34.5 C
Amsterdam
Home Blog Pagina 412

Nieuwkomers lopen vast in wirwar van wet- en regelgeving: ‘Ik moet advocaat zijn om alles te kunnen begrijpen’

0

De misstanden rond de kinderopvangtoeslag zetten een schijnwerper op de uitwassen van ons systeem van wet- en regelgeving. Maar ook in het alledaags gebruik zorgt het Nederlandse stelsel voor aardig wat ellende. Voor een deel van de bevolking is het simpelweg te complex. Helemaal voor mensen die nieuw zijn in ons land.

‘Dagvaarding’ stond er met grote letters op geschreven. ‘U wordt via deze brief opgeroepen om voor de rechter te verschijnen’. Het schrijven viel eind 2020 op de mat van Shayma Nassri, die in 2017 vanuit Syrië naar Nederland kwam. In 2019 ontving ze facturen voor een zestal specialistische behandelingen die ze nodig had. Die stuurde ze keurig door naar de zorgverzekering, ze was er immers voor vergoed. Door miscommunicatie tussen de behandelaar, zorgverzekeraar en Shayma liep een rekening van een paar tientjes op tot honderden euro’s. Die kwam op het bordje van Shayma en ging er niet meer vanaf. Ze moest onmiddellijk met het geld over de brug komen, anders volgde een gang naar het gerechtshof. Dat kwam nog bovenop haar akkefietje met de Belastingdienst, door een kleine fout bij de aangifte.

In de knoop

Leuker kunnen we het niet maken, wel makkelijker, luidt sinds jaar en dag de slogan van de Belastingdienst. Maar de invoering van het toeslagenstelsel in 2006 heeft het er niet eenvoudiger op gemaakt. Tel daar alle regels rond het zorgstelsel en lokale regelingen bij op, en je krijgt een knoop van wet- en regelgeving die veel Nederlanders niet meer kunnen ontwarren. Voor één op de vijf Nederlanders zijn de wetten te complex om goed na te kunnen leven, concludeerde in februari 2021 een onderzoekscommissie van Tweede Kamerleden in het rapport Klem tussen balie en beleid.

De verantwoordelijkheid voor het stelsel ligt bij het Rijk, maar gemeenten zien de gevolgen dagelijks in de praktijk, als burgers in de problemen komen. Elize Lanting van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VGN) bevestigt dit: ‘We zien een groep in Nederland die moeite heeft met hoe ingewikkeld het stelsel is.’

Voor bestaanszekerheid is een voorspelbaar en voldoende inkomen cruciaal. Daarvoor is een grote groep aangewezen op het toeslagenstelsel, met huurtoeslag, zorgtoeslag, kinderopvangtoeslag, kindgebonden budget, naast diverse andere landelijke en lokale tegemoetkomingen. Maar die regelingen leiden tot een onvoorspelbaar inkomen. Het systeem zorgt voor terugvorderingen, onduidelijke uitkomsten en een onevenwichtige relatie tussen burger en overheid. ‘Terwijl de meest kwetsbaren in de samenleving te maken krijgen met dit stelsel van inkomensvoorzieningen’, zegt Lanting. De VNG vindt het pijnlijk dat een systeem dat deze huishoudens financieel moet steunen juist extra financiële onzekerheid met zich meebrengt.

Ook de Nationale ombudsman maakt hier melding van. De ombudsman ziet veel mensen met financiële problemen voorbij komen. Het complexe stelsel wordt aangewezen als grootste oorzaak, naast het incassogedrag van schuldeisers. Maar liefst één op de vijf Nederlandse huishoudens heeft problematische schulden. Dit zijn meestal mensen met een laag inkomen dat wordt aangevuld via verschillende voorzieningen. Als daarvan iets wegvalt ontstaan er onmiddellijk problemen. Ook verandert de wetgeving regelmatig, waardoor zowel over- als ondergebruik van regelingen een structureel probleem is.

Nieuwkomers

Wat geldt voor veel Nederlanders, geldt al helemaal voor mensen die nieuw zijn in ons land, zoals statushouders. Het systeem van wet- en regelgeving is dusdanig complex dat zij snel in de problemen komen en schulden maken, zo blijkt uit onderzoek van Kennisplatform Integratie en Samenleving (KIS) uit 2018. Het belastingstelsel zet ze regelmatig op een dwaalspoor. Hetzelfde geldt voor het zorgstelsel, met onder meer het eigen risico, de online afhandeling en het verschil tussen restitutie- en naturapolissen.

Peter van Zoeren (Humanitas Utrechtse Heuvelrug) herkent de problematiek. Humanitas begeleidt vluchtelingen bij hun financiën en thuisadministratie. ‘Nieuwkomers begrijpen niet goed dat ze eerst geld van de overheid krijgen, bijvoorbeeld zorgtoeslag, en dan weer geld moeten betalen voor een zorgverzekering. Er zijn ontzettend veel potjes waaruit het geld vandaan komt, dat ook weer ergens naartoe moet.’ Ook komt het op verschillende dagen binnen. ‘Voor mensen die de taal nog niet helemaal machtig zijn, is het ontzettend moeilijk om bij te houden waar het allemaal voor is.’

‘Nieuwkomers begrijpen niet goed dat ze eerst geld van de overheid krijgen, bijvoorbeeld zorgtoeslag, en dan weer geld moeten betalen voor een zorgverzekering’

Ook Martijn van der Linden (Vluchtelingenwerk) ziet dit in de praktijk. Vrijwilligers van Vluchtelingenwerk helpen mensen met een verblijfsvergunning om hun leven administratief op orde te brengen in de eerste periode. ‘Je komt hier in Nederland, je hebt geen enkel netwerk, maar je moet van alles.’ Daar is hulp bij nodig, maar zelfs de Nederlandse vrijwilligers hebben moeite om die te bieden. ‘Regelmatig zitten zij daarbij met de handen in het haar door de bureaucratie waar ze mee te maken krijgen. Er zijn vindingrijke vrijwilligers die daar hun weg in vinden, maar soms staan we gewoon machteloos tegenover het systeem.’

Als voorbeeld noemt hij de toeslag voor alleenstaande ouders, de zogenaamde ALO-kop. Veel vluchtelingen reizen alleen of met een deel van het gezin vooruit, omdat de tocht naar Europa zeer gevaarlijk en duur is. Als alleenstaande ouder heb je recht op de toeslag. Maar bij gezinshereniging kan het recht met terugwerkende kracht vervallen, en moet al het geld worden terugbetaald. Tussendoor springt de gemeente soms bij. ‘Dat wordt dan een totale brei tussen de gemeente, COA, IND en Belastingdienst.’

Vrijwilligers spannen zich enorm in om de nieuwkomers te begeleiden bij hun eerste stappen in het Nederlandse bureaucratische landschap. Wel meldt het Sociaal Cultureel Planbureau (maart 2020) dat de informatie die statushouders krijgen daarom sterk kan wisselen. Sommigen treffen een actieve vrijwilliger met kennis van zaken, anderen hebben de pech dat ze van onvolledige of zelfs onjuiste informatie worden voorzien. Het moeilijke stelsel helpt de vrijwilligers in ieder geval niet mee.

Achtervolgd door aanmaningen

Shayma Nassri (30) raakte zelf verstrikt in een web van regelingen en betalingen. In haar geval ging het om zorgkosten. Na een heftige tijd in Syrië kwam ze als vluchteling in ons land terecht met haar man en dochter. Het begon allemaal in 2019, toen ze net anderhalf jaar in Nederland was. Ze had zes specialistische behandelingen gehad en kreeg een herinnering toegestuurd voor één van de sessies. Shayma diende de factuur meteen in bij haar verzekeraar. Drie maanden later volgde herinnering nummer twee, met een extra boete. Bij navraag bleek dat ze alleen de originele factuur had mogen indienen, niet de herinnering. Een fout die meteen door haar werd rechtgezet.

Exact een jaar later viel er weer een bericht op de mat. Een dagvaarding. De verzekeraar had één van de facturen niet uitbetaald. Die bleek voor haar nieuwe verzekeringsmaatschappij te zijn, die geen contract had met de behandelaar. De schrik zat er aardig in bij Shayma. De rekening van 680 euro kon ze niet betalen. Het bedrag was bijna de helft van haar bijstandsuitkering, waarvan ze maandelijks iedere cent nodig heeft. Maar opnieuw zat ze niet bij de pakken neer. Met het incassobureau kwam ze een betalingsregeling overeen en iedere maand maakte ze het afgesproken bedrag netjes over. Eén keer deed ze dat twee dagen later. ‘Ik wist niet dat je dit automatisch kon doen.’ Gevolg: nógmaals een brief met dreigende inhoud. Het restbedrag werd per direct ingevorderd, plus wederom een dikke boete. Anders werd ze voor de rechter gedaagd.

Shayma was inmiddels de wanhoop nabij. ‘Ik werd heel bang en moest huilen’, vertelt ze. Ze voelde zich achtervolgd door aanmaningen en dagvaardingen, in een tijd die al pittig was, met het opbouwen van een nieuw leven. ‘Ik had er echt last van. Uiteindelijk was ik twee hele jaren met deze facturen bezig. Met bellen, mailen, formulieren invullen.’ In totaal kreeg ze 55 pagina’s toegestuurd. ‘De brieven vond ik lastig te begrijpen. Er stond veel te veel informatie in en ik wist niet precies wat ze wilden.’ Naast het contact met de zorgverzekeraar en behandelaar ontving ze post van drie verschillende organisaties: financieel dienstverlener Famed, incassobedrijf Credios en deurwaarder Yards. Dat zorgde voor veel verwarring.

Cultuurverschillen

‘Nederland is echt een doolhof wat betreft regelgeving, helemaal als je die vergelijkt met de herkomstlanden van veel vluchtelingen’, zegt Martijn van der Linden. ‘En alles loopt hier via een scala aan organisaties. Het is in Nederland zo ingericht, dat je bij veel verschillende loketten moet zijn. Dat komt in hun eigen land meestal niet voor’, aldus Peter van Zoeren. ‘Daar is vaak één loket of één persoon die ze helpt met verschillende zaken. Hier is het heel erg versplinterd.’ Van Zoeren noemt dat het voor elke Nederlander al een ingewikkeld systeem is, ‘laat staan als je er niet mee bent opgegroeid, en er totaal nooit iets van hebt meegekregen’.

Shayma Nassri: ‘Ik vind het systeem heel erg moeilijk. Als je iets fout hebt gedaan, wordt dat meteen als een probleem gezien. Ik moet advocaat zijn om alles te kunnen begrijpen. Ik wist bijvoorbeeld niet dat ik belastingaangifte moest doen.’ In Syrië was ze dat niet gewend, legt ze uit. ‘En ik had daar geen zorgverzekering. Je kunt een verzekering afsluiten, maar dat is niet verplicht. Je betaalt de dokter direct, je krijgt geen facturen.’ Shayma Nassri schrok ook enorm van de dreiging met een rechtsgang. ‘In Syrië ben je dan een slecht persoon.’

Het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) schrijft in maart 2020 specifiek over Syrische statushouders dat ze gemiddeld sterk gemotiveerd zijn om deel te nemen aan de Nederlandse samenleving, maar aanlopen tegen de ‘papiercultuur’ en communicatieproblemen met instanties. Websites van formele instanties zijn bijna altijd in het Nederlands geschreven, formulieren moeten in het Nederlands worden ingevuld. Het is dan ook niet verwonderlijk dat er voor vluchtelingen die met weinig of geen kennis van de Nederlandse taal aankomen veel informatie verloren gaat, aldus het SCP.

Shayma liep aan tegen de grote hoeveelheid formulieren, brieven en mails die ze moest invullen, schrijven en beantwoorden. ‘Sommige organisaties kon ik alleen via mail bereiken. In het Nederlands schrijven vind ik veel moeilijker dan bellen.’

‘Nederland is echt een doolhof wat betreft regelgeving, helemaal als je die vergelijkt met de herkomstlanden van veel vluchtelingen’

Dat het Nederlandse financiële systeem grotendeels digitaal is georganiseerd, vormde voor haar geen obstakel, als hoogopgeleide IT-student. Voor veel andere nieuwkomers is dat wel wennen, zeker als ze weinig ervaring hebben met computers in het land van herkomst. In het coronatijdperk werd het nog belangrijker om online de weg te kunnen vinden. Voor veel burgers was de overheid daardoor moeilijker bereikbaar, meldt de Ombudsman, terwijl ze die extra hard nodig hadden. ‘We merkten dat hier en daar een gemeentespreekuur dicht en dan weer open ging. Dat maakte het wel wat lastiger voor statushouders’, zegt Peter van Zoeren daarover. En hun eigen intakes vonden online plaats. Maar dat werkt niet goed, meent hij: ‘Je hebt toch dat fysieke contact nodig om elkaar goed te begrijpen.’

Naast overheid en organisaties waar statushouders op terug kunnen vallen, is contact met Nederlanders heel belangrijk. Het beperkte netwerk van veel statushouders staat naast hun sociale ook hun ‘financiële integratie’ in de weg. Onderzoekers van KIS stellen dat financiële en sociale zelfredzaamheid nauw met elkaar samenhangen. Statushouders vinden het echter lastig om echte relaties op te bouwen met Nederlanders (SCP, 2021). En schaamte over financiële problemen kan ervoor zorgen dat ze minder sociale contacten zoeken.

Oog voor de mens

Shayma ging iedere keer voortvarend te werk om haar situatie op te lossen. Dat is niet voor iedereen vanzelfsprekend. ‘In Nederland hebben we een cultuur waarin we zelf onze boontjes proberen te doppen, maar veel nieuwkomers zijn dat niet gewend’, zo zegt een professional in het onderzoeksrapport van KIS. Ook komen veel mensen niet meteen in actie, blijkt uit onderzoek van de WRR uit 2017. De overheid verwacht van burgers dat ze zelfredzaam zijn op het gebied van persoonlijke financiën. Maar mensen moeten de wet niet alleen kennen maar ook ‘kunnen’, zoals doelen kunnen stellen, in actie komen en om kunnen gaan met verleiding en tegenslag. Dit vermogen kan extra onder druk staan in periodes van spanning en stress, waar statushouders vaak mee van doen hebben, blijkt ook uit het onderzoek van de WRR.

Maar als er iets misgaat, kan een persoonlijke benadering het verschil maken. Peter van Zoeren meent dat organisaties nu niet makkelijk buiten de regels om kunnen werken: ‘Daardoor kijk je niet naar de persoon en verlies je door de bureaucratie het oog voor de mens. Het moet allemaal binnen de voorwaarden van bepaalde regelingen vallen voordat er iets uit kan komen.’ Overheidsorganisaties kunnen mensen die in de knel komen nu niet met maatwerk helpen, zo staat ook in het recente Tweede Kamer-rapport. En de noodzaak om dat te veranderen wordt breed gevoeld. ‘De meeste fouten worden onbedoeld gemaakt, niet vanwege bewuste fraude. Wees dus niet onverbiddelijk, maar beweeg mee met de betreffende burger’, adviseert de VNG.

‘Uiteindelijk was ik twee hele jaren met deze facturen bezig. Met bellen, mailen, formulieren invullen’

Shayma loste haar probleem een maand geleden zelf op. Zij en haar gezin moesten een tijdlang op een houtje bijten. Maar zo lukte het haar om de schuld in één keer af te betalen en de gang naar de rechter af te wenden. Er loopt nog wel een betalingsregeling met de Belastingdienst, om een vinkje dat ze verkeerd had gezet bij haar aangifte. Verdere behandelingen bij de specialist zijn van de baan. ‘Ik was nog niet klaar, maar ik wilde niet meer. Ik heb haar wel honderd keer gebeld over de facturen. Het leverde veel te veel stress op.’

Nog steeds is ze gespannen over de kwestie en bang dat er ooit weer een dagvaarding volgt. ‘Ik wil zeker weten dat ik er nu klaar mee ben. Zelf heb ik heel veel mails gestuurd. Ik heb gevraagd om één bevestiging, maar die heb ik nooit gekregen.’

Deze productie is mede mogelijk gemaakt door het Steunfonds Freelance Journalisten.

Dit artikel werd eerder gepubliceerd op de Kanttekening op 12 maart 2021.

Hawija: een stad met een stigma

0

Puin. Onvoorstelbaar veel puin. Zo ver als het oog reikt staat er in Hawija geen gebouw meer overeind. En dat aan beide zijden van de weg. Is er een aardbeving geweest? De Iraakse veiligheidsagent die me rondrijdt vertelt over een bomfabriek van ISIS, die hier is ontploft.

Ik maak foto’s door het autoraam, want hier kunnen we niet uitstappen en zeker niet rondlopen. Ook de overlevenden mogen nog niet terugkomen. Eerst moet het leger zeker weten dat alle ISIS-strijders weg zijn, dat ze niet meer in tunnels of schuilplaatsen zitten – en dan zijn er nog de explosieven die ISIS altijd overal achterlaat.

Hawija was het laatste bolwerk van de terreurgroep ISIS dat in oktober 2017 werd heroverd. Net als in andere steden die het Iraakse leger en sjiitische milities met de hulp van luchtaanvallen van de coalitie hadden bevrijd uit handen van de terreurgroep, ging ik er zo snel mogelijk kijken. De verwoestingen in Hawija waren veel erger dan ik had verwacht. Vergelijkbaar met het westen van Mosul, dat de coalitie wekenlang had gebombardeerd. Maar dat was niet het geval hier. Had ik iets gemist?

Nieuws uit het kalifaat druppelde maar langzaam door naar de buitenwereld. Deze explosie was tot in de naburige oliestad Kirkuk te voelen geweest, dus buiten het kalifaat. Achteraf zie ik dat persbureau Reuters er al twee dagen later, op 5 juni 2015, verslag van deed – compleet met een plausibel dodencijfer. Voor mij was Hawija helemaal niet zo bijzonder, en die enorme explosie was er gewoon een van de vele in de oorlog tegen ISIS. Behalve dan dat Hawija een bolwerk van ISIS was, en tegelijkertijd het gevoel overheerste dat die aanval daarom gerechtvaardigd was.

Maandenlang beheerste ISIS, of Daesh in het lokale taalgebruik, mijn wereld, want de terreurgroep had een derde van Irak in handen. Ze was tot op een tiental kilometers van mijn Koerdische woonplaats Erbil gekomen. Als correspondent volgde ik de oorlog tegen ISIS actief, maar vooral via verhalen van vluchtelingen en familieleden van degenen die onder ISIS-bezetting leefden. En van collega’s die embedded waren bij leger of milities, en soms bij me logeerden.

