0.4 C
Amsterdam
Home Blog Pagina 784

‘Londen houdt van de rijken, dus ook van de Arabieren met geld’

0
Londen is een peperdure stad, niet in de laatste plaats doordat het zo populair is onder de hyperrijke Arabieren. ‘Het traditionele Londen is weg.’

Naast olie en islam is er nog iets dat de rijke Arabieren uit de Golfstaten naar Europa exporteren: zichzelf. Vooral in de zomermaanden trekken honderdduizenden toeristen uit onder andere Bahrein, Saoedi-Arabië en Qatar naar Londen. Velen van hen zien de stad als hun tweede thuis en hebben er dan ook een tweede huis. Of anders wel een slimme en veilige vastgoedinvestering. Londens vastgoed is zeer gewild en door deze ontwikkeling zijn huizen voor de lokale Londenaar vaak onbetaalbaar, wat niet wegneemt dat ze links- of rechtsom er een financieel graantje van meepikken.

Londen direct Londonistan noemen gaat wellicht wat ver, maar het valt niet te ontkennen dat de stad een grote aantrekkingskracht op miljonairs en miljardairs uit het Midden-Oosten uitoefent. In totaal wonen er zo’n driehonderdduizend Arabieren in Londen. Tijdens de zomermaanden loopt dit aantal echter makkelijk op tot zo’n anderhalf miljoen. Deze periode wordt in Engeland ook wel the season genoemd, het seizoen waarin talloze gefortuneerde olieprinsen en Arabische vastgoedmagnaten naar de stad afreizen. Waar deze steenrijke Golf-Arabieren zich in Londen bevinden? Dat is vrij eenvoudig te ontdekken aan de hand van de geparkeerde auto’s. Vooral de wijken rondom Hyde Park zijn gevuld met Ferrari’s, Rolls Royces en andere gemotoriseerde hebbedingetjes van Qatari of Saoediërs met exorbitant veel geld. Een andere indicatie van hun aanwezigheid zijn de vele busjes van elektriciens, metselaars en andere bouwvakkers. Want wat is een penthouse immers waard wanneer het niet naar eigen smaak is ingericht? De Kanttekening nam een kijkje in Hyde Park.

Foto: SWNS

Niet heel erg welvarend, maar wel goedgemutst is de dakloze troubadour Lightning Shanley. De man eet bij de ingang van Hyde Park een middagmaal bestaande uit kaasstengels en vruchtensap. Shanley beziet zijn nieuwe Arabische stadsgenoten met gemengde gevoelens. ‘Het traditionele Londen is weg. Hoeveel mensen met een Cockney-accent hoor je nou nog in het park? Het is vooral Arabisch.’ Ook hekelt de dakloze man de smaak van deze nieuwe rijken. De moderne nieuwbouw van glas en staal sluit volgens hem nauwelijks aan bij de edwardiaanse gebouwen van weleer. Tegelijkertijd zou de gitaar spelende zwerver de Arabieren niet graag zien vertrekken. De fooien die deze mensen hem geven zijn namelijk bovengemiddeld hoog. ‘Je moet hun psyche een beetje snappen en weten hoe je met deze superrijken moet praten. Mohammed al-Fayed houdt bijvoorbeeld erg van grapjes.’ Shanley beweert daarna dat Fayed, de vader van de verloofde van wijlen Lady Di, regelmatig in Hyde Park jogt en hem door de jaren heen duizenden euro’s heeft geschonken. ‘De Arabieren hier zijn naïef en betalen standaard te veel, ook voor vastgoed. Ik ken een gast die veertienduizend pond neertelde om een parkeergarage te huren voor een paar maanden!’ Hoe betrouwbaar Shanleys relaas is, blijft schimmig. Na het verhaal over Fayed vertelt hij namelijk achtereenvolgens dat hij samen met Mötorhead speelde en dat hij ooit een roze limo deelde met Elizabeth Taylor. Ook zou hij hebben geholpen bij de verkoop van een Rembrandt aan de Russische maffia en bevriend zijn met de ex van Bob Marley. Juist ja. Aan de andere kant leiden sommige vagebonden een wild en kleurrijk bestaan, dus wie weet?

Ook in het park aanwezig is het bejaarde echtpaar Patricia en Gordon Atikinson. Het duo zegt pas sinds de Olympische Spelen van 2012 echt te beseffen hoe veel macht de nieuwe rijken in de stad hebben. Tijdens het evenement parkeerde de Russische miljardair Roman Abramovich, de eigenaar van onder andere voetbalclub Chelsea, zijn superjacht pontificaal in de Thames. ‘We dachten er nooit echt over na totdat we ons realiseerden dat ze zich overal langzaam maar zeker naar binnen werken’, vertelt Patricia. Ze herinnert zich nog de tijd dat er in Londen voornamelijk voor de lage en middeninkomens werd gebouwd. ‘Als je terugkwam van vakantie was je blij wanneer je tuin niet was veranderd in een flat!’ De vrouw verwacht dat in de toekomst de gewone Londenaar nog meer naar de periferie van de stad zal worden geduwd. Gordon legt de schuld daarvan vooral bij het Labour-bestuur van de stad. Dat zou allang geleden gestopt zijn met het behartigen van de belangen van de gewone Londenaar. ‘Dat gaat ook niet meer veranderen. Liever liegen ze tegen zichzelf dat alles goed komt. Londen is voorgoed van de rijken en verbonden aan het kapitalisme met een hoofdletter K.’

Foto: AP

De tocht gaat verder langs de gedenkfontein van Lady Di en de dagjesmensen eromheen. Een stukje verder in Mayfair valt op dat sommige peperdure wagens wellicht al maanden niet zijn verplaatst. Decadentie in de vorm van stof op de vooruit, ook dat is rijkdom. Via de Marble Arch komen we aan bij het kantoor van Paddington Estates. In tegenstelling tot Gordon Atkinson vinden ze hier dat er juist een tekort aan steenrijke Arabieren in de stad is. ‘Zoals je ziet sta ik hier nu alleen, maar vroeger werkten hier zeven mensen’, vertelt Fawzi Moosa terwijl hij naar de lege kantoorruimte wijst. De makelaar in luxe vierkante meters legt uit dat de stroom nieuwe klanten uit de Golf vrijwel geheel is opgedroogd. De Arabische huizenkopers die zijn kantoor nog wel weten te vinden zijn verandert van quick deciders in kieskeurige onderhandelaars die proberen af te dingen. ‘Ik weet niet wat er in de Golf over Londen wordt verteld, maar het kan nooit goed nieuws zijn.’ Zelf legt Moosa vooral de schuld bij de Brexit en de hogere belastingen op vastgoed van twee miljoen pond en meer. Ook de erfbelasting zou Arabische kopers afschrikken. Toch houdt Moosa wel vertrouwen in toekomst. ‘Het rouleert. Eerst waren het de Russen, toen de Chinezen en de Arabieren. Wat we nu zien is vooral de instroom van rijke Grieken, die deze hogere belastingen van huis uit al gewend zijn.’ Wat volgens de makelaar ook meespeelt is dat de inwoners van de Golfstaten vaker investeren in hun eigen regio. Zo wordt er volgens hem momenteel veel vastgoed in Egypte verkocht. Hij wijst er verder op dat Saoedi-Arabië een hypermoderne miljoenenstad uit de grond wil stampen en dat ze ook in Bahrein en Qatar nog lang niet zijn uitgebouwd. Op de vraag of de stad überhaupt zit te wachten op al die welvarende Arabieren lacht Moosa besmuikt. ‘Londen houdt van de rijken, dus ook van Arabieren met geld.’

Niet ver van het makelaarskantoor vandaan blijken ook Nederlandse Arabieren zich thuis te voelen in het hart van Londen. Akil woonde ooit in Zutphen, maar verhuisde met zijn kinderen mee die nu in de stad studeren. Hij werkt als kapper bij salon Jumeirah. Net als Lightning Shanley heeft hij regelmatig rijke cliënten die speciale aandacht behoeven. ‘Je moet er een beetje mee spelen, de meeste zijn redelijk down to earth. Ze tippen meestal goed, maar zijn ook veeleisend.’ Volgens Akil heeft de dip in nieuwe aanwas van Golf-Arabieren vooral te maken met negatieve berichtgeving over de stad. ‘Veel mensen in het Midden-Oosten zouden denken dat Londen een shithole is boordevol agressie en geweld.’ Hoeveel daarvan waar is durft Akil overigens zelf niet te zeggen. ‘Ik ben een saai mens, na het werk ga ik meteen naar huis.’ De kapper verwacht dat het centrum van Londen in de toekomst verder vercommercialiseerd. Iets wat hij overigens van harte toejuicht. Wel hoopt hij dat de rijke Golf-Arabieren iets leren van de Engelse beleefdheid. Vooral het patsen met dure wagens in de zomer noemt hij ongepast. ‘Ik vind het beschamend om zo openlijk te showen met je geld.’

Lijden IS’ers aan collectieve psychose?

0
‘De mensen die ons verwijten dat we de feiten niet goed weergeven beweren vaak dat ze zelf alles perfect weten.’

Syriër Malek F. stak op Bevrijdingsdag in Den Haag drie mensen neer. Al gauw werd duidelijk dat hij een psychiatrisch verleden heeft en de meeste media omschreven hem om die reden als een verwarde man. Onder andere GeenStijl twijfelde aan die lezing, omdat de dader tijdens zijn daad Allahoe akbar (God is de grootste) geroepen zou hebben. Het terroristische motief kon volgens GeenStijl niet uitgesloten worden. Burgemeester Pauline Krikke liet weten dat de dader alleen bij de politie bekend was vanwege ‘verward gedrag’. ‘Hij bracht weken door in een GGZ-instelling, nadat hij in februari zijn huisraad vanuit een raam op straat gooide.’ Met die uitspraak wekte de burgemeester bij sommigen de indruk dat ze de zaak probeerde te sussen. Later bleek namelijk dat de politie in maart een anonieme tip had ontvangen die erop wees dat F. een aanslag voorbereidde. Wanneer is iemand verward en wanneer is iemand een terrorist? Dat is een vraag die de afgelopen jaren tot veel discussie leidde. Als iemand met een psychiatrisch verleden zijn of haar daad politiek motiveert, welk aspect moet dan zwaarder wegen? De Kanttekening sprak met de hoofdredacteur van de NOS Marcel Gelauff, bijzonder hoogleraar Klinische Psychopathologie Jan Dirk Blom, psycholoog Assmaa Kammite en historicus Tayfun Balcik.

‘Wij linken niet consequent terrorisme aan de islam’
Soms is de kritiek dat media te vaak de term ‘verwarde man’ gebruiken en soms is de kritiek dat de term ‘terrorist’ te selectief wordt ingezet. Zo ontstond in april van dit jaar ophef op Twitter toen NOS in een artikel over een geweldsvoorval in Duitsland schreef: ‘In eerste instantie spraken Duitse media van een aanslag, maar inmiddels wordt gemeld dat de dader een Duitser is zonder migratieachtergrond.’ Critici zagen in deze zin hun vermoeden bevestigd dat terrorisme en aanslagen consequent gekoppeld worden aan de islam en moslims, ook als die laatste twee daar niets mee te maken hebben. Volgens Gelauff was het een fout en niet meer dan dat. ‘Dat was een ongelukkige zin, maar dat had verder geen bedoeling. Het is helder dat we dat zo niet hadden moeten doen. We maken honderd berichten per dag, soms formuleert iemand iets verkeerd.’

