15.2 C
Amsterdam
Home Blog Pagina 921

Ik ben Charlie niet, maar wie ben ik wel?

0
MauriceCrul-CharlieHebdo.jpg
Foto: © Reuters. Parijs (14 januari 2015).

Donderdagavond, ik sta samen met mijn vrouw en een vriend op de Dam met de tekst let’s agree to disagree. Het is kwart over zeven en de manifestatie begint met één minuut stilte. Tien meter van ons vandaag begint tijdens de indrukwekkende stilte iemand luidkeels een lied van Hans Teeuwen te zingen. In de eerste zin van het lied zit al een forse belediging aan het adres van de profeet Mohammed. Een man van diep in de zestig, gekleed zoals een gepensioneerde natuurkunde leraar, stormt op de man af en geeft hem een duw en schreeuwt dat hij zijn mond moet houden. De man gaat echter door met zijn lied. Daarop grijpt de krachtdadige grijsaard de man bij zijn keel en geeft hem en-passant ook een stomp in zijn maag. De politie snelt toe en voert de man die stug zijn lied blijft doorzingen af. Het is in een paar minuten voorbij.

De hele dag had ik een onwezenlijk gevoel, met al die voorspelbare commentaren van politici. Ik voel de adrenaline in mijn lijf, het is net of ik te snel ben opgestaan. Ik weet: dit is waar ik gedwongen wordt om mijn positie te bepalen. Ooit was ik Charlie en ook ooit stond ik achter de vrijheidsstrijders – of terroristen, het hing af van je perspectief hoe je ze noemde – van de jaren tachtig. Toen ik zestien was wist ik mijn conservatieve ouders niet erger te tergen dan door botte opmerkingen over het koningshuis en de katholieke kerk te maken. Geen grap over die onderwerpen kon mij te hard zijn. Het gaf mij een gevoel van vrijheid. Ik kon dat doen en voelde mij superieur ten opzichte van mijn ouders die in alle andere zaken zoveel machtiger waren dan ik. Jaren later stond ik achter de ’terroristen’ van de jaren tachtig. Ik was actief in de anti-apartheidsbeweging en ik vond dat het ANC in Zuid Afrika het recht had om de blanke machthebbers, desnoods met geweld en aanslagen, te bestrijden. Elke gelukte aanslag koesterde ik als een overwinning voor de beweging. 

Vandaag de dag ben ik geen Charlie en zeker geen Chérif of Saïd. Maar wie ben ik wel? Ben ik minder radicaal geworden, censureer ik mijzelf tegenwoordig? Ik denk het niet. Ik werd vorig jaar uitgenodigd voor een lezing op het hoofdkantoor van Shell in het kader van een mentorproject voor jonge ‘nieuwe’ Nederlanders. De CEO van Shell zat in de zaal. Ik begon met te vertellen dat ik precies twintig jaar geleden daar ook was om het hoofdkantoor van Shell te blokkeren in verband met de steun van Shell aan het apartheidsbewind in Zuid Afrika. Een steun die in de lijn lag van wat Shell in de geschiedenis altijd al deed, tijdens de koloniale tijd en tijdens de Tweede Wereldoorlog toen de directeur van Shell actief nazi-Duitsland steunde. Ik eindigde mijn introductie ermee dat ik blij was dat Shell tegenwoordig de diversiteit op de werkvloer heeft omarmd en daarvoor een actief beleid voert.

En waar is de Charlie in mijzelf gebleven? Terug naar de Dam. Ik hou van harde grappen. Vaak als begroeting met Turks-Nederlandse of Marokkaans-Nederlandse vrienden maken we eerste een paar harde grappen over kaaskoppen, Turken of Marokkanen. Of we bespotten ons zelf of we bespotten de ander. Het is wellicht een rare vorm van begroeting voor buitenstaanders, maar het werkt voor ons. De voorzichtigheid waarmee mensen elkaar benaderen willen we niet, dat creëert afstand. Vervolgens kunnen we vragen naar de kinderen en de partner. Het wezen van die harde grappen is dat we er samen om kunnen lachen. Het zijn geen grappen om de andere te beledigen maar we geven via spot en zelfspot snel en raak commentaar op de gebeurtenissen van de afgelopen week. Is het een vorm van zelfcensuur dat wij geen grappen maken die elkaar beledigen? Ik vind van niet. We willen communiceren. Humor past daarbij, beledigingen niet, die staan de communicatie in de weg. 

Terug naar de arrestatie op de Dam. Ik was trots dat zoveel Amsterdammers naar de Dam waren gekomen en dat we dat deden zonder een racistisch woord of belediging. Dat is Amsterdam voor mij. De zingende man verstoorde dat met zijn lied. Dat wilde ik niet. De man belichaamde het idee dat je overal alles altijd maar mag, of zelfs moet, roepen. Met zijn actie, tijdens de minuut stilte, maakte hij echter kapot dat wij ondanks onze verschillen daar samen stonden. Dat is waarom ik geen Charlie meer ben.

Dit is mijn persoonlijke pleidooi voor humor, maar tegen beledigingen. En dit is mijn pleidooi voor radicale en confronterende meningen, maar tegen geweld.

Let’s agree to disagree.

Maurice Crul is hoogleraar Onderwijs en Diversiteit aan de Vrije Universiteit Amsterdam en de Erasmus Universiteit Rotterdam.

Etnisch profileren: lessen uit Ferguson

0
FERGUSON-MauriceCrul.jpg
Foto: © Reuters

Welke lessen kunnen we in Nederland leren uit de recente discussie over het politieoptreden ten aanzien van zwarte jongeren in Amerika? Veelvuldig werd in Nederlandse kranten geschreven dat zwarte jongeren ook “veel vaker crimineel” zijn dan andere groepen in Amerika. Het vaker aanhouden van zwarte jongeren door de politie, zo is de redenering, roepen zij deels over zich zelf af doordat zij vaker diefstallen en geweldsdelicten plegen. Die redenering wordt hier in Nederland ook vaak gebruikt ten aanzien van Marokkaans-Nederlandse jongens of Antilliaans-Nederlandse jongens. Deze robuust ogende redenering heeft echter een aantal problemen, dat in Amerika wél, maar in Nederland niet of nauwelijks wordt genoemd. Waar steekt de politie de grens over tussen effectief politieoptreden naar onrechtvaardig optreden?

Als in een bepaalde buurt meer straatroven worden gemeld dan ligt het vanuit het standpunt van effectief politie optreden voor de hand dat de politie in die buurt meer gaat patrouilleren. En als opgepakte daders vaker jongens dan meisjes zijn, dan ligt het voor de hand dat de politie zich tijdens patrouilles meer op de jongens richt. En als de daders vaak uit een bepaalde etnische groep komen is het niet onlogisch dat zij die groep scherper op de korrel heeft. Kortom, het lijkt erop dat de politie rationele keuzes maakt als het gaat om potentiële daders te pakken. Het kan echter zijn dat de politie door deze focus, die op zich op harde feiten is gebaseerd, doorslaat en agenten alleen nog maar mogelijk crimineel gedrag of zelfs alleen nog maar criminelen zien als ze jongens van een bepaalde etnische afkomst tegenkomen op hun patrouilles.

Een fictief rekenvoorbeeld illustreert wat er dan gebeurt. Stel: in de ene etnische groep rijden 4 op de 20 jongens op een gestolen scooter en in de andere etnische groep rijden 2 van de 20 jongens op een gestolen scooter. Van de eerste groep worden in de loop van een jaar 9 jongeren aangehouden voor controles door de politie, echter, in de tweede groep maar 3. De kans dat de jongeren van de eerste groep met een gestolen scooter worden aangehouden is daarmee onevenredig groot. Er rijden weliswaar 2 keer zoveel jongeren uit de eerste groep op een gestolen scooter, maar hun pakkans is 3 keer zo groot en dus disproportioneel groot. Dat versterkt het idee bij de politie dat de eerste groep veel meer crimineel is dan in werkelijkheid. De signalen dat dit in Nederland gebeurt, zijn bij enkele politie korpsen helaas ook te signaleren.

Het andere grote probleem bij de – negatieve – aandacht voor een specifieke etnische groep zijn de zware consequenties voor de niet-criminele jongeren uit die groep. De 16 niet criminele jongens uit de eerste groep worden immers veel vaker ten onrechte aangehouden als de niet criminele jongens uit de andere groep. De enige tastbare reden voor hun aanhouding is dat zij tot de gestigmatiseerde groep behoren, iets waar zij zelf niets aan kunnen veranderen. Rechtvaardigt de oververtegenwoordiging van crimineel gedrag in hun etnische groep een dergelijk stigmatiserend gedrag van de politie? Bovendien kunnen er onvoorziene consequenties zijn. De persoon in kwestie heeft toevallig zijn legitimatie niet bij zich en voor hij het weet heeft hij zo toch ineens iets strafbaars gedaan. Een ander die zijn legitimatie heeft vergeten zal er nooit de consequenties van ondervinden, omdat hij nooit wordt aangehouden bij controles.

In een rechtstaat zijn onze politici uiteindelijk degenen die de gelijke behandeling van iedereen moeten garanderen, maar wie komt er in het huidige politieke klimaat op voor de jongens die stelselmatig en buitenproportioneel door de politie worden aangehouden? Wachten we op ons eigen Ferguson of nemen we echt serieus dat democratische grondrechten voor iedereen in gelijke mate gelden? 

