Op 12 november 2011 werden Quinsy Gario, Jerry Afriyie, Siri Venning en Steffi Weber gearresteerd bij de landelijke Sinterklaasintocht in Dordrecht. Ze droegen T-shirts en borden met de tekst ‘Zwarte Piet Is Racisme’. Deze zeer hardhandige politiearrestatie werd het begin van een succesvolle, activistische campagne die tien jaar later heeft gezorgd voor de massale vervanging van Zwarte Piet door vooral roetveegpiet. En belangrijker: hun inzet heeft bijgedragen aan het bewustmaken van Nederland van het alledaagse racisme dat in ons land onmiskenbaar aanwezig is.
Kort na de arrestatie in 2011 klopten Gario en Afriyie aan bij Art.1, het landelijk kenniscentrum discriminatie Nederland, voor steun in hun strijd tegen de politie. Op dat moment was ik bestuursvoorzitter van Art.1. Onder mijn leiding hebben we als bestuur besloten deze hulpvraag niet-ontvankelijk te verklaren. Voornamelijk omdat Art.1 zich niet ontfermt over individuele zaken. Tien jaar later kan ik zeggen: dat had ik anders en vooral beter kunnen doen.
In de maand voor de historische Sinterklaasintocht van 2011 ontving Art.1 een verzoek van activisten inzake ‘Zwarte Piet’ om inhoudelijk en juridisch advies en ondersteuning, ‘waarbij we met name overwegen om klachten in te dienen bij intochtorganisaties en/of de publieke omroep en/of via de Reclame Code Commissie bij een aantal bedrijven en/of bij het meldpunt discriminatie. We hopen een proefproces en een rechterlijke uitspraak te kunnen uitlokken’. Het had toentertijd voor medewerkers en het bestuur van Art.1 simpelweg niet de hoogste prioriteit om uitgebreid op verzoeken van anti-Zwarte Piet activisten in te gaan.
Tien jaar later kan ik zeggen: dat had ik anders en vooral beter kunnen doen
Lang was Art.1 zowel de branchevereniging van lokale en regionale antidiscriminatiebureaus, alsook het landelijk expertisecentrum op het gebied van discriminatie. In 2010 werden deze twee zaken van elkaar gescheiden. De vereniging werd formeel een stichting en de stichting werd in 2012 ondergebracht bij het grootste antidiscriminatiebureau van Nederland, RADAR.
In die jaren gingen de gesprekken, helaas, primair over de ontvlechting, reorganisatie en uiteindelijk de overname van Art.1 door antidiscriminatiebureau RADAR en veel minder over de inhoud: het voorkomen en bestrijden van discriminatie. Als bestuur zetten we ons keihard in om de continuïteit van de organisatie te waarborgen, nadat onder andere de overheidssubsidie vanuit het Rijk was wegbezuinigd. Van de ruim 24 fulltime werkplekken in 2009 was in 2011 minder dan de helft nog over. Het schetsen van deze onrustige, bestuurlijke context is overigens geen excuses voor het besluit om niet in te gaan op de hulpvraag van activisten, maar plaatst de zaken wel in enig perspectief. We waren op dat moment meer met onszelf bezig en minder met onze maatschappelijke omgeving.
Toch hadden we – had ik – meer kunnen én moeten doen voor de activisten. Los van hun juridische stappen tegen de politie, had ik bijvoorbeeld de directeur van Art.1 kunnen vragen om een landelijk of internationaal vergelijkend onderzoek naar het fenomeen ‘Zwarte Piet’ uit te voeren. Ook had ik de antidiscriminatiebureaus kunnen vragen klachten over ‘Zwarte Piet’ expliciet te registreren, zodat in de jaarlijkse discriminatiemonitor voor onder meer de landelijke politiek de omvang van het (ervaren) probleem inzichtelijk werd gemaakt. Meten is weten.
Ook had ik de directeur van Art.1 kunnen vragen publiekelijk stelling te nemen en de activisten openlijk te steunen. En ik had collega-mensenrechtenorganisaties kunnen vragen zich hard te maken voor de verdediging van het demonstratierecht als fundamenteel grondrecht. Ik had dit en nog meer kunnen doen, maar deed het niet. Omdat ik andere prioriteiten had. Bovendien: als bestuur zagen we het niet als onze rol om ons over allerlei specifieke, inhoudelijke discriminatiegronden uit te spreken. Dat was de rol van de directeur en de werkorganisatie.
Van deze smalle kijk op governance ben ik inmiddels teruggekomen. Besturen en toezichthouden kan niet zonder inhoudelijke kennis van en betrokkenheid bij de grondslag van de organisatie, in dit geval discriminatie. Wat mogelijk ook meespeelde: ik wilde mijn persoonlijke, negatieve ervaringen met Zwarte Piet als man van kleur niet laten meewegen in een professioneel oordeel. Dat spijt mij achteraf zeer, en met name in de richting van de moedige activisten. Dit was niet het type (moreel) leiderschap waar ik trots op kan zijn. Ik heb hiervan geleerd, als mens en als bestuurder. En door het delen van deze ervaring hoop ik ook anderen in vergelijkbare posities nu te weerhouden dezelfde fouten te maken als ik tien jaar geleden maakte.
Nu u hier toch bent...
Goede journalistiek kost geld. Leden en donaties maken onze gebalanceerde berichtgeving over biculturaliteit, zingeving en vrijheid mogelijk. Steun ons daarom als u ons werk belangrijk vindt.
Vertel mij meer!