Balcik analyseerde vijfhonderdveertien berichten uit de Volkskrant onder andere op het gebruik van de term ‘terrorist’ in combinatie met islam. Hij gelooft niet dat het hier gaat om incidentele fouten, hij ziet een patroon. ‘Uit mijn onderzoek komt dat sterk naar voren. Bij moslimgeweld viel honderdzesenveertig keer het woord terrorisme. Ter vergelijking: er zijn in de onderzochte periode achttien berichten verschenen met aanslagen gepleegd door niet-moslims. Geen één keer is het woord terrorisme gebruikt. Bij niet-islamitische aanslagen gaat het om ‘schietpartijen’, ‘schutters’ en ‘verwarde personen’.’ Of dat ook geldt voor de NOS weet ik niet, daar is meer onderzoek voor nodig, maar wat ik sporadisch verneem uit andere witte media sterkt mij in de gedachte dat het een consequente kwaal in het Nederlandse medialandschap is. Als er moslims bij betrokken zijn dan spreken media in negenennegentig procent van de gevallen over terreur en wanneer dat niet het geval is spreken media in negenennegentig procent over verwarde personen en schutters.’

Gelauff legt die kritiek naast zich neer. ‘Wij linken niet consequent terrorisme aan de islam. Ik denk dat je onderscheid moet maken tussen verschillende media. Natuurlijk is het als redactie belangrijk om divers te zijn, maar ik heb nog nooit een aanleiding gehad om te denken dat deze discussie daardoor wordt veroorzaakt.’

Wat is verwardheid?
De term ‘verwarde man’ is de laatste jaren vaak gevallen in de berichtgeving over geweldsvoorvallen, maar wat betekent het eigenlijk? Blom zegt dat de term niet uit de psychiatrie komt. ‘Verward’ heeft in mijn vak geen specifieke betekenis. Het is een lekenterm die bijvoorbeeld in de pers en door politie wordt gebruikt. Voor de politie is ‘een verward persoon’ iemand die eerder wordt geassocieerd met de psychiatrie dan met justitie. Wanneer wij in de kliniek een ‘verward persoon’ krijgen aangemeld door de politie, dan kan dat iemand zijn met een psychose, met katatonie, met een delier, met dementie, met een persoonlijkheidsstoornis, et cetera. Kortom: alles wat wij tegenkomen in ons vak.’ Kammite onderschrijft dat vanuit haar psychologiepraktijk. ‘Het probleem met de term ‘verward’ is dat het een verzamelwoord is dat op zichzelf nog helemaal niks zegt. Een verward persoon kan ook iemand zijn die dronken is, iemand met neurologisch probleem, iemand met een verstandelijke beperking, iemand met diabetes die zijn medicatie niet tijdig heeft gebruikt of gewoon iemand die erg heftig emotioneel reageert op een onverwachte gebeurtenis in zijn of haar leven. Kortom, heel veel mogelijkheden die niet hoeven te wijzen op psychische problemen.’

Kammite vindt dat media specifieker moeten zijn als zij spreken van een ‘verwarde man’.
‘De media gebruiken de containerterm ‘verward’ te vaak zonder te specificeren wat deze verwardheid inhoud en zonder te differentiëren tussen psychiatrie of eventuele andere oorzaken van de verwarring. De woorden ‘er is mogelijk sprake van terrorisme’ zijn vaak onmisbaar in artikelen die gaan over mensen die religieuze leuzen hebben geschreeuwd of een bepaald uiterlijk hebben. Er worden al snel verbanden gelegd tussen zaken die mogelijk helemaal niet aan elkaar gerelateerd zijn. Uiteraard moeten de media verslag doen van wat er speelt en kritisch blijven, maar mijn inziens worden er door journalisten vaak suggesties gewekt of verbanden gelegd welke alleen door specialisten op die gebieden gedaan kunnen worden. Media hebben een enorme kracht en invloed en with great power comes great responsibility. Zij moeten  hun woorden zorgvuldig blijven wegen en formuleren.’

Gelauff is zich bewust van die verantwoordelijkheid, maar hij ziet niet zo snel een alternatief voor de term ‘verwarde man’. ‘Als we de term ‘verwarde man’ niet mogen gebruiken, wat moeten we dan gebruiken? Vaak citeren we de politie die aangeeft dat het om een verward persoon gaat. Als de politie zegt dat het een verwarde man is dan gaan wij dat niet tegenspreken. Dan kan ik wel vermoedens hebben dat er meer aan de hand is, maar volgens mij is het juist kwaliteitsjournalistiek dat je de feiten weergeeft en niet je vermoedens als feiten presenteert.’ De term specificeren en bijvoorbeeld spreken van een persoon met een psychiatrische achtergrond is volgens Gelauff lastig te realiseren. ‘Wij berichten terwijl we afwachten tot we meer informatie hebben, dat kan ook betekenen dat je aanvankelijk de term a gebruikt en later de term b. Vaak weten we nog helemaal niet of de dader een psychiatrische achtergrond heeft, dus als dan bekend is dat de persoon volgens de politie verward gedrag vertoonde dan melden we dat. We merken dat er veel discussie over is, maar we claimen niet dat we precies weten wat er is gebeurd. De mensen die ons verwijten dat we de feiten niet goed weergeven beweren vaak dat ze zelf alles perfect weten.’

Verwarde terrorist?
F. werd aanvankelijk in de meeste media omschreven als een ‘verwarde man’ omdat hij bij de politie zodanig bekend stond en omdat hij eerder was opgenomen vanwege psychische klachten. Op 6 juni interviewde de Volkskrant de advocaat van één van de slachtoffers. De man die moslim is zei via zijn advocaat dat hij het onbegrijpelijk vindt dat de dader geen terrorist werd genoemd. ‘De verdachte riep Allahoe akbar terwijl hij op willekeurige mensen instak en toen de politie hem neerschoot. Alleen al dat soort leuzen vormen op zijn zachtst gezegd een aanwijzing voor terrorisme. Ook de verschijning van de man die dag en de anonieme melding die eerder over hem binnenkwam, sterken mijn cliënt in de gedachte dat er wel degelijk een terroristisch motief was.’

Een ander voorbeeld waarbij de dader ‘verwarde man’ werd genoemd maar zelf zei te handelen vanuit politiek en religieus motief is Bart van U. Hij vermoordde in 2016 oud-minister Els Borst en deed dat naar eigen zeggen uit christelijke overtuiging vanwege de euthanasiewet die onder het ministerschap van Borst is doorgevoerd. Is Bart van U een terrorist? De mainstream media oordeelden van niet. Gelauff staat nog steeds achter de beslissing om de dader geen terrorist te noemen. ‘Ik heb niet de neiging om achteraf te zeggen dat de moordenaar van Borst een terrorist is. De dader had wel een politiek motief, maar heeft hij daarmee de samenleving ontwricht? Volgens mij ging het meer om de persoon Borst dan om de politieke constellatie. Het is een twijfelgeval maar ik heb de neiging om te zeggen dat ik dat geen terrorisme vind.’

Zulke casussen roepen de vraag op of het überhaupt mogelijk is om onderscheid te maken tussen een psychoot en iemand die zuiver politieke en ideologische motieven heeft. Blom: ‘Theoretisch kan je onderscheid maken, maar in de praktijk is dat niet altijd gemakkelijk. Om vast te stellen wat wat is, kan de rechtbank een forensische rapportage laten verrichten, maar zelfs dan wordt niet altijd helder welk gedrag werd ingegeven door psychotische overtuigingen en welk door ideologie of haat.’

Psychoses zijn lang niet altijd goed herkenbaar zegt Kammite. ‘Psychoses en waanbeelden nemen vormen aan van de culturele of religieuze ideeën van mensen. Dus ook van moslims en christenen.’ Kammite vindt dat we de vraag moeten stellen of er überhaupt zoiets bestaat als een gezonde terrorist. ‘Zuiver verwarde mensen bestaan met zekerheid, maar men kan zich afvragen of zuivere terroristen bestaan. Is het objectiveerbaar om in een gezonde, niet verwarde of psychiatrische staat zulke handelingen te verrichten? Zoveel schade te berokkenen en verderf zaaien met een gezond geweten zonder dat er sprake is van dwang of psychopathologie?’

Collectieve psychose
Zijn IS-leden die aanslagen plegen en zonder blikken of blozen executies uitvoeren extreem gelovig of zijn ze ziek? Het is een vraag die ook vaak gesteld is bij christelijke sektes. De People’s Temple was een Amerikaanse sekte die bestond tussen 1953 en 1978 en waar sekteleider Jim Jones zijn volgelingen misbruikte en mishandelde. De sekte werd wereldnieuws na de collectieve zelfmoord van haar leden in 1978 in Guyana. Directe aanleiding was het bezoek van het Amerikaanse congreslid Leo Ryan aan de sekte om met eigen ogen de situatie te bekijken. De dagen daarna ontving hij briefjes van leden die hem om hulp vroegen om de sekte te verlaten. Jones ontdekte dit verraad en vermoorde Ryan. Daarbij stierven ook drie journalisten en een ex-volgeling. Diezelfde dag nog dwong Jones al zijn volgelingen om cyanide in te nemen, de volgelingen die weigerden werden doodgeschoten of gewurgd. In totaal stierven die dag negenhonderdveertien mensen.

In de literatuur van de psychiatrie wordt de casus omschreven als een collectieve psychose. Blom legt uit. ‘Een collectieve psychose is een psychose die wordt gedeeld door meer dan twee personen. Het kenmerkende symptoom is meestal een waan, dat wil zeggen, een overtuiging die niet klopt met datgene wat wij de realiteit noemen. Een collectieve psychose begint vaak bij één persoon die deze waan ontwikkelt, bijvoorbeeld dat de wereld op het punt staat te vergaan, of dat het eten is vergiftigd en die anderen hiervan vervolgens weet te overtuigen. Zeker wanneer dit een charismatisch persoon is, dan kan door dergelijke inductie een collectieve psychose worden ontketend.’ Zouden IS-leden ook een collectieve psychose kunnen hebben? Volgens Kammite geldt dat voor een aantal van hen zeker. ‘De wanen in een psychose kunnen allerlei vormen aannemen, dus ook die van religie. Er zijn zat psychiatrische patiënten die claimen de nieuwe Messias te zijn of die geloven dat zij met bepaalde handelingen de wereld moeten verlossen. Dat je binnen een religieuze stroming met een kritische blik kan kijken naar wat men doet en wat de gevolgen zijn van hun handelingen is erg belangrijk. Met name dat je het in een context kan plaatsen van die religieuze groep. Wanneer men handelingen of ideeën niet meer in de context van die religie kan plaatsen kan het sektarisch worden. Er moet sprake kunnen zijn van reflectie en toetsing aan de context. In het geval van IS zouden we volgens deze redenering kunnen stellen dat er sprake is van een collectieve waan waarin ze niet langer te toetsen zijn aan de context van de religieuze groep waartoe zij zich rekenen. Het blijft echter complex, omdat IS ook politieke motieven heeft en niet louter religieuze. Ik denk dat de leiding van IS weloverwogen keuzes maakt en politieke ambities heeft. Veel van hun volgelingen zijn daarentegen kwetsbare mensen met veel bagage die door hun kwetsbaarheid vatbaarder zijn meegezogen te worden in collectieve wanen en psychoses.’ Toch kan volgens Blom IS niet zomaar tot een collectieve psychose worden verklaard. ‘De psychiaters Dein en Littlewood verzamelden en analyseerden in 2005 tientallen historische voorbeelden van situaties waarin sekteleiders en andere charismatische personen hun aanhang wisten te bewegen tot collectieve suïcide en/of geweld tegen anderen. Zij troffen daarbij weinig aanwijzingen voor collectieve psychosen. In hun analyse blijft dan ook maar een zeer klein gedeelte van de suïcides en moorden over dat werkelijk gebaseerd lijkt op een collectieve psychose. Het zou interessant zijn om een dergelijke analyse nog eens over te doen in de huidige tijd en daarin ook het gedachtengoed van IS-leden mee te nemen. Ik heb daar zelf niet systematisch naar gekeken, maar wat ik in de media tegenkom aan uitspraken van IS-leden heeft over het algemeen weinig te maken met een psychose. Soms is er een bericht over een ‘verward persoon’ die uitspraken doet namens of ten gunste van IS, maar dat zijn individuen, geen groepen. Ik ken geen literatuur of nieuwsberichten die zouden wijzen op een collectieve psychose bij IS-leden.’

