17.4 C
Amsterdam
Home Blog Pagina 783

De kloof die onze Nederlandse identiteit ondergraaft

1

De aanwezigheid van kloven is een vanzelfsprekendheid in vrijwel elke samenleving. Op zich hoeft dat niet direct een probleem te zijn, maar als samenleving dien je ervoor te waken dat deze kloven te groot worden. Want in dat geval dreigt er een ontwrichtende werking van deze kloven voor de samenleving uit te gaan.

Nu kennen we in Nederland verschillende kloven: arm en rijk, noord en zuid, randstad en provincie enzovoort. Sommige zijn historisch zo gegroeid, andere zijn weer het product van bepaalde maatschappelijke ontwikkelingen.

In onze samenleving is een groeiende kloof tussen twee groepen Nederlanders. Tussen ‘paspoort-Nederlanders’ en ‘identiteits-Nederlanders’. Laat ik eerst het verschil tussen de twee groepen uitleggen. In Nederland is elke burger van het land een persoon met een paspoort. Juridisch gezien ben je dan ook Nederlander, je bent staatsburger. Maar burgerschap omhelst meer dan alleen een papiertje. Want dat is wat een paspoort in feite is: niet meer dan een papiertje. Dat papiertje zegt hooguit iets over waar je geboren bent, of van welk land je het staatsburgerschap verworven hebt.

Het bezitten van het staatsburgerschap van een land is dus niet automatisch een garantie voor het jezelf identificeren met dat land. Daar is immers veel meer dan dat voor nodig.

Een paspoort-Nederlander in deze context is dan ook iemand die wel over een paspoort beschikt, maar die weinig tot geen binding voelt met Nederland. Iemand die wel hier woont, maar die zich niet met dit land en haar bevolking identificeert. Iemand die dus fysiek hier leeft, maar waarvan de geest zich elders bevindt.

De identiteits-Nederlander daarentegen beschikt niet alleen over een Nederlands paspoort, maar voelt zich ook echt Nederlander. Het Nederlanderschap omhelst voor hem of haar meer dan alleen een Nederlands paspoort. De identiteits-Nederlander identificeert zich primair met Nederland en met de Nederlander. Nederland is een (belangrijk) deel van zijn of haar identiteit.

Er is een kloof tussen degenen die hier wonen en zich Nederlander voelen (identiteits-Nederlanders) en degenen voor wie dat niet geldt (paspoort-Nederlanders). Deze kloof overstijgt het onderscheid tussen ‘allochtoon’ en ‘autochtoon’ of Nederlander met of zonder migratieachtergrond. Het gaat ook voorbij aan blank of van kleur. Het gaat om wat je voelt, wat je identiteit is en waar je je mee identificeert.

Het problematische aan deze kloof is dat het raakt aan de gezamenlijke identiteit van alle Nederlanders. Het tast deze aan, het ondergraaft haar. Wanneer velen wel over het staatsburgerschap van het land waarin ze wonen beschikken, maar zich niet langer identificeren met de samenleving van het land, dan heeft de samenleving een probleem. In dat geval is een belangrijke verbindende factor van de samenleving aan het verdwijnen. Een element waaruit een gevoel van verbondenheid, gemeenschappelijke waarden en onderlinge solidariteit mede uit voortkomen. Wanneer de gezamenlijke identiteit dreigt te verdwijnen loopt een samenleving het risico uitéén te vallen.

De kloof in onze samenleving tussen deze twee groepen Nederlanders bestaat niet alleen, maar wordt ook in alle hevigheid groter in de huidige samenleving, met als oorzaken onder meer migratie, uitsluiting, nationalisme, opvoeding en het gebrek aan een duidelijk idee van burgerschap (in het onderwijs). Maar wat kunnen we doen om te voorkomen dat deze kloof te groot wordt? Hoe kunnen we ernaar streven haar te overbruggen? Recentelijk schreef ik voor het politiek-wetenschappelijke tijdschrift Idee een artikel over het belang van identificatie en hoe een liberale vorm van nationalisme in een samenleving deze identificatie met een land en met de burgers van dat land zou kunnen versterken.

De slotalinea van dit artikel luidt: ‘Om segregatie tegen te gaan en sociale cohesie te versterken, zou daarbij het streven naar een nieuw Nederlands, liberaal nationalisme geen kwaad kunnen. Pas wanneer we voor deze sociaal-liberale middenweg kiezen, kunnen we enerzijds als land open blijven staan voor migratie  en anderzijds garanderen dat de onderlinge verbondenheid en solidariteit van burgers in stand blijven. Op deze manier kunnen we het gevoel van vervreemding, dat zowel onder de gevestigde bevolkingsgroepen als onder nieuwkomers heerst, effectief tegengaan.’

Het is tijd dat we het als samenleving gaan hebben over de kloof tussen paspoort- en identiteits-Nederlanders, identificatie en het belang ervan, burgerschap en de behoefte aan een nieuw Nederlands liberaal nationalisme. Opdat we er als samenleving erin slagen om de groei van deze kloof tot stand te brengen, maar er hopelijk in de toekomst ook in slagen om haar te kunnen dichten.

‘Elke stap telt’

0
De Kanttekening spreekt ‘nieuwe’ Nederlanders die op weg zijn naar de top. Deze week: de Irakees-Nederlandse Diyar Jassim (22).

Wat doe je?
‘Sinds anderhalve maand ben ik bestuurslid bij Rood, de jongerenafdeling van de SP. Ik houd me in die functie vooral bezig met het organiseren van bijeenkomsten over thema’s die jongeren aanspreken. Ook peil ik meningen over zaken als jongeren die geen vaste baan kunnen vinden. Ik wil laten zien dat we de wereld echt kunnen veranderen als we de handen ineenslaan, te beginnen bij je eigen omgeving. Ik doe dat natuurlijk niet alleen, we vormen een goed team binnen Rood. Hiervoor was ik lokaal actief, in Amsterdam. Naast dit alles studeer ik. Ik zit in het laatste jaar van de hbo-opleiding Rechten. Maar ik ben dus zoals gezegd vooral druk met activisme. Dat vind ik nu erg belangrijk. Verder zie ik wel waar het schip strandt.’

Waar wil je heen?
‘Geen idee. Ik heb bepaalde idealen waar ik me voor wil inzetten. Ik wil blijven strijden voor menswaardigheid, gelijkwaardigheid en solidariteit. Waarschijnlijk zal ik iets blijven doen wat daarbij aansluit. Dat kan natuurlijk in Nederland, maar ook in Irak waar mijn familie vandaan komt. In 1989 moest mijn familie vluchten uit het land voor het regime van Saddam Hoessein. In Diyar klinkt heel toepasselijk ‘verlangen naar het vaderland’ door. Ik heb me al eens ingezet voor Irak, maar dan vanuit hier. De actie ‘Niet in mijn naam’ was mede door Rood georganiseerd. Het ging erom dat we protesteerden tegen de militaire inmenging van het Westen in het land. Ik zie IS als een gevolg van de oorlogen die toen in gang zijn gezet en waar bepaalde industrieën heel veel baat bij hebben gehad, zoals de wapenindustrie. Veel jongeren hebben zich daar toen tegen uitgesproken en het toonde voor mij aan dat je ook vanuit hier veel kunt betekenen. Ik krijg daar echt energie van!’

Heb je een kruiwagen?
‘Op mijn vijftiende luisterde ik veel naar de Irakese rapper Kilo. Hij sprak veel over hoe de wereld in elkaar zit en dat zette me aan het denken. Hij liet bijvoorbeeld zien dat je door kleine dingen in je eigen omgeving al best wat in gang kunt zetten. Toen een paar jaar later het leenstelsel voor studenten werd ingevoerd werd ik boos en zette ik die energie om in activisme. Ik protesteerde met Rood tegen het leenstelsel. We hebben het niet tegen kunnen houden, maar we hebben wel andere dingen bereikt, zoals het jeugdloon, dat van drieëntwintig naar tweeëntwintig jaar is gegaan. Binnen de SP is Sadet Karabulut een voorbeeld voor mij. Het lef waarmee zij dingen durft aan te kaarten vind ik inspirerend. Daarnaast heb ik van mijn vader een sterke drive meegekregen om dingen te veranderen. We zijn gevlucht uit Irak, omdat we dingen in onze omgeving zagen die niet klopten. Mijn vader wilde daar iets aan doen. Die drang heb ik waarschijnlijk van hem.’