Maurice Crul is hoogleraar Onderwijs en Diversiteit aan de Vrije Universiteit Amsterdam en de Erasmus Universiteit Rotterdam.

Is de ondergang van IS, IS zelf?

0
ISIS-ondergang.jpg
Foto: © Reuters

In het voorbije jaar heb ik kennis gemaakt met 2 Syrische activisten, Abu Ibrahim al-Raqqawi en Abu Mohammed. Raqqawi staat hoog op de IS-hitlist en heeft Syrië moeten verlaten. Mohammed woont nog steeds in IS-gebied en wel in de Syrische stad Raqqa. Beiden zetten zich in voor het lot van de bewoners van deze stad, dat het tragische lot heeft moeten ondergaan tot hoofdstad van de ‘Islamitische Staat’ te zijn ‘bevorderd’.

Met hun website Raqqa is Being Slaughtered Silently (www.raqqa-sl.com) willen ze de wereld informeren over de rampspoed die de Raqqanen overkomen is. Een doel hebben ze inmiddels gehaald: de hele wereld heeft nu weet van de dagelijkse slachtpartijen van IS. Daarmee zouden ze in principe de woorden ”silently” uit de titel van de website kunnen schrappen.

Maar dat is slechts een cosmetische operatie, want het slachten gaat gewoon door. De toepassing van de IS-versie van de sharia leidt dagelijks tot executies en lijfstraffen. De teller staat bepaald niet stil.

Raqqawi en Mohammed zijn in september 2014 geïnterviewd door De Volkskrant en via Facebook en Twitter kwam ik met beiden in contact. Dat leidde al snel tot het opzetten en schrijven van de serie Berichten uit de Islamitische Staat die op de nieuws- en opiniewebsite www.thepostonline.nl verscheen.

In de 7de en laatste aflevering van de serie ging het om de toekomst van Syrië. Beide jongemannen waren er desgevraagd heilig van overtuigd dat de democratie in hun vaderland zou overwinnen. Vroeg of laat zouden het bewind van Assad en de tirannie van Daesh (zoals IS in het Arabisch wordt genoemd) het veld ruimen voor de stem van het Syrische volk, dat smachtte naar gelijkheid en vrijheid voor iedereen. Tegelijkertijd waren beiden ook realistisch genoeg om te beseffen dat er nog een lange weg te gaan was. 

Want de sleutelvraag is natuurlijk wat er gebeurt met Daesh in die toekomstige wensdroom. Immers, de aanhangers van Daesh beschouwen de democratie als een uitvinding van de duivel.

Beide activisten zijn blij met de aanvallen van de door de Verenigde Staten geleide coalitie op de IS-strijdkrachten, maar stellen tegelijkertijd vast dat het vooral de bevolking is die daaronder lijdt. Bovendien maken zij het westen het bittere verwijt waarom het niet eerder Assad en zijn moordmachines heeft aangevallen. Dan was de situatie nooit zo dramatisch uit de hand gelopen. Nee, de coalitie zal het verschil niet gaan maken.

Ook Turkije wordt geen doorslaggevende rol toegedicht. Het land lijkt er geen moeite mee te hebben dat zich een ‘kalifaat’ ontwikkelt aan haar zuidgrens en omdat de Turkse regering de Koerden wantrouwt, zal ze niet snel in daadwerkelijke actie komen om hen te helpen. Laat Daesh de Koerden maar bestrijden, dan hoeven wij Turken dat niet te doen, is het verwijt dat de Turkse regering wordt gemaakt.

Wie of wat zal dan de oorzaak zijn van de ondergang van Daesh? Wel, zo betoogde Mohammed, de enige factor die een einde kan maken aan Daesh is Daesh zelf. De IS-interpretatie van de sharia is desastreus voor de bevolking van de gebieden waar IS het voor het zeggen heeft, maar ze is dat ook voor de strijders zelf. Zo is een 50-tal jihadisten door Daesh geëxecuteerd na de nederlaag in de Sinjar-bergen tegen de Koerden die oprukten om de Yezidi-vluchtelingen te redden. Ook is er regelmatig sprake van (lijf)straffen omdat ook IS-strijders, per slot van rekening ook maar mensen, moeite hebben zich te houden aan alle strenge regels, zoals het simpele rookverbod.

Het is waar dat revoluties hun eigen kinderen opeten en dat het streven naar ideologische zuiverheid immer leidt tot zuiveringen in de eigen gelederen. Maar ik stel ook vast dat IS nog dagelijks versterkt wordt door jonge strijders uit de hele wereld. Het potentieel is nog lang niet op.

Ik deel de hoop van Raqqawi en Mohammed. Maar de realiteit gebiedt me te zeggen dat er nog een lange weg te gaan is eer een democratische Syrië bewaarheid zal zijn.

Jan Jaap de Ruiter is arabist aan de Tilburg University. Hij houdt zich bezig met de status en rol van het Arabisch en de islam in West-Europa en Marokko. Hij publiceert over beide thema’s in diverse talen, waaronder in het Frans, en gaat het debat erover aan in nationale en internationale context. In heden en verleden heeft hij in menig Nederlands en Europees onderzoeks- en ontwikkelproject geparticipeerd. Volg hem op Twitter: @janjaapderuiter

De culturele kern van het integratieconflict

0
CHINATOWN-MANHATTAN.jpg
Foto: © AP. Chinatown in New York.

”2014 was een slecht Integratiejaar”, aldus op 29 december Volkskrant-columnist René Cuperus terugblikkend. Ter illustratie passeerden de Schilderswijk-confrontatie, de anti-Marokkanen-hetze van Geert Wilders, het Zwarte Piet-oproer en de afscheiding van twee PvdA-Tweede Kamerleden met een Turkse achtergrond de revue. Allemaal voorbeelden van kwesties waarbij bevolkingsgroepen langs etnische en/of godsdienstige lijnen tegenover elkaar kwamen te staan. Met dat laatste, die confrontatie langs godsdienstige lijnen, heeft Nederland overigens eeuwenlange ervaring: vanaf de Opstand tegen Spanje was het multiconfessioneel, ook al deden de calvinisten alsof ieder ‘echte’ Nederlander vanzelfsprekend calvinistisch was.

De ‘oplossing’ voor dit probleem van grote interne verdeeldheid vond men vanaf het midden van de negentiende eeuw – toen die vanzelfsprekendheid als gevolg van de emancipatie van katholieken, joden, lutheranen en kleinere protestantse genootschappen niet langer meer vol te houden viel – in de verzuiling en in wat de gereformeerde voorman Abraham Kuyper rond 1900 ‘soevereiniteit in eigen kring’ noemde. Pas met de snelle ontkerkelijking vanaf de jaren 60 – dus aan de vooravond van de grote immigratiegolf uit de islamitische wereld – verdween de verzuiling, en integreerden de meeste volksdelen tot één volk. Het belang van eenieders persoonlijke religieuze overtuiging voor zijn maatschappelijk functioneren nam af; het religieuze werd van politiek nu privé. Alleen in de orthodox-protestantse ‘Bible Belt’ bleef de verzuiling recht overeind, bijvoorbeeld in het onderwijs: te nauwe omgang met ruimdenkenden zou goedgelovige kinderen maar op het foute godsdienstige pad kunnen brengen.

Maar wat is integratie eigenlijk, en in hoeverre is het gebrek daaraan een probleem? Vraag je blanke Nederlanders waar de pijn zit, dan luidt het antwoord vaak: overlast, al dan niet (Marokkaanse straatjochies) met een crimineel karakter. De paradox daarvan is deze: tegenover etnische integratie staat etnische segregatie, en in een gesegregeerde samenleving zou die overlast juist minder zijn. Als ieder, op basis van een soort ‘Apartheidsbeginsel’ in zijn eigen wijk woont – zoals dus nog de Molukkers in Nederland, maar ook protestanten en katholieken in Noord-Ierland – is van integratie geen sprake, maar hebben diverse bevolkingsgroepen tegelijk natuurlijk ook minder last van elkaar. Gedeeltelijk is dat, door ‘natuurlijke’ selectie de uitkomst in de Verenigde Staten, dat als geslaagde ‘melting pot’ vaak Europa als lichtend voorbeeld wordt voorgehouden hoe met immigranten om te gaan. Wie van het miljoenen-metropool-niveau van multicultureel New York echter inzoomt op wijkniveau, ontdekt dan al snel dat ook daar buurten bestaan, waar één bepaalde etnische minderheid domineert: soort zoekt soort, en zeker migranten klitten in den vreemde graag bij elkaar. Elke Amerikaanse stad kent wel z’n Ierse wijkje, z’n Italiaanse wijkje, z’n Chinatown.

Chinatown. Die hebben Amsterdam en Den Haag ook (een beetje). Juist die Chinese minderheid demonstreert hoe problematisch het soms kan zijn om een gebrek aan integratie als het hoofdprobleem te zien. Als je integratie definieert in termen van alledaagse omgang en vermenging – bijvoorbeeld door huwelijken – met andere etnische groepen, dan komen de Nederlandse Chinezen misschien wel als de minst geïntegreerde minderheid uit de bus. Maar tegelijk gelden zij ook als de minst problematische, en geen autochtone Nederlander ziet hen als bedreiging. De reden: de criminaliteit is laag, de groep bedruipt zich sociaal-economisch volledig zelf, en van de (wel degelijk bestaande) Chinese afpersersmaffia hebben vooral Chinese middenstanders zelf last.

