele waarden. En, zo redeneerde de koning, de aanhangers van monotheïstische godsdiensten aanbidden toch per definitie dezelfde God. Een zeer actuele thematiek!

Helaas ketste het plan van Frederik de Grote toen af op de onderlinge onverdraagzaamheid van katholieken en protestanten, die elkaar toen nog niet minder verketterden als soennieten en sjiieten nu, en op allerlei kerkrechtelijke bezwaren. Voor katholieken betekende medegebruik van een godshuis door andersgelovigen per definitie een vorm van ontheiliging, en protestanten wilden niet met de afgoderij van heiligenbeelden worden geconfronteerd. Ook dat laatste, het al dan niet vereren van heiligen, vormt nu tussen sjiieten en soennieten, een belangrijk breekpunt.

In Berlijn kwam dat gemeenschappelijke koepelheiligdom toen nog niet tot stand; Frederiks project werd aangepast voor de bouw van een nieuwe katholieke koepelkerk, die nog steeds bestaat, de Hedwigskathedrale. Het plan had overigens nog een aardig staartje in Nederland in de dagen van Napoleon, die er precies dezelfde oecumenische, ondogmatische geloofsopvattingen op na hield. Napoleon heeft zelfs – vergeefs – gepoogd diverse kerkgenootschappen met elkaar te laten fuseren.

Zijn broer Lodewijk Napoleon (1778-1846), van 1806 tot 1810 koning van Holland, heeft zich door Frederiks koepelkerkplan laten inspireren. Toen in Apeldoorn de oude protestantse dorpskerk bouwvallig werd en voor de met Lodewijk uit Frankrijk meegekomen katholieke hovelingen een eigen godshuis nodig was, werden beide behoeften gecombineerd. In opdracht van de koning werd in 1810 een grote koepelkerk voor katholieken en protestanten samen ontworpen, ieder met een eigen ovaalvormige ruimte daarbinnen. Door de abdicatie van Lodewijk nog datzelfde jaar werd het nooit uitgevoerd.

Thomas von der Dunk is publicist en cultuurhistoricus.

Su-Shi

0
su-shi-soennieten.jpg
Foto: © Reuters

Toen ik in 1977 Arabisch ging studeren leerde ik uiteraard niet alleen Arabisch, maar volgde ik ook colleges over de geschiedenis van de islam. In die colleges leerde ik over het ontstaan van de twee hoofdstromingen binnen de islam, het soennisme en het sjiisme. Ik vond de aanleiding indertijd nogal, als ik het zo mag zeggen, ordinair. Het ging uiteindelijk om een machtsstrijd. De schoonzoon van de profeet Mohammed, Ali, en zijn familie zouden de rechtmatige opvolgers moeten leveren van de profeet, maar een andere tak van de familie bleek uiteindelijk aan het langste eind te trekken. De term sjiah heeft dan ook geen verheven religieuze betekenis, maar betekent gewoon ”groep”, de groep van aanhangers van Ali. Ali en zijn zoon Hoessein zouden beide de martelaarsdood sterven en het sjiisme ontwikkelde een cultuur van heiligenverering. Ook zou het sjiisme een heel strakke religieuze hiërarchie hebben met imams en ayatollahs, en wordt het gekenmerkt door een sterke heilsverwachting: de mahdi, zeg maar de islamitische messias, zal ooit terugkeren om leiding te geven aan de ware gelovigen. Dus iets wat tamelijk ordinair begon zou uiteindelijk leiden tot een eigen dogmatiek en dynamiek.

Toen ik indertijd kennis nam van deze geschiedenis nam ik deze in me op als was het iets wat lang geleden en ver weg gebeurde. Ik had er toen nog geen notie van dat de verschillen tussen soennieten en sjiieten meer dan ooit zouden leiden tot grote en vaak bloedige conflicten. Maar dat zou al spoedig veranderen want in 1979, in mijn derde studiejaar, vond de revolutie in Iran plaats en zou een heuse theocratie het sjahbewind vervangen. Ayatollahs hadden de macht in handen gekregen en al gauw kwam het sjiitische Iran in oorlog met het soennitische Irak van Saddam Hussein (1937-2006). Een oorlog die acht jaar zou duren en honderdduizenden slachtoffers zou eisen. De oorlog strandde al gauw in een patstelling en aan het einde van de strijd, in 1988, was er winnaar noch verliezer behalve dat beide burgerbevolkingen enorme verliezen hadden geleden.

