10.9 C
Amsterdam

Mijn atletische prestatie in Pyongyang

Eric Hendriks
Eric Hendriks
Socioloog aan de Universität Bonn. Essayist.

Lees meer

Ik rende begin april de Pyongyang Marathon, georganiseerd ter ere van de verjaardag van de ‘Grote Leider’, Kim Il-sung (1912-1994), de vader van de ‘Geliefde Leider’ Kim Jong-il (1941-2011) en grootvader van de huidige leider Kim Jong-un. De tour vertrok vanuit Peking, mijn uitvalsbasis in den Verre. Het ging mij niet om de marathon zelf. Ik vond het een mooie gelegenheid om een blik te werpen op ’s werelds meest totalitaire maatschappij en nam de renterreur op de koop toe.

Mijn familie en vrienden hadden geschrokken gereageerd toen ik ze van mijn plan verteld had: ik zou daadwerkelijk ergens gaan hardlopen?! Nu waren er naast de hele marathon ook kortere afstanden. Ik deed de tien kilometer versie van de marathon (dat is nog steeds een echte marathon hoor). Toch maakte mijn moeder zich zorgen dat ze me niet heelhuids terug zou zien. ‘Drink voldoende water onderweg!’ Vreemd. Ik weet niet waarom men denkt dat ik niet goed kan hardlopen. Ik ben juist erg atletisch, maar omdat ik nooit train, kan ik dat alleen niet vaak laten zien.

Dwars door Pyongyang
Het parcours liep dwars door het centrum van Pyongyang en begon en eindigde in een vol Kim Il-sung-stadium. Er waren Noord-Koreaanse en buitenlandse renners, onder wie professionele atleten en amateurs. Langs de brede boulevards werden we aangemoedigd door nieuwsgierige Pyongyangers. De stad zag er fleurig uit, met haar paarse bloesems en pastelkleurige gebouwen.

Zoals op iedere andere dag stonden er op kruispunten vrouwelijke verkeersregelaars in strakke uniformen. Die worden speciaal geselecteerd op lengte en lekkerheid. In Noord-Korea heb je geen reclame, dus laten ze hun modellen het verkeer regelen op grote, lege straten. Dat zouden we in Nederland ook moeten doen; goed voor de mannelijke motivatie. Een beetje zoals F1-pitspoezen, maar dan op ieder kruispunt in de binnenstad.

Omdat het koud was, droeg ik een dikke wollen sjaal. Het viel me bij de start op dat ik de enige besjaalde renner was. Ondertussen rende mijn Zweedse vriend de hele marathon met een cowboyhoed die hij in het zuiden van de Verenigde Staten had gekocht. Dat was omdat hij zijn kapsel wilde verbergen. Zijn laatste knipbeurt had rampzalig uitgepakt. Ergo: we waren niet erg aerodynamisch.

Maar ik liet mij motiveren door de pitspoezen en Kim Il-sung en zette uiteindelijk toch een scherpe tijd neer. Tien kilometer in één uur, vijfendertig minuten en negen seconden. Het was goed voor de vierentachtigste plek. Ik was de snelste van alle langzame renners. Omdat ik zó ruim in de tijd zat, kon ik zelfs tijdens de race nog wat foto’s nemen met mijn lieftallige lokale tienerfans, die met een camera langs de weg stonden en mij even exotisch vonden als ik hen (zie foto). De twee Britse pubtijgers van in de vijftig, die ik in het hotel had uitgedaagd omdat ik dacht dat ik ze als begin-dertiger wel aankon, bleven me helaas voor. Maar ik liet een bejaarde Chinese man ver achter me. Je had hem moeten zien waggelen, ‘t zag er niet uit! Vlak voor de finish sprintte ik een bebierbuikte Roemeen voorbij. Hij deed net alsof het hem niet uitmaakte wie van ons eerder finishte. Loser!