Ook als IS officieel als een collectieve psychose gekenmerkt wordt, dan zal dat voor de berichtgeving geen verschil maken zegt Gelauff. ‘Ik kan me wel iets voorstellen bij een collectieve psychose bij IS-leden, maar dan is het toch nog steeds terrorisme? Je kan zeggen dat ze ziek zijn, maar geldt dat dan alleen voor IS en niet voor alle andere partijen die oorlog voeren en aanslagen plegen zoals het Syrisch leger? Waar trek je de grens? Natuurlijk is het niet zwart-wit, maar uiteindelijk zal je als journalist keuzes moeten maken.’

‘Witte’ media
Balcik is van mening dat media per definitie het woord ‘terrorisme’ moeten vermijden. ‘Wat terrorisme is, is een heel oude politieke discussie. De terrorist van de één, is de vrijheidsstrijder van de ander. Ik vind dat we af moeten van het woord terreur, of zo min mogelijk moeten gebruiken. Het lijkt me belangrijk om diepgravend onderzoek te doen naar wat iemand beweegt om politiek of niet-politiek geweld te gebruiken en te kijken of we de omstandigheden waaruit dit geweld is ontstaan kunnen veranderen. Bijvoorbeeld staatsgeweld, dat is ook politiek geweld, wat tot veel grootschaligere vernietiging leidt, dan wat nu wordt gezien als terreur. Het geweld van ‘terroristen’ is meestal een reactie daarop. Op basis van het huidige nieuwsaanbod van witte media in Nederland lijkt er maar één criterium te gelden voor wat terrorisme is, namelijk of er wel of niet moslims bij betrokken zijn, dat is een islamofoob criterium.’ Gelauff vindt die kritiek waar het de NOS betreft niet terecht. ‘Wij maken de keuzes die wij maken niet omdat we te wit zijn. Zo’n bewering vind ik echt te makkelijk. Het is een bepaald gevoel dat mensen hebben en waar ze vervolgens conclusies aan verbinden. Als grote lijn hebben wij dat we het woord terreur gebruiken als de dader een politiek doel heeft om de samenleving te willen ontwrichten. Het probleem is alleen: hoe weet je dat en hoe stel je dat vast? Er is veel geweld geweest met een islamitische achtergrond en ik denk ook wel dat het voorgekomen is dat media daarop te snel conclusies hebben getrokken. In die zin moeten media zich dat aantrekken, maar ik kan alleen voor de NOS spreken en dan ga ik niet mee in de conclusies van Balcik.’

De discussie over wie ‘terrorist’ en wie ‘verward’ is zal dus nog wel voortduren.

De politiek van het korte geheugen

0

Weet u nog toen miljoenen Afrikanen tot slaaf werden gemaakt om Europees katoen en suiker op het Amerikaanse vasteland te produceren? Als we de politiek van het korte geheugen moeten geloven is dat erg lang geleden. Toch is het nog niet eens honderdzestig jaar geleden dat er een eind aan de slavernij kwam. Een handel in mensen die uit hun gemeenschappen werden gerukt, hun namen, cultuur en waardigheid moesten verliezen om uiteindelijk als beest en koopwaar te worden behandeld.

Een recente uitspraak van Ahmed Aboutaleb wekte reacties op die de dominantie van het korte geheugen in Nederland blootlegde. Tijdens een herdenkingsbijeenkomst voor de afschaffing van de slavernij verzocht de Rotterdamse burgemeester de Nederlandse staat excuses aan te bieden voor haar bijdrage in de Trans-Atlantische slavenhandel. In de analyses die volgden op zijn oproep lazen we dat de Nederlandse staat geen excuses voor de slavenhandel wil aanbieden, omdat het niet juridisch aansprakelijk gesteld wil worden. Dat is heel raar. Want excuses aanbieden is geen kwestie van het recht, maar een kwestie van beschaving. Het is een gebaar dat je iemands leed erkent en bereid bent een nieuw hoofdstuk open te slaan.

Alles wijst erop dat de Nederlandse staat geen moer geeft om de pijn die het slavernijverleden veroorzaakt bij een grote groep Nederlanders die nazaten zijn van tot slaaf gemaakten. Het feit dat de Nederlandse staat honderdvijftig jaar na de afschaffing van de slavernij niet de ballen heeft ‘sorry’ te zeggen, laat zien dat de pijn en trauma’s van de nazaten van tot slaaf gemaakten niet hoog op haar agenda staan. Dat is ook de reden waarom er tot nu toe geen nationaal slavernijmuseum is gekomen. Het is ook de reden waarom de koning en de premier de nationale herdenking van de afschaffing van de slavernij in Amsterdam niet bezoeken.

Daarnaast is het pijnlijk te constateren dat het slavenregister dat onlangs werd geopend, blijkbaar alleen mogelijk was dankzij privédonaties. Het register maakt het Surinaamse Nederlanders mogelijk om aan de hand van hun achternaam hun voorouders te traceren. Nederlandse klinkende achternamen die zij heel hun leven dragen, als tastbare bewijs voor het slavernijverleden, terwijl de rest van de samenleving zegt dat dit verleden ‘lang geleden’ is.

Kort na de oproep van Aboutaleb twitterde Thierry Baudet: ‘Ik draai het liever om: laat de rest van de wereld excuses maken voor NIET afschaffen van de slavernij! Wij, Europeanen, Christenen: wij hebben die immers afgeschaft! Wij hebben de morele en juridische gelijkheid van eenieder als eerste ondertekend.’ Het is gidsen waar deze ontspoorde politicus en intellectuele monster het gore lef vandaan haalt voor dit staaltje geschiedvervalsing. Wij weten immers dat het vooral te danken is aan de opstand van de tot slaaf gemaakten zelf dat een eind werd gebracht aan deze mensonterende praktijken.

Tot slaaf gemaakten hebben zich op allerlei manieren verzet tegen hun harteloze meesters. De succesvolste opstand was in Haïti, waar uiteindelijk een republiek van tot slaaf gemaakten werd opgericht.

Toen de slavernij op het Amerikaanse continent eindelijk werd beëindigd voerden de Europeanen snel nieuwe vormen van slavernij in, in Afrika. Ditmaal noemden ze dat ‘kolonialisme’ en gebruikten ze het christendom als methode om koloniseren.

We hebben een nieuwe spiegel nodig om deze feiten onder ogen te zien. Moge onze ogen vanuit medemenselijkheid kijken. Laat deze medemenselijkheid een gids zijn voor het verzet om te komen tot een rechtvaardig Nederland en een rechtvaardiger wereld.

De NAVO en de twee procent

0

Op 11 en 12 juli vindt een NAVO-top plaats in Brussel op het niveau van regeringsleiders. Tijdens een dergelijke top kunnen belangrijke besluiten worden genomen die van grote invloed zijn op de koers en de toekomst van de NAVO, die direct raken aan de veiligheid van het bondgenootschap en de individuele landen, inclusief de VS.

Of de komende top zal zijn als alle voorgaande valt zeer te betwijfelen. Het belangrijkste NAVO-lid, de VS, wordt vertegenwoordigd door president Trump, van wie we inmiddels weten dat hij niet bijzonder dol op de NAVO is. Hij heeft het bondgenootschap ooit als ‘verouderd en niet meer van deze tijd’ betiteld. Onlangs gaf hij nog aan dat de NAVO nog slechter voor de VS is dan NAFTA, waar hij ook zo graag onder uit wil. Voorts vaart hij graag uit tegen bondgenoten, waaronder Nederland, waarvan hij vindt dat ze te weinig doen, te weinig bijdragen aan de defensie. Vooral wijst hij daarbij graag op het feit dat dit geschiedt terwijl er nog voortdurend Amerikanen sneuvelen en gewond raken. Daarbij geeft hij aan dat hij aan Amerikaanse belastingbetalers niet meer kan uitleggen dat Europeanen zo weinig betalen, terwijl ze wel genieten van Amerikaanse steun en bescherming.

Nu hij onlangs ook nog aangaf dat volgens hem de EU is opgericht om de VS van haar spaargeld (piggy bank) te beroven, zijn de Europese NAVO-bondgenoten niet alleen ongerust, maar ook getergd. Dat hij vervolgens daags na de NAVO-top naar Helsinki afreist om daar zijn Russische ambtgenoot Poetin te ontmoeten zet de zaak ook behoorlijk onder druk. Poetin ziet de NAVO als tegenstander en doet er alles aan het bondgenootschap te ondermijnen. Het is zeer de vraag of Trump daartegen een vuist zal maken. Het zal dus alles behalve een makkelijke top worden in Brussel.

Nu heeft Trump wat betreft de Europese defensiebudgetten wel een punt. Hij is niet de eerste Amerikaanse president die erop wijst dat de Europese bondgenoten hun defensiebudgetten moeten verhogen. Bush en Obama deden dat ook al. Maar Trump gaat veel verder. Zijn ronduit botte manier van ‘diplomatie’ bedrijven zal bedoeld zijn om de Europeanen onder druk te zetten, maar kan mogelijk ook zijn doel voorbijschieten. De meeste Europese landen, waaronder Nederland, hebben hun defensiebudgetten al verhoogd en er ligt nog meer in het verschiet. Maar het is voor velen nog lang geen twee procent van het BBP, zoals bij de NAVO-top in Wales overeengekomen. Dat is ook lastig op dit moment. Europa komt uit een crisis, de economie groeit weer, er is weer meer geld voor defensie, maar het BBP stijgt ook, dus verhoudingsgewijs is de stijging niet significant. Zo zweeft Nederland nog steeds ergens tussen de 1,1 en 1,2 procent, terwijl er nu al negenhonderd miljoen euro is bijgekomen, oplopend naar structureel anderhalf miljard per jaar.

