18.8 C
Amsterdam
Home Blog Pagina 784

Stichting Meld Islamofobie: ‘Moslims voelen zich steeds minder veilig in Nederland’

1

De meerderheid van de Nederlandse moslims is zich de afgelopen vijf jaar minder veilig gaan voelen. Dat concludeert het burgerinitiatief Meld Islamofobie in een nieuw rapport.

In het onderzoek, uitgevoerd onder 337 Nederlandse moslims, geeft 91 procent aan in de afgelopen vijf jaren fysiek of verbaal te zijn bejegend vanwege hun moslim-zijn. Zij zeggen bijvoorbeeld geweld in het openbaar vervoer of opmerkingen op straat te hebben meegemaakt. 39 procent zegt alleen al vorig jaar meer dan vijf van dit soort situaties te hebben meegemaakt.

Van de 91 procent die zulk soort ervaringen heeft gehad, beweert driekwart zich in de afgelopen vijf jaar minder veilig te zijn gaan voelen. Ook stelt bijna de helft van deze moslims zich niet vrij te voelen om hun geloof te uiten. Daarnaast is een even groot deel bang dat hem of haar iets zal overkomen. Een stevige meerderheid maakt zich zorgen over de toekomst in Nederland.

Verwey-Jonker Instituut: kritiek op moskeeschool-onderzoek ‘overdreven’

0

Volgens NRC en Nieuwsuur heeft het Verwey-Jonker Instituut de dreiging vanuit de salafistische alFitrah-moskee in Utrecht onderschat. Het onderzoekscentrum verweert zich nu tegen de kritiek.

Het Verwey-Jonker Instituut bracht vorige week een rapport uit over koranlessen aan kinderen in de alFitrah-moskee, waarbij het melding maakte over lijfstraffen en het leren van kinderen om zich af te keren van de Nederlandse samenleving. Maar bij een eerder onderzoek naar alFitrah uit 2017 zou het instituut genoegen hebben genomen met de beperkte openheid die alFitrah biedt en heeft het deze zaken niet gemeld. Ook noemde het instituut de koranlessen toen nog ‘pedagogisch verantwoord’.

Het Verwey-Jonker Instituut reageert door te stellen dat NRC en Nieuwsuur de verschillen tussen de onderzoeken hebben ‘overdreven’. In het eerste onderzoek sprak zij al over een ‘dogmatische benadering’ in de koranlessen van alFitrah.

Ook hadden beide onderzoeken andere onderzoeksdoelen, zegt het instituut. Het eerste onderzoek ‘vormde een onderdeel van een traject van de gemeente en de moskee om een werkrelatie op te bouwen waarbij alFitrah meer openheid zou bieden.’ Bij het tweede onderzoek hoefde het instituut daar geen rekening meer mee te houden.

Daarnaast vindt het Verwey-Jonker Instituut dat er te weinig begrip is voor haar keuze om in het eerste onderzoek de beperkte openheid die alFitrah gaf te accepteren. Het instituut erkent dat er restricties zijn geboden aan ‘met open vizier het veld in gaan’, maar zegt dat zij niet anders kon. ‘In een context van wantrouwen ten opzichte van islamitische organisaties is het geen sinecure om het vertrouwen te winnen, binnen te komen en goed onderzoek te doen.’

Genocide-expert Taner Akcam: ‘De Armeense archieven gesloten? Een domme leugen’

5

De massamoorden op de Armeniërs, ook wel bekend als de Armeense Genocide, begonnen eerder dan we tot nu toe dachten, stelt de Turkse historicus Taner Akcam in een nieuw onderzoek. We spraken Akcam over zijn bevindingen, maar ook over de weigering van Turkije om de Armeense Genocide te erkennen.

Op 24 april 1915 arresteerden de Ottomaanse autoriteiten 235 vooraanstaande Armeniërs in Istanbul. Deze datum wordt traditioneel gezien als het startpunt van de Medz Vociri (Armeens voor ‘Een Grote Misdaad’). De schattingen van het aantal omgekomen Armeniërs lopen uiteen van 300.000 tot ongeveer 2 miljoen.

De Turkse historicus Altug Taner Akcam (1953) was één van de eerste wetenschappers in Turkije die deze gebeurtenis omschreef als een genocide. De afgelopen jaren publiceerde hij veelbesproken boeken waarin hij betoogt dat er een vooropgezet plan was om de Armeniërs te vernietigen, met titels als A shameful act (2006) en Killing orders (2018).

Deze zomer verscheen van zijn hand het artikel When was the decision to annihilate the Armenians taken? in de Journal of Genocide Research. Akcam stelt daarin, op basis van onderzoek in de Ottomaanse archieven, dat de massamoorden op de Armeniërs al eind 1914 begonnen in Oost-Anatolië, het oostelijke gebied in wat nu Turkije heet.

Ook schrijft Akcam dat het uiteindelijke besluit van de Ottomaanse regeringspartij Ittihat (‘Eenheid en Vooruitgang’) om alle Armeniërs uit te roeien tussen 15 februari en 3 maart 1915 moet zijn genomen. Dat is minimaal zeven weken voor 24 april 1915, de datum die in het collectieve geheugen van de Armeniërs als startdatum voor de genocide wordt gezien.

De Kanttekening sprak Taner Akcam, tegenwoordig woonachtig in de VS, over zijn onderzoek, het mislukken van de Turks-Armeense dialoog, de ‘maartgenocide’ in Azerbeidzjan en de vraag of Turkije in de toekomst de Armeense Genocide ooit zal erkennen.

U beweert in uw studies dat het Ottomaanse Rijk de Armeniërs doelbewust wilde uitroeien. Het was volgens u genocide. Hoe weet u dat zo zeker?

‘Ten eerste komt de term ‘genocide’ bij de Poolse jurist Raphael Lemkin vandaan, die zich vanaf de jaren twintig van de vorige eeuw veel met de grote misdaad tegen Armeniërs had beziggehouden. Hij besloot een begrip te vinden die dit type misdaad goed zou duiden, en kwam in 1944 met de term genocide. Ook de Holocaust was volgens Lemkin een genocide. In zijn memoires schrijft hij bovendien letterlijk dat wat de Armeniërs overkwam genocide was. Ten tweede heb je de genocide-definitie die in 1948 door de Verenigde Naties is aangenomen. Een genocide onderscheidt zich van andere massamoorden dat er een intentie is om de slachtoffers uit te moorden. Zonder intentie is er geen genocide.

Wat betreft de Armeense Genocide, hiervoor is genoeg bewijs dat dit een intentionele massamoord was. Dit laat ik ook zien in mijn boeken A shameful act en Killing orders. We hebben zelfs meer direct bewijs dan bij de Holocaust. We hebben geen schriftelijke bewijzen dat Adolf Hitler opdracht gaf om de Joden uit te roeien, we weten dit alleen indirect via de dagboeken van Goebbels, de Wannseeconferentie en uitlatingen van Himmler. En daarnaast weten we dit dankzij het patroon: dat de Joden werden weggevoerd, dat hun bezittingen werden geconfisqueerd en dat ze werden vermoord.