Tijdens het wachten op mijn Zweedse vriend, die de hele afstand rende, bezoop ik me met drie oudere Noord-Koreanen in een tentje naast het stadium. Ik schoof aan waar plaats was en werd opgenomen in het drankfestijn toen bleek dat ik wat Koreaanse woordjes kende. De zelfverzekerde uitstraling van mijn tafelgenoten deden mij doen vermoeden dat ze partijkader waren. We troffen op een gegeven moment zelfs een diplomatieke conclusie: ‘Nederland (is een) vriend’ (nedeollandeu chingu). Maar de stemming sloeg om toen een Noor uit mijn groepsreis-gezelschap, die in de tafel naast ons was komen zitten, foto’s van ons begon te maken. Suf. De gidsen hadden ons nog zo gewaarschuwd: maak geen ongevraagd foto’s van mensen. Bovendien lijkt mij dat kaderleden zich sowieso niet graag in beschonken toestand laten fotografen door en met buitenlanders. Eén van de Koreanen werd boos en dwong de Noor de foto’s te wissen. Vervolgens richtte zijn wantrouwen zich ook op mij. Hij vroeg of ik ook foto’s had. Ik antwoordde ‘niet hebben’ (eopseoyo). Die woordjes, wellicht in combinatie met mijn warrige Boris Johnson-achtige haar, bleken dermate ontwapenend, dat we al snel weer aan het drinken sloegen.

Het menselijke en het totalitaire
Het reisbureau waar we mee reisden, bestaat al sinds begin jaren negentig. Medeoprichter Nick Bonner bracht in 2001 de bekende Britse journalist Christopher Hitchens (1949-2011) het land in. Hitchens schreef na afloop het vernietigende essay Visit to a small planet over Noord-Korea. Toen ik Bonner enkele maanden geleden in een Pekings café naar Hitchens vroeg, noemde hij het een vergissing dat hij hem had meegenomen. It was a mistake. Bonner probeert namelijk de menselijke kant van het leven in Noord-Korea te tonen. Het is inderdaad waar dat je zonder dat humanistische inzicht al snel zoiets krijgt van ‘laten we een grote bom op dat land gooien’. Bonner heeft drie documentaires in Noord-Korea opgenomen en was één van de makers van de enige speelfilm die ontstond uit een samenwerkingsproject tussen westerse en Noord-Koreaanse filmmakers. De film werd een groot succes in Noord-Koreaanse bioscopen. Zijn empathische aanpak werpt vruchten af, maar hij had kunnen voorzien dat de kritische Hitchens zich op het totalitarisme zou richten.

Als ik Hitchens’ verslag van zeventien jaar teruglees, valt me op hoe weinig het land veranderd is. In Noord-Korea heb je sowieso vaak het gevoel dat je uit een tijdmachine bent gestapt. Alle afbeeldingen die je tegenkomt zijn ofwel geschilderd dan wel kopieën
van schilderijen. Nergens enig digitaal ontwerp. Het groezelige televisiescherm in het

Het groezelige televisiescherm in het restaurant van het Yanggakdo Hotel – wellicht daar aangebracht ten tijde van de opening van het hotel in 1996 – herhaalde de beelden van de ontmoeting tussen Deng Xiaoping en Kim Jong-il in 1983. Eigenlijk staat het hele land op replay. De leiderschapscultus rond Kim Il-sung is uitgegroeid tot een versteende traditie, waar zijn zoon en tenslotte zijn kleinzoon aan zijn vastgeplakt. De heilige ideologie heette eerst Kimilsungism en nu KimilsungismKimjongilism. Noord-Korea zit vast in een twintigste-eeuwse psychose.

Onze groepsreis werd langs allerlei symptomen van de totalitaire gekte gevoerd. Tijdens ons bezoek aan een middelbare school werden we eerst een biologiezaaltje met opgezette dieren ingegooid, om direct daarna een klaslokaal te bezoeken, waar stille, rechtopzittende leerlingen als foto-object moesten dienen. Ze leken aanvankelijk nergens op te reageren, totdat iemand uit de groep aan een kind vroeg how old are you? De klas antwoordde direct en synchroon, alsof er een knop was ingedrukt. We are thirteen years old! In weer een ander zaaltje gaf een groepje meisjes een dans- en zangvoorstelling. Op het einde werden we gesynchroniseerd, ‘spontaan’ uitgezwaaid door de geforceerd glimlachende menspoppetjes. Ik associeer zulke objectiveringen met mijn ervaringen in China, waar mensen elkaar ook geregeld tot gebruiksobjecten reduceren en weinig begrip hebben van autonome individualiteit. Hoewel ik me al jaren met dit onderwerp bezighou, is mij nog steeds niet duidelijk in hoeverre dit stalinistisch is, in tegenstelling tot de erfenis van een oudere Oost-Aziatische cultuur. Westerlingen worden er sowieso te makkelijk in meegezogen. Wij gaan opeens ongevraagd foto’s maken van Noord-Koreanen, alsof ze slechts objecten zijn. Thuis hoeft niemand ons uit te leggen dat dat niet netjes is. Wel was het geruststellend dat ik kinderen druk zag kletsen toen ik door een raam een onvoorbereid klasje binnen gluurde. Toch is het een vloek om daar op te groeien.