Met de opkomst van het theocratische Iran werden de traditionele tegenstellingen tussen soennieten en sjiieten alleen maar groter. Maar wat was nu toch het overwegende bezwaar van soennieten tegen sjiieten? De soennieten hadden indertijd toch aan het langste eind getrokken? Dat mag waar zijn maar het grote bezwaar van soennieten tegen sjiieten is de heiligenverering die de laatste kenmerkt. In de ogen van de hardcore soennieten mag alleen Allah vereerd worden en zij die Allah ”genoten geven”, plegen godslastering, letterlijk een doodzonde.

De grote tegenstander van Iran vandaag de dag is het koninkrijk Saoedi-Arabië en dat betoont zich de kampioen bij uitstek van dorre monotheïsme. Alles wat op aarde riekt naar verering, zoals het geboortehuis van de profeet in Mekka, wordt door de Saoedi’s vernietigd. Geen enkel fysiek bouwwerk mag wat voor vorm van verering dan ook maar oproepen: God is ver weg, God is abstract. Een grote tegenstelling met sjiieten die heiligen vereren in moskeeën en apart voor hen gebouwde heiligdommen. Tot gruwel der soennieten.

Het Midden-Oosten beschouwend wordt het me het vaak zwaar te moede. Zo veel conflicten en verscherpende religieuze tegenstellingen. Hoe lossen we dit op?

Wel, mocht er al een oplossing zijn dan kan deze niet anders dan op grassroot niveau van de grond komen. Ik ben zelf altijd heilig overtuigd van de noodzaak en effectiviteit van de dialoog tussen mensen die mijlenver van elkaar afstaan. De tafel van het debat brengt mensen tot elkaar. Ze ontdekken dat de ander in de eerste plaats mens is en daarom een gelijke van zichzelf. Zo kan begrip ontstaan tussen de meest onwaarschijnlijke groepen mensen.

En nu is er dan een nieuw initiatief hier in Nederland genomen onder de wat koddig klinkende naam ”Su-Shi”. Het is geen gerecht uit de Japanse keuken, het is aldus de website met de gelijknamige naam, een intrafaith dialogue tussen soennieten (de Su) en sjiieten (de Shi). Voortrekkers zijn de – soennitische – Anne Dijk van het instituut Fahm en de – sjiitische – Arjen Buitelaar van het IMORS, het Instituut voor Midden-Oosten Relaties en Studies. Zij hebben, samen met anderen, de handen inéén geslagen. Zij hebben niet de pretentie de verhoudingen in het Midden-Oosten te kunnen veranderen, maar ze zijn wel van mening dat ze ervoor kunnen zorgen dat het soennisme-sjiismeconflict van het Midden-Oosten niet – nog meer – overslaat naar Europa. Zij organiseren gemeenschappelijke lezingen, iftars (maaltijd na zonsondergang tijdens de islamitische vastenmaand ramadan) en profileren zich in het debat over islam in Nederland.

Dit kleine initiatief dat ze zelf een olievlek(je) noemen verdient de aandacht van een ieder die zich bezighoudt met het debat over islam in Nederland, maar vooral toch van alle moslims in Nederland, en ik spreek de vurige hoop uit dat de olievlek zich zal verspreiden en iedereen voor de verandering geïnfecteerd zal worden met het aangename virus van solidariteit en tolerantie.

Jan Jaap de Ruiter is arabist aan de Tilburg University. Hij houdt zich bezig met de status en rol van het Arabisch en de islam in West-Europa en Marokko. Hij publiceert over beide thema’s in diverse talen, waaronder in het Frans, en gaat het debat erover aan in nationale en internationale context. In heden en verleden heeft hij in menig Nederlands en Europees onderzoeks- en ontwikkelproject geparticipeerd. Volg hem op Twitter: @janjaapderuiter