Zijn er beren op de weg?
‘Het vergaande individualisme en het feit dat de druk op studenten best hoog kan zijn. Sinds het leenstelsel er is kun je amper meer iets naast je studie doen, actie voeren bijvoorbeeld, omdat je een schuld opbouwt als je niet op tijd klaar bent. Die druk zie je ook op de werkvloer. Mijn ouders hebben geen miljoenen, dus ik voel een bepaalde last. Soms moet je daarom moeilijke keuzes maken om je in te kunnen zetten voor een betere wereld.’

Heb je tips?
‘Iets kleins zoals een losse stoeptegel weer recht zetten is al een positieve verandering. Met andere woorden, zet kleine stappen, maar organiseer jezelf. Elke stap telt. Als jongeren zich samen inzetten voor een positieve verandering, dan werk je aan een betere samenleving.’

Hoe gaat het nu in Oosterwei?

0
De Goudse wijk Oosterwei was in 2008 even landelijk nieuws vanwege herrieschoppende jeugd. De Kanttekening toog erheen om te kijken hoe het er nu voor staat.

Terwijl een matig zonnetje boven Gouda Oost hangt, lopen we de wijk Oosterwei in. In 2008 kwam de wijk in het nieuws door overlast van voornamelijk Marokkaans-Nederlandse jongeren. Tegenwoordig staat de buurt letterlijk in de steigers. Grote kranen verplaatsen bouwmaterialen hoog boven de grond van a naar b. Tientallen meters lager knokt de wijk om een betere versie van zichzelf te worden.

In oktober 2008 liep de onrust in de buurt zo hoog op dat er in de Tweede Kamer vragen werden gesteld. Buschauffeurs wilden zelfs niet meer door de wijk rijden na een overval door een Pool op één van hun collega’s. Hoe ligt de wijk er tegenwoordig bij?

Chantal Margés is woordvoerder bij de politie Den Haag, waar Gouda onder valt. ‘Tijdens ramadan merkten we niets van extra overlast of opstootjes, terwijl in andere delen van het land er in die periode wel het één en ander gebeurde.’

We bestellen een broodje in de Marokkaanse bakkerij Tanger. Als we willen afrekenen, blijkt pinnen niet mogelijk. ‘Betaal de volgende keer maar, joh!’, zegt de vrouw achter de toonbank. We lopen naar het Nelson Mandela Centrum, één van de centra waar de strijd voor een beter Oosterwei wordt gestreden. We vallen midden in het spreekuur van Willemien Rougoor. Ooit begonnen als vrijwilligster met bescheiden ambities, inmiddels is ze hier veertig uur in de week voor uiteenlopende hulpvragen. ‘Dat was er niet. Welzijnswerk deed jarenlang niets. Ja, geld opstrijken’, zegt ze. Vandaag melden zich twee Somalisch-Nederlandse dames met brieven van de belastingdienst. ‘Wij kunnen hier voor alles bij Willemien terecht’, zegt één van hen. Rougoor zelf geniet zichtbaar. ‘Ik krijg energie als ik anderen kan helpen’, legt ze uit. Over de vraag waarom er in het verleden zoveel overlast was van jongeren in de buurt is ze duidelijk. ‘Er is hier niets. Geen theehuis, geen jongerencentrum. Niets. Thuis is het domein van de moeders, de zusjes, tantes en buurvrouwen, dus dan gaan ze maar de straat op.’

Foto: de Telegraaf

‘Als je ook nog eens geen werk hebt, ga je op zoek naar andere manieren om geld te verdienen’, zegt voormalig buurtbewoonster Senna. Ze loopt stage in het Nelson Mandela Centrum. ‘Ik kom hier vaak in de wijk. Wat me echt opvalt: je ziet duidelijk minder hangjongeren op straat dan vroeger.’ Rougoor weet hoe dat komt. ‘Volwassenen uit de wijk surveilleren tot in de late uurtjes, dat scheelt een hoop.’ Ook de nieuwbouw en de meer gemengde samenstelling van de bewoners draagt volgens haar bij aan een verbetering. ‘Het is hier met sprongen vooruitgegaan sinds de tijd dat de wijk zo ellendig in het nieuws kwam. Ook tijdens de ramadan merkte ik niet veel geks. De jongeren die wij begeleiden en spreken, dat zijn er heel veel, gaan naar school, lopen stage of werken gewoon. Ze hebben absoluut toekomstperspectief gekregen.’

Het goede werk van het Nelson Mandela Centrum is niet onopgemerkt gebleven. Vorig jaar ontvingen Rougoor en scholieren Bilal Naji en Imane el-Idrissi respectievelijk een koninklijke onderscheiding en jeugdlintjes van de stad Gouda voor hun inzet in de wijk. Tientallen leerlingen en studenten, van lagere school tot hbo’ers, krijgen hier huiswerkbegeleiding of schrijven afstudeerscripties.

Mimoun Talbi is beheerder van het Nelson Mandela Centrum. Hij woont sinds 1977 in de wijk. ‘Ik heb hier altijd met plezier gewoond. Maar de wijk werd slechter. Woningen gingen achteruit en op enig moment woonden hier meer buitenlanders dan Nederlanders. Begrijp me niet verkeerd, ik ben zelf van Marokkaanse afkomst. Maar van verschillen kun je leren. Het liefst zie ik om en om culturen naast elkaar wonen in plaats van teveel concentratie van één cultuur op één plek. De samenstelling van de wijk is nu diverser, ook door nieuwbouw.’ Talbi organiseert al jaren activiteiten voor de jeugd in de wijk. ‘Zelfs schilderlessen voor Marokkaanse jongeren. Dat hoor je niet vaak, hè? Maar ze vonden het leuk.’ Toch denkt hij dat puberende jeugd het liefst in groepjes bij elkaar hangt. ‘Ze vinden het moeilijk een uur aan een tafel te zitten. Marokkaanse jongeren doen liever sociale dingen. Een kroon op het werk van de afgelopen jaren zou de aanleg van een Cruyff Court zijn. Ik ben nu bezig voldoende handtekeningen in te zamelen. Dit wordt de mooiste wijk van Gouda! Ik denk er zelfs over weer terug te gaan.’

‘Dyslexiezorg is blind voor kinderen met migratieachtergrond’

0
Autochtone kinderen krijgen veel vaker een dyslexieverklaring dan kinderen met een migratieachtergrond. De Kanttekening sprak experts over de oorzaken van dit verschil.

Kinderen met een migratieachtergrond krijgen zelden de diagnose dyslexie. Bij autochtone kinderen gebeurt dat juist heel vaak. Dat is de conclusie van een recent onderzoek van de gemeente Amsterdam, die zich hardop afvroeg waarom kinderen met een migratieachtergrond nauwelijks worden doorverwezen naar de dyslexiezorg. De gemeente gaat dat nog verder onderzoeken en komt dit najaar met de resultaten.

Dyslexie komt in principe even vaak voor bij kinderen met een migratieachtergrond als bij autochtone kinderen. Kinderen met een migratieachtergrond hebben alleen vaak een taalachterstand en daarom is het voor hen soms extra moeilijk om mee te komen. Docenten zien dyslexie daardoor vaak over het hoofd bij deze groep of ontdekken het te laat. Vorig jaar concludeerde de PO-Raad (sectororganisatie voor het primair onderwijs) al dat kinderen van welgestelde ouders eerder een dyslexieverklaring krijgen dan leerlingen uit achterstandswijken. Dat komt omdat de kosten voor een dyslexietest op kunnen lopen tot duizend euro en dat is voor ouders met geld makkelijker te betalen. Landelijk gezien heeft negen procent van de autochtone kinderen problemen met dyslexie tegenover twee procent van de kinderen met een migratieachtergrond.

Er zijn verschillende redenen voor het verschil. Een belangrijke is de taalachterstand van kinderen met een migrantenachtergrond, waardoor leerkrachten minder snel naar dyslexie kijken. ‘Taalachterstand vertroebelt inderdaad het zicht op dyslexie. Daardoor denken leraren minder snel aan dyslexie en wordt een kind minder snel doorgestuurd’, legt psycholoog en onderzoeker Anick Verpalen uit. ‘Ik denk dat leerkrachten sneller aan de slag gaan met de taalachterstand. Het zijn vaak tweetalige kinderen, die van huis uit de moedertaal meekrijgen en Nederlands als tweede taal leren. Bij beide talen verloopt de ontwikkeling daardoor wat trager. Je ziet binnen het onderwijs dat dit snel als oorzaak wordt gezien voor het minder goed scoren bij toetsen.’