Het verschil in de huidige autochtone perceptie van Turkse en Marokkaanse Nederlanders heeft eenzelfde achtergrond. De tweede groep heeft gemiddeld meer contact(en) met autochtone Nederlanders dan de eerste; ook etnisch gemengde huwelijken komen er vaker voor. De Turkse Nederlanders staan meer op zichzelf – maar bedruipen zich ook meer zelf. Er is minder jeugdwerkeloosheid, dus minder verloren op straat hangende jeugd, dus minder overlast en jeugdcriminaliteit. De maatschappelijke zelfredzaamheid is door meer interne sociale cohesie groter – net als bij de Chinezen.

De keerzijde van grotere interne sociale cohesie kan echter, omdat zij vaak gepaard gaat met patriarchale omgangsvormen, iets zijn dat op een wezenlijke westerse waarde botst: de individuele vrijheid van volwassen burgers om los van morele familie-‘verplichtingen’ hun leven naar eigen inzicht in te richten. De sociale groepsdruk – als je van de norm op het gebied van seks, drank of eetgewoontes afwijkt, maak je ons allemaal te schande – is vaak groot. Daarover stond 20 december in de NRC een lezenswaardig portret van Elou Akhiat, die in eigen kring aanstoot gaf door als Marokkaanse Nederlandse in Rotterdam een wijnbar te beginnen. In die botsing van juridische individuele grondrechten en sociale collectieve verplichtingen schuilt de culturele kern van het integratieconflict.

Thomas von der Dunk is publicist en cultuurhistoricus. Hij promoveerde in 1994 op een proefschrift over de politieke en ideologische aspecten van de monumentencultus in het Heilige Roomse Rijk. Daarna was hij onderzoeker aan de universiteiten van Utrecht, Leiden en Amsterdam.

‘Democratie is niet voor bange mensen’

0
‘De overheid mag in wezen niet meer eisen dan dat de migranten zich aan de wet houden, een eis die geldt voor alle burgers.’

Geert Wilders zoekt graag de grenzen van artikel zeven op. Menig Nederlander vindt dat hij de scheidslijn tussen haatzaaien en vrijheid van meningsuiting allang heeft overschreden. Journalist Colet van der Ven gaat een stap verder. In het artikel Taal is niet stom (De Groene, 29 september 2010) betoogt zij dat Wilders’ retoriek parallellen vertoont met de taal van het Derde Rijk, die onderzocht en geregistreerd is door de Duits-joodse filoloog Viktor Klemperer. Journalist Hans Goslinga zegt in een interview met deze krant dat Wilders ons beelden voorschotelt die de angst voeden. Hij vindt dat daartegen meer tegenwicht geboden moet worden. Daarin ziet hij een belangrijke rol voor de media. ‘Ze moeten zich goed bewust zijn van wat en hoe ze dingen melden, want woorden hebben hun betekenis.’

Islamiseert Europa of is juist angst een gevaar voor het continent?
‘Wat je ziet in het migratiedebat, is dat er sterk wordt gewerkt met metaforen die een bedreiging inhouden. Zo gaat het over ‘migratiegolven’, alsof de zee over ons komt. Wilders heeft het zelfs gehad over ‘de tsunami van islamisering’. Dat zijn beelden die de angst voeden. Als hij het over Europa heeft dan spreekt hij over ‘het monster in Brussel’. Het zijn altijd beelden in termen van een enorm kwaad dat over ons komt, hij maakt er een strijd tussen goed en kwaad van. Wilders is goed in het gebruiken van dit soort retoriek. Daartegen moet meer tegenwicht geboden worden, gewoon door de feiten te gebruiken. Hij zei een paar jaar geleden in Amerika dat Europa aan het veranderen is in ‘Eurabië’. Hij waarschuwde de Amerikanen niet dezelfde richting op te gaan. Feit is dat er ongeveer 16 miljoen moslims leven in de Europese Unie, die ruim 500 miljoen inwoners telt. Zij vormen daarmee een kleine minderheid. Circa 16 miljoen moslims op zo’n 224 miljoen katholieken, ongeveer 115 miljoen ongelovigen, circa 58 miljoen protestanten en een kleine 40 miljoen Oosters- en Grieks-orthodoxen. Die minderheid is in de grote steden relatief groter, maar het is onmogelijk op basis van de cijfers te spreken van islamisering.’

Hoe belangrijk is de media in deze kwestie?
‘Het is een belangrijke taak van de media om de feiten te laten spreken tegenover. Ze moeten niet meegaan in de anti-moslim-retoriek. Ze moeten zich goed bewust zijn van wat en hoe ze dingen melden, want woorden hebben hun betekenis.’

Waarom is de PVV populair?
‘De populariteit van de PVV heeft te maken met de angst voor welvaartsverlies. Nederland heeft natuurlijk een enorme mate van welvaart. Als je eenmaal iets waardevols hebt, ben je bang om het kwijt te raken. Dat speelt zeker een rol in discussies over de komst van Polen. ‘Ze komen onze mensen van de arbeidsmarkt verdringen’ denkt men of ‘ze komen profiteren van de sociale uitkeringen’. Ze kunnen het eigenlijk nooit goed doen. Uit verscheidene rapporten blijkt dat de verdringing op de arbeidsmarkt wel meevalt. In Limburg zijn onlangs weer een hoop Polen binnengehaald, want die hebben ze hard nodig om werk te laten doen dat Nederlanders kennelijk niet willen doen. Er is ook angst voor cultureel verlies. Dat zie je heel goed in de Zwarte Piet-discussie. Angst dat we onze cultuur en tradities verliezen.’

Is Nederland nog steeds een bakermat van tolerantie of is de angst voor ‘vreemdelingen’ dominant geworden?
‘De cultuur in Nederland werd gekarakteriseerd door verzuiling van minderheidsgroepen die redelijk en pragmatisch met elkaar omgingen op basis van tolerantie en overleg. Er wordt nog steeds gepolderd, maar tegenwoordig domineert een soort verbetenheid. Daarvan is Frits Bolkenstein een vertegenwoordiger. Een nog scherpere variant is de PVV. Begin jaren negentig verklaarde Bolkenstein de westerse cultuur superieur. Hij wilde af van het beleid gericht op integratie met behoud van de eigen identiteit. Hij zei op een gegeven moment dat individuele zelfbeschikking belangrijker is dan tolerantie tegenover andere culturen. Dat was een omslag in de politieke ideeënvorming. Het heeft een wezenlijke verandering ingezet. Sinds de jaren zestig is dat klimaat aan het veranderen onder invloed van de ontzuiling, ontkerkelijking en individualisering. Oude partijen, zoals het CDA en de PvdA, die dwars door de klassen heen mensen verbonden op basis van religie en solidariteit, verliezen hun aantrekkingskracht.’

Waarom?
‘Ze zijn hun bindende kracht om de verschillende klassen bij elkaar te houden kwijtgeraakt. Dat zie je ook duidelijk in het politieke krachtenveld, dat versplinterd is geraakt. Het is allemaal heel diffuus geworden. Wat je nu ziet is dat er aan de ene kant een groep mensen is die open staat ten opzichte van de veranderingen in onze samenleving: de ‘kosmopolitische geesten’ die op D66 of GroenLinks stemmen. Aan de andere kant is er een groep die bang is voor internationale invloeden en een meer gesloten houding heeft; politiek vertaalt zich dat in de PVV en de SP. In het midden zitten dan mensen – een grote groep – die gematigder zijn en de kat een beetje uit de boom kijken. De oude stromingen weerspiegelen dat, ze weten niet goed welke kant ze op moeten.’

Er is veel discussie over Lodewijk Asschers integratiebeleid. Waar sta jij in deze kwestie?
‘Integratie heeft twee belangrijke aspecten. Ten eerste is het een langdurig proces, dat blijkens ervaringen drie à vier generaties duurt. Integratie kan dus niet worden afgedwongen. Wat Asscher eigenlijk zegt is ‘gij zult integreren, je moet onze kernwaarden niet alleen verinnerlijken, maar ook uitdragen’. Dit aspect zit sterk in die participatieverklaring. Maar het punt is: grondrechten zijn van de burgers, ze zijn geen gunst van de overheid. De overheid zet te veel de nadruk op aanpassen. Ze legt daarmee een soort cultuur op aan de burgers. Dat vind ik veel te ver gaan. Je moet als overheid oppassen dat je geen dwang gebruikt. Mensen moeten hun eigen overtuiging en religie kunnen behouden. Het tweede kenmerk is wederkerigheid. Migranten moeten zich ten minste welkom voelen. Dat levert hier problemen op. Er is weerstand tegen de islam, een godsdienst die hier onbekend is. De manieren waarop de islam zich uitdrukt in het publieke domein, wekt een zekere angst en weerstand. Als je dat beziet in het perspectief van de individuele ontplooiing die zich in Nederland vanaf de jaren zestig heeft ontwikkeld, begrijp je de botsing beter. De dominee en de pastoor waren aan de kant gezet en toen was daar dan ineens de imam.’

Wat mag de overheid wel eisen op dit vlak?
‘De overheid mag in wezen niet meer eisen dan dat de migranten zich aan de wet houden, een eis die geldt voor alle burgers. Het is verder raadzaam dat migranten Nederlands leren spreken en zich verdiepen in onze geschiedenis en cultuur, maar dat mag de overheid niet afdwingen.’