De Ottomaanse autoriteiten hebben een deel van de documenten vernietigd en sommige belastende documenten worden door de Turkse overheid nog steeds verborgen. Maar ik heb een serie telegrammen gevonden van Talaat Pasja, de belangrijkste leider van de Ottomanen tijdens de Eerste Wereldoorlog, waarin hij direct het bevel geeft om de Armeniërs, inclusief vrouwen en kinderen, te vermoorden. Ook heb ik de authenticiteit aangetoond van de beruchte brief van 3 maart 1915 van Bahattin Sakir van het Centraal Comité van Eenheid en Vooruitgang, waarin hij aan een lokale partijfunctionaris in Adana onomwonden vertelt over het besluit van het Centraal Comité om ‘alle Armeniërs die in Turkije leven te vernietigen’. Bovendien, ook bij de Armeniërs spreekt het patroon voor zichzelf. Armeense mannen werden ontwapend, weggevoerd en vermoord, Armeense vrouwen en kinderen werden weggevoerd en kwamen op reis naar de Syrische woestijn om van de honger en de dorst, of werden vermoord door mensen die de karavaan overvielen.’

Turkse genocide-ontkenners zullen daar ongetwijfeld een andere uitleg aan geven.  

‘Dat klopt, maar ook als je hun versie van de feiten voor waar aanneemt, dan is er sprake van genocide. Volgens de officiële Turkse geschiedschrijving kostten de deportaties tussen de 300.000 en 600.000 Armeniërs het leven. De Turkse geschiedschrijving laat de gebeurtenissen aanvangen in juni 1915, met december 1915 als einde. Dat betekent dat er maandelijks tienduizenden mensen omkwamen, bijna 100.000 als we uitgaan van 600.000 doden. Volgens de Verenigde Naties is een regime schuldig als men het resultaat van de acties weet, maar hier niets tegen doet. Dan is er ook sprake van genocidale intenties. Dus als we de logica van de Turkse historiografie volgen is er ook sprake van genocide, ondanks het feit dat men dit glashard probeert te ontkennen.

‘De Duitsers waren medeplichtig aan het ontkennen van de genocide’

Laatste punt: volgens de officiële Turkse verhalen waren het bandeloze Koerdische stammen die de konvooien aanvielen en de Armeniërs doodden. Het was oorlog en de regering zou niet in staat zijn de Armeniërs te beschermen en de Koerdische aanvallen te voorkomen. Dit excuus is niet alleen een totale leugen, maar kan ook niet verklaren waarom er tussen maart en december 1916 ongeveer 250.000 Armeniërs omkwamen in Syrië, waar geen Koerdische stammen en geen bergen waren. Het was een vlak landschap, onder volledige controle van de regering, en de meeste moorden werden uitgevoerd door regeringstroepen samen met Circassische (een Noord-Kaukasische etnische groep, red) milities die verbonden waren aan de ambtenaren van de lokale overheid. Ik ben zo bedroefd dat deze ongegronde argumenten van genocide-ontkenners nog steeds enige marktwaarde hebben.’

Je hoort daarentegen vaak dat Armenië zou niet meewerken door zijn archieven niet te openen.

‘De bewering dat de Armeense archieven in Armenië niet open zijn, is een domme, echt domme leugen. Alle Armeense archieven in Armenië staan ​​open voor de onderzoekers. Degene die zo’n bewering doet, is misschien een keer na zes uur ’s avonds naar het archief in Yerevan gegaan. Er zijn twee andere belangrijke archieven over 1915-1918, één is het ARF-archief in Boston. Ze laten onderzoekers toe op basis van individuele aanvragen. Het tweede archief is het archief van het Armeense Patriarchaat in Jeruzalem, dat enkele documenten bevat over de militaire tribunalen in Istanbul in 1919-1922. Dit zijn ongeveer duizend documenten. Het Armeense archief van Jeruzalem staat open voor onderzoekers, maar ik heb al deze documenten over de tribunalen van Istanbul met toestemming van de Armeense patriarch online gezet.

U liet net al even ontvallen dat de Turkse overheid zelf niet al haar documenten openstelt. Hoe zit dat?

Ik zal twee voorbeelden geven. Ten eerste: de documenten met betrekking tot de militaire tribunalen van Istanbul uit 1919-1922. Er waren meer dan 63 rechtszaken, misschien rond de 130, 140 onderzoeken. Alle dossiers met betrekking tot deze rechtszaken – dit zullen tienduizenden documenten zijn – zijn nog steeds verzegeld. Niemand kan ze inzien.  Ook weten we dat het Turkse archief honderden grootboeken heeft waarin alle geconfisqueerde Armeense eigendommen staan geregistreerd. Ook deze grootboeken zijn nog steeds verzegeld. Als de Turkse regering oprecht belang bij verzoening heeft, moet men beginnen deze documenten beschikbaar te stellen voor de onderzoekers. Dit zal een goed gebaar en een goed begin zijn.’

Wie was er precies verantwoordelijk voor de genocide?

‘Dat was het Centraal Comité van de partij van Eenheid en Vooruitgang van het Ottomaanse Rijk, die sinds 1908 aan de macht was en sinds 1913 onder leiding van het driemanschap Talaat Pasja, Enver Pasja en Djemal Pasja in dictatoriale richting was opgeschoven. Er was wel één groot verschil met de Holocaust, waar Duitse burgers niet direct bij betrokken waren: gewone Ottomaanse onderdanen deden in Oost-Anatolië mee aan de moordpartijen op de konvooien met Armeniërs, waartoe ze werden aangemoedigd door het regime. Ook vrouwen en kinderen waren betrokken bij de genocide, want zij gingen plunderen en roofden geld, kleren en Armeense kinderen.’

Maar waarom moesten de Armeniërs dan vermoord worden?

‘De Armeense genocide was het resultaat van verschillende factoren. Ik denk ten eerste dat de Armeniërs vermoord werden omdat zij christenen waren. In het Ottomaanse Rijk waren christenen eeuwenlang tweederangs burgers. Hun rechten werden niet erkend. Tussen de moslims en de christenen in het rijk bestond er een religieus conflict. Je zou de afkeer van christenen kunnen vergelijken met het antisemitisme in Europa. Het antisemitisme was niet de directe oorzaak van de Holocaust: Frankrijk was rond 1900 veel antisemitischer dan Duitsland, terwijl nazi-Duitsland de Holocaust zou uitvoeren. Maar het antisemitisme zorgde er wel voor dat Joden als ‘anders’ werden beschouwd. Ook de Armeniërs waren ‘anders’.  Armeniërs vroegen gelijke rechten, deelname aan het bestuur en een zekere mate van autonomie in de regio waar ze woonden. Ottomanen wilden deze rechten niet geven, vanwege het trauma van de negentiende eeuw: de Ottomanen hadden hun territorium in Europa verloren als gevolg van een aantal hervormingsovereenkomsten die ze hadden ondertekend. De Ottomanen geloofden dat acceptatie van enige autonomie voor Armeniërs afscheiding zou betekenen en dat is wat ze niet wilden.