Dat vindt ook Anna Bosman, hoogleraar Orthopedagogiek: Leren en Ontwikkeling verbonden aan de Radboud Universiteit. ‘Als er goed lesgegeven wordt dan vertroebelt het niet. Maar het zal ongetwijfeld gebeuren dat docenten bij migratiekinderen niet denken aan dyslexie, omdat ze een taalachterstand hebben, maar je moet kinderen niet aan laten modderen. Je moet met die kinderen gezamenlijk oefenen en dan verdwijnt het verschil ook.’

Dat denkt ook Renate Salemans, logopedist bij Gezondheidscentrum Aelbrechtskade in Rotterdam. ‘Door die achterstand is het moeilijk te bepalen of de voorwaarden om te gaan leren lezen en schrijven voldoende aanwezig zijn. Het niveau van de taalontwikkeling is vaak lager dan het hoort te zijn. Ook de auditieve en fonologische vaardigheden om tot goed lezen en schrijven te komen zijn vaak onder de maat. Daardoor is het dyslexieonderzoek moeilijk af te nemen en zo is moeilijk te bepalen of een kind het in aanleg in zich heeft of niet. Maar er zijn ook andere redenen waardoor leerkrachten minder gericht zijn op dyslexie. Ouders van kinderen met een migratieachtergrond zijn minder mondig en signaleren dyslexie minder snel. Autochtone ouders zijn erg gebrand op leerprestaties.’

Bosman sluit zich daarbij aan. ‘Als de ouders zich geen zorgen maken, dan krijgen ze het bij een docent veel minder snel voor elkaar dat er een onderzoek komt. Veel van deze ouders weten ook niet dat er mogelijkheden zijn om het nader te onderzoeken.’

Ook Verpalen legt de oorzaak deels bij de ouders. ‘Ik denk dat ouders er niet mee bekend zijn. In hun eigen cultuur en in hun thuisland is het geen bekend fenomeen. Onwetendheid speelt dus mee. Bij deze ouders brengt dat angst voor het onbekende mee, dat er iets mis is met hun kind en daardoor is de drempel om actie te ondernemen wat hoger. Autochtone ouders komen vaak zelf met de vraag of hun kind niet dyslectisch is. Daar zit een groot verschil. Autochtone ouders hebben ook meteen door wat voor faciliteiten en voordelen het met zich mee kan brengen, terwijl ouders met een migratieachtergrond vaak denken dat het een nadeel is als er iets met hun kind is. Ze denken dat dit tegen hen kan werken.’

Volgens Salemans heeft het ook te maken met het taalniveau van de ouders. ‘Het komt vaker voor bij deze groep dat ouders of grootouders analfabeet zijn. Als het in een gezin niet vanzelfsprekend is om samen boekjes te lezen, dan zullen ouders niet snel in de gaten hebben dat er iets mis is met hun kinderen.’

Bosman kijkt er nog op een andere manier tegenaan. ‘We proberen de dingen nu aan het verkeerde eind recht te trekken. Je moet er niet voor zorgen dat meer kinderen met een migratieachtergrond een verklaring krijgen, je moet zorgen dat kinderen uit autochtone gezinnen geen verklaring hebben als dat niet nodig is. Als het aan de kant van de autochtonen niet zover doorgeslagen zou zijn, dan zou er helemaal geen verschil zijn. Autochtone kinderen krijgen sneller zo’n verklaring, omdat het allerlei voordelen oplevert. Je krijgt uitzonderingsposities. Zo krijgen ze bijvoorbeeld meer tijd voor een toets en meer studiebeurs. Als een kind geen vlotte lezer is bijvoorbeeld, vragen ouders zo’n verklaring aan, terwijl het kind gewoon op een heel gemiddeld niveau leest. Maar ze denken dat als een kind slim is, hij of zij ook snel moet lezen, maar dat is onzin. Veel kinderen hebben onterecht een dyslexieverklaring. Die hebben helemaal geen dyslexie. Of je hebt geen goed onderwijs gehad of je hebt zelf niet goed geoefend.’

Volgens Verpalen is het verschil tussen kinderen met een migratieachtergrond en autochtone kinderen eenvoudig te overbruggen. ‘Op de school waar ik werk krijgt iedereen dezelfde aandacht en wordt er een evenredig deel aan dyslexie opgespoord, geen uitzonderingen bij bepaalde groeperingen. Je moet je als docent niet laten verblinden door taalachterstand.’

Salemans gaat verder: ‘De mate van geletterdheid verschilt wel en de mate ervan bij de ouders bepaalt of kinderen problemen houden met het leren lezen en schrijven. Ik gebruik zelf het lezen als ondersteuning om een onduidelijke uitspraak te trainen. De geschreven taal is goed te gebruiken om de totale taalontwikkeling naar een hoger plan te trekken. Dat is nog een reden dat het bij kinderen te laat ontdekt wordt.’

‘Er moeten duidelijk bepaalde dingen in het onderwijs veranderen om dit probleem op te lossen’, zegt Bosman. ‘Beter onderwijs. Het heeft allemaal te maken met goed onderwijs en als je goed onderwijs geeft als school dan heb je bijna geen kinderen met dit probleem, niet bij autochtone kinderen en niet bij kinderen met een migratieachtergrond. Er is voldoende onderzoek waaruit blijkt dat 99 procent van de kinderen het gewoon leert en nergens last van heeft. Maar dat moet dan wel gebruikt worden en het is raar dat leerkrachten hier geen gebruik van maken.’

Salemans: ‘Leerkrachten zijn er onvoldoende in geschoold. Er moeten onderzoeksmethodes voor de leesvoorwaarden bij anderstalige kinderen ontwikkeld worden. Als je het probleem landelijk wil aanpakken dan moet er iets structureels gebeuren, zoals richtlijnen en onderzoeksmethodes. En er moet meer betrokkenheid komen vanuit de ouders. Die moeten echt meer met hun kinderen oefenen met lezen. Ouders moeten daarin gestimuleerd worden ook al spreken ze niet goed Nederlands. Aan voorlezen kun je namelijk niets fout doen.’

Verpalen sluit af: ‘Scholen en leerkrachten moeten meer kennis hebben zodat ze makkelijker kinderen met dyslexie kunnen opsporen, ongeacht of het autochtone kinderen of kinderen met een migratieachtergrond zijn. Extra expertise en financiële middelen zijn ook nodig. Scholen moeten extra kennis in huis halen over dyslexie, hoe dit te herkennen is en aan te pakken. Maar bijna geen enkele school kan het zelf betalen en als ouders het dan ook niet kunnen betalen dan houdt het op. Zo’n kind blijft dan met een vermoeden van dyslexie rondlopen. Het is raar dat dit in een rijk land als Nederland niet beter geregeld is. Er valt ook veel winst te halen bij het trainen van docenten. Dat moet op de pabo al gebeuren en daar is nu nauwelijks aandacht voor. De doorsnee afgestudeerde leraar weet er bijna niets van en al helemaal niet hoe het zit bij kinderen met een migratieachtergrond.’

‘Vrouwenbesnijdenis is puur traditie, het staat nergens in de Koran’

0
GGD Haaglanden is onlangs een preventiecampagne begonnen om aandacht te vragen voor meisjesbesnijdenis. Alleen in de regio al zijn er volgens de organisatie ongeveer vijfduizend meisjes tot achttien jaar die het risico lopen besneden te worden. Hoewel de campagne gericht is op moslims, spreken experts nadrukkelijk niet van een moslimkwestie.

Meisjesbesnijdenis, wat ook wel vrouwelijke genitale verminking wordt genoemd, wordt internationaal gezien als een schending van mensenrechten. Er zijn verschillende vormen van meisjesbesnijdenis, afhankelijk van de etnische groep en regio, zoals het verwijderen van de clitoris of zelfs de kleine of grote schaamlippen. Meisjesbesnijdenis komt voor in bijna dertig landen in Afrika, maar ook in gebieden in Zuid-Amerika, Azië en het Midden-Oosten. Door migratie en de vluchtelingenstroom is het ook een groeiend probleem in westerse landen, waaronder Nederland.

‘Het probleem is in Nederland groot, omdat er veel Nederlanders zijn met een migratieachtergrond uit landen waar het vaak voorkomt’, zegt Miriam Corciulo, antropoloog en medewerker van de Federatie van Somalische Associaties Nederland (FSAN). Onder Somalische Nederlanders komt de traditie vaak voor. ‘Het is niet vanzelfsprekend dat je breekt met je traditie zodra je je land verlaat. Het omgekeerde is soms juist het geval. Mensen wortelen zich meer in hun tradities, omdat ze bang zijn hun identiteit te verliezen. Ook met de komst van vluchtelingen zie je dat het probleem alleen maar groter wordt in Nederland.’