Hoe goed kennen de autochtone Nederlanders onze geschiedenis en cultuur?
‘Als het erom gaat dat mensen onze kernwaarden in de Grondwet moeten verinnerlijken en zelfs uitdragen, dan zeg ik: stuur dan ook de Nederlanders maar weer het klaslokaal in. Want hoeveel Nederlanders weten wat in de Grondwet staat? Dit soort burgerschap is ook onder autochtonen niet zo sterk ontwikkeld.’

Hoe democratisch is Nederland?
‘Onze democratie heeft zelfs stelselvijandige partijen toegelaten tot het politieke bestel, zoals de NSB in de jaren dertig en de SGP die streeft naar een theocratie, een staat op gereformeerde grondslag. De soep wordt niet zo heet gegeten als ze wordt opgediend, maar de SGP heeft dit ideaal nog wel. Maar ze heeft uitgesproken dat ze dat via parlementaire weg wil bereiken. Het geeft wel iets weer van de kracht van de democratie, als die zelfs partijen toestaat die het stelsel vijandig gezind zijn.

Moeten partijen die de democratie om zeep willen helpen opgedoekt worden? Het CDA noemde in dit verband onlangs als voorbeeld partijen die de sharia willen invoeren.
‘Je moet daar héél voorzichtig mee zijn. Je moet zo lang mogelijk proberen zulke partijen in het politieke debat te bestrijden. Een verbod moet een uiterst middel zijn. Democratie is niet voor bange mensen.’

Waar ligt de grens?
‘Als partijen geweld gebruiken om hun doelen te bereiken. Democratie is vreedzame strijd.’

Stel dat een partij wordt opgericht die vrouwen wil onderdrukken. Niet verbieden?
‘De SGP stelt ook dat de roeping van de vrouw niet is om een publieke functie te vervullen. De hoofdstroming in Nederland is het daar niet mee eens. Het is nu langs de juridische weg afgedwongen dat de partij zich openstelt voor vrouwen, maar ik had het mooier gevonden als dat uit de partij zelf was voortgekomen. Het is dus heel moeilijk en spannend, zeker met de komst van migranten uit islamitische landen. Aan de ene kant is er de spanning van een andere cultuur en hoe een land zich manifesteert. Aan de andere kant zijn er normen als individuele ontplooiing, zelfbeschikking, gelijkheid van man en vrouw en respect voor homo’s, die in het Westen inmiddels heel breed worden gedragen. Het zijn normen die op gespannen voet kunnen staan met tolerantie ten opzichte van andere groepen. Dat is nu heel sterk het geval in Nederland. Bijvoorbeeld de discussie over de hoofddoek, of dat geen onderdrukking is en of je als meerderheid de hoofddoek moet verbieden, zoals in Frankrijk is gebeurd. Dit soort kwesties zorgen voortdurend voor spanningen.’

Hoeveel waarde hecht een gezonde democratie aan de wil van de minderheden?
‘Niet alle accent behoort op de wil van de meerderheid te liggen. Het is belangrijk dat een democratie is ingebed in de rechtsstaat, zodat ook de rechten van de minderheden zijn gewaarborgd. Een gezonde democratie houdt sterk rekening met de behoeftes en gevoelens van de minderheden. In onze Grondwet zijn de grondrechten verankerd. Ze staan niet in rangorde, maar houden elkaar in evenwicht. Mocht daarover een conflict ontstaan, dan grijpt de rechter in. Een democratie moet daadkracht tonen, problemen oplossen, om te voorkomen dat andere systemen verleidelijk worden. Dat moet allemaal tot uitdrukking komen in een publiek debat. Want uiteindelijk moet de minderheid ook bereid zijn zich neer te leggen bij wat de meerderheid uitspreekt. Dat kan ze makkelijker doen als er uitvoerig is gedebatteerd. Daarom is ons systeem van evenredige vertegenwoordiging ook wel heel mooi, omdat je altijd coalities moet vormen. Nu hebben we zelfs een coalitie die buiten de coalitie nog steun moet zoeken en dus voortdurend open moet staan en rondkijken om voldoende draagvlak te veroveren. Het houdt bovendien de mogelijkheid in dat partijen afwisselend in de oppositie en de regering zitten. Het systeem van de checks and balances zit eigenlijk dus al ingebouwd.’

Sommigen claimen dat Trouw aan het verrechtsen is. Wat vind jij daarvan?
‘Trouw is nooit een linkse krant geweest. Het is wel altijd een krant geweest die, volgens ‘de oude schaal’, een beetje links van het midden zit, in de hoek van het CDA, de PvdA, en GroenLinks. Daar zit onze ‘natuurlijke’ lezersgroep. Wat je vooral na 9/11 en de moord op Theo van Gogh hebt gezien, is dat bij de generatie die nu de krant maakt, zich een scheiding der geesten heeft voltrokken. Sommigen gingen heel sterk de rechtse kant op. Dat zag je terug in de profilering van het katern Letter & geest. De hoofdstroom van Trouw is altijd de lijn van verscheidenheid, internationale oriëntatie en Europese samenwerking blijven volgen. Daar is een zekere spanning ontstaan binnen de krant. Maar ik zou niet zeggen dat ze in zijn geheel aan het verrechtsen is. Maar het is wel zo dat heel het klimaat in Nederland rechtser is geworden, dat is onmiskenbaar.’

Nederland islamiseert

0
NederlandIslamiseert.JPG
Foto: © Reuters

Fatima is een jonge moeder. Tijdens haar studie ging ze zich in het geloof verdiepen en na een tijdje besloot ze een hoofddoek te dragen. ”Aanvankelijk hadden vooral mijn ouders daar moeite mee. Thuis moest ik strijd leveren, maar op school werd er geen punt van gemaakt. In die tijd ging het op school sowieso zelden over het geloof. De laatste jaren is dat veranderd. Thuis hebben ze mijn hoofddoek inmiddels geaccepteerd, maar nu heb ik buitenshuis geregeld met scheldpartijen te maken en moet ik steeds weer uitleggen dat ik niet door mijn vader gedwongen word om een hoofddoek te dragen. Hoe vaker ik op het dragen van die hoofddoek word aangesproken, hoe kleiner de kans dat ik hem ooit af zal doen. Als dit een vrij land is, zal het mijn keuze moeten eerbiedigen.”

Abdel is actief bij seculiere Marokkaanse organisaties. In de jaren ’90 verzette hij zich tegen de invloed die via moskeeën vanuit de landen van herkomst op Nederlandse moslims werd uitgeoefend en liet hij zich publiekelijk kritisch uit over de islam. Tegenwoordig doet hij dat niet meer. ”Ik ben atheïst en nog steeds kritisch over ieder geloof, dus ook over de islam. Maar wanneer ik me nu publiekelijk kritisch uit, dan word ik door anderen al snel als Wilders-aanhanger gezien. Dat wil ik niet. Ik wil een open debat over de islam, maar wel met respect voor mensen die geloven. Ik wil niet in een kamp terecht komen dat mijn ouders het land uit wil hebben. Uit solidariteit met mijn ouders noem ik me daarom soms weer moslim.”

Hoessein woont in Amsterdam-Oost. In de jaren ’90 was hij in de buurt vooral bekend als hangjongere, later ging hij in zijn buurt aan de slag als jongerenwerker. Hij beschouwde zichzelf als moslim, maar deed alleen aan de ramadan. Verder speelde het geloof amper een rol. Dat veranderde nadat Theo van Gogh werd vermoord. ”Ik werd op straat, door mijn collega’s en in de media steeds vaker aangesproken op mijn moslimachtergrond, maar kon er eigenlijk maar weinig over vertellen. Ik ben me daarom samen met een stel vrienden in het geloof gaan verdiepen en veel gaan lezen. Ook op het internet.” Tegenwoordig heeft hij een grote baard en noemt zichzelf ”praktiserend”. Zijn baan is hij kwijt en samen met een groep salafistische vrienden is hij zich verder in het geloof gaan verdiepen. ”Ik voel me Amsterdammer, maar ik heb eigenlijk niet meer het gevoel dat ik hier thuis hoor.”

Fouad vluchtte begin jaren ’90 om politieke redenen uit Irak. Na enige omzwervingen kwam hij terecht in Nederland. Fouad komt oorspronkelijk uit een soennitische familie, maar was tot verdriet van vooral zijn moeder sinds zijn puberteit niet meer gelovig. De eerste 10 jaar in Nederland werd Fouad vooral aangesproken op zijn Irakese en politieke achtergrond. Sinds de eeuwwisseling en zeker na de moord op Van Gogh is dat veranderd. Fouad krijgt nu vooral vragen over zijn (vermeende) religieuze achtergrond. ”Als ongelovige wordt mij gevraagd afstand te nemen van islamitisch terrorisme, krijg ik tijdens sollicitatiegesprekken plompverloren de mededeling dat er geen gebedsruimte is en wordt mij gevraagd of ik vrouwen wel een hand geef. Ik ben geen moslim, maar wordt door de buitenwereld tot moslim gemaakt. Ik noem me zelf tegenwoordig daarom wel eens ‘cultureel moslim’.”

