Sanne Groothuis promoveerde onlangs aan de VU op onderzoek naar hoe religie wordt verbonden met ras in het Nederlandse beleid tegen radicalisering. Ze is kritisch op hoe dat beleid heeft bijgedragen aan het negatieve beeld van ‘de moslim’.
‘In de beleidsdocumenten zelf is geen expliciete racialisering, maar er zijn wel een heleboel signalen dat het latent aanwezig is’, zegt ze over het Nederlandse beleid tegen radicalisering.
‘Racialising religion: Investigating counter-radicalisation policies in the Netherlands’ is de titel van het proefschrift van Sanne Groothuis. In haar onderzoek heeft ze meer dan honderd documenten doorgespit, op zoek naar aanwijzingen voor ‘racialisering’. De beleidsmaatregelen zijn bedoeld om radicalisering en terrorisme te voorkomen, maar er is al langer kritiek op, omdat ze zouden leiden tot anti-moslimracisme.
Wat heeft u nou eigenlijk onderzocht?
‘Ik heb onderzocht of racialisering — dat wil zeggen dat een groep tot een ras wordt gemaakt — een rol speelt in het Nederlandse contraradicaliseringsbeleid.’
Wat was de aanleiding daarvoor?
‘Toen het beleid rond 2004 en 2005 ontstond, kwam er meteen veel kritiek, omdat het in de praktijk leidde tot discriminatie van moslims. Ik wilde weten waar die discriminatie vandaan kwam: zat het al in het beleid zelf, of pas in hoe het beleid werd toegepast?’
Wat is precies de kritiek?
‘Dat dit beleid, dat zich richt op het tegengaan van radicalisering en extremisme om uiteindelijk terrorisme te voorkomen, in de praktijk bijna uitsluitend op moslims is gericht. En dat die focus, plus de manier waarop het beleid tot uiting komt, moslimgemeenschappen — en Nederlanders die voor moslims worden aangezien — als ras benadert, doordat ze als ‘anders’ en risicovol of verdacht worden geclassificeerd.’
‘Bij rechtsextremisme wordt een heel ander frame gebruikt’
U keek naar beleidsdocumenten in uw onderzoek. In welk document komt die racialisering dan goed naar voren?
‘Dat is met name in documenten van vóór 2011. In bijvoorbeeld de publicatie Puberaal, lastig of radicaliserend? van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, dat met name over moslimjongeren gaat, wordt genoemd dat radicaliserende jongeren ‘vaak goed weten wat ze moeten verbergen om geen argwaan te wekken’ bij volwassenen in hun omgeving, en dat er daarom meer moet worden gedaan om die ‘intenties’ duidelijk te krijgen.’
Wat is daar racistisch aan?
‘Dat blijkt vooral uit de vergelijking met andere vormen van extremisme. Bij rechtsextremisme wordt een heel ander frame gebruikt: dan gaat het veelal om individuele vandalisten of hooligans’.
Er wordt minder in groepsverband gesproken. Maakt dat het minder raciaal?
‘Er is geen enkel document waarvan ik zeg dat het expliciet racistisch is. Mijn conclusie is dat er in de beleidsdocumenten geen expliciete racialisering voorkomt, maar wel veel signalen dat het latent aanwezig is. Tussen de regels door komt dat naar voren.’
Hoe dan?
‘In de gesprekken die ik met beleidsmedewerkers, beleidsmakers en adviseurs heb gevoerd, merkte ik dat er discoursen spelen die eigenlijk racialiserend zijn, maar die racialisering maskeren. Die racialisering zit hem in de manier waarop deze discoursen de grote focus op moslims impliciet legitimeren. Denk bijvoorbeeld aan de gedachte dat het beleid neutraal is opgesteld, neutraal in de zin dat het op elke uitingsvorm van extremisme kan worden toegepast. Tegelijkertijd is jihadisme de enige vorm van extremisme die aan een specifieke gemeenschap wordt gekoppeld, namelijk aan moslims. Dit gebeurt 98 keer in de documenten die ik heb bestudeerd. Bij rechtsextremisme komt dat in beleidsdocumenten slechts drie keer voor, en dan gaat het in twee gevallen om neonazi’s en in het andere geval om nationalisten.’
U heeft het over een gemaskeerde vorm van racisme. Wat bedoelt u daarmee?
‘Maskeren betekent dat een ander discours, een ander frame, aanwezig is waardoor racialisering wordt verborgen. Racialisering, of racisme, draagt als het ware een masker. Als moslims zwart-op-wit als terroristisch zouden worden bestempeld, zou dat een overduidelijke vorm van racisme zijn, maar hier zijn er dus patronen dat het impliciet en gemaskeerd aanwezig is.’
Beleidsmakers dekken zichzelf in en daarom is het ‘latent aanwezig’, zegt u?
‘Dat is niet wat ik zeg. Ik zeg drie dingen. Ten eerste: de beleidsdocumenten bevatten geen expliciete vormen van racisme, maar er zijn wel signalen dat het latent aanwezig is. Ten tweede: racialisering wordt gemaskeerd. En ten derde: beleidsmedewerkers zijn zich sterk bewust van het risico op discriminatie en racisme, en proberen dat ook actief tegen te gaan.’
Wat bedoelt u met gemaskeerde racialisering?
‘In de documenten wordt een soort abstract figuur van de moslim geconstrueerd. Niet expliciet, maar door alle verwijzingen en associaties creëert beleid een soort ‘foute moslim-standaard’ waarmee elke moslim vervolgens wordt vergeleken. Zo ontstaat indirect, tussen de regels door, het onderscheid tussen goede en slechte moslims.’
Kan u een voorbeeld geven?