Ik was vooral gefocust op berichten uit Mosul. Daar had ISIS immers haar hoofdstad gevestigd, en daar verzamelde ik tijdens de bezetting de verhalen. Dat was vanaf het begin moeizaam, want al snel verwoeste ISIS alle telefonietorens – om de communicatie met de buitenwereld te bemoeilijken, en vooral om haar te controleren. Wie nog een mobiele telefoon had en wist waar je een signaal kon opvangen, belde stiekem en onregelmatig met familie en vrienden buiten. Wie toegang had tot internet stuurde spraakberichten via Whatsapp.

Daar moest ik het van hebben, al waren het verhalen uit de tweede hand. Beter werd het niet. Slechts één keer sprak ik rechtstreeks met een jonge vrouw die op een dak stond omdat ze alleen daar ontvangst had. Maar al na twee minuten brak ze het gesprek af, omdat ze dacht dat iemand haar afluisterde. Na de bevrijding van Oost-Mosul ontmoette ik een jonge vrouwelijke ingenieur die kans had gezien de BBC op de hoogte te houden van de situatie, terwijl naast haar een ISIS-familie woonde. Ik wist welk gevaar ze had gelopen en begreep hoe bang ze moet zijn geweest. Want de verhalen die mij bereikten gingen voornamelijk over onderdrukking en geweld. Die jonge vrouw op dat dak had me een ding duidelijk kunnen maken: dat Daesh haar stad in een grote gevangenis veranderd had.

Er was een radiostation gericht op Mosul dat vanuit Erbil opereerde, waar ik regelmatig binnenliep. Toen de strijd om de bevrijding van de stad losbarstte, ging ik naar het inbelprogramma luisteren, waar burgers elkaar waarschuwden voor scherpschutters en verraders, en vertelden over de gevechten, de bommen en de lijken. Over angst, afkeer van ISIS, maar ook over hoop.

Belangrijk voor het begrip van wat er gebeurde was het blog Mosul Eye, dat een jonge Mosulse historicus anoniem bijhield. Hij bepaalde mijn beeld van Mosul als een stad onder bezetting, waar burgers zich binnen de marges verzetten. Er waren verhalen over anti-ISIS-leuzen die ’s nachts op muren verschenen, en over feestkleding die verborgen werd onder zwarte gewaden.

Voor Hawija was dat totaal anders. Het was al jarenlang een bolwerk van de extreme islam. Een stadje waar mijn fixers me weigerden naartoe mee te nemen: te gevaarlijk voor buitenlanders.

Hajiwa had een belangrijke rol gespeeld toen Iraakse soennieten in 2012 in opstand kwamen tegen de sjiitische regering van premier Nouri al-Maliki. Hij was geobsedeerd door de gedachte dat soennieten de macht terug wilden. Het was een van de naweeën van de dictatuur van Saddam Hoessein, wiens soennitische minderheid de sjiitische meerderheid decennialang had onderdrukt. Toen na 2003 de bakens verzet waren en de sjiieten het voor het zeggen kregen, legden ze de schuld door de zwarte jaren bij alle Iraakse soennieten.

Dat leidde tot het achterstellen van soennieten, van wie bovendien een onevenredig hoog percentage in de gevangenis terechtkwam. Daarom waren er maandenlang in de meeste soennitische steden op de vrije vrijdag demonstraties. Uiteindelijk trad het leger in april 2013 hard op. In Hawija. Want daar zou de protestbeweging zijn geïnfiltreerd door aanhangers van Saddam en zijn Baathpartij. Er vielen zeker veertig doden.

‘Toen ze het ware gezicht van Daesh zagen, keerden mensen zich van hen af’

Hawija was dan ook een van de steden die ISIS met open armen ontving. Velen zagen de groep als onderdeel van de soennitische revolutie die hen de macht terug zou geven. Baathisten werkten daarin samen met de radicale moslims. Ze dachten dat als ze Bagdad weer in handen hadden, ze die wel weer zouden kwijtraken. Dat was ook wat een jonge sjeik me vertelde die ik in de buurt van Hawija thuis opzocht. ‘Voor onze mensen was ieder initiatief tegen de regering welkom’, zei hij. ‘Maar toen ze het ware gezicht van Daesh zagen, keerden mensen zich van hen af.’

Dit 24-jarige stamhoofd had zijn vader en twee ooms aan ISIS verloren. Nadat de groep was verjaagd, telde hij in de regio die na zijn vaders dood onder zijn hoede kwam zevenduizend doden en vijfduizend vermisten.

Maar dat wist de buitenwereld niet. Het beeld van Hawija werd bepaald door de beelden van gevangen Koerdische peshmergasoldaten die ISIS in oranje overalls en in open kooien bovenop vrachtwagens door de stad reed. En vooral ook door de omstanders die dat toejuichten.

Voor mij persoonlijk speelde mee dat de laatste berichten van de bevriende Koerdische fotograaf Kamaran Najm uit Hawija kwamen. Hij was bij zijn werk aan het front nabij Kirkuk in handen van ISIS gevallen. Vanuit gevangenschap had hij contact weten op te nemen. De onderhandelingen om zijn vrijlating die volgden leverden niets op. Kamaran wordt nog altijd vermist.

Geen wonder dat we dachten dat de terreurgroep hier massale aanhang had. Er kwamen immers geen berichten van burgers uit Hawija. De stad had al evenmin een stiekeme blogschrijver. Mijn oud-student Mo, die net buiten Hawija woonde en dat zou hebben gekund, durfde niet. Pas toen ik hem na zijn ontsnapping uit ISIS-gebied sprak, begreep ik hoe verwrongen mijn beeld was door vooroordelen en emoties.

Mo(hammed) was een van de slimme Iraakse jongeren die een jaartje journalistiek had gestudeerd bij de instelling die ik in Koerdistan leidde. Terug in zijn dorp zag hij al snel in dat die kennis hem daar weinig zou opleveren. Toen ISIS de regio innam gaf hij Engelse les. Hij hield het nog een jaar vol, vooral door zich thuis schuil te houden. Toen vluchtte hij via een levensgevaarlijke omweg door bergen en de woestijn naar het naburige Kirkuk – cynisch genoeg hetzelfde onherbergzame gebied als van waaruit ISIS-aanhangers tegenwoordig hun aanslagen plegen.

Veilig in Kirkuk, dat de Koerden met hart en ziel tegen ISIS verdedigden, vertelde Mo over de ISIS-strijders die aan zijn deur kwamen om auto’s en wapens op te eisen. Over ISIS-aanhangers die anderen voor ongelovigen uitmaakten, om hun huizen te kunnen opeisen en alles te stelen, tot hun schapen aan toe. Over executies die in Hawija op videoschermen vertoond werden. De lijken van Iraakse soldaten die in de stad en bij controleposten werden opgehangen.

Dat gaf de stad een slecht imago. Maar tegelijkertijd benadrukte hij dat de ellende vooral veroorzaakt werd door radicale moslims die van buiten Hawija waren gekomen. Later kwamen daar ISIS-gezinnen bij die vluchtten uit gebieden die het Iraakse leger had weten te bevrijden, zoals Tikrit en Falluja, terwijl andere ontheemden knel waren komen te zitten in het kalifaat.

Van de originele inwoners steunde volgens hem hooguit tien procent ISIS, en in zijn dorp was dat zelfs maar een enkel gezin. De rest kwam van buiten. ‘We hebben twee problemen in Hawija’, zei hij. ‘Buiten de stad denkt men dat we blij zijn met Daesh. Dat geldt in werkelijkheid maar voor twee dorpen. Tegelijkertijd ziet Daesh ons als ongelovigen. We zitten tussen twee vuren.’

‘Buiten de stad denkt men dat we blij zijn met Isis. tegelijkertijd ziet Isis ons als ongelovigen’

Toen ik Mo na de bevrijding opzocht op de meisjesschool in zijn dorp waar hij weer lesgaf, vertelde zijn schoolhoofd hoe het stigma dat het hele dorp zou hebben geheuld met ISIS hem had achtervolgd. ‘Zelfs toen we ontheemd waren, leden we daaronder.’

Wat bijdroeg aan dat stigma is dat veel bewoners van Hawija en de dorpen conservatieve soennieten zijn, met strenge kledingregels. Het is voor buitenstaanders moeilijk om het verschil te zien. Het gevoel is al snel: je draagt een nikaab, dus steun je ISIS.

Vluchtelingen uit Hawija zaten vooral in het Hadj Ali-kamp, net buiten de Koerdische regio. Er liepen ernstig getraumatiseerde kinderen rond, die onder ISIS jarenlang niet hadden mogen spelen. Piepjonge meisjes die al een hoofddoek droegen. Anders dan in andere kampen bleven veel vrouwen de nikaab dragen. Hulpverleners wisten zich er slecht raad mee. De vrouwen die ik sprak maakten zich zorgen over hun mannen, die vermist waren. Waren ze opgepakt door het Iraakse leger, of de sjiitische milities? Hulpverleners hadden ontvoerde Jezidi-vrouwen gespot, van wie duizenden nog binnen de ISIS-gezinnen verborgen zaten. Maar ze wisten niet wat te doen om hen te helpen.

Hoe stel je vast wie er met ISIS heulde, en wie zich alleen maar aanpaste om de bezetting zo goed mogelijk door te komen? Burgers hadden zich aan de regels van het kalifaat te houden. En toen zij vluchtten nadat ISIS Hawija verliet, behandelde het Iraakse leger iedereen als ISIS-aanhanger en dus potentieel gevaarlijk. Bovendien ging in het ontheemdenkamp de sociale controle door: radicale vrouwen voorkwamen dat anderen openlijk afstand van ISIS namen. Dus bleef het beeld intact.

De reden dat ik tijdens mijn eerste bezoek aan Hawija geen burgers zag, kwam niet alleen door die enorme schade. Wat verder weg van de krater stonden best nog huizen overeind. Maar het Iraakse leger en de veiligheidsdiensten vertrouwden niemand uit de stad; in het buitengebied vonden ze nog steeds schuilplaatsen, wapens en zelfs een bommenfabriek. Voor hen was iedereen uit Hawija een Daeshi.

Terwijl ik door de verhalen van Mo wist dat de situatie veel diffuser was, werd in Koerdistan het beeld van Hawija bepaald door die peshmergatroepen in kooien. Typerend was ook de reactie op die explosie van juni 2015: in Kirkuk overheerste de vreugde dat ISIS nu minder explosieven had. De twee – en volgens sommige berichten drie – tankauto’s vol explosieven die in Hawija klaarstonden en mede de reden waren waarom de vliegtuigbom zo’n enorme explosie ontketende, hadden immers voor Kirkuk bestemd kunnen zijn.

De Koerdische geheime dienst hield Hawija nauw in de gaten, zo werd mij na de bevrijding verzekerd door een Iraakse geoloog die zes maanden lang nauw betrokken was bij het plannen van bombardementen op ISIS-doelen in Irak. ‘Omdat Hawija belangrijk was voor de Koerden hadden ze het geïnfiltreerd met een netwerk van spionnen’, zei Faisal Jeber.

Hij was gespecialiseerd in geometrie en de vertaling van satellietbeelden naar landkaarten en de werkelijkheid op de grond. Bij het Directoraat Inlichtingen en Veiligheid van het Iraakse ministerie van Defensie verzamelde en combineerde hij informatie die de basis vormde voor luchtaanvallen op ISIS-doelen. De militaire Operation Room in Bagdad, waar Nederland een vertegenwoordiger had, stuurde daarmee, na goedkeuring van de Irakezen en de coalitie, bommenwerpers op pad.

Nederland kreeg haar informatie echter volgens hem vooral van de Koerden. ‘In die tijd was de verhouding tussen de Koerden en premier Maliki erg slecht. Er was geen samenwerking. De Koerden hielden informatie voor zichzelf en voedden die aan hun vrienden: de Nederlanders, Italianen en Duitsers.’

Je vraagt je af hoe betrouwbaar die was als het ging om Hawija, gezien het Koerdische vooroordeel dat de stad werd bevolkt door ISIS-leden en -aanhangers. Maar ook Jeber dacht dat de meeste inwoners achter ISIS stonden. ‘En ik weet zeker dat de anderen liever onder ISIS-bewind leefden dan onder de sjiitische regering.’ Want het neerslaan van de protesten in 2013 lag nog vers in het geheugen. Ook in Bagdad werd Jebers mening breed gedeeld. ISIS werd gehaat vanwege de moord op 1.800 jonge sjiitische kadetten in 2014.

De overtuiging dat het beste ISIS-lid een dood ISIS-lid was, kan van invloed zijn geweest op de zorgvuldigheid van de planning van de Nederlandse aanval op Hawija. De Koerden wisten dankzij hun spionnen dat ISIS Hawija gebruikte om aanslagen te plannen en te organiseren. Dat er bommen werden samengesteld, waarbij – naast TNT en C4 – voor grotere bommen fosfaat en nitraat uit kunstmest werd gebruikt. Ze moeten hebben geweten dat er daarvan grote hoeveelheden lagen opgeslagen.

Ook Jeber ziet dat probleem. Omdat voor de Koerden Hawija en ISIS een en hetzelfde waren, ‘zullen ze zich weinig zorgen hebben gemaakt wie er omkwam’. Dat zou een deel van de verklaring kunnen zijn voor het feit dat er veel meer burgerslachtoffers waren dan Nederlandse militairen hadden verwacht.

‘Ik heb geen ramen, geen deuren en geen geld. De Nederlandse overheid moet over de brug komen’

Voor mij als journalist was het niet makkelijk om informatie uit het kalifaat te vergaren, maar evenmin voor de geheime diensten. Het hielp als je een stamhoofd kende, bijvoorbeeld een die vanuit veilig Koerdisch gebied contact had met stamleden in Hawija. Het was opvallend dat burgers ondanks de repressie bereid waren risico’s te nemen om informatie over de enorme explosie naar buiten te krijgen. Hoewel telefoons allang verboden waren, hebben verschillende inwoners daarmee staan fotograferen en filmen. En zijn ze er ondanks de moeilijke verbindingen in geslaagd die beelden naar buiten te krijgen.

Maakten ze gebruik van de chaos, of was het wat ISIS wilde, vanwege de propagandawaarde ervan? Dat laatste betwijfel ik, want de verliezen van de organisatie waren enorm. En niet alleen aan faciliteiten en voorraden om bommen te maken. ISIS begroef de eigen aanhangers – volgens lokale bronnen zo’n honderd mensen – in stilte in massagraven. Tot op de dag van vandaag vallen die buiten de officiële telling.

Of die honderd extra slachtoffers werkelijkheid zijn of verdichting weten we zes jaar na de explosie nog steeds niet. Niemand heeft naar de graven gezocht. Toen ik eind 2019 op een zonnige winterochtend in een koude zaal van het nog maar half herbouwde stadhuis van Hawija tegenover een paar dozijn overlevenden van de ramp zat, wist ik hoe moeilijk waarheidsvinding hier was. Wie deze mensen waren, wat ze echt van ISIS vonden – ik zou dat niet horen. Dat ze hier zaten was alleen omdat ze een schadevergoeding van Nederland wilden. ‘Ik heb geen ramen, geen deuren en geen geld. De Nederlandse overheid moet over de brug komen’, zei een van de aanwezigen.

Ik zat er met dubbele gevoelens. Dat was niet alleen omdat het stempel van Hawija als terroristenhol slecht combineerde met mijn medelijden met de slachtoffers die vaak alles kwijt waren. Er was haat en woede jegens Nederland over die bom, en die richtte zich ook op mij. ‘Ik haat alle Nederlanders, leiders, soldaten, iedereen’, zei een vrouw fel, en de hulpverlener die me begeleidde haastte zich erop te wijzen dat ik niet namens Den Haag kwam.

Het voelde heel ongemakkelijk en zelfs een beetje bedreigend. De mensen waren stug, trots en beschuldigend, en hun zwarte kleding deed de rest. Ik moest mezelf eraan herinneren dat ze reden hadden voor die haat. Dat bovendien alles wat er aan wederopbouw te zien was, door burgers zelf was gedaan. Met geleend geld of steun van hulporganisaties. ‘De Iraakse autoriteiten doen niets voor ons’, klaagde Khalid, die zijn garagebedrijf met auto’s erin verloor met een totale waarde van 50.000 dollar. ‘Ik had mijn eigen bedrijf. Nu moet ik voor iemand werken.’

Omdat overheidssteun grotendeels uitblijft, voelen burgers zich dubbel gestraft. Eerst door de ISIS-onderdrukking, en daarna door de Iraakse regering die de bevolking deels ten onrechte verwijt dat ze de radicale groep met open armen ontving.

Toen ze via familie in Europa begrepen dat Nederland verantwoordelijk was voor hun ramp, herleefde de hoop. ‘Als je iets fout doet, dan probeer je dat zo goed mogelijk te herstellen’, zei viceburgemeester Mohammed Mahmoud tegen me. ‘Dat is normaal in Irak, bij een ongeluk of een conflict: de veroorzaker betaalt.’ Dat is wat Hawija van Nederland verwacht.

De ‘algemene vergoedingen’ die het Nederlandse ministerie van Defensie inmiddels via hulporganisaties naar Hawija stuurt, leiden echter vooral tot gemopper: te weinig, het verdwijnt door de corruptie, waarom krijgen we het niet gewoon zelf, ter compensatie van ons verlies? Het slachtofferdenken viert nog steeds hoogtij: het is natuurlijk vanwege dat stempel, omdat ze ons nog steeds zien als ISIS-leden. Dat Nederland wel uitkijkt om slachtoffers persoonlijk te compenseren omdat dat een precedent schept voor alle slachtoffers van luchtaanvallen van de alliantie, dat wil er niet in.

Hawija is voor velen een hoofdpijndossier, vooral door onbegrip en gebrek aan betrouwbare informatie. Wie moet je vertrouwen, in een stad die al zolang een stigma heeft?

Het is de vraag of Hawija dat ooit nog kan kwijtraken. Burgers verwijten de Iraakse autoriteiten dat die hen ten onterechte hulp ontzegt. En Nederland, dat het hen met die bom groot onrecht heeft aangedaan en daarna in de steek liet. Die woede is begrijpelijk maar gevaarlijk, want ISIS mag dan geen kalifaat meer hebben, haar ideologie leeft voort. In de wanhoop van Hawija vindt die opnieuw vruchtbare aarde. Waar discriminatie, achterstelling, armoede en frustratie leven, is ook de behoefte aan wraak nooit ver weg.