Wanneer er in Nederland over islamisering wordt gesproken, wordt vaak de angst voor een steeds grotere rol van de islam bedoeld. In demografisch opzicht zal het niet zo’n vaart lopen. In 2005 voorspelde Frits Bolkestein in het programma Buitenhof nog dat Amsterdam in 2015 een islamitische meerderheid zou hebben. Inmiddels is het bijna 2015 en weten we dat het percentage Amsterdammers dat zich moslim beschouwt al jaren rond de 13 procent schommelt. Een islamitische meerderheid is in de hoofdstad nog heel ver weg. Landelijk ligt het percentage moslims nog lager, nu op 5 procent. Het Nederlands Interdisciplinair Demografisch Instituut (NIDI) verwacht dat dit percentage rond 2050 ongeveer 7,5 procent zal zijn.

De verhalen van Fatima, Abdel, Hoessein en Fouad (niet hun echte namen) illustreren een andere vorm van islamisering, namelijk de ontwikkeling dat Nederlandse burgers door hun omgeving, de politiek en media vaker worden aangesproken op hun (vermeende) islamitische achtergrond. Hun (islamitische) identiteit, krijgt niet alleen vorm vanuit persoonlijke motieven of door invloeden van vrienden of familie, maar wordt mede bepaald door een samenleving die deels argwanend of angstig is geworden voor de islam.

Wanneer we het over islamisering hebben, is het misschien goed ook eens aan andere vormen van islamisering te denken dan aan de groei van het aantal moslims in Nederland. Islamisering gaat ook over de mate waarin het maatschappelijke debat te pas en te onpas over de islam gaat en over de mate waarin moslims en ex-moslims over hun (vermeende) geloof worden aangesproken.

Het integratiedebat is de afgelopen jaren versmald tot een islamdebat. Het wordt tijd dat we het weer over integratie gaan hebben, of liever: over participatie en emancipatie.

Ewoud Butter is hoofdredacteur van de nieuws- en opiniewebsite Republiek Allochtonië en mede-oprichter en redacteur van de website Polderislam, die achtergrondinformatie biedt over moslims, islamitische stromingen en de institutionalisering van de islam in Nederland. Hij deed onderzoek naar radicalisering en begeleidde diverse projecten in Noord-Holland. Volg hem op Twitter: @ewoudbutter

Het integratiedebat is versmald tot een islamdebat

Je reinste apartheid

0
APARTHEID.png
Foto: © Wikimedia Commons

Stel dat in een wijk, waar tot dan toe slechts autochtone Nederlanders wonen, een Turks-Nederlands gezin een huis krijgt toegewezen, en hun huis vervolgens wordt beklad met de tekst: ”Nederlandse wijk, alleen Nederlanders.” En dat het gezin in kwestie vervolgens wordt weggepest. En dat dan de burgemeester zou zeggen: ”Turken zonder Nederlandse binding die hier willen wonen, dat kan niet.” Het land zou te klein zijn, de bewoners zouden van racisme worden beschuldigd, en de burgemeester had nog die avond moeten aftreden. Dat was immers je reinste apartheid!

Of stel dat het om een wijk ging, waarin vrijwel uitsluitend Turkse Nederlanders wonen, en daarin een autochtoon gezin een huis zou krijgen, waarna hetzelfde zou gebeuren: ”Turkse wijk, alleen Turken” op de muur. En het gezin weggepest. En dat de voorzitter van de bewonerscommissie de woorden van de burgemeester zo zou goedpraten: ”Als je het zo hoort, dan denk je: dat is racisme. Maar dat is het niet. Wij zijn zelf Nederlanders, zijn hier volkomen geïntegreerd. Maar we willen ook onze eigen cultuur behouden. Als hier meerdere nationaliteiten wonen, kan die gemeenschapszin verwateren.” Ik garandeer u: schreeuwende koppen in De Telegraaf. Kamervragen van de PVV, omdat de overheid een ‘shariawijk’ heeft helpen creëren die Henk en Ingrid discrimineert.

Toch vielen deze teksten vorige week donderdag zo letterlijk als citaten in de Volkskrant te lezen, zonder dat in Den Haag een politieke bom ontplofte. De burgemeester in kwestie was die van Hoogeveen in Drenthe. Alleen moet u in het eerste citaat de woorden ”Nederlandse” en ”Nederlanders” vervangen door ”Molukse” en ”Molukkers”, en in het tweede ”Turken zonder Nederlandse binding” in ”Nederlanders zonder Molukse binding”. Al een halve eeuw, sinds hun komst naar Nederland, bestaan er speciale Molukse woonwijken die ook speciaal voor hen zijn gebouwd, met het idee dat zij over niet al te lange tijd weer naar hun land zouden terugkeren – waar hebben we die aanname vaker gehoord? – en daarom als groep bijeengehouden moesten worden, opdat – zoals de Groningse hoogleraar Algemene Rechtswetenschappen Jan Brouwer stelt in een stuk in De Volkskrant – ”de culturele identiteit van de Molukse gemeenschap” zou worden beschermd.

Tja. Dat is in elk geval een beleidsdoel dat je als overheid vandaag zó, en met dié middelen, niet meer voor pakweg de Turkse of Marokkaans Nederlanders zou durven proberen te realiseren. Het maakt weer eens duidelijk dat Nederland, als gevolg van bepaalde uit historische verplichtingen voortvloeiende maatregelen van lang geleden, soms zélf plotseling enkele voor universeel verklaarde beleidsprincipes straal negeert. Alle burgers zijn gelijk, om de beroemde zinsnede uit Orwells roman Animal Farm te parafraseren, maar sommige burgers kennelijk toch net iets gelijker.

Er bestaat overigens nog een groep waarvoor een dergelijke uitzondering wordt gemaakt op de algemene regel dat elke burger in beginsel moet kunnen wonen waar hij wil: bij zogeheten woonwagenbewoners, die zo ook hun speciale band en culturele identiteit mogen bewaren. Op hun kampementen – waar de woonwagens in de praktijk allang voor enorme huizen hebben plaats gemaakt, die in weinig meer aan hun eens inderdaad mobiele bestaan herinneren – kom je er als buitenstaander ook niet in. Los daarvan heeft ook nog Rotterdam de ‘Rotterdamwet’ om de vestiging van laagbetaalde mensen af te remmen, maar hier geldt in elk geval geen etnisch criterium, als bij de Molukse wijken, en ook niet het behoud-van-de-eigen-cultuur-argument.

”Afspraak is afspraak. Die afspraak gaat terug tot de jaren zestig”, aldus de burgemeester van Hoogeveen over het feit dat alle vrijkomende huurhuizen eerst aan ”Moluks gerelateerde inwoners” aangeboden worden. Hij voegt er aan toe dat we zo’n afspraak nu weliswaar niet meer zouden maken, maar ook niet eenzijdig kunnen opzeggen. Dat wordt op een gegeven moment toch de vraag, als zo’n afspraak te flagrant in strijd raakt met principieel veranderde maatschappelijke opvattingen. Er kan dan zeker een moment komen, waarop zo’n afspraak moet worden herzien, als die een te grote rechtsongelijkheid schept. Want zoals men – zolang men tenminste aan het fenomeen van de bijzondere scholen als zodanig vasthoudt – moslims niet kan ontzeggen wat men aan christenen gunt, zo kan me ook niet vrolijk exclusief Molukse wijken aanhouden, en die voor andere etniciteiten verbieden.

Oude afspraken, die ooit worden herzien omdat ze moreel onhoudbaar zijn geworden: dat vormt de kern van vooruitgang. Toen de voormannen van de Bataafse Revolutie van 1795 in Nederland, geïnspireerd door het gelijkheidsbeginsel van de Franse, een einde maakten aan adellijke voorrechten op het terrein van de jacht en de pacht, beriepen de slachtoffers van die maatregel zich eveneens op, inderdaad, heel oude afspraken, die niet eenzijdig opgezegd konden worden. Terecht heeft men zich daarvan toen niet al te veel meer aangetrokken. Dat wordt, als het om aparte Molukse wijken gaat, nu misschien toch ook écht eens tijd.

Thomas von der Dunk is publicist en cultuurhistoricus. Hij promoveerde in 1994 op een proefschrift over de politieke en ideologische aspecten van de monumentencultus in het Heilige Roomse Rijk. Daarna was hij onderzoeker aan de universiteiten van Utrecht, Leiden en Amsterdam.

Het gif van het salafisme en de PVV

0
WILDERS-SALAFISME.JPG
Foto: © Reuters. Geert Wilders knipt een ster uit de Europese vlag voor het Europees Parlement in Brussel (20 mei 2014).

De telefoon ging. Het was een medewerkster van een programma dat door de Moslim Omroep zou worden uitgezonden. Het ging om de vrijheid van meningsuiting. ”Een groot goed, wat mij betreft”, zo repliceerde ik direct. ”Mooi”, was het antwoord, ”want het gaat ons in het tv-programma om de actie korans gratis in het land te verspreiden”. Die actie was vorig jaar al begonnen en volgens de website www.gratiskoran.nu zijn er inmiddels meer dan 30.000 korans verstuurd. Gratis en voor niets.

In het verlengde van de Koran-discussie met de alleszins vriendelijke dame aan de andere kant van de lijn, ging het over de verspreiding van salafistische lectuur. Of dat ook niet onder de vrijheid van meningsuiting viel? ”Zeker wel”, repliceerde ik, de mantra van het heilige recht van genoemde vrijheid herhalend. De dame had beet, er volgden nog wat telefoongesprekken en een afspraak werd gemaakt voor een interview over het onderwerp.

