De wereld waarin wij leven is een andere wereld dan die van, zeg, tweeduizend jaar geleden. Waarom zou je je als gelovige dan nog richten op boodschappers en geschriften uit een verjaarde context? Dat stellen de Bahá’ís, een religieuze gemeenschap die in Nederland zo’n 1.500 leden kent. Zij zien een noodzaak voor een nieuwe wereldreligie.
‘Progressieve openbaring’, zo noemt Ellen Boere, lid van de Bahá’í-gemeenschap in Gouda, het idee dat de Bahá’ís drijft. ‘We geloven in vooruitgang. De wereld verandert continu en de mensheid wordt steeds volwassener. Religies veranderen dus ook steeds.’
Volgens de Bahá’ís is de goddelijke boodschap door de eeuwen heen hetzelfde gebleven: in de basis gaat het om liefde en eenheid. Maar de sociale context van die boodschap is steeds veranderd. Het is dan ook natuurlijk dat er steeds op zoek moet worden gegaan naar nieuwe manieren waarop die boodschap zich manifesteert. Goddelijke boodschappers en de tijdperken die zij inluiden volgen elkaar constant op.
Boere is onderdeel van een zestal Bahá’ís dat in Gouda samenkomt, zo ook op de tweehonderdste verjaardag van een voor hen belangrijk historisch figuur: de Báb – waarover later meer.
In Boeres gezellige woonkamer is een presentatie georganiseerd en wordt er een film over het Bahá’í-geloof getoond. In het gezelschap bevindt zich ook een moslim die met zijn collega, een Bahá’í, is meegekomen. Hij is nieuwsgierig naar dit nog redelijk onbekende geloof.
‘Veel Bahá’ís komen van een ander geloof,’ vertelt Boere, zelf van oorsprong katholiek. ‘Ik ervoer daar ontevredenheid en miste iets. Het geloof voelde voor mij als een verplichting, er was weinig ruimte voor eigen ontdekking. Op een gegeven moment kwam ik het Bahá’í-geloof tegen.’
Vooral de vraag ‘Hoe kan het dat er zoveel verschillende opvattingen van God bestaan?’ wordt veel gesteld – en door het Bahá’í-geloof dan ook beantwoord. Volgens Bahá’ís waren Abraham, Mohammed, Jezus, Boeddha en Krishna allemaal manifestaties van dezelfde God. Ze werden door God aangesteld als geschikte boodschappers die een nieuwe religie brachten, afgestemd op hun specifieke context.
Hoe wij de wereld ervaren moet fundamenteel anders zijn dan de manier waarop Jezus, Mohammed of hun volgelingen dat gedaan hebben. Onze wereld is geglobaliseerd; wetenschap en technologie spelen een grote rol in onze levens. Die veranderingen moeten we omarmen, vinden de Bahá’ís. We blijven onszelf als mensheid verbeteren, en dat is iets heel goeds.
Wetenschappelijke kennis is om die reden geen bedreiging voor de Bahá’ís, Er heerst bijvoorbeeld geen controverse over het ontstaan van de aarde: die is gewoon ‘net zo oud als de wetenschap zegt’. Bahá’ís willen een balans tussen wetenschap en religie. Er moeten vragen gesteld kunnen worden. Als dat niet kan praat je niet over geloof, maar over bijgeloof, zeggen ze.
‘Veel Bahá’ís komen van een ander geloof’
Onderdrukking van Bahá’ís
De boodschapper die het nieuwe tijdperk heeft ingeleid is Bahá’u’lláh. Maar voordat deze zich kenbaar maakte als de nieuwe boodschapper van God, werd hij in de eerste helft van de negentiende eeuw aangekondigd door de Báb.
In Iran, toen nog Perzië geheten, verklaarde een koopman dat hij de Báb (letterlijk: ‘poort’) naar een nieuwe religieuze leer was. Hij schreef daar vele heilige teksten en gebeden over. De Báb en zijn volgelingen – de bábis – werden echter ervaren als een bedreiging voor islamitische geestelijken, en werden gevangengenomen en gemarteld. In 1850 werd de Báb geëxecuteerd.