De FSAN speelt sinds eind jaren negentig een centrale rol in de bestrijding van meisjesbesnijdenis in Nederland. De organisatie richt zich vooral op voorlichting en preventie binnen de risicogroepen. ‘We werken vooral heel erg vanuit de gemeenschap zelf, onder andere door het trainen van sleutelfiguren’, vertelt Corciulo. Daarmee hoopt de organisatie dat sleutelfiguren de gemeenschap verder kunnen informeren over wat voor enorme impact meisjesbesnijdenis heeft en hoe schadelijk het is voor vrouwen. ‘Het is cultureel gevoelig en daar moet je rekening mee houden als je het onderwerp bespreekt. Anders werken alle campagnes en acties mogelijk averechts. Je stuit gewoon op te veel verzet.’ Volgens Corciulo is vrouwelijke genitale verminking in Nederland lang niet alleen een probleem van de oudere generaties. ‘We zien heel vaak dat ook jongere generaties er last van hebben. Dat heeft ook te maken met het feit dat sommige mannen, ook in Nederland, nog steeds een besneden vrouw meer geschikt vinden als potentiële partner. Hoewel meisjes zich daar wel eens tegen verzetten, is het veel belangrijker dat ze de familie meekrijgen. Want de familie wordt vaak door de gemeenschap onder druk gezet en omdat meisjes vaak op jonge leeftijd worden besneden, hebben ze er weinig of niets over te zeggen.’

In Nederland is meisjesbesnijdenis verboden en iedereen die het uitvoert of eraan meewerkt kan een geldboete of gevangenisstraf, dat kan oplopen twaalf jaar, krijgen. Dat is volgens Corciulo precies de reden dat het onder de radar gebeurt. ‘Ze doen het natuurlijk niet in ziekenhuizen of gezondheidscentra. Het gebeurt meestal illegaal in een woning of juist veel vaker in het land van herkomst. Tijdens vakantieperiodes, vooral in de zomer, omdat een langere vakantie nodig is om te herstellen, zien we dat meisjes in verschillende landen worden besneden. Daarom blijft het ook vaak onopgemerkt door bijvoorbeeld docenten in Nederland.’

Dat meisjesbesnijdenis iets islamitisch is, wordt wel vaker aangehaald als bewijs dat de islam vrouwonvriendelijk is, terwijl wereldwijd belangrijke islamitische geestelijke leiders diverse fatwa’s tegen meisjesbesnijdenis hebben uitgesproken, onder wie de voormalige grootmoefti van Egypte Ali Gomaa. ‘De praktijk komt voor onder zowel moslims als christenen en animisten (natuurreligie, red.). Het heeft geen religieuze oorsprong. Het staat ook niet in de Koran of andere heilige schriften’, zegt Corciulo. Soms denkt men dat het wel onderdeel is van de islam, maar dat is volgens haar een enorme misvatting. ‘Morele waarden als maagdelijkheid of trouw aan de partner worden als argumenten aangevoerd om meisjes te besnijden en dat zijn natuurlijk ook elementen die in verschillende religies voorkomen. Daardoor wordt het wellicht ook onterecht als iets religieus gezien.’

Marisa Abdulgani, verpleegkundige en contactpersoon van GGD (Gemeentelijke Gezondheidsdienst) Haaglanden, ontkent net als Corciulo dat meisjesbesnijdenis iets islamitisch is. ‘Ik ben zelf een moslima uit Somalië. Het is triest dat de islam negatieve aandacht krijgt door iets waar het niets mee te maken heeft. Dat slaat nergens op. Vrouwenbesnijdenis is puur traditie, het staat nergens in de Koran of hadith’, zegt Abdulgani. Volgens verschillende onderzoekers is het een praktijk die al meer dan tweeduizend jaar bestaat en dus al uitgevoerd werd ver voor de komst van de islam. In de Romeinse tijd werd de praktijk al beschreven en in de tijd van de farao’s was het gebruikelijk om vrouwelijke slaven te besnijden. Het feit dat de traditie al zo oud is maakt het volgens Abdulgani erg lastig om er mee te breken. ‘Je kan niet verwachten dat mensen één-twee-drie hun tradities afzweren. Dat heeft jaren nodig. Maar in dit geval moet het gewoon gebeuren.’

Abdulgani is actief betrokken met de uitvoering van de campagne van GGD Haaglanden tegen meisjesbesnijdenis. Zo organiseert ze spreekuren voor vrouwen die slachtoffer zijn van besnijdenis, indien nodig verwijst zij ze door naar een specialist, zoals een gynaecoloog, seksuoloog of psycholoog. ‘Het is lastig om exacte cijfers te hebben over meisjesbesnijdenis in Nederland, maar het is heel erg duidelijk dat mensen met een roots in één van de landen waar dit heel normaal is preventie moeten krijgen. Ze moeten zich er van bewust worden dat hun dochters niet het zelfde mogen meemaken als wat ze zelf hebben meegemaakt. Want het is niet menselijk, het is niet legaal en het is zeker niet islamitisch.’

Volgens Abdulgani zeggen jongeren die hier zijn geboren en de nodige preventie hebben meegekregen, heel vaak dat ze dit hun kinderen niet zullen aandoen. Dat zou ook te maken hebben met de informatie en uitleg die ze gelijk bij het consultatiebureau krijgen nadat ze daar voor het eerst met hun dochter zijn terechtkomen. ‘Daar wordt vanaf dag één duidelijk gemaakt dat het besnijden van meisjes volgens de Nederlandse wet verboden is en dat er een straf op staat. Ik zie op dat vlak zeker vooruitgang bij jongeren. Ze zijn zich meer bewust van de gevaren en risico’s.’

Dat geldt ook voor ouderen: ‘Het eerste wat volwassenen tegen ons zeggen is ‘ze hebben ons dit aangedaan, dit is zo onmenselijk’. Ik ben geen vrouw tegengekomen die blij is dat ze is besneden. Je moet niet vergeten dat het dames zijn die naar een spreekuur komen vanwege de klachten die ze hebben gekregen nadat ze zijn besneden. Dat het onderdeel is van een traditie maakt ze helemaal niets uit, want het is niet goed te praten. Dat willen ze hun kinderen niet aandoen.’

Of ze hun dochters werkelijk willen of kunnen beschermen tegen meisjesbesnijdenis weet Abdulgani nooit zeker. ‘Als ze op vakantie zijn in het land van herkomst, waar de sociale druk toch heel erg groot is, kunnen ze toch anders handelen. Het zijn vaak de families die ze onder druk zet. Mensen bezwijken daar toch heel vaak onder.’ Het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft daarom het document Verklaring tegen meisjesbesnijdenis ontwikkeld, die verkrijgbaar is in meerdere talen. Het is bestemd voor ouders afkomstig uit risicolanden die van plan zijn om op vakantie te gaan naar hun land van herkomst. Met het document kunnen ouders die onder druk worden gezet hun familieleden informeren over de consequenties en strafbaarheid van meisjesbesnijdenis. ‘Ik heb vaak gezien dat de verklaring heel effectief is’, aldus Abdulgani.

Was ik niet hun hufterige en perverse zionistische vijand?

0

Als ik ’s ochtends wakker word pak ik meteen mijn smartphone. Het is een ietwat neurotische gewoonte, maar ik wil er zeker van zijn dat ik niets heb gemist tijdens mijn acht uur slaap. Meestal gooi ik eerst een hele berg spammails weg met aanbiedingen van Sunweb vakanties en muziekfestivals waar ik ooit ben geweest. Afgelopen dinsdag begon mijn dag echter anders. Ik kreeg een melding binnen dat ik nieuwe berichten op Twitter had en opende – tegen beter weten in, want iedereen weet wat voor verbaal riool Twitter kan zijn – de app met het blauwe vogeltje. Nog voor ik mijn ogen goed en wel open had kreeg ik de ene na de andere scheldkanonnade over me uitgestort. Ik was een ‘perverse zionist’ en een ‘hufter’. Mijn ‘lieve’ volgers vonden het nodig om naast deze vrij grove benamingen foto’s van vermoorde Gazaanse baby’s op mijn tijdlijn te plempen. Ook goedemorgen! Wat had ik nou weer misdaan? Na mijn eerste kop koffie begreep ik dat het om een artikel ging waarin ik had geschreven dat ik tijdens de bruiloft van mijn nicht in Israël één moment níet aan het conflict had gedacht en me daar eigenlijk wel prettig bij voelde.

