Burgemeester van Rotterdam, Carola Schouten, wil niet dat mensen die omkijken naar ongedocumenteerden hiervoor gestraft kunnen worden. Met dit standpunt komt ze recht tegenover Leefbaar Rotterdam te staan.
Gisteren debatteerde de Rotterdamse gemeenteraad over de asielnoodmaatregelenwet, die eerder door de Tweede Kamer werd aangenomen. Na de vakantie zal de Eerste Kamer zich buigen over het voorstel, dat onder andere illegaliteit en hulp aan illegale migranten strafbaar stelt.
De burgemeester noemt de nieuwe asielwet ‘een gevalletje van grote haast en weinig nadenken over de consequenties’, schrijft Rijnmond. ‘Als burgemeester vind ik het onacceptabel dat mensen die naar een ander omzien, die barmhartigheid betonen, die zorgen dat iemand in een ingewikkelde situatie nog ergens eten krijgt of onderdak, dat we dat gaan bestraffen in dit land’, zegt Schouten volgens de lokale nieuwszender.
Volgens Leefbaar Rotterdam heeft de burgemeester echter weinig te willen als deze voorstellen inderdaad wet worden. In dat geval heeft ze zich aan de wet te houden, zegt Simon Ceulemans van de partij. Hij wil van haar weten welke rol de gemeente dan zal spelen, een vraag die tijdens het debat onbeantwoord bleef.
Volgens mediawetenschapper Mirjam Vossen is het trouwens niet bevorderlijk om de term ‘illegaliteit’ keer op keer te herhalen. Het herhaalt precies het frame dat activisten willen bestrijden, namelijk dat mensen zonder verblijfsvergunning illegaal zijn, en dus verdacht of ongewenst. In plaats daarvan zou de aandacht gevestigd moeten worden op de vraag: hoe gaan we om met mensen die bescherming zoeken?, zo schrijft ze op de opiniesite Joop.
Wat was de inzet van Nederland toen Europese ministers van Buitenlandse Zaken deze week besloten geen actie te ondernemen tegen Israël? Dat willen Tweede Kamerleden weten van Caspar Veldkamp, en wel vóór donderdag 24 juli.
Tweede Kamerlid Jan Paternotte (D66) stelde samen met collega’s Kati Piri (GL-PvdA), Derk Boswijk (CDA), Sarah Dobbe (SP), Christine Teunissen (PvdD) en Laurens Dassen (Volt) afgelopen woensdag een aantal spoedvragen aan demissionair minister van Buitenlandse Zaken Veldkamp.
Op dinsdag kwam hij samen met andere EU-ministers bijeen om te bespreken of er maatregelen moesten komen tegen Israël, nu uit onderzoek was gebleken dat het land de mensenrechtenverplichtingen schendt onder artikel 2 van de EU-Israël-associatieovereenkomst. Een lijstje met mogelijke acties lag al klaar, maar de ministers besloten het nog even aan te kijken. Een week eerder had de EU namelijk een deal gesloten met Israël over het toelaten van meer hulp, en die hulp kwam nu op gang.
Hier nemen de Kamerleden geen genoegen mee. ‘Heeft u voorgesteld sancties in te stellen? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?’ luidt de eerste vraag. Ze willen ook weten op welke manier Veldkamp opvolging gaf aan zijn eerdere uitspraak dat hij bereid was als Nederland zelf stappen te zetten als er op 15 juli nog geen bestand zou zijn en de EU geen overeenstemming zou bereiken.
Hulp op gang?
Ook de veronderstelling dat humanitaire hulp op gang is gekomen, wordt door de Kamerleden kritisch bevraagd. Veldkamp beweerde dat er maandag 180 vrachtwagens met noodhulp naar Gaza gingen. Volgens de NOS is het onduidelijk waar hij dit aantal op baseert. Volgens Egypte hebben de nieuwe afspraken met de EU nog helemaal niet geleid tot extra humanitaire hulp aan de belegerde Palestijnse enclave.
De Kamerleden willen weten waar Veldkamp de aantallen op baseert. Ook willen ze van hem weten welke afspraken er precies zijn gemaakt en welke acties er volgen als Israël zich niet aan deze afspraken houdt. De EU heeft toegezegd elke twee weken te controleren of de humanitaire hulp wordt geleverd. Aangezien de afspraken met Israël op 10 juli werden gemaakt, zou de eerste controle op 24 juli moeten plaatsvinden.
De Israëlische aanvallen in Damascus laten Turkije, de belangrijkste bondgenoot van de nieuwe Syrische machthebbers, niet ongemoeid. ‘Als er een Syrisch verzoek komt, dan is Turkije bereid om de verdedigingscapaciteiten van Syrië op te schroeven’, schrijft de islamitische krant Yeni Şafak.
Dat doen ze naar eigen zeggen op basis van ‘bronnen bij het ministerie van Defensie’. Officieel is er vanuit het ministerie alleen meegedeeld dat de Israëlische aanvallen een provocatie zijn.
Turkije mengt zich, net als Israël, maar al te graag in de interne politiek van Syrië. De val van het Assad-regime was voornamelijk het werk van islamistische groepen die Turkije sinds het begin van de burgeroorlog steunt. Maar militair lijkt Israël in alle opzichten de bovenhand te hebben.
In een analyse voor de Arabische nieuwssite Middle East Eye schrijft Turkije-kenner Ragip Soylu: ‘Toen Israël in april verschillende Syrische luchtmachtbases bombardeerde die op het punt stonden te worden overgenomen door het Turkse leger voor het trainen van lokale troepen en het uitvoeren van operaties tegen de Islamitische Staat, reageerde Ankara gematigd. Aangemoedigd door de Amerikanen koos Turkije ervoor om de dialoog met Israël aan te gaan en een middenweg te zoeken.’
Israël maakt zich, meldt Soylu, zorgen om Turkse radar- en luchtverdedigingssystemen die de superioriteit van de Israëlische luchtmacht kunnen dwarsbomen.
Maar Turkije mist de technische vernuftigheid om een ander land te verdedigen. ‘Saoedi-Arabië, de Verenigde Arabische Emiraten en Qatar hebben qua militair materiaal meer te bieden aan Syrië,’ schrijft Soylu. Het is alleen zeer de vraag of zij hun goede relatie met Amerika in de waagschaal willen stellen voor Syrië.
Na de val van het klunskabinet-Schoof kwam meteen de vraag op tafel welke coalitie straks te verwachten valt. Een herhaling van de huidige zou daarbij volstrekt ongeloofwaardig zijn, nog afgezien daarvan dat van de NSC niets, en van de BBB weinig overblijft, zodat ook met een uit de dood herrezen JA21 een meerderheid niet in zicht is.