Één van zijn volgelingen, Bahá’u’lláh genoemd, verklaarde zichzelf de verwachtte verlosser en verspreidde de goddelijk boodschap. Die missie zorgde ervoor dat hij in ballingschap moest verkeren en werd verbannen naar de strafkolonie Akko in het huidige Israël. Daar verbleef hij tot het eind van zijn leven.
Met het aanbreken van het nieuwe tijdperk is er voor de Bahá’ís ook een nieuwe jaartelling begonnen. Een maand bestaat voor hen uit negentien dagen, maar door een aantal ‘schrikkeldagen’ per jaar komen ze met negentien maanden toch nog op 365 dagen per jaar uit. Na het tijdperk van Bahá’u’lláh zal er volgens de Bahá’ís weer een andere boodschapper komen.
Duizenden volgelingen van de Báb zijn vermoord in Iran, vertellen de Bahá’ís. Nog steeds leven Bahá’ís in Iran soms in onveiligheid. Het kan voorkomen dat Bahá’ís hun huis worden uitgezet of dat bankrekeningen worden gesloten. Ze worden uitgesloten van onderwijs of kunnen hun beroep niet meer uitoefenen. Sommigen vluchten.
Ook in Jemen worden Bahá’ís sinds kort vervolgd. Recentelijk veroordeelden daar autoriteiten van de Houthi, een Jemenitische rebellengroepering, Hamed bin Haydara tot de doodstraf. Haydara is nog in afwachting van het vonnis. De Houthi’s beschuldigen hem van van onder andere satanisme, ‘spioneren voor Israël’ en het willen ‘stichten van een thuisland op Jemenitische grond’. Mensenrechtenorganisaties vinden de aanklacht belachelijk. De terechtstelling zou een aanslag op religieuze vrijheid betekenen.
Ondanks deze onderdrukking blijft de gemeenschap groeien. In totaal telt het Bahá’í-geloof zo’n zeven miljoen aanhangers. Tijdens pelgrimstochten richting het Israëlische Haifa ontmoeten ze elkaar. Ook komen ze samen in bijzondere tempels van hoge architectonische kwaliteit.
‘Tijdens pelgrimstochten kom je Bahá’ís tegen van over de hele wereld,’ vertelt Boere. Voor haar is dit een bevestiging van het ideaal van eenheid dat de Bahá’ís koesteren. ‘Waar je geboren wordt is toeval, maar in de kern zijn we allemaal hetzelfde.’
Gelijkheid, vrijheid, eenheid
Toch leven we ook in een tijd van individualisme, en ook in het geloof van de Bahá’ís zie je die ruimte en aandacht voor individuele ontplooiing en verantwoordelijkheid. Opvallend is dat een persoon pas vanaf zijn vijftiende mag kiezen om tot het geloof toe te treden of niet. Er is geen sprake van een doop of anderzijds verplichte rituelen om tot het geloof toegelaten te worden.
Voor de Bahá’ís is het van belang dat iedereen God zelf kan ontdekken, en wel vanaf een ‘geschikte’ leeftijd. Het ontdekken van dit geloof kun je dan ook zonder de hulp van geestelijk leiders doen. De canonieke teksten van het Bahá’í-geloof zijn natuurlijk nog vrij jong, dus er is veel terug te vinden en het is voor iedereen toegankelijk.
Binnen het Bahá’í-geloof zijn de interpersoonlijke relaties non-hiërarchisch. Er is een bestaande structuur van ‘Plaatselijke en Nationale Geestelijke Raden’, waar het ‘Universele Huis van Gerechtigheid’ boven staat. De leden hiervan worden gekozen zonder dat daarvoor campagne gevoerd mag worden. Een geestelijke hiërarchie is er niet: iedereen is, wederom, gelijk.
De samenkomsten van de Bahá’ís steunen op samenwerking, er is niemand die het laatste woord heeft. Of dat niet ook voor veel onenigheid zorgt? ‘Natuurlijk is er ook discussie en zijn we het over dingen oneens,’ zegt Boere, ‘maar door consultatie komen we tot overeenstemming.’ Ieder lid heeft dezelfde, persoonlijke toegang tot God, zegt – en dus is er voor geen enkele individu reden om autoriteit te claimen.
‘Het is eigenlijk ook een heel praktisch geloof,’ vertelt Boere. Een deel van de samenkomsten is altijd besteed aan het gezamenlijk bespreken van zaken die binnen de gemeenschap spelen. Ook in de film Dawn of the light die in Gouda getoond wordt, wordt het beeld van actieve samenwerking onderstreept.