‘We kunnen nu met zekerheid zeggen dat Erdogan nooit verzoening wilde’

Een tweede factor was de Eerste Wereldoorlog. De Russische opmars in Oost-Anatolië triggerde de Armeense Genocide. In februari 1914, een half jaar voordat de Eerste Wereldoorlog uitbrak, werd het Ottomaanse Rijk door de grote mogendheden gedwongen om in Oost-Anatolië voor de Armeniërs twee semi-autonome provincies in te richten. De Ottomaanse autoriteiten wilden dit eigenlijk niet en zochten naar mogelijkheden om hier onderuit te komen. De Bulgaren, Grieken, Roemenen en Serviërs waren in de negentiende eeuw op precies dezelfde manier onafhankelijk geworden. Ze kregen eerst autonomie, wat een opstapje bleek naar onafhankelijkheid. Toen de Eerste Wereldoorlog uitbrak werden de Armeniërs als verdachte natie beschouwd: ze zouden potentieel een alliantie met Rusland kunnen sluiten. Dat is de reden waarom de Ottomanen eerst preventieve maatregelen – volgens hun logica – namen in de vorm van arrestaties en lokale moorden, om een mogelijke samenwerking tussen Armeniërs en het Russische leger te voorkomen.

De moordpartijen op de Armeniërs begonnen in de oorlogszone, in Oost-Anatolische plaatsen als Bitlis, Erzurum en Van. Ik ontdekte onlangs in het Ottomaanse archief dat het eerste vernietigingsbesluit al op 1 december 1914 werd genomen. Het was een centrale beslissing van het Centrale Comité van de Ottomaanse geheime dienst, genomen in de Oost-Anatolische stad Erzurum. Het vernietigingsbesluit ging over de mannelijke Armeense bevolking in de provincies Bitlis en Van. Ik moest meteen denken aan de Holocaust, die niet in januari 1942 begon met de Wannseeconferentie, maar al in juni 1941 met Operatie Barbarossa: Einsatzgruppen gingen Joden vermoorden achter het front, waarvan gezegd werd dat ze mogelijk partizanen waren. De Ottomaanse logica was hetzelfde. Ze besloten Armeense mannen te vermoorden omdat die mogelijk in opstand zouden kunnen komen en moslims zouden aanvallen.’

Waarom werd het definitieve besluit om alle Armeniërs uit te roeien genomen?

‘De datum van het definitieve besluit, genomen tussen 15 februari en 3 maart 1915, heeft denk ik te maken met de nederlaag die het Ottomaanse Rijk leed bij Sarikamis in januari 1915 en de geallieerde aanval op Gallipoli, die op 19 februari 1915 van start ging. De Ottomaanse machthebbers vreesden dat ze de oorlog zouden verliezen en dat Istanbul binnen enkele weken in geallieerde handen zou vallen. Niettemin, ook voor de nederlaag bij Sarikamis, toen de Turken nog in opmars waren, waren er al grootschalige moordpartijen aan de gang.’

Kun je hierin een vergelijking met de Holocaust trekken? Veel historici menen dat het principebesluit om de Joden uit te roeien in de tweede week van december 1941 werd genomen, na de verloren slag om Moskou en de Japanse aanval op Pearl Harbor. Einsatzgruppen hadden in de tweede helft van 1941 al veel Joden vermoord, maar het principebesluit was er toen nog niet.

‘In de geschiedschrijving over de Holocaust heb je inderdaad het debat tussen de ‘intentionalisten’, die menen dat Hitler al lang van te voren had bedacht om de Joden uit te moorden, en de ‘functionalisten’, die denken dat de initiatieven afkomstig waren uit de lagere regionen van de nazi-bureaucratie en dat het proces is geradicaliseerd. Ik laat dit debat graag aan Holocaust-historici over. Maar bij de Armeense Genocide zie je enerzijds dat het oorlogsverloop een belangrijke factor was in de radicalisering, hoewel aan de andere kant het beleid om de Armeniërs te vermoorden al bestond voor de Ottomaanse nederlaag bij Sarikamis. Heel belangrijk is volgens mij de ideologische factor, het idee dat de Armeense natie een gevaar vormde voor het Ottomaanse Rijk.’

En, niet onbelangrijk, hoe zit het eigenlijk met de Duitse verantwoordelijkheid? In de Eerste Wereldoorlog trainden Duitse officieren het Ottomaanse leger en assisteerden zij de Ottomanen ook met hun oorlog tegen de Britten in het Midden-Oosten.

‘De Duitsers waren niet betrokken bij de besluitvorming, maar hielpen de Ottomanen wel in hun poging om de moordpartijen te verdoezelen. Ze waren medeplichtig aan het ontkennen van de genocide. Gelukkig hebben Duitse missionarissen, lagere officieren en diplomaten een heleboel informatie over de genocide verzameld waardoor we weten wat er gebeurd is, maar het Duitse leger en het Duitse ministerie van Buitenlandse Zaken ontkenden alles. En ook de Weimarrepubliek, die na het keizerrijk kwam, wilde niet graag aan de Armeense Genocide herinnerd worden. De rechtszaak tegen Soghomon Tehlirian, die in 1921 Talaat Pasja vermoordde in Berlijn, duurde maar twee dagen. Duitsland was bang op de eigen rol in de genocide te worden aangesproken.’

In hoeverre waren Adolf Hitler en de nazi’s geïnspireerd door de Armeense Genocide?

‘Hierover kun je veel speculeren, maar ik denk dat Adolf Hitler de Joden ook had willen vermoorden als de Armeense Genocide niet zou hebben plaatsgevonden. Je moet het belang van de Armeense Genocide voor de Holocaust dus niet overdrijven. Aan de andere kant: de nazi’s wisten ervan. Ze hadden dankzij de Duitse diplomaat en NSDAP’er Max von Scheubner-Richter informatie uit eerste hand. Belangrijk is vooral het idee van straffeloosheid. Het Ottomaanse Rijk kwam hier vrij gemakkelijk mee weg. Tijdens een toespraak die hij in augustus 1939 voor zijn generaals hield, aan de vooravond van de Poolse veldtocht, vroeg Hitler zich retorisch af: ‘ Wie herinnert zich de vernietiging van de Armeniërs?’ En in een interview in 1931 met een Duitse krant, toen hem gevraagd werd naar zijn toekomstplannen, sprak Hitler over deportaties uit de tijd van de Bijbel, de pogroms op de Joden in de middeleeuwen en de vernietiging van de Armeniërs. Ook had Hitler een enorme bewondering voor Kemal Atatürk, omdat hij erin was geslaagd om onder de vernederende Vrede van Sèvres van 1920 uit te komen. Hitler wilde op eenzelfde manier van de voor de Duitsers nadelige Vrede van Versailles van 1919 af.’

Turkije ontkent op dit moment de Armeense Genocide. Maar tien jaar geleden leek het nog goed te gaan met de Turks-Armeense verhoudingen, onder meer via vriendschappelijke voetbalwedstrijden tussen beide landen. Wat ging er mis?

‘We kunnen nu met zekerheid zeggen dat Erdogan nooit verzoening wilde. De voetbaldiplomatie was het initiatief van de toenmalige president Abdullah Gül, Erdogan heeft dit vakkundig de nek omgedraaid. Het is een historisch feit dat Erdogan elke toenadering tussen Armenië en Turkije in 2009 vermoordde met een toespraak in het Azerbeidzjaanse parlement. De rol van Azerbeidzjan, dat in conflict is met Armenië over de regio Nagorno-Karabach, is belangrijk. Turkije is afhankelijk van gas en olie uit Azerbeidzjan en moet dit land dus te vriend houden. En Azerbeidzjan wil niet dat Turkije en Armenië zich verzoenen.’