Dit artikel werd eerder gepubliceerd op de Kanttekening op 24 augustus 2021.

Meer dan mediteren: ook moslims volgen de mindfulness-trend

0

Onder moslims neemt de populariteit van mindfulness toe. Door geest en lichaam te trainen om te focussen op het hier en nu, wordt er rust en ruimte gecreëerd in een hoofd vol met gedachten. Waar mindfulness in seculiere kringen wordt ingezet om bewuster te leven, gaan moslims er vooral mee aan de slag om het godsbewustzijn te vergroten.

Tijdens de coronacrisis is het aantal burn-outklachten in Nederland verdubbeld, bleek uit onderzoek door het CNV. Eenzaamheid, maar ook hoge werkdruk leiden ertoe dat ruim een op de vijf werkenden tegen een burn-out aan zit. Voor sommigen genoeg reden om op zoek te gaan naar manieren om de mentale gezondheid op peil te houden. Een cursus mindfulness kan daarom uitkomst bieden.

‘Na een cursus mindfulness via mijn werkgever ontdekte ik dat het meer aansluit bij de islam dan ik voorheen had gedacht’, zegt Nursen Sahin. Zij is werkzaam als maatschappelijk werker en geeft sinds kort mindfulnesstraining aan haar cliënten. Haar inspiratie en motivatie om met mindfulness aan de slag te gaan haalde zij uit de Koran.

‘Ik leerde in de Koran over de mensen die in het Paradijs zullen leven. Zij zijn niet bedroefd om het verleden en maken zich geen zorgen om de toekomst. Dat vond ik zo mooi, en ik dacht, er moet vast ook een manier zijn om deze houding aan te nemen voor het leven hier op aarde’, zegt zij.

Meer dan mediteren

De term ‘mindfulness’ heeft een boeddhistische grondslag, en wordt ook wel toegepast in de psychologie, legt Sahin uit. Dat werd voor het eerst gedaan door de Amerikaanse wetenschapper Jon Kabat-Zinn in de jaren zeventig. Hij combineerde meditatieve handelingen vanuit de boeddhistische leer met cognitieve gedragstherapie en ontwikkelde de zogeheten Mindfulness Based Stress Reduction (MBSR). Hiermee kon hij patiënten met chronische pijn helpen om zich op een andere manier tot hun klachten te verhouden. De MBSR werd in eerste instantie ontwikkeld voor ziekenhuispatiënten, maar inmiddels wordt het al jaren toegepast bij mensen met stress en burn-outklachten.

Mede door deze links met het boeddhisme willen sommige moslims niets met mindfulness te maken hebben, of ze zijn er sceptisch over, vertelt Sahin. ‘In het begin was ik ook heel sceptisch. Ik vond dat mediteren te zweverig. Maar gaandeweg ontdekte ik dat het een manier is om je aandacht te trainen en in het moment te leven. Zeker als je, net zoals ik en velen met mij, veel ballen hoog moet houden en hoge ambities hebt, waardoor je jezelf veel druk oplegt om te presteren.’

‘Ik vond dat mediteren te zweverig. Maar gaandeweg ontdekte ik dat het een manier is om je aandacht te trainen en in het moment te leven’

De meditatie in mindfulness bestaat uit gerichte ademhalingsoefeningen om het lichaam en de geest te verkennen. Door een moment van rust te creëren en te focussen op een onderdeel van het lichaam of op een enkele gedachte, wordt de aandacht in het hier en nu vastgelegd.

‘Tijdens zo’n meditatiesessie kunnen dan allerlei gedachten naar boven drijven. En die gedachten kunnen dan weer bepaalde gevoelens met zich meebrengen. De kunst is dan om juist te focussen op het lichaam en ademhaling, daarbij God te gedenken en je op die manier los te koppelen van de gedachten en negatieve gevoelens.’ Dat is gemakkelijker gezegd dan gedaan, stelt Sahin.

‘Maar mindfulness is meer dan enkel mediteren’, zegt zij. ‘Het is een levenshouding, en een manier om bewust te leven. En dat is een van de dingen die moslims uit de Koran leren. Door stil te staan bij alle aspecten van de schepping en de gunsten van God tot ons te nemen, kunnen wij meer uit onze levens halen en daar dankbaar voor zijn.’

Mindful moslim

‘Waar de seculiere mindfulness bedoeld is om de aandacht en het bewustzijn te trainen in het moment, is mindfulness binnen de islam ook gericht op het ontwikkelen van een constant bewustzijn van de aanwezigheid van God’, zegt Anne Dijk. Zij is oprichter en docent bij de islamitische kennis- en cultuurorganisatie Fahm Instituut. Sinds 2015 geeft zij vanuit Fahm Instituut de workshop ‘Mindful Moslim’. Daarin kunnen cursisten voor het eerst kennis nemen van mindfulness vanuit islamitisch perspectief. De workshop is een groot succes en kent een toenemende vraag, vertelt Dijk. Daarom biedt het instituut ook gelijknamige retraiteweekenden aan en zelfs een cursus ‘Mindful Ramadan’.

‘Een moslim hoopt te streven naar een staat van perfectie in het geloof – ihsan – waarbij die op elk moment beseft dat Allah aanwezig is. We weten dat perfectie alleen bij Allah is en dat het heel moeilijk is om te bereiken, maar je kunt de weg ertoe wel beoefenen. Mindful Moslim gaat daarom over de ontwikkeling van het godsbewustzijn ín elk moment’, legt zij uit.

Bij Mindful Moslim maakt zij gebruik van tools uit mindfulness, zoals de bodyscan, waarbij cursisten worden begeleid om stil te staan bij alle onderdelen van het lichaam, om gedachten te trainen aanwezig te zijn bij wat is. ‘Je traint jezelf in het nemen van de regie over jouw geest en waar jij je aandacht op focust. Daar voegen we een stap aan toe: op het moment dat je die regie hebt gepakt koppelen we dat aan het gedenken van God’, zegt Dijk.

Dit doet zij door middel van de dzikr – het gedenken van God door Zijn namen en eigenschappen herhaaldelijk te benoemen. ‘Hiermee train je jezelf om Allah veelvuldig te gedenken. Ook koppelen we in de training momenten of gebeurtenissen in je leven aan een eigenschap van Allah. Daardoor train je in die koppeling steeds te kunnen maken en je te bewegen naar een continue staat van godsbewustzijn.’

‘Wanneer mensen druk ervaren, is het logisch dat ze zoeken naar manieren om de rust weer te vinden en naar een staat van vrede te gaan – ook moslims’

Wat Mindful Moslim van Fahm Instituut onderscheidend maakt ten opzichte van andere mindfulness workshops die ook door moslimcoaches worden gegeven is de basis in de islamitische traditie. Zo wordt de theologische gronding van de cursus met name gevormd vanuit het werk van de grote klassieke theoloog imam Abu Hamid ibn Muhammad al-Ghazali (1058-1111).

‘Hij draagt de erenaam Hoeddjat al-islaam – bewijs van de islam – en wordt wereldwijd geaccepteerd binnen moslimgemeenschappen als een van de grondleggers die de koppeling maakt tussen het islamitische rechtssysteem en spiritualiteit. Zijn methodes zijn door andere moslimgeleerden overgenomen, wat maakt dat het onderdeel van de islamitische traditie is’, vertelt Dijk.

Nafs

De aandachtstraining, waar de seculiere mindfulness op gestoeld is, helpt moslims bij het herkennen van negatieve gedachten, gaat zij verder. ‘Als je het herkent, kun je zo’n opvatting isoleren, en vervolgens analyseren. Dat is waar het werk van imam Al Ghazali bij komt kijken. Hij heeft allerlei stappen geformuleerd over hoe je deze opvattingen kunt bevragen. En dat komt weer overeen met wat moslims in de Koran leren over de nafs – het zelf, het ego of de ziel.’

De nafs kent in de Koran drie stadia, namelijk de Nafs al-Ammarah, de ziel die door zijn driften en impulsen wordt beheerst. In het tweede stadium, de Nafs al- Lawwamah – de zichzelf bevragende ziel – vraagt de ziel zich af waarom hij bepaalde driften en impulsen heeft, zonder deze klakkeloos te volgen. Tot slot is er de Nafs al-Mutma’innah – een tot vrede gekomen zelf.

‘Dat laatste is een ontzettend moeilijke staat om continu in te verblijven en alleen voor the happy few’, erkent Dijk. ‘We kunnen er glimpen van opvangen, maar geregeld vallen we als mens terug in een lager stadium van de nafs. Mindful-oefeningen kunnen ons helpen de regie over gedachten en impulsen te trainen, en ons helpen om naar een staat van innerlijke vrede te bewegen.’

‘Alle maatschappelijk vraagstukken kennen een antwoord in de islam. Een thema als mindfulness is heel hip, maar ook daar is een islamitisch kader voor’

Het vergt discipline om deze staat van innerlijke vrede te bereiken. Dat weet ook ghostwriter Irene Schippers, die onlangs deelnam aan het Mindfulness Moslim retraiteweekend van het Fahm Instituut. ‘De retraite van Fahm in Winterswijk heeft me geleerd dat het gaat om de dialoog met jezelf. Dat je de moed hebt om op een bewuste manier naar jezelf te kijken, je bewust wordt van je potentie, maar ook van jouw gebreken en valkuilen. Ik ga door een mentaal zware periode en merk dat ik veel in het verleden aan het wroeten ben en mezelf bevraag waarom ik heb gedaan wat ik deed.’

Het Mindful Moslim-weekend zorgde ervoor dat ze tijd had voor zichzelf en op een actieve manier bezig was met haar geloof. ‘Vooral de gezamenlijke dzikr-sessies – het gedenken van God door teksten uit de Koran te reciteren – waren heel rustgevend. Het zijn kleine handelingen, maar door er bewust voor te gaan zitten en stil te staan bij Allah, voelde ik heel veel troost.’

High achievers

Al op de eerste dag van het retraiteweekend werd er gesproken over ambitieuze moslims, de high achievers, die hoge eisen stellen aan zichzelf en daarin door kunnen slaan. Dit kan leiden tot stress en burn-outklachten. ‘De voorlopers binnen de moslimgemeenschap, die vaak ook bewust aan zelfontwikkeling doen, willen een voorbeeld zijn voor anderen, hun ouders trots maken, en alles perfect doen. Maar ondertussen weten ze niet waar ze het moeten zoeken’, zegt Schippers. Als zelfstandig ondernemer, mantelzorger en moeder herkent zij zichzelf daar wel in.

‘Maar gelukkig weet ik nu wel beter hoe ik mijn tijd moet indelen om de nodige rust te pakken. Dat heeft ook wel met leeftijd te maken.’  Mede door de druk die ambitieuze moslims zichzelf opleggen, is er een grote vraag naar mindfulness vanuit de islamitische traditie, denkt zij.

‘Wanneer mensen druk ervaren, is het heel logisch dat ze op zoek gaan naar manieren om de rust weer te vinden en naar een staat van vrede te gaan. Dat is een behoefte die bij veel mensen leeft, dus ook bij moslims’, vult Anne Dijk aan. ‘Als er een maatschappelijk vraagstuk is, is daar ook een antwoord op te vinden in de leer en geschiedenis van de islam. Dan is een thema als mindfulness heel hip, maar ook daar is een islamitisch kader voor. Zolang er moslims in het Westen wonen en ze te kampen hebben met burn-outklachten, ontkom je er niet aan dat ze op zoek gaan naar manieren om de rust weer terug te vinden, en daarin willen putten uit de islam.’

Dijk merkt dat het trainen van aandacht en reflectie op je eigen nafs bij mensen veel losmaakt en tot nieuwe inzichten leidt. ‘Ik denk dat mensen nu meer dan ooit geconfronteerd worden met hun gedachten. Door de coronapandemie worden we ook beperkt in mogelijkheden om daarvan te vluchten. Je moet ermee dealen’, zegt zij. ‘Dat is wat ik ook mooi vind aan Mindful Moslim: je gaat de strijd aan met de eigen ziel, met je eigen nafs.’

Dit artikel werd eerder gepubliceerd op de Kanttekening op 2 augustus 2021

De Turkse minderheid in Griekenland mag zichzelf niet Turks noemen

0

In de Griekse regio West-Thracië wonen duizenden Turken. Ze strijden al tientallen jaren voor hun rechten en identiteit. ‘We worden beschuldigd van het promoten van de Turkse identiteit in Griekenland in een land waar officieel geen Turken wonen.’

De zang van de muezzin mengt zich met de Griekse liedjes van de nabijgelegen tavernes. De moslimbewoners van de Griekse stad Komotini maken zich klaar voor het gebed. Het zijn Turken die sinds de tijd van het Ottomaanse rijk in West-Thracië wonen, een gebied dat grenst aan Bulgarije en Turkije. De minaretten van negen moskeeën torenen uit boven de lage gebouwen van deze 60.000 inwoners tellende stad.

West-Thracië is ‘een voorbeeld van de perfecte co-existentie van Grieken van verschillende religies’, stelde het Griekse ministerie van Buitenlandse Zaken onlangs. De Griekse advocaat Stergios Gialaoglou bevestigt het: ‘Veel van mijn cliënten en vrienden behoren tot de moslimminderheid. We leven hier al meer dan honderd jaar in harmonie.’

Grieken winkelen in Turkse winkels en eten de beste kebab in de stad – bij een Turk. Turken sturen hun kinderen steeds vaker naar staatsscholen in plaats van minderheidsscholen. Daar ontstaan gemengde vriendschappen. Er is meer toenadering tussen de Grieken en de Turkse minderheid, die decennialang in isolatie leefde. Toch is er geen sprake van volledige integratie.

Twee jaar geleden zei Mustafa Mustafa, een parlementariër van Turkse afkomst van de linkse partij Syriza, in een toespraak dat de Turkse minderheid en hun Griekse landgenoten liever naast elkaar leven – ‘ieder in zijn eigen hoekje’. Ook Komotini is nog steeds verdeeld in Turkse en Griekse wijken. Fatih Hüseyinoglu, een jonge IT-er, neemt mij mee voor een rondleiding in de Turkse wijk waar hij sinds zijn geboorte woont.

‘Ik ben niet zeker hoe mijn vrienden zouden reageren als ze wisten dat ik Turks ben’

We passeren lage huizen met armoedig pleisterwerk. Ze staan licht voorovergebogen of leunen tegen de aangrenzende gebouwen. Hüseyinoglu rijdt voorzichtig. ‘Het is een schande. We leven in de Europese Unie. Maar deze wegen lijken uit de Middeleeuwen te komen.’

Hüseyinoglu heeft veel Griekse vrienden. Ze praten over alles, behalve politiek en zijn afkomst. ‘Ik snijd dit onderwerp liever niet aan. Ik ben niet zeker hoe ze zouden reageren als ze wisten dat ik Turks ben.’

Hij is niet de enige. Veel mensen, waaronder journalist en politicus Mustafa Sargo, zijn bang om hun Turkse identiteit te onthullen. ‘Ik bid dat mijn Griekse vrienden van mijn wielerploeg mij niet zullen vragen of ik me Turks of Grieks voel.’ De 27-jarige Sargo is de enige Turk in deze groep. Daar is hij trots op, want hij zou toegeven dat hij tot de minderheid behoort. ‘Ik vind het confronterend dat zelfs ik – een persoon met voldoende sociaal kapitaal – zulke angsten heeft. Hoe zit het dan met mensen die zich in een precaire positie bevinden?’

De vraag naar etniciteit valt geregeld tijdens de dienstplicht. Ozan Ahmetoglu, Sargo’s collega van de redactie van de minderheidskrant Gündem, vertelt wat een van zijn vrienden heeft meegemaakt. ‘De luitenant vroeg hem of hij zich een Turk of een Griek voelde. Hij antwoordde dat hij een Turk was. De volgende dag werd hij vernederd in het bijzijn van alle rekruten. De luitenant dreef de spot met hem en legde uit waarom hij geen Turk was. Die jongen kreeg daarna psychische problemen. Hoe kan je zo spelen met iemand zijn identiteit?’

Bevolkingsuitwisseling

Tot de jaren zeventig gebruikten de Griekse autoriteiten afwisselend de termen ‘moslimminderheid’ en ‘Turkse minderheid’. De houding van politici begon te veranderen na de pogroms op de Griekse minderheidsgemeenschappen in Istanbul en andere Turkse steden in 1955. De gevolgen van die gebeurtenissen waren voelbaar voor de Turken in Thracië – de volgende 35 jaar werden hen bepaalde basisrechten onthouden. Ze mochten onder meer geen grond kopen of een rijbewijs bezitten. Na een wetswijziging verloren bovendien ongeveer 60.000 mensen met een Turkse etnische achtergrond de Griekse nationaliteit.

‘Sindsdien heerst het principe van wederkerigheid in de Grieks-Turkse betrekkingen: wat er met de Griekse minderheid in Turkije gebeurt, gebeurt er ook met de Turkse minderheid in Grienland, en vice versa, zegt Konstantinos Tsitselikis, docent Balkan-, Slavische en Oosterse Studies aan de Universiteit van Thessaloniki. ‘We hebben ook te maken met een constant spel van leugens en laster. Het is een vicieuze cirkel. We zijn tot stilstand gekomen omdat beide partijen overdrijven: Turkije heeft harde kritiek op de situatie van de Turkse minderheid in Griekenland en negeert de positieve veranderingen. Griekenland ontkent op haar beurt alles en beschouwt het gebruik van de term ‘Turkse minderheid’ door de Turkse politici als de grootste provocatie’, zegt Tsitselikis.

Nationale minderheden zijn de gijzelaars geworden van het lange conflict tussen Griekenland en Turkije. De bescherming van de minderheden werd meermaals als een voorwendsel gebruikt voor een inmenging en zelfs een invasie. Zoals vlak na de Eerste Wereldoorlog, toen het koninkrijk Griekenland het leger naar Anatolië stuurde om de Grieken in Smyrna (het huidige Izmir) te beschermen.

