17.4 C
Amsterdam
Home Blog Pagina 795

‘Moslims moeten Nederland verdedigen’

2
De Kanttekening sprak imam Marzouk Aulad Abdellah, die zich inzet tegen homo-, joden- en moslimhaat en zich uitspreekt over abortus en euthanasie. ‘Je moet als imam de confrontatie aan durven gaan en gevoelige kwesties niet uit de weg gaan.’

Marzouk Aulad Abdellah promoveerde aan de al-Azhar Universiteit in Cairo op sharia en recht. Tegenwoordig is hij imam in Amsterdam en docent/onderzoeker islamitische jurisprudentie aan de Vrije Universiteit. In die hoedanigheid bereidt hij een monografie voor over islamitische ethiek en regelgeving in morele kwesties. Hij wil hiermee een richtsnoer bieden voor moslims die vragen hebben over hedendaagse ethische kwesties.

In hoeverre is islam te verenigen met de Verlichting en westerse democratie?
‘Islam kan met alles omgaan, dus ook met de Verlichting en westerse democratie, maar dat betekent niet dat elke moslim daar mee om kan gaan. Er is een grote kloof tussen wat de islam wil en wat moslims aan het doen zijn. Het probleem is niet de islam, het probleem wordt gevormd door sommige moslims, die niet op de hoogte zijn van hun religie. Ik ben er van overtuigd dat de islam een hele positieve bijdrage kan leveren aan een samenleving. God is in de eerste plaats barmhartig voor alle mensen, dus ook voor andersdenkenden. Een moslim heeft de opdracht deze barmhartigheid uit te stralen.’

Sharia wordt vaak direct geassocieerd met de hadd-straffen, het strafrecht dat pleit voor het afhakken van handen. Wat is uw visie op sharia?
Sharia is de leidraad voor het leven van een moslim. De vijf zuilen in de islam zijn in feite de basis van sharia. Deze basisprincipes ordenen het leven van de moslim. Het strafrecht zoals dat zich heeft ontwikkeld  in de loop der jaren van  de islam wordt ook sharia genoemd, maar dit strafrecht wordt tegenwoordig nauwelijks  uitgevoerd. Er  zijn helaas  moslims in deze tijd die het nodig vinden om deze straffen opnieuw in te voeren. Die straffen werden ook in de tijd van de profeet bijna nooit uitgevoerd, het was destijds bedoeld als afschrikking, het is bedoeld om mensen te waarschuwen voor slechte daden.’

Staat in de Koran niet dat afvalligheid met de dood bestraft moet worden?
‘In de Koran staat als iemand de islam verlaat dat hij gestraft zal worden op de Dag der Opstanding. Er staat niet dat die straf daadwerkelijk uitgevoerd moet worden. Binnen de rechtsscholen is hier altijd veel discussie over geweest. Ik vind het niet logisch dat iemand daarvoor bestraft wordt. Wat logisch is dat we de keuze aan de persoon zelf overlaten.’

Zijn er omstandigheden denkbaar dat u voor het uitvoeren van de doodstraf bent?
‘Nee, ik ben tegen de doodstraf. Als iemand de islam verlaat dan is dat zijn probleem en valt dat onder zijn verantwoordelijkheid. Ik hoop dat hem de ruimte wordt gegeven om zelf na te denken. Het gaat om zijn relatie met God, wij moeten ons daar niet mee bemoeien. Je kan zeggen maar het staat toch in de Koran dat het bestraft moet worden? Ja, maar als die straf nodig is dan moet God die straf uitvoeren, individuen mogen de wet niet in eigen hand nemen. Ik stel de Koran boven alle meningen en uitspraken van mensen. Zeker in deze tijd worden er door moslims allerlei uitspraken gedaan terwijl ze zich nooit echt verdiept hebben in islam. Het is de taak van de geleerden om helderheid te scheppen. De doodstraf uitvoeren wordt in de Koran gekoppeld aan de kalief en wij hebben geen kalief in de islamitische wereld. Een kalief moet gekozen worden door de hele moslimnatie.’

Er zijn moslims die de term Nederlandse islam hekelen, hoe denkt u daarover, bent u voor een Nederlandse islam?
‘Ja en die zal er ook komen. Imam  al-Shatbi’i  heeft ooit gezegd dat vraagstukken altijd behandeld moeten worden op basis van drie belangrijke factoren: de context, de omstandigheden en de verandering van de tijd. Ook de grondleggers van de rechtsscholen hebben hun vraagstukken behandeld op basis van deze drie factoren. Vandaag moeten we de vraagstukken die in Amsterdam aan de orde zijn bestuderen op grond van de Nederlandse context, omstandigheden en veranderingen. Sommige moslims zien de term Nederlandse islam inderdaad als iets negatiefs, ze suggereren dat je met deze term de Koran en de soenna verandert, maar dat is echt onjuist. Ik zie het als iets positiefs. De islam verandert niet, maar zij past zich aan, zoals zij dat altijd heeft gedaan.  Imam  al-Shatbi’i  veranderde juridische adviezen en uitspraken toen hij naar Irak ging en hij veranderde ze opnieuw toen hij naar Egypte ging. Fiqh (islamitische jurisprudentie) is mensenwerk en maatwerk. We moeten streven naar een eigen ‘minderhedenfiqh‘ in Europa. Als we een eigen islamitische traditie hier opbouwen dan kunnen we weerstand bieden tegen meningen van buitenaf die niet passen bij de context van Nederland en Europa. Het is ook in het belang van niet-moslims dat we hier geleerden met het nodige gezag opleiden die uitspraken die gedaan worden in Saoedi-Arabië kunnen verwerpen.’

In hoeverre is dat proces gaande?
‘Er is een Raad voor Fatwa en Onderzoek in Europa opgericht die zich richt op de westerse context. Als iemand een fatwa uitvaardigt aan Europese moslims dan moet hij echt op de hoogte zijn van de tradities en van hoe de samenleving werkt. Nu zijn er jongeren die op internet imams in het buitenland vragen over problemen in Amsterdam of Rotterdam. Dat zijn imams die nog nooit in Europa zijn geweest. We  weten meer over onze problemen in Amsterdam dan de rechtsgeleerden of moslimjuristen uit de Arabische wereld. Zij moeten zelf de islam vertalen naar hun context. Als een moefti niet op de hoogte is van de samenleving mag hij geen fatwa‘s uitspreken.’

U bent in het verleden betrokken geweest bij de oprichting van een imamopleiding bij hogeschool InHolland. Deze opleiding is niet van de grond gekomen. Veel van dit soort initiatieven sneuvelen voortijdig, waar ligt volgens u het probleem?
‘Het ging mis om tal van redenen.  Eén van die redenen is dat de kwaliteit moeilijk te waarborgen is. De tweede en derde generatie moeten net als de eerste en tweede generatie hun verantwoordelijkheid nemen en het heft in eigen hand nemen. Op masterniveau leiden we overigens al wel twee jaar imams op aan de VU.’

U bent naast religieonderzoeker ook imam. In welke taal preekt u?
‘Twee talen, de eerste Khutba (preek) in het Arabisch en de tweede Khutba in het Nederlands. Ik vind het ontzettend belangrijk dat imams in het Nederlands preken, de derde generatie spreekt meestal geen Arabisch meer. Daarnaast moeten de preken zelf ook gericht zijn op Nederland. Steeds meer Marokkaanse moskeeën kiezen voor preken in het Nederlands. Het zou heel mooi zijn als ook de Turkse Nederlanders deze trend zouden volgen. Het is belangrijk dat deze moslims zich ook echt Nederlands voelen. Zij moeten kiezen voor Nederland en daar ook naar handelen. Niet kiezen voor de slachtofferrol maar voor meedoen in de samenleving. Iemand met een Nederlands paspoort is in de eerste plaats Nederlander. Als een Turkse Nederlander het gevoel heeft dat hij Nederlander is en er bij hoort  dan zal hij ook eisen dat zijn imam Nederlands spreekt.’

Er is vaak discussie over de aard van de islam en of die wel of niet gewelddadig zou zijn. Uiteraard hangt dit samen met interpretatie, maar laat de islam niet meer ruimte voor een gewelddadige interpretatie dan het christendom, aangezien Jezus slechts een handjevol volgelingen had en geen politieke functie vervulde?
‘Dat hangt ervan af hoe je het bekijkt. De mensen die dat zeggen maken dezelfde fout als sommige moslims, namelijk dat zij het ontstaan van de islam niet bekijken vanuit de context van die tijd.’