Spelen voor Azerbeidzjan de gebeurtenissen van maart 1918 een rol, toen de Armeniërs veel Azeri – Azerbeidzjanen – vermoordden?

‘De ontwikkelingen in de Kaukasus, in het bijzonder tussen Armenië en Azerbeidzjan, maken deel uit van een afzonderlijke geschiedenis. Tussen de Armeniërs en Azeri in het Russische Rijk bestonden al veel langer spanningen, en die kregen na de Russische Revolutie van 1917 een geheel eigen dynamiek. Dit heeft niets te maken met de Ottomaanse geschiedenis en met de Armeense Genocide. De claim dat de Armeniërs zich in maart 1918 schuldig zouden hebben gemaakt aan etnische zuiveringen, of aan genocide, is volkomen ongegrond. De moordpartijen in maart werden gepleegd door communisten. Hier sloten later ook sommige Armeniërs zich bij aan, maar natuurlijk waren lang niet alle Armeniërs communisten. De gebeurtenissen van 1918-1919 draaiden niet zozeer om etnische tegenstellingen, maar vooral om klassentegenstellingen. Zo vochten Armeense communisten met communistische Azeri tegen islamitische Azeri, waren er Turkse nationalisten – sommigen van hen hadden deelgenomen aan de genocide – die met bolsjewieken tegen Azeri-strijdkrachten vochten en waren er bovendien sommige Bolsjewistische Armeniërs, die samen met Turkse nationalisten tegen de Armeense regering streden. De geschiedenis van de regio in die periode is erg ingewikkeld en het gebruik van deze gebeurtenissen als tegenargument tegen het label ‘Armeense Genocide’ is een slechte poging om de geschiedenis te manipuleren. Bovendien moet je het ene misdrijf niet met het andere misdrijf rechtvaardigen.’

De Turks-Nederlandse journalist Sinan Can, die over de Armeense Genocide een documentaire maakte, denkt dat Turkije de Armeense Genocide in de toekomst zal erkennen, zo vertelde hij mij ooit. Denkt u dat ook?

‘Nee, ik behoor tot de school van de pessimisten. Turkije moet eerst een democratie worden. Op dit moment zitten er veel Turkse journalisten en politieke tegenstanders in de gevangenis. Pas als Turkije weer een vrij land is, een democratie, dan pas kan er erkenning komen.’

Verwacht u vanwege uw onderzoek naar de Armeense Genocide te worden gearresteerd als u een voet op Turkse bodem zet?

‘Dat weet ik niet. Ik was in 2016 voor het laatst in Turkije, ten tijde van de mislukte coup. Enkele dagen na de coup keerde ik weer terug naar de Verenigde Staten. Vanwege alle arrestaties durf ik nu niet naar Turkije terug te gaan. Een goede vriend van mij, de zakenman Osman Kavala, zit sinds oktober 2017 gevangen. Hij dacht dat hij veilig was omdat hij geen politicus of politieke activist is. Hij is een filantroop en zijn belangrijkste activiteit was het stimuleren van de culturele dialoog tussen Turken en Armeniërs. Maar zelfs deze beperkte activiteiten konden hem niet redden. Misschien zullen de Turkse autoriteiten mij met rust laten, als Amerikaanse professor. Maar misschien wil Erdogan mij juist gebruiken als gijzelaar om bij Donald Trump dingen gedaan te krijgen, wat hij bijvoorbeeld deed in het geval van de Amerikaanse dominee Andrew Brunson. Ik wil het risico niet nemen.’

Hoe democratisch is Noord-Afrika, negen jaar na de start van de revolutiegolf?

0

Hoe staat het er momenteel, alweer bijna negen jaar na het uitbreken van de volksopstand in Tunesië, voor met de hoop op democratie en rechtsstaat in Arabisch Afrika? De vijf landen aan de zuidkust van de Middellandse Zee bieden inmiddels een zeer verschillend beeld.

In Libië is de situatie volslagen hopeloos: het land is na de val van Kadhaffi de facto in elkaar bestrijdende delen uiteengevallen, het aantal legeraanvoerders dat achtereenvolgens claimt de legitieme macht te vertegenwoordigen valt niet bij te houden, en de situatie oogt volslagen hopeloos. Noch de VN, noch Europa – dat in de vorm van vluchtelingen ook met de gevolgen ervan werd of wordt geconfronteerd – heeft enig idee wat te doen. Om eerlijk te zijn: ik ook niet.

In Egypte heerst de (voorlopige) stabiliteit van een dictatuur. Sisi treedt tegen oppositie veel harder op dan Mubarak ooit heeft gedaan, en daarmee is die de facto monddood. Washington vindt dat met Donald Trump prima – de huidige Amerikaanse president herkent in elke echte autocraat een jaloersmakende geestverwant – en omdat Brussel ook niet weet hoe het anders zou moeten, zwijgt Europa over de harde repressie eveneens.

Er is al voldoende onrust aan de buitengrens, graag niet alles tegelijk! De oorzaken voor de Egyptische opstand van 2011 zijn niet weggenomen, de onderhuidse onvrede is dus groot, alleen durft nu even niemand zijn mond open te doen. Laat Ursula von der Leyen, de nieuwe voorzitter van de Europese Commissie, dat wel doen.

Over Algerije hoor je de laatste tijd weinig. Na de val van de hoogbejaarde dictator Bouteflika in april dit jaar als gevolg van straatprotesten is een interim-president aangetreden, maar de toekomst is onduidelijk. De voor 4 juli geplande verkiezingen zijn voor onbepaalde tijd uitgesteld. Gaat het richting democratie of neemt het leger toch weer ‘omwille van de stabiliteit’ de touwtjes in handen? Daaraan mag Brussel dan niet stilzwijgend voorbijgaan.

In het nieuws zijn dezer dagen vooral de resterende twee landen in Noord-Afrika: Tunesië en Marokko. Het leger speelt hier politiek geen rol, en de laatste hoogbejaarde ex-dictator van Tunesië – wiens regime overigens niet met dat van Kadhaffi of Mubarak te vergelijken viel – is net in ballingschap overleden. Publieke emotionele taferelen onder gewezen aanhangers, zoals bij de dood van ex-tiran Mugabe in Zimbabwe, heeft dat bij mijn weten niet opgeleverd.

Belangrijker is dat er recent verkiezingen zijn gehouden die op normale wijze zijn verlopen. In dat opzicht lijkt de democratie in Tunesië ook bij de bevolking over een vrij solide basis te beschikken; wel blijft, door de nog steeds slechte economische situatie – hier zou Europa meer een helpende hand kunnen bieden – de toestand tegelijk labiel. Dat blijkt ook uit de vernietigende uitslag voor de partijen die de afgelopen jaren de dienst hebben uitgemaakt, waaronder het islamitische Ennadah, dat zich in die tijd in positieve zin heeft getransformeerd.

Mohammed VI is hooguit een mildere versie van de Saoedische kroonprins Bin Salman

Die drastische afrekening met de zittende machten via de stembus is overigens zeker niet iets wat exclusief aan ontevreden kiezers in jonge democratieën voorbehouden is. Oude Europese democratieën kunnen er inmiddels ook wat van.