De enige denkbare meerderheid valt op grond van de huidige peilingen te vinden waar die ook in 2023 te vinden was: door de VVD niet naar rechts, maar – oei, eng! – naar links te laten kijken, tot de combinatie GroenLinks-PvdA toe. Want alleen met CDA en D66 zal het niet lukken om op 75 zetels uit te komen, en die hebben, anders dan de VVD, een samenwerking met extreemrechts principieel uitgesloten.
Bezorgd vraagt men zich in de pers sindsdien steevast af of zo’n coalitie met Timmermans voor een belangrijk deel van de VVD-achterban wel te verteren valt. De moreel veel relevantere vraag of omgekeerd een coalitie met Yesilgöz wel voor het electoraat van GroenLinks-PvdA te verteren valt, wordt daarentegen zelden gesteld.
Terwijl links heel wat meer reden heeft om de VVD een onappetijtelijke coalitiepartner te vinden dan omgekeerd, zeker zolang die door Yesilgöz wordt aangevoerd. Met absurde aanvallen op de concurrentie poogt zij haar eigen falen te verbloemen. In de twee jaar dat zij nu haar partij ‘leidt’, is niet – zoals zij in schelle bewoordingen van de daken schreeuwt – de PvdA door GroenLinks ‘uit het midden weggerukt’, maar juist, in hoge mate door haar eigen toedoen, de VVD uit angst voor Wilders naar rechts geradicaliseerd.
Al onder Rutte, met zijn gebrek aan actieve herinnering, nam de VVD het tijdens verkiezingscampagnes niet zo nauw met de waarheid. Maar bij Yesilgöz heeft de brutale leugenachtigheid ongekende hoogten bereikt. Nooit eerder heeft een partijleider van de VVD zoveel kwaadaardigheid met zoveel incompetentie gecombineerd.
Als ik een stemadvies mag geven dat ik zelf niet zal opvolgen: als u het rechts van het midden zoekt, stem dan CDA. Dat heeft zich onder Henri Bontenbal, na het rampzalige avontuur van Maxime Verhagen met Wilders in 2010 en het slappe Rutte-aftreksel Wopke Hoekstra in 2021, nu met een duidelijk inhoudelijk en fatsoenlijk profiel herpakt.
Yesilgöz’ probleem met Wilders bleek niet de koers van zijn beleid te betreffen, maar de uitvoering
Tegenover alle naïeve missers van Omtzigt waar het de rechtsstatelijke verklaringen van de PVV en haar ijskast betreft, heeft Bontenbal principieel afstand gehouden van een fascistoïde partijdictator die zijn bewondering voor Trump, Poetin en Netanyahu niet verheelt.
In dat opzicht is na de verkiezingen van november 2023 gebeurd waarvoor gewaarschuwd is door een oudere garde van fatsoenlijke VVD’ers – Jozias van Aartsen, Ed Nijpels en tal van burgemeesters die zich nu steeds openlijker tegen de landelijke VVD-obsessie met asiel en het aanschurken tegen de PVV keren.
Want mocht iemand – zoals ook ik toch even deed – gehoopt hebben dat na de implosie van het interimkabinetje de VVD een streep zou zetten onder haar geflirt met extreemrechts gedachtengoed de afgelopen tijd, dan had die het mis. Yesilgöz’ probleem met Wilders bleek niet de koers van zijn beleid te betreffen, maar de uitvoering, alsmede de, inderdaad ongekende, incompetentie van Marjolein Faber.
Tot openlijk afgrijzen van menig VVD-burgemeester die nu op lokaal niveau de puinhopen van het extreemrechtse experiment in Den Haag mag opruimen, omarmt de landelijke partijtop in feite Wilders’ koers. Zij belooft slechts dat ‘beter’ te zullen doen. Ook bestond zij het, eveneens tot verbijstering van menig lokaal VVD-bestuurder, om een coalitie met Timmermans als een even grote no-go te betitelen als met Wilders, die de vorige coalitie liet ontploffen.
De demonstratievrijheid moet worden ingeperkt, want de automobilist mag geen last hebben van blokkades (althans die van vreedzame linkse milieu-altruïsten, niet die van met tractoren bewapende rechtse boeren). Voor een door Wilders aangemoedigde particuliere jacht op buitenlanders in Oost-Groningen toont de VVD-minister van Justitie (!) begrip. Zelfs humanitaire hulp aan illegalen wordt nu met VVD-steun strafbaar. Tegelijk staan al haar voorlieden op 4 mei braaf op de Dam te prevelen: dat nooit meer.
Met liberalisme heeft dat niets meer te doen. Met angst en grenzeloos opportunisme des te meer. Maar als de VVD zo graag de PVV in de jacht op de onderbuik wil naäpen, waarom sluit ze zich dan niet gewoon bij Wilders aan? Dat is wel zo helder.
De NSB van Anton Mussert was niet de eerste uiterst rechtse partij die in de Tweede Kamer belandde. Die twijfelachtige eer gaat naar het Verbond voor Nationaal Herstel. Historicus Meine Henk Klijnsma schreef over deze vergeten partij in de schemerzone tussen extreemrechts en fatsoenlijk rechts een boeiende studie.
Wat voor partij was het in 1933 opgerichte Verbond voor Nationaal Herstel (VNH) eigenlijk? ‘Het was een partij die van twee walletjes probeerde te eten’, vertelt Klijnsma. ‘Aan de ene kant probeerde het Verbond in te spelen op de onvrede bij veel rechtse kiezers, terwijl de partij aan de andere kant salonfähig hoopte te blijven voor de rechtse burgerlijke partijen. Je kunt deze positie vergelijken met de plek die JA21 en BBB nu innemen in het politieke bestel.’
Klijnsma schreef zijn boek Deftig rechts in het gedrang niet uit ideologische affiniteit. ‘Verre van dat zelfs. Het was intellectuele nieuwsgierigheid en ook fascinatie voor een wereld die niet meer bestaat. Het Verbond voor Nationaal Herstel was de wereld van ‘deftig rechts’: hoge militairen, koloniale ondernemers en hun netwerken. Mijn interesse in deze wereld is ook een beetje een guilty pleasure. Ik kijk ook graag naar de programma’s van Jort Kelder, waarin hij typische vertegenwoordigers van oud geld ontmoet.’
Maar belangrijker dan deze sociologische fascinatie is de actuele betekenis van deze studie. ‘Wat moeten wij vinden van partijen die bewegen tussen fatsoenlijk rechts en extreemrechts? Wat doe je, als fatsoenlijk midden, tegenover partijen in de schaduwzone?’