Om nieuwe etnische conflicten te voorkomen, vond er na de Grieks-Turkse oorlog van 1919-1922 een bevolkingsuitwisseling plaats. Meer dan een miljoen orthodoxe gelovigen – voornamelijk Grieken – werden toen verdreven uit Turkije en ongeveer 300.000 moslims van verschillende nationaliteiten moesten Griekenland verlaten. De uitwisseling gold echter niet voor de Grieken uit Istanbul en de Turken uit West-Thracië. Het in Lausanne gesloten vredesverdrag garandeerde deze minderheden alle rechten, waaronder vrijheid van godsdienst en taal.

Het verdrag uit 1923 keert terug als een mantra in verhalen over de Griekse Turken. Vertegenwoordigers van de moslimminderheid citeren artikelen die hen autonomie zouden moeten geven, maar die niet worden gerespecteerd. De Griekse autoriteiten herhalen daarentegen dat het verdrag alleen de moslimminderheid vermeldt. Het dient als excuus om de Turkse minderheid niet officieel te erkennen – hoewel mensenrechtenorganisaties Griekenland al jaren oproepen om dat wel te doen.

Angst voor een tweede Noord-Cyprus

Advocaat Gialaoglou vreest de imperialistische aspiraties van de Turkse president Recep Tayyip Erdogan, die zijn invloed probeert uit te breiden op de Balkan, met name in die landen met een islamitische meerderheid: Albanië, Bosnië-Herzegovina en Kosovo. Ook vreest hij dat de geschiedenis zich zal herhalen. ‘We willen niet het tweede Cyprus zijn.’

Cyprus, het op twee na grootste eiland in de Middellandse Zee, is de sleutel tot het begrijpen van de geschiedenis van discriminatie van de Turkse minderheid in West-Thracië, zegt academicus Tsitselikis. ‘Alle repressie die de minderheid in Griekenland heeft meegemaakt, is een echo van de gebeurtenissen op Cyprus. Dit is een gevoelig onderwerp waar niet over wordt gepraat.’

Vanaf 1878 tot 1960 heersten de Britten over Cyprus, een eiland dat bevolkt wordt door Grieken en Turken. In 1960 werd er een onafhankelijke staat gevormd, hoewel de Griekse Cyprioten wilden dat hun eiland onderdeel van Griekenland zou worden, en veel Turkse Cyprioten aansluiting van Cyprus bij Turkije wensten. In 1974 heeft Turkije het noordelijke deel van Cyprus geannexeerd. Angst voor een nieuwe invasie van Turkije – deze keer in West-Thracië, waar ongeveer 140.000 moslims wonen – leeft sterk. ‘Vandaar ook de afkeer van de Turkse minderheid: mensen zijn bang voor een Turkse aanval’, zegt Tsitselikis, die zo’n scenario heel onwaarschijnlijk vindt. ‘Erdogan zal geen lidstaat van de Europese Unie binnenvallen. Het is normaal dat de staat de diaspora verdedigt. Griekenland verdedigt ook de rechten van Grieken in Albanië. Maar dat is geen reden om paranoïde te worden.’

Woordenstrijd

Door het aanhoudende conflict op Cyprus werd de Turkse minderheid in Griekenland nog meer gemarginaliseerd. Al voor de invasie van Noord-Cyprus begonnen borden met het woord ‘Turks’ uit de openbare ruimte te verdwijnen. Eerst verwijderde men het bijvoeglijke naamwoord uit de namen van minderheidsscholen. Later, in 1988, verbood het Griekse Hof van Cassatie ook drie verenigingen het woord ‘Turks’ in hun naam te vermelden.

‘Onze stichting, Turkse Xanti Unie, is de oudste organisatie die de culturele ontwikkeling van de Turkse minderheid ondersteunt’, legt de huidige voorzitter Ozan Ahmetoglu uit. ‘Al veertig jaar strijden we voor ons bestaan. Rechtbanken wijzen verzoeken tot herregistratie af en de Griekse regering heeft de beslissingen van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens van 2007 en 2008 nog steeds niet geïmplementeerd.’

Het Hof oordeelde toen dat Griekenland het artikel van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens betreffende de vrijheid van vereniging had geschonden. Ahmetoglu gelooft dat de Griekse autoriteiten de uitspraken van het Hof eindelijk zullen accepteren.

Hij wacht niet zomaar en blijft schrijven over minderhedenkwesties, omdat ‘de media de macht hebben – ze creëren ons beeld van de wereld’. Maar ze kunnen de publieke opinie ook manipuleren. Ahmetoglu heeft dit meermaals ondervonden toen zijn foto’s en die van andere collega’s van de redactie in de Griekse kranten verschenen.

‘De hele situatie is absurd – de Grieken noemen de Turkse minderheid Turken, maar zelf mogen ze zich zo niet noemen’

‘Krantenkoppen zoals ‘Turkse spionnen’, ‘Ankara-agenten’ zijn de norm. De Griekse mainstream media gebruiken consequent de term ‘illegaal’ om naar onze vereniging te verwijzen. Zo worden we gecriminaliseerd. Daardoor denken mensen dat we terroristen zijn die een bedreiging vormen voor de openbare orde. Dit is ook het officiële standpunt van de rechtbanken en autoriteiten – we worden beschuldigd van het promoten van de Turkse identiteit in Griekenland in een land waar officieel geen Turken wonen’ zegt Ahmetoglu.

In het verhaal van de gerechtelijke strijd van verenigingen gaat het niet om rechtshandhaving, maar om politiek – daarover zijn Sargo, Ahmetoglu en Tsitselikis het eens. ‘De Griekse regering maakt de fout om zware juridische middelen in te zetten in een woordenstrijd, het gebruik van het adjectief ‘Turks’’, zegt Konstantinos Tsitselikis. ‘De hele situatie is absurd – de Grieken noemen de Turkse minderheid Turken, maar zelf mogen ze zich zo niet noemen.’

Turken vormen geen uitzondering. Griekenland erkent geen etnische minderheden. Macedoniërs en Albanezen, net als Turken, bestaan ​​gewoon niet. En academici als Tsitselikis worden vijanden van het moederland genoemd omdat ze het tegendeel durven te beweren.

Dit artikel werd eerder gepubliceerd op de Kanttekening op 27 september 2021.

Het schrijfwerk van Edward Said blijft actueel: ‘Oriëntalisme is echt overal’

0

‘Lang na zijn dood in 2003, blijft Edward W. Said een partner in vele denkbeeldige gesprekken.’ Met deze ware zin opent Timothy Brennan zijn intellectuele biografie Places of Mind over de Palestijns-Amerikaanse literatuurwetenschapper Edward Said (1935-2003), wiens blijvende invloed op de geesteswetenschappen nauwelijks kan worden overschat. Ook in de media en op social media is zijn analyse van oriëntalisme – de ‘westerse’ manier van hoe we naar het oosten kijken – springlevend. Palestijnen zijn trots op ‘hun’ held, wiens portret prijkt op muren van oude steden in Palestina, in het gezelschap van martelaren die stierven voor de Palestijnse zaak. Wie was Edward Said? Hoe kon hij uitgroeien tot de belangrijkste niet-westerse intellectueel van de twintigste eeuw? En waarom is hij nog steeds relevant? Over deze en andere vragen ging de Kanttekening in gesprek met zijn biograaf Brennan (68), die zelf als literatuurwetenschapper aan verscheidene Amerikaanse universiteiten verbonden was.

Beeld: Timothy Brennan

U kende Said persoonlijk. Wat was uw relatie met hem? En wat voor mens was hij?

‘Edward leerde ik in 1979-1980 kennen als student. Ik had een hoge dunk van hem, hij was een rijzende ster. Hij had ook interesse in mij, omdat ik geen typische student was. Na mijn afstuderen werd hij mijn Ph.D.-begeleider, die mij adviseerde bij het schrijven van mijn proefschrift. We hadden ook leuk persoonlijk contact. Hij had iets jongensachtig over zich en was informeel, terwijl hij met zijn superieure intellect tegelijkertijd iets intimiderends had. Je moest je colleges altijd heel goed voorbereiden.

‘Toen ik professor was geworden aan een lokale universiteit in New York kwam ik hem weer tegen op zijn kantoor op Columbia University, tijdens lunches, op bijeenkomsten en bij hem thuis. Edward vroeg mij zijn colleges van hem over te nemen, als hij voor lezingen elders was. We dronken soms whisky bij hem thuis. Vlak voor Edwards overlijden in 2003 hielp ik hem met zijn polemiek tegen journalist Christopher Hitchens (1949-2011, red.), die een kritisch essay over Edward had geschreven.’

Daarover heb ik gelezen in Hitchens autobiografie Hitch 22. Ze waren toch eerst vrienden, Said en Hitchens?

‘Dat klopt. Maar Hitchens kwam in het rechtse kamp terecht en verdedigde ook de Amerikaanse invasie van Irak. Hitchens had het over ‘islamofascisme’, en beschouwde zijn voormalige vriend als een ideologische tegenstander. Zijn essay was een laaghartige en agressieve aanval, Hitchens interpreteerde Edward totaal verkeerd.’

En ze hebben zich nooit meer met elkaar verzoend?

‘Nee. Hitchens heeft zijn ware gezicht laten zien met zijn essay. Hij wist dat Edward op sterven lag.’

Wat is Edward Saids invloed op de huidige wetenschap?

‘Die is diepgaand op verschillende manieren. Allereerst heeft Said de demografie van de studentenpopulatie op de faculteit mede helpen te veranderen. Hij opende deuren voor studenten van kleur. De faculteiten werden diverser. Ook kregen docenten van kleur mede dankzij Said betere posities op de universiteit. Hij liet zijn invloed gelden en kreeg zo mensen van kleur op hoge posities. Ook het kritische denken is dankzij Said veel belangrijker geworden. Hij heeft niet alleen de literatuurwetenschap – zijn eigen vak – diepgaand beïnvloed, maar ook andere vakken als antropologie en geschiedenis.

‘Daarnaast bood Said tegenwicht aan de maatschappelijke ruk naar rechts, waar we in de jaren tachtig van de vorige eeuw mee kampten. In de tijd van Reagan en Thatcher liet Said als publieke intellectueel niet alleen zien dat het anders kon, maar ook hoe. Hij was onafhankelijk en verdedigde het humanisme, terwijl westerse regeringen en de westerse publieke opinie een andere kant op bewogen.’

Hoe moet je Said zien? Als een Amerikaanse Jean-Paul Sartre, een gezaghebbende linkse intellectueel? 

‘Said was het dichtste wat VS had in de buurt van een Sartre. Maar met het cruciale verschil dat Amerika een anti-intellectueel land is, terwijl Frankrijk publieke intellectuelen heel hoog heeft zitten.’

Wat is Saids relevantie voor de maatschappij van nu?

‘Tegenwoordig staan in verschillende landen de geesteswetenschappen onder druk. De universiteit moet vooral nuttig zijn, economisch nut hebben. Said is met zijn eloquente verdediging van de geesteswetenschappen dé persoon die deze wetenschappen relevant maakte voor het publieke debat. Dat een universiteit niet nuttig moet zijn voor de samenleving, maar juist kritisch op de samenleving.

‘Daarnaast heeft Said veel betekend voor de Palestijnse zaak. Natuurlijk heeft hij niets kunnen veranderen aan de bezetting van Palestina en het Israëlische nederzettingenbeleid, maar wel heeft hij kritiek op het zionisme en op de staat Israël salonfähig gemaakt, waardoor je niet meteen voor antisemiet wordt uitgemaakt als je kritiek hebt. Bovendien heeft Said de eenstaatoplossing – één staat voor Joden en Palestijnen – bedacht en op de politieke agenda gezet. Deze oplossing is volgens mij de enige oplossing voor dit decenniaoude conflict.’

‘Ondanks Saids werk zijn islamofobe beelden van het Midden-Oosten nog steeds breed geaccepteerd in de westerse media’

U heeft een intellectuele biografie geschreven over Said, geen gewone biografie. Vanwaar deze keuze?

‘Allereerst natuurlijk omdat de uitgever dat expliciet aan mijn vroeg. Hij wilde een intellectuele biografie over Edward Said. Natuurlijk biedt mijn intellectuele biografie ook aandacht aan het persoonlijke, aan de anekdotes. Die zijn zeker belangrijk. Maar het moest geen biografie worden zoals die over (de Amerikaanse schrijver, red.) Philip Roth, die vol staat met seksuele schandalen. Als je Said recht wil doen, dan moet je hem beschrijven als de intellectueel die hij was. Ik wilde een verbinding leggen tussen de universitaire wereld en die van de intellectueel die op televisie aan allerlei debatten meedeed en zich inzette voor Palestina.’

Hoe combineerde Said beide werelden?

‘Said deed veel onderzoek naar de Arabische filosoof Ibn Khaldun (1332-1406, red.) en de Ierse schrijver Jonathan Swift (1667-1745, red.). Hij leerde van hen de kunst van welsprekendheid, die hij vervolgens toepaste in het publieke debat. Het waren voor Said dus geen gescheiden werelden, en zijn werk als academicus hielp hem om een succesvollere intellectueel te worden.’

Uw boek heet Places of Mind. Wat bedoelt u met deze titel?

‘Said kreeg van tegenstanders vaak het verwijt dat hij helemaal geen Palestijn was, maar gewoon een Amerikaan die in de Verenigde Staten woonde en werkte. Maar de meeste Palestijnen zijn ballingen. Voor hen, ook voor Said, is Palestina een geprojecteerde plek in de geest.

‘Daarnaast wilde Said de politieke discussie omkeren. We moeten ons niet focussen op tijd, zoals Hegel en Marx, maar op geografie. Veel belangrijker dan de factor tijd is voor de Palestijnen de factor geografie, namelijk dat hun land bezet is door Israël. En dat dankzij het nederzettingenbeleid steeds meer stukken land worden afgepakt.’

Door wie is Said intellectueel beïnvloed? Was dit vooral de Franse filosoof Michel Foucault (1926-1984, red.), die een relatie tussen taal en macht legde? Of bijvoorbeeld de Amerikaanse taalwetenschapper Noam Chomsky (1928-, red.)?

‘Hoewel Foucault Said inderdaad beïnvloed heeft, vooral in het begin van zijn carrière, is Said geen leerling van Foucault. Zijn bekendste boek Orientalism uit 1978 is ook geen Foucault-boek. Said is juist heel kritisch op Foucault, omdat hij te eenzijdig focust op het discours dat alles en iedereen controleert en te weinig aandacht heeft voor motieven als winst, ambitie, ideeën en macht in zijn analyse. Van grote invloed op Saids werk was inderdaad Noam Chomsky, die van Said het eerste exemplaar van Orientalism kreeg. Toch is Chomsky geen leermeester van Said. Ze waren tijdgenoten.’

Wie waren wel zijn leermeesters?

‘Een leermeester, in zekere zin, was de Libanese christelijke intellectueel Charles Malik (1906-1987, red.), die zich met dezelfde grote thema’s – Oost en West, de staat Israël en de islamitische wereld – bezighield als Said later. En Malik was een staatsman en een filosoof. Dat wilde Said ook zijn. Malik was getrouwd met de nicht van Saids moeder Eva. Daarom kon hij zo’n grote invloed op Said uitoefenen.

‘Verder heb je – naast andere inspiratoren – onder andere Constantine Zurayk (1900-2000, red.), die de term Nakba muntte, Arabisch voor ‘ramp’, als referentie naar de etnische zuivering van de Palestijnen in 1948; de Italiaanse filosoof Antonio Gramsci (1891-1937, red.), die een theorie ontwikkelde over culturele hegemonie; en de Nahda-intellectuelen van de Arabische renaissance van eind negentiende eeuw.’

Said is wereldberoemd geworden met zijn boek Orientalism. Wat is oriëntalisme volgens Said en wat is er problematisch aan?

‘Het is een idee dat al veel langer leefde onder Arabieren. Ze stoorden zich aan westerse karikaturen over het Arabische, islamitische leven. Said liet in zijn studie echter zien dat negentiende-eeuwse filologen deze anti-Arabische, anti-islamitische vooroordelen overnamen en institutionaliseerden, zodat de wetenschap politieke overheersing legitimeerde. Met zijn boek Orientalism bracht Said literatuurwetenschap naar het centrum van de politieke discussie. Interessant is bijvoorbeeld dat een Israëlische topmilitair een boek schreef over de ‘Arabische geest’, dat weer door de CIA gebruikt werd bij verhoortechnieken. Said heeft kritiek op het instrumentaliseren van oriëntalisme in oorlogen.’

In hoeverre is oriëntalisme een realiteit in onze tijd?

‘Oriëntalisme is echt overal. Ondanks Saids werk zijn islamofobe beelden van het Midden-Oosten nog steeds breed geaccepteerd in de westerse media. Neem de hypocriete wijze waarop westerse media reageerden op de terugtrekking van de VS uit Afghanistan. Opeens waren de media heel bezorgd over vrouwenrechten. Begrijp mij niet verkeerd: de Taliban zijn slecht voor vrouwen. Maar was het daarvoor echt zoveel beter? Dat durf ik te betwijfelen. En komt vrouwenhaat door de islam, wat het populaire beeld is? Natuurlijk niet, het komt door het patriarchaat in het algemeen.

‘Saids analyse over het oriëntalisme kun je niet alleen op de Arabische wereld toepassen, maar bijvoorbeeld ook op China. Alles over China is nu negatief bijvoorbeeld.’

Maar daar valt best wel wat voor te zeggen, nietwaar? China onderdrukt de islamitische Oeigoeren, begaat tegen hen een vorm van culturele genocide.

‘De genocide op de Oeigoeren is verschrikkelijk en ga ik niet bagatelliseren. Maar het beeld dat we over China hebben is een bekrompen beeld. Er bestaat in China een grote middenklasse. Maar de media hoor je daar zelden over. Het vijandbeeld is dominant. Oriëntalisme belet mensen om de werkelijkheid te zien. Alles is alleen maar negatief. Je moet met een open blik naar de wereld kijken, niet met een bekrompen visie.’

Er is nog steeds veel onrecht en ellende in het Midden-Oosten. Hoe kun je dit aankaarten zonder oriëntalistisch te zijn? Is dat wel mogelijk?

‘Dat is mogelijk. Je kunt tegelijkertijd postoriëntalist zijn en voor de universele mensenrechten opkomen. Dat is ook noodzakelijk. Edward Said maakte een onderscheid tussen filiation, verwantschap, en affiliation, verbondenheid. Verwantschap heb je met je familie en mensen van dezelfde etnische groep. Het is een andere band dan de verbondenheid die je met mensen voelt omdat je dezelfde waarden en standpunten deelt. Het is goed dat je kritisch bent over mensenrechtenschendingen, overal in de wereld. Maar het is een slechte zaak als je die mensenrechtenschendingen beschouwt als onderdeel van de islam. Kritiek op de Turkse president Recep Tayyip Erdogan? Prima. Maar hij is geen antidemocraat omdat hij moslim is.’