Hoewel ik meestal erg gelukkig word van mijn werk, en met name van het verbinden van verschillende groepen in de samenleving, zijn er ook momenten dat ik het bijltje er bij neer wil leggen. Op zulke dagen vraag ik me af wat voor zin het allemaal heeft en voel ik me ongelooflijk eenzaam. Ik wist meteen dat dit zo’n dag zou worden. Mijn hart bonkte te snel in mijn keel, mijn knieën beefden en ik wilde het liefst rechtsomkeert maken naar mijn bed. Toch ging ik verder met mijn ochtendritueel, want er zaten twee schoolklassen op me te wachten waarmee ik over de relatie tussen joden en moslims in Nederland zou praten.

Terwijl ik de boekwinkel waar het gesprek zou plaatsvinden binnenwandelde voelde ik me nog altijd nerveus en trillerig. Het waren niet zomaar klassen waar ik een hele ochtend voor moest staan, maar zogenaamde kopklassen; een kopklas is een schooljaar tussen de basisschool en het voortgezet onderwijs in voor leerlingen met een taalachterstand. De leerlingen komen doorgaans niet alleen uit Nederland, maar ook uit landen als Syrië, Turkije, Albanië en Irak. Normaal gesproken vind ik zulke leerlingen juist extra leuk, maar omdat er nu een wolk van pessimisme om me heen hing, vreesde ik dat ze misschien helemaal geen zin hadden in een jood. Was ik niet hun vijand, een hufterige en perverse zionistische vijand?

Maar zodra de tweeëndertig leerlingen voor me zaten verdween mijn angst als sneeuw voor de zon. Door mijn negatieve houding was ik zélf bevooroordeeld geraakt, want nooit eerder ontmoette ik zo’n ambitieuze en enthousiaste groep scholieren. Omid vond het vreselijk om te horen dat ik wel eens word uitgescholden voor ‘kankerjood’. Fatima vertelde dat ze begreep hoe dat voelde, omdat ze zelf ook af en toe wordt nagejouwd vanwege haar hoofddoek. Mustafa was erg onder de indruk van het vluchtverhaal van mijn grootouders tijdens de Tweede Wereldoorlog. En Eren merkte op ‘waarom mag iedereen niet gewoon zijn wie hij of zij is?’

Aan het einde van de bijeenkomst schreven de scholieren een brief aan me vol lieve woorden. Sommige leerlingen onthulden dat ze nu een heel ander beeld hadden van joden dan voor ons gesprek. Ik heb de brief bovenin mijn bureaula gestopt. Als ik ooit weer twijfel aan het nut van de dialoog, pak ik hem erbij. Ze hebben er zelf waarschijnlijk geen idee van, maar door dit soort geweldige kinderen hou ik het vol om te doen wat ik doe. En dat zal ik blijven doen. Iedere dag opnieuw.

‘Ik geloof in mijn eigen rooskleurige wereld’

0

‘Het is de selected few die bepaalt wat wij te zien krijgen. Binnen mijn invloedssfeer probeer ik te doen wat ik kan om dat te veranderen’, zegt Stephanie Afrifa.

Al bellend komt Stephanie Afrifa (Zoetermeer, 1988) aan bij het café waar we hebben afgesproken. Ze is kunstcurator, presentator en fotomodel en heeft een missie. Ze wil heilige huisjes in de kunstwereld omverwerpen. Het idee dat er hoge en lage kunst bestaat bestrijdt ze. Ze wil kunst toegankelijker maken voor een diverser publiek.

Feminisme, taboe’s rondom seksualiteit en de rol van kunst en cultuur in de maatschappij: Afrifa loopt niet snel weg voor gevoelige onderwerpen. ‘Omdat ik veel heb meegemaakt, vind ik snel de kwetsbaarheid bij anderen. Dat tonen maakt verschillen tussen mensen kleiner.’

Ze is druk, niet in de laatste plaats door een verhuizing. De meeste mensen kennen haar van De wereld draait door, waar ze regelmatig haar licht laat schijnen over ontwikkelingen binnen kunst en cultuur. Zo besprak ze de Amerikaanse kunstenaar Kehinde Wiley, die iconen uit de zwarte cultuur in gigantische schilderijen plaatst. ‘Binnen de kunstwereld wordt er natuurlijk op een bepaalde manier naar cultuur gekeken’, legt Afrifa uit. ‘Zo van, dit is hoge en dat is lage kunst. Wiley zet dat op zijn kop. Zwarte mensen voelen zich niet gerepresenteerd in musea, dus door zoiets te doen kaart hij iets belangrijks aan.’ Musea willen graag jonger publiek trekken, is een veel gehoorde wens van museumdirecteuren. ‘Maar hoe haal je die binnen als zij niet het gevoel hebben dat ze deel uit maken van dat wat ze aan de muren zien hangen? Wiley gaat met zijn werk die discussie aan.’

Zelfs cureert ze ook tentoonstellingen en schopt daarbij heilige huisjes omver. In september is er een groepstentoonstelling van Het rapcollectief SMIB (het omgekeerde van Bims, de Bijlmer) in het KAF (Kunstlinie Almere Flevoland) waarvan Afrifa de curatie op zich neemt. ‘Smib is een jongerencollectief uit de Bijlmer dat zich op allerlei manieren uit. In muziek of kleding. Niet typisch museum-materiaal, maar dat bedoel ik: sommige dingen moeten veranderen. Ik vind ze erg goed.’

Ze vertelt over Stacii Samidin, die veel op straat fotografeert. ‘Dan hoor ik mensen zeggen ‘oh, die gangsterfotograaf?’ Nee, hij komt gemakkelijker in contact met bepaalde groepen. Hij maakt daardoor een diepere connectie met zijn onderwerp en daardoor betere foto’s. Dat zou een witte fotograaf waarschijnlijk niet lukken op dezelfde manier. Maar dat maakt hem geen gangsterfotograaf! Hij is gewoon een goede fotograaf. Waarom zo’n label?’

‘Anders zijn dan de norm is een positief iets‘, vindt Afrifa. ‘Wat heet, al denkt de reguliere westerse kunstwereld daar vaak anders over. De impressionisten werden beschimpt, omdat hun schilderstijl op half afgemaakte impressies leken volgens critici. Ook het fauvisme (fauve betekent wild in het Frans, red.) werd weggezet als buiten de kaders van serieuze kunst vallend.’ Afrifa past in een traditie van mensen die weliswaar niet zelf kunst maken, maar zich hard maken voor nog niet erkende stromingen. ‘Het is de selected few die bepaalt wat wij te zien krijgen. Binnen mijn invloedssfeer probeer ik te doen wat ik kan om dat te veranderen. Ik geloof in mijn eigen rooskleurige wereld.’

Toch is dat zeker niet haar enige bezigheid. Ze verscheen onlangs nog als model in een campagne van de Bijenkorf. Daarnaast doet ze veel presenteerwerk. ‘Het liefst zou ik de hele dag over de wereld reizen en met mensen praten. Daar ligt mijn grote kracht, denk ik. Omdat ik zelf veel meegemaakt heb (haar moeder verliet het gezin toen Afrifa een tiener was, red.) en niemand me meer uit mijn evenwicht krijgt durf ik me kwetsbaar op te stellen in een gesprek. Wat je uitstraalt krijg je terug, daar geloof ik in.’ Een eigen talkshow, dat ziet ze wel zitten in de toekomst. ‘Op welk kanaal dan ook.’

Kwetsbaarheid, zoals die tijdens een interview, kan ook seksueel worden uitgelegd. Afrifa hekelt de hypocrisie die vaak hangt rondom preutsheid. ‘Op Instagram mag geen tepel worden getoond. Maar een foto van een moord is geen probleem! Dat is toch raar? Dat doet iets met een maatschappij.’ Ze vindt het vreemd dat mannen haar naroepen op straat. ‘Weet je wat ik allemaal te horen krijg? En van alle leeftijden. Ook mannen die mijn vader konden zijn. Het feit dat ze denken een oordeel te mogen vellen over mijn lichaam of er zich toegang toe kunnen verschaffen, want dat doe je als je een oordeel vormt over een lichaam, is zo verkeerd. Waarom ben je als vrouw een hoer als je je lichaam deelt met anderen? Mannen doen dat toch ook en wat dan nog? Waarom moet er een oordeel op volgen?’

‘Kunst kan een rol spelen in emancipatie bij maatschappelijke taboes’, denkt Afrifa. ‘Het mooie aan kunst is dat het kan empoweren. Daarom moet kunst een grotere rol krijgen binnen het onderwijs. Je weet niets als je van de middelbare school afkomt. Waarom gaan al die jongeren reizen na hun vwo? Ze weten niet wat ze willen. Kunstonderwijs helpt je jezelf te leren kennen. Zo stimuleer je gevoel voor creativiteit en gevoel voor kunst bij jongeren en gaan ze later dingen doen die ze anders niet hadden kunnen bedenken.’