Een partij in de schaduwzone
Voor het VNH was haar plek in de schaduwzone het raison d’être, legt Klijnsma uit. ‘Het Verbond bewoog zich slim in deze zone. Aan de ene kant profiteerde de partij van de onvrede over de parlementaire democratie en rechtsstaat, terwijl ze aan de andere kant behoorde tot het establishment en een fatsoenlijk imago koesterde. Maar het werd in de loop van de jaren dertig steeds lastiger om fatsoenlijk te blijven omdat extreemrechts extremer werd en antinationaler, meer pro-Duits.’
‘Bij mainstream rechts ontstond het inzicht dat nazi-Duitsland een gevaar was voor het voortbestaan van Nederland. De confessionele partijen ARP en CHU waren aanvankelijk niet tegen de nazi’s, maar dat veranderde in de loop van de jaren dertig. De weerzin tegen de NSB groeide, die steeds meer pro-Duits en steeds antisemitischer werd. Het Verbond voor Nationaal Herstel wilde niet voor of tegen nazi-Duitsland kiezen. De lakmoesproef kwam op 10 mei 1940. En toen bleek dat de aanhang alle kanten uitging. Een deel collaboreerde met de Duitsers, een deel ging in het verzet en een deel wachtte af, net als de meeste Nederlanders, totdat de storm overdreef.’
‘Alles waar conservatieven voor stonden – het gezag, de koloniën, het leger en de marine – was in gevaar’
Het Verbond voor Nationaal Herstel werd begin 1933 opgericht, vlak na de muiterij op het oorlogsschip De Zeven Provinciën. ‘Dit was een belangrijk moment voor conservatief Nederland’, zegt Meine Henk Klijnsma. ‘De muiterij was een opstand tegen het gezag, vond plaats in de koloniën, onder marinepersoneel dat geïnspireerd was door rode revolutionaire ideeën. Alles waar conservatieven voor stonden – het gezag, de koloniën, het leger en de marine – was in gevaar. Het vertrouwen in de democratie was ernstig geschaad. Veel conservatieven twijfelden niet alleen aan de werking van de democratie, maar aan het systeem zelf. Het VNH leverde fundamentele democratiekritiek en wilde niet alleen de Communistische Partij Holland hard aanpakken met een beroepsverbod, maar ook de sociaaldemocratische SDAP.’
Oproep voor de gemeenteraadsverkiezingen in Nijmegen door de partij Nationaal Herstel, 1935. Beeld Regionaal archief Nijmegen
Het VNH-ideaal was een bundeling van alle nationaal-conservatieve krachten. De in 1931 opgerichte, maar op dat moment nog piepkleine NSB van Anton Mussert moest ook meedoen, evenals de Nationale Unie. Dat mislukte. De Nationale Unie was geen partij maar een denktank, geleid door de conservatieve intellectueel F.C. Gerretson. Hij kwam uit de rechtervleugel van de CHU, was bevriend met de latere premier Hendrikus Colijn en noemde zich in de jaren dertig een tijdlang fascist. Gerretson wees parlementaire democratie af en pleitte voor een autoritair koningschap. Zijn ideeën sloten aan bij het Verbond voor Nationaal Herstel, maar vanwege zijn lastige karakter en dat van zijn compagnon Groeninx van Zoelen traden zij niet toe tot de club, al deden veel andere leden dat wel.
Blauwe Boekje
Drijvende kracht achter het Verbond voor Nationaal Herstel was Horace van Gybland Oosterhoff, een goede bekende van Gerretson. Ze kenden elkaar van de CHU en van de koloniale faculteit aan de Universiteit Utrecht. Van Gybland Oosterhoff opereerde het liefst achter de schermen als organisator. Hij wilde in 1933 geen lijsttrekker worden. Dat werd de 80-jarige generaal buiten dienst C.J. Snijders, wiens lijsttrekkerschap alleen voor de show was omdat hij niet van plan was om in de Tweede Kamer te gaan zitten. Dat werd de nummer twee op de lijst, William Westerman. Hij had uitgesproken fascistische sympathieën.
‘Nogal wat partijleden voelden zich aangetrokken tot het fascisme’
‘Het Verbond voor Nationaal Herstel had drie vleugels’, aldus Klijnsma. ‘Een fascistische vleugel, een liberaal-conservatieve vleugel en een middengroep. De meeste VNH’ers behoorden tot die middengroep, waaronder Van Gybland Oosterhoff. Maar nogal wat partijleden voelden zich aangetrokken tot het fascisme en belandden uiteindelijk – voor korte of langere tijd – bij de NSB.’
Onlangs ontdekte Klijnsma dat Oosterhoff een verre bloedverwant van hem is. ‘Zijn betovergrootvader was de broer van mijn betbetovergrootmoeder.’ Oosterhoff stamt uit het Nederlandse patriciaat, een soort pseudoadel die bestaat uit families van oudsher betrokken bij bestuur, ambtenarij en het bedrijfsleven. Vaak zijn ze voornaam, soms deels officieel tot adel verheven door koningen Willem I, II of III, en soms niet. Deze families worden vermeld in het zogeheten Blauwe Boekje, een genealogisch naslagwerk waarvan de redactie streng toetst wie erin komt. De criteria zijn inmiddels sterk geformaliseerd. Soms kunnen families ook weer uit het boekje worden geschrapt.
Meine Henk Klijnsma. Beeld: Ewout Klei
De familie Oosterhoff haalde het boekje wél. ‘Zijn vader was arts bij het KNIL en de familie kende diverse notarissen. Oosterhoff voegde het prefix (voorvoegsel) Van Gybland toe aan de naam, wat bijdroeg aan het beeld van een deftige familie. In de jaren twintig en dertig van de vorige eeuw was het bovendien eenvoudiger om opgenomen te worden, zeker als men vermogend was. Rijkdom en oud geld openden toen veel deuren.’
‘Colijn verdient meer waardering’
In zijn boek komt Klijnsma met een herwaardering voor Hendrikus Colijn, de conservatieve antirevolutionaire minister-president die verantwoordelijk was voor het harde bezuinigingsbeleid. ‘Colijn wordt vandaag de dag vaak onderschat, maar zijn rol in het stabiliseren van de Nederlandse democratie in de jaren dertig verdient meer waardering. In een tijd van wereldwijde economische crisis en opkomend fascisme wist hij een aanzienlijk deel van de maatschappelijke onvrede te kanaliseren.’