Maar is het dan niet problematisch dat Mohammed naast spiritueel leider ook een veldheer was en gebieden veroverde?
‘De islam is neergezonden in een extreem gewelddadige tijd, dat is een gegeven waar ik niks aan kan veranderen. We kunnen niet ontkennen dat er toen een strijd was tussen allerlei religies en volkeren. Alleen die veldslagen moeten in die tijd blijven en moeten we niet naar deze tijd verplaatsen. Als je kijkt naar de aanleidingen voor die veldslagen dan zie je dat de Profeet niet spontaan een oorlog is begonnen. Het was actie en reactie. De moslims werden ook aangevallen. In principe is de islam tegen oorlog, de basis is vrede net als andere religies. De islam is heel helder over dat je vrede moet sluiten als het kan en je je moet verdedigen als het moet.’

We hebben in de wereld te maken met islamitisch geïnspireerd terrorisme, er is vaak discussie over of moslims daar nu wel of niet afstand van moeten doen. Wat adviseert u als imam aan uw toehoorders?
‘Ik zeg tegen de toehoorders van mijn preek dat zij die daden onmiddellijk moeten veroordelen. Ik hekel het als mensen zeggen ‘ja maar’. Terrorisme is een gevaar voor ons allemaal. De Profeet zelf verzette zich tegen mensen die radicaliseerden. Het veroordelen van zaken die een gevaar zijn voor de samenleving is een belangrijk principe in de islam. Neem die verantwoordelijkheid. Ik zie het als een plicht en ik vind dat we als moslims heel weinig doen aan onze plichten. Als het bijvoorbeeld gaat om radicalisering dan kan de imam een hele grote rol spelen. De moskee is het hart van de moslims, je moet als imam dan ook durven om de confrontatie aan te gaan. Gevoelige kwesties moet je zeker niet uit de weg gaan.’

Wat zegt u tegen een moslim die zegt: waarom moet ik dat veroordelen als ik er niets mee te maken heb?
‘De mensen die terreurdaden plegen zeggen zelf dat wat zij doen islamitisch is. De islam wordt besmet, natuurlijk moet je je dan als moslim aangesproken voelen. Als moslim zou je je juist extra verantwoordelijk moeten voelen.  Het is je taak als moslim om ieder mens te beschermen tegen dat soort geweld, ongeacht of hij jood, homo of christen is. Een belangrijk doeleinde van sharia is de bescherming van de mens.’

Hoe gaat u als imam om met homoseksualiteit?
‘Ik heb goed contact met de homobelangenorganisatie COC. Ze komen als organisatie ook in onze  moskee om hun doelstellingen uit te leggen. Het is voor mij vanzelfsprekend om tegen homohaat, jodenhaat en moslimhaat te strijden. We moeten elkaar als mensen respecteren en elkaar beschermen.’

Is het wel eens voorgekomen dat iemand bij u kwam en zei dat hij of zij worstelde met homoseksualiteit?
‘Dat komt voor. Ik heb dan een goed gesprek met die man of vrouw. Eén van de vragen die ik krijg is of degene nog welkom is in de moskee. Die vraag beantwoord ik altijd met ‘ja’. Als hij als homo wil trouwen dan is dat zijn keuze. Ik zal zijn keuze niet afwijzen, dat is niet mijn taak. Mijn taak is om voor te lichten over de islam. Niet om bepaalde keuzes die mensen maken om gelukkig te worden  te veroordelen. Als hij vraagt of hij een zonde pleegt dan is mijn antwoord: dat is tussen jou en God. Ik sta altijd naast de mensen. Mijn taak is om hem te omarmen en niet uit te sluiten.’

Homoseksualiteit is toch een zonde volgens de Koran?
‘Wat in de Koran staat is helder, maar dat wil niet zeggen dat zo iemand geen goede moslim kan zijn.  Bovendien mogen we ons niet bemoeien met iemands leven, we zijn geen rechters op deze aarde. Voor mij blijft hij een mens en ik zal hem altijd als zodanig behandelen en respecteren.’

U kiest dus voor de mens, geldt dat ook als het gaat om euthanasie en abortus?
‘De geleerden zijn verdeeld over deze ethische dilemma’s. Bij abortus gaat het om de vraag wanneer de geest ingeblazen is. Er wordt door de rechtsgeleerden onderscheid gemaakt tussen twee fasen, de fase voor inblazing van de ziel die volgens de meeste geleerden plaatsvindt na honderdtwintig dagen en de fase daarna. Na inblazing van de ziel wordt abortus gezien als een misdrijf. Maar voor de honderdtwintig dagen zijn er wel mogelijkheden bijvoorbeeld als de gezondheid van de moeder in het geding is, of als er sprake is van verkrachting. De stelregel is dat we niemand kunnen dwingen om het ene of het andere te doen. Mijn mening is dat elke situatie  anders is dus je moet het aan de persoon zelf overlaten. Euthanasie is een veel groter taboe, de meeste geleerden wijzen dit af. Een klein groepje geleerden is van mening dat euthanasie in bepaalde gevallen mogelijk moet zijn. Ik ben wel eens benaderd om advies te geven aan een familie die ‘de stekker eruit wilde trekken’. De stervende was in feite hersendood en lag aan de beademing. In zo’n geval vind ik dat niet de imam maar de arts in overleg met de familie de beslissing moet nemen. Als iemand feitelijk alleen door een apparaat in leven gehouden wordt dan kun je ook logisch redeneren. Logisch redeneren wordt in de islam ook gezien als legitiem.’

In christelijke kringen was euthanasie ook lang taboe maar dat is nu niet meer overal zo. Voorziet u een zelfde proces als het gaat om de islam?
‘Wie weet, ik sluit dat niet uit in de toekomst. Lijden wordt gezien als een beproeving en daar sta ik ook achter. Je moet daar als mens niet tussen komen. Aan de andere kant zorgt de medische wetenschap er juist voor dat mensen langer in leven worden gehouden met alle gevolgen van dien. Als je het sterven aan God overlaat was die persoon waarschijnlijk al gestorven.’

U schetst een islam die zich zonder problemen plooit naar de cultuur van een land. Veel niet-moslims zijn daar niet van overtuigd. Wilders staat heel hoog in de peilingen en wordt in maart mogelijk de grootste partij, begrijpt u de angst die zijn kiezers en andere Nederlanders hebben voor de islam?
‘In sommige gevallen begrijp ik die angst van niet-moslims maar in andere gevallen snap ik het niet. Politici vergroten bepaalde beeldvorming uit waardoor zij bijdragen aan nog meer polarisatie. Natuurlijk vind ik dat radicalisering en criminaliteit aangepakt moet worden. Het liefst door de moslims zelf. Moslims kunnen ook zelf bijdragen aan een positiever beeld. Ik vind dat moslims deze samenleving zoveel mogelijk moeten verdedigen waar het kan. Die roep dat we dingen moeten benoemen begrijp ik wel. Wilders kan en mag die problemen benoemen, maar niet mensen  tegen elkaar opzetten. We moeten zelf onze problemen benoemen en aanpakken. Daarmee laat je ook zien aan de samenleving dat je goede bedoelingen hebt.’

Het inreisverbod van Trump heeft tot de nodige ophef geleid. Bent u bang dat angst voor islam er voor zal zorgen dat de rechten van moslims ook in ons land worden ingeperkt?
‘In Nederland? Nee dat denk ik niet. Nederland is een land van coalities. Ik heb vertrouwen in onze rechtsstaat. De angst voor islam is een gevaar voor moslims. Moslims worden daar ook bang van. Ze zijn bang voor gewelddadige jihadisten én voor Wilders. We leven in een wereld van polarisatie momenteel maar polarisatie zal nooit een probleem oplossen. Alleen de gematigde krachten uit beide kampen kunnen een mooie sterke samenleving bouwen.’

‘Nederlanders moeten accepteren dat Nederland verandert’

0
‘Je kunt niet verwachten, en dat moet je ook niet eisen, dat mensen hun eigen cultuur afzweren, omdat ze in het Westen leven’, zegt Jozias van Aartsen. ‘De mensen met een niet-westerse achtergrond zullen zich gaandeweg ook meer aanpassen aan een nieuwe vorm van samenleven hier in West-Europa, maar dat heeft tijd nodig.’

VVD-senator Pauline Krikke volgde onlangs haar partijgenoot Jozias van Aartsen* op als burgemeester van Den Haag. Van Aartsen was sinds 2008 burgemeester. Op zijn afscheidsreceptie kreeg hij veel lof van verscheidene sprekers, onder wie minister van Buitenlandse Zaken Bert Koenders (PvdA). Koenders noemde Van Aartsen een ‘verbinder’ en een ‘bemiddelaar’ die voor het belang van de stad als geen ander altijd bereid was de partijpolitieke scheidslijnen te overstijgen. Van Aartsen kreeg als burgemeester uiteraard ook kritiek, vooral in de zomer van 2014, toen betogers met vlaggen van de terreurgroep IS zwaaiden bij een anti-Israël-demonstratie in de Schilderswijk. De Telegraaf uitte felle kritiek op de burgemeester, die niet zou hebben ingegrepen, omdat hij nog op vakantie was, en op Twitter werden berichten gedeeld met de hashtag WaarIsJozias. De Kanttekening sprak Van Aartsen op zijn laatste dag als burgemeester, onder meer over de Schilderswijk, het salafisme, nationalisten, integratie en alternatieve feiten.