Dienstbaarheid, noemen de Bahá’ís dat: een teken van de volwassenheid van de mens. Bahá’ís doen niet aan traditie en rituelen. Ze vertalen hun leefregels liever naar daden, zeggen ze. In collectivistische geest wordt de lokale gemeenschap verbeterd, vaak met kleinschalige projecten, zo laat Dawn of the light zien. De film suggereert tevens wat ook Boere aanstipt: de actieve gemeenschap bestaat voor een groot deel uit jongeren.
‘God is de liefde, intelligentie en rechtvaardigheid als zodanig, en de mens zijn hoogste schepsel’
De principes die de Bahá’ís nastreven zijn eenheid (van God, van religie, van demensheid), vrede en gelijkwaardigheid. Ook de gelijkwaardigheid van man en vrouw staat hoog op de agenda. Maar daarnaast bestaat de verzameling principes ook uit een aantal controleerbare oplossingen, zoals de toepassing van een universele ‘hulptaal’ waarmee alle 7,5 miljard inwoners van planeet aarde met elkaar kunnen communiceren, en mondiaal verplicht onderwijs.
‘God is de liefde, intelligentie en rechtvaardigheid als zodanig, en de mens zijn hoogste schepsel’, staat er in een boekje dat de Bahá’í-denkbeelden uiteenzet. Het Bahá’í-geloof is daarmee uitzonderlijk positief: God is rechtvaardig en religie moet de oorzaak van liefde en genegenheid zijn. Als religie de oorzaak van oorlog is, kan ze er beter niet zijn.
En hoe zit het met het leven na de dood? Er is volgens Bahá’ís wel sprake van een hiernamaals, maar ze bespreken dat lang niet zo gedetailleerd als bijvoorbeeld de Koran of de Bijbel doen. In de Bahá’í-geschriften wordt vooral geschreven over het voorbestaan van de ziel.
De canonieke teksten van de Bahá’ís zijn op een poëtische manier opgeschreven. Ze behoeven geen uitgebreide allegorische uitleg. Bahá’u’lláh schreef bijvoorbeeld: Men beroeme zich er niet op zijn vaderland lief te hebben, maar stelle er een eer in de wereld lief te hebben. Nationale grenzen zijn illusies; de wereld is één.
Het eenheidsstreven van de Bahá’ís genereert ook een politiek wantrouwen. Bahá’í willen zich liever niet met de politiek, zoals deze nu is, bezighouden. Dat er in Nederland verschillende partijen zijn – die ook nog eens op allerlei verdelende ideeën gebaseerd zijn – druist in tegen het geloof in eenheid. De wereldreligie die de Bahá’ís voor ogen hebben veronderstelt dus ook een alternatieve wereldorde.
‘De blauwdruk ligt al klaar,’ zegt Boere. De Bahá’í-gemeenschap wordt regelmatig op de hoogte gesteld van de plannen en voortgang door het Universele Huis van Gerechtigheid. Daarbij gaat het vooral om de versterking van sociale betrokkenheid en dienstbaarheid. Er worden ook economische zaken besproken die een alternatief vormen voor huidige politieke systemen. De updates worden uitsluitend aan leden van de Bahá’í-gemeenschap gericht, maar zijn niet geheim: iedereen kan de plannen inzien.
Maar de capaciteitsopbouw verloopt niet vlekkeloos. Bahá’ís promoten hun religie nauwelijks (vergeleken met Jehova’s, bijvoorbeeld) en moeten dus vertrouwen op de aantrekkingskracht van hun ideeën. De Bahá’í-gemeenschap wil groeien, maar is er niet op uit om zieltjes te winnen.
Een kleine disclaimer is dan ook dat het niet het doel van de de Bahá’ís is om alle andere religies te zien verdwijnen. Dat geldt wel voor de oorlog en onenigheid die religie voortbrengt. Wat overblijft is ‘eenheid in verscheidenheid’.
Nu u hier toch bent...
Goede journalistiek kost geld. Leden en donaties maken onze gebalanceerde berichtgeving over biculturaliteit, zingeving en vrijheid mogelijk. Steun ons daarom als u ons werk belangrijk vindt.
Vertel mij meer!