Neem Nederland: een halve eeuw geleden gold het verlies van drie Kamerzetels al als fors. Inmiddels nadert het record reeds de dertig. Zelfs in het jarenlange toonbeeld van stabiliteit, Duitsland, zijn de twee grote oude volkspartijen ernstig verzwakt. In Italië doet na alle afsplitsingen en samenvoegingen inmiddels geen partij meer mee die tien jaar geleden dezelfde naam droeg.

In Frankrijk heeft Macron het bestaande partijensysteem bijna opgeblazen, zonder er tot nu toe veel voor in de plaats te stellen en in de binnenlandse slag president versus Gele Hesjes is de eerste zeker niet aan de winnende hand. Onovertroffen is de puinhoop bij de Britten, waar de Brexit – intussen meer een chronische ziekte dan een concreet proces – niet alleen de Tory’s, maar ook Labour welhaast door tweeën scheurt.

In dat opzicht doet Tunesië het niet slechter. En ook is het, anders dan bijvoorbeeld Brazilië, nog niet bezweken voor de lokroep van de sterke man. De twee winnaars, die nu in de tweede ronde tegen elkaar aantreden, zijn de conservatieve jurist Kaïs Saïed en de wat populistische mediamagnaat Nabil Karoui, die momenteel wegens belastingfraude in de gevangenis zit. Met alle geweld regeringsleider willen worden om zo uit de cel te komen of uit de cel te blijven – dat is niet alleen aan de Israëlische premier Netanyahu voorbehouden.

Erg uitnodigend is de keuze waarvoor zich nu twee derde van de Tunesische kiezers gesteld ziet (Saied en Karoui haalden samen maar 34,4 procent van de stemmen) helaas niet. Karoui bezit teveel zelfzuchtige Berlusconi-achtige trekjes om echt vertrouwen in te boezemen, ook al lijken zijn politieke opvattingen op zich niet onredelijk. En Saied is wel heel netjes, maar in sociaal-cultureel opzicht ook heel conservatief. Op de grondwet valt qua gelijke rechten voor iedereen niets aan te merken – maar wat blijft daarvan over als een president er zelf niet in gelooft?

Dan ten slotte Marokko. Dat is voor Nederland – net als Turkije – gezien het grote aantal immigranten bijna binnenlands nieuws. En dat nieuws is steeds minder opwekkend. Binnenlands regeert de zo modern ogende koning Mohammed VI, die na zijn brute vader een verademing leek, met steeds hardere hand, zoals de Berbers recent weer hebben ervaren. Hij is hooguit een wat mildere versie van de even ‘vlotte’ Saoedische kroonprins Mohammad bin Salman, al laat hij kritische journalisten nog niet in stukken zagen, maar sluit hij ze slechts op.

En buitenlands is de lange arm van Rabat nooit ver weg – zie nu de kwestie van de niet-opzegbare Marokkaanse nationaliteit. Hier zou Nederland, gezien de recente petitie, veel krachtiger voor de rechten van haar eigen landgenoten mogen opkomen, en dat het best ook – omwille van de effectiviteit – in Europees verband.

Washington Post-onderzoek: Trumps ‘travel ban’ was eigenlijk een ‘muslim ban’

0

The Washington Post concludeert op basis van data over uitgegeven visa dat de ‘travel ban’ door de Amerikaanse president Donald Trump wel degelijk een ‘muslim ban’ was.

Begin 2017 stelde Trump de zogeheten ‘travel ban’ in, een inreisverbod gericht tegen Iran, Jemen, Libië, Somalië, Syrië, Noord-Korea en Venezuela. Inwoners van deze landen mochten vanaf toen Amerika niet meer binnenkomen. Doordat hier vijf islamitische landen bij zitten, beweren tegenstanders dat Trump eigenlijk minder moslims het land in wilde hebben.

Data van The Washington Post lijkt hen gelijk te geven. Tussen maart 2017 en juni 2019 daalde het aantal visa dat werd uitgegeven aan immigranten uit de vijf moslimlanden dramatisch, terwijl het aantal uitgegeven visa aan Noord-Koreanen en Venezolanen stabiel bleef.

In oktober 2017 werden er aan mensen uit de vijf moslimlanden nog 1.419 visa verstrekt. Dit daalde tot 69 via in januari 2018. In diezelfde tijdspanne bleef het aantal visa wat aan mensen uit Noord-Korea en Venezuela werd stabiel, rond de 270.

Sinds de ‘travel ban‘ in werking trad kreeg 98 procent van de mensen uit de vijf moslimlanden nul op het rekest toen ze een visum aanvroegen. 2 procent kreeg een ontheffing. Uit de data van de Amerikaanse overheid wordt echter niet duidelijk hoeveel van die 2 procent uiteindelijk een visum hebben gekregen.

De islamitische burgerrechtenorganisatie Council on American-Islamic Relations (CAIR) stelde vorige week dat er een piek was in anti-moslimincidenten nadat Trump begin 2017 zijn ‘travel ban’ instelde.

Sylvana Simons verklaart PVV-kiezer de liefde: ‘Ik houd wél van jou’

1

BIJ1-leider Sylvana Simons heeft het electoraat van PVV en Forum voor Democratie de hand gereikt. Dit deed ze gisteren in Amsterdam, op een partijbijeenkomst met als titel Voorbij de witte onschuld.

De avond van BIJ1 stond in het teken van het boek Witte Onschuld van professor Gloria Wekker. Volgens Wekker streeft BIJ1 naar ‘radicale gelijkwaardigheid’. Daarvoor moet je niet alleen racisme wegnemen, maar ook seksisme en sociaaleconomische ongelijkheid. Deze verschillende vormen van ongelijkheid doorkruisen elkaar bovendien ook nog eens een keer, stelt zij.

Psychiater Glenn Helberg was ook aanwezig. Hij vertelde over zijn ervaringen met alledaags racisme. Zo wordt hij vaak aangehouden door de politie, omdat hij als zwarte man rondrijdt in een mooie Saab. ‘Wij rijden natuurlijk normaal in BMW’s rond’, grapte Helberg.

In haar toespraak kondigde Simons aan dat BIJ1 van plan is om aan de Tweede Kamerverkiezingen mee te doen. ‘Die zetel die komt er. Niet één, voorspel ik, maar twee of drie.’ Verder benadrukte Simons dat de partij nu al invloed heeft. ‘Wij bepalen het discours. Er wordt naar ons geluisterd.’

Simons zei niet de discussie aan te willen met tegenstanders die toch niet willen luisteren. ‘BIJ1 verbindt mensen die het snappen en verwelkomt mensen die het willen snappen. Ik wil geen energie verspillen aan de Wierd Duks van deze wereld.’

Maar dit betekent volgens Simons niet dat BIJ1 het electoraat van de PVV en Forum voor Democratie de rug toekeert. BIJ1 komt op voor mensen uit de ‘witte onderklasse’, ook al proberen populistische politici deze mensen tegen haar op te zetten, zegt Simons. ‘Jij hoeft niet van mij te houden, maar ik houd wél van jou.’