Nu zit ik zo in elkaar dat ik in eerste instantie altijd een snelle beslissing neem of ik wel of niet meedoe aan een programma op de radio of de televisie, maar dat ik er vaak nog een nachtje of twee over laat gaan of ik het écht wel wil. En zo kwam ik me te herinneren dat ik de laatste keer dat ik een interview gaf voor de Moslim Omroep, ik achteraf, na schouwing van het programma, vond dat er wel erg selectief geknipt was geweest in de uitzending. Mijn al te kritische opmerkingen over soennieten, het ging over Syrië en het conflict tussen soennieten en sjiieten, hadden de montagetafel niet overleefd, en mijn kritische opmerkingen over sjiieten kwamen prominent naar voren. De uitzending reflecteerde niet mijn visie op een en ander.

Toen kwam er een tweet voorbij waarin melding gemaakt werd van de moord op een homoseksueel in IS-gebied. Nu begaat IS veel moorden op alles en iedereen die het niet eens is met de IS-interpretatie van de islam. Maar wat mij bijzonder schokte is dat de tweet meldde dat de man vermoord was door hem van een flatgebouw te gooien. Precies wat al jaren geleden eens gezegd werd door een Amsterdamse – salafistische – imam.

Ik begon te twijfelen aan mijn medewerking aan het programma. Nu weet ik wel dat salafisten te pas en te onpas roepen dat ze niets moeten hebben van de gewelddadige jihadisten van de ‘Islamitische Staat’, maar vast staat dat salafistische jongeren een dankbare kweekvijver van IS-ronselaars zijn. Dat toont onderzoek in Tilburg ook aan. 

Ik dacht: ik ben er gek om voor het oog van de natie te verklaren dat de vrijheid van meningsuiting ook geldt voor het verspreiden van Korans en salafistische literatuur. Dat mogen ze, zonder meer, maar die vrijheid hoef ik op tv niet te verdedigen. Ik belde af. Tot groot ongenoegen van de dame van de Moslim Omroep. Maar ik bleef bij mijn standpunt.

Niet lang daarna bereikte mij een mail van het Collectief tegen Islamofobie en Discriminatie (CTID) waarin zij een open brief aankondigde aan Tweede Kamervoorzitter Anouschka van Miltenburg over de schandalige bewoordingen die PVV-Tweede Kamerlid Machiel de Graaf koos in het integratiedebat dat onlangs werd gehouden. De Graaf maakte melding van “de baarmoeder” van moslima’s die nog meer moslims op de wereld brengen die uiteindelijk de ondergang van onze cultuur zullen bewerkstelligen. Het gebruik van de term baarmoeder is typisch voor totalitaire ideologieën, de baarmoeder die jonge communisten voortbrengt of jonge fascisten. De PVV mag graag de link leggen tussen islam en fascisme. Het was beneden alle peil.

Ik besloot de brief mede te ondertekenen. En weer liet ik er een dagje overheen gaan. Ik kwam er deze keer echter niet op terug. Ik heb me altijd tegen het gif van de PVV verzet, en dat doe ik nu ook. En zo verzet ik me ook tegen het gif van het jihadi-salafisme. Ons Nederland is gebaat bij de stem van het midden. Die pretendeer ik te vertegenwoordigen, en ik wijs extremisme, uit welke hoek die ook komt pertinent af, soms direct, en soms na een nachtje slapen.

Jan Jaap de Ruiter is arabist aan de Tilburg University. Hij houdt zich bezig met de status en rol van het Arabisch en de islam in West-Europa en Marokko. Hij publiceert over beide thema’s in diverse talen, waaronder in het Frans, en gaat het debat erover aan in nationale en internationale context. In heden en verleden heeft hij in menig Nederlands en Europees onderzoeks- en ontwikkelproject geparticipeerd. Volg hem op Twitter: @janjaapderuiter

Asscher over monitoren Turkse organisaties & bewegingen: ‘Ik ga het niet loslaten’

0

‘In de Kamer heb ik gezegd dat we niet achter een krant met gaatjes in een theehuis gaan zitten. Dat gaan we niet doen. Wat ik wel ga doen is: ik ga het niet loslaten.’ Dat zegt vice-premier en minister Lodewijk Asscher (Sociale Zaken) in een interview met Zaman Vandaag over het monitoren van Turkse organisaties en bewegingen in Nederland. ‘Ik ga niet zeggen: ‘Dit onderwerp interesseert mij niet meer, het is niet belangrijk’. Nee, ik heb al afgesproken met de organisaties dat we verder praten in januari.’

U wilt Turkse organisaties en bewegingen monitoren, vijf jaar lang. Gaat u uw besluit nog herzien naar aanleiding van de ophef die daarover is ontstaan?

‘Waar het natuurlijk om gaat is om te zorgen dat het goed gaat met de Turkse Nederlanders. Dat zij meedoen in de samenleving, niet gediscrimineerd worden, zich thuis voelen in dit land en aan het werk komen omdat hier hun toekomst ligt. Het onderzoek naar de Turkse organisaties was gedaan om er achter proberen te komen in hoeverre Turkse Nederlanders zich daarin belemmerd voelen. Ik heb al eerder gezegd: ‘Monitoren is denk ik niet handig gekozen’. Ik heb geen toezichtrol zoals een veiligheidsdienst, ik ben integratieminister. Het is belangrijk dat we elkaar nu niet loslaten en dus ook met het oog op de integratie van vooral Turks-Nederlandse jongeren samen afspraken maken. Bij integratie hoort ook dat je soms met elkaar moeilijke onderwerpen bespreekt, elkaar kritische vragen stelt, maar wel vanuit de gezamenlijke verantwoordelijkheid dat het goed moet gaan met iedereen die in het land woont, dus ook met de Turkse Nederlanders.’

Kortom: u gaat toch monitoren?

‘Nou, wat ik ga doen is: ik ga met die organisaties samen afspraken maken over wat nu in de weg staat van Turkse jongeren om te integreren. Afspraken maken om te kijken of de werkloosheid omlaag kan in die groep en over hoe we omgaan met discriminatie. Maar ook gaan de organisaties mij informeren over hoe ze omgaan met vrijheid van godsdienst. Om misschien van geloof te veranderen of van organisatie te veranderen. Dat gaan we samen doen.’

Hoe gaat u de organisaties en bewegingen monitoren?

‘In de Kamer heb ik gezegd dat we niet achter een krant met gaatjes in een theehuis gaan zitten. Dat gaan we niet doen. Wat ik wel ga doen is: ik ga het niet loslaten. Ik ga niet zeggen: ‘Dit onderwerp interesseert mij niet meer, het is niet belangrijk’. Nee, ik heb al afgesproken met de organisaties dat we verder praten in januari. Dat ze bijvoorbeeld rond het informeel onderwijs mij zullen tonen hoe ze dat vormgeven, dat we het gesprek aangaan over de positie van de jongeren.. Dat is het werk van de minister van integratie.’

Het NRC Handelsblad publiceerde een stuk van de wetenschappers achter het onderzoek naar de organisaties en bewegingen. Ze claimen dat u het onderzoeksrapport verkeerd heeft begrepen. Klopt dat?

‘De onderzoekers hebben daar twee maanden mee gewacht. Ik heb in september hun onderzoek naar de Kamer gestuurd met een brief. In die brief staat dat ik juist wegens de positieve ervaring van de samenwerking met de Turkse gemeenschap rond de moskee-internaten niet nóg een nieuw onderzoek wil laten uitvoeren, maar dat ik het op een andere manier wil doen. Dat ik in gesprek ga met die organisaties zelf, en dat heb ik sindsdien ook gedaan. Die twee onderzoekers menen het artikel in de NRC te hebben geschreven als reactie op de ophef die is ontstaan. Ik vind dat ingewikkeld. Ik heb in september de brief naar de Kamer gestuurd, en daarna zijn al die gesprekken geweest; het is een beetje mosterd na de maaltijd.’

U claimt dat de organisaties en bewegingen niet transparant zijn. Wat verstaat u onder transparantie? Mensen van de Gülen-beweging stellen in een brief een ’transparantiewet’. Hoe stat u tegenover zo’n wet?

‘Er zijn natuurlijk allerlei wetten die aspecten van transparantie reguleren. Waar het mij veel meer om gaat is dat je in openheid zaken bespreekt hoe financiering geregeld is, wat voor beleid er gevoerd wordt, wie er verantwoordelijk is. Dat maakt het mogelijk om elkaar aan te spreken. Ik denk dat meer transparantie meer duidelijkheid geeft over waar het geld vandaan komt, wie er aan de touwtjes trekt en hoe we omgaan met lastige onderwerpen. Meer transparantie helpt ook bij de emancipatie van de organisaties.’

Uit diverse onderzoeken blijkt dat het overgrote deel van de Turkse Nederlanders gericht is op Turkije, onder meer door de invloed en bemoeienis van de Turkse regering. Waarom denk u dat Turkse Nederlanders gevoelig zijn voor beïnvloeding vanuit Turkije en hoe wilt u dat bestrijden?