Kortom, budgetten stijgen wel degelijk en veel NAVO-landen, waaronder Nederland, zijn actief in Mali, Irak, Syrië, Afghanistan, het Caribisch gebied, de Middellandse Zee en de Indische Oceaan. Om nog maar te zwijgen over de vele kleinere missies in diverse andere gebieden. We betalen dan verhoudingsgewijs nog te weinig, we doen er wel veel mee. Dat geldt zeker niet voor landen zoals Polen en Griekenland, die weliswaar ruim boven de twee procent zitten, maar een zwakkere economie hebben en er ook welhaast niets mee doen, behalve argwanend en tot de tanden bewapend hun respectievelijke oosterbuur in de gaten houden. De term ‘zwartrijder’ (freeloader) is al gevallen en dat is iets dat landen zoals Duitsland, Noorwegen, België en ook Nederland niet zullen accepteren. De opmerking over het sneuvelen van Amerikanen valt bij Europeanen ook verkeerd. Nota bene de enige keer dat artikel vijf van de NAVO (‘aanval op één is een aanval op allen’) ooit is ingeroepen, was door de VS, vanwege 9/11. Praktisch alle toenmalige NAVO-bondgenoten zijn de Amerikanen toen te hulp geschoten en hebben troepen naar Afghanistan gestuurd en daar zijn ook velen van hen gesneuveld, onder wie vijfentwintig Nederlanders. Al die militairen vochten in een in essentie Amerikaanse oorlog. Trump kan dus ook te ver gaan met zijn gefoeter en dat kan contra-productief werken.

Voorts, en dat belangrijke punt wordt binnen de Amerikaanse defensie ook aangehaald, maar door Trump mogelijk niet beseft of erkend: de Amerikaanse militaire inspanning in Europa dient ook een eigen belang. Het vormt de voorwaartse verdediging van de VS, niet alleen tegen Rusland, maar ook tegen allerlei groeperingen die het op de VS hebben gemunt. Europa vormt ook de springplank voor het Amerikaanse leger naar Afrika en het Midden-Oosten, of, zoals een gepensioneerde generaal het uitdrukte: ‘Dankzij de permanente Amerikaanse aanwezigheid in Europa is het Amerikaanse leger een oceaan dichterbij de voornaamste inzetgebieden.’ Inderdaad vervoert de VS bijna alle militairen en middelen voor Afrika, het Midden-Oosten en ook Afghanistan via Europa. De permanente Amerikaanse militaire bases in Europa maken ook de logistieke ondersteuning van die operaties veel eenvoudiger. Het vergroot de flexibiliteit van de Amerikaanse slagkracht.

Dat wil echter niet zeggen dat we als Europese NAVO-bondgenoten nu rustig achterover kunnen leunen. Defensiebudgetten gaan weliswaar mondjesmaat omhoog, maar dat leidt tot dusver hooguit tot herstel van de verloren gegane geoefendheid, inzetbaarheid en slagkracht. De uitdagingen in de eenentwintigste eeuw zijn echter veel breder, diverser en gecompliceerder dan in de jaren negentig. Investeren in nieuwe capaciteiten is dus van groot belang. En daar is toch echt meer geld voor nodig.

‘Ik maak theater omdat ik het niet begrijp’

0
‘Ik vond het idee om als halve Indo in Nederland een stuk over de Turkse president te schrijven zo goed, zo dom en zo problematisch dat ik wel ‘ja’ moest zeggen.’

Met de verkiezingsoverwinning eind vorige maand is de politieke carrière van de langstzittende president van het naoorlogse Turkije, Recep Tayyip Erdogan, een nieuwe fase ingegaan. De Turks-Nederlandse regisseuse Ada Özdogan maakte samen met de Indisch-Nederlandse toneelschrijver Kasper Tarenskeen een toneelstuk over Erdogan die hem van een andere kant laat zien: die van toneelschrijver. De Kanttekening ging om tafel met Özdogan en Tarenskeen. Een dubbelinterview.

Foto: Theater Rast. In 1975, lang voor hij president van Turkije werd, speelde Recep Tayyip Erdogan de hoofdrol in zijn eigen toneelstuk ‘MasKomYah’, waarin de vrijmetselarij, het communisme en het jodendom werden voorgesteld als het ultieme kwaad. In ‘De rode klauw’ zien we Erdogan struggelen met de wereld en zijn plek daarin. De president heeft nog zeven dagen voor de première van zijn nieuwe toneelstuk – een klassiek liefdesverhaal – maar alles lijkt in het honderd te lopen.

Het idee voor De rode klauw is in 2016 ontstaan tijdens de mislukte coup in Turkije – of wat daarvoor door moest gaan. Hoe begon het oorspronkelijke idee om iets te doen met Erdogan?
Ada: ‘Het idee ontstond precies op de avond van de couppoging, toen ik naar Turkije zou vliegen. We kregen geen toestemming van de AIVD, omdat er nog onduidelijkheid was over de veiligheid in het land, dus ik had veel tijd te doden. Ondertussen ontplofte het internet. Kranten en tijdschriften gooiden oude artikelen online en zo kwam ik een uitgebreid profiel tegen over Erdogan dat heel zijn loopbaan beschreef en analyseerde. Ik las dat hij in zijn ‘studententijd’ (er is controverse over Erdogans universiteitsdiploma, hij zou nooit gestudeerd hebben aan een universiteit, zijn diploma zou een vervalsing zijn: onder het diploma uit 1981 staan de handtekeningen van de rector van de Marmara Universiteit en het hoofd van de faculteit, het probleem is dat de Marmara Universiteit nog niet bestond in 1981, de universiteit is opgericht in 1982 en de faculteit in 1983, red.) een theatervoorstelling had gemaakt. Het stuk dat hij gebruikt had was De rode klauw geschreven door een imam genaamd Mustafa Bayburtlu.’

En toen dacht je ‘daar moet ik wat mee’?
Ada: ‘Ja. Erdogan heeft het stuk van Bayburtlu destijds bewerkt en de titel veranderd in MasKomYah, een samenstelling van drie woorden: mas is mason (vrijmetselaar, red.), kom is komunist (communist, red.) en yah is yahudi (Jood, red.). Voor Erdogan was het belangrijk om deze onderwerpen in het bestaande stuk nog meer uit te lichten, omdat deze groepen destijds werden voorgesteld als de grootste bedreigingen voor Turkije die het land zouden beletten weer te floreren zoals in de Ottomaanse periode. Ook vandaag de dag nog benoemt Erdogan deze groepen met zijn lievelingswoord ‘de terroristen’.’

Hoe kwam je uit bij Kasper als schrijver?
Ada: ‘Ik was op zoek naar een intelligente, politiek geëngageerde schrijver om het stuk te kunnen bewerken of from scratch iets nieuws te creëren. Ik had meerdere schrijvers gesproken, maar ze waren of te druk of wilden hun vingers er niet aan branden. Toen tipte één van mijn acteurs mij op Kasper en dat was eigenlijk heel logisch. Ik ben altijd een fan geweest van de stukken van Jan Hulst en Kasper, omdat ze in mijn ogen met hun taal een heel mooie tussenweg vinden tussen alles kapot nuanceren, iets dat onze generatie eigen is, en tegelijkertijd heel radicaal geen blad voor de mond nemen. Dat vind ik een te gekke vorm. Daarnaast zocht ik een schrijver met veel lef en ballen die heel hard kan gaan. Dat allemaal bij elkaar optellend kom je dan wel zo een beetje uit bij Kasper.’

Stond jij meteen te springen, Kasper?
Kasper: ‘Ik vond het idee om als halve Indo in Nederland een stuk over de Turkse president te schrijven zo goed, zo dom en zo problematisch dat ik wel ‘ja’ moest zeggen. Ik wil bij het schrijven van een voorstelling graag dingen onderzoeken waar ik me ongemakkelijk bij voel. In dit geval had ik de volgende ingrediënten: een toneelstuk dat Erdogan zelf in 1975 had geschreven, Ada’s halve Turksheid, mijn eigen afstand tot de Turkse cultuur en een voor driekwart Hollandse cast (Gonca Karasu is de enige Turkse acteur op de vloer, red.). Een nogal problematische cocktail die op zichzelf al veel zegt over de tijd waarin we leven.’

Hoe ging het toen verder?
Kasper: ‘Ada en ik besloten vrij snel dat we geen biografische, pamflettistische anti-Erdogan-voorstelling wilden maken. Geen preaching to the choir. Samen met al dat gezellige linkse theaterpubliek praten over hoe eens wij het met elkaar zijn over de boze slechte Erdogan is één van de meest saaie dingen die je kunt doen. Dan kunnen we ook gewoon een heel lange flyer maken en daarin opschrijven wat we vinden. Dan mogen mensen dat lezen op de première. Of in een e-flyer. Dan hoeven ze de deur helemaal niet meer uit. Wat ons interesseert zijn de menselijke mechanismen achter politici. Het mechanisme achter Erdogan, de ‘zwarte’ Turk die op slimme wijze vaak van gezicht veranderde om zijn macht te behouden en uit te breiden, vonden we de moeite van het onderzoeken waard.’

Ada: ‘Ik moet bij Erdogan ook altijd denken aan andere politieke leiders die artistieke ambities hadden zoals Adolf Hitler, Ronald Reagan en zelfs Donald Trump met zijn reality show, als dat artistiek genoemd mag worden. Waarom liggen politiek en kunst toch zo dicht bij elkaar? Beide hebben een langzaam ontwikkelingsproces nodig, vergen veel veinzen en breed gecommuniceerde symboliek. En het is van allebei niet zeker of ze baat hebben bij idealisme, omdat dat hoogstwaarschijnlijk gevaarlijk is. Ook ben ik altijd gefascineerd door mijn eigen rol als regisseur in een maakproces. Ik heb uiteindelijk het hoogste woord. De acteurs kunnen je haten en tegelijkertijd smachten ze naar de beperkingen die je hen zal opleggen. Ik heb daar altijd veel moeite mee, omdat je op die momenten net moet doen dat je de waarheid in pacht hebt. En toevallig geloof ik niet in waarheid, want waarheid is fluïde.’

Foto: Kasper Tarenskeen

Was het lastig om een niet-pamflettistische voorstelling te maken over Erdogan?
Kasper: ‘Ik vond het een heel lastige schrijfperiode. Ik heb in zeer korte tijd eng veel boeken over Erdogan gelezen. Ik heb twee weken door Istanbul gebanjerd om baklava te eten, mijn koffiedik te laten lezen en met Turken te praten over Erdogan. Non-stop voelend dat ik een leven achterliep op mijn deadline. Alsof al die mensen en gebouwen geheimen waren die ik toch nooit zou doorgronden, want op dit moment ervaar ik elke uitspraak die ik doe over een onderwerp dat niet gaat over hipsters in pop-up bars als entitled. Ik voelde mij dus een arrogante kolonialist op zoek naar Turks theatergoud. Dat is een vies gevoel. Ik heb dat vieze gevoel gebruikt door het een onderdeel te maken van de voorstelling.’