Hoe rechts het nieuwe normaal is geworden

2

Het is een zonnige novemberochtend. Ik heb net mijn twee kinderen naar de basisschool gebracht en ben onderweg naar mijn werk. Op de rijbaan naast de mijne komt een andere auto stil te staan. De twee inzittenden in de auto gebaren naar mij en roepen wat door hun open raam. Ik kan het niet verstaan en open mijn raam.

‘Rot op naar je eigen land!’, roepen ze. ‘Wat?’, vraag ik verbluft. Dit had ik niet verwacht. Wel iets als ‘Je knipperlicht staat aan’, of ‘Je deur is niet goed dicht’. Op mijn ‘Wat?’, roepen ze weer ‘Dat je moet oprotten naar je eigen land!’ Het stoplicht springt op dat moment op groen en ze racen weg. Ik herpak mijzelf en rijd ook door.

Wat mij is overkomen wil ik niet wegzetten als een incident. De sociale media staan vol met dergelijke uitlatingen, vaak in nog hardere en ergere bewoordingen. Opiniemakers zoeken de verklaring voor uitlatingen op sociale media in de zogenaamde anonimiteit. De verharding en vreemdelingenhaat, die wellicht nu voor de mainstream op het internet zichtbaar zijn geworden, hebben minderheden – de ene groep meer dan de andere groep – in het dagelijks leven al in een vroeg stadium aan den lijve ondervonden. En zij ondervinden dit nog steeds.

Dat deze verharding en vreemdelingenhaat zich ook voordoen in de media, in de politiek en in het dagelijks leven valt de mainstream in Nederland echter niet op. Maar let op: een aantal karakteristieken van het extreemrechtse denken begint door te sijpelen naar de mainstream. Denk hierbij aan het anti-immigratie- en anti-islamdiscours, de kritiek op de zogenaamde linkse elite en de verheerlijking van de eigen cultuur. Deze ontwikkeling wijst erop dat extreemrechtse ideologieën breed in de maatschappij ingedaald zijn.

Dat was niet altijd het geval. In de jaren tachtig en negentig van de vorige eeuw reageerde Nederland zeer afwijzend op de statements van Hans Janmaat van de Centrumpartij: ‘Vol is vol’ en ‘Nederland voor de Nederlanders’. Maar halverwege de jaren negentig begon daar verandering in te komen.

De toenmalige VVD-leider Frits Bolkestein liet zich diplomatieker uit dan Janmaat, maar zijn boodschap was hetzelfde: de grote toestroom van vluchtelingen moest beperkt worden. De toevoeging van Bolkestein dat de normen en waarden van immigranten een gevaar vormden voor de westerse cultuur, en dan vooral dat de normen en waarden van de islam zeshonderd jaar zouden achterlopen op die van de westerse beschaving, ondervond weinig verzet. Het was misschien wel de eerste keer dat binnen het minderhedendebat specifiek de islam werd gestigmatiseerd als een gevaar voor de Nederlandse samenleving.

Niet lang daarna won Pim Fortuyn aan populariteit. Hij dankte zijn bekendheid aan zijn column in Elsevier, maar werd pas echt bekend toen hij in augustus 2001 aankondigde de politiek in te zullen gaan. Fortuyn ‘verrijkte’ het debat met zijn pleidooi om artikel 1 van de grondwet, waarin het non-discriminatiebeginsel is vastgelegd, af te schaffen en met zijn opmerking ‘De islam is een achterlijke cultuur’. Professor Pim hekelde de ‘islamisering’ van Nederland, die hij vooral zag in de vestiging van moskeeën.

Na Fortuyn kwamen de PVV, nationaal en internationaal berucht vanwege haar anti-islamstandpunt, en Forum voor Democratie van Thierry Baudet. Al deze extremistische stromingen zingen hetzelfde liedje: wees trots op Nederland, immigratie moet worden tegengegaan, de EU moet op een afstand worden gehouden en de islam moet worden bestreden.

De ‘gewone Nederlander’ is in werkelijkheid een ‘witte man’

Ronduit verontrustend is dat partijen als VVD en CDA steeds meer in dit populistische discours worden meegezogen. In de gevestigde media wordt de VVD als een liberale partij voorgesteld, terwijl Klaas Dijkhoff vorig jaar een pleidooi voerde om wetsovertreders in ‘probleemwijken’ dubbel zo zwaar te straffen. Een puur discriminerend voorstel, wat in strijd is met de principes van onze rechtsstaat.

Het CDA heet een middenpartij te zijn, maar is onder Sybrand Buma behoorlijk verrechtst om de ‘gewone Nederlander’ maar van dienst te kunnen zijn. Buma is nu burgemeester van Leeuwarden geworden, maar het CDA is niet van koers veranderd – wat de H.J. Schoo-lezing van Wopke Hoekstra bewijst, die allemaal flauwe clichés over islamitische migranten ophoest.

Daarnaast zijn ook linkse partijen niet ongevoelig voor de populistische verleiding. Lodewijk Asscher heeft sympathie voor de Deense sociaaldemocraten, die voor migranten de deur potdicht doen. En de SP vertoont een griezelige overeenkomst met de rechtse partijen als het gaat om migratie en Europa.

Het beruchte filmpje over ‘Hans Brusselmans’ had zo uit de koker van de PVV of Forum voor Democratie kunnen komen. Maar kwalijker vind ik dat de SP bereid is om vluchtelingendeals te sluiten met Noord-Afrikaanse landen om de komst van migranten tegen te gaan. De geest van Gastarbeid en kapitaal, de beruchte anti-migratiebrochure van de SP uit 1983, is terug van nooit helemaal weggeweest.

Ten slotte zorgt het dominante discours in ons land ervoor dat nieuwkomers DENK, NIDA en BIJ1, die opkomen voor radicale gelijkwaardigheid, als ‘allochtonenpartijen’ worden weggezet. Terwijl we hun emancipatieagenda juist zouden moeten omarmen. Met andere woorden: de ‘gewone Nederlander’ is in werkelijkheid een ‘witte man’. Nieuwkomers dienen zich in feite aan te passen aan de Nederlandse normen en waarden, die zelden ter discussie worden gesteld.

Maar de cocktail van nationalisme en anti-immigratie blijft niet beperkt tot de politiek. Het leidt tot een algemene aversie tegen moslims en mensen van kleur, die ook op straat steeds merkbaarder wordt. ‘Rot op naar je eigen land.’ En ik ben nota bene in Eindhoven geboren.

Zuid-Afrikaanse literatuur: net zo verdeeld als het land zelf

1

Deze week vindt de vierde editie van de Week van de Afrikaanse Roman plaats. Vijf Zuid-Afrikaanse dichters en schrijvers trekken door Nederland en Vlaanderen om aandacht te vragen voor hun werk. ‘In Zuid-Afrika ben ik altijd een bruinskrywer geweest.’

In de Centrale Bibliotheek in Den Haag wordt het begin van de week feestelijk ingeluid door Writers Unlimited. Dit jaarlijkse literatuurfestival brengt schrijvers, denkers en publiek samen om buiten de grenzen van talen en culturen te treden. De schrijvers, die één voor één het podium op komen om door Abdelkader Benali geïnterviewd te worden, spreken dan ook Afrikaans. Volgens initiatiefneemster Ingrid Glorie, coördinator van de Week van de Afrikaanse Roman, is het belangrijk dat deze taal gesproken wordt.