Wat is de belangrijkste kracht van Den Haag?
‘De kracht van Den Haag zit in het feit dat we een hele groene stad zijn. We hebben de zee, met een kustlijn van ongeveer veertien kilometer. Daarnaast kun je zeggen dat Den Haag een stabiel stadsbestuur heeft gehad over de gehele periode sinds na de Tweede Wereldoorlog. Den Haag ontwikkelt zich van een stad die draaide op (rijks)ambtenaren en de diplomatie tot een stad die steeds internationaler wordt. De stad herbergt heel veel internationale instellingen, niet enkel de klassieken, zoals het Internationaal Gerechtshof, maar sinds een aantal jaar ook bijvoorbeeld het Internationaal Strafhof, Europol, Eurojust, diverse instellingen van de Verenigde Naties en er zijn heel veel ngo’s die hier neerstrijken. We zijn ook een centrum geworden op het gebied van cyber security. We mogen er blij mee zijn dat we als stad op tijd internationaler zijn geworden, want dat is het werk van de éénentwintigste eeuw. Daar moet de stad het straks van hebben. Het cliché van Den Haag als ambtenarenstad geldt nauwelijks meer. We hebben natuurlijk wel de rijksoverheid in huis, maar die krimpt alleen maar. Dat is overigens goed hoor, dat geeft niet zo veel.’

Iedereen moet normaal doen, vindt uw partijgenoot Mark Rutte. Doen Hagenaars normaal?
‘De Hagenaars die ik heb ontmoet doen normaal, ja. Er zijn natuurlijk ook Hagenaars die zich een beetje apart gedragen. Dat zien we wel eens bij demonstraties in de stad. We zijn absoluut de demonstratiehoofdstad van Nederland; er vinden hier zo’n 1.500 demonstraties per jaar plaats en vaak zitten aan een aantal daarvan ingewikkelde kantjes. Door de bank genomen zijn Hagenaars, Hagenezen en vooral Scheveningers, heel kritische mensen, ze kunnen enorm kankeren. Nu moet ik er wel bij zeggen dat dat in Amsterdam ook zo is, dus misschien is het wel een beetje Nederlands. Maar meestal zijn het mensen waar ik heel goed mee overweg kan.’

Er is al jaren veel kritiek op de Schilderswijk, waar een soort parallelle samenleving zou bestaan. Doen Schilderswijkers ook normaal?
‘Ik sta erom bekend dat ik dat verhaal, over kritiek op de Schilderswijk, gewoon niet wil horen. Ik ken de Schilderswijk en de nabijgelegen wijk, de Transvaal, goed. Er wonen veel mensen die het niet altijd gemakkelijk hebben. Het is geen rijke wijk, maar er zit ongelofelijk veel energie en ambitie. Als je naar de jongere generatie kijkt, dan zie je dat er velen zijn die je op weg moet helpen, maar dat is niet uniek voor de Schilderswijk. De Schilderswijkers zelf hebben het idee opgepakt om zelf meer voor hun eigen wijk op te komen om het goed te laten functioneren. Daar hebben de opéénvolgende colleges ook achteraan gezeten. Ik kan zo kwaad worden als iedere keer maar weer de bekende clichés over de Schilderswijk over tafel gaan. Wanneer een gemiddeld parlementslid over de Schilderswijk praat, gebeurt dat vaak op een negatieve manier. Dat doet heel veel onrecht aan de mensen die er wonen. Het creëert problemen voor hen, bijvoorbeeld op de arbeidsmarkt, omdat er sprake is van arbeidsdiscriminatie. Zo is het voor iemand die Fatima heet en in de Schilderswijk woont, soms net wat ingewikkelder een baan te krijgen dan iemand met een Nederlandse voornaam. De gemeente doet er heel veel aan om dat een halt toe te roepen, door middel van bijvoorbeeld het systeem van anoniem solliciteren.’

Hoewel sommige partijen, zoals VVD en Denk, er tegen zijn, schijnt anoniem solliciteren een groot succes te zijn. De gemeente Den Bosch heeft onlangs bekendgemaakt ‘het succesvolle voorbeeld van Den Haag’ te volgen. Mogelijk volgen binnenkort meer grote steden. Bent u trots op dit Haagse idee?
‘Ja, we zijn er zeker trots op. We lopen op wel meer dingen voorop. Het is overigens wel een beetje een algemeen kenmerk van Den Haag dat ze net iets te bescheiden is, daar heb ik dan ook negen jaar tegen gestreden. Anderen zijn soms net iets slimmer in het verkopen van Haagse ideeën.’

Toch nog even door op de Schilderswijk. Sommige mensen zijn bezorgd, omdat ze de wijk beschouwen als een bastion van het salafisme. Is die angst dan nergens op gebaseerd?
‘Het is een PVV-verhaal, dat niet waar is. Het probleem is dat vaak niet duidelijk wordt gemaakt wat het salafisme precies is, dat zie je ook weer terugkomen in debatten van de afgelopen weken. Ik denk dat er evenveel uitleg over is als over wat moslims in Nederland zijn. Grofweg genomen is er een vorm van de orthodoxe islam, zo’n orthodoxe stroming bestaat ook binnen het protestantisme in Nederland en zelfs binnen de Rooms-Katholieke Kerk. Het salafisme wordt vaak verward met het gewelddadig jihadisme of radicale stromingen die aangehangen worden door mensen die niet bereid zijn te integreren en zelfs vijandig staan ten opzichte van de samenleving. Beelden van de as-Soennah-moskee van tien jaar geleden worden tot op de dag van vandaag voorgeschoteld aan mensen, terwijl die moskee nu totaal anders is dan tien jaar geleden. Zo zie je hoe lang het doorwerkt. Daar kan ik af en toe zo kwaad over worden.’

Ook de wat ‘mildere’ stromingen van het salafisme zijn echter vrij extreem, vooral naar westerse maatstaven. Dat zorgt voor frictie.
‘Het klopt dat het salafisme een heel orthodoxe vorm van de islam is, en ik heb er zelf niets mee, net zoals ik niets heb met het orthodox-protestantisme. Maar we hebben in dit land vrijheid van meningsuiting en vrijheid van godsdienst. Daar moet de overheid zich niet te veel mee bemoeien, tenzij er mensen zijn die dit land of deze stad afschuwelijke dingen willen aandoen. In dat geval moet er keihard repressief worden opgetreden. Dat heeft het Openbaar Ministerie dan ook gedaan naar aanleiding van de ronselpraktijken van al die ronselaars in de Schilderswijk. Dat is in 2013 begonnen en het heeft tot zware veroordelingen geleid.’

Sommigen kunnen er maar moeilijk mee omgaan dat Nederland verandert. Wat is uw boodschap aan hen?
‘In algemene zin is het zo, en dit heb ik vaak gezegd, dat Nederlanders moeten accepteren dat Nederland totaal aan het veranderen is. Het land heeft een grote moslimbevolking en het is fout om te denken van ‘we zijn tolerant ten opzichte van moslims’. Nee, ze horen er helemaal bij! Het zijn Nederlandse staatsburgers! Met rechten en plichten. Het is belangrijk om dat uit te stralen, en niet zoiets te hebben van ‘ze zijn er wel, maar ik wil ze niet zien’. De Nederlandse samenleving verandert fundamenteel.’

Uw partijgenoot Ybeltje Berckmoes wil de grenzen sluiten voor jonge mannen uit het Midden-Oosten en Afrika. ‘De wijze waarop zij dit zegt, verklaart waarom ze niet op de lijst (kandidatenlijst voor de Tweede Kamerverkiezingen van 15 maart, red.) staat’, reageerde VVD-fractievoorzitter Halbe Zijlstra. Wat vindt u van Berckmoes’ uitspraak?
‘Ik ben het eens met Zijlstra.’

De VVD stelt dat de grenzen dicht noch wijd open moeten, maar dat er grenzen gesteld moeten worden. Wat vindt u daarvan?
‘Ik heb verantwoordelijkheid voor Den Haag gedragen als burgemeester, niet als VVD’er. Ik ben wel een VVD’er, maar als burgemeester sta je absoluut boven de partijen. Ik heb me de afgelopen jaren dan ook redelijk terughoudend uitgelaten over allerlei nationale politieke aangelegenheden. Desalniettemin sluit ik niet uit dat ik dat in de toekomst wel ga doen, maar nu, als burgemeester, doe ik dat niet.’