Onbegrip en afstand als uitgangspunt voor een stuk over Erdogans politieke theater dus?
Kasper: ‘Het gegeven van Erdogan die zijn eigen voorstelling regisseert en er zelf ook in meespeelt werd het uitgangspunt voor ons stuk. Wij probeerden ons voor te stellen wat hij nu zou maken. We hebben toen besloten de mogelijke beperkingen van het gemengde publiek functioneel te maken. Er gaapt een enorme kloof tussen de kennis over Turkije van Turkse kijkers en wit, links theaterpubliek. Turkse mensen zullen veel dingen herkennen die voor Nederlanders onbegrijpelijk blijven. Maar er worden ook veel inside jokes gemaakt over een repetitieproces die alleen theater- en filmmakers begrijpen. En voor de witte hetero-man is er een witte man die klaagt dat hij nergens over mag klagen, omdat hij zo wit en hetero is. Daarnaast staat Erdogan, de wankelende autocraat die een voorstelling over de liefde wil maken. Zo wilden wij proberen een wereld te tonen waarin mensen zich vastklampen aan hun eigen pijn en problemen en daardoor elkaar niet begrijpen.’

Ada: ‘Voor mij was de keuze een voorstelling over Erdogan te maken ook een heel opportunistische. Als één van de weinige theaterregisseurs met een Turkse migratieachtergrond, of misschien wel de enige bedenk ik me nu, voelde ik dat het mijn kans was om nu iets te doen met Erdogan. Als kind van linkse politieke vluchtelingen heb ik op een vreemde manier het leven van mijn ouders altijd benijd. Ik wilde ook iets concreets hebben om tegen te vechten. Misschien is dat ook wel het ‘lijden’ van onze generatie. Dat we verdrinken in een kafkaësk privilege en daar tegelijkertijd ook voor bekritiseerd worden door generaties boven ons, omdat we te weinig stelling nemen. Ik geloof dat de wereld daarom weer gevoelig is voor populisme, omdat nuance en vrijheid ons geen standvastige waarheid bieden. We verlangen eigenlijk toch naar duidelijke, absolute normen en waarden. Toch geloof ik niet dat het zo werkt en zo kan werken. Kijk maar naar alle revoluties en opstanden in de wereld.’

De toneelrecensies spreken van een snelle, geestige en intelligente voorstelling. Een kritiek is dat de voorstelling te safe is.
Kasper: ‘We hadden de acteurs elkaar ook kunnen laten neuken terwijl ze antisemitische teksten mompelden en allemaal naambordjes met ‘Erdogan’ droegen. Maar het is nooit het doel geweest een ‘harde’ voorstelling over Erdogan te maken. Wel of geen ‘hard’ stuk maken is voor mij sowieso nooit de insteek.’

Ada: ‘Wij als westerlingen hebben vaak de arrogantie om op andermans leed en zorgen eigen succes, faam en geld toe te eigenen. Daarom vind ik het een fijne insteek om Erdogan als theatermaker neer te zetten. Zo word ik gedwongen hem altijd vanuit mijn eigen menselijke positie te benaderen. Ik vind het belangrijk dat dit stuk niet alleen over Erdogan als dictator gaat, maar ook over mij als opportunistische theatermaker met een migratieachtergrond en vervolgens universeler over het gedrag en aandeel van het Westen. Ik vind het belangrijk met deze voorstelling te tonen hoe wij westerlingen onderdeel zijn van een probleem; hoe we eraan bijdragen en het in stand houden. Dat vind ik een eerlijk proces.’

Jullie maakten met De rode klauw geen politiek-pamflettistisch theater. En toch. Wat vinden jullie eigenlijk van wat er nu in Turkije aan de hand is?
Ada: ‘Zoals we inmiddels weer bevestigd hebben gekregen, is Turkije enorm verdeeld. Achtenveertig tegenover tweeënvijftig procent om ‘precies’ te zijn. Maar Turkije zit al honderd jaar in een identiteitscrisis. Dat begon met de komst van Mustafa Kemal Atatürk en zijn partij, de CHP, die heerlijk dictatoriaal en bijna vijftig jaar geregeerd heeft. De CHP heeft moslims al die jaren onderdrukt en gediscrimineerd. Op deze pijn voert Erdogan campagne. De pijn raakt het ego zo diep dat het nog steeds een succesformule is. De winst van de HDP, de enige linkse partij in Turkije die bij de afgelopen verkiezingen boven de kiesdrempel van tien procent is uitgekomen en daarmee een plek in het parlement heeft bemachtigd, is klein goed nieuws. Zo wordt het Erdogan met een iets sterkere linkse oppositie samen met de seculiere CHP moeilijker gemaakt wetgevingen door te voeren. Maar Erdogan blijft Erdogan. Vooral kut voor de onschuldige journalisten die geen hoop meer hebben om de gevangenis uit te komen. En voor de vrijheid van meningsuiting.’

Kasper: ‘Ik maak theater, omdat ik het niet begrijp. Omdat ik probeer begrip te vinden voor de wereld en haar onbegrijpelijke mechanismen. Op het moment dat ik oplossingen zie voor conflicten, stop ik met theater maken en ga ik de politiek in. Ik ben bang dat dat nooit zo ver gaat komen. Het enige waartoe ik me kan verhouden zijn de gesprekken die ik in Istanbul had met mensen die woedend waren over en bang waren voor wat er met hun land gebeurt. Dus tot ik een manier heb gevonden om alle informatie die tot me komt om te smeden tot een waarheid die ik vertrouw, luister ik naar de mening en pijn van mensen die ik het aardigst vind. En die aardige mensen vonden Erdogan een eikel.’

Foto: Jean van Lingen

De rode klauw is tot eind dit jaar te zien in verschillende Nederlandse theaters:
19 oktober, Oostblok, Amsterdam.
30 oktober, Griffioen, Amstelveen.
8 november, Podium Mozaïek, Amsterdam.
10 december, Theater aan de Rijn, Arnhem.
11 december, Het Nationale Theater, Den Haag.
13 december, Theater Kikker, Utrecht.

De regels en de agent

0

Dit is mijn laatste column voor de grote vakantie. Het schooljaar is bijna afgelopen. Alle examens zijn achter de rug en zoals het er nu uitziet hebben we (of vooral de leerlingen natuurlijk) het goed gedaan. Het slagingspercentage is vijfennegentig procent! En de herexamens moeten nog afgenomen worden, dus het percentage zal nog stijgen. We zijn een topschool, ik wist het al, maar toch altijd leuk om het bevestigd te zien in harde resultaten.

De vliegtickets voor de werkweek naar Barcelona van mijn mentorklas zijn gekocht. Voor de leerlingen die het niet redden om het benodigde bedrag van 395 euro vóór 10 juni te betalen heb ik sponsors gevonden, dus uiteindelijk kan iedereen mee. Ook weer geregeld en een pak van mijn hart.

Voor de leerling die ik in een eerdere column beschreef (Een leerling die nergens om heeft gevraagd), wiens lot in Nederland nog steeds onzeker is, is weer even respijt. De IND had niet genoeg naar het belang van de kinderen gekeken, zo luidde de uitspraak van de rechtbank eind mei. Mijn leerling mocht dus niet uitgezet worden. Dat wil niet zeggen dat ze mag blijven. De IND moet haar overdoen en heeft zes weken de tijd om te reageren. Cliffhanger (hou ik normaal gesproken wel van, maar niet in dit geval).

En dan was er nog het bezoek van twee wijkagenten in de klas. Ik had ze uitgenodigd naar aanleiding van een opmerking van een leerling in de groepsapp. ‘Juf, die liquidaties dat is de schuld van de politie.’ Het ging over de liquidaties in Amsterdam door de mocromaffia.
Sinds er in 2012 in de haven van Antwerpen een lading cocaïne is onderschept, zijn er zo’n dertien slachtoffers gevallen, onder wie een aantal onschuldige, toevallige figuranten. ‘Als de politie gezegd had dat ze die lading hadden onderschept, dan was die oorlog tussen die twee drugsbendes er niet geweest’, was de redenering van mijn leerling. ‘Want dan had de ene bende de andere niet beticht van diefstal.’

Dus waren al die doden de schuld van de politie. Dat cocaïne een illegale drug is en dat criminaliteit die voortvloeit uit handel, vervoer en verkoop ervan een logisch gevolg is van die illegale activiteit, is voor mij volkomen vanzelfsprekend. Maar mijn leerling zag dat anders. ‘Waren ze er nou maar gewoon afgebleven, dan had de hele handel door kunnen gaan en zou er geen slachtoffer gevallen zijn.’ Mijn leerlingen kennen de regels, maar wat ze ervan moeten vinden, daar worstelen ze mee. Thuis kunnen ze er niet over sparren.

Ik besloot een buurtregisseur uit te nodigen om er wat meer over te vertellen. In full gear kwamen twee heren van de politie binnen: handboeien en pistool aan de riem. De introductie had niet beter kunnen verlopen. Net zoals in de wereld buiten school zijn er ook in de klas regels. De kinderen kennen die regels, maar één van de agenten was niet op de hoogte. ‘Dus juffrouw Trudy kwam naar ons bureau en die vroeg of wij wilden komen vertellen over ons werk’, stak hij van wal. Maar zo gaat dat niet bij ons. ‘Juffrouw Coenen’, verbeterde ik hem. ‘Juffrouw Coenen’, haastte hij zich. Het bezoek was nu al geslaagd, merkte ik aan de reactie van de kinderen. Al snel kwam het gesprek op de mocromoorden. ‘Wij zijn niet bij het onderzoek betrokken’, dekten de agenten zich in. Uiteraard hadden ze er wel een mening over: of er nou ladingen onderschept worden of niet, drugsbendes bestrijden elkaar sowieso te vuur en te zwaard en met veel geweld. Het bleef stil in de klas. Niet overtuigd, zo klonk die stilte. Dat er de nodige argwaan tegenover de politie bestaat, bleek wel uit de vragen die ze vervolgens stelden:

– ‘Waarom mag je aangehouden worden als je merkkleding aanhebt?’
– ‘Wie is er schuldig aan de dood van Mitch Henriquez? Wordt dat wel onderzocht?’
– ‘Hoe zit het met etnisch profileren?’

Leerlingen krijgen weleens het etiket opgeplakt dat ze ongeïnteresseerd zijn en niet opletten. Dat is soms ook zo, maar daarnaast weet ik ook heel goed dat ze, als echte pubers, voortdurend bezig zijn hun plek in de wereld te bepalen. De vragen die ze stellen gaan over dingen die ze oppikken uit een maatschappij die hen niet altijd even welkom heet. Het was goed dat de agenten hebben laten zien dat er antwoorden zijn op vragen, waarom er regels zijn en dat die regels voor iedereen gelden.

De meeste lol hadden de leerlingen natuurlijk om de juf Coenen-correctie, die overigens perfect aansloot bij de boodschap van de les: ook de regels in de klas gelden voor iedereen, zelfs voor politieagenten.

‘De overheid heeft veel te lang gepraat met Turkse religieuze clubs’

2
Politica Bente Becker vindt dat de overheid moet stoppen Turkse religieuze clubs te gebruiken als gesprekspartners voor integratie. ‘We moeten mensen niet via zulke clubs aanspreken om te integreren. We moeten iedere burger behandelen als volwaardige Nederlander door hem of haar serieus te nemen als individu.’

Integratie-issues blijven Nederland teisteren. Ook de afgelopen weken hield het onderwerp de gemoederen bezig. Een hot onderwerp is het SCP-rapport De religieuze beleving van moslims in Nederland dat concludeert dat de religiositeit onder moslims toeneemt en ze overwegend een negatief beeld hebben van de samenleving. Een andere veelbesproken kwestie is het fenomeen ‘toeter-Turk’. Op sociale media is met afschuw gereageerd op toeterende, met Turkse vlaggen zwaaiende, ‘Recep Tayyip Erdogan’ scanderende Turken die na Erdogans verkiezingsoverwinning de straat opgingen in onder meer Rotterdam en Amsterdam.