Dat het Verbond voor Nationaal Herstel maar één zetel wist te behalen en niet meer, was mede te danken aan Colijn, die ook de steun kreeg van Gerretson. ‘Buiten de kring van trouwe ARP-stemmers wist Colijn juist kiezers van andere rechtse snit aan zich te binden. Het was een doorbraak die de radicalisering naar extreemrechts wist af te remmen. In 1937 werd zijn positie verder versterkt doordat ook meer liberalen hem steunden. Colijn was, in zekere zin, de spil in een gematigd nationaal-conservatief blok dat extreemrechts op afstand wist te houden.’
Professor Gerretson. Beeld: Collectie Spaarnestad
Maar wat onderscheidde Colijn-kiezers van de aanhang van het Verbond voor Nationaal Herstel? ‘In sociologisch en ideologisch opzicht wellicht niet zo veel’, zegt Klijnsma. ‘Het verschil zat vooral in de organisatie: de VNH-campagne was chaotisch en de lijsttrekker wilde niet de Kamer in.’
Cordon sanitaire
De overheidsreactie op extreemrechts in de jaren dertig was streng. De NSB werd via ambtenaren- en uniformverboden gemarginaliseerd. NSB’ers waren niet welkom bij Defensie, de katholieke kerk vaardigde een mandement tegen de beweging uit, en ook de Gereformeerde Synode verbood leden zich bij de NSB aan te sluiten. Dankzij figuren als Colijn wist centrumrechts een strak cordon sanitaire te handhaven tegen de NSB. ‘Dat is een groot verschil met vandaag: centrumrechtse partijen als VVD en CDA zijn er niet in geslaagd dat cordon te behouden, zoals bleek uit de samenwerking met de LPF in 2002 en met Geert Wilders in 2010 en 2023. Er is bovendien geen hedendaagse equivalent van Colijn. VVD-leider Dilan Yesilgöz is te opportunistisch, CDA-voorman Henri Bontenbal wordt als te links ervaren.’
‘De NSB werd via ambtenaren- en uniformverboden gemarginaliseerd’
Tegen het Verbond voor Nationaal Herstel werd er geen cordon sanitaire opgeworpen. ‘De partij was Nederlandser dan de NSB, die steeds openlijker met nazi-Duitsland sympathiseerde. Daarom was het Verbond in de ogen van centrumrechts niet echt fout. Voor de SDAP was er echter geen principieel verschil tussen NSB en VNH, hoewel ook de sociaaldemocraten doorhadden dat het VNH deftiger en gematigder was.’
Nationale eer
Het Verbond voor Nationaal Herstel was erg pro-kolonialistisch en had goede banden met de Vaderlandsche Club, een Indische partij voor witte kolonialen die in de Volksraad in het huidige Indonesië vertegenwoordigd was. Met de Deutschnationale Volkspartei had het VNH geen banden, ook omdat de DNVP in 1933 werd verboden door Adolf Hitler, net als alle andere partijen behalve zijn eigen NSDAP.
Klijnsma ziet de nationaal-conservatieve DNVP als een ideologisch verwante partij van het Verbond. ‘Ook bij de DNVP speelden militaire en monarchistische nostalgie een grote rol. In Duitsland organiseerden ontwortelde oud-soldaten zich in Vrijkorpsen die een belangrijke rol speelden in het neerslaan van linkse opstanden. In Nederland ontstond rond dezelfde tijd de Bijzondere Vrijwillige Landstorm, een paramilitaire organisatie die werd ingezet tegen de vermeende revolutionaire dreiging van de socialisten. Deze beweging verdween na 1918 niet van het toneel. Ze ging deels op in burgerwachten en andere conservatieve netwerken.’
‘Niet pro-democratisch, maar wel sterk anti-Duits’
Een opmerkelijk figuur uit die wereld was generaal Willem Roëll. ‘Oorspronkelijk lid van de confessionele CHU, werd hij later een sleutelfiguur in het conservatieve verzet tegen het nationaalsocialisme’, vervolgt Klijnsma. ‘In mei 1940, direct na de Nederlandse capitulatie, werd hij op straat aangesproken door een tramconducteur die zei: ‘Generaal, u hoeft maar een kik te geven en wij staan paraat.’ Dit illustreert het nationalistische maar antinazistische milieu waarin Roëll opereerde. Niet pro-democratisch, maar wel sterk anti-Duits. Deze mannen voelden zich in hun nationale eer geschonden.’
De politieke erfgenamen
De erfenis van het nationaal-conservatisme loopt in Nederland van het VNH via kleine naoorlogse partijtjes als de Katholiek Nationale Partij, het Gereformeerd Politiek Verbond, tot de rechtervleugels van de grote confessionele partijen KVP en CHU, en de VVD. ‘Deze partijen waren niet per se antidemocratisch, maar koesterden wel een heimwee naar nationale grootsheid, orde en gezag.’
Belangrijk is daarnaast het Nationaal Comité Handhaving Rijkseenheid, dat zich in de jaren 1946-1950 fel verzette tegen de dekolonisatie van Indonesië. Een van de initiatiefnemers van dit comité was W.K.H. Feuilletau de Bruyn, een oud-VNH’er. Hij was ook de drijvende kracht achter de Onafhankelijke Nationale Groep (ONG) en haar opvolger het Jong Conservatief Verbond, die nooit in de Tweede Kamer zouden worden verkozen. Een andere voormalige VNH’er die een eigen partij oprichtte was de kleurrijke conservatief Louis Rudolph Jules van Rappard, burgemeester van Gorinchem. Hij deed in 1971 tevergeefs mee aan de Tweede Kamerverkiezingen met de Liberale Staatspartij, vernoemd naar de vooroorlogse voorloper van de VVD. ‘Van Rappard was niet welkom bij de VVD. Partijleider P.J. Oud, niet de meest progressieve politicus, vond hem een halve fascist.’
Baudet en Eerdmans
En wie zijn nu de erfgenamen van het Verbond voor Nationaal Herstel? ‘Thierry Baudet en het Forum voor Democratie in zijn begintijd kunnen worden gezien als een herleving van de nationaal-conservatieve traditie. Voor zijn beruchte ‘boreale’ toespraak was Baudet nog een representant van gematigd, intellectueel rechts. Met zijn Latijnse teksten en piano probeerde Baudet zich ook een deftig imago aan te meten. Ook Joost Eerdmans van JA21 probeert dit.’