Nog griezeliger was het gigantische, raamloze oorlogsmuseum – een spookhuis vol wassen beelden van dode Amerikaanse soldaten en orwelliaanse leugens. We liepen over een donker bospad en door een schuilkelder. Een windmachine liet de kleding van een Amerikaans lijk wapperen. Er was plaats voor allerlei gesimuleerde oorlogsscènes, maar niet voor waarheid. Een video en bordjes stellen dat de Amerikanen de Koreaanse Oorlog (1950-1953) waren begonnen. In werkelijkheid was het Kim Il-sung met de ondersteuning van Jozef Stalin (1878-1953). Maar het meest frappante is dat de Chinese bondgenoten niet meer in het verhaal voorkomen. De meerderheid van de Noordelijke Strijdkrachten en doden waren Chinees, maar het solipsistische Noord-Koreaanse verhaal doet alsof Kim Il-sung in zijn eentje eerst de Japanners en toen de Amerikanen verslagen heeft. Er komen eigenlijk sowieso geen echte mensen voor in het Verhaal. Je hebt alleen de ‘Mythologische Leider’, een abstracte Koreaanse heldennatie en vijand-collectieven – nergens een realistische biografie of motief, van wie dan ook. Het is nog erger dan wat ik heb gezien in China en in het oorlogsmuseum van Yasukuni in Tokio, waar je tussen al het infantiliserende collectieve zelfbedrog her en der nog wat feitjes ontdekt. Het Pyongyangse oorlogsmuseum is de perfecte negatie van waarheidsvinding. De gekte druipt van de muren. Zou al die onwaarheid de zon voor eeuwig hebben uitgedoofd? Ik was opgelucht toen we na een klein uur het gebouw weer verlieten en er buiten nog steeds licht bleek te schijnen.

Juche
Helaas liet de volgende perversie niet lang op zich wachten. We bezochten Noord-Korea’s Bethlehem, het huisje waar de ‘Grote Leider’ zou zijn geboren in 1912 oftewel Juche-jaar één, het begin van de Noord-Koreaanse jaartelling. De gidsen noemden het een ‘heilige plek’, maar in deze kribbe heeft nooit een ware messias gelegen. Wel schonk deze valse profeet ons zijn Juche-‘filosofie’. Iets over de mens, de kosmos en nationale soevereiniteit. Juche is een zak woorden op het niveau van een mislukt opstel in havo drie, maar in Noord-Korea geldt het als de hoogste intellectuele prestatie van de mensheid.

We bezochten ook de Juche Toren ter ere van Kims ‘filosofie’ – honderdzeventig meter hoog, in de vorm van een faraonische obelisk. Ik ben niet bekend met andere filosofieën die een eigen toren nodig hadden om indruk te maken. De Aristoteliaanse Deugdenleer-Toren? De Spinozaanse Verlichtingstoren? In de lift omhoog werden we begeleid door een knappe, Engels-sprekende Koreaanse in een elegant jurkje. Het uitzicht boven was indrukwekkend, maar mijn Zweedse vriend had vooral oog voor de begerende ogen van de liftdame, die nog even een praatje kwam maken. Ondertussen broeide er ook in mijn gesprek met een Singaporese toeriste iets niet geheel Platoons. Misschien was het omdat we ons op de top van een groot fallisch object bevonden.

In de boekwinkel kocht ik een dozijn naar het Engels vertaalde boeken over Juche en de drie Kims, omdat je er heerlijke citaten uit kunt vissen. Zo lezen we in Exposition of the principles of Juche idea, deel vijf, uit Juche-jaar honderddrie: the single-hearted unity, the cream of the combination of the leader and the masses was well set up in the DPRK (Noord-Korea). De crème van de combinatie? De relatie tussen de ‘Leider’ en de massa is wel erg smeuïg. Ondertussen noemt de Koreaanse Arbeiderspartij zich ‘de partij van de liefde’. Wacht eens even, zo noemt Thierry Baudet Forum voor Democratie! Flauw dat de Koreanen niet toegeven dat ze die frase van Baudet hebben. (Hij heeft het trouwens weer van de Partij voor Naastenliefde, Vrijheid en Diversiteit.)