‘Ik denk niet dat de meeste Turkse Nederlanders gericht zijn op Turkije. Ik denk dat veel Turkse Nederlanders gericht zijn op hun toekomst hier en natuurlijk een binding hebben met het land waar hun ouders vandaan komen. Dat lijkt mij ook niet zo vreemd. Waar het mij om gaat is dat je waar wordt dat de Turkse overheid zich niet bemoeit met de keuzes die Turkse Nederlanders hier maken en dat je dát in vrijheid kan doen. Ook daarbij denk ik dat veel Turkse Nederlanders mans genoeg zijn om te zeggen ‘hoepel op uit mijn moskee en bemoei er niet mee’, maar dat is wel degelijk een onderwerp dat leeft, wat ik ook proef in de gesprekken met Turkse Nederlanders, wat ze misschien niet in volle zaal zullen zeggen maar wel één-op-één. Je ziet dat er een heel actief beleid wordt gevoerd gericht op de Turkse diaspora en ik zeg heus niet dat de Turkse Nederlanders daar meteen van omvallen, maar ik wil graag zeker weten dat hun vrijheid om zelf keuzes te maken wordt beschermd.’

Wat vindt u ervan dat Turkse burgers buiten Turkije mogen deelnemen aan verkiezingen in Turkije?

‘Eén van de belangrijke onderwerpen die ik aansnij, één van de gevoelige onderwerpen, is groepsdruk. Vaak zie je dan twee dingen: Turkse Nederlanders die zeggen ‘er is helemaal geen groepsdruk, waar bemoei jij je mee?’ en twee zinnen verder beschrijven ze hoe de spanningen in de Turkse samenleving een rol spelen in Nederland. Dát is dus een vorm van groepsdruk! Voor een Turkse Nederlander moet het natuurlijk niet uitmaken of je Koerdisch, alevitisch, Gülen, seculier, arbeiderspartij, conservatief… bent. Je maakt je eigen keuzes! Het zijn spanningen die je niet moet importeren. Dat heeft hier en daar al geleid tot incidenten waarbij de spanningen hoog opliepen. Dat hoort hier niet. Het is al treurig dat men daar elkaar naar het leven staat, met ‘daar’ bedoel ik het hele geruime Midden-Oosten. Maar dat moeten wij hier écht niet willen. Dat is ook de reden dat ik gevoelige onderwerpen bespreek, hoe vervelend dat ook is. Als Turkse Nederlanders maar weten dat zij zich daar niets van hoeven aan te trekken. Laat mensen alsjeblieft zélf hun mening vormen! Dan zullen er mensen zijn die mijn beleid goed vinden, mensen die het niet goed vinden, maar waarom zou een Turkse Nederlander zich vanwege zijn achtergrond door iemand anders dingen laten voorschrijven?’

In Oostenrijk is onlangs het financieren van imams uit Turkije verboden. Bent u van plan om ook zo’n regel in te voeren?

‘Vooralsnog ben ik nog niet iets van plan in die richting, omdat ik denk dat de krachtige emancipatie uit mensen zelf komt. Dus op het moment dat er sprake is van ongewenste beïnvloeding, verwacht ik dat veel Turkse Nederlanders daar zélf niks van moeten hebben. Het is wel belangrijk dat wij hen dan niet in de steek laten. Maar om nu meteen vergaande stappen over het verbieden van financiering… nee. Juist in het belang van de rechtstaat moet je oppassen om een specifieke financieringsbron te blokkeren. Er zijn wel uitzonderingen, zoals wanneer het nationaal belang in het geding komt. Als er bijvoorbeeld sprake is van een financiering van een politieke ideologie, zoals politieke islam, dan zouden er omstandigheden kunnen zijn dat het nodig is om daar wat aan te doen. Maar op dit moment lijkt mij het belangrijkste dat we Turken in Nederland zelf in de positie brengen om hun eigen leven te leiden. Met zo’n Oostenrijkse wet heb je dat niet meteen bereikt.’

Veel Turkse Nederlanders voelen zich gekwetst, verdacht gemaakt en weggezet door uw integratiebeleid. Wat gaat u doen om dat goed te maken?

‘Daar wordt nu een beeld gecreëerd wat flauwekul is. Ik heb in mijn politieke carrière tot nu toe juist heel goed samengewerkt met veel Turkse Nederlanders. Ik ken ook veel succesvolle Turkse Nederlanders in de politiek en daarbuiten. Zij mogen van mij verwachten dat ik in mijn beleid geen moeilijke onderwerpen schuw als dat in het belang is van hun kinderen. Dus dat zal ik doen. Niemand is er bij gebaat als we de problemen die er zijn verdoezelen en ik geloof ook niet dat je ze alleen moet benoemen. Je moet ze oplossen! Ik weet zeker dat veel Turkse Nederlanders daar precies zo over denken. Die zien hun toekomst hier en die willen daar een succes van maken.’

Het gevoel dat heerst bij veel Turks-Nederlandse jongeren is dat ze er met hun achtergrond en religieuze identiteit niet bij mogen horen. Dat de ontvangende samenleving daar moeite mee heeft. Hoe moeten we daar mee omgaan om die jongeren bij de les te houden?

‘Ik denk dat het heel belangrijk is dat de jongeren zien dat ze ook beschermd worden door de Nederlandse overheid. Dat de grenzen die we stellen en die hardheid die bespeurd wordt, er ook is om ze te beschermen. Veel jongeren hebben het moeilijk op de arbeidsmarkt. Mijn boodschap is altijd: blijf toch je best doen, blijf het proberen, blijf in jezelf investeren. Maar we weten dat discriminatie een rol speelt, dus ik heb in maart van dit jaar een actieplan over arbeidsmarktdiscriminatie naar de Kamer gestuurd. Dat plan is strenger dan dat van vorige regeringen. Er staat bijvoorbeeld in dat de overheid geen zaken meer zal doen met bedrijven die discrimineren, dat we de namen bekend gaan maken van bedrijven die discrimineren. Maar vooroordelen… die kan je niet bij de wet verbieden. Daar is meer voor nodig. Daarvoor moet je elkaar ontmoeten. En ik vind het dus ook belangrijk dat we elkaar ontmoeten. Dat betekent niet dat mensen niet trots mogen zijn op hun Turkse identiteit of geloof, maar wel dat je mensen mag vragen nieuwsgierig naar de ander te zijn. Alle gelovigen hebben het volste recht hun eigen geloof te hebben. Maar door nieuwsgierigheid naar elkaar en door je ook in elkaar te verplaatsen kunnen spanningen weggenomen worden. Spanningen tussen groepen in het Midden-Oosten, Syrië, Irak, Israël, Gaza, Turkije… Die kunnen wij vanuit hier niet oplossen, maar we moeten in ieder geval zorgen dat ze ons hier in Nederland niet in de weg staan. Dus ja, ik begrijp best dat Turks-Nederlandse jongeren dat gevoel soms hebben, maar daarom is het juist zo belangrijk dat we in de wetgeving een aantal dingen veranderen. Maar daarnaast moeten we de mensen ook  duidelijk laten voelen: je toekomst is hier. Je kunt hier een enorme bijdrage leveren en dat zal dan ook gewaardeerd worden.’

Wat is het ideale integratiebeeld?

‘Het ideale integratiebeeld is dat mensen trots zijn op hun identiteit en achtergrond en in vrijheid keuzes maken waardoor ze succesvol kunnen deelnemen aan de samenleving, daar niet in gehinderd worden door vooroordelen en discriminatie en hun kinderen opvoeden in het besef dat dit een fantastisch land is om in te leven waarin je mogelijkheden vrijwel onbegrensd zijn. Zoiets. Dat klinkt wel redelijk ideaal.’

Uit recent onderzoek komt naar voren dat de meeste Nederlanders nauwelijks contact hebben met moslimsWat gaat u voor de ontvangende samenleving doen?

‘Dit soort uitkomsten zijn verontrustend – om dat woord even te gebruiken – omdat het te maken heeft met angst en dat mensen helemaal niet meer willen weten wie hun buren zijn. We maken dit land met elkaar, wij leven hier samen en onze kinderen zullen hier samen wat van moeten maken. Je mag ook de ontvangende samenleving vragen om mensen die participeren en zich aan de regels houden, een eerlijke kans te geven. Het betekent dat het nog niet goed genoeg gaat met de integratie en dit is dan de sociaal-culturele kant. Dus we hebben echt nog wat te doen. Je kunt mensen niet dwingen, en dat moet je ook helemaal niet willen. Een deel van de verwijten die nu worden gemaakt – ten onrechte – is dat ik mensen zou dwingen te assimileren. Je kunt mensen wel wijzen op wat ze hier met elkaar delen en de verplichtingen die dat meebrengt. De vrijheid die je met z’n allen bevaart kan alleen maar blijven bestaan als je ook voor de vrijheid van ‘de andere groep’ opkomt. Er zijn weinig landen in de wereld waar de godsdienstvrijheid en vrijheid van meningsuiting zo ruim zijn als hier, maar dat is niet iets dat vanzelfsprekend is of alleen maar voor één groep geldt. Daar moeten we onszelf een beetje in opvoeden, door burgerschapsonderwijs meer invulling te geven via wat wij mensen die zich hier vestigen vertellen over dit land. Organisaties en scholen kunnen daar een rol in spelen, dat is niet afdwingbaar, maar mensen kunnen wel verantwoordelijkheid dragen en een positieve bijdrage leveren.’

Is een moslim in Nederland die vijf keer per dag bidt, vast tijdens de ramadan en geen alcohol drinkt, maar hoogopgeleid is, werk heeft en participeert, geïntegreerd?