Verblind door olie

0
olie-Iran-oorlog.jpg
Foto: © Reuters

Het is opmerkelijk, hoe snel de publieke beeldvorming omtrent een land kan omslaan. Dit lot treft nu Saoedi-Arabië, en dat is daar duidelijk niet op bedacht. Levendig staat mij nog een interview in het tv-programma Nieuwsuur voor de geest, waarin de Saoedische ambassadeur in Den Haag een aantal kritische vragen kreeg voorgelegd over het feit dat zijn stinkend rijke land geen enkele vluchteling uit Syrië of Irak opnam, terwijl honderdmaal armere buurlanden, zoals Libanon en Jordanië, onder de vluchtelingenstroom bezweken. Dat soort vervelende vragen was hij duidelijk niet gewend – noch in eigen land, noch daarbuiten – en het interview resulteerde, wegens gehakkel en gedraai, dat de ambassadeur wegens gebrek aan media-ervaring niet goed wist te camoufleren, in een ontluisterende afgang.

Aan Saoedi-Arabië werden tot voor kort van westerse zijde namelijk nauwelijks kritische vragen gesteld. Het gold als een betrouwbare bondgenoot van Amerika dat er thuis misschien wat wonderlijke maatschappelijke zeden op nahield, maar onmisbaar was voor de stabiliteit in het Midden-Oosten, waar sinds 1979 vooral Iran als de grote rustverstoorder werd gezien: de grote religieuze én geostrategische tegenstander van Saoedi-Arabië, die bovendien de eigen islamitische revolutie zei te willen exporteren en ook nog eens onappetijtelijke taal uitsloeg over Washingtons – op zich steeds onhandelbaarder – troetelkind Israël. Dat laatste deed Riyad niet, en bovendien had het olie. Heel veel olie.

Bij ongemakkelijke zaken werd daarom lang weggekeken. Dat bleek tijdens de zogeheten ‘Arabische lente’, toen ook in sommige landen op het Arabisch schiereiland burgers – vooral de daar onderdrukte sjiieten – rechten gingen opeisen. Daar waren de archaïsche autocratische heersers uit het koningshuis Saoed, die ook met lede ogen het dictatoriale regime van Mubarak – ook lang zo’n vaste westerse steunpilaar van stabiliteit – zagen sneuvelen, niet van gediend. Toen met Saoedische militaire hulp in Bahrein een democratische volksopstand met geweld werd neergeslagen, keek Obama, die – na de nodige aarzeling – zich in Egypte en Libië uiteindelijk achter de eisen van de betogers had geschaard, gemakshalve weg. En voor de bloedige Saoedische interventie in Jemen gold hetzelfde, evenmin als de veroordeling tot duizend stokslagen van een kritische blogger die op niet meer dan ‘stille diplomatie’ mocht rekenen.

Ook Nederland zag – en ziet nog? – weinig redenen om de betrekkingen te herzien. Vrolijk werden nationale handelsdelegaties onder aanvoering van onze koopman-koning Willem-Alexander, onze koopman-premier Rutte en onze opperkoopman Hans de Boer, herwaarts gestuurd. Ook aan de wapenhandel heeft Nederland zijn eigen winstgevende aandeel, dat zich in het verleden niet alleen tot de illegale mosterdgasleveranties van Frans van Anraat aan Irak heeft beperkt. En wat zocht Aboutaleb recent in deze contreien, ten bate van wereldhaven Rotterdam?

Vanzelfsprekend werd vorig jaar bij het overlijden van koning Abdullah ook door ons koningshuis aan hem de laatste eer bewezen. Ongeacht hoeveel bloed er ook aan sommige koninklijke handen kleeft: het blijven toch collega’s, niet waar? Met de sultan van Broenei en de koning van Thailand – geen van beide bepaald voorbeeldige democraten – onderhouden de Oranjes ook innige relaties, zoals eveneens in 1962 de sjah van Perzië vanzelfsprekend op de zilveren bruiloft van Juliana en Bernhard acte de présence mocht geven.

Toch is de zaak nu duidelijk aan het kantelen, en daarvoor bestaan twee hoofdoorzaken: IS en Iran, in samenhang met een duidelijk agressievere buitenlandse koers van de nieuwe koning Salman, waarvan vooral de Jemenieten het slachtoffer zijn. Ook al heeft IS de oorlog aan Saoedi-Arabië verklaard – aan wie heeft het, met zijn universele kalifaatpretenties, binnen en buiten de oemma eigenlijk expliciet of impliciet niet de oorlog verklaard? – de radicale wahabitische ideologie ontleent IS in hoge mate aan het bewind in Riyad. Ook kan het op financiële en militaire steun van rijke Arabische particulieren rekenen, waartegen Riyad zeer weinig kan of wil uitrichten. Tussen onthoofdingen à la IS en onthoofdingen à la Riyad zien ook cartoonisten in het Midden-Oosten steeds minder verschil.