Ik begon op de laatste avond aan de Kim-lectuur. Terwijl de anderen in ons reisgezelschap zich in de hotelbar bezopen en gefascineerd converseerden over de ontdekking dat de dames in de kelder van het hotel niet alleen gewone massages gaven, lazen mijn Zweeds vriend en ik braaf Kim-boekjes in het tafeltje ernaast. Op een gegeven moment kwam onze Koreaanse gids langs. Hij had gedronken en greep naar het boek dat ik vasthield. We wisten dat hij een geintje wilde uithalen. Ik ken dat van Zuid-Korea, waar ik ruim zes maanden woonde met mijn Koreaanse verloofde. Hij stond op het punt om iets plagerigs over het boek zeggen, maar toen hij de kaft bekeek, bleek het over de wijze inzichten van de ‘Leiders’ te gaan. Oeps. In Noord-Korea vindt men grapjes over de ‘Leiders’ hé-lé-máál niet grappig. Hij legde het snel weg en pakte het boek dat mijn vriend vasthield – oei, dat ging ook over de ‘Leiders’. Hij wendde zich tot de stapel op tafel. Het bleken boeken over Juche. We keken hem aan. Zo van ‘ja, wat ga je nu zeggen?’ Hij stamelde those are great books en liep rechtstreeks richting de uitgang. We hadden hem verslagen, met Kimmie-kracht.

De tragedie van de Totale Mens
Ach, de Kimmies… Noord-Korea is in de ban van de ‘Totale Mens’ (niet te verwarren met Louis van Gaals ‘totale mens-principe’). Dit is het waanidee dat de partijelite en met name de ‘Leiders’ overal goed in zijn, alles weten en alle deugden in zich verenigen. Het dient ter legitimatie van de totalitaire gelijkschakeling. Als de ‘Leiders’ alwetend en zondeloos zijn, dan kunnen en moeten ze zich overal mee bemoeien, is de leiderschapscultus overal op zijn plaats en kan er buiten de officiële ideologie geen onafhankelijk gezag bestaan. Kim Jong-il schrijft bijvoorbeeld in On the Juche philosophy op pagina één: ‘Onze academische kringen missen nog steeds een correct begrip van de Juche-filosofie.’ Ze denken namelijk dat Juche slechts ‘zoiets is als een menselijke filosofie’. Gelukkig kan ‘Hij’ ze corrigeren, omdat ‘Hij’ een direct lijntje met de absolute waarheid heeft. The force is strong in zijn familie.

De tragedie van de ‘Totale Mens’ is dat ze illusionair is. Mensen zijn goed in verschillende dingen. Sommigen zijn nergens goed in; niemand is overal goed in. De machtigste politicus is normaliter niet – en zeker niet van nature – de beste wetenschapper, docent, atleet of huwelijkspartner. Daarom neigen moderne maatschappijen tot wat sociologen ‘statusincongruentie’ noemen. Mensen hebben verschillende posities in naast elkaar staande rangordes. ‘Grote Leiders’ en hun volgers ervaren dat echter als storend en verlangen naar de duidelijkheid van een ‘Totale Rangorde’. Dat is de totalitaire geest. De totalitaire geest tracht tegen het rommelige pluralisme van de menselijke conditie in, een ‘Totale Rangorde’ op te zetten. Ze doet alsof de verschillen tussen mensen absoluut zijn; alsof de ‘Hogeren’ in alles hoger zijn. Zodoende moet Kim Il-sung doorgaan voor een groot filosoof en zou Kim Jong-il een topgolfer zijn. Maar was Kim Il-sung écht goed in filosofie? Nee. Was Kim Jong-il écht een topgolfer? Ik denk dat hij even goed kon golven als ik kan hardlopen.

De totalitaire geest is infantiel en vernauwend, ja, en slecht, uiterst slecht, maar juist daarom zijn de Noord-Koreanen best te begrijpen. Want hoewel totalitarisme een onmenselijke regimevorm is, is het verlangen naar totalisering maar al te menselijk. Immers, als we iemand voor specifieke kwaliteiten bewonderen, wil dan niet iets in ons die persoon ‘totaal’ aanbidden? En willen we in het diepste van onze ziel, zelf niet ook gewoon ‘totaal goed’ zijn, in plaats van goed-als iets of goed-in iets, wat altijd relatief en relativeerbaar is? Ergens verlangen we allemaal naar een onmogelijke ‘Totaliteit’.

Nu u hier toch bent...

Goede journalistiek kost geld. Leden en donaties maken onze gebalanceerde berichtgeving over biculturaliteit, zingeving en vrijheid mogelijk. Steun ons daarom als u ons werk belangrijk vindt.

Vertel mij meer!
- Advertentie -