Tweede Kamerlid Bente Becker (VVD), die onder meer integratie en inburgering in haar portefeuille heeft, pleitte als reactie op het SCP-rapport voor een integratiebeleid dat mensen aanspreekt als individu in plaats van als groep. Ze heeft zich bovendien meermaals kritisch uitgelaten over de negatieve invloed van de lange arm van Erdogan op de Turkse gemeenschap hier. ‘Door Erdogan staan Turken hier met de rug naar Nederland en met het gezicht naar Turkije gericht’, zo verklaarde ze tegenover WNL. De Kanttekening sprak haar.

Je hebt een katholieke achtergrond. Je verklaarde in een interview met de christelijke familiezender Family7 dat geloof altijd wel een rol heeft gespeeld in je persoonlijk leven. Waarom heb je gekozen voor de VVD, past het CDA bijvoorbeeld niet beter bij je?
‘Mijn keuze voor de VVD was al vroeg duidelijk. Het is de partij die het dichtst staat bij hoe ik denk dat we het beste met elkaar kunnen samenleven. Ik nam op school deel aan debatten over maatschappelijke vraagstukken. Daar viel het velen op dat mijn standpunten liberaal waren, dat ik heel erg uitging van de vrijheid van mensen om zelf hun keuzes te maken. Daarbij hoort ook dat je vrij bent om te geloven wat je wil. Het CDA heeft een duidelijk christelijk accent, terwijl voor mij mijn religie niets te maken heeft met hoe ik in de politiek sta, het is mijn persoonlijke beleving.’

Als je nu direct één ding zou kunnen veranderen op het gebied van integratie of inburgering, wat zou je dan veranderen?
‘Dat alle nieuwkomers vanaf dag één werken. Een belangrijk probleem waardoor mensen moeilijk integreren, is simpelweg dat ze niet werken. Dat zien we bijvoorbeeld met statushouders die naar Nederland komen. Zij moeten eerst drie jaar de taal leren, een inburgeringscursus doen, en gemeenten zeggen dan vaak tegen hen dat ze niet gelijk kunnen werken, omdat ze dat traject moeten afronden. Dan kom je dus in een nieuw land, maar omdat je in zo’n geïsoleerd traject zit en niet werkt, kom je te weinig in contact met Nederlanders, waardoor je niet actief kunt bijdragen aan de samenleving. Dat is een gemiste kans. Alle nieuwkomers zouden van meet af aan moeten voelen hoe het is om mee te doen in Nederland: werken, collega’s leren kennen, in de praktijk oefenen met de taal, enzovoorts. Dat vergroot de kans op succesvolle integratie.’

Doet de VVD wel genoeg om de werkkansen van die mensen te vergroten?
‘We doen alles wat binnen onze mogelijkheid ligt. Het inburgeringsstelsel wordt momenteel herzien, daar is D66-minister Wouter Koolmees (Sociale Zaken en Werkgelegenheid, red.) mee bezig. Een recent voorbeeld van wat de VVD doet op dit vlak is dat ik een motie heb ingediend waarin ik Koolmees oproep ervoor te zorgen dat in het inburgeringstraject werk vanaf dag één een rol gaat spelen. Nu is het zo dat werk een schriftelijke, theoretische cursus is, dat heet dan ‘oriëntatie op de arbeidsmarkt’. Ik heb voorgesteld: verander dat in een praktijkervaring. Koolmees heeft aangegeven ernaar te zullen kijken. Ik hoop dat het onderdeel wordt van de inburgering.’

Het SCP-rapport De religieuze beleving van moslims in Nederland bevat opmerkelijk conclusies, zoals dat veel moslims religieuzer worden en een negatief beeld hebben van de samenleving. Is meer religiositeit an sich een probleem?
‘Dat mensen religieuzer worden hoeft op zichzelf geen probleem te zijn. Je kunt niet per definitie zeggen ‘iemand is religieus, dus niet geïntegreerd’. Als liberaal gun ik anderen hun overtuigingen, of je nou atheïst, christen, moslim of iets anders bent, dat is je vrije keuze. Wat wel ongewenst is, is dat veel moslims het gevoel hebben dat de vrije waarden van deze samenleving niet hún waarden zijn, zoals blijkt uit het rapport. Ze voelen zich hier niet of nauwelijks thuis. Dat mensen zich terugtrekken in hun geloof, isoleren en afkeren van de samenleving, dát is een probleem.’

Hoe kan het tij van negatieve integratieontwikkelingen gekeerd worden?
‘Het debat over de multiculturele samenleving speelt natuurlijk al lang. Vanuit de politiek is te lang gedacht dat het geen enkel probleem is dat mensen in hun eigen groepen leven met hun eigen geloof, gebruiken, taal, enzovoorts. Dat is wél een probleem. Groepen leven dan langs elkaar heen. Mensen hebben dan niet meer of minder het gevoel dat ze een samenleving vormen met de rest van dit land. Nieuwkomers zijn eigenlijk te lang te weinig gevraagd mee te doen, bijvoorbeeld op het gebied van werk en taal. Als je er niet voor zorgt dat nieuwkomers de taal leren en zo snel mogelijk aan de slag gaan, vergroot je de kans op integratieproblemen. Een ander belangrijk punt is dat er te weinig aandacht is geweest voor het hooghouden en promoten van onze waarden, zoals keuzevrijheid, vrijheid van meningsuiting en gelijkheid van man en vrouw. Ook op dat vlak moeten we actief zijn. Ook belangrijk is dat nieuwkomers te lang zijn aangesproken als groep om te integreren. Elke persoon heeft een eigen identiteit, ieder mens is uniek, daarom moeten we mensen individueel benaderen en aanspreken als individu in plaats van als groep.’

Je zegt dat nieuwkomers te lang te weinig zijn gevraagd mee te doen. De VVD heeft de afgelopen decennia vaak geregeerd, de afgelopen eenenvijftig jaar in veertien van de negentien kabinetten om precies te zijn. In hoeverre is de VVD zélf verantwoordelijk voor de integratieproblemen?
‘Natuurlijk heeft de VVD ook een rol gespeeld. Het is een gezamenlijke verantwoordelijkheid. Nieuwkomers niet vragen mee te doen, was de algemene tendens in de politiek, tot de jaren negentig. Wel was de VVD via Frits Bolkestein één van de eerste partijen die het initiatief nam om de problemen op dit vlak bespreekbaar te maken en onze houding te veranderen.’

Wat doet de VVD zoal om het verinnerlijken van waarden zoals keuzevrijheid te stimuleren?
‘Het is een heel belangrijk onderwerp voor ons. Een recente maatregel van mijn partij op dit vlak heeft betrekking op het onderwijs. Scholen hebben de opdracht ‘burgerschap’ aan te bieden als onderdeel van het lespakket. Daarbij gaat het dan om vragen zoals: wat betekent het om een actieve burger te zijn en wat is de democratische rechtsstaat nu eigenlijk? Er werd geconstateerd dat niet alle scholen dat even serieus en uitgebreid deden. De Inspectie van het Onderwijs zei terecht dat het te vaag in de wet stond waardoor ze niet kon handhaven. Daarom hebben we in het regeerakkoord afgesproken ‘burgerschap’ duidelijker te formuleren in de wet, sterker in de kerndoelen. Maar dat niet alleen, want het gaat niet alleen om wat in het lespakket zit, ook om wat een school uitstraalt, en dat is dan de ‘burgerschapsopdracht’. Dat betekent dat schoolbesturen via hun uitingen dienen uit te stralen dat ze bijvoorbeeld onderdeel zijn van onze democratische rechtsstaat en dat ze onze vrije waarden hoog in het vaandel dragen, en dus geen keuze’s maken die daar haaks op staan.’

Nederlanders met een migratieachtergrond klagen vaak over discriminatie. Hoe belangrijk is het bestrijden van discriminatie voor de VVD?
‘We moeten discriminatie bestrijden en nooit accepteren. De VVD vindt dat belangrijk en zet zich er dan ook serieus voor in. Zo is VVD-staatssecretaris Tamara van Ark (Sociale Zaken en Werkgelegenheid, red.) momenteel bezig met het opstellen van een nieuw actieplan tegen arbeidsmarktdiscriminatie dat dit najaar gereed moet zijn. Van Ark overweegt verschillende maatregelen, zoals het inzetten van mystery guests en mystery calls om bedrijven die discrimineren in kaart te brengen en het verplichten van uitzendbureaus melding te maken van discriminerende verzoeken van bedrijven. Discriminatie aanpakken brengt ons verder, maar laten we ook niet vergeten dat discriminatie geen reden mag zijn om je dan maar af te keren van de samenleving en niet mee te doen.’

Sommige Nederlanders met een migratieachtergrond doen aan zelfuitsluiting, ze sluiten zichzelf op voorhand uit. In het geval van de Turkse gemeenschap wordt die zelfuitsluiting vaak getriggerd en gevoed door de lange arm van Erdogan. Treden de autoriteiten genoeg op tegen de lange arm?
‘De invloed van die lange arm manifesteert zich op allerlei diverse manieren en vlakken, dus die lange arm ‘aanpakken’ is niet gemakkelijk. Dat de lange arm bestaat uit verschillende onderdelen, zoals media, de koepel van ruim honderdveertig moskeeën in Nederland Diyanet (Turks Presidium voor Religieuze Zaken, red.) en de Nederlandse tak van de UETD (de Europese vleugel van Erdogans AK-Partij, red.), maakt het ingewikkeld. UETD’ers presenteren zich als democraten, maar hun programma, handelingen en doelen schetsen een ander beeld. Zo organiseert de UETD pro-Erdogan-bijeenkomsten en leidt ze jongeren op voor de Nederlandse politiek. Daar heb ik Kamervragen over gesteld. Een andere factor die de situatie complex maakt, is dat we leven in een democratisch, vrij land, dus we kunnen niet zomaar organisaties verbieden. Maar het is evident dat de invloed van de lange arm onwenselijk is. We moeten alert zijn en zo nodig en waar mogelijk optreden. We moeten altijd monitoren, goed in de gaten houden wat er precies gebeurt en optreden als de grenzen van onze wet worden overschreden. Er wordt nu bijvoorbeeld onderzocht hoe we de financiering van moskeeën vanuit ondemocratische, onvrije landen zoals Turkije kunnen stoppen en naar voorbeeld van Duitsland politici van Turkse partijen kunnen verbieden hier campagne te voeren.’

‘De spanningen en conflicten uit Turkije worden geïmporteerd’, verklaarde jij tegenover de Telegraaf naar aanleiding van je Kamervragen over het weren van campagnes van Turkse partijen. Niet alleen de AK-Partij, ook anti-Erdogan-partijen voeren hier campagne. Moeten deze partijen ook geweerd worden of moet een verbod onderscheid maken tussen bijvoorbeeld pro- en anti-democratische of islamistische en seculiere partijen?
‘Waar het om gaat, is voorkomen dat Turkse issues worden geïmporteerd naar Nederland. Die zorgen namelijk voor spanningen en conflicten tussen verschillende groepen hier. We hebben de afgelopen jaren gezien tot wat voor ellende die spanningen hebben geleid, zoals doodsbedreigingen en uit de hand gelopen demonstraties waartegen de politie moest optreden. We kunnen geen onderscheid maken tussen gewenste en ongewenste politici. Je kunt als overheid niet zeggen ‘jij hebt een wenselijk standpunt, jij mag komen, jij hebt geen wenselijke standpunt, jij mag niet komen’. Dat past niet bij een democratisch land.’