Met de gevolgen daarvan wordt ook Europa op eigen bodem geconfronteerd, en dat draagt zeker tot een steeds kritischer houding bij. Daarbij gaat het zowel om de integratieproblematiek, waarbij vanuit Saoedi-Arabië gefinancierde salafistische moskeeën een bedenkelijke rol spelen, als het terroristisch jihadisme, dat zowel de Europese binnensteden onveilig maakt als Syrië en Irak verder helpt ontwrichten. Het laatste met miljoenen vluchtelingen tot gevolg, die inmiddels ook in Europa – van ‘Keulen’ tot ‘ Schengen’ – als een steeds groter probleem worden ervaren en de Europese samenwerking en waarden steeds verder onder druk zetten.

Te noemen vallen hier de capitulatie voor Erdogan , de hekken van Hongarije, de grenscontroles van het tot voor kort gastvrije Zweden, de mentale omslag in de Duitse politiek, de electorale opmars van het Front National in Frankrijk. Dat Saoedi-Arabië in allerlei opzichten een bedenkelijke rol speelt aan het begin van de keten van causale gebeurtenissen die hiertoe hebben geleid, wordt inmiddels scherper gezien. Lucratieve handel gaat daarmee niet meer boven alles – ook omdat, als uitvloeisel van de klimaatconferentie, Washington tot een cruciale koersverandering bereid lijkt te zijn: minder olie en meer duurzame energie.

En dan tenslotte Iran: het nucleaire akkoord heeft eraan bijgedragen dat het minder wordt gedemoniseerd. En dat in elk geval, bij alle terechte kritiek op de mensenrechtensituatie, onder ogen wordt gezien dat die in deze shariastaat toch beslist niet beroerder is dan in de shariastaat Saoedi-Arabië, ooit onze geliefde bondgenoot. De massa-executie begin deze maand heeft dat beeld vast versterkt.

Thomas von der Dunk is publicist en cultuurhistoricus.

 

Hoe kunnen we medemenselijke emotie oproepen?

0
Geldermalsen-vluchtelingen.jpg
Foto: © AP

Een man van een jaar of 45 met vriendelijke blauwe ogen en een druipsnor kijkt in Geldermalsen recht in de camera en uit zijn emoties tegen de verslaggever van PowNed: ”Ik zou het liefst die ME-bus in de brand steken, met die vluchtelingen erbij!” Zegt hij nou écht dat hij mensen levend wil verbranden? Dezelfde man die de bakker straks weer gemoedelijk een goed weekend wenst nadat hij zijn halfje wit en de krentenbollen heeft afgerekend? Kust deze man zijn bejaarde moeder na zijn wekelijkse bezoekje weer liefkozend op de wang en zegt: ”Houdoe ma?”

Waar komen de hevige emoties van deze man vandaan? Waar hebben zijn emoties zo een andere afslag genomen dan die van mij? Hij heeft hoogstwaarschijnlijk dezelfde televisiebeelden gezien als ik. We zijn beiden van de leeftijd dat we nog het NOS-journaal kijken. We hebben wijken gezien die worden gebombardeerd met vatbommen, bebloede kinderen in geïmproviseerde ziekenhuizen, mensen die alles hebben moeten achterlaten en zijn gevlucht. In plaats van dat die beelden bij deze man empathie en mededogen oproepen hebben zij bij hem blijkbaar vooral angst opgeroepen. Angst dat dit ook hem kan overkomen, dat ook zijn leven ontwricht kan raken. Dat ook hij zijn spullen kan kwijtraken en dat ook zijn vrouw of dochter geweld aangedaan kan worden. 

Het lijkt wel of mensen zoals hij in Steenbergen of Geldermalsen de vluchtelingen willen aftroeven in angst voor het gevaar wat op hun afkomt. Het is of zij willen zeggen dat niet de vluchtelingen in dat gammele bootje op de Middellandse Zee zitten, maar zijzelf. Als reactie tillen zij de straatstenen uit hun eigen straat en gooien zij de ruiten in van hun eigen gemeentehuis en vervolgens lijkt het of hun eigen dorp in oorlog is met een aantal zwaargewonden. Zij hebben hun eigen emoties en hun angst daadwerkelijk omgezet in het geweld dat zij vrezen. De cirkel van hun emotionele redenering is rond.

