7.6 C
Amsterdam

Afnemen paspoort jihadisten is gerechtvaardigd

Gert Jan Geling
Gert Jan Geling
Publicist. Kernlid van de denktank Liberales. Onderzoeker aan het Leids Universitair Centrum voor de Studie van Islam en Samenleving dat verbonden is aan de Universiteit Leiden.

Lees meer

De discussie over of de Nederlandse staat het staatsburgerschap van jihadisten mag afnemen woedt al lange tijd. Sinds kort is het ook wettelijk mogelijk en recentelijk besloot minister Stef Blok van Veiligheid en Justitie deze wet toe te passen op een Syrië-ganger, kort daarna gevolgd door het afnemen van de nationaliteit van drie anderen jihadisten.

De vraag of de minister zo mag handelen ligt dus niet meer op tafel. Al zou een rechter er nog met terugwerkende kracht een stokje voor kunnen steken. Rest ons nog het morele vraagstuk of het wel te rechtvaardigen is. Immers, alleen jihadgangers met een dubbele nationaliteit kunnen de Nederlandse nationaliteit kwijtraken. Dat geldt dus met name voor jihadisten met een Marokkaanse achtergrond en paspoort waar ze geen afstand van kunnen doen en bijvoorbeeld niet voor autochtone bekeerlingen. Is dat niet een dubbele standaard?

Juridisch gezien is het bezitten van het Nederlandse staatsburgerschap geen onvervreemdbaar recht. Onder internationale wetgeving is het zo dat een persoon niet langer stateloos mag zijn, dus het enige resterende staatsburgerschap mag niet afgenomen worden, maar wel een tweede nationaliteit. Daartoe heeft iedere staat die een staatsburgerschap uitgeeft het recht om het ook weer terug te nemen.

In Nederland is dat ook veelvuldig gebeurd. Daarom zou juist het niet afnemen van het staatsburgerschap voor het in dienst treden in een vreemde krijgsdienst van een ons vijandig gezinde niet-statelijke actor, discriminerend zijn. Immers, het gebeurt al decennialang, namelijk voor Nederlanders die in krijgsdienst van een vijandige staat treden. Zo is in de jaren negentig de Nederlandse nationaliteit afgenomen van personen met de Joegoslavische nationaliteit die voor het Servische leger tegen de NAVO vochten. Verder terug in de geschiedenis was dat ook het geval voor de vele duizenden Nederlanders die in de Tweede Wereldoorlog voor de nazi’s streden, evenals voor diegenen die in de jaren dertig vochten voor de marxisten in Spanje.

Het is een praktijk die dan ook zeker te rechtvaardigen valt met het beroep op de veiligheidssituatie. In Europa hebben we de laatste jaren te maken met een golf van terroristische aanslagen waar geregeld teruggekeerde Syrië-gangers bij betrokken zijn. De veiligheidsdiensten hebben niet de capaciteit alle terugkeerders voldoende te volgen en sommigen verdwijnen dus uit het zicht. Daarnaast wordt het steeds duidelijker dat deradicaliseringstrajecten niet of nauwelijks werken. Er zijn slechts weinige gevallen bekend van personen die in een dergelijk traject gederadicaliseerd zijn. De meeste personen die in Nederland zijn gederadicaliseerd zijn dat niet dankzij het deradicaliseringstraject dat ze gevolgd hebben.

We lopen het risico dat we hier te maken krijgen met een golf van gebrainwashte, nog steeds radicale terugkeerders die getraumatiseerd zijn en gevechtservaring en connecties hebben. Zonder veel uitzicht op deradicalisering, met beperkte mogelijkheden om hen voor langere tijd op te sluiten en de beperkte capaciteit binnen de veiligheidsdiensten om hen continue in de gaten te houden, houdt een fundamentele veiligheidsdreiging in.

Voorts verminderen we met het voorkomen van terugkeer van jihadgangers ook de potentiële negatieve invloeden die ze kunnen hebben op de verschillende moslimgemeenschappen en de rol die ze kunnen spelen bij de radicalisering en ronseling van nieuwe generaties potentiële jihadisten. Een prominente rol van deze terugkeerders bij een nieuwe radicaliseringsgolf is zeker niet uitgesloten en ook daarmee dienen we dus absoluut rekening te houden. Onze jongeren zouden dan ook daartegen beschermd moeten worden.

Tot slot wordt ook wel beargumenteerd dat het afnemen van het Nederlandse staatsburgerschap Marokko voor een groot probleem zou stellen. Dat is echter maar zeer de vraag aangezien Marokko bekend staat om de harde aanpak van jihadisten. De kans is dus klein dat men daarnaartoe trekt. Het enige fundamentele probleem met deze kwestie is het feit dat zonder kans op terugkeer naar Nederland de meeste jihadisten achter zullen blijven op het strijdveld van het Midden-Oosten. Een besluit waarmee onze veiligheid dus gebaat is, kan daarmee negatieve consequenties hebben voor de veiligheid elders. Daarom is het, indien we het afnemen van de Nederlandse nationaliteit van jihadisten willen kunnen blijven rechtvaardigen, van groot belang dat we hen tegelijkertijd ook blijven bestrijden in de landen waarin ze op dit moment actief zijn, zoals Syrië en Irak. Daarnaast moet een forse bijdrage geleverd worden aan de wederopbouw van deze landen. Zo kunnen we compenseren voor wat onze staatsburgers – en mogelijk onze toekomstige ex-staatsburgers – in die landen kapot hebben gemaakt.

Nu u hier toch bent...

Goede journalistiek kost geld. Leden en donaties maken onze gebalanceerde berichtgeving over biculturaliteit, zingeving en vrijheid mogelijk. Steun ons daarom als u ons werk belangrijk vindt.

Vertel mij meer!
- Advertentie -