U zei onlangs in een toespraak dat nationalisten ‘simplistische, panklare oplossingen’ bieden. ‘Achter de radicale uitspraken gaapt een enorme leegte’, verklaarde u. Wie biedt wel échte oplossingen, de VVD?
‘Laat ik maar even bij Den Haag blijven. We doen veel om mensen te integreren en aan het werk te krijgen. De jeugdwerkloosheid is enorm. Samen met wethouder Rabin Baldewsingh hebben we in Den Haag een vorm van het arbeidsbureau teruggebracht, dicht bij de mensen, in onder meer de Transvaal. Daar ben ik erg trots op. We geven een enorme hoeveelheid geld uit aan werkgelegenheidscreatie. We geven veel geld uit aan onderwijs, aan voorscholen. Dat is erg belangrijk. Ik betreur het dan ook dat de nationale overheid er niet voor zorgt dat mensen die dit land binnenkomen en hier mogen blijven, kosteloos de taal kunnen leren. In Duitsland worden de kosten daarvoor bekostigd door de overheid, in Nederland moeten mensen daarvoor een lening afsluiten. Het is ongelofelijk dom van de overheid om die kosten niet te dragen, want je krijgt het altijd later op je bord. Zonder taal sta je met twee linkerhanden in een samenleving. In Duitsland zie je dat mensen met een migratieachtergrond vaak perfect Duits spreken, dat bewonder ik. In Nederland is het nog steeds een groot probleem; het feit dat de overheid de taaltraining niet bekostigd heeft daar veel mee te maken.’

U had het ook over ‘het tijdperk van de alternatieve feiten’, een verwijzing naar onder meer de retotiek van de Amerikaanse president Donald Trump. ‘Maar uiteindelijk zullen de rede en het optimisme overwinnen’, verklaarde u. Hoe gaat dat gebeuren?
‘Het is een kwestie van gezond verstand, rede en ratio. In veel speeches heb ik Spinoza, de grote filosoof uit Den Haag, aangehaald. In zijn tijd schreef hij onder grote druk van een samenleving die geïmpregneerd was met protestants denken, dominees lieten ook niet veel ruimte over voor andersdenkenden. Toch kwam Spinoza toen al op voor rede, vrijheid, vrijheid van denken. Uiteindelijk is dat de grootste kracht in de samenleving, als je de samenleving tenminste vrijheid geeft. Dat is de grootste zorg die we nu hebben over bijvoorbeeld Turkije, waarover bonskanselier Angela Merkel onlangs terecht kritische opmerkingen over heeft gemaakt. Maar de kracht van de rede en de vrijheid is zo sterk, het heeft de kracht van de zee, daarom komt het goed.’

Veel Turkse Nederlanders zijn slecht geïntegreerd, hoor je nu vaak, vooral sinds de mislukte staatsgreep afgelopen juli in Turkije. Sommigen stellen zelfs dat de integratie compleet is mislukt. Maar er is ook een ander geluid: antropoloog Thijl Sunier bijvoorbeeld zegt dat we geduld moeten hebben en dat het uiteindelijk wel goed komt. Wat is uw visie op deze kwestie?
‘Ik ben het eens met Sunier. Wij hebben overigens in Den Haag niet dezelfde fenomenen meegemaakt als in Rotterdam, zoals de pro-Erdogan-demonstraties. Toen ik in de Tweede Kamer zat als fractievoorzitter van de VVD, ben ik beziggeweest met dit vraagstuk. In die tijd heb ik mij redelijk verdiept in de situatie in Frankrijk. In Parijs heb ik gesproken met een politicoloog die veel onderzoek heeft gedaan naar integratie. Ook hij stelde dat het proces van integratie tijd nodig heeft. Het is een kwestie van tijd. Je kunt niet verwachten, en dat moet je ook niet eisen, dat mensen hun eigen cultuur afzweren, omdat ze in het Westen leven. Iedereen heeft een eigen culturele achtergrond waarmee die in het leven staat; dat geldt voor jou en ook voor mij. Laat wat dat betreft mensen hun eigen weg kiezen, dat geldt voor het geloof, maar ook voor de manier waarop zij hun leven willen inrichten. De Nederlandse samenleving verandert door de komst van mensen met een niet-westerse achtergrond. De mensen met een niet-westerse achtergrond zullen zich gaandeweg ook meer aanpassen aan een nieuwe vorm van samenleven hier in West-Europa, maar dat heeft tijd nodig. Helaas zijn er ook mensen die denken dat een radicale vorm van geloof, met gebruik van geweld, hier misschien ook zou passen, maar zij maken geen kans. Tijd is in ieder geval erg belangrijk in deze kwestie.’

Moeten we de Nederlandse cultuur verdedigen?
‘Dan komen we bij het thema van koningin Máxima: wat is de Nederlandse identiteit? Zij heeft gelijk, dé Nederlandse identiteit bestaat niet, want die identiteit verandert continu. Heel Europa is continu in verandering. Als je veertig jaar terug kijkt zou je een heel andere definitie van de Nederlandse identiteit geven. Als je naar de jaren dertig van de vorige eeuw kijkt, zie je totaal andere opvattingen en gevoelens dan nu. In die tijd was Nederland zeer doordesemd van christelijke waarden, zo ook de verkiezingsprogramma’s. Dat is er nu niet meer, of ja, het is er nog wel, maar het doordesemt de samenleving niet meer. Een samenleving is continu in verandering en het is niet altijd gemakkelijk om daar mee om te gaan, maar het is een gegeven. Daarom is er kritiek op de koningin, omdat je tot op de dag van vandaag best kunt zeggen wat Nederland nou tekent. Dat is namelijk het water, de zee, de strijd tegen het water. Daar verdienen we ook een ongelofelijke hoeveelheid geld aan, dus het is een economisch belangrijk aspect. Na de orkaan Katrina in Orlando gingen Nederlandse ingenieurs naar de Verenigde Staten om daar te helpen. Ook Jakarta en New York zijn plaatsen waar de Nederlanders hielpen bij waterproblematiek. Dat is wel heel Hollands. Het mooie ervan is vooral dat Nederland er tot op de dag van vandaag, ook voor een deel economisch, op draait. Het is iets dat volgens mij bijna iedere Nederlander mooi vindt.’

*Na het behalen van het diploma gymnasium-A op het Christelijk Gymnasium Sorghvliet studeerde Jozias van Aartsen (Den Haag, 1947) enige tijd rechten aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. Van 1970 tot 1974 was hij medewerker van de Tweede Kamer-fractie van de VVD. Tot 1979 was hij directeur van het wetenschappelijke bureau van de VVD, de Teldersstichting. Vervolgens trad hij in dienst bij het ministerie van Binnenlandse Zaken en was hij tot 1983 hoofd van het bureau secretaris-generaal, tot 1985 plaatsvervangend secretaris-generaal en tot 1994 secretaris-generaal. Na 1994 was hij onder meer voorzitter van het beraad van het College van Secretarissen-Generaal, commissaris van de N.V. RCC (Rijkscomputercentrum), commissaris van de N.V. SDU (Staatsdrukkerij/Uitgeverij), voorzitter van het bestuur van het jeugdtheatercentrum Stella en voorzitter van het bestuur van het Nederlands Instituut voor Kunsteducatie. Van 1994 tot 1998 was hij minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij in het kabinet-Kok II. In 1998 ging hij namens de VVD de Tweede Kamer in, waar hij enkele jaren fractievoorzitter (2003-2006) en politiek leider (2004-2006) van zijn partij was. Van 1998 tot 2002 was hij minister van Buitenlandse Zaken (1998-2002) in de kabinetten Kok II en Balkenende I. Van 2008 tot 2017 was hij burgemeester van Den Haag. In 2011 was hij betrokken bij de oprichting van The Hague Institute for Global Justice, een internationale denktank. Hij heeft verschillende prestigieuze onderscheidingen gekregen, waaronder Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw (1994) en Officier in de Orde van Oranje-Nassau (2002). Zijn vader Jan van Aartsen was minister van Verkeer en Waterstaat in de kabinetten Drees III en Marijnen en later commissaris van de Koningin namens de Anti-Revolutionaire Partij. Hij is getrouwd en heeft drie kinderen.

Zijn blote benen een onaantastbaar mensenrecht?