In de prachtige film Youth van regisseur Paolo Sorretino zegt Mick tegen de hoofdpersoon van de film: ”Het enige wat we hebben is onze emoties.” Hij bedoelt dat je alleen met emoties mensen kan raken. Een paar weken terug kwam er een man, ook van een jaar of 45, op mij af op het centraal station in Amsterdam toen we daar vluchtelingen aan het verwelkomen waren. Zijn vrouw probeerde hem tegen te houden. Hij had hetzelfde uiterlijk en postuur als de man uit Geldermalsen. Hij was overduidelijk heel boos over wat wij daar deden. Ik zei tegen hem: ”Wacht even tot de trein aankomt. Als de vluchtelingen uitstappen dan wil ik van je weten: is je emotionele reactie om deze mensen te helpen of is je reactie om ze terug op de trein te zetten.” Zijn grote lichaam leek een tijdje in de lucht te blijven zweven zonder dat hij de woorden kon vinden om antwoord te geven. Hij draaide zich vervolgens om en liep zonder iets te zeggen naar de trein richting Hoorn. Ik denk dat ook de man uit Geldermalsen op vakantie in Griekenland als eerste, met zijn dure telefoon nog in zijn zak, in het water zou springen om een vluchtelingenkindje uit de boot te redden. Hoe kunnen we deze normale medemenselijke emotie weer oproepen bij mensen? 

Maurice Crul is hoogleraar Onderwijs en Diversiteit aan de Vrije Universiteit Amsterdam en de Erasmus Universiteit Rotterdam.

Zonder poldertaliban geen Jan Wolkers

0
Jan-Wolkers-.jpg
Foto: © Reuters

”InHolland-jihadisten komen om bij examen”, aldus de kop boven een stukje op de satirische website De Speld een klein jaar geleden, dat kritiek op de in marktgerichte modieuze studies resulterende gebrekkige kwaliteit van het hoger onderwijs combineerde met een profetische vooruitblik op de huidige discussie ”hoe herken ik de jihadist-in-spé in de salafist-van-nu”.

“InHolland kreeg 4 jaar geleden toestemming te beginnen met de opleiding Jihadisme”, zo vervolgt De Speld. “Het toenmalige kabinet wilde op die manier voorkomen dat geradicaliseerde jonge moslims in het Midden-Oosten een hoogwaardige training zouden krijgen. De eerste 50 studenten zijn nu omgekomen bij hun praktijkexamen. Tijdens het examen sneuvelden 20 studenten al bij het schoonmaken van hun kalashnikov. Veel studenten klaagden over de kwaliteit van de opleiding. Voor het vak Zelfmoordaanslagen was maanden geen ervaren docent beschikbaar. Alle slachtoffers zijn postuum gezakt.”

Kijk: als het zo simpel was, dan was de Nederlandse overheid snel klaar – wie zich voor zo’n opleiding aanmeldt, geeft immers meteen zijn intenties bloot, maar zo’n eenduidige opleiding wordt nergens aangeboden, zelfs niet in de meest fundamentalistische moskee, waar een imam rabiaat anti-westerse taal uitslaat. Dat zulke taal sommige losgeslagen moslimjongeren kan inspireren tot het plegen van aanslagen – net zoals die van Geert Wilders sommige losgeslagen niet-moslim-jongeren in Geldermalsen of Anders Breivik – is waar. Maar of dat bij een bepaalde individuele jongere inderdáád daartoe leidt, blijkt meestal als het te laat is. In de termen van De Speld: past bij het ”praktijkexamen”.

“Gedachten zijn vrij”, aldus de eerste regel van een oud Duits volkslied uit het begin van de 16e eeuw. Het behelsde een aanklacht tegen censuur en controle, die juist toen ook heel duidelijk religieuze relevantie bezat. Het waren de dagen van de Reformatie, waarin Maarten Luther (1483-1546) met succes het met veel censuur en controle opgelegde waarheidsmonopolie van de Rooms-Katholieke Kerk aanviel.