‘Als Nederlanders Afrikaans horen denken ze vaak: ‘Hé, hier zit iets in dat ik begrijp.’ Ze komen erachter dat ze het eigenlijk best goed kunnen verstaan.’ Voor Ingrid is het zaak om de zichtbaarheid van de Afrikaanse literatuur te vergroten, zodat verhalen en ideeën met een breder publiek worden gedeeld. Maar van alle elf officiële talen die Zuid-Afrika kent, wordt het Afrikaans door sommigen ook beschouwd als ‘de taal van de onderdrukker’.

Zuid-Afrika kent een turbulente politieke geschiedenis en het lijkt dan ook bijna onmogelijk een roman te schrijven die niet van deze geschiedenis doordrongen is. Desondanks is de invloed die het koloniale verleden en de rassensegregatie op de schrijvers gehad heeft voor ieder totaal verschillend. Eben Venter, die in de bibliotheek als eerst op het podium verschijnt om te vertellen over zijn nieuwe roman Wolf, wolf, is opgegroeid in de Oostkaap. Hij studeerde filosofie, kwam ‘uit die kassie’ en emigreerde naar Sydney. De vrijheid die hij daar vond had hij nodig, vertelt hij, als een ‘laagje bovenop de Zuid-Afrikaanse identiteit’.

Eben Venter (links) in gesprek met Abdelkader Benali (rechts) (Foto: Merel Aalders)

Door zijn ervaring met migratie merkte Venter dat hij de Zuid-Afrikaanse taal meer van buitenaf is gaan beschouwen. Hij leerde de taal als construct te zien en het op zijn eigen manier in te zetten. Ook schonk Zuid-Afrika hem een verhoogd bewustzijn van ‘indirecte discriminatie’, iets dat hem in Australië bleef achtervolgen. Van alle schrijvers lijkt hij het meest geëngageerd. Toch ziet hij zijn eigen taak vooral als het laten zien van de verschillende brokstukken, de ‘tonelen’, zoals hij ze noemt, van een mensenleven.

De tweede spreker, Valda Jansen, debuteerde in 2016 met haar roman Hy kom met die Skoenlappers. Voor haar is de Zuid-Afrikaanse geschiedenis vooral ‘voelbaar’. In haar werk is ze niet bewust bezig een geschiedenis te vertellen, maar het racistische apartheidssysteem, dat tussen 1948 en 1990 het politieke en sociale leven in Zuid-Afrika reguleerde, heeft een onontkoombaar grote impact op haar leven en werk gehad.

‘De apartheid is mijn Anglo-Boerenoorlog,’ zegt Jansen. Deze oorlog werd in 1899-1902 gevoerd door de Britten en de Nederlandstalige Boeren. Het verdriet dat achterbleef is voor haar vergelijkbaar met de pijn die de apartheid voortbracht. Schrijven is voor haar pijnlijk geweest, omdat men vaak heeft geprobeerd haar de mond te snoeren. In haar omgeving wilde niemand het verleden nog voelen. ‘‘Je moet het vergeten’, werd er tegen mij gezegd. Zo heb ik lang gedacht dat mijn woorden niet belangrijk waren.’

Valda Jansen (Foto: Merel Aalders)

Feministische schrijvers

Ook op het podium verschijnen Pieter Odendaal, die zinnelijke poëzie voordraagt, en Karin Brynard, schrijver van thrillers. ‘Een misdaadroman in Zuid-Afrika is eigenlijk een gewone roman,’ grapt zij. Door haar werk als journalist heeft ze een sterke interesse in maatschappelijke vraagstukken. In haar romans verwerkt ze dan ook rauwe thema’s als de ‘plaasmoorde’ op Zuid-Afrikaanse boeren, de corruptie van de politie en de armoede van de San, ook wel Boesmans – ‘Bosjesmannen’ – genoemd. Net als Riana Scheepers, die voordraagt uit haar meest recente roman Stormkind, behoort Brynard tot de nieuwe generatie feministen uit de post-apartheidsjaren.

Na 1994, toen de apartheid definitief werd afgeschaft en Nelson Mandela president werd, heeft er een bevrijding van de taal plaatsgevonden, vertellen zij. Voor 1994 had de literaire elite een claim op het Afrikaans. Door een verbreding in de letterkunde kon de taal worden gedemocratiseerd en ontstond er ontspanningslectuur.

Hoe komt het dat er allerlei feministische schrijvers opstonden? ‘Door de politieke emancipatie in die tijd ontstond er een broeierige energie,’ vertelt Scheepers. ‘Steeds meer vrouwen werden universitair opgeleid en raakten ontevreden over de patriarchale onderdrukking. Ik geloof dat als de tijd rijp is er altijd stemmen zullen zijn die naar buiten stromen.’

Ook Scheepers heeft een bijzonder levensverhaal. Ze groeide op in Vryheid in de oostelijke provincie Kwazoeloe-Natal, en haar jeugd vond voornamelijk plaats op een boerderij met Zoeloe-arbeiders, de grootste bevolkingsgroep van Zuid-Afrika. Daar leerde ze Zoeloe spreken en werd ze grootgebracht met de verhalen die er ’s avonds bij het vuur werden verteld. Haar fascinatie voor de orale vertelcultuur heeft haar sterk beïnvloed, evenals haar respect voor bevolkingsgroepen als de San, die eeuwenlang in barre ecologische omstandigheden hebben weten te overleven. De geschiedenis die zij meeneemt in haar romans begint dus eigenlijk nog vóór de twintigste eeuw en gaat vooraf aan het tijdperk van apartheid.

Karin Brynard (links) en Riana Scheepers (rechts) (Foto: Merel Aalders)

Scheepers’ werk bevat een door sjamanen geïnspireerde lyriek, iets dat ze zelf als ‘een gesprek met het hartkloppen van het eeuwige’ beschouwt. Je zou het magisch realisme kunnen noemen, maar, zegt ze: ‘Voor ons is dat nie magisch nie. Het is realiteit.’ Abdelkader Benali vraagt of ze er ook weleens van beschuldigd wordt zich een inheemse cultuur toe te eigenen. ‘Geen last van cultural appropriation?’ Een vervelende term vindt Scheepers dat. ‘Een schrijver is altijd een rebel, die zoekt zulke spanning op. Ik zou juist nooit iets veiligs willen schrijven.’

Vrijheid en inkadering

De vraag rijst hoe de schrijvers zich tot de literaire wereld verhouden. Voor Jansen is er niet echt sprake van een verhouding. ‘Ik schrijf voor mezelf,’ zegt zij de ochtend na de aftrap van het evenement in de lobby van het hotel waar ze verblijven. ‘In Zuid-Afrika ben ik altijd een bruinskrywer geweest. Een witte schrijver, dat is geen witskrywer, dat is gewoon een schrijver. Toen ik als journalist werkte was dat niet anders, ik ben altijd een journalist aan wie een bepaalde rol, een bepaalde identiteit werd toegeschreven. Maar ik kan mensen niet veranderen. Ik heb geen bepaald publiek voor ogen, ik schrijf omdat mijn woorden eruit moeten.’