‘In beginsel wel, het maakt mij helemaal niets uit wat voor geloof iemand heeft, wat die thuis doet. Iemands geloof, of hij wel of niet gelooft, maakt mij niets uit. Het gaat mij om of je een bijdrage levert aan de samenleving, bereid bent te helpen de Nederlandse rechtsstaat te verdedigen, en of je die vrijheid ook aan een ander gunt. Dan ben ik blij. Wat veel belangrijker is, vind ik, of u ook bereid bent de vrijheid van een ander te verdedigen, bijvoorbeeld een Turk die wel drinkt of iemand die stopt met bidden. Het is belangrijk dat zij daar ook vrij in zijn. Zolang wij elkaar verdedigen, hebben wij hier een fantastisch land en heb ik er helemaal geen opvattingen over of u wel of niet drinkt. Dat gaat mij helemaal niet aan. Daar hoort de overheid ook helemaal niet naar te kijken. In de Kamer word ik vaak uitgedaagd, vooral door de PVV, om in te gaan op wat er wel en niet in de Koran staat. Ik doe daar niet aan. Ik doe niet aan theologische debatten, geloof is een privé-zaak. Zolang je binnen de regels van de rechtsstaat blijft, dat ook doorvoelt en ook de vrijheid van de ander verdedigt, mag je geloven wat je wilt. Een integratiebeleid dat gericht is op ‘je mag niet meer geloven’, is geen integratiebeleid. Ik ben zelf door mijn ouders altijd opgevoed in het besef dat de rechtsstaat en de vrijheden die daarin gegarandeerd worden het allerbelangrijkste is dat wij hier hebben. Tegelijkertijd is het iets dat fragiel is. Iets wat je moet onderhouden, waar je het over moet hebben. Ik probeer niet klinisch van achter mijn bureau de cijfers te bekijken hoe het gaat met mensen in Nederland. Ik probeer te kijken hoe je dat vooruit kan brengen. Ik geloof dat, uiteindelijk, het model dat wij hier hebben waarin mensen zelf hun persoonlijke vrijheid hebben, mensen de meeste ruimte geeft om zich te ontplooien, zichzelf te zijn en gelukkig te worden. Dus ik zal dat altijd verdedigen. In Nederland gaan wij mensen niet bedreigen om wie zij zijn.’

Hebt u een laatste boodschap die u kwijt wil?

‘Laat je niet door anderen vertellen wat je moet denken, maar vorm een eigen oordeel zoals de meeste Turkse Nederlanders die ik ken ook doen. Veel Turkse Nederlanders zijn veel geëmancipeerder dan dat sommige media claimen. Die volgen hun eigen koers en hebben hun eigen politieke opvattingen, die laten zich ook niet door iemand anders vertellen op wie ze moeten stemmen en die hechten aan de eigen identiteit en geloof. Zij hechten zich ook zeer aan de vrijheid die ze in Nederland ervaren.’

Ontwrichtende afdaling in de menselijke ziel

0
Een tocht naar de krochten van de menselijke ziel, die steeds meer geperforeerd geraakt door een teloorgaande westerse cultuur. Dat is Waste land, het nieuwe geesteskind van de Vlaamse regisseur Pieter van Hees.

Waste land is het sluitstuk van de trilogie Anatomie van liefde en pijn, en misschien wel de donkerste van de drie. Na etappes die leidden langs het horror-genre en komedie, treft regisseur Pieter van Hees het hart van zijn thematiek: op het snijpunt tussen psychologische uitdieping en de onbehaaglijkheid van de doorgeschoten verbeelding. De contouren van de film zijn geïnspireerd door het gedicht The waste land van de Amerikaans-Britse dichter, toneelschrijver, cultuurfilosoof en literatuurcriticus Thomas Stearns Eliot, die hij schreef in de nasleep van de Eerste Wereldoorlog. Het gedicht schetst een moderniteit in moreel en fysiek verval, die de menselijke psyché en relaties mee in de afgrond zuigt.

Ook Waste land toont hoe honderd jaar later de fundamenten nog steeds aan diggelen liggen. Met unheimliche openingsbeelden van vuilnisbelten, verlaten parkeerterreinen en mensen die te slapen liggen in parken en auto’s wordt de toon meteen gezet: in deze desolate, vernietigde wereld is de mens alleen en geïsoleerd. Ook het Brusselse hoofdpersonage, rechercheur Leo Woeste (de door de broeders Dardenne ontdekte Jérémie Renier) bevindt zich in een ruimte tussen zijn en niet-zijn. Hij zuigt, zoals zijn vrouw Kathleen (Natali Broods) opmerkt, alles op als een spons. Van zijn intussen dementerende vader kreeg hij van kindsbeen af te horen dat hij zijn schouders altijd moet rechten en niet mag verzwakken. Het afbrokkelende universum weegt op hem dan ook loodzwaar. Hij staat onder de constante druk te presteren in een wereld die steeds minder samenhang vertoont.

Persoonlijkheidscrisis
Wanneer zijn vrouw hem vertelt dat ze zwanger is, is Leo aanvankelijk gelukkig. Maar snel komt hij erachter dat zijn vrouw twijfelt aan zijn capaciteiten als vader en dreigt het kind te willen laten weghalen. Ook al zorgt hij voor Jack, Kathleens zoontje, als voor zijn eigen kind, zijn gemoedswisselingen en grillen, die ze toeschrijft aan zijn werk als inspecteur moordzaken, baren haar grote zorgen. Daarop stelt Leo voor om zijn job op te geven, al is het kwaad geschied: de twijfel en onzekerheid maken zich steeds meer meester en hij verliest alle grip op de werkelijkheid.

Niet toevallig valt de bekendmaking van de zwangerschap samen met een andere gebeurtenis, die eveneens de afwikkeling van Leo’s persoonlijkheidscrisis inluidt, meer bepaald de vondst van het levenloze lichaam van een jonge Congolees in een vuilzak in het water (verwijzing naar dode zeeman in Eliots gedicht, die ook in het water wordt gevonden). Leo raakt steeds meer geobsedeerd in de zoektocht naar de dader en in zijn behoefte om de zus van het slachtoffer, Ayscha (een zeer overtuigende Babetida Sadjo), te beschermen.

Hij dompelt zich onder in de wereld van Matongé, de Congolese Brusselse wijk, en raakt er steeds dieper door geïntegreerd. Die onderdompeling brengt hem eens te meer aan het wankelen: behorend tot een familie die grote bewondering koestert voor Leopold II, en zelfs beweert ervan af te stammen, komt hij tot de vaststelling dat de (spi)rituele, instinctieve en sensuele oerwereld van de eens onderdrukte Congolezen rijker en meer betekenisvol is. De Afrikaanse cultuur steekt pijnlijk af tegen het klimaat van zelfmoord plegende criminelen, platvloerse feestjes mèt polonaise en hedonistische drugsparty’s waar Woeste deel van uit maakt.

Eliots gedicht brengt eveneens het Engelse koloniale verleden in India naar voor. Ook schenkt het veel aandacht aan primitieve rituelen en stammen. En laat net dat ook hetgene zijn dat Leo’s interesse wekt. Zo geraakt hij geïntrigeerd door de Congolese transformatierituelen en de duiveluitdrijvingsbeeldjes, die het slachtoffer verhandelde. Hij krijgt een video te zien waarin de hoofdverdachte van de moord, Meneer Géant, een blanke die tijdens de kolonisatie in Congo heeft gewoond, deelneemt aan een ritueel om slang te worden. Als hij een van zijn medewerkers om uitleg vraagt, antwoordt die hem dat in Congo het onzichtbare zichtbaar kan worden. Vanaf dan beginnen ook voor Leo alle grenzen tussen zichtbaarheid en onzichtbaarheid, tussen aanwezigheid en afwezigheid, tussen realiteit en verbeelding te vervagen. Hij krijgt waanvoorstellingen en angstvlagen, net zoals Eliot, die terwijl hij The Waste land schreef aan een zenuwinzinking leed.

Iedereen Leo
Géant is dan ook de figuur waarin alle obsessies, angsten en frustraties van Leo in culmineren. Hij is het contactpunt tussen verbeelding en realiteit, tussen de Congolese cultuur en de Westerse, tussen duivel en verlosser. Hij verwoordt de teloorgang van de Westerse en Belgische beschaving: “Hier sluipt men zelfs crèches binnen om er kinderen te vermoorden”, verwijzend naar de moordpartij van psychopaat Kim de Gelder.

Zo staat Waste land weliswaar bol van de metaforiek en de literaire en historische verwijzingen, toch verslapt de aandacht van de kijker nauwelijks. Daar zorgen zowel de sterke acteerprestaties, als de zorgvuldige fotografie voor, die de duisternis op een knappe manier beteugelt. Peter van den Begin, die Leo’s collega Johnny Rimbaud speelt, bezorgt een komische ontlading op het moment dat de sfeer zwanger is van de onheilspellendheid.

Je merkt dat Van Hees geschoeid is op het horror-genre, maar dan wel de intelligente en uitgebalanceerde variant ervan. Dat de kijker zich dagen na het bekijken van de film nog steeds beklijfd voelt, is te wijten aan het feit dat er zo meesterlijk op de psychologie wordt gespeeld. De geest is resoluut protagonist in deze film: hij doet de grens tussen waan en werkelijkheid verdwijnen, en daarmee ook de grens tussen kijker en personage. We voelen ons allemaal een beetje Leo: niet het waste land is onze grootse angst, maar wel wij zelf, die zich er zoekend en schichtig in voortstrompelen.