Het motto lag later aan de basis van de Verlichting: de vrijheid van denken geldt sindsdien als één van onze belangrijkste verworvenheden. Tegelijk staat zij ook steeds opnieuw onder druk – niet alleen, als er gedachten geformuleerd worden, die de machthebbers onwelgevallig zijn, maar vooral, als een vrij geformuleerde gedachte behelst dat ánderen het recht op vrij denken wordt ontzegd.

Het is het eeuwige dilemma van de democratie: hoe groot kan en moet de tolerantie zijn ten opzichte van de intoleranten? Groot als zij door hun kleine aantal geen bedreiging vormen, klein als zij dat door hun grote aantal wel doen? Of pas als sommigen hun intolerantie met geweld op willen leggen? Moet dan ook de intolerante denkwijze die daaraan ten grondslag ligt, niet slechts met intellectuele, maar ook met juridische middelen bestreden worden?

In de 20ste eeuw waren het vooral fascisme en communisme die deze vragen opriepen. Sinds de eeuwwisseling is het, het islamitisch fundamentalisme dat tot een plaatsbepaling dwingt. Wat in Europa de aandrang tot verbieden stimuleert, is enerzijds dat het daarbij – anders dan bij fascisme en communisme – niet om een westers cultuurproduct gaat en anderzijds dat men als gevolg van de secularisatie steeds vreemder is komen te staan tegenover religieuze orthodoxie als zodanig. Die maakt daarmee al automatisch velen bang, zeker als de atavistische aspecten ervan niet tot het eigen Europese verleden te herleiden vallen.

In de NRC van 19 december verscheen een uitgebreid stuk over de salafistische preekpraktijken in de Utrechtse moskee al-Fitrah. Kinderen moeten elkaar corrigeren als zij ”onislamitisch” gedrag waarnemen; zij dienen hun gezicht af te wenden wanneer zij een kerk (afgoderij!) of een McDonald’s (varkensvlees!) zien. Ouders moeten voorkomen dat zij op school muziek te horen krijgen. Geen hoofddoek dragen of ongehuwd met een vriendin rondlopen is ontoelaatbaar, afstand bewaren tot onreine mensen zoals zondaren en ongelovigen is verplicht.

Voor alle duidelijkheid: dit gaat veel verder dan ”integratie met behoud van identiteit”. Van integratie is gewoon geen sprake en de daaraan ten grondslag liggende opvattingen zijn ook in mijn ogen zot. Maar zijn ze zotter dan sommige die zeer orthodoxe christenen of dito joden huldigen? Gemengdgeslachtelijk handen schudden – ten onzent oorzaak van veel opwinding – mogen de laatsten ook niet.

“In het isolement ligt onze kracht”, aldus de leuze van de aartsvader van het politieke protestantisme in Nederland, Guillaume Groen van Prinsterer (1801-1876). Aan omgang met andersgelovigen deed men tijdens de verzuiling zo min mogelijk. In de Bible Belt wordt dat principe nog steeds gehuldigd. Recent brak op het eiland Goeree een rel uit, omdat in het plaatselijke sufferdje een interview was verschenen met een homostel. Met deze vorm van boze buitenwereld wenste de gereformeerde goegemeente niet te worden geconfronteerd en de sufferds van de redactie van het bewuste blaadje boden prompt nederig hun excuses aan.

Naar aanleiding daarvan verscheen 12 december een leerzaam dorpsportret in de NRC. Tot de taboes behoorde de vondst van een nieuwe schakel in de evolutie, het horen van een vloek en het zien van blote vrouwen. En gemengd gymnastiek op school – tot in de jaren 80 overal ongebruikelijk – is vast ook niet hun ding.

Zeker: de poldertaliban van Goeree roepen niet op tot geweld en dat is een essentieel verschil met de gewelddadige jihadisten. Maar hun wereldbeeld is even introvert en voor slachtoffers in eigen kring zeker niet minder beknellend. De sociale controle is groot. Wie zich zondig gedraagt, wordt evenzeer met uitstoting uit de gemeenschap bedreigd. Zonder de bijbehorende trauma’s zou de Nederlandse literatuur – Hugo Claus, Jan Wolkers, Maarten ’t Hart – overigens amper bestaan.

Thomas von der Dunk is publicist en cultuurhistoricus.