Venter is het daar niet mee eens. Hij voelt een sterkere verantwoordelijkheid om problemen aan de kaak te stellen, hoe complex deze ook zijn. Ook hij gaat gebukt onder het juk van categorisatie. Omdat hij over homoseksualiteit schrijft, valt zijn werk soms ineens onder ‘gay-literatuur’. De schrijvers begeven zich constant in een spanningsveld: ze overschrijden grenzen om de canon te verbreden maar worden daardoor tegelijkertijd ook weer ingekaderd. Ook als dat gebeurt met de beste bedoelingen.

Zo’n goede bedoeling is bijvoorbeeld het BEE-beleid dat in Zuid-Afrika gevoerd wordt: Black Economic Empowerment, waarbij positieve discriminatie wordt ingezet om de economische verdeeldheid die de rassenscheiding veroorzaakte glad te strijken. Een sympathiek initiatief, maar het veroorzaakt ook nieuwe problemen, vertelt Venter: ‘Ik hoorde laatst weer van een literair evenement voor bruine en zwarte mensen, waar iemands echtgenote uit werd gezet omdat ze wit was.’ Het naar voren duwen van een achtergestelde groep zorgt zo in eerste instantie alleen maar voor een nieuw soort uitsluiting, in plaats van gelijkheid, stelt hij.

Kwaliteit in plaats van kleur

Een geforceerde herverdeling van de sociale structuur komt de vraag naar literaire kwaliteit niet ten goede. Toch beginnen er ook verbeteringen zichtbaar te worden in de wat stroeve ontwikkeling van een inclusieve, maar ook kwalitatieve canon. Zo zijn Jansen, Venter en Scheepers het er unaniem over eens dat de invloedrijke dichter Adam Small na lange tijd niet meer onvolprezen is en zich qua bekendheid zelfs kan meten met Zuid-Afrika’s bekendste dichter, Antjie Krog.

Adam Small en Antjie Krog (Foto’s: YouTube)

Small behandelde in zijn werk belangrijke maatschappelijke thema’s als armoede en onderdrukking, en had volgens de schrijvers voor zijn toneelstuk Kanna hy kô hystoe uit 1965 de prestigieuze Hertzogprys van de Suid-Afrikaanse Akademie vir Wetenskap en Kuns moeten krijgen. In 2012 is Small uiteindelijk toch erkend, en kreeg hij de prijs toegekend voor zijn gehele oeuvre. ‘Een beetje een troostprijs,’ volgens Scheepers, maar aan de andere kant vindt zij dit een teken dat de literaire canon steeds meer op kwaliteit in plaats van kleur gebaseerd wordt.

‘Ik ben eigenlijk heel erg bevoorrecht,’ zegt Scheepers. Ze bracht haar jeugd door op een beschermde plek. Zij heeft veel minder meegemaakt van de apartheid die bijvoorbeeld op Jansens leven zo’n grote invloed had. Jansen groeide op in een prachtige omgeving die voor haar gevoel nooit helemaal van haar was. Er waren delen van het kustplaatsje Strand waar zij niet mocht komen; er was schoonheid om haar heen die ze niet mocht aanraken. Maar voor beide schrijvers zijn persoonlijke verhalen belangrijke counternarratives.

‘De geschiedenis van de één is niet de geschiedenis van de ander’

Scheepers: ‘Iedereen kan de feiten van de Zuid-Afrikaanse geschiedenis leren kennen. Maar wat pas echt een indruk achterlaat is een menselijk verhaal. Je kunt je pas voorstellen wat er in dit land is gebeurd als iemand jou die ervaring laat zien, als je je kunt inleven in zo’n karakter.’ Venter beaamt dat, en voegt toe: ‘Veel mensen hebben geen idee wat er allemaal nog in Zuid-Afrika is gebeurd ná de bevrijding, na Nelson Mandela. De realiteit is ontzettend veelzijdig en complex. De geschiedenis van de één is niet de geschiedenis van de ander. De literatuur is even gefragmenteerd als het land zelf.’

Wat vooral niet bestaat, is dé Afrikaanse roman. De Week van de Afrikaanse Roman geeft een klein kijkje in wat enorm veelzijdig is: een land dat overstroomt van politieke en culturele verledens. De schrijvers laten zien dat er nog veel mogelijk is voor de Zuid-Afrikaanse literatuur, ook in Nederland. Oftewel, zoals ze zelf zeggen: ‘er is meer dan Antjie Krog.’

Ook dit weekend nog zijn de schrijvers op verschillende plaatsen in Nederland en Vlaanderen om te spreken over hun werk. Voorlopig is dit wel de laatste editie van de ‘Week van de Afrikaanse Roman’, omdat het evenement ondanks al zijn vrijwilligers te duur wordt.

Jaswina Elahi nieuwe columnist bij de Kanttekening

2

Jaswina Elahi is onderzoeker aan de Haagse Hogeschool. Voor de Kanttekening zal zij een maandelijkse column schrijven.

Elahi is gespecialiseerd in culturele diversiteit, sociaal werk, stedelijke kwesties en cultureel erfgoed. Dit voorjaar deed Trouw verslag van Elahi’s onderzoeksproject om het welzijn verhogen in de Haagse Molenwijk.

Ze is geboren in Eindhoven, studeerde Kunst en Cultuurwetenschappen in Rotterdam en promoveerde in de Filosofie aan Tilburg University. Haar proefschrift gaat over de behoefte van jongeren om etnische websites te bezoeken. Buiten haar academische werk om geeft Elahi les in Kuchipudi, een dansstijl uit Zuid-India. Ook schrijft ze over Bollywood-films.

Elahi’s eerste column verscheen vandaag: over hoe extreemrechts denken ‘is doorgesijpeld’ naar de mainstream. Waar Janmaat nog werd uitgelachen, worden partijen als CDA en VVD nu meegezogen in een radicaal discours, stelt zij. ‘De ‘gewone Nederlander’ is in werkelijkheid een ‘witte man’.’

Egypte: ruim duizend mensen opgepakt bij protesten tegen Sisi, aldus NGO’s

0

Bij de protesten tegen het regime van president Abdel Fattah al-Sisi zijn inmiddels meer dan 1.100 demonstranten gearresteerd. Dat melden Egyptische mensenrechtenorganisaties.

Ook een Nederlander is opgepakt: hij liet een drone vliegen boven een gebied waar gedemonstreerd werd. Het Nederlandse ministerie van Buitenlandse Zaken laat weten bijstand te verlenen.

Het startschot voor de demonstraties in onder meer de hoofdstad Caïro is een reeks video’s die de Egyptische zakenman en filmster Mohamed Ali twee weken geleden online zette. Daarin beschuldigt hij de president en het leger van corruptie. Met name eind vorige week laaide het protest op. Inmiddels heeft Ali aangekondigd morgen een nieuw demonstratie op te zetten.

In 2011 resulteerden dergelijke straatprotesten in Egypte tot het opstappen van de toenmalige president Hosni Mubarak, na dertig jaar heerschappij. Daarna leidden verkiezingen tot een regering van de islamistische Moslimbroederschap met Mohammed Morsi als president.

Veldmaarschalk Sisi kwam in 2013 aan de macht door deze regering af te zetten.. Onder Sisi zijn duizenden politieke tegenstanders, vooral leden van de islamistische Moslimbroederschap, opgepakt en in de gevangenis gegooid.