‘Voor Riffijnen is Amsterdam om de hoek en Rabat diep in Afrika’

0
‘Nasser Zafzafi heeft de Riffijnen hun waardigheid teruggegeven. Ik ben heel erg trots op de Marokkanen die dat mogelijk hebben gemaakt’, zegt Asis Aynan.

De Marokkaans-Nederlandse schrijver Asis Aynan (Haarlem, 1980) heeft onlangs aangifte gedaan tegen het bestuur van de Amsterdamse al-Ihsane-moskee, omdat de imam van de moskee in een op internet opgedoken video moslims verbiedt te demonstreren tegen de onderdrukking en achterstelling van de Riffijnen in Marokko. Volgens de imam leiden de protesten tot verdeeldheid onder moslims. Aynan ergert zich aan de lange arm van Marokko. De al-Ihsane-moskee kwam eerder in het nieuws, omdat de Marokkaanse koning Mohammed de moskee dertigduizend euro had geschonken. Aynan meent dat de oproep van de imam ingaat tegen de vrijheid van betoging en neerkomt op het zaaien van haat tegen de demonstranten. Hij vindt het zorgelijk dat de imam en de moskee zijn geïnstrueerd door een vreemde mogendheid, namelijk de Marokkaanse staat.

Aynan studeerde Filosofie aan de Universiteit van Amsterdam en werkt als docent op de Hogeschool van Amsterdam. Hij schrijft stukken voor diverse kranten en tijdschriften. Hij is de bedenker van de Berber Bibliotheek; een reeks waarin klassiekers uit Berber-landen verschijnen. Hij schreef de boeken Veldslag en andere herinneringen, Ik, Driss en Gebed zonder eind. In 2011 werd hij genomineerd voor de Amsterdam Kunstprijs, de belangrijkste kunstprijs van de hoofdstad.

De Kanttekening sprak hem over zijn aangifte, de Marokkaanse protesten en de Berberse identiteit.

Je hebt aangifte gedaan tegen de al-Ihsane-moskee. Waar maak jij je vooral boos om?
‘Er waren al langer signalen dat in Nederlandse moskeeën opgeroepen werd om niet te demonstreren in Marokko. Dat religieuze figuren misbruik maken van hun positie, ten gunste van de Marokkaanse staat, hing al een beetje in de lucht. Het was dus eigenlijk wachten op het moment dat er bewijs naar buiten zou komen. Het kwam naar buiten via een heel dappere moskeebezoeker die een opname heeft gemaakt van de imam. De imam maakte duidelijk dat demonstreren verboden is volgens de islam. Als je demonstreert, zegt hij, werp je de wereld in verkrachting en geweld. Hij gebruikt dus zijn positie als imam en vrijheid van godsdienst om mijn vrijheid van betoging in te perken. Ik zat achter mijn computer en het enige wat ik dacht was ‘jij durft zeg’. Uiteindelijk heb ik aangifte gedaan, terwijl ik wist dat mijn aangifte geen enkele kans maakte.’

Waarom aangifte doen als je al weet dat je er niets mee kan bereiken?
‘Het heeft een symbolische betekenis. Ik wist al dat er juridisch niet veel gedaan kon worden tegen de imam. Maar dankzij mijn aangifte kwam er wel een dynamiek op gang, dus ik ben blij dat het effect heeft gehad.’

Je hebt gebruikgemaakt van je vrijheid van aangifte, maar de imam heeft volgens anderen weer gebruik gemaakt van zijn vrijheid van meningsuiting door te zeggen dat de demonstraties niet deugen.
‘De imam maakt gebruik van religie en vrijheid van spreken. Dat is zijn goed recht. Maar ik vind de inhoud van zijn woorden niet van smaak getuigen. Daarom heb ik aangifte gedaan.’

Je aangifte en kritiek op de imam wordt ook gezien als de zoveelste aanval op de islam, nota bene door iemand met een Marokkaanse achtergrond. Is dat zo? Is jouw reactie ook gericht op de islam of moslims?
‘Precies om dat te vermijden heb ik twee dingen vastgesteld voor mezelf: ik kom niet op de radio of televisie over mijn aangifte. Want als je daar iets over de islam of imams zegt, slaat gelijk de vlam in de pan. Het was me niet te doen om de islam. Daar ging mijn woede helemaal niet om. Ik was en ben boos om het feit dat de protesten in Marokko in Nederland voor de zoveelste keer worden gekaapt door fundamentalistische figuren. Dit signaal moest ook naar Marokko gaan en dat is gebeurd. Het is allemaal vertaald naar het Arabisch en Berbers. Zelfs mijn neefjes op het platteland hebben het gelezen.’

Heeft je beeld van hoe een moskee hoort te functioneren ook een deuk opgelopen met imams die zich nu achter het Marokkaanse regime scharen?
‘Ik heb altijd geleerd dat een moskee een godshuis is, niet een koningshuis. Ik ben als kind naar de moskee gegaan. Er werd bijvoorbeeld over het leven gesproken en de dood. Eigenlijk, nu ik er over nadenk, waren het ook filosofielessen. Toen werd niet gezegd dat afvalligen dood moeten of dat mensen die tegen het regime protesteren dezelfde mensen zijn die corruptie exporteren naar Marokko. Het is echt te stom voor woorden wat daar in die moskee is gezegd.’

Wat voor reacties heb je allemaal gekregen op jouw aangifte? Ben je bedreigd?
‘De Marokkaanse gemeenschap heeft enorm positief gereageerd op mijn aangifte. Het was echt overweldigend. Ik heb eigenlijk louter positieve reacties gekregen. Natuurlijk heb je wel lapzwansen, die gaan met een dikke vinger over het toetsenbord, maar die neem ik niet eens serieus.’

En Marokkaans-Nederlandse organisaties en moskeeën, hoe hebben die gereageerd?
‘Dat de Raad van Marokkaanse Moskeeën in Nederland afstand nam van de moskee in kwestie, was weer een ander positief effect van mijn aangifte. Het is nogal wat, dat een raad van moskeeën een moskee in Nederland corrigeert. Daarnaast heeft de raad een brief gestuurd naar alle aangesloten moskeeën waarin werd opgeroepen om de grondrechten van Marokkaans-Nederlandse burgers te respecteren. Daarmee is voor mij duidelijk geworden dat de overgrote meerderheid van de Marokkaanse Nederlanders pal achter de vrijheidsprotesten in de Rif staan. Dat is ook niet meer dan logisch, omdat het voornamelijk gaat om de verbetering van sociale en economische omstandigheden in het gebied. Ik kan me niet voorstellen dat iemand daar tegen is.’

Toch zijn er ook Marokkaanse Nederlanders die fel tegen de protesten zijn. Zorgt dat voor spanningen binnen de gemeenschap?
‘Natuurlijk zijn er ook meningsverschillen. De Marokkaans-Nederlandse gemeenschap is zich in een rap tempo aan het emanciperen. Dat iemand de imam filmt, waar hij het niet mee eens is, laat dat al zien. Dat laat ook zien dat de imam in kwestie van zijn voetstuk is gevallen. Hij heeft te veel ruimte opgeëist en dit is een waarschuwing richting andere imams; de boodschap is ‘doe gewoon wat jullie moeten doen, want anders worden jullie gewoon belachelijk gemaakt’. De volgende fase is dat mensen steeds vaker gaan wegblijven van de moskee. Buiten de invloed van Marokko, buiten de Riffijnse protesten, moeten imams de boodschap heel goed begrijpen. Anders staan ze over een paar jaar voor een lege moskee te preken.’

Is er een duidelijke trend zichtbaar onder Marokkaanse Nederlanders, dat ze zich minder aangetrokken voelen tot moskeeën vanwege gepolitiseerde religieuze figuren?
‘Bij de jongere generaties zie je dat zeker. Maar dat heeft met verschillende factoren te maken. Naarmate de welvaart stijgt zie je dat mensen niet persé minder gelovig worden, maar wel minder religieus. En als je iedere week tijdens het gebed hoort dat de koning van Marokko wordt gezegend, denk je op een gegeven moment ‘laat maar zitten’. Dat lijkt mij ook niet meer dan logisch.’