De Nederlandse rechtsfilosoof Paul Cliteur hekelde ooit het zogenoemde ‘occidentalisme’, een antiwesters discours waarin ‘het’ Westen als racistisch, kolonialistisch en ‘wit’ wordt voorgesteld. Bestaat occidentalisme?

‘We moeten voorzichtig hiermee zijn. Sommige auteurs wijzen op occidentalisme om de zogenaamde eenzijdigheid van Saids kritiek aan te tonen en het oriëntalistische standpunt te verdedigen. Dat is verdacht. Maar tegelijkertijd is het Westen meer dan racisme en kolonialisme. De westerse traditie bestaat ook uit denkers en activisten die kritiek hadden op kolonialisme en imperialisme. Ik heb collega’s die erg ongenuanceerd zijn over het Westen, in hun ogen de boeman. Dat is niet wat Said ons leerde. Ik wil ook lesgeven over de grote dingen die de westerse wereld heeft voortgebracht, ideeën die ook werden omarmd door niet-westerse denkers. We moeten juist genuanceerd zijn in de tijd van hyperraciaal bewustzijn.’

‘Radicale denkers die roepen dat het Westen de maatschappij vergiftigt, die interpreteren Said te extreem’

Said is dus genuanceerder dan dogmatische denkers die zich op hem beroepen?

‘Said denkt inderdaad minder binair dan sommigen die met zijn ideeën aan de haal gingen. Je moet ook kritisch over Said kunnen zijn. Said zorgde voor progressieve energie, maar tegelijkertijd is Orientalism ook een boos boek dat kan leiden tot polarisatie. Het is begrijpelijk dat sommige lezers juist die boze elementen eruit pikken. Maar radicale denkers die roepen dat het Westen de maatschappij vergiftigt, die interpreteren Said te extreem.’

Wat heeft Said nog meer gepresteerd behalve het concept van oriëntalisme?

‘Hij is de eerste die islamofobie problematiseerde, in zijn boek Covering Islam uit 1981, dat hij schreef naar aanleiding van de Iraanse gijzelingscrisis van 1979. Daarnaast liet Said in zijn geschriften over het Palestijnse conflict zien hoe belangrijk de kracht van het verhaal is. Het vertellen van een goed narratief is belangrijk voor politieke macht.’

Said werd geboren in Jeruzalem, groeide op in Palestina, Egypte en Libanon en werd daarna door zijn ouders naar een kostschool gestuurd in de Verenigde Staten, het land waar hij ook zijn academische carrière zou maken, zo lees ik in uw boek. Was Said een typische kosmopoliet, wiens vaderland de wereld is?

‘Niet helemaal. Said was heel erg Amerikaans. Dat was niet alleen technisch, dat hij een Amerikaans paspoort had, Said identificeerde zich ook sterk met de Amerikaanse cultuur. Zo at hij gewoon hotdogs, keek hij zaterdagmiddag graag naar het dansprogramma Dance Fever en hield hij ook van blockbusters als Die Hard. Tegelijkertijd wilde Said ook zijn Arabische en Palestijnse identiteit niet verloochenen. Met Arabieren sprak hij bijvoorbeeld alleen in het Arabisch. Ik denk dat zijn identiteit vooral werd bepaald door zijn positie als intellectueel en als progressieve academicus aan de universiteit. Maar zijn vaderland was niet de wereld, hij voelde zich geen Duitser of Fransman, alleen Amerikaan en Palestijn.’

Said had een christelijke achtergrond, zijn ouders waren Anglicaans. Maar hij noemde zich voor de grap wel eens een ‘eremoslim’, omdat hij voor de rechten van moslims opkwam. Hoe verhield Said zich tot het christendom?   

‘Het feit dat Said en zijn familie lid van de Anglicaanse Kerk waren, dezelfde kerk als de Britse koloniale machthebbers, was een beetje oncomfortabel, ook tegenover de Arabische christenen in het land. Said zei later tegen zijn kinderen dat hij atheïst was. Als ze langs een kerk liepen en ze mensen hoorden zingen, voelde hij niet de behoefte om even naar binnen te gaan om te kijken. Maar tegenover moslims noemde Said zich geen atheïst, omdat dit onder moslims wat gevoeliger ligt. Said was diep beïnvloed door zijn religieuze opvoeding en kende de gebeden en liederen van de Anglicaanse Kerk goed. Zijn christelijke opvoeding heeft vooral zijn liefde voor muziek gevormd.’

Waarom kon Said vanaf de jaren zestig van de vorige eeuw carrière maken aan de universiteit? Werd hij niet tegengewerkt? Had hij – als wetenschapper met een Arabische etnische achtergrond – geen last van discriminatie en racisme?

‘Said had soms last van discriminatie en racisme toen hij studeerde. Hij was ‘donker’ en van een ‘twijfelachtige achtergrond’. Maar toen hij eenmaal beroemd was geworden, werd hij beschermd door zijn celebrity status. Ook zijn intelligentie en zijn succes beschermden hem. Said kon klachten articuleren. Mensen waren voorzichtiger, omdat ze wisten dat hij verbaal heel sterk was. In bepaalde kringen was Said niet welkom, maar dat was meer ideologisch, omdat hij links was en voor de Palestijnen opkwam. Maar juist zijn progressieve standpunten openden de deuren bij anderen.’

In hoeverre beschouwde de staat Israël Said vanwege zijn activisme als een ‘gevaar’?

‘De staat Israël beschouwde Said als een bedreiging vanwege zijn eloquente verdediging van het Palestijnse standpunt. Saids grote tegenstander was de Brits-Amerikaanse historicus en oriëntalist Bernard Lewis (1916-2018, red.), die volgens Noam Chomsky betaald werd door de staat Israël. Ze voerden stevige debatten. Verder had je in de VS magazines die door Israël betaald werden, of door de Israëllobby. Deze magazines probeerden Saids reputatie door het slijk te halen. Zo noemde Edward Alexander (hoogleraar Engels en essayist, 1936-2020, red.) Said ‘the professor of terror’ en probeerde hij hem met terrorisme in verband te brengen.

‘Said was niet welkom in zijn geboorteland. Pas na de Oslo-akkoorden, waar Said trouwens fel tegen was, kon hij terugkeren naar Palestina.’

‘De staat Israël beschouwde Said als een bedreiging vanwege zijn eloquente verdediging van het Palestijnse standpunt’

En wat vond de Amerikaanse overheid van hem? De FBI tapte toch zijn telefoongesprekken af? 

‘Inderdaad. En de FBI schreef ook uitgebreide rapporten over Said, die ze goed in de gaten hielden. Hij was enigszins verdacht omdat hij actief was voor de Association of Arab-American University Graduates (de Vereniging van Arabisch-Amerikaanse Alumni, red.). Toch, zo blijkt uit de stukken, kreeg de FBI steeds meer waardering voor Said. Ze hadden al vroeg door dat hij het ver zou schoppen als intellectueel, op basis van zijn optreden en zijn intelligente artikelen. Ze begonnen hem aardig te vinden. Het is een beetje zoals de film Das Leben der Anderen, waar een Stasi-agent sympathie begint te krijgen voor een dissidente schrijver uit de DDR.

‘Tegelijkertijd had de FBI ook al vroeg in de gaten dat Saids ideeën gevaarlijk waren, vooral voor Israël. Stanley Kurtz, een antropoloog die verbonden was aan de conservatieve Hoover Institution, getuigde in 2003 voor een subcommissie van het Huis van Afgevaardigden dat Saids postkoloniale kritiek ervoor had gezorgd dat docenten en onderzoekers Midden-Oosten Studies in de VS ongevoelig waren geworden voor de verleiding om bij te dragen aan de ‘War on Terror’ van president George W. Bush.’

Said was heel kritisch over de ‘oorlog tegen terreur’, weet ik dankzij zijn polemiek met Christopher Hitchens. Maar hoe keek hij aan tegen extremistische organisaties als Al Qaida?

‘Said had stevige kritiek op Al Qaida en nam afstand van hen. Ook had hij kritiek op splintergroepen van de PLO (de Palestijnse Bevrijdingsorganisatie, red.). Said voelde dit al redelijk vroeg aan. Aanvankelijk steunde Said de radicale facties, maar zijn vriend Eqbal Ahmad (1933-1999, red.) overtuigde hem van het feit dat dit niet de juiste weg was om te bewandelen. Je moet het publiek winnen, en dat kun je alleen als je op de moral highground staat. Omdat Said kritiek had op de militaire optie en plegers van zelfmoordaanslagen geen martelaren noemde, werd hij niet populair bij de radicalen in het Midden-Oosten.

‘Said schreef veel over 9/11 en de ‘oorlog tegen terreur’. Said verdedigde het terrorisme niet. Hij steunde Amerika. Maar dan wel het andere Amerika, het Amerika van de goede progressieve tradities. Van de burgerrechten, van het feminisme. De wijze waarop de VS onder leiding van Bush de oorlog tegen de terreur uitvochten, vond Said bespottelijk. Ook had hij kritiek op het feit dat onder het mom van deze oorlog burgerlijke vrijheden werden geschonden. Het ging onder andere om de Patriot Act van oktober 2001, die de Amerikaanse overheid meer ruimte gaf om informatie te vergaren over mogelijk terrorisme en hier harder tegen op te treden. Said bekritiseerde de erosie van de rechtsstaat, waarbij al dan niet vermeende tegenstanders, waaronder Amerikaanse burgers, willekeurig vermoord konden worden, de institutionalisering van foltering. Hij hekelde ook het hersenloze gejoel waarmee een groot deel van het Amerikaanse publiek deze aanval op de rechtsstaat verwelkomde.’

Als Said nu nog geleefd zou hebben, hoe zou hij hebben gereageerd op de imperialistische politiek van Turkije? En zou hij het isolationisme van Donald Trump, die zich wilde terugtrekken uit het Midden-Oosten, hebben toegejuicht, denkt u?

‘Said is nu meer dan achttien jaar geleden overleden, dus we moeten voorzichtig zijn met het doen van voorspellingen. Maar het is evident dat hij kritiek zou hebben op Erdogan, die niet alleen een autoritaire richting heeft ingeslagen, maar ook de onafhankelijkheid van de universiteiten aanvalt. Juist de academische vrijheid had Said altijd hoog in het vaandel staan.

‘Uiteraard zou Said ook kritisch zijn op Donald Trump. Said was wel voor de terugtrekking van de VS uit het Midden-Oosten, maar was tegen isolationisme. Hij vond dat de Verenigde Naties voor vrede moesten zorgen.’

Beeld: Picador

Ten slotte: wat zou hij, denkt u, hebben gevonden van de BDS-beweging (Boycot, Desinvestering en Sancties, red.), die Israël cultureel en economisch wil boycotten?

‘Hij zou de BDS-beweging denk ik hebben gesteund. Maar dan wel als intellectueel, dus kritisch. Zo werkte Said samen met een Israëliër voor een orkest. De BDS-beweging zou dit verkeerd vinden. De boycot van Zuid-Afrika leidde uiteindelijk tot het einde van de apartheidspolitiek. Zo moet de boycot van Israël leiden tot het einde van de apartheid en de bezetting en vrijheid voor de Palestijnen. En de eenstaatoplossing van Said, een democratische staat met gelijke rechten voor alle burgers, is daarvoor de beste oplossing.’

Dit artikel werd eerder gepubliceerd op de Kanttekening op 17 november 2021.

‘Het is onwaar dat de islam en vrouwenrechten niet samen kunnen gaan’

0

Vrouwenrechten in Arabische landen zijn al tijden onderwerp van debat. De algehele tendens is dat de islam gelijke rechten voor man en vrouw zou tegenwerken. Maar klopt dat wel? Sociologe Saskia Glas (Radboud Universiteit Nijmegen), die vier jaar lang onderzoek deed naar religie en vrouwenrechten in Arabische landen en daarop in 2020 promoveerde, concludeert dat ons beeld bijgesteld kan worden. Specifiek keek ze naar de steun van de Arabische bevolking voor vrouwenrechten, omdat vaak gezegd wordt dat moslims geen vrouwenrechten willen steunen.

Beeld: Saskia Glas

Hoe staat het met de vrouwenrechten in Arabische landen? Werkt de islam die tegen of niet?

‘Religie werkt sommige vrouwenrechten in verschillende landen wel tegen. Er zit een vrouwenonderdrukkend aspect in de religiositeit van Arabische mensen. Aan de andere kant werkt religie vrouwenrechten niet altijd tegen en kan de steun voor vrouwenrechten juist vergroten. Gemiddeld genomen hebben vrouwen in Arabische landen minder rechten dan in bijvoorbeeld Europese landen. Daarnaast geldt dat hoe vaker Arabische mensen naar de moskee gaan, hoe minder ze het idee van gelijke rechten tussen vrouw en man steunen. Dat komt omdat in moskeeën een conservatief en eenzijdig beeld van vrouwen wordt gepredikt. Toch beïnvloeden sommige manieren van religieus zijn het denken over gelijkheid juist positief. Arabische vrouwen die veel waarde hechten aan religie in hun dagelijks leven, steunen vrouwenrechten juist meer. Persoonlijke religiositeit gaat niet in tegen de steun voor vrouwenrechten.’

Maar wat dan wel?

‘Het gaat vooral om de interpretatie van religie en van de normen en waarden. In mijn onderzoek heb ik ook gekeken naar de opvattingen over gelijkheid in het onderwijs en de politiek. Daar zit een groot verschil in. Een vrouw als politiek leider wordt gezien als een bedreiging voor het gezin, terwijl dat bij een vrouw met een goede opleiding niet zo is. De redenering is dat hoog opgeleide vrouwen een betere moeder en huisvrouw zijn, terwijl een politieke carrière minder goed samengaat met het opvoeden van kinderen en het doen van het huishouden. Als vrouw sta je dan ook boven de man en dat wordt niet breed geaccepteerd.’

Dat zal bij een man niet snel gezegd worden?

‘Klopt, maar er zijn verschillende manieren om de islam te interpreteren. Imams hebben gemiddeld genomen een meer vrouwonderdrukkende interpretatie, terwijl feministische organisaties op basis van dezelfde teksten kunnen zeggen: dit is feministisch. Daarom is de publieke opinie zo belangrijk, want die zorgt ervoor dat regimes vrijheden toestaan. We moeten niet zeggen dat de islam patriarchaal, seksistisch, vrouwonvriendelijk is en daarmee uit, want het ligt veel genuanceerder. Er zijn andere opvattingen mogelijk. Daarom moet het debat niet afgekapt worden, maar juist gevoerd worden.’

Maar dat is toch het verleggen van het uitgangspunt, die ongelijkheid is er dan toch gewoon?

‘Ik denk dat je het te letterlijk neemt. Als je teksten uit de Koran, bijvoorbeeld over erfenissen, heel letterlijk neemt, dan ga je wel denken dat er ongelijkheden in staan. Maar wie zich niet blind staart op één tekst, ziet misschien dat er meer teksten voor gelijkheid dan voor ongelijkheid in staan. Je kan de Koran ook lezen als overgedragen in de zevende eeuw, waardoor je de inhoud moet vertalen naar nu. In de zevende eeuw kregen vrouwen bijvoorbeeld helemaal geen erfenis, waardoor ongelijke erfdelen alsnog als feministisch geïnterpreteerd kunnen worden.’

Veel westerlingen vinden het moeilijk om het idee van vrijheid dat zij hebben en het islamitisch geloof met elkaar te rijmen?

‘De islam kan een obstakel zijn voor vrijheid en vrouwenrechten, maar het is pertinent onwaar dat geloof en vrouwenrechten nooit samen kunnen gaan. Uit mijn onderzoek bleek dat onder tienduizenden respondenten, de helft vrouw en de helft man, zeker twintig procent van de zwaar gelovige moslims ook vrouwenrechten steunen. Dat is een minderheid, maar wel een substantiële en niet te negeren minderheid. Er wordt inderdaad vaak gezegd dat de islam vrouwen onderdrukt, wat soms wel en soms niet zo is, maar we moeten juist de condities vinden waaronder het gebeurt.’

Het beeld dat de islam vrouwenrechten onderdrukt is er helaas. Wat zijn die condities dan?

‘Het heeft ook te maken met het land zelf. Een belangrijk verschil tussen de Arabische landen is de mate van democratie. Nou is die regio op zich geen boegbeeld van democratie, maar dat betekent niet dat er geen verschillen tussen de landen zijn. Uit mijn onderzoek blijkt dat naarmate een land democratischer en vrijer is, mensen makkelijker religiositeit en de steun voor vrouwenrechten met elkaar kunnen rijmen. Als je mensen vrijer laat en een regering legt ze niet zoveel op, dan gaan ze echt zelf op zoek naar een progressievere interpretatie.’

‘Hoe vaker Arabische mensen naar de moskee gaan, des te minder ze vrouwenrechten steunen’

Waarom is het belangrijk om dat beeld wat betreft vrouwenrechten te veranderen?

‘Omdat het beeld ervan heel gesloten is, dat de islam haaks op vrijheid en vrouwenrechten staat. Als dat verhaal maar vaak en luid genoeg wordt verteld, geef je moslims minder mogelijkheden om hun religie zelf te interpreteren, terwijl uit mijn onderzoek naar voren komt dat als ze die mogelijkheden wel hebben, ze makkelijker feminisme en islam met elkaar rijmen.’

Heeft de islam ook emancipatoire kanten?

‘Ja, en dat wordt zelfs aangemoedigd. Niet per se overal, maar met name bij de ijtihad, een ander belangrijk concept binnen de islam. Daarbij wordt het zelf nadenken, reflecteren en het zelf interpreteren van je religie aangemoedigd. Het idee is dat iemand een betere moslim wordt door zelf na te denken in plaats van klakkeloos over te nemen wat je is verteld. Hier verwijzen feministische organisaties binnen de Arabische regio ook naar.’

Welke verschillen heeft u ontdekt tussen landen of achtergronden?

‘De steun voor vrouwenrechten is relatief hoog in landen als Marokko, Libanon, Algerije en Tunesië, de meer democratische landen, en minder hoog in de onstabielere landen, zoals Egypte, Jemen en Saudi-Arabië. Het is dus niet zo dat er in ieder land hetzelfde over vrouwenrechten gedacht wordt, want het blijkt dat er verschillen zijn in hoe makkelijk religie en feminisme gecombineerd worden.’