‘Ironisch genoeg is ‘deftigheid’ nu sterker vertegenwoordigd op links’
Deftig rechts lijkt te zijn uitgestorven, concludeert Klijnsma. ‘Jort Kelder probeert het nog, maar hij is een roepende in de woestijn. In de VVD en CDA zijn, zeker na het overlijden van Frits Bolkestein, deze figuren zeldzaam geworden. Ironisch genoeg is ‘deftigheid’ nu sterker vertegenwoordigd op links, denk aan D66 en GroenLinks, waar figuren als Kajsa Ollongren en Laurens Jan Brinkhorst uit oude elites komen. Vroeger was het rechts dat de hogere klasse aantrok, tegenwoordig zijn het de progressieve partijen. Klassieke VVD-bolwerken als de Vogelwijk in Den Haag stemmen nu D66 en GroenLinks. En in het Haagse Duindorp scoorde Nationaal Herstel in de jaren dertig het slechtst, maar daar haalt juist de PVV tegenwoordig torenhoge scores. Ondertussen zijn de oude forensengemeenten, waar de NSB ooit populair was, tegenwoordig bastions van progressieve keurigheid.’
De toon van nu is heel anders dan de toon van toen, besluit Klijnsma. ‘JA21 probeert fatsoenlijk te zijn, maar lijkt daar niet zo goed in te slagen. BBB, een partij die zich ook in de schemerzone tussen rechts en extreemrechts begeeft, heeft zulke pretenties niet. Deze partij staat dan ook in een andere traditie, die van boze boeren en burgers als Pierre Poujade en Hendrik Koekoek van de Boerenpartij. Deftig rechts bestaat niet meer. We hebben nu te maken met heftig rechts.’
De seculiere burgemeester van Istanbul, Ekrem Imamoglu (CHP), is veroordeeld tot een jaar en zeven maanden cel wegens het ‘beledigen’ van een openbaar aanklager. Volgens de Turkse nieuwssite Bianetvolgen er meer aanklachten, waardoor zijn straf waarschijnlijk oploopt.
Imamoglu sprak zich in januari uit tegen de detentie van Cem Aydin, de voorzitter van de jongerenafdeling van de seculiere partij. ‘Je wilt ons intimideren. Maar luister eens, hoofdaanklager, ik zeg je dat we de ideologie die jij vertegenwoordigt uit de hoofden van onze mensen zullen verwijderen, zodat niemand ooit nog bij zonsopgang aan de deur van je kinderen komt,’ zei Imamoglu toen.
Voor die uitdagende woorden moet hij nu een jaar en zeven maanden de gevangenis in. Hij zit al sinds maart vast.
Opvallend is dat Erdogan en zijn bondgenoten dag in dag uit dreigende woorden gebruiken. Zo noemde hij de Gülenbeweging een ‘virus’ dat nog niet volledig is verwijderd uit het lichaam. Toch worden zij daar nooit door het justitiële systeem voor aangepakt, een systeem dat na de couppoging bijna volledig is gelijkgeschakeld met Erdogan-apparatsjiks.
Imamoglu geeft de moed niet op. ‘Ik heb ze al vier keer verslagen tijdens (lokale) verkiezingen, en ik ben een bedreiging omdat ik ze ook een vijfde maal zal verslaan,’ zei hij in reactie op de uitspraak van de rechter.
Het is hoogst onzeker of Imamoglu in 2028 mee kan doen aan de presidentsverkiezingen. Hij hangt mogelijk een langdurige gevangenisstraf boven het hoofd, terwijl Erdogan inzet op een grondwetswijziging om zich voor een derde termijn verkiesbaar te stellen. Daarvoor heeft hij de steun van de pro-Koerdische partij Dem nodig.
Dat de kwestie van de vrijheid van meningsuiting in Turkije een mijnenveld is, is algemeen bekend. De recente cartooncrisis rond vermeende beledigingen van de profeten Mohammed en Mozes, en een massale heksenjacht op een van de oudste satirische tijdschriften van het land, LeMan, zijn daar nog verse herinneringen aan.
Nu is het de beurt aan Spotify.
Toch brak het conflict onverwacht uit. Het begon toen de viceminister van Cultuur, Batuhan Mumcu, uithaalde naar het platform en sprak over de ‘vaststelling’ van verschillende afspeellijsten die volgens hem beledigend waren voor de geloofsovertuigingen en culturele waarden van de samenleving.
‘Deze onverantwoordelijkheid en het gebrek aan toezicht, die geen rekening houden met de gevoeligheden van onze samenleving, zijn nu een juridische kwestie geworden. Daarom geloof ik persoonlijk dat juridische stappen moeten worden ondernomen en roep ik onze bevoegde autoriteiten op om actie te ondernemen’, zei hij.
Wat hij in zijn verklaring niet noemde, was dat die ‘vaststelling’ ook afspeellijsten betrof die rechtstreeks verwezen naar een ‘gouden toilet’ in het paleis en naar de First Lady.
Dat werd snel opgevolgd door de Mededingingsraad, waarvan de medewerkers worden benoemd bij presidentieel decreet, die een onderzoek startte naar de vraag of Spotify had nagelaten te reageren op herhaalde verzoeken om de aanstootgevende afspeellijsten te verwijderen, en zich mogelijk schuldig had gemaakt aan anti-concurrerende praktijken, zoals het bevoordelen van bepaalde artiesten of het verstoren van de royaltyverdeling.
Volgens The Times legde Spotify uit dat het samenwerkt met de Turkse Mededingingsautoriteit en streeft naar een ‘snelle, constructieve oplossing’, maar belangrijker nog: het gaf aan dat het overweegt zijn activiteiten op te schorten of zich volledig terug te trekken uit de Turkse markt ‘als gebruikerscensuur onvermijdelijk wordt’.
Als dat laatste gebeurt, zal dat worden gezien als opnieuw een overwinning voor de ‘ultra controlestaat’ Turkije, en een ernstige klap voor Spotify-abonnees. Het platform heeft in het land een aanzienlijke en jonge gebruikersbasis van zo’n 2,6 miljoen mensen. De meerderheid is jong: 54,8 procent is tussen de 18 en 24 jaar oud, en 36,8 procent tussen de 25 en 34.
De inhoud moest voldoen aan ‘Turkse waarden’
Turkije is een belangrijke markt, met een groeiend aantal gebruikers en een toenemende consumptie van lokale muziek, wat de advertentie-inkomsten ondersteunt. Het aandeel van lokale artiesten in het totale aantal streams in Turkije steeg van 11 procent in 2013 naar 65 procent in 2025, terwijl het aantal Turkse artiesten in Spotify’s jaarlijkse top 100 groeide van 11 in 2013 naar 93 in 2024, volgens gegevens van Spotify.