Foto: YouTube

Van Turks-Nederlandse jongeren zijn we gewend dat ze de ontwikkelingen in Turkije vrij goed volgen of massaal de straat opgaan voor Turkse kwesties, maar van Marokkaanse Nederlanders had iedereen het beeld dat zij zich toch veel minder bezighouden met het land van herkomst. Komt daar met de protesten in de Rif verandering in?
‘Er is een groot verschil tussen de Marokkaanse en Turkse Nederlanders en dat moeten we heel duidelijk maken. De meerderheid van de Turkse Nederlanders steunen een dictator in Turkije, terwijl de Marokkaanse Nederlanders opkomen voor het onderdrukte volk van Marokko en dus tegen de Marokkaanse dictator zijn. Maar ik denk niet dat Marokkaanse Nederlanders opeens meer geïnteresseerd zullen zijn in Marokkaanse kwesties. Marokkaans-Nederlandse jongeren zijn geïnteresseerd in het geboortedorp van hun voorouders; dat is sentiment, niet politiek.’

Veel Marokkaanse Nederlanders komen van oorsprong uit de Rif. Hoe groot is de solidariteit van de Riffijnen hier met de Riffijnen in Marokko?
‘Je moet begrijpen dat voor mensen in de Rif, Amsterdam dichterbij is dan Rabat. Zo zijn wij allemaal opgegroeid en zo wordt het nog altijd gevoeld in de Rif. Veel Riffijnen die naar het buitenland trokken hebben contact gehouden met het achterland, geld gestuurd en zoals ze nu doen ook politieke steun verleend in de vorm van demonstraties en petities. Daarom zeg ik ook: voor Riffijnen is Amsterdam om de hoek en Rabat diep in Afrika.’

Verwacht je dan ook dat veel Riffijnen uit Nederland onderdeel zullen worden van de protesten tijdens de zomervakantie?
‘Ik hoop van harte dat mensen niet in Marokko op vakantie gaan en het regime boycotten. Je kan ook prima naar Malaga in plaats van Agadir, er is weinig verschil. Bijna alles is daar hetzelfde. Geef je geld uit in Spanje zou ik zeggen, dat kunnen ze heel goed gebruiken. De Europese Marokkanen weten half niet hoeveel invloed ze kunnen uitoefenen op het Marokkaanse regime. Dat zou het meest sterke en effectieve protest zijn. Deze koning is geen politieke, maar een economische dictator. Je moet hem in zijn zakken pakken, dat is de enige manier.’

Wat voor middelen heeft Marokko om controle uit te oefenen op de Marokkaanse Nederlanders?
‘Heel weinig eigenlijk. Maar Marokko heeft wel iets wat bijvoorbeeld Turkije niet heeft; een verbod op het afstand doen van je Marokkaanse nationaliteit. Dat is een geniale zet waarmee Marokkanen in de diaspora onlosmakelijk worden verbonden met het vaderland. Marokko doet dat op een sentimentele manier, terwijl Turkije het op een politieke en culturele manier probeert te doen. Men klaagt bijvoorbeeld over de imams die Marokko stuurt tijdens de ramadan, maar zij hebben nauwelijks effect op de jongeren hier. De imam heeft in de Marokkaanse cultuur al een heel slechte naam. Bijna alle vieze moppen gaan over de imam, in films en series zijn zij de slechteriken. Veel jongeren begrijpen ook niet wat de imams uit Marokko precies proberen te vertellen. De invloed wordt dus zwaar overschat.’

Hoe belangrijk zijn Marokkaanse Nederlanders eigenlijk voor Rabat?
‘Europese Marokkanen zijn voor Marokko niet anders dan dirhams (munteenheid van Marokko, red.). Ze mogen niet stemmen, hoeven het leger niet in en zijn verder ook niet erg verbonden met het land. Na het overlijden van de eerste generatie, zullen Marokkaanse Nederlanders echt volledig opgaan in de Nederlandse samenleving.’

Bij de demonstraties in Marokko zie je dat heel sterk de nadruk gelegd wordt op de Berberse identiteit. Je ziet overal foto’s van de Berberse verzetsheld Mohammed Abdelkrim el-Khattabi en Berberse symbolen verschijnen. Leeft de Berberse identiteit ook zo sterk onder Marokkaans-Nederlandse jongeren? Hoe belangrijk is dat voor hen?
‘Ik merk bij mijn studenten dat de Berberse identiteit een grote rol speelt in hun leven. Je ziet een verschuiving van de islamitische naar de Berberse identiteit. Zo vinden ze het leuk om Berbers te leren of met andere studenten woorden in het Berbers te delen. Toen ik nog op de middelbare school zat, was Khattabi totaal geen icoon. Inmiddels is hij echt uitgegroeid tot een held onder jonge Marokkaanse Nederlanders. Er is enorm veel respect voor hem. De Berberse identiteit in Nederland is zich steeds verder aan het ontwikkelen. Opvallend is dat tegelijkertijd Marokko veel meer op de achtergrond raakt.’

Wat betekent de Berberse identiteit voor jou?
‘Ik zeg altijd dat ik een katholieke islamitische Berberse achtergrond heb. Doordeweeks ging ik naar de katholieke basisschool, in het weekend naar de islamitische weekendschool. Ik ben een Nederlander met een Berberse achtergrond. Mijn Berberse identiteit vind ik erg mooi. Daarom heb ik ook de Berber Bibliotheek opgezet. Mijn ouders kregen een verblijfsvergunning, dus economische papieren om hier te zijn, maar we waren nog lang niet klaar met migreren. Ik wilde ze ook de literatuur, dus de culturele papieren geven. Dan konden ze het land waar ze nu zijn verrijken met de Berberse literatuur.’

Hoe denk je dat de protesten in Marokko gaan aflopen?
‘Ik verwacht dat het politiek en autonoom bewustzijn bij de Riffijnen enorm is toegenomen en dat het verder gaat toenemen. Alleen daardoor zijn de protesten al geslaagd in mijn ogen. Het regime heeft de protestbeweging onthoofd door de leiders op te pakken, daarmee wil ze de angel eruit halen. Dat is ook bijna gelukt. De winst is dat het zelfbewustzijn is gegroeid en dat pakt het regime de mensen niet zomaar af. Nasser Zafzafi heeft de Riffijnen hun waardigheid teruggegeven. Ik ben heel erg trots op de Marokkanen die dat mogelijk hebben gemaakt. Maar wat ik vooral heel wonderlijk vind en daar verbaas ik me nog steeds over, is het feit dat Saleh Abdeslam, de terrorist uit Parijs, drie maanden ondergedoken heeft gezeten in Molenbeek zonder dat iemand hem aangaf, terwijl Zafzafi al na twee nachten is verraden. Iemand heeft daar zijn pensioen even veiliggesteld door de politie te bellen denk ik.’

Ben je niet bang dat Marokko een tweede Syrië wordt, zoals wel eens wordt beweerd door Marokkanen die tegen de demonstraties zijn?
‘Het is aan de Marokkanen daar om te bepalen hoe hun toekomst eruit zal zien. We hebben hier ook mensen die zeggen dat bijvoorbeeld autonomie slecht is, maar wie zijn wij om vanuit Nederland te bepalen wat wel en niet goed is? Zo zijn sommigen weer bang voor Syrische toestanden in Marokko. Waarom gaan we uit van het ergste? Waarom moet Marokko net als Syrië worden, het kan toch ook net als Zwitserland worden? Waarom vertrouwen zij hun eigen mensen en familie niet? Het erge is dus dat Riffijnen hier de Riffijnen in Marokko niet vertrouwen. Ze moeten zich heel goed afvragen wat dat over henzelf zegt. Maar ik begrijp het ook wel. Ze willen op vakantie en niet lastiggevallen worden door dit soort moeilijke onderwerpen.’

‘Blijf leergierig’

0
De Kanttekening spreekt ‘nieuwe’ Nederlanders die op weg zijn naar de top. Deze week: Marokkaanse Nederlander Achraf el-Johari (20).

Wat doe je?
‘Momenteel doe ik de bachelor Rechten aan de Hogeschool van Amsterdam. Daarnaast ben ik raadslid in de Centrale Medezeggenschapsraad van de Hogeschool van Amsterdam. In het verleden ben ik bestuurslid geweest bij de studentenorganisatie Studenten voor Rechtvaardigheid in Palestina, de SRP. Als raadslid ben ik met mijn collega-raadsleden sparringpartner van het College van Bestuur. De Hogeschool van Amsterdam is de grootste hogeschool van Nederland met ongeveer vijftigduizend studenten en bijna achtduizend medewerkers. Allerlei onderwerpen passeren hier de revue. Voorbeelden zijn het huisvestingsprobleem in Amsterdam en of er ruimte voor gebed en bezinning moet zijn op onze seculiere hogeschool. Het is een positie waarin je nooit verveeld kunt raken.’