0
Onlangs bracht een handelsdelegatie van de Zweedse regering een bezoek aan Iran, om daar met een aantal multinationals lucratieve contracten te sluiten. De Zweedse regering telt tal van vrouwen en betitelt zichzelf als feministisch. In Teheran verschenen alle vrouwelijke delegatieleden – en dat waren er liefst elf – bij president Hassan Rohani conform de Iraanse zeden met hoofddoek op, ofschoon geen hunner zelf moslima was. Een kleine rel was geboren.

Cultureel psycholoog Keyvan Shahbazi, een voormalige Iraanse vluchteling, hekelde in De Volkskrant onder de titel Zweedse regering verraadt Iraanse vrouw met bezoek aan Iran deze culturele capitulatie. In Iran zelf vechten immers veel vrouwen tegen de verplichting een hoofddoek te dragen, als cruciaal zichtbaar onderdeel van een poging tot hun onderwerping aan de benepen normen van een theocratie, waarop door een paramilitaire zedenpolitie toezicht gehouden wordt. Shahbazi wijst op de fundamentele ongelijkheid die in Iran bestaat: vrouwen gelden er maar als halve mensen, ze erven maar de helft van wat hun broers erven en hun getuigenis weegt maar de helft van die van een man.

De Zweedse delegatie werd op de Iraanse tv geprezen, omdat ze respect betoonde met ”de verheffende islamitische culturele normen en waarden” van Iran, in tegenstelling tot ”de gecorrumpeerde binnenlandse na-apers die nog ijldromen over de verdorven westerse normen en waarden”, zoals Shahbazi de insteek van Teheran in eigen woorden samenvat. De Zweedse verdediging komt er op neer dat dit nu eenmaal de Iraanse cultuur is en men die als gast dient te respecteren. Door zich zo, om Mammon te dienen, bij hun bezoek aan de hoofddoeknorm aan te passen, steken de Zweedse vrouwen alle Iraanse die zich juist van dit korset pogen te bevrijden, een dolk in de rug.

Shahbazi kaart een heel moeilijk dilemma aan, waaraan westerse delegaties eigenlijk maar op één moreel bevredigende manier kunnen ontsnappen: door weg te blijven. Of door alleen maar mannen te sturen, maar ook dat zal niet zonder reden als zelfverloochening worden gezien. Want Europeanen (en Amerikanen) zullen het, vijf eeuwen van westers kolonialisme en imperialisme buiten het eigen continent indachtig steevast met wantrouwen bejegend, nooit goed kunnen doen.

Handelen zij zoals de Zweden, voegen zij zich naar een theocratie ”omdat dat nu eenmaal de cultuur” is, dan heet dat cultuurrelativisme: het Westen verraadt niet alleen uit handelsopportunisme zijn eigen waarden, maar laat ook geestverwanten elders in de steek. Handelen zij als Shahbazi verlangt, door de eigen normen ook buitengaats uit te dragen en dus de ter plekke dominante te negeren, dan heet dat al snel cultuurimperialisme. Dan staan niet, zoals nu, de seinen bij talloze zich onderdrukt voelende Iraanse vrouwen, maar bij talloze zich geschoffeerd voelende orthodoxe Iraanse moslims op rood. Het woord ”kruistochten” is dan nooit ver weg.

De kernvragen, hoe universeel is de eigen norm en hoe belangrijk is de kwestie waarom het gaat en tot welke compromissen kan en mag je bereid zijn zonder daarbij wezenlijke eigen waarden te verloochenen? Veel van wat wij in het Westen als universeel promoten, en dankzij de westerse dominantie van dat moment ook als ”universeel” in de statuten van de Verenigde Naties terecht is gekomen, is in feite toch heel wat minder universeel dan wij misschien zouden willen, en vaak tijdgebonden: het product van een bepaalde cultuur op een bepaald moment.

Voor alle duidelijkheid: het zijn waarden, waaraan ikzelf veelal zeer hecht, maar dat doet aan dit cruciale punt niets af. Anders dan natuurkundige waarheden die daadwerkelijk universeel zijn – de wet van de zwaartekracht geldt voor iedereen, van hoer tot ayatollah, ongeacht of je er zelf in gelooft, dus zelfs voor fakirs – zijn maatschappelijke waarden natuurlijk altijd aan het menselijk brein ontsproten. Mensenrechten als zelfbeschikking en onaantastbaarheid van het lichaam kan men op grond van een bepaald normen- en waardenpatroon (het ”natuurrecht”) beredeneren, men kan ze nooit objectief bewijzen. Daarmee bezit veel van wat wij in het Westen als vanzelfsprekend beschouwen, in de ogen van anderen een ongewenst karakter. Individuele (kleed)vrijheid voor vrouwen is zo voor gelovige moslims vaak al snel een vorm van vrijpostigheid – ook voor veel orthodoxe christenen en joden trouwens.

”Gij zult niet doden” is weliswaar een uitgangspunt dat de meeste godsdiensten met elkaar gemeen hebben, maar daarop volgt in de praktijk vaak toch een, per religieus cultuurgebied deels verschillende, reeks van uitzonderingsvoorwaarden, waaronder dat dan desalniettemin wèl is toegestaan. Dat begint reeds met het recht op zelfverdediging als je aangevallen wordt. Maar wat ”verdedigen” en ”aanvallen” is, is heel wat minder eenduidig dan die woorden suggereren. De vraag ”wie begon” is in de politiek afhankelijk van het nulpunt dat je als “vanzelfsprekend” kiest. Dat is voor bijvoorbeeld Israëliërs en Palestijnen al direct een ander.

Dat maakt het onvermijdelijk om bij het elders uitdragen van eigen waarden, en het zich aanpassen aan andermans, een zekere hiërarchie aan te brengen tussen wat echt essentieel en wat toch meer bijkomstig is. Dan zijn bestrijding van besnijdenis en uithuwelijking in elk geval urgenter dan die van een verplicht kledingstuk – ook indachtig het feit dat fundamentalistische joden en gereformeerden er dezelfde bekrompen kleednormen op nahouden èn in eigen kring onder vrouwen afdwingen, met de verplichte pruik c.q. lange rok als pendant van de verplichte hoofddoek bij moslima’s. En nog een halve eeuw geleden vonden de meeste Amerikanen een korte broek voor mannen of een bh voor vrouwen not done. Is de wens om er (overal) bij te lopen zoals je wil legitiem of decadent? Kortom: vormt met blote haren, buik of benen in het publiek verschijnen een onaantastbaar mensenrecht?

Wie is het volk?

0

In de aanloop naar de Tweede Kamerverkiezingen op 15 maart heeft de publieke omroep besloten het programma Het lagerhuis weer uit de mottenballen te halen. Het programma, dat van 1997 tot 2005 is uitgezonden, liet onder leiding van Paul Witteman een ‘dwarsdoorsnee’ van de bevolking met elkaar debatteren over actuele thema’s. Net als voor de Tweede Kamerverkiezingen van 2010 zullen er op de maandag tijdens De wereld draait door weer een aantal debatten plaatsvinden.

 Ik was al flink op weg toen ik onlangs de eerste uitzending zag; daardoor kreeg deze column een andere wending. Ik heb een aantal van die oude uitzendingen eens bekeken en hoewel veel hetzelfde is, zijn er toch ook heel opmerkelijke verschillen die goed in beeld brengen hoe het politieke debat met de opkomst van het populisme aan het verschuiven is. Wat bijvoorbeeld opvalt, is hoe vaak wordt verwezen naar ‘de bevolking’, ‘het volk’, ‘wij’ en ‘ons’. Veel meer dan twintig jaar geleden.

Geert Wilders en zijn trawanten beweren, net als Donald Trump, Marine Le Pen en al die andere volksmenners, dat zij opkomen voor de belangen van een overgrote meerderheid van de bevolking die genegeerd wordt door de politieke elite. Zij claimen dat die meerderheid ‘de bevolking’ is. De PVV-leus van dienst is ‘Nederland weer van ons’. In Duitsland werd de slogan wir sind das Volk de lijfspreuk van de DDR-bevolking die in 1989 de Berlijnse Muur omver haalde. Jaren later eigende de anti-islam-beweging Pegida zich de leus toe, maar nu om Duitse moslims buiten de samenleving te plaatsen.

‘Ik vertolk wat het overgrote deel van de bevolking vindt, maar dat de elite negeert.’ Die populistische babbeltruc kennen we van Wilders en zijn geestverwanten elders in Europa, maar het wordt dus steeds meer de discussiestrategie van heel veel politici. De hedendaagse politicus verdedigt niet een beleid of een programma, maar vertegenwoordigt de stem van ‘het niet-gehoorde volk’. De moderne politicus als ‘stemwijzerspreekbuis’. Dat gaat heel ongemerkt; sommige politici maken meer dan anderen gebruik van die truc. En vooral maar niet uitsluitend ter rechterzijde. In zijn ‘doe effe normaal’-brief een paar weken geleden was duidelijk wie Mark Rutte uitsloot, maar wie dan wel tot ‘het normale deel’ der natie behoort, bleef uitermate vaag. Zelfs de op het oog verzoenende taal van Lodewijk Asscher als het gaat om ‘onze basiswaarden’ verwijst naar een categorie mensen met een gedeelde overtuiging, maar wie vallen daaronder? En wat delen zij dan eigenlijk?