Toch is het conflict niet helemaal nieuw. De Turkse Hoge Raad voor Radio en Televisie (RTÜK) kreeg enkele jaren geleden al bevoegdheid over Spotify en soortgelijke platforms, met als eis dat de inhoud moest voldoen aan ‘Turkse waarden’. Er werd voortdurend druk uitgeoefend op platforms om een uitzendlicentie te verkrijgen, die als een onderdrukkingsmiddel werd gebruikt. Sommigen gaven toe (zoals X), anderen niet.
In 2020 zou Spotify naar verluidt meerdere Koerdische muziekstukken hebben verwijderd, nadat de regering via een licentiewet meer toezicht op streamingdiensten had ingesteld. De liedjes, van de groep Grup Yorum, zouden gelinkt zijn aan pro-Koerdische sentimenten of politieke oppositie.
Naarmate Turkije zijn autoritaire koers versnelt, groeit ook de wil om alle digitale inhoud te controleren en druk uit te oefenen. Een recent voorbeeld: Turkije is het eerste land ter wereld dat de toegang tot de chatbot Grok van X heeft geblokkeerd. Een rechtbank oordeelde dat het platform reacties genereerde die beledigend waren voor president Recep Tayyip Erdogan, zijn familie, de grondlegger van de republiek Mustafa Kemal Atatürk en religieuze waarden. Het verbod is nog steeds van kracht en wordt gehandhaafd.
Een mogelijk vertrek van Spotify zou ongetwijfeld tot grote teleurstelling leiden onder muziekliefhebbers in Turkije en muzikanten in nog grotere onzekerheid storten. Tegelijkertijd is het platform verstrikt geraakt in een bredere, wereldwijde trend waarin streamingdiensten worden geconfronteerd met een spanningsveld tussen vrijheid van meningsuiting en nationale inhoudscontrole.
Het Israëlische leger heeft woensdag het Syrische ministerie van Defensie en het presidentieel paleis in Damascus gebombardeerd. Volgens Israël om de druzen in Syrië te beschermen.
Bij de Israëlische aanvallen zijn ten minste drie Syriërs omgekomen en raakten tientallen anderen gewond, meldt Al Jazeera. De Syrische interim-president Ahmed al-Sharaa zei in een reactie op de aanvallen dat hij ‘niet bang is voor oorlog’, maar dat hij de belangen van het Syrische volk vooropstelt.
Gisteravond werd bekend dat de Syrische troepen zich hebben teruggetrokken uit de zuidelijke regio Sweida. Turkije, de belangrijkste bondgenoot van Syrië, heeft de aanval van Israël middels een aangenomen motie in het parlement scherp veroordeeld. ‘De onbegrijpelijke stilte van de internationale gemeenschap bemoedigt slechts de Israëlische agressie in de regio’, verklaart het Turkse parlement in de motie.
Charles Lister, Syrië-expert bij het Midden-Oosten Instituut in Washington, gaf naar aanleiding van het bombardement gisteren een overzicht van Israëls schendingen in Syrië sinds de val van het Assad-regime in december vorig jaar: bijna 1000 lucht- en artillerieaanvallen, 421 invallen door grondtroepen en ongeveer 180 km² land bezet.
Lister stelt dat Syrië in geen enkel geval heeft teruggeslagen, behalve via twee ingediende klachten bij de VN. Wel heeft het Syrische leger 49 wapentransporten van Hezbollah in beslag genomen, met wie het al eerder strijd leverde vanwege hun steun aan Assad.
De oud-diplomaat Nikolaos van Dam zei eerder tegen de Kanttekening dat Israël elke interne aangelegenheid in Syrië aangrijpt om zijn grondgebied uit te breiden. ‘Er zijn ook voorstanders van een groter Israël – van de Nijl tot aan de Eufraat,’ zei hij toen.
De kinderombudsmannen van de vijf grote steden wezen onlangs op ernstige misstanden rond rechten van kinderen. Die zijn schokkend, maar minstens zo zorgelijk is dat er vrijwel geen reactie op kwam, vindt Philip Veerman.
Op 25 juni publiceerden de vijf lokale kinderombudsmannen (van de Metropoolregio Amsterdam, Rotterdam-Rijnmond, Den Haag-Leidschendam-Voorburg, Utrecht en Nijmegen) samen een brandbrief: Kinderrechten overheid nog niet kinderrechten-proof. Daarin werd beschreven dat er in Nederland dusdanige structurele tekortkomingen zijn, dat kinderrechten worden geschonden.
Voor wie, zoals ik, als psycholoog met jeugdigen werkt, is dit geen verrassing. Evenmin dat er vanuit de politiek überhaupt geen reactie op kwam. Belangenbehartigers van kinderen moeten nog flink lobbyen om hen op de politieke agenda te krijgen, bijvoorbeeld bij de programmacommissies van politieke partijen die verkiezingsprogramma’s samenstellen. Maar als het de kinderombudsmannen met zo’n brandbrief al niet lukt om aandacht te krijgen, dan is er weinig reden voor optimisme.
Nederland ratificeerde in 1995 het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK) en werd daarmee verdragspartij. Het grootste probleem bij de uitvoering is dat kinderrechten hier geen chefsache zijn. Er is ook niet – zoals bijvoorbeeld in Ierland, IJsland of Noorwegen – een minister van Kinderen die opinies van jeugdigen laat doorklinken in de Trêveszaal. Kinderzaken zijn in Nederland geen belangrijk onderwerp, en vormen het ondergeschoven kindje bij verschillende ministeries.
Eén op de vijf daklozen is jonger dan 18 jaar
In 2015 werden gemeenten via de Jeugdwet verantwoordelijk gemaakt voor de jeugdzorg. Maar het was ook een bezuinigingsoperatie. Daardoor begon zich rechtsongelijkheid tussen kinderen in verschillende gemeenten af te tekenen. De vijf lokale kinderombudsmannen concluderen dat bij gemeenten het ingekochte aanbod leidend is, en niet de behoefte van het kind.
Veel van die jongeren worden ‘couchhoppers’: zij slapen dan weer hier, dan weer daar op de bank
De Landelijke Oudervereniging Balans, die de ombudsmannen citeren, kwam met het schokkende gegeven dat er in het schooljaar 2022–2023 maar liefst 70.000 kinderen thuiszaten. Mijn indruk is dat dit aantal alleen maar verder stijgt. Veel kinderen en jongeren zitten thuis, zonder hulp.