Nederlandse politici en journalisten focussen op Erdogans lange arm. Turkse politieke en religieuze organisaties en bewegingen die deels of volledig onafhankelijk opereren van het Erdogan-regime, zoals Milli Görüs, de Gülen-beweging en de Grijze Wolven, krijgen minder aandacht. Wat is je visie op dit soort clubs?
‘De overheid moet stoppen Turkse religieuze clubs, die vaak de Turkse gemeenschap beweren te vertegenwoordigen, te gebruiken als gesprekspartners voor integratie. De VVD heeft in haar vorige regeerperiode Lodewijk Asscher (politiek leider van de PvdA en voormalig vice-premier en minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, red.) gevraagd daar een eind aan te maken (een motie daarover van de VVD, de SP en D66 kreeg steun van een meerderheid van de Tweede Kamer in 2016; dat besluit was het gevolg van een hoorzitting op initiatief van de VVD en de SP over de sfeer van bedreiging en intimidatie binnen de Turkse gemeenschap in Nederland na de couppoging van 15-16 juli 2016 in Turkije, red.). Minister Koolmees heeft dat onlangs toegezegd. De overheid heeft veel te lang gepraat met dit soort clubs, dat is de integratie niet ten goede gekomen. We moeten mensen niet via zulke clubs aanspreken om te integreren. We moeten iedere burger behandelen als volwaardige Nederlander door hem of haar serieus te nemen als individu.’

Stelling: alle generaties tot nu toe van de Turkse gemeenschap in Nederland zijn grotendeels verloren wat betreft culturele integratie, we moeten ons richten op de nieuwe generaties.
‘Onlangs zat ik bij Pauw, waar me een soortgelijke vraag werd voorgelegd. Mijn gesprekspartner zei iets in de trant van ‘we zijn al verloren, we kunnen er niets meer aan doen’. Ik antwoordde dat ik niet de politiek ben ingegaan om niets te doen en op te geven. Er is vrijwel niemand van wie ik zou zeggen: die moeten we niet aanspreken om mee te doen, die moeten we afschrijven. Dat je je als Nederlander met Turkse roots verbonden voelt met Turkije, kan ik me voorstellen, dat is geen probleem. Het is wel een probleem wanneer je niet of nauwelijks een band hebt met Nederland en je dus geen Nederlander voelt. We moeten niet bij de pakken neerzitten, maar mensen die zich zo voelen blijven aanspreken om mee te doen.’

Je zegt dat we vrijwel niemand moeten afschrijven. Je partijgenoot, minister-president Mark Rutte zei in 2016 ‘pleur op’ tegen demonstrerende Turken op de Erasmusbrug. Wat vind je van die uitspraak?
‘De minister-president reageerde op een met Turkse vlaggen zwaaiende groep die journalisten die daar verslag van probeerden te doen, het werk onmogelijk maakte. Je woont in Nederland, je bent hier geboren, in onze vrije samenleving die je zoveel kansen biedt, doe dan normaal en doe mee. Als je ervoor kiest journalisten lastig te vallen en ‘oprotten’ te roepen tegen Nederland, dan hoef je hier niet te zijn, je kunt ook weggaan. Dát is de boodschap van Rutte en ik ben het ermee eens.’

Trump in space

0

President Trump heeft recent aangekondigd dat hij voornemens is een nieuw krijgsmachtdeel toe te voegen aan de toch al behoorlijk diverse Amerikaanse krijgsmacht. Die bestaat momenteel uit marine, landmacht, luchtmacht, mariniers en kustwacht. Met allemaal een eigen ‘luchtmacht’ en, wat de marine, landmacht en luchtmacht betreft, ook nog een eigen ruimtevaartafdeling. Daar gaat Trump nu een eind aan maken door een aparte ‘ruimtemacht’ op te richten. Separate but equal zoals dat heet. Dat wil zeggen, een zelfstandige organisatie met een gelijkwaardige status als die van de marine, landmacht, luchtmacht, enzovoorts. Dat betekent een totaal nieuwe militaire organisatie – naast de bekende civiele ruimtevaartorganisatie NASA – met een eigen staatssecretaris (zoals in de VS gebruikelijk), eigen commandant, staf en hoofdkwartier, ambtelijk apparaat, eigen mensen en middelen, waaronder een eigen budget. Als belangrijkste reden geeft Trump aan dat de VS niet alleen militair aanwezig moet zijn in de ruimte, maar tevens dominant ten opzichte van andere ruimtevaartlanden. Los van de bureaucratische beslommeringen die dit met zich meebrengt, houdt een dergelijke Amerikaans initiatief, gericht op militaire dominantie in de ruimte, ook het risico in van een ruimtewedloop (space race) met de voornaamste concurrenten, Rusland en China.

De Amerikaanse krijgsmacht staat niet echt bekend om de goede samenwerking tussen de verschillende krijgsmachtdelen. Zelfs bij een gezamenlijk project als de F-35 (JSF) lijken luchtmacht, marine en mariniers een eigen koers te varen. Dat is zeker zo wat betreft het militair gebruik van de ruimte. Naast de Amerikaanse luchtmacht beschikken ook de landmacht en de marine over een eigen ruimtevaartafdeling. Het militair gebruik van de ruimte spitst zich toe op het lanceren van satellieten voor observatie (inclusief spionage en weerkundige waarneming), navigatie (GPS, ook voor uw TomTom) en communicatie (zowel voor het tot stand brengen van verbindingen, als het uitluisteren van verbindingen van de tegenpartij, ook spionage dus). Het gebruik van wapens, dat wil zeggen, het stationeren van wapens in de ruimte aan boord van bijvoorbeeld satellieten, is sinds het ruimteverdrag van 1967 verboden. Tot nu toe houdt iedereen zich daaraan.

Om de samenwerking tussen de Amerikaanse krijgsmachtdelen te verbeteren zijn tussen die krijgsmachtdelen (‘dwars op de organisatie’) zogenaamde unified commando’s opgericht. Zo bestaat onder andere het Special Forces Command, waarin de speciale eenheden van de diverse krijgsmachtdelen onder één commando samenwerken, het Mobility Command voor de diverse (strategische) transporteenheden, het Strategic Command, voor de verschillende strategische eenheden. In de jaren tachtig is daartoe ook het Space Command in het leven geroepen. Dat was echter maar een kort leven beschoren. In 2002 werd het Space Command door de regering Bush opgeheven in het kader van het beperken van het aantal unified commands en werden de militaire ruimtevaartcapaciteiten ondergebracht bij het Strategic Command. Op zich geen slechte keuze, aangezien de militaire ruimtevaartcapaciteit van de VS een strategische waarde heeft. Maar binnen het Strategic Command moeten de militaire ruimtevaartactiviteiten een budget delen met andere strategische middelen, zoals intercontinentale kernraketten op land en aan boord van onderzeeboten, strategische bommenwerpers en de verdediging tegen ballistische raketten. Dat maakt de span of control voor de leiding van het Strategic Command nogal breed, wat mogelijk problemen geeft in de aansturing van de organisatie.

Het is mogelijk deels om die reden dat Trump heeft besloten de ruimtevaartafdelingen los te weken van het Strategic Command om zo de focus op het behouden en versterken van de Amerikaanse militaire dominantie in de ruimte te vergroten. Daartoe zou de heroprichting van het Space Command moeten kunnen volstaan. Het is een beproefd en bewezen concept. Daarbij blijven de mensen en middelen ingedeeld bij hun diverse moederorganisaties, maar werken ze binnen de gezamenlijke commandostructuur samen.

Maar Trump wil verder gaan. Hij wil de ruimtevaartafdelingen van luchtmacht, marine en landmacht helemaal losmaken en samenvoegen tot één zelfstandig krijgsmachtdeel. Vanwege de al eerder aangegeven bureaucratie die dat met zich meebrengt, is het de vraag of dat een verstandige actie is. Het kan goed zijn dat alleen de oprichting van een nieuw krijgsmachtdeel al zoveel budget en inspanning gaat kosten dat van een effectief beleid om dominant te worden in de ruimte weinig terecht komt. Het is dus de vraag of de oprichting van een nieuwe ruimtemacht voldoende focus op de Amerikaanse doelstelling oplevert.

Heeft Trump dan geen punt? Integendeel. Rusland en China lopen hun achterstand op de Amerikanen steeds meer in. Ook in de ruimte. Om militair dominant te blijven in de ruimte dient een extra inspanning te worden geleverd. Daartoe dient de samenwerking tussen de ruimtevaartafdelingen van de verschillende krijgsmachtdelen te worden verbeterd. Er is nog een ander belang. Een belang dat ook in Nederland wordt erkend. De sinds de jaren vijftig explosief gegroeide ruimteactiviteiten hebben in de diverse ruimtelagen rondom de aarde ook een vervuilingsprobleem doen ontstaan. De duizenden lanceringen van ruimtevaartuigen en satellieten veroorzaken ook ‘ruimtepuin’ (space debris). Dat bestaat uit brokstukken, onderdelen, restanten van lanceringen en zelfs verfsnippers. De gemiddelde omloopsnelheid van zo’n brokstuk bedraagt zo’n dertigduizend kilometer per uur. Een satelliet of ruimtestation dat door een verfsnipper met die snelheid wordt geraakt kan grote schade oplopen met verlies van mens en materieel tot gevolg. Uitval van satellieten kan weer tot grote militaire problemen leiden (denk aan GPS), maar bij uitval van civiele satellieten ook tot economische problemen (denk aan internetverbindingen). Ook om die reden is het van belang dat de ruimtevaartinspanningen beter op elkaar worden afgestemd, inclusief de inspanning om ruimtepuin beter te volgen en in kaart te brengen en op den duur op te ruimen.

Ook Nederland draagt daar een steentje aan bij. Nederland beschikt over de door Thales Nederland gebouwde Smart-L-radar die aan boord van marineschepen wordt geplaatst en voor de luchtmacht op twee locaties in Nederland zelf. Met deze radars kan ruimtepuin worden gevolgd en in kaart gebracht. Dat kan dan worden gedeeld via een internationaal netwerk, waardoor een goed overzicht kan worden opgebouwd. Voor Nederland is er vanaf 2019 ook een direct militair belang. Dan lanceert de luchtmacht haar eerste eigen mini-satelliet om ervaring op te doen met het doen van observaties vanuit de ruimte.

Trump heeft dus wel degelijk een punt. Maar organisatorisch is het de vraag of de keuze voor een zelfstandige ruimtemacht voldoende efficiënt is om de het gewenste effect te bereiken, permanente militaire dominantie in de ruimte. Een gezamenlijk ruimtevaartcommando zou mogelijk een betere, goedkopere optie bieden met meer focus op de missie.

Dat staat nog los van de vraag wat de reactie van Rusland en China zal zijn op een zelfstandige Amerikaanse ruimtemacht. De kans is groot dat ze zich uitgedaagd zullen voelen om de race om dominantie aan te gaan. Daarbij is het dan ook de vraag of in zo’n wedloop op een gegeven moment toch niet bewapening van satellieten in zicht komt, in weerwil van het ruimteverdrag van 1967.