Politici verwijzen naar een denkbeeldige groep mensen die zij een stem willen geven. Dat klinkt misschien nobel, maar ik vind het een bedenkelijke ontwikkeling om een aantal redenen. Wie is ‘het volk’ eigenlijk? Wat wordt daarmee bedoeld? Wie er niet bij hoort, is altijd direct helder, maar wie dan wel? Juist de volstrekte vaagheid en de veerkracht van dat ‘wij’, maakt het tot een effectief fact-free politiek instrument. Door de grenzen ervan vaag te houden werkt het. En dan heb ik het niet alleen over de PVV, 50Plus en het ‘wij’ dat Denk hanteert; vrijwel alle politici doen het. Zij hebben het overgenomen van de populisten, die de uitvinders van het ongrijpbare ‘volk’ zijn.

Het succes van populisten is voor een belangrijk deel te danken aan hun vaagheid over wie zij nu eigenlijk voor ogen hebben met ‘het volk’ en de verbeelding die daar onlosmakelijk mee verbonden is. Het is duidelijk wie zij als hun tegenstanders beschouwen (‘de elite’, ‘de migranten’, ‘de moslims’), maar wie zijn ‘wij’? Enige tijd geleden waren het ‘de boze witte mannen’, maar daar hoor je nu weer wat minder over. Zijn het de laagopgeleiden? Wordt het volk gedomineerd door een hoogopgeleide elite? Ook wordt er wel verwezen naar de ‘gewone mensen’. Kortom vaagheid alom. Daar zit het probleem. Als ‘wij’ met zijn allen iets vinden of ergens zorgen over hebben, dan kan dat niet anders dan serieus worden genomen want ‘wij’ zijn in de meerderheid, per definitie. Doordat ‘wij’ een steeds heen en weer schuivende categorie is naar gelang de waan van de dag, kun je als politiek strateeg met kracht van argument sommige groepen buiten de deur zetten. Als je ‘wij’ echter precies zou definiëren, verliest de strategie onmiddellijk aan overtuigingskracht.

Wellicht dat sommige lezers dit allemaal allang weten, maar veel reacties op de mogelijke winst van populisten in Europa gaan toch vooral over wie zij uitsluiten en niet over namens wie zij dan wél spreken. Het zou mooi zijn als die vaagheid wordt doorgeprikt en aan de kaak wordt gesteld.

Waarom we wél demonstreren tegen Trump en niet tegen IS

0
Mahesvari Autar schreef onlangs in een gastcolumn in Zaman Vandaag dat westerse vrouwen aan selectieve verontwaardiging doen. Zij noemt het hypocriet dat zij wél een mars organiseren tegen de democratisch gekozen Amerikaanse president Donald Trump en niet tegen de massale verkrachting van yezidivrouwen door IS of de ontvoering van Nigeriaanse meisjes door Boko Haram. Het grab them by their pussy van Trump raakt haar niet, zo zegt zij zelf, wel dat Afghaanse meisjes met de dood bedreigd worden, want dat is veel erger. Zij verklaart niet te weten of Trump haar in een donker steegje zal lastigvallen, maar wel te weten als vrouw last te hebben van hangjongeren die in Nederlandse wijken seksistische opmerkingen maken.

Op die laatste inconsequentie zal ik hier verder niet uitgebreid ingaan –op het feit dat zij last heeft van seksistische opmerkingen van hangjongeren en niet van die van presidenten. Ik zou zeggen: die van Trump legitimeren in zekere zin die van de eersten en vormen een aanmoediging voor andere mannen om zich dan maar ook zo te gedragen. Waar het mij om gaat, is het probleem van de selectieve verontwaardiging. Haar constatering is juist, en tegelijk een beetje een open deur. Zij laat zich ook in deze kwestie, waar het om het al dan niet organiseren van protestmarsen gaat, in ieder geval verklaren.

Maatschappelijke verontwaardiging zal in de ogen van iemand die van buiten naar de aarde kijkt, vrijwel altijd selectief zijn. Drie factoren bepalen namelijk of men de straat op gaat. De eerste: of het zonder (groot) fysiek of juridisch risico kan, wat in westerse democratieën – anders dan in dictaturen – meestal zo zal zijn. De tweede: in hoeverre de kwestie je persoonlijk raakt en de gehekelde misstand ook als een bedreiging voor jezelf wordt ervaren – het hemd is hier nader dan de rok. De derde: of er enige kans bestaat dat zo’n demonstratie van invloed is en de zaken veranderen zal. Tussen de derde en tweede factor bestaat vaak een zeker verband: negatieve ontwikkelingen in verwante landen of sectoren kunnen gemakkelijker jouw bestaan beïnvloeden dan negatieve ontwikkelingen in een wereld die jou vreemd is. Hoe dan ook: ze verklaren waarom men in Nederland wel tegen Trumps verbale seksisme de straat opgaat en niet tegen de inderdaad veel ernstigere misstanden ten aanzien van de positie van vrouwen in delen van Afrika en het Midden-Oosten.

Wij voelen ons in Europa meer verwant met Amerika dan met pakweg Rusland. Wij verwachten om die reden dan ook meer van Washington dan van Moskou, als het gaat om het geven van het goede voorbeeld. Washington kan ons zo eerder teleurstellen dan Moskou, want van Vladimir Poetin verwachten wij niets. Daarvoor gaan wij niet de straat op, tenzij hij zelf letterlijk onze richting uitkomt, zoals bij de homodemonstratie tegen zijn bezoek aan Amsterdam een paar jaar geleden. Daarbij komt, of men een land zelf beter of slechter kent, en of men er bijvoorbeeld familie en vrienden wonen heeft.

Dat Poetin niet deugt: daaraan twijfelt niemand – van de populistische rechterhand van Marine Le Pen en consorten afgezien. Ook Trump hoort daar blijkens zijn bewondering voor autocraten overigens toe. En tot MH17 leek ook Geert Wilders in woord en daad Angela Merkel en Jean-Claude Juncker als een groter probleem voor het Nederlandse welzijn te beschouwen dan Poetin – sindsdien houdt hij over de anti-Europese ‘verdiensten’ van laatstgenoemde wijselijk zijn mond.

Het één en ander is bij de demonstranten gekoppeld aan de vrees dat Trumps voorbeeld ook in Europa navolging gaat vinden – zo stonden Le Pen en Wilders immers luidkeels te juichen bij zijn zege. De Amerikaanse politieke en constitutionele verhoudingen zijn meer vergelijkbaar met de onze dan de Russische, laat staan de Arabische. Ook is de culturele nabijheid veel groter: de meeste Europeanen herkennen zich en hun medeburgers alleen al in materieel opzicht gemakkelijker zowel in de maatschappelijke situatie in Amerika als in de toonaangevende politici, inclusief Trump, dan in die in Syrië en in Bashar al-Assad. Dat draagt bij aan de inschatting van verontruste Europeanen dat dat wat in Amerika onverwachts is gebeurd, ook in Europa zou kunnen gebeuren, terwijl dat voor het lot van de yezidivrouwen niet geldt. Dat bevordert de aandrang om te protesteren zeer.

De bereidheid daartoe valt niet los te zien van de hoop op enig effect – of die verwachting écht reëel is, is een tweede, maar het gaat om het verwachtingspatroon. Amerika is een democratie, waar de publieke opinie een belangrijke rol speelt. Ook in Amerika zelf hebben Trumps uitspraken aanleiding gegeven tot ongekend massale protesten tegen zijn verkiezing. Daarbij kan men zodoende ook in Europa gemakkelijker aansluiten.

Een dergelijke situatie doet zich ten aanzien van Boko Haram of de yezidi’s niet voor. Nog los van de veel summierdere berichtgeving, die ons met grote vertraging bereikt: niemand heeft enige illusie dat een protestmars de leiders van Boko Haram of IS op andere gedachten zal brengen – dat die zelfbenoemde kalief in Raqqa, die yezidivrouwen als seksslavinnen laat verkopen, na een boze optocht in Amsterdam zegt: dat doe ik voortaan misschien toch maar niet. En omdat de kans daarop klein is, blijft ook die optocht uit – hoe wrang dat ook is.