Waar wil je heen?
‘Na de bachelor Rechten, die ik naar alle waarschijnlijkheid in januari 2018 ga afronden, begin ik aan een pre-master-traject om vervolgens aan mijn master te beginnen. Ik weet niet waar ik later ga terechtkomen, maar ik zie mezelf graag op een positie waarin ik kan opkomen voor mensen die onderdrukt worden, in de meest brede betekenis van het woord. Denk aan de onderdrukking die gepaard gaat met ons financiële systeem waarin de onderklasse net genoeg heeft om te overleven en mensen in de middenklasse net genoeg verdienen om een huurwoning in de vrije sector of hypotheek te kunnen betalen. Denk aan mensen die afgeschreven worden voor de arbeidsmarkt vanwege hun afkomst en bij voorbaat als ‘dom’ bestempeld worden, laat staan een topfunctie kunnen vervullen. Denk aan onderdrukte volkeren in het buitenland, zoals de Palestijnen en de Rohingya, terwijl Nederland goed zaken doet met de onderdrukkers. De meeste politici verzuimen hun morele plicht door niet op te komen voor deze mensen. Soms krijg ik het gevoel dat politici vergeten zijn uit welke put ze gekropen zijn of dat ze geboren zijn met een gouden speen in hun mond. In dit groot gapend gat, dat alsmaar groter wordt en onvrede aanwakkert bij het volk, zie ik een rol voor mezelf.’

Heb je een kruiwagen?
‘Van jongs af aan hebben mijn ouders voor mij gedaan wat ze konden doen om mij op weg te helpen. Ze hebben ervoor gezorgd, zelfs in moeilijke tijden, dat ik niets tekort ben gekomen. Mijn moeder las mij altijd voor en ging samen met mij naar de bibliotheek. Dankzij haar heb ik affiniteit ontwikkeld voor boeken en verhalen en ben ik vandaag de dag een enorme boekenwurm. Met mijn vader keek ik vroeger altijd National Geographic en Discovery Channel. Hij weet heel veel over geschiedenis en deze kennis heeft hij voor een groot deel op mij overgebracht. Dankzij hem kijk ik minstens één documentaire per week. Daarnaast heb ik heb het geluk gehad dat ik in het leven interessante mensen ben tegengekomen waar ik goede gesprekken mee kan voeren. In principe heeft iedereen een eigen referentiekader en daarmee een verkokerd beeld. Dat betekent niet dat je niet kunt bouwen aan het verbreden van dit referentiekader. Dat kun je bereiken door te botsen met het beeld van verschillende mensen. Ik ga vaak in discussie met andersdenkenden en leer daar veel van.’

Zijn er beren op de weg?
‘Er zijn heel veel obstakels. Hoe je daarmee omgaat en of je de juiste keuzes maakt bepalen waar je uiteindelijk terechtkomt. Voor mij was zelf het wiel uitvinden een groot probleem. Ik had heel veel tijd en moeite kunnen besparen door te leren van ervaringen die andere mensen hebben opgedaan. Daarnaast is het belangrijk om open en eerlijk te zijn tegen jezelf en anderen als je ergens niet uitkomt. Soms moet je de hand van een ander vastpakken om uit een put te komen en soms moet je je hand uitsteken om een ander uit de put te helpen. Dat is hoe je vooruit komt.’

Heb je tips?
‘Kennis opdoen stopt niet bij het behalen van een diploma, maar bij de dood. Blijf leergierig en durf vraagtekens te plaatsen. Lees veel boeken en bouw algemene kennis op. Je weet nooit wanneer kennis kan dienen als munitie om jouw standpunten te onderbouwen.’

Moslimgeleerden verwerpen doodstraf bij afvalligheid

1
Tijs en de ramadan heeft voor opschudding gezorgd. Een extremistische imam zegt in deze docu dat afvalligheid bestraft moet worden met de dood. Geleerden van de meest gezaghebbende autoriteit voor soennitische moslims, de al-Azhar Universiteit, verwerpen dat ten stelligste. Islamoloog Ahmet Kurucan legt uit waarom.

In de eerste uitzending van de driedelige documentaire Tijs en de ramadan stelt Tijs van den Brink, presentator bij de Evangelische Omroep, verschillende moslims de vraag of het wel mogelijk is de islam te verlaten zonder consequenties. Zo vraagt hij of er geen sociale druk is op (ex-)moslims wanneer ze de stap zetten of willen zetten om de islam de rug te keren. Hoewel de moslims in de uitzending van mening zijn dat dat niet het geval is, spreekt Van den Brink ook een niet herkenbaar in beeld gebrachte ex-moslim die een totaal ander beeld schetst. ‘Het is binnen de islam onacceptabel dat iemand van zijn geloof afhaakt. Je leven gaat kapot. Je wordt van alle kanten anders bekeken. Het is alsof je dood bent’, zei hij tegen Van den Brink. Ook zijn collega’s die moslims zijn zouden hem het leven moeilijk maken. ‘Mensen die echt gelovig zijn proberen oogcontact te vermijden. Ze zeggen dat als je met een afvallige in contact komt en in zijn ogen kijkt er besmettingsgevaar is’, stelt de ex-moslim. Verder vertelt de beruchte salafist Fawaz Jneid, een controversiële radicale imam, in dezelfde uitzending dat in geval van afvalligheid van moslims, de straffen kunnen oplopen tot de dood.

In Nederland ligt de discussie over afvalligen in de islam al langer op tafel. Het was Geert Wilders die al eerder deze kwestie op een discutabele manier aankaartte in zijn anti-islam-propaganda. Hij zei met zijn tweede Fitna-film steun te willen bieden aan moslims wereldwijd die de islam willen verlaten. Volgens Wilders zijn ex-moslims helden die steun verdienen, omdat ze volgens hem volgens de islam vermoord moeten worden.

Niet alleen niet-moslims reageren geschokt op het idee dat ex-moslims volgens de islam vermoord moeten worden. Er is ook een groeiende groep moslims die zich openlijk verzet tegen de doodstraf bij afvalligheid. Sterker nog, volgens veel moslimgeleerden staat er helemaal geen doodstraf op het verlaten van de islam. ‘Het bestempelen van afvalligheid als een halsmisdaad is in strijd met de islam’, zegt de Turkse islamoloog Ahmet Kurucan tegen deze krant. Een dergelijke straf voor afvalligheid is volgens hem nergens terug te vinden in de Koran. ‘Verzen in de Koran zoals ‘er is geen dwang in de godsdienst’ en ‘laat daarom geloven die geloven wil en niet geloven, die niet wil’ geven volgens hem aan dat er vrijheid van godsdienst is in de islam. ‘Het standpunt dat afvalligheid bestraft moet worden met de dood, is slechts een ijtihad (interpretatie, red.) van geleerden uit de Middeleeuwen.’ Kurucan promoveerde op het onderwerp vrijheid van meningsuiting binnen de islam aan de Atatürk Universiteit in Erzurum, in het oosten van Turkije.

Foto: Ahmet Kurucan

Dat afvalligheid in de geschiedenis zo streng is bestraft, is volgens Kurucan meer politiek dan religieus van aard. ‘Afvalligheid werd destijds als halsmisdaad beschouwd, omdat het geïdentificeerd werd met hoogverraad. Wie de islam verliet in de tijd van de profeet Mohammed, liet niet alleen zijn religieuze overtuigingen achter zich, maar trad ook toe tot groepen die actief oorlog voerden tegen de moslims. De religieuze en politieke identiteit in de vroege islamitische periode was vaak hetzelfde. Er is geen geval bekend van een ex-moslim die wegens afvalligheid is vermoord tijdens het leven van de profeet.’

Daarnaast mag volgens de hanafi, één van de vier rechtsscholen binnen de islam, een vrouwelijke afvallige niet gedood worden, ook al is het een politieke stap. ‘Ook dat bewijst dat men bij afvalligheid niet puur naar de religieuze overtuiging kijkt’, zegt Kurucan. ‘Je ziet dus dat zelfs in juridische boeken afvalligheid en de bijbehorende straf als een politieke kwestie gezien wordt.’

‘Afvalligheid bestraffen met de dood is een interpretatie van de latere klassieke geleerden en juristen’, zegt Kurucan. Geleerden van de meest gezaghebbende autoriteit voor soennitische moslims wereldwijd, de al-Azhar Universiteit in de Egyptische hoofdstad Caïro, gaven al in 1958 een fatwa uit waarin zij de doodstraf voor afvalligen ten stelligste verwierpen.