De Saoedi’s, onze ongemakkelijke vrienden

0
Salman-koning-Nederland.jpg
Foto: © AP

In dezelfde week dat Tweede Kamerlid Ahmed Marcouch (PvdA) in Zaman Vandaag pleitte voor een verbod op salafistische organisaties, bezocht zijn partijgenoot Ahmed Aboutaleb namens de gemeente Rotterdam Saoedi-Arabië om er geld te verdienen. Een omstreden bezoek. Niet alleen omdat in Saoedi-Arabië de mensenrechten op grote schaal worden geschonden, maar ook omdat vanuit dat land het wahabisme wordt geëxporteerd en terrorisme wordt gefinancierd. 

Saoedi-Arabië kondigde onlangs aan met 33 andere soennitische islamitische landen een militaire alliantie te hebben gevormd om terrorisme te bestrijden. De alliantie wordt geleid vanuit de Saoedische hoofdstad Riyad. Met de oproep lijken de Saoediërs te voldoen aan een eerdere oproep van de Verenigde Staten om de militaire actie tegen IS op te schroeven.

Op het initiatief werd met scepsis en zorg gereageerd. Niet alleen omdat het kan leiden tot spanningen tussen soennieten en sjiieten (Iran), maar ook omdat het een middel kan worden om in verschillende landen politieke tegenstanders aan te pakken. 

Zo heeft de leider van de coalitie, Saoedi-Arabië de neiging iedere opvatting die het bewind niet bevalt als ”terroristisch” te betitelen. Volgens Human Right Watch wordt terrorisme in artikel 1 van de in 2014 uitgebreide terrorismewetten onder andere gedefinieerd als het oproepen tot atheïsme of het bekritiseren van de islamitische fundamenten waarop het land is gebaseerd.

Mensenrechten 

Er zijn weinig landen ter wereld waar het zo beroerd gesteld is met de mensenrechten als in Saoedi-Arabië. Demonstraties zijn er verboden, alle nog levende mensenrechtenverdedigers zitten lange gevangenisstraffen uit, vrouwen worden op vele vlakken gediscrimineerd, om maar niet te spreken over de positie van homo’s en ongelovigen. Het land is er sinds de komst van koning Salman niet milder op geworden: in 2015 gaat het uit 1995 stammende record executeren verbeterd worden. De Saoediërs zijn net zo behendig in het publiekelijk onthoofden van tegenstanders als ‘Jihadi John’ en zijn vrienden en doen dat bij voorbaat in het openbaar, zodat het afschrikwekkende effect des te groter is. 

In bijna de helft van de gevallen gaat het om buitenlanders, meestal gastarbeiders, die vaak geen Arabisch spreken en ook geen recht op een tolk hebben. Een gebrekkige inburgering kan in dat land letterlijk je kop kosten. 

Wahabisme

Tenslotte exporteert Saoedi-Arabië het wahabisme, het salafisme van de Saoedische school, een bijzonder orthodoxe en weinig tolerante vorm van de islam die weinig verschilt van de ideologie waarmee IS haar terreurdaden rechtvaardigt. Dat betekent nog niet dat het Saoedische bewind IS steunt. Het Huis van Saoed, het koningshuis van Saoedi-Arabië, is juist een doelwit van IS. Toch heeft Saoedi-Arabië wel gedoogd dat er vanuit het land volop steun aan verschillende terroristische groeperingen, waaronder IS, is gegeven.  

Wanneer Saoedi-Arabië een marginaal land was geweest, was de kans groot dat onze politici zich als dominees hadden opgesteld en over elkaar waren gebuiteld om principiële standpunten in te nemen. Saoedi-Arabië was dan, met het dreigement van een mogelijke boycot of militair ingrijpen, onder grote druk gezet om de mensenrechten te verbeteren en de export van wahabisme te stoppen.  

Zwart goud

Maar, Saoedi-Arabië is geen marginaal land. Behalve het wahabisme exporteren de Saoediërs ook olie en zo lang een groot deel van de wereldeconomie aan het infuus van dit zwarte goud ligt,  stellen onze politici zich eerder als koopmannen dan als dominees op. 