En wie dan, om aan de gruwelen een eind te maken, zich niet tot de zich doof houdende daders, maar tot de internationale gemeenschap wendt, komt meteen voor de vraag te staan: hoe kan men dat van buitenaf oplossen? Met militaire middelen, die vele extra slachtoffers zullen kosten? Met politieke, die onderhandelen met de grootste schurken vergen, die daarmee – zie Assads stijgende overlevingskansen in Syrië – vervolgens ongestraft wegkomen? Dan is de oplossing voor het Trump-probleem waarmee Amerika kampt net wat simpeler, en past die ook gewoon op een spandoek.

Katholieken vasten op hun eigen manier

0
Niet alleen moslims, ook katholieken en sommige protestanten vasten. De Kanttekening vroeg drie katholieken hoe zij de eerste week van de vastentijd hebben ervaren.

Officieel moet elke katholiek zich op vrijdagen en op speciale heilige dagen tijdens de vastentijd onthouden van voedsel. De kerk heeft de regels echter versoepeld en in de praktijk geven katholieken op een persoonlijke manier invulling aan het vasten. De eerste dag van de vastentijd heet Aswoensdag en viel dit jaar op 10 februari, de dag na carnaval. Op die dag gaan katholieken naar de kerk om een askruisje te ontvangen. Tijdens de mis wordt as ingezegend en worden gelovigen naar voren geroepen. De voorganger tekent met de as een kruis op het voorhoofd van iedere gelovige en spreekt daarbij de woorden ‘gedenk o mens, dat gij stof zijt en tot stof zult wederkeren’. Vanaf dat moment is de vastentijd officieel begonnen. De vastentijd eindigt op de laatste dag voor Pasen en duurt veertig dagen.

Koen

Hoe heb je afgelopen Aswoensdag beleefd?
‘Op Aswoensdag heb ik één grote maaltijd gegeten. Ik voelde me hongerig en slap, maar tegelijkertijd ook heel sterk. Ik voelde me die dag nog meer dan op de andere dagen van de vastentijd diep verbonden met God.’

Was het lastig om het vasten vol te houden?
‘Ja en nee. Ik ben het gewend. Enerzijds ben ik er mee opgegroeid en doe ik dit al vanaf mijn twaalfde, anderzijds heb ik er ook zelf voor gekozen. Ik ben vrij om een jaar over te slaan, maar heb het toch elk jaar nog gedaan, omdat ik mijn geloof wil verdiepen.’

Hoe ga je de rest van de veertig dagen vasten?
‘Op normale vastendagen eet ik normaal, maar probeer ik sober te leven. Ik zou in deze periode ook graag geld willen geven aan goede doelen, maar dat is iets wat ik me als student nu simpelweg niet kan veroorloven. Op Goede Vrijdag (de dag waarop de kruisiging van Jezus herdacht wordt, red.) vast ik net als op Aswoensdag de hele dag. Daarnaast en dat vind ik denk ik het belangrijkste, ben ik de gehele vastentijd meer met anderen bezig dan met mezelf.’

Vast je samen met je familie of ben je op jezelf aangewezen?
‘Ik ben in Brabant in het plaatsje Oss opgegroeid, mijn ouders wonen daar nog steeds. Vanwege mijn studie aan de Erasmus Universiteit ben ik op kamers gaan wonen in Rotterdam. Doordeweeks verblijf ik daar, zodoende was ik op Aswoensdag alleen in de kerk. Dat is soms lastig, maar het is ook een bevestiging dat je niet afhankelijk hoeft te zijn van anderen als het aankomt op je geloof. Daarnaast weet ik dat zij op datzelfde moment in Oss ook in de kerk zitten.’

Moet je vaak aan mensen uitleggen waarom je dit doet?
‘Heel vaak, mijn klasgenoten kennen alleen het tv-programma Veertig dagen zonder seks van de Evangelische Omroep. Ook in Oss begrijpen mijn vrienden het niet echt. Zij vieren carnaval als een groot zuipfeest, ik doe daar soms wel aan mee maar op een bescheiden manier, het religieuze element is bij mij nooit ver weg. Ik heb geen vrienden die op dezelfde manier omspringen met het geloof als ik. Gelukkig heb ik drie broers die wel dezelfde intenties hebben.’

Michiel

Wat betekent de vastentijd voor jou?
‘De vastentijd zie ik als een middel om in contact te komen met het hogere. Ik zie het niet als een gebod, maar meer als een mogelijkheid om het geloof uit te diepen. Afgelopen Aswoensdag heb ik gegeten zoals altijd. Normaal ga ik woensdagavond voetballen, maar het voetbal bleek te zijn afgelast. Ik bedacht me toen ineens dat het die dag Aswoensdag was en ben naar de kerk gegaan. Eigenlijk een toevallige samenloop van omstandigheden, het ene jaar haal ik het askruisje wel en het andere jaar niet. Ik voel me niet schuldig als ik het een jaartje oversla. Vasten doe ik voor mezelf. Het is goed voor lichaam en geest.’

Geloof je dat de as letterlijk door God is ingezegend?
‘Nee, dat is niet de manier waarop ik geloof. Ik zie het als een menselijk ritueel; rituelen kunnen dienen als middel om andere of diepere lagen in jezelf aan te spreken. De katholieke kerk biedt gelukkig de ruimte voor persoonlijke invulling tot op zekere hoogte, dat is ook één van de redenen waarom ik mij er thuis voel. Het is beeldspraak die het makkelijker maakt om de goddelijke macht te ervaren.’

Op welke manier vast je?
‘Vasten gaat voor mij over bewustwording van de overvloed en de kracht van verleidingen. Extraatjes die je niet nodig hebt maar wel lekker zijn probeer ik in de vastentijd af te slaan. Ik neem geen koek en snoep. Alcohol drink ik in principe niet, maar in sommige gevallen maak ik een uitzondering. Soms vind ik het sociale element belangrijker, als mijn vrienden alcohol drinken wil ik soms geen spelbreker zijn. Op zo’n moment kies ik er bewust voor om af te wijken van mijn principe. In andere gevallen overkomt het me, bijvoorbeeld als ik zonder nadenken een gebakje aanneem van een collega. Daar kan ik dan wel om glimlachen, ik zie dan mijn eigen zwakte en verwendheid.’

Raad je andere mensen aan om te vasten?
‘Zeker, het is voor iedereen goed om een bepaalde periode van het jaar stil te staan bij alle overdaad en verleidingen in de wereld. Vasten brengt veel goeds, niet alleen voor jezelf maar ook voor je omgeving. Je stimuleert de niet-egoïstische krachten. Overigens hoef je daar niet katholiek voor te zijn. Ik ben katholiek omdat ik daar mee ben opgegroeid en het dus een bekende weg voor mij is. Het vasten van moslims is wat dat betreft, denk ik, niet anders. (Schiet in de lach) Er leiden meerdere wegen naar Rome!’

Stephanie

Hoe ben jij de vastentijd ingegaan?
‘Een beetje anders dan normaal. Ik heb gewoon gewerkt en gegeten zoals ik altijd doe. Ik heb geen as gehaald, terwijl dit in eerdere jaren voor mij altijd vaste prik was. Wel ben ik de eerste zondag van de vastentijd naar de kerk gegaan. Er gaat nooit een jaar voorbij zonder dat ik bezig ben met de vastentijd.’

Hoe komt het dat dit jaar voor jou anders is dan andere jaren?
‘Ik kom uit Curaçao, daar is het vasten echt een groepsgebeuren. Je doet het daar echt samen, sinds ik in Nederland woon ben ik eerlijk gezegd het vasten een beetje gaan verslonzen. Ik voel mij daar schuldig over. Blijkbaar heb ik andere mensen nodig om te vasten. Als het allemaal op mij aankomt merk ik dat ik moeite heb om de discipline op te brengen.’

Kun je nu je geen as hebt gehaald nog wel volwaardig vasten?
‘Ja, voor mijn gevoel wel. Het is nooit te laat om te vasten. Het is een periode van veertig dagen waarin je elke dag weer je medeleven met Jezus en God kan tonen. God vergeeft iedereen die een fout maakt. Het feit dat ik geen as heb ontvangen betekent voor mij niet dat ik niet meer mee mag doen aan de vastenperiode.’

Hoe ga je de komende dagen vasten?
‘Op vrijdagen eet ik geen vlees en vis. Ook de overige dagen leef ik soberder dan normaal. Uit eten gaan doe ik in deze periode vrijwel niet en ik koop geen dingen die ik niet echt nodig heb. Soms doe ik ook mee met projecten vanuit de kerk. Zo heb ik via de kerk meegeholpen met het verzorgen van maaltijden voor ouderen in de buurt. Toch kan ik dat niet vergelijken met hoe het er op curaçao aan toe gaat. Daar is bijna iedereen katholiek, in de vastenperiode zijn er geen grote feesten en zijn de meeste winkels gesloten. Iedereen neemt het heel serieus, waardoor het voor mij ook makkelijker was om ook op die manier te vasten.’