De kinderombudsmannen wijzen er ook op dat één op de vijf daklozen jonger is dan 18 jaar. Nogal wat jongeren in jeugdzorgvoorzieningen die 18 worden, belanden op straat. In mijn werk zie ik veel van die jongeren ‘couchhoppers’ worden: zij slapen dan weer hier, dan weer daar op de bank bij iemand.
Kinderrechten binnen de gemeente
De Nederlandse regering schrijft eens in de vijf jaar een rapport aan het VN-Kinderrechtencomité over hoe het staat met de rechten van kinderen in het Koninkrijk. Dit State Report is de basis voor een gesprek tussen het VN-Comité en een Nederlandse delegatie. De ombudsmannen stellen nu dat ‘ook de gemeenten hierop aanspreekbaar zijn’.
Het VN-Comité voor de Rechten van het Kind verwacht voor deze dialoog in Genève waarschijnlijk alleen de gebruikelijke afgevaardigden – de usual suspects – van de rijksoverheid. Het zou vernieuwend zijn als in het rapport ook meer aandacht komt voor hoe gemeenten kinderrechten uitvoeren.
De vijf ombudsmannen stellen dat ‘de meeste gemeenten het belangrijk vinden dat kinderen kunnen meepraten, maar in de praktijk gebeurt dat nog weinig of onzorgvuldig’. De kinderombudsmannen wijzen niet op een radicalere mogelijkheid om de betrokkenheid van jongeren bij beleid te vergroten, namelijk verlaging van de kiesgerechtigde leeftijd bij gemeenteraadsverkiezingen naar 16 jaar.
Verminderde contributie van Trump
De ombudsmannen hebben waarschijnlijk niet bedacht dat de verschillende VN-comités, zoals die voor kinderrechten, het momenteel moeilijk hebben. Door de veranderende wereldorde – en vooral de verminderde contributie van de Trump-regering aan de VN – moeten deze comités hun werkzaamheden inkrimpen. Zo worden van regeringen inmiddels niet eens meer eens in de vijf jaar, maar pas in de acht jaar State Reports verwacht.
Ook daarom is het des te belangrijker om de schijnwerpers vaker op lokale overheden te richten.
Dr. Philip Veerman is gz-psycholoog en secretaris van de Stichting Minister van Kinderen. Hij werkt bij het Jeugd Interventie Team en NUGGZ in Den Haag.
In Alle journalistiek is activisme stelt Fréderike Geerdink dat journalisten pas goed werk doen als ze sociale verandering steunen. ‘Het nieuws is nog steeds een safe space voor witte mensen.’
Fréderike Geerdink verhuisde in 2006 vanuit Nederland naar Turkije om correspondent te worden. De verhalen in Nederland waren op, dacht ze. ‘Dat was heel naïef. Terwijl ik naar Istanbul verhuisde, was Groningen een wingewest en zag ik Zwarte Piet nog niet voor wat het was.’ Lachend: ‘Achteraf was ik beter naar Slochteren in Groningen verhuisd.’
Ze was in die tijd nog een ongebonden waakhond, zegt ze. ‘Dit is hoe de meeste westerse journalisten zichzelf zien. Ze erkennen vaak wel dat objectiviteit onmogelijk is. Toch vinden ze dat een mooi streven. Het perspectief van waaruit een individu schrijft, wordt genegeerd. Ik heb mij als jonge journalist ook in de mal van ongebonden waakhond laten drukken.’
Volgens Geerdink was dat voor haar als witte, hetero, cisgender vrouw ook niet moeilijk. ‘De gevestigde journalistiek bestaat voor 95 procent uit witte mensen. Daardoor is de witte bril het leidende perspectief in de Nederlandse journalistiek. Mensen uit gemarginaliseerde groepen die in de journalistiek komen, worden door hun witte collega’s vaak verdacht gemaakt van subjectiviteit of als activist gezien.’
‘De gevestigde journalistiek bestaat voor 95 procent uit witte mensen’
Het frustreert haar. ‘Een witte man mag over onderwerpen die gedomineerd worden door witte mannen schrijven, maar journalisten met een biculturele achtergrond mogen liever niet over hun eigen gemeenschap schrijven. Dat is toch bizar.’
In haar nieuwe manifest Journalistiek is Activisme schrijft ze hoe haar visie op journalistiek veranderde en dat ze daardoor een pleitbezorger werd van sociale verandering. Ze stelt een journalistiek voor die de macht kritisch bevraagt en het publieke belang dient. ‘Mensen vinden dat een rare stelling, maar dat is waar het vak om draait. De journalistiek is ingeslapen.’
Hoe veranderde jouw visie?
‘Koerdistan is voor mij een enorme leerschool geweest. In 2012 verhuisde ik vanuit Istanbul naar Noord-Koerdistan. Daar merkte ik dat Koerden Turkije heel goed kenden, maar dat Turken Koerdistan nauwelijks kenden. Koerden leren Turkse taal en geschiedenis op school en ontvangen Turkse zenders op de televisie. Ze kunnen heel goed switchen tussen thuis Koerdisch zijn en buiten de deur Turks, ook om te overleven.’
Fréderike Geerdink
‘Ik reisde veel rond in Koerdistan en stond in contact met dorpelingen en stedelingen. Met mijn eigen ogen zag ik het verschil tussen mijn eigen verhalen en ervaringen in Koerdistan en die van de Turkse media. In wezen waren zij een doorgeefluik van de macht, die los stond van de realiteit van de Koerden. Een vriend van mij waarschuwde mij in die tijd dat ik moest oppassen niet te veel pro-Koerdisch te worden. Daar schrok ik van.’
‘Het wrong. Was ik mezelf kwijt aan het raken? Werd ik een activist? Nu zie ik dat ik alleen maar meer mezelf ben geworden. Journalistiek is in het publieke belang, en ik gaf een stem aan een gemarginaliseerde groep zonder macht. Dat was een geruststellende gedachte.’
‘Ik wilde het leven van de guerrillastrijders zien’
In het boek schrijf je dat je de leiders van de PKK interviewt. Zijn zij niet ook een macht?
‘Ze hebben macht, maar zijn geen institutionele macht. Nadat ik hun leiders interviewde, werd ik Turkije uitgezet. Anderhalve maand later kon ik via Irak weer naar hen toe om de hoge PKK-commandant Cemil Bayik in de bergen te interviewen. Het voelde toen niet goed om alleen zijn verhaal op te schrijven. Ik wist wat hij ongeveer zou zeggen en ik werd dan ook gebruikt om zijn boodschap de wereld in te krijgen. Daarom ben ik daarna een jaar intern bij de PKK gegaan. Ik wilde het leven van de guerrillastrijders zien. Ik was benieuwd naar hun dromen, waarom zij zich hadden aangesloten en hoe hun dagen eruitzagen. Dat was dezelfde manier van journalistiek bedrijven.’