Saoedi-Arabië behoort niet tot de belangrijkste handelspartners van Nederland. Toch importeerde ons land vorig jaar voor ruim 3,4 miljard aan goederen uit het land. Het Saoedische petrochemieconcern Sabic en staatsoliemaatschappij Saudi Aramco zijn beiden actief in Rotterdam en Shell zit ook in Saoedi-Arabië.

Behalve dat we olie kopen, is Saoedi-Arabië ook een klant van het Nederlandse bedrijfsleven. De Saoediërs importeerden voor ruim 2,5 miljard euro uit Nederland, vooral op het gebied van luxe consumptiegoederen, energie, gezondheid, wetenschappelijke samenwerking en landbouw. Ook verkocht Nederland de afgelopen jaren voor ruim 35 miljoen euro wapens aan het land en werden wapens uit andere landen via onze havens en Schiphol doorgevoerd naar Saoedi-Arabië. Het zijn wapens die nu ingezet worden in de oorlog in Jemen. 

Brede betrekkingen 

Burgemeester Aboutaleb was niet de eerste hoogwaardigheidsbekleder die een bezoek aan Saoedi-Arabië bracht. Velen gingen hem voor. Nederland onderhoudt goede betrekkingen met de Saoediërs. Ons Koningshuis is al lange tijd goed bevriend met het Huis van Saoed. De Koning en minister Bert Koenders (Buitenlandse Zaken) waren in januari nog in de Saoedische hoofdstad Riyad om het rouwbeklag voor de overleden koning Abdullah (1924-2015) bij te wonen. Premier Mark Rutte weerlegde destijds de kritiek van D66, PVV en GroenLinks op dit bezoek. Nederland en Saoedi-Arabië hebben volgens de premier ”brede betrekkingen” en daarbij hoort het om ”op passende wijze” de laatste eer te bewijzen aan de koning.

Islam

De Saoediërs hebben nog een andere troef in handen die een boycot bemoeilijken: het land vormt het religieuze centrum van de islam en is één van de weinige islamitische landen ter wereld waar een volledig op de klassieke sharia gebaseerd rechtssysteem is ingevoerd. Andere islamitische landen kennen een duaal rechtssysteem met religieuze en seculiere rechtbanken, die vaak gebruik maken van rechtsstelsels die geïnspireerd zijn op het recht van de voormalige koloniale overheersers. 

Ook bezit het land de belangrijkste islamitische heilige plaatsen Mekka en Medina. Saoedi-Arabië is de ”beschermer van de twee heilige moskeeën”. Ieder jaar ontvangt het land miljoenen moslims die naar Mekka komen om de hadj, één van de vijf zuilen van de islam, te volbrengen. De hadj brengt Saoedi-Arabië niet alleen veel inkomsten, maar bezorgt het land ook een strategisch sterke positie ten opzichte van landen die grote groepen moslims herbergen en die alleen al vanwege dit gegeven met de Saoediërs zaken moeten doen. 

Al deze economische, religieuze en strategische factoren verklaren waarom we de Saoediërs maar liever te vriend houden. 

Daarom werd onlangs een motie om wapenleveranties aan Saoedi-Arabië te stoppen verworpen en kwamen niet alleen de multinationals, maar ook Marokkaanse organisaties in het verweer toen Saoedi-Arabië een handelsboycot dreigde in te stellen tegen Nederland vanwege anti-islam-stickers van Geert Wilders. Rutte was er deze keer als de kippen bij om ”fel afstand” te nemen van de stickers van Wilders. Met succes: de boycot kwam er niet. 

En zo kan het gebeuren dat we in Nederland politici hebben die pleiten voor mensenrechten, die zich hard maken voor ”onze waarden” en die een keiharde aanpak van het politieke salafisme voorstaan, maar tegelijkertijd de exporteur van het wahabisme en de kampioen onthoofdingen als vriend beschouwen. Een ”uitermate ongemakkelijke vriend” in de woorden van VVD’er Han ten Broeke. Dat dan weer wel. 

Ewoud Butter is hoofdredacteur van de nieuws- en opiniewebsite Republiek Allochtonië en mede-oprichter en redacteur van de website Polderislam, die achtergrondinformatie biedt over moslims, islamitische stromingen en de institutionalisering van de islam in Nederland. Hij deed onderzoek naar radicalisering en begeleidde diverse projecten in Noord-Holland. Volg hem op Twitter: @ewoudbutter