Steunen alle vrouwen vrouwenrechten evenredig?

‘Er zijn wel verschillen. Vrouwen die hoger opgeleid zijn steunen bijvoorbeeld gelijkheid meer dan laagopgeleide vrouwen. Hetzelfde geldt voor mannen. Opvallend is dat vrouwen makkelijker hun religie combineren met steun voor vrouwenrechten. Vrouwen geven een meer feministische interpretatie aan hun religie.’

‘Vrouwen steunen vrouwenrechten meer dan mannen, maar het verschil is minder groot dan je zou denken’

Hoe gevoelig liggen vrouwenrechten bij moslimmannen?

‘Dat verschilt. Vrouwen steunen vrouwenrechten over het algemeen meer dan mannen, maar het verschil is minder groot dan je zou denken. Er zijn best wel wat mannen die feminisme steunen. Maar het hebben van een baan zorgt er bij vrouwen meer voor dat ze vrouwenrechten steunen en bij mannen maakt dat niet uit. Wel steunen mannen en vrouwen vrouwenrechten minder als ze eenmaal getrouwd zijn.’

Hoe kan dat?

‘Doordat getrouwde mannen meer voldoen aan het ideaal van de status quo. Men hoort te trouwen en de man moet dan voor het inkomen zorgen en de vrouw moet het gezin verzorgen. Mannen en vrouwen die single zijn, hebben meer vrijheid en voldoen geen van beiden aan dat beeld. Maar zowel mannen als vrouwen blijven tegenwoordig langer alleen en voldoen beiden niet aan het traditionele beeld dat er is.’

Hoe beïnvloedt religie het denken over gelijkheid?

‘Positief en negatief. In Arabische landen wordt vaak gezegd dat feminisme iets westers is en daar niet hoort, maar door feminisme te onderbouwen met religie komt het wel beter aan. Religie is ook een struikelblok en in mijn onderzoek heb ik vooral gezien dat het gaan naar de moskee daar mee samenhangt. Mensen die vaker naar de moskee gaan, zijn gemiddeld genomen minder feministisch. Vrouwenonderdrukking is vaak religieus onderbouwd. Het is te makkelijk om te zeggen dat mensen helemaal voor of helemaal tegen vrouwenrechten zijn. Uit mijn analyses blijkt dat dus 20 tot 25 procent van de mensen in Arabische landen vrouwenrechten echt steunt en een iets kleinere groep van 15 procent dat helemaal niet doet, maar de grootste groep is die in het midden en die is gematigd.’

Hoe staat het met de rechten van islamitische vrouwen hier in Nederland?

‘Het debat over integratie van moslims speelt hier een grote rol. Sommige maatschappelijke debatten schetsen het beeld dat moslims niet de kernwaarden van de westerse liberale democratie delen, en blijkbaar is gendergelijkheid een kernwaarde. Ik heb wel al een onderzoek gedaan, maar dat is nog niet gepubliceerd. Hieruit blijkt dat het voor migranten in landen die meer van dit soort ideeën onderstrepen – en waarin meer populistische partijen zijn en waarin media meer buitensluiten – moeilijker is om vrouwenrechten te steunen. In Nederland helpt het echt niet om vrouwen te laten integreren door maar te blijven zeggen dat hun religie ze onderdrukt en ze onze waarden niet steunen. Maar de steun voor vrouwenrechten is hier wel veel groter dan in Arabische landen.’

‘Vrouwen geven een meer feministische interpretatie aan hun religie’

Wat moet er nog veranderen?

‘Dat mensen vrijer worden gelaten in hoe ze hun religie interpreteren. Daarnaast mag ook het publieke debat wat genuanceerder gevoerd worden, zodat we moslims niet opleggen hoe ze hun religie moeten interpreteren. Zo blijkt uit mijn onderzoek dat als dat gebeurt, ze hun religie feministischer interpreteren.’

Dit artikel werd eerder gepubliceerd op de Kanttekening op 5 oktober 2020.

Complotdenken ontrafeld: ‘Ik zie veel parallellen met religie’

0

Er was reden genoeg voor onderzoeksjournalist Maarten Reijnders om zijn boek Complotdenkers uit 2016 te actualiseren. Zo heeft de coronacrisis complotdenken zichtbaarder gemaakt. De overheid zou dit ‘griepje’ gebruiken om de burger te knevelen, vaccins zouden vergif zijn of een chip bevatten. Of neem FvD-parlementariër Thierry Baudet, die heel wat complottheorieën op Twitter heeft gegooid. Denk aan de ‘omvolkingstheorie’, of dat de officiële lezing van 9/11 niet klopt en dat de Hongaarse miljardair en filantroop George Soros het Westen wil destabiliseren. We spraken Reijnders, wiens boek net een herziene druk heeft gekregen, over de aantrekkingskracht en gevaren van complottheorieën, die heel soms waar blijken te zijn, maar veel vaker niet.

Beeld: Maarten Reijnders

Waarom hebben complottheorieën de laatste tijd zo’n enorme hoge vlucht genomen? Zijn er ook nog andere oorzaken dan corona?

‘Dankzij de coronapandemie is complotdenken veel zichtbaarder geworden. Er staat nu ook meer op het spel. Complotdenken heeft nu een directe impact op je eigen leven. Als je gelooft dat corona maar een griepje is, ben je eerder geneigd om je niet aan de maatregelen te houden. Maar dan ben je tegelijkertijd ook een gevaar voor andere mensen. Dat maakt complotdenken nu gevaarlijker dan normaal. Meer algemeen is het zo dat ingrijpende maatschappelijke gebeurtenissen vaak een katalysator zijn voor complottheorieën, oude en nieuwe. Dit geldt ook voor de coronapandemie.

‘Maar het complotdenken heeft al voor corona een hoge vlucht genomen, dankzij politici die allerlei samenzweringstheorieën hebben verspreid en nog steeds verspreiden en een groot bereik hebben. Allereerst is dat natuurlijk Donald Trump, en in Nederland hebben we het over Thierry Baudet. Er zit geen rem meer op bij Baudet. Hij twijfelt nu ook over de maanlanding.’

Wat maakt complottheorieën zo aantrekkelijk?

‘Ten eerste gaat het om onze universele behoefte om grip te krijgen op de wereld om ons heen. Onze wereld is complex. Complottheorieën helpen om een verklaring voor anders onverklaarbare zaken te geven. Ten tweede zie je ook dat complottheorieën populair zijn bij mensen die een traumatische gebeurtenis hebben meegemaakt. Een complotdenkster uit mijn boek verloor haar kind aan kanker. Ze was al ontvankelijk voor alternatieve theorieën, maar dit raakte in een stroomversnelling toen haar kind overleed. Dat was volgens haar de schuld van vaccinaties. Ten slotte creëert het geloof in complottheorieën ook een fijn gevoel bij jezelf en anderen die deze complottheorie aanhangen. Het idee dat ‘wij’ iets begrijpen wat de rest niet begrijpt. Zij zijn ‘sheeple’, mensen die net zo volgzaam zijn als schapen.’

Zijn complottheorieën een substituut geworden voor religie?

‘Ja, in zekere zin wel. Ik zie veel parallellen tussen complottheorieën en religie. Beide voorzien in de behoefte aan verklaringen voor dingen die je niet begrijpt. Dat begon al in de steentijd. Jagers-verzamelaars geloofden vermoedelijk al in complotten: ze waren erop gespitst dat andere groepen hen zouden aanvallen. Die houding bood een evolutionair voordeel.

‘Complottheorieën bieden een simpele uitleg voor complexe problemen’

‘Complotdenkers zijn op zoek naar verbanden tussen zaken. Die houding zie je bij mens en dier terug. Ze willen orde in chaos scheppen. Soms klopt het verband dat we scheppen, soms is het onzin, hoewel die onzin wel interessante verhalen kan opleveren. Religie heeft ons veel verhalen bezorgd die bedoeld waren om de wereld om ons heen beter te begrijpen.’

Zijn strenggelovigen vatbaarder voor complottheorieën?

‘Daar heb ik geen onderzoek naar gedaan, maar dit klopt grosso modo wel. Sowieso zie je dat mensen met sterke overtuigingen ontvankelijker voor complottheorieën zijn. Kijk naar de achterbannen van Forum voor Democratie en de PVV. Zo blijkt uit een onderzoek van de Vrije Universiteit van Amsterdam en dagblad Trouw dat zij meer openstaan voor complottheorieën dan mensen die op andere politieke partijen stemmen. Ook orthodoxe gelovigen zijn ontvankelijker voor complotdenken. Orthodox-protestantse christenen op de Bible Belt hebben vanuit hun geloof moeite met inentingen, en staan om die reden meer open voor YouTube-video’s waarin beweerd wordt dat Bill Gates achter het coronavirus zit.

‘Belangrijk is dat het geloof in complottheorieën een tribale aangelegenheid is. Complottheorieën sluiten aan bij je eigen overtuiging. Orthodoxe christenen zullen bijvoorbeeld eerder geloven in een complot dat de media een geheime LGBTQI-agenda hebben, en bij groepen moslims gaan bepaalde antisemitische complottheorieën er sneller in. Complottheorieën sluiten aan bij de vooroordelen en gevoelens die er in deze gemeenschappen leven.’

Je schrijft dat veel Nederlanders geloof hechten aan een of meerdere complottheorieën, maar dat complotdenkers een paar stappen verder gaan. Waar ligt precies die grens?

‘Die grens is arbitrair. In mijn boek heb ik vooral de zware gevallen beschreven. In principe staat iedereen open voor een complottheorie. Ik ook. Want zulke ideeën sluiten aan bij iets wat je toch al gelooft, maar waar je te weinig over weet. Het is moeilijk om bij jezelf te zien waar en wanneer je de mist ingaat. Maar dit maakt niet iedereen een complotdenker. Bij complotdenkers is het geloof in complottheorieën consequenter. Ze geloven in meerdere complotten. Als je keer op keer de mist in gaat en valt voor complottheorieën, dan ben je een complotdenker.’

Complotdenkers hebben een obsessie voor pedofielen. Denk aan Pizzagate en QAnon, waarbij een Amerikaanse elite van satanische kindermisbruikers aan de touwtjes zou trekken. Of denk aan de verhalen over Joris Demmink of dat Mark Rutte als voorzitter van de liberale jongerenbeweging JOVD pedofilie zou hebben willen legaliseren. Waar komt die pedo-obsessie vandaan?

‘In complottheorieën is vaak sprake van een kwaadaardig plan. Kindermisbruik is zo’n beetje het ultieme kwaad. Dus dan is het logisch dat de ‘elite’ achter dit kwaadaardige plan zich ook aan kindermisbruik te buiten gaat. De obsessie van complotdenkers voor kindermisbruik bestaat al heel lang en heeft antisemitische wortels, waar complotdenkers zich niet bewust van zijn. In de Middeleeuwen ontstond het zogenoemde ‘bloedsprookje’: dat Joden christelijke kinderen ontvoeren om ze ritueel te vermoorden en hun bloed te verwerken in de matzes voor het Pesachfeest. Berucht is het verhaal van Simon van Trente, een jongetje dat dood werd teruggevonden. Hij zou ritueel zijn vermoord door de Joden, was de beschuldiging. Het gevolg waren pogroms tegen de Joden, en Simon van Trente werd als martelaar van de Katholieke Kerk heilig verklaard. Pas in 1965 werd zijn heiligverklaring teruggedraaid en gaf de Katholieke Kerk toe dat de Joden ten onrechte tot zondebok waren verklaard.’

Hoe komt het dat mensen in zulke extreme theorieën geloven? En dat ze hier aan vast blijven houden, ook na een grondige factcheck?

‘Mensen blijven geloven in hun eigen overtuigingen. Ze gaan niet zomaar van overtuiging switchen. Diehard gelovigen hebben hele sterke overtuigingen, de kans dat ze die zullen opgeven is heel klein. Ze zijn immuun voor feiten.’

Complotdenkers geloven vaak ook in allerlei snode complotten door Joden. Zij zouden de wereld willen beheersen via activisten, de media en de banken, waarbij vooral George Soros en de bankiersfamilie Rothschild een sinistere rol zouden spelen. Waarom hebben Joden het – volgens complotdenkers – zo vaak gedaan?

‘Wat hierin meespeelt is dat complottheorieën zich richten op groepen die afwijken van de norm. De Joden zijn anders. Zij zijn niet mainstream in Europa. Daarom waren zij eeuwenlang slachtoffer van discriminatie, die werd aangewakkerd door allerlei wilde complottheorieën. Maar ook andere marginale groepen zijn onderwerp van complottheorieën. Zo had je in de jaren vijftig van de vorige eeuw in de Verenigde Staten een ziekelijke angst voor homoseksuelen, die stiekem bezig zouden zijn met een machtsovername. De heksenjacht van senator Joseph McCarthy tegen de communisten uit die tijd kent iedereen, maar ook homoseksuelen waren slachtoffer van een soortgelijke hetze. En denk verder aan ongetrouwde vrouwen, die in de Middeleeuwen en de vroegmoderne tijd vaak van hekserij werden beschuldigd, en aan de Roma.’

‘Het interessante is dat extreemrechtse complotdenkers en islamitische complotdenkers in sociologische zin best op elkaar lijken’

Op Facebook volg ik een aantal islamitische groepen, waar antisemitische complottheorieën populair zijn. Wat is het beste antwoord hierop?

‘Het is heel ingewikkeld om dit soort verhalen te counteren, vanwege de sterke overtuigingen van mensen waartegen feiten vaak niet helpen. Wat ook meespeelt is cultuur. Onder groepen moslims bestaan er antisemitische vooroordelen, die onderdeel zijn geworden van de cultuur. Maar antisemitisme heb je ook in Rusland en Polen. Het is een heel taai proces om culturele vooroordelen te veranderen. Complotdenkers zien hun gelijk vaak bevestigd in één snippertje bewijs. Als er weer een rijke of invloedrijke kindermisbruiker opduikt roepen ze: ‘Zie je wel dat ze aan de touwtjes trekken?’ En sommige moslims zullen elke misstap die Israël maakt aangrijpen om de Joden collectief te demoniseren en het antisemitische vuur weer op te stoken.’

Kun je dit bestrijden met goed onderwijs?

‘Goed onderwijs is altijd belangrijk. Op scholen moeten leerlingen leren wat de Joden in loop der eeuwen is overkomen. De context moet worden geschetst, dat het niet in de haak is om Joden nu overal de schuld te geven.’

Maar zal dat niet worden gezien als bewijs dat het Nederlandse onderwijs niet deugt?

‘Die kans bestaat inderdaad, helaas.’

Extreemrechtse complotdenkers geloven dat er een snood plan bestaat om Europa zoals wij dat kennen te vernietigen, door middel van immigratie uit het Midden-Oosten en Afrika: ‘Eurabië’ en de zogenoemde ‘omvolkingstheorie’. Waarom zijn dit soort ideeën zo populair?

‘Ook hier geldt: het is heel fijn om te geloven dat er een plan achter zit. Migratie is het gevolg van een heleboel ingewikkelde oorzaken. Oorlog, ongelijkheid, klimaatverandering enzovoort. Complottheorieën helpen ook om niet na te denken over deze echte oorzaken. Dit lost ook een moreel probleem op, want je hoeft dan niet na te denken over de vraag of je met goed fatsoen mensen de deur kan wijzen die op de vlucht zijn geslagen voor oorlog, honger en armoede. Complottheorieën bieden een simpele uitleg voor complexe problemen.’

Hoe kun je dit soort verhalen het beste counteren?

‘Hetzelfde als bij die groepen moslims, met beter onderwijs. Het interessante is dat extreemrechtse complotdenkers en islamitische complotdenkers in sociologische zin best op elkaar lijken. Het gaat om groepen mensen die gemarginaliseerd zijn, zich ongehoord voelen, zich gediscrimineerd voelen, sociaaleconomisch vaak achtergesteld zijn. Als hun sociaaleconomische positie wordt verbeterd, kan dat onvrede wegnemen en zullen ze mogelijk ook minder vatbaar zijn voor complotdenken. Maar dit is een strijd die jaren zal duren.’

Welke complottheorieën zijn bij extreemlinks populair?

‘Hier wreekt zich mijn eigen blinde vlek, want ik ben ook lid van de linkse kerk. Maar los van mijn eigen blinde vlekken: complotdenken zit tegenwoordig vooral op rechts. Dat betekent uiteraard niet dat links van complotdenken verschoond is. Denk aan de antivax-beweging. Die heeft ook linkse aanhangers. Van die Partij voor de Dieren-types. Niet zo gek ook, want als je veganistisch eet en open staat voor alternatieve geneeswijzen, sta je mogelijk ook meer open voor complottheorieën over big pharma. Een tijd geleden alweer had de Partij voor de Dieren een webpagina over chemtrails, dat daar iets mee aan de hand zou zijn. Toen hier kritiek op kwam, is de pagina snel verwijderd. Maar die pagina was gemaakt naar aanleiding van vragen van de achterban. Er waren mensen die zich hierover zorgen maakten, en de PvdD wilde daarom onderzoek laten doen naar de effecten van chemtrails.

‘De SP zit soms ook een beetje in de complothoek. Zo stelde oud-Kamerlid Harry van Bommel Kamervragen over de internationale Bilderbergconferenties, waar Geert Wilders trouwens ook eens vragen over heeft gesteld. Ook bij het complotdenkerskanaal Café Weltschmerz schuiven linkse complotdenkers aan, zoals journalist Stan van Houcke en hoogleraar Kees van der Pijl, een communist van wie ik ooit nog college heb gehad. Van der Pijl gelooft onder meer dat Israël de hand heeft gehad in de aanslagen van 11 september. Daarnaast is hij bijzonder ontvankelijk voor alle alternatieve Russische theorieën ten aanzien van de MH17.’

Toch is het complotdenken bij uiterst rechts sterker?

‘Ja, bij uiterst rechts is er de laatste jaren een grotere tolerantie voor extreme meningen. Als je echt extreem bent wat betreft complottheorieën, dan ga je naar Forum voor Democratie. Dat bleek ook uit de documentaire Samenzwevers van Sunny Bergman, waar Partij voor de Dieren-stemmers vanwege corona overstapten naar FvD. Dit bewijst, een beetje cliché, ook de waarde van het hoefijzermodel: mensen aan de uiterste linkerflank hebben feeling met de ideeën aan de uiterste rechterflank – en andersom.’