Zover is het nog niet. Eerst moet het Amerikaanse congres zich nog uitspreken over de plannen van Trump. En het congres is nog niet overtuigd.

Turkse verkiezingen: the day after

0

Ik ben bepaald geen aanhanger van het beleid van Erdogan. De ontwikkelingen in Turkije en de uitslag van de verkiezingen van 24 juni verontrusten mij, zeker nu het presidentiële systeem in werking is getreden. Maar dat is wat mij betreft geen reden om paniekerig te doen over Nederlanders met een Turkse achtergrond (en paspoort). In de pers wederom angstverhalen over de lange arm van Ankara, de relatief grote aanhang voor Erdogan hier, de mislukte integratie van Turkse Nederlanders en zo meer. Als er in Nederland idioten rondlopen met een Amerikaans paspoort die op Trump stemmen hoor je niemand, maar als Turkse Nederlanders op straat iets vieren zijn het ‘toeter-Turken’.

Waarom is paniek misplaatst? Omdat de argumenten daarachter niet kloppen. Om te beginnen is de invloed van Erdogan op Turkse Nederlanders zo groot als zijn legitimiteit onder die groep. Je kunt hier druk uitoefenen en middelen inzetten, zowel echte druk als soft power, maar als niemand luistert, gebeurt er niets. En die legitimiteit (dat weet Erdogan zelf als geen ander) wordt steeds kleiner. Niet zozeer vanwege zijn beleid, maar simpelweg omdat een deel van de mensen met een Turkse achtergrond gewoon niet meer geïnteresseerd is in wat daar gebeurt. Juist daarom zie je de afgelopen jaren zo’n enorme activiteit van de Turkse staat richting de ‘buiten-Turken’ om die aanhang op peil te houden. Hier zie je dezelfde kortzichtigheid als bij de discussie over moskeefinanciering en buitenlandse invloed. Niemand neemt de moeite die invloed te analyseren en naar de situatie hier te kijken.

Vroeger was loyaliteit en oriëntatie op Turkije iets vanzelfsprekends onder migranten uit Turkije. Een groot deel van hun leven hadden ze in Turkije doorgebracht. Hun verblijf hier was van tijdelijke aard zo vond men. Banden met Turkije waren gebaseerd op concrete persoonlijke relaties zoals familie. Migranten waren mensen met een zwakke maatschappelijke positie, weinig opleiding en een rurale achtergrond. Ze maakten geen deel uit van de samenleving. Maar die tijd is al lang voorbij en de banden met Turkije zijn radicaal veranderd. Als je nu meedoet aan verkiezingen in een land waar je niet woont, is dat niet zonder meer een kwestie van gebrekkige integratie of invloed van de lange arm van de Turkse staat. Ten onrechte worden die factoren nog steeds gebruikt om de aanhang van Erdogan te verklaren, terwijl veel jonge aanhangers hier zijn geboren en getogen en zich op Nederland oriënteren. Dat is dus een gemakzuchtige conclusie, maar politici en journalisten blijven dat maar aanvoeren.

Waarom is Erdogans aanhang onder stemgerechtigden hier groter (ruim tweeënzeventig procent) dan in Turkije (ruim tweeënvijftig procent)? De slinkende aanhang voor de AKP in Turkije heeft ermee te maken dat men daar directer het effect van het regime ervaart, zoals de afkalvende vrijheid en verslechterde economische omstandigheden. Dat was juist één van de redenen voor het uitschrijven van vervroegde verkiezingen. Hier ‘ervaart’ men ‘op afstand’ een andere werkelijkheid. Erdogan profileert zich als een sterke regionale leider met grote ambities. Dat zal veel mensen aanspreken die het gevoel hebben hier nog steeds op je herkomst te worden uitgesloten, wat je ook doet.

Maar ook dat verklaart niet alles. Dat er een groep is die meedoet aan Turkse verkiezingen ‘op afstand’ en dat een deel op Erdogan stemt wordt te gemakkelijk afgedaan als een ‘negatieve’ keuze. Ik vind dat nogal kleinerend. Ik zou zeggen wen er ook maar aan dat mensen nu eenmaal keuzes maken die je niet zinnen. Dat doet wat mij betreft een meerderheid van de Nederlanders ook. Of hun motieven in de ogen van anderen niet deugen, mag geen rol spelen. Je ziet hier het effect van het eeuwige wantrouwen tegenover Turkse Nederlanders. Als zij iets vinden wordt dat uitsluitend langs de integratiemeetlat gezegd.

We hebben het over ruim tweeënzeventig procent van ongeveer de helft van de stemgerechtigden. Of het juist is dat je stemt in een land waar je niet woont, is een andere discussie. De andere helft gaat niet stemmen en dat is echt niet alleen een kwestie van reistijd. Uit langlopend onderzoek blijkt dat de oriëntatie van jonge Turkse Nederlanders wat betreft hun toekomst meer en meer bepaald wordt door factoren hier. Juist die veranderende oriëntatie verklaart waarom een (groeiend) percentage van de kiesgerechtigden niet gaat stemmen. En vergeet niet dat een (ook groeiend) aantal ‘Turken’ alleen nog een Nederlands paspoort heeft. Tegelijk maakt die oriëntatie op een toekomst hier mensen ook gevoeliger voor uitsluiting. Voor een ‘gastarbeider’ in Nederland in 1975 was uitgesloten worden een rotzorg, maar voor iemand die hier is geboren en getogen en hier zijn of haar toekomst ziet, ligt dat natuurlijk anders. Dus een oordeel op wat minder hoge toon lijkt me op zijn plaats.

De herverkiezing van Erdogan is niet meer dan logisch

0

Met de herverkiezing van Erdogan als president, in combinatie met een parlementaire meerderheid voor zijn partijencombinatie, heeft Turkije een volgende, door de kiezer gelegitimeerde stap gezet op weg naar een autocratie. Zeker: formeel is er geen sprake van een dictatuur, omdat de verkiezingen niet worden afgeschaft noch tot een complete farce worden gereduceerd, zoals in het Syrië van Assad of het Noord-Korea van de Kims. ‘Noord-Koreaanse meerderheden’ van negenennegentig procent liggen ook in de toekomst niet in het verschiet.

Maar van eerlijke verkiezingen is allang geen sprake meer. De officiële staatsmedia lopen allemaal aan de leiband van Ankara en onafhankelijke particuliere bestaan amper nog: de meeste zijn door nauw aan Erdogan gelieerde tyconen opgekocht of min of meer verboden, waarbij redacteuren en journalisten en masse op beschuldiging van ‘terrorisme’ achter de tralies zijn beland. En ‘terrorist’ is in het Turkije van Erdogan vrijwel iedereen die het waagt bij de onmetelijke wijsheid van de besluiten van de ‘grote leider’ vraagtekens te zetten, dan wel de vuile was van corruptie of andere wetsovertredingen in zijn entourage buiten te hangen. Zelfs de nodige parlementariërs zijn op grond van zulke beschuldigingen gevangengezet.

Erdogan kreeg daardoor in de media tig keer meer ruimte dan al zijn opponenten bij elkaar. Vooral daarin, meer dan in feitelijk geknoei met de stembusuitslag zelf, lag het oneerlijke karakter van deze verkiezingen, net als van de voorgaande verkiezingen, waarbij staatsorganen voor eigen politieke propaganda van de zittende machthebbers werden misbruikt. Precies zoals in het Rusland van Poetin al langer het geval is en sinds kort ook in het Hongarije van Orban. Aan Orbans eigen woorden is het begrip ontleend, dat nu voor dit verschijnsel wordt gehanteerd: de ‘illiberale democratie’.

Dat is een systeem waarbij weliswaar op gezette tijden verkiezingen worden gehouden, maar waarbij de pers sterk aan banden is gelegd, waardoor het risico op verlies voor de machthebber bijna tot nul is gereduceerd, en de rechtsstaat wordt verkracht, omdat de trias politica is opgeheven en de rechterlijke macht tot het verlengstuk van de regering is gedegradeerd. Het resulteert in ‘sterke mannen’, die met een beroep op de volkswil alle tegenstand monddood maken: ik ben door het volk gekozen, dus ik mag uit naam van het volk doen wat ik wil met de macht.

Eigenlijk was dat al de manier waarop Hitler en Mussolini opereerden, met dat verschil dat in het nazistische Duitsland en het fascistische Italië het meerpartijensysteem als zodanig werd afgeschaft. De staat wordt door dit soort machthebbers min of meer als persoonlijk eigendom beschouwd, zoals dat vroeger voor absolutistische monarchen gold. Niet toevallig wordt door opponenten kritisch gesproken van ‘tsaar Poetin’ of ‘sultan Erdogan’.

Gezien dit ongelijke speelveld is het een hele prestatie van de Turkse oppositie dat ze het bij deze verkiezingen nog zover heeft geschopt. Het toont in elk geval aan dat het verzet tegen dictatoriale neigingen in de Turkse samenleving dieper geworteld is dan in Rusland, waar de echte oppositie tegen Poetin geen deuk in een pakje boter slaat en door het Kremlin met succes als irrelevant kan worden weggezet. Of in Sisi’s Egypte, waar na het kortstondige democratische experiment na Mubaraks val vrijwel iedereen de militaire dictatuur heeft omarmd. De aantrekkingskracht van autoritaire leiders ‘die weleens even orde op zaken gaan stellen’ blijkt ook in oude democratieën groot, zoals het fenomeen Trump bewijst.

Daarbij komt in het geval van Erdogan – analoog aan dat van Poetin – een sterk nationalistisch sentiment: de nieuwe leider zet het eigen land weer krachtig op de kaart. Hij laat niet meer over zich lopen. Juist de machteloze Europese kritiek op Moskou en Ankara versterkt ginds het gevoel: deze leider laat tenminste niet meer door het arrogante Westen over zich en ons heen lopen – het Jeltsin-trauma van de Russen – en wij doen er internationaal weer toe. Hij bouwt, niet gehinderd door het bureaucratisch gelamenteer dat polderdemocratieën eigen is, ziekenhuizen, vliegvelden, bruggen, snelwegen: het land gaat er uiterlijk zienderogen op vooruit. We horen hier een echo van de autobahnen van Hitler en wat de Olympische Spelen voor hem in 1936 waren, is het WK voor Poetin nu. Ook bij het bedrijfsleven raakt dat trouwens vaak een gevoelige snaar: denk aan het enthousiaste bij Nederlandse ondernemers over niet te missen kansen in China.

Bovendien, met een geknevelde pers krijgen veel ingezetenen automatisch een scheef beeld van de werkelijkheid. Wie alsmaar te horen krijgt dat regeringscritici ‘terroristen’ of ‘zetbazen’ zijn van een ‘buitenlandse macht’, gaat daar, bij gebrek aan tegengeluid, op den duur toch wat van geloven. Dat geldt althans voor de grote massa, die niet dagelijks met politiek bezig is. Dus dat veel Turken met Erdogan weglopen, is verklaarbaar, ook omdat zijn conservatieve gelovige achterban dankzij hem nu kansen krijgt, die deze voordien in het licht van het strict seculiere karakter van het land niet bezat – denk aan de hoofddoekjeskwestie op universiteiten.