‘In veel beleidsdocumenten staat, waarschijnlijk met de beste bedoelingen, letterlijk: ‘De meeste moslims radicaliseren niet.’ Dat doen beleidsmakers vermoedelijk om juist te voorkomen dat mensen anders gaan denken. Maar impliciet zeg je daarmee ook: sommigen radicaliseren wél. Zo ontstaat het idee van goede en slechte moslims.’
Wat is daar zo erg aan? Je hebt toch in elke groep wel rotte appels?
‘Ja, en dat is het interessante. Want bij andere vormen van extremisme komt dit onderscheid helemaal niet naar voren. Er staat nergens: ‘De meeste rechtse mensen radicaliseren niet.”
‘Zo ontstaat het idee van goede en slechte moslims’
De bredere groep wordt er dus niet bij gehaald. Is dat bewust of onbewust beleid?
‘In mijn onderzoek kijk ik daar niet direct naar. Mijn hypothese is dat het vooral onbewust plaatsvindt, omdat het past binnen de dominante denkkaders in onze samenleving: het bestaande narratief over veiligheid, het voorkomen van terrorisme en de bescherming van een liberale en seculiere maatschappij.’
En in gemaskeerde vorm geldt dat uitsluitend voor Nederlandse moslims, omdat zij er nog niet bij zouden horen? Intrigerend, ook omdat zo’n gemaskeerde vorm van racialisering moeilijk te bestrijden is.
‘Het is het masker van secularisme, liberalisme en veiligheid. De overheid heeft er een flinke kluif aan om de uitingsvormen van extremisme steeds te actualiseren. Problematisch is bijvoorbeeld ook het periodieke Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland: daarin wordt gesproken over jihadisme, rechtsextremisme, linksextremisme en anti-institutioneel extremisme.’
Oké, wat is daar niet goed aan?
‘Door een term als ‘jihadisme’ te gebruiken, creëer je meteen het idee dat het om een religieuze vorm van extremisme gaat, terwijl links-, rechts- en anti-institutioneel extremisme veel meer als politieke vormen van extremisme worden geframed.
En dan maskeer je met die politieke definities van rechtsextremisme in Nederland de streng-christelijke en witte bodem van dat extremisme?
‘Ja. Waar bij jihadisme de term het islamitisch-religieuze aspect van deze vorm van extremisme benadrukt, benadrukt de term ‘rechtsextremisme’ het politieke aspect, terwijl deze evengoed religieus van aard kan zijn.’
Is uw onderzoek eigenlijk niet het bewijs van een anti-islamitische radicaliseringsindustrie in Nederland?
‘Ik denk dat er zeker een grote industrie bestaat die zich na 9/11 heeft ontwikkeld en nog steeds aanwezig is. In veel gevallen draagt die bij aan toenemend racisme tegen moslims, of in ieder geval aan de racialisering van moslims. Mijn onderzoek bewijst niet dat het beleid zelf racistisch is, omdat er geen expliciete racialisering in voorkomt.’
Dat zou ook wel heel dom zijn, als beleidsmakers bewust racistisch beleid zouden optekenen. Of wordt dat teruggefloten door ingebouwde checks and balances? Heeft u daar ook naar gekeken?
‘Er zijn in de afgelopen jaren steeds meer checks and balances ingebouwd door beleidsmakers, zoals reflectie op eigen aannames, het structureel betrekken van externe experts en het verbeteren van de transparantie van lokale aanpakken. Tegelijk werken beleidsmakers binnen structuren die antiradicaliseringsbeleid veelal automatisch koppelen aan integratie en migratie, en daarmee aan jihadisme en moslims. Dat maakt het moeilijk om echt los te komen van het dominante frame.’
‘Ik zou alles wat meer op gemeenschappen is gericht grondig onder de loep nemen’
Van een afstand, en binnen moslimkringen, hoor je vaak dat in de afgelopen twintig jaar veel mensen carrières hebben opgebouwd bij de anti-radicaliseringsindustrie. Ik denk bijvoorbeeld aan een instelling als de NCTV, die in deze periode is opgetuigd met ambtenaren die ook moskeeën hebben bespioneerd.
‘De NCTV is een fundamenteel onderdeel van de contraradicaliseringsaanpak van Nederland. Die coördineert de aanpak landelijk, waarna gemeenten die lokaal uitwerken. Ik denk dat het beleid fundamenteel moet worden herijkt. Het beleid tegen extremisme is zo versmolten met het oorspronkelijke uitgangspunt om jihadisme tegen te gaan, dat het vanaf de grond opnieuw moet worden opgebouwd. Je kunt niet even de racialisering van moslims eruit halen en dan denken dat het probleem is opgelost, wat nu wel vaak wordt geprobeerd door beleidsmedewerkers.’
Er moet volgens u dus echt anders naar extremisme worden gekeken?
‘Ja. Op dit moment ontbreekt het juiste raamwerk en fundament om extremisme in al zijn uitingsvormen te traceren, als we überhaupt nog iets met ‘radicalisering’ willen, want daar heb ik ook mijn vraagtekens bij.’
Dus de hele anti-radicaliseringsaanpak kan de prullenbak in?
‘Ik zou alles wat meer op gemeenschappen is gericht grondig onder de loep nemen. Beleidsmatig zou het niet meer mogen dat er, direct of indirect, veralgemeniserende ideeën over groepen ontstaan.’
Zou het niet verhelderend zijn als beleidsmakers die iets over moslims willen schrijven, zich afvragen of ze hetzelfde zouden opschrijven als het over Joden ging? Dat kan helpen om blinde vlekken zichtbaar te maken.
‘Ik heb daar in dit onderzoek niet naar gekeken. Natuurlijk denk je daar weleens aan, maar in wetenschappelijke zin kan ik daar geen uitspraken over doen.’