Techbedrijven treden steeds vaker op tegen complottheorieën. Zo worden complottheoreticus Alex Jones en QAnon geweerd van social media. Laatst nog is een speech van Thierry Baudet van YouTube gehaald. Tegenstanders klagen dat deze techbedrijven, die een monopolie bezitten, arbitrair optreden en de vrijheid van meningsuiting ondermijnen. Wat vindt u van deze ontwikkeling?

‘Ik heb hier zelf ook een zekere ontwikkeling in doorgemaakt. Eerst vond ik dat de vrijheid van meningsuiting heilig was. Ik denk inmiddels wel dat er een verschil bestaat tussen het recht om je mening te mogen uiten en het recht om dat op ieder platform te mogen doen. Het is een goede zaak dat platforms kritischer zijn geworden. De motieven hiervoor zijn natuurlijk minder nobel. Sociale media treden op tegen samenzweringstheorieën vanwege commerciële redenen: bedrijven zitten er niet op te wachten als hun reclame verschijnt bij een video over een pedocomplot. Maar bedenk: het staat mensen vrij om hun eigen website te beginnen. Freedom of speech is niet hetzelfde als freedom of reach.’

Bestaat er niet het risico dat extremisten op hun eigen platforms verder radicaliseren?

‘Dat klopt. Tegelijkertijd, en dat weegt denk ik toch zwaarder, bereiken ze minder mensen op deze manier. In Myanmar radicaliseerden veel Birmezen dankzij Facebook, waar veel complotverhalen werden gedeeld over de Rohingya-moslims. Deze berichten werden niet gecensureerd. Facebook is medeverantwoordelijk geworden voor de genocide op de Rohingya.’

Hoe gevaarlijk zijn complotdenkers en samenzweringstheorieën?

‘Daarvoor hanteer ik de vierslagregel. Complotdenken is allereerst gevaarlijk als theorieën gericht zijn op bepaalde personen of groepen. Ten tweede zijn zulke theorieën gevaarlijk als mensen met macht en invloed, denk aan Trump, deze aanhangen. In de derde plaats zijn complottheorieën gevaarlijk als de gezondheid in gevaar komt, denk aan de coronapandemie. En ten slotte vormt complotdenken een gevaar als hierdoor de aandacht wordt afgeleid van reële problemen die veel urgenter zijn, denk bijvoorbeeld aan de klimaatproblematiek. Doordat er nu veel twijfel is gezaaid of de vraag of klimaatverandering wel echt is of niet, worden belangrijke maatregelen om dit probleem tegen te gaan uitgesteld.’

Wordt ook onze vrije open democratische samenleving door complotdenken bedreigd?

‘Russische trollenfabrieken proberen groepen in onze samenleving tegen elkaar op te zetten, onder andere via nepnieuws. Toch geloof ik niet dat onze democratie heel erg in gevaar is.’

Maar de Nederlandse overheid wil actiever campagne voeren tegen nepnieuws, en ook de Europese Unie wil dit, toch? 

‘Klopt. Maar de vraag is of dit werkt. Een Brussels bureau dat zich met nepnieuws bezighield werd keihard aangevallen door GeenStijl, dat beweerde dat de persvrijheid in gevaar was. Het actief bestrijden van nepnieuws en complottheorieën door de overheid versterkt het wantrouwen tegen de overheid alleen maar.’

Wat werkt wel?

‘Misschien dat de publieke omroep meer overheidsgeld krijgt en dat de mainstream media meer worden gesteund. Zij brengen immers wel echt nieuws, in tegenstelling tot al die complotsites.’

‘Een beetje achterdocht is gezond, maar te veel is gevaarlijk. Vertrouw meer in experts’

Niet volgens veel rechtse complotdenkers. Die zien de NPO en ‘linkse’ mainstream media als steunpilaren van de elite.

‘Haha, dat klopt. Het blijft moeilijk.’

Het is lastig om uit de fabeltjesfuik – dixit Arjan Lubach – te zwemmen, als je complotdenker bent geworden. Maar kan dat?

‘Dat is inderdaad heel lastig. Je hebt je ingegraven in je eigen gelijk, je hebt schepen achter je verbrand. Een keiharde reality check kan soms helpen. Coronawappies die corona krijgen en ontdekken dat dit toch niet ‘maar een griepje’ is. Of denk aan QAnon-sjamaan Jake Angeli, die met zijn bontmuts met bizonhoorns in januari dit jaar het Capitool bestormde en vlak daarna werd gearresteerd. Begin februari betuigde hij spijt van zijn deelname aan de bestorming. Angeli zei te zijn opgefokt door uitlatingen van Trump en wat hij las op rechtse social media. Bij gebrek aan toegang tot social media kwam hij bij zinnen en ontdekte hij dat hij zichzelf een heleboel had wijsgemaakt.’

Beeld: Aspekt

Iedereen is gevoelig voor complottheorieën, zei u eerder in ons gesprek. Hoe bewapen je je als individu tegen de verleidingen van nepnieuws?

‘Door te twijfelen aan je eigen overtuigingen. Dankzij internet hebben we veel meer informatie tot onze beschikking, maar deze informatie moeten we goed kunnen filteren. En we moeten beseffen dat we niet alles weten, niet alles kunnen weten, niet overal expert in kunnen zijn. Een beetje achterdocht is gezond, maar te veel is gevaarlijk. Vertrouw meer in experts.’

Dit artikel werd eerder gepubliceerd op de Kanttekening op 27 juli 2021.

Welke boeken neem je mee op vakantie? Dit zijn onze tips

0

Welke boeken over biculturaliteit, zingeving en vrijheid móét je deze zomer lezen? Een selectie door redactie, journalisten en columnisten van de Kanttekening:


Dilara Bilgic – De gelabelde (2022) | Slechts twintig jaar is Bilgic, maar dit is al haar tweede boek. De gelabelde gaat over de invloed van labels op onze levens. Bilgic beschrijft haar eigen worstelingen met labels die ze als moslima met een Koerdisch-Turkse achtergrond krijgt opgeplakt, maar ook haar eigen neigingen om te labelen. Meest indringende passage: een liefdevol maar scherp gesprek over haar hoofddoek-twijfel met haar moeder, die door haar eigen hoofddoek haar studie in het ooit seculiere Turkije niet mocht afmaken. Arnout Maat


Ayoub Louihrani  – Ayoub, een stadsjongen met een boerendroom (2022) | Ayoub is een Nederlander met een niet-westerse achtergrond die met hart en ziel voor het boerenleven kiest. Geen voor de hand liggende keuze, want hij kwam uit de grote stad. In zijn boek vertelt hij hoe het allemaal zo is gekomen en dat hij het gelukkigst is tussen de koeien. Hij durft zijn eigen keuzes te maken. Ooit hoopt hij zijn eigen boerenbedrijf te hebben. Daarom werkt hij ook mee aan televisieprogramma’s: hij wil geld bijeen krijgen voor zijn droom. Anne-Rose Hermer


Werner Herzog – Het schemeren van de wereld (2022) |  Herzog, vooral bekend als filmregisseur, vertelt het verhaal van Hiroo Onoda, een Japanse soldaat. Gedurende de Tweede Wereldoorlog moet Onoda een klein Filipijns eiland, genaamd Lubang, verdedigen. Hij krijgt niet mee dat Japan in 1945 capituleert. Daarom blijft hij Lubang nog bijna dertig jaar verdedigen, in de waan dat de oorlog nog altijd voortduurt. Een meeslepend, waanzinnig scenario, dat tevens waargebeurd is. Caspar van de Poel


Jamal Ouariachi – Herfstdraad (2022) | Een schrijver verlaat Amsterdam voor de polder. Zijn koopcontract verplicht hem om meetings van buurtcollectief Het Kruispunt te volgen, dat ‘woke’-idealen aan de buurt wil opleggen. Zelfs zijn boekenkast, vol witte mannen, is niet meer veilig. Hij haat Het Kruispunt, maar zijn Marokkaans-Nederlandse vrouw leeft er juist helemaal op. De schrijver breekt met allebei. Hij belandt bij de lokale herenclub Deftig Rechts, dat minimaal even onfris blijkt. Tien jaar geleden had dit boek onder ‘satire’ gevallen, maar daar is het nu te realistisch voor. Arnout Maat


David van Reybrouck – Revolusi! (2020) | Toegankelijk boek over de bloedige koloniale geschiedenis van Nederland. Een boek dat ook veel zegt over waarom in het integratiedebat met niet-witte Nederlanders, al zijn ze zo beschaafd als Abdelkader Benali, anders wordt omgegaan dan met witte Nederlanders (zoals de boeren). Witheid lijkt daarbij een cruciale rol te spelen. Revolusi beschrijft hoe dit onderscheid in de koloniale wereld van toen juridisch echt zo geregeld was. Antiracisme kan alleen volslagen met historisch bewustzijn. Lezen, dus. Tayfun Balcik


Laurent Binet – Beschavingen (2019) | Wat als Europa werd gekoloniseerd, in plaats van andersom? Dit boek draait de rollen om: een verdreven Incavorst trekt naar Europa, ontvoert keizer Karel V en laat zijn zoontje Filips II uit de weg ruimen. De religieus verdeelde Europese naties worden handig tegen elkaar uitgespeeld, het christendom neemt elementen uit de Inca-religie over. Beschavingen laat zien dat de geschiedenis uit veel toevalligheden bestaat en heel anders had kunnen verlopen. Ewout Klei


Simon Stranger – Schaduwjongen (2016) | Samuel komt uit een West-Afrikaans land en droomt van Europa. Tot twee keer toe waagt hij de overtocht. De eerste keer ontmoet hij de Noorse Emilie. Een paar jaar later bezoekt hij haar, maar hij heeft zoveel meegemaakt dat Emilie van hem schrikt. Het boek vertelt wat Samuel allemaal heeft moeten doorstaan. Je krijgt ook een indruk van het bestaan van ongedocumenteerde mensen in het rijke Westen en waarom ze vluchten. Prachtig young adult-boek, vertaald uit het Noors. Anne-Rose Hermer


Greta Riemersma – Het land van zijn vader (2012) | Greta en haar man Saïd emigreren met kinderen naar Marokko. Saïd blijkt eigenlijk niets van zijn achtergrond te weten. Zijn vader vertelde nooit wat. ‘Een kameel kijkt niet achterom’, luidt een oud gezegde. Een buitengewoon inspirerend levensverhaal voor iedereen die meer wil en moet weten van het leven van die ander. De kameel kijkt niet achterom, maar wél vooruit. Lody van de Kamp

Zwartheid onder ogen komen: in gesprek met Mitchell Esajas

De expositie Facing Blackness in de Amsterdamse Black Archives toont Nederlandse visuele representaties van zwarte mensen, van de koloniale periode tot de hedendaagse samenleving. We spraken op locatie met Black Archives-leider Mitchell Esajas, tevens de curator van dienst, over het waarom van deze tentoonstelling. ‘Scholieren leren bij ons over de ontstaansgeschiedenis van racisme, iets wat ze niet op school meekrijgen.’

Een mooie zomerse dag in Amsterdam-Oost. Mitchell Esajas (34) staat bij de ingang van de tentoonstelling Facing Blackness en wijst op de achterkant van zijn gele Patta-shirt: een foto van de Surinaamse verzetsheld Anton de Kom, over wie Esajas een boek heeft geschreven. Zelf is Esajas nog altijd strijdvaardig. Zwarte Piet is in veel steden verleden tijd en de discussie over deze figuur is gekanteld, begint hij, maar veel mensen realiseren zich niet dat het racisme dat ten grondslag ligt aan Zwarte Piet een structureel probleem is.

‘Zo houden veel witte mensen stellig vol dat de Zwarte Piet-traditie niks te maken heeft met slavernij of kolonialisme. Ook heb je mensen die uit empathie voor verandering zijn en vinden dat er begrip moet worden getoond voor ons verdriet. Dat is goed en belangrijk. Maar ook dan begrijp je eigenlijk nog steeds niet waarom Zwarte Piet problematisch is.’

Dit racistische karakter van Zwarte Piet kan pas volledig worden begrepen door de historische context van antizwart racisme in Nederland te kennen, legt Esajas uit. ‘Samen met Jessica de Abreu, Raul Balai en een team van onderzoekers en kunstenaars hebben we de tentoonstelling Facing Blackness georganiseerd, omdat we de verzwegen geschiedenis van de koloniale beeldvorming en het verzet daartegen zichtbaar willen maken en meegeven aan het publiek.’

Deze geschiedenis zit vol met negatieve stereotyperingen van zwarte mensen, wat weer zijn consequenties heeft voor de behandeling van zwarte mensen in de huidige samenleving, aldus Esajas. Hij kan zich nog goed herinneren hoe hij en Jerry Afriyie in een artikel van de Telegraaf werden neergezet als hooligans. De aanleiding? Omdat ze op een vreedzame manier hadden geprotesteerd tegen Zwarte Piet.

‘Ras’ als product van racisme

De expositie begint met een fraaie uiteenzetting van hoe het zwarte lichaam door de geschiedenis heen door de koloniale lens werd bestudeerd. Het gaat onder meer over het zogenoemde ‘schedelmeten’, waarbij werd gesteld dat zwarte mensen minder intelligent zijn dan witte mensen. Met behulp van dit soort pseudowetenschap kwam men tot de rassentheorie die zwarte mensen als minder beschaafd en intelligent categoriseerde dan witte mensen.

Het begrip ‘ras’ is dus een product van koloniale en racistische ideeën, vertelt de tentoonstelling ons. Maar het racisme beperkte zich niet alleen tot de antropologie. We zien het ook terug in de kunst. Op het schilderij van de prinses Maria van Oranje door kunstenaar Jan Mijtens (1614-1670) is een zwarte bediende afgebeeld. De naam van de jongen is niet bekend en hij wordt duidelijk als ondergeschikt afgebeeld. Het is niet bekend of deze bediende ook heeft geposeerd, of dat er erbij is geschilderd om te laten zien dat de prinses een zwarte knecht had.

De tentoonstelling staat ook stil bij het zwarte verzet tegen racisme. Het gaat hier onder meer om het verzet door tot slaaf gemaakte Afrikanen in de Franse kolonie Santo Domingo, de filosoof en antropoloog Antenor Firmin (1850-1911), die zich in zijn boek The Equality of the Human Races afzette tegen het dominante rassendenken, en Ira Aldridge (1807-1867), de eerste zwarte acteur die Othello speelde in het gelijknamige toneelstuk van William Shakespeare.

Deze verhalen ontbreken nog in het schoolcurriculum, zegt Esajas. ‘Als mensen denken aan racisme, dan denkt men meestal aan het expliciete racisme: het gebruik van het n-woord, of geweld tegen zwarte Nederlanders. Maar als we het hebben over structureel racisme, dan bedoelen we het ontbreken van deze koloniale geschiedenis en de verhalen over de zwarte verzetshelden op scholen in Nederland. Ik vind het belangrijk dat Nederlandse kinderen deze geschiedenis meekrijgen.’

De expositieruimte is gevuld met vitrines met indrukwekkende, soms ook huiveringwekkende, voorwerpen. Zo ligt er een fles limonadesiroop uit het midden van de vorige eeuw, met de afbeelding van een zwart persoon en de aanduiding ‘nikkertje’. Er liggen ook boeken met titels als De tien kleine negertjes. Zij herinneren de bezoeker eraan hoe zwarte mensen in de twintigste eeuw werden gestereotypeerd als minder beschaafd of zelfs gewelddadig. En hoe aan zwarte mensen werd verteld dat zij en hun cultuur minderwaardig zijn.

Boek Dagoe de kleine bosneger. Beeld: Shawintala Banwarie

Neem ook het boek Zwarte mensen in kinderboeken (1980) van de Surinaams-Nederlandse antropoloog Roline Redmond, die racistische stereotyperingen van zwarte mensen onderzocht. Of het kinderboek Dagoe de kleine bosneger van schrijver Anne de Vries (1954), over een twaalfjarige jongen uit het ‘heidense’ Suriname die door het christelijke geloof moest worden ‘gered’. Het contrast tussen de ‘achterlijke’ Surinaamse cultuur en tradities, waartegenover de ‘superieure’ christelijke cultuur werd geplaatst, is een thema dat in veel kinderboeken terugkwam en wat we ook in de Surinaamse samenleving terugzien, aldus Esajas.

‘De Surinaamse traditie winti (een traditionele Afro-Surinaamse religie, red.) was verboden door de invloed van christelijke missionarissen. Het werd gezien als afgoderij.’ Hij laat een kunstwerk van de Surinaams-Nederlandse Jaasir Linger zien: een grote witte bal met daaronder een blauwe rand. ‘Dit vind ik één van de mooiste kunstwerken. Op de bal zijn de video’s van de jonge Jaasir in Suriname geprojecteerd. Het kunstwerk symboliseert de winti-traditie en hoe die rituelen ons beschermen tegen negatieve energie. Door jezelf te beschermen tegen negativiteit kun je jezelf en je cultuur ontdekken en omarmen. Daarom zie ik deze kunst als een vorm van emancipatie en dekolonisatie voor Afro-Surinaamse mensen.’

‘Wat ik bijzonder vind, is dat we veel archiefmateriaal hebben gevonden van eerdere protestbewegingen tegen Zwarte Piet’, vertelt Esajas enthousiast. Hij laat een flyer van het boek Sinterklaasje kom maar binnen zonder knecht (1998) van de Surinaams-Nederlandse schrijver en activist Lulu Helder zien. In dit boek schreef Helder al over de racistische stereotypering van Zwarte Piet.

Esajas: ‘Lulu Helder kreeg, net als Jerry Afriyie en ik, ook heel veel tegenstand van de witte meerderheid. Ik denk dat wij tegenwoordig makkelijker mensen kunnen mobiliseren om te protesteren tegen racisme, omdat we nu social media hebben en daardoor veel minder afhankelijk zijn van de mainstream media.’

‘Veel mensen die de tentoonstelling bezochten, wit en zwart, noemen het een eye opener

Inmiddels hebben veel mensen de tentoonstelling Facing Blackness gezien. Esajas hoopt met deze expositie bij te dragen aan het historisch besef van de bezoekers. ‘Veel mensen die de tentoonstelling bezochten, wit en zwart, noemen het een eye opener. Scholieren leren over de ontstaansgeschiedenis van racisme, iets wat ze niet op school meekrijgen. Door hen die kennis mee te geven, kunnen scholieren racisme in de samenleving sneller en beter herkennen.’