Kun je jouw ervaringen in Turkije wel met Nederland vergelijken?
‘Nee, dat hoeft ook helemaal niet. Als ik door Koerdische ogen scherper naar Turkije kijk, kijk ik misschien ook scherper naar Nederland door de ogen van gemarginaliseerde groepen. Dat bleek zo te zijn. Ik ben bijvoorbeeld anders naar Zwarte Piet gaan kijken.’
‘Het is belangrijk om goed contact te hebben met gemarginaliseerde groepen. Wanneer journalisten meer aandacht hadden gehad voor gemeenschappen die het hardst door het toeslagenschandaal werden getroffen, was dat waarschijnlijk veel sneller aan het licht gekomen.’
‘Het is belangrijk om goed contact te hebben met gemarginaliseerde groepen’
‘Het probleem in Nederland is dat we nooit volledig zijn gedekoloniseerd, waardoor het nieuws in Nederland nu nog steeds een safe space is voor witte mensen. We moeten met onze geschiedenis in het reine komen. Er is onlangs onderzoek gedaan onder de bevolking van voormalige koloniale machten of zij trots zijn op hun koloniale geschiedenis. Nederland scoorde het hoogst. We zijn er zelfs trots op. Mijn ondertitel was ook ‘dekoloniseer de Nederlandse journalistiek’, maar dan gaan mensen helemaal flippen.’
In je boek noem je de waarheid een warboel. Hoe communiceer je die warboel op de juiste manier?
‘Journalistiek is niet makkelijk. Verhalen kennen allerlei kanten. Het is de taak van de journalist om al die kanten te onderzoeken en daarna af te vragen wat de eerlijke manier is om het op te schrijven, die dus ook het publieke belang dient. De institutionele macht wil je uiteindelijk verantwoorden. Daarom pleit ik ervoor verhalen te brengen vanuit het perspectief van de mensen die geen macht hebben.’
Wordt het werk niet moralistisch?
‘Ja, enorm.’
Is dat niet erg?
‘Nee, helemaal niet. Het vak is gebouwd op ethische regels en journalisten hebben een moraal hoog te houden. Het hele vak staat in dienst van de democratie, mensenrechten en de rechtsstaat. Tijdens de jaren ’30 in nazi-Duitsland moest je ook niet achter Goebbels aan hollen om het eerlijke verhaal te vinden. Je moest naar de Joodse wijken. Daar zag je wat de daadwerkelijke gevolgen van dat regime voor Joden waren.
‘In mijn tijd in Koerdistan kwam ik erachter dat het werk heel dienstbaar is. Het gaat niet om jezelf een podium te geven of je eigen mening door te drukken. Je staat in dienst van de gemeenschap om te zorgen dat machten de gemeenschap niet kapotmaken. Nu hoor ik het moralistische eraan, maar het gaat over leven en dood.’
‘Tijdens de NAVO-top verschenen er stukken over wat Trump als ontbijt had gegeten’
Momenteel maakt Geerdink zich zorgen over journalistieke verhalen over transpersonen. ‘Die willen eerlijke journalistiek en niet eentje die hun bestaansrecht in twijfel trekt. Als je dan stukken ziet waarin een fascistisch beeld wordt voorgeschoteld dat het bestaan van transpersonen betwijfelt – terwijl dat al bestaat sinds mensenheugenis – dan doet dat pijn. Voor de transpersoon zelf, de ouders, de familie. Tegelijkertijd weten we ook dat de zelfmoordcijfers in die groep hoog zijn. Journalistiek heeft daarin een verantwoordelijkheid.’
Maakt dat een journalist ook een activist?
‘Journalisten die hun werk goed doen en de macht kritisch bevragen, zijn geen activisten. Het zijn journalisten. Als ze dat niet doen, dan ondersteunen ze de macht of maken zelfs propaganda voor de macht. Dat kun je per geval bekijken. Over die boodschap moeten mijn collega’s best wel vaak nadenken. Dat vind ik nogal wat. De macht bevragen is de kern van ons vak.’
‘Tijdens de NAVO-top in Den Haag verschenen er stukken over wat Trump als ontbijt had gegeten. Who cares? Ik meen dat uit het diepst van mijn hart. De wereld glijdt af naar fascisme, en het gaat over wat een fascist als ontbijt eet. Dat is een blamage.’
Wat moet er veranderen?
‘Journalisten moeten reflecteren op hun eigen positie. Ik heb dat zelf ook moeten doen en weet hoe lastig het is om je af te zetten van oude gewoontes, maar het is wel nodig. Het idee dat toegang tot de macht belangrijk is, klopt niet.’
‘We leven in gevaarlijke tijden. De democratie staat onder druk. We hebben daarvoor journalistiek nodig die moedig is, dat zijn we niet genoeg. Het is lastig om die transitie te maken en de macht daadwerkelijk te onderzoeken, maar als je daar niet voor openstaat en je niet moedig bent, heb je in dit vak niets te zoeken.’
Onze site gebruikt cookies en vergelijkbare technologieën onder andere om u een optimale gebruikerservaring te bieden. Ook kunnen we hierdoor het gedrag van bezoekers vastleggen en analyseren en daardoor onze website verbeteren.
Deze website gebruikt cookies om uw gebruikservaring op deze website te verbeteren. Van deze cookies worden cookies aangemerkt als "Noodzakelijk" in uw browser bewaard, deze cookies zijn essentieel voor het functioneren van de website. Bijvoorbeeld het opslaan van uw keuze of u wel of geen cookies wilt hebben. Wij maken ook gebruik van cookies van derde partijen die ons helpen met het analyseren en begrijpen van de gebruik van deze website door u. Deze cookies worden alleen gebruikt als u daar toestemming toe geeft. U heeft ook de mogelijkheid om uzelf uit te sluiten voor deze cookies. Dit zal echter effect hebben op uw gebruikerservaring.
Noodzakelijke cookies zijn absoluut nodig voor het functioneren van de website. De cookies in deze categorie zorgen alleen voor de veiligheid en het functioneren van deze website . Deze cookies bewaren geen persoonlijke gegevens
Deze cookies zijn niet strict noodzakelijk, maar ze helpen de Kanttekening een beter beeld te krijgen van de gebruikers die langskomen en ons aan te passen aan de behoeftes van onze lezers. Hiervoor gebruiken wij tracking cookies. Bij het embedden van elementen vanuit andere websites zullen er door deze sites ook cookies worden gebruikt.