Dit geeft Esajas hoop. ‘Als je vanuit onwetendheid nog steeds vasthoudt aan Zwarte Piet en je hebt niet de argumenten waarom het een foute traditie is, waarom zou je dan veranderen? Pas wanneer je voldoende informatie hebt over de historische context, kun je tot het besef komen dat deze traditie niet los te zien is van racistische stereotyperingen van zwarte mensen. Ik wil dat mensen zelf deze expositie ervaren en de kennis in zich opnemen, zodat ze niet alleen zichzelf onderwijzen maar ook de discussie met familie en vrienden kunnen aangaan.’

Hoe cureer je zo een tentoonstelling over zwartheid? Dat was nog een hele uitdaging, legt hij uit. ‘We hebben een grote hoeveelheid aan racistische beelden en objecten. Die wil je natuurlijk laten zien aan bezoekers, zodat ze tot het besef komen hoe ‘normaal’ racisme vroeger was. Tegelijkertijd wil je niet een ruimte creëren waarin je wordt gebombardeerd met racistische beelden. Daarom hebben we geprobeerd de expositie gelaagd samen te stellen: eerst objecten over de verzetshelden, en dat bezoekers daarna over de vitrines heen moeten kijken om de racistische boekjes en voorwerpen te kunnen zien.’

Emancipatie van Afro-Surinamers

Esajas zat zelf op een relatief witte middelbare school in Amsterdam Oud-Zuid, waar hij de enige zwarte VWO-leerling was. Toen hij naar de Vrije Universiteit ging, kreeg hij rare opmerkingen van witte medestudenten. ‘Ik studeerde Culturele Antropologie en ik kreeg van mijn medestudenten opmerkingen als ‘O, jij kan vast heel goed dansen’ of ‘Zit jij op de universiteit?’’

De curator van Facing Blackness kreeg ook te maken met rauw racisme. ‘Een keer probeerden een paar medestudenten mij online te stangen, door een filmpje van Zwarte Piet te plaatsen en te promoten. Ik raakte met hen in discussie, waarop één student antwoordde dat ik ‘terug moest gaan naar mijn eigen land’. Een ander zei: ‘Ik ben niet racistisch, want ik ben in Afrika geweest.’ Dit soort ervaringen hebben mij geprikkeld om mij later als activist te verzetten tegen racisme.’

Mitchell Esajas in zijn kantoor in The Black Archives (Beeld: Shawintala Banwarie)

Esajas laat zijn kantoor in het pand van The Black Archives zien. Hij neemt een slok van zijn Fernandes en vertelt: ‘Met een paar vrienden zijn we in 2011 de organisatie New Urban Collective gestart, want we merkten dat er een gebrek was aan diversiteit op de universiteit en in schoolcurricula. In datzelfde jaar is de ‘Zwarte Piet Is Racisme’-campagne begonnen.’

Hij vertelt de laatste jaren wat minder met activisme bezig te zijn. Nadat zijn auto total loss geslagen werd door rechtsextremistische voorstanders van Zwarte Piet, en bovendien zijn vriendin met gezondheidsproblemen te kampen kreeg, besloot Esajas zich iets minder bezig te houden met protestacties. ‘Ik hoop dat ik een steentje heb kunnen bijdragen aan de strijd tegen anti-zwartracisme en meer historisch besef heb weten te creëren. Dit doe je nooit alleen, maar als onderdeel van een grotere beweging’, zegt hij.

‘We moeten ons realiseren dat alleen debatteren over Zwarte Piet en racisme niet voldoende is om het structurele probleem aan te pakken’, benadrukt Esajas. ‘We kunnen decennialang blijven protesteren tegen racisme en tegen allerlei vormen van ongelijkheid en op de deuren van scholen en universiteiten blijven kloppen totdat ze ons verhaal aanhoren. En dat is ook heel belangrijk. Maar wat is er nu werkelijk veranderd? Op de Vrije Universiteit van Amsterdam is er nu een diversity officer, maar is daarmee het probleem van institutioneel racisme verholpen?’

‘We moeten ons realiseren dat debatteren over Zwarte Piet en racisme niet voldoende is’

Esajas pleit voor radicale verandering. ‘Het wordt tijd dat de curricula worden omgegooid, zodat de verhalen over zwarte mensen en de manier hoe zij door de jaren heen gekarakteriseerd werden meer aandacht krijgen. Ik hoop daarom dat vanuit de politiek en instituten het probleem van institutioneel racisme wordt verholpen.

‘Ik geloof heel erg in eigen kracht en emancipatie vanuit de zwarte gemeenschappen. Alleen als we sterk in onze schoenen blijven staan, kunnen we instituten in Nederland beïnvloeden.’

Flyer van de expositie Facing Blackness (Beeld: Mitchell Esajas)

De expositie ‘Facing Blackness’ is tot 23 december te bezichtigen in The Black Archives in Asmsterdam.

Queer en Hindostaan: ‘Ik leerde dat onze gemeenschap mij als outcast ziet’

Veel Hindostaanse queers worstelen om hun queer-zijn te combineren met de cultuur waarin ze zijn opgegroeid. ‘We leerden niet om te praten over onze gevoelens.’

Een niet meer weg te denken thema in de media: de rechten van homoseksuele, biseksuele, panseksuele, transgender, intersekse en non-binaire/genderqueer Nederlanders, tezamen ook wel ‘queers’ genoemd. Maar de moeilijke strijd van Hindostaanse queers blijft nog onopgemerkt voor het brede publiek. Dit, ondanks dat de Hindostaanse gemeenschap, die bestaat uit Surinaamse Nederlanders met een Indiase achtergrond en meerdere religies, vrij groot is – er zijn tussen ruim 160.000 Surinaamse-Hindostaanse Nederlanders – en actief meedoet aan de Nederlandse samenleving.

‘Ik kreeg het gevoel dat ik niet openlijk over mijn homoseksualiteit mocht praten’, vertelt Kai Bhawanibhiek (31) uit Amsterdam. Hij werkt als beleidsadviseur Diversiteit & Inclusie bij het Universitair Medisch Centrum Utrecht. Bhawanibhiek is ook bestuurslid van Hindostaans & Queer, een stichting die de Hindostaanse queergemeenschap een gezicht wil geven. Hij merkte al tijdens zijn jeugd in Suriname dat hij meer geïnteresseerd was in jongens.

‘Toen ik acht, negen jaar was, begon ik een beetje door te hebben dat ik jongens interessanter vond dan meisjes. Ik vond het leuker om me op te tutten en om met moeders make-up en kleren bezig te zijn. Mijn ouders en omgeving probeerden me te sturen in mijn gedrag, dat ik mij meer als een jongen moest gedragen. Als kind had ik niet door dat mijn gedrag niet past binnen onze maatschappij, totdat ik ermee geconfronteerd werd door bijvoorbeeld oudere nichten en neven en klasgenoten. O, ik doe dingen die niet oké zijn? Dat soort gedachten doen wel wat; ik werd er wel bewuster van.’

‘Mijn ouders en omgeving probeerden mij meer als een jongen te laten gedragen’

In Suriname bestonden al bars waar homoseksuele mannen en lesbische vrouwen samen konden komen. Toch werd er in zijn omgeving, op school en in zijn familie denigrerend gesproken over homo’s en lesbiennes, vertelt Bhawanibhiek. ‘Niet in kwade zin, maar als iets van buiten en niet als iets dat je wilt zijn.’

Hij groeide op in een hechte Hindostaanse gemeenschap. Tijdens zijn puberteit zat hij in twee werelden. ‘Bij ons werd geleerd dat je als een outcast wordt gezien wanneer je een andere seksuele geaardheid had. Je hoort te doen wat je ouders willen. Als je daarvan afwijkt, ben je niet goed bezig. Daarom heb ik het stilgehouden. Ik hield mijn werelden gescheiden: aan de ene kant was ik de keurige student met goede cijfers, aan de andere kant ging ik vanaf mijn veertiende stiekem daten met jongens. Ik wilde aardig gevonden worden. En dat kon alleen als iedereen dacht dat ik hetero was.’

Taboe en zwijgcultuur

Voor de 41-jarige Trishanka Smaal uit Amsterdam is het gevoel dat je leeft in twee werelden heel herkenbaar. Zij is geboren als jongen en heeft op volwassen leeftijd de stap gezet om de transitie naar een vrouwelijk lichaam te maken. Ze vertelt dat ze al tijdens haar jeugd het idee had dat ze niet in een jongenslichaam paste.

‘Toen ik vier jaar was keek ik tijdens het baden naar mijn zusje en dacht: wij zijn toch hetzelfde? Maar toen ik naar haar lichaam keek, besefte ik dat ik niet als mijn zusje was. Ik begreep niet hoe we lichamelijk anders waren; ik had echt het gevoel een meisje te zijn.’

‘We leerden niet om te praten over onze gevoelens, omdat in de Hindostaanse cultuur eer heel belangrijk is. De dingen die mij leuk leken – koekjes bakken, jezelf mooi maken, je haar doen – werden niet van mij verwacht. Jongens moeten zorgen voor familie en op volwassen leeftijd gaan jagen.’

Ze heeft in Suriname een moeilijke en zware jeugd gehad, waarbij ze op jonge leeftijd seksueel werd misbruikt in een internaat en werd mishandeld. Ook werd ze op school gepest door Surinaamse klasgenoten, omdat ze te vrouwelijk zou zijn.

‘Doordat ik tot mijn vijftiende alleen geweld had meegemaakt, kon ik ook nooit mijn eigen identiteit ontwikkelen. De LHBTIQA+-scene was niet bekend, dat werd gezien als een taboe. Vroeger werden mensen in Suriname vermoord als mensen in de omgeving erachter kwamen dat ze andere seksuele geaardheid hadden.’

‘Ik wilde van het balkon springen’

Toen ze op haar vijftiende naar Nederland was verhuisd en enkele jaren op haarzelf ging wonen, besloot Smaal eerst uit te kast te komen als homoseksuele man. Het fenomeen transgender was destijds nog vrij onbekend in de Nederlandse samenleving. Nadat haar oma overleed, belandde ze in een identiteitscrisis.

‘Dat was een genadeklap. Ik wilde toen niet meer leven. Ik wilde van het balkon springen, maar kreeg de deur niet open. Toen ben ik televisie gaan kijken en zag een uitzending van Oprah Winfrey over een Indiase jongen die een meisje wilde zijn. Ik herkende mijzelf erin. Oprah zei: ‘Er zijn mensen zoals jij. Je bent niet ziek. Je hebt het recht om hier te zijn.’ Voor het eerst hoorde ik het woord ‘transgender’. Dit veranderde mijn leven.’

Na een transitie-afspraak in het ziekenhuis te hebben gemaakt, duurde het ongeveer zeventien jaar voordat haar transitie compleet was.

Uit de kast komen

Voor Varisha Badloe (23) is de zwijgcultuur rond homoseksualiteit een herkenbaar probleem. ‘Binnen de Surinaamse en Hindostaanse cultuur durven mensen niet altijd open over hun seksuele geaardheid te zijn’, legt Badloe uit. ‘Dat er zo weinig bekend is, komt gedeeltelijk doordat de Hindostaanse queergemeenschap klein is. Maar ook omdat er in de Nederlandse samenleving weinig ruimte wordt gegeven aan queer Hindostanen. In de media zien we namelijk vooral witte queer mensen. Ook wordt er toch vaak vanuit gegaan dat binnen niet-westerse culturen queer-zijn een taboe is – wat niet altijd zo is, maar dit zorgt er ook voor dat queer mensen binnen deze culturen vergeten worden.’

‘In de media zien we vooral witte queer mensen’

Badloe komt uit Almere en studeert Culturele Antropologie en Ontwikkelingssociologie aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. Ze is zelf lesbisch en is ook bestuurslid bij Hindostaans & Queer. Ze vertelt dat ze sinds haar puberteit eigenlijk wel wist dat ze op meisjes viel.

Toen ze op de middelbare school een vriendinnetje kreeg, besefte ze dat ze het hier lastig mee zou krijgen. ‘Ik kreeg het gevoel dat ik niet aan een bepaald plaatje voldeed: het plaatje waarin een Hindostaanse vrouw samen met een Hindostaanse man een relatie heeft.’

Dit conflict met de Hindostaanse sociale normen en haar eigen gevoelens zette haar aan het denken. ‘De relatie met mijn vriendin voelde wel goed. Maar thuis durfde ik niet te spreken over mijn queer-zijn. Totdat ik op mijn veertiende uit de kast kwam. Mijn ouders waren verbaasd, en vonden het helemaal niet goed. Ik heb mijn familie de tijd gegund om het te verwerken. Ik kan het hen ook niet kwalijk nemen. Mijn progressieve familieleden vonden het juist dapper dat ik uit de kast kwam, en steunden mij.’

De kast weer in

Ook de homoseksuele Kai Bhawanibhiek heeft ervaren dat het thema homoseksualiteit lastig te bespreken is met Hindostanen. Zelfs bij de jongere generatie. Toen hij tijdens zijn studentenjaren actief was bij een Hindostaanse studentenvereniging, merkte hij dat er krampachtig werd omgegaan met homoseksualiteit.

‘Ik was lid van het Hindoe Studenten Forum Nederland, waar ik jarenlang heel actief was als bestuurslid. In die tijd wisten een aantal bestuursleden dat ik gay was, maar ik durfde er nog niet openlijk over te praten. Toen er het idee kwam om een evenement te organiseren om homoseksualiteit onder de leden en achterban bespreekbaar te maken, ontstond er veel ophef onder de bestuursleden. Er werd niet expliciet gezegd dat homoseksualiteit niet werd geaccepteerd, maar er werd de hele tijd omheen gedraaid. Dat maakte voor mij expliciet duidelijk dat er geen ruimte voor mijn queer-zijn was bij de vereniging. Tot dan was het onuitgesproken en had ik er vrede mee, een lichte vorm van gescheiden werelden. Maar na de ophef begon het erg te wringen. Uiteindelijk ben ik opgestapt als bestuurslid, omdat ik het idee kreeg dat mijn gay-identiteit niet zou worden geaccepteerd.’

Ook bij zijn vrienden en familie kon hij niet over zijn geaardheid praten, vertelt hij. ‘In Hindostaanse families wordt ons geleerd: ‘Manai ka boli?’ Ofwel: ‘Wat zullen andere mensen over jou gaan zeggen?’ Je wordt van kinds af aan geleerd dat je beter kunt zwijgen, dan er openlijk voor uit te komen. Dus toen ik rond mijn 21e voor het eerst mijn ouders durfde te vertellen dat ik homoseksueel ben, was er gelijk de zorg over wat de omgeving van ons zou gaan denken. Zouden ze gaan oordelen over de familie? Mijn vader was in het begin dan ook heel lang in ontkenning. Mijn geaardheid werd gezien als iets dat ik beter kon verstoppen.’

‘Wanneer ik mijn familie in Suriname bezoek, ga ik een klein beetje de kast in’

Uiteindelijk hadden zijn ouders en de rest van zijn familie in Nederland zijn homoseksualiteit stilzwijgend geaccepteerd. In Suriname ligt het nog wat gevoeliger.

‘Mijn ouders durven het niet aan hun sociale omgeving in Suriname te vertellen. En er is dan nog steeds de vraag wanneer je gaat trouwen. Er bestaat bij ons veel sociale controle, vooral vanuit de Hindostaanse gemeenschap in Suriname. Mijn ouders hebben hun wereld en hun gemeenschap om mee te dealen. Wanneer ik mijn familie in Suriname bezoek, ga ik dan ook een klein beetje de kast in. Daar heb ik voor nu vrede mee’, vertelt Bhawanibhiek.

Het derde geslacht

Het bezoeken van familie ligt ook bij Trishanka Smaal heel gevoelig. ‘Voordat ik besloot tot mijn transitie naar een vrouwelijk lichaam bezocht ik niet de hindoekant van mijn familie. Ik heb ook lang een haat gehad tegen hindoes. Maar na mijn transitie besloot ik toch de stap te zetten en hen te bezoeken. Ik zei tegen mijzelf: ‘You have to face your demons.’ Een neef kwam naar mij toe en zei dat ik van mijzelf moet houden. Mijn familie was heel omarmend; ik werd liefdevol opgevangen.’

Smaal voegt toe dat het belangrijk is om te beseffen dat de Indiase cultuur en het hindoeïsme al eeuwenlang het concept van een derde geslacht hebben. ‘Het taboe rondom homoseksualiteit en transgenders heeft niks met onze religie en cultuur te maken. Maar mensen wordt aangeleerd dat dit taboes zijn.’

Desondanks blijft transgender-zijn een taboe onder Hindostanen. ‘Toen ik een tijd geleden heel graag het Holi-festival wilden vieren in een mandir (hindoetempel, red.) was ik niet welkom, omdat ik een transgender ben. Dit was wel pijnlijk, omdat ik eindelijk de hindoe-cultuur wilde beleven, maar desondanks werd buitengesloten.’

Hoe kunnen queer Hindostanen in de toekomst meer geaccepteerd worden? Badloe legt uit: ‘Het is belangrijk dat we meer elkaar steunen. Tijdens de Indian History Month, die in juni werd georganiseerd door Hindostaans & Queer en het Sarnamihuis, probeerden we de stemmen van queer Hindostanen te verzamelen en te vergroten. Maar ook in de Nederlandse media mogen queer Hindostanen eindelijk een stem krijgen. De steun en de erkenning moet ook van buitenaf komen.’

Bhawanibhiek is het daarmee eens. ‘Queer zijn in Nederland is een westers concept, een soort wit homofeest. Dit beeld volledig en daarmee inclusief maken is een grootse klus. Er is nu nauwelijks ruimte voor queers van kleur op invloedrijke plekken.’

‘De steun moet ook van buitenaf komen’

Bij de acceptatie van queer Hindostanen komt veel intersectionaliteit kijken, zegt Badloe. ‘We zijn én van kleur én queer. In de wereld is veel racisme, maar ook veel homofobie. Dus als je én van kleur én queer bent, dan loop je tegen meer dingen aan. Ik merk dat dit extra laagje vaak wordt vergeten tijdens discussies over queer en homoseksualiteit. Die inclusiviteit ontbreekt nog vaak in veel queer groepen. Hierdoor kun je je best wel eenzaam voelen als queer van kleur.’