Voor wie vast je?
‘Ik vast voor God en voor Jezus. Het is belangrijk om stil te staan bij het feit dat Jezus ook veertig dagen heeft gevast en dat hij dat allemaal heeft doorgemaakt voor ons. Door in zijn voetsporen te treden kun je de band met hem versterken.’

Waarom wonen zo veel moslims in Leerdam?

1
Percentueel gezien wonen de meeste moslims in Nederland in Leerdam, meldde het CBS onlangs. De Kanttekening sprak daarover zes Leerdammers.

Leerdam telt ruim 20.000 inwoners. Er wonen relatief gezien de meeste moslims, blijkt uit recent gepubliceerde cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), dat onderzoek heeft gedaan naar de religieuze verhoudingen per provincie en gemeente in Nederland. In de periode 2010-2015 bestond 18,6 procent van de Leerdamse bevolking uit moslims. Daarna volgen Den Haag (ruim 14 procent) en Rotterdam (ruim 13 procent). Voor Monique Ramdjiawan-Peterzen, woordvoerder van het CBS, is het geen verrassing. “Het kan goed dat er in een kleinere gemeente relatief meer moslims wonen. Alleen in Rotterdam en Den Haag is het meer bekend omdat daar absoluut gezien meer moslims wonen.” Een verklaring voor waarom Leerdam zo hoog scoort in het onderzoek heeft zij niet. Volgens de Leerdamse wethouder Bart Bruggeman bewijst het feit dat relatief gezien de meeste moslims in Leerdam wonen dat de stad “een kleurrijke doch vreedzame gemeente is”. Maar is dat ook echt zo? Is de integratie in Leerdam geslaagd of leven mensen langs elkaar heen? De Kanttekening bezocht Leerdam en vroeg inwoners of zij weten waarom de stad zo populair is onder moslims en wat zij daarvan vinden.

Mehmet Yanmaz, 27 jaar, woont drie jaar in Leerdam
“Ik weet niet goed wat Leerdam nu zo leuk maakt. Ik ben hier naartoe gekomen, omdat mijn vrouw hier woonde. Zij is in Leerdam geboren. Daarnaast heb ik hier mijn zaak. Het was dus gunstig om hier te gaan wonen. Leerdam is een fijne stad, maar wel erg rustig. In het centrum zijn er veel veel restaurants, maar wat we nodig hebben zijn bijvoorbeeld kledingwinkels, die zijn er minder. Daarvoor moeten we echt naar de grote stad. Als je om je heen kijkt zie je in Leerdam wel meer allochtonen dan Nederlanders. Het is een behoorlijke groep die hier woont. Dat gaat allemaal goed samen.”

Ahmad Abukar, 53 jaar, woont zestien jaar in Leerdam
“Leerdam is een belangrijke stad om meerdere redenen. Er zijn kassen waar mensen kunnen werken. Het kaasbedrijf Leerdammer bijvoorbeeld is bekend over de hele wereld. Friesland Campina is hier ook en we hebben een grote glasfabriek. Het is een rustige stad met veel verschillende nationaliteiten. Er wonen mensen uit Somalië, Eritrea, Syrië, Afghanistan, Irak, noem maar op. Samen bij elkaar en met elkaar. Ik kom oorspronkelijk uit Somalië en kwam hier als vluchteling. We wonen hier met onze kinderen en zijn heel blij en tevreden. De gemeente staat erg open voor mensen en we zijn hier goed opgevangen.”

Renee Kentie, 18 jaar, woont zes jaar in Leerdam
“Geen idee waarom er hier zo veel moslims wonen. De enige verklaring die ik zou kunnen bedenken, is dat het percentage hoger is, omdat Leerdam zo klein is. In West hebben ze laatst wel een nieuwe moskee gebouwd. Er komen daar verschillende culturen bij elkaar. In West is het vooral; je hoort erbij of je moet uitkijken. Dat geldt overigens voor alle bevolkingsgroepen. Het samenwonen gaat prima. Volgens mij zijn er niet veel problemen. Het is meer dat je ziet dat de ene zich anders gedraagt dan de andere, maar dat maakt verder niet uit. Dat is altijd zo.”

Cevdet Bal, 51 jaar, woont zijn hele leven in Leerdam
“Ik heb het nieuws van het CBS gehoord. Ik denk dat het met de werkgelegenheid te maken heeft. Door de glasfabriek is er veel werk. Mijn vader heeft daar ook gewerkt. Daarnaast zijn er genoeg faciliteiten. Er zijn twee winkels waar we boodschappen kunnen doen en twee moskeeën. We wonen hier heel plezierig. We hebben nooit te maken gehad met problemen.”

Gerard Jakobs, 59 jaar, woont zijn hele leven in Leerdam
“Ik denk dat moslims hiernaartoe trekken door de werkgelegenheid, bijvoorbeeld in de glasfabriek. In mijn beleving neemt het aantal nationaliteiten dat hier komt wonen toe. Ik heb er geen moeite mee. Alleen heb ik wel het gevoel dat de criminaliteit toeneemt. De laatste tijd zijn er een paar overvallen geweest in Leerdam. De daders zijn nog niet gevonden. Het is niet om te discrimineren, maar ik heb slechte ervaringen met Marokkaanse jongens. Wij wonen in een seniorenwoning die op de hoek staat. In de weekenden bonken jongeren op de ramen of trekken zij aan de bel. Dan ga ik wel eens naar buiten en dan zijn het meestal Marokkaanse jongens die je willen uitdagen. Voor de rest heb ik met niemand problemen. Ik ben twintig jaar taxichauffeur geweest, dus velen hier kennen mij. Ik heb een goede band met de jongens van de shoarmatent.”

Van Holten (wil niet met zijn voornaam in de krant), 65 jaar, woont zijn hele leven in Leerdam
“Er wonen veel buitenlanders in Leerdam. De families zitten hier en de rest volgt door gezinshereniging. Dat is overal wel denk ik, maar hier zie je het wel veel. Ik woon in West en daar wonen veel Albanezen, Afrikaantjes en moslims. Daarnaast wonen er in de stad ook veel Turken en Molukkers. Mijn buren, zowel onder als boven, zijn allemaal buitenlanders. Ik heb er geen last van en ben er gewend aan geraakt. ‘s Ochtends ga ik de deur uit en dan ben ik de hele dag van huis. Alleen tijdens Oud en Nieuw heb ik wat last, omdat ze dan vuurwerk afsteken. Verder vallen hier weinig doden en wordt er weinig gevochten.”

‘Mensen weten niet welke extra hordes ik moest nemen’

0
‘Het bleef hangen in verwijten, boosheid en appelleren aan de onderbuik van wanhopige, gefrustreerde migranten’, zegt Sylvana Simons  over Denk.

Sylvana Simons heeft geschiedenis geschreven. Ze is de eerste zwarte Nederlander die een politieke partij heeft opgericht, Artikel 1, waarmee ze meedoet aan de Tweede Kamerverkiezingen in maart. De politica was tot eind vorig jaar als kandidaat-Kamerlid actief voor een andere politieke partij, Denk. De Kanttekening sprak haar.

Wie of wat inspireert jou?
‘Mijn moeder liet me zien dat je als vrouw carrière kunt maken, een gezin kunt hebben én een leuk mens kunt zijn. Mijn beide ouders waren hoogopgeleid. Mijn moeder werkte bij het ICT-bedrijf IBM. Toen we in 1972 over kwamen vanuit Suriname, moest zij onderaan beginnen in de fabriek. Maar door veel te werken en te leren eindigde zij in een managementfunctie. Verder raak ik geïnspireerd door mensen als Martin Luther King en Malcolm X, maar ook door een gesprek met een dakloze. Daarnaast verrassen mijn kinderen mij dagelijks. Ik vind het vooral belangrijk een leerling te blijven. Als je je hart openstelt, is er veel mogelijk.’

Helpt die inspiratie bij alle negativiteit die je over je heen krijgt?
‘Daar heeft vooral mijn omgeving last van. Voor mijn kinderen gaat het natuurlijk niet om zomaar iemand. Het gaat om zijn moeder. Al scheelt het wel dat zij al hun hele leven een moeder hebben die bekend is. Zij weten dat op zich goed te scheiden, maar geen enkel kind vindt het leuk als hun moeder door het slijk wordt gehaald. Als het nodig is, praten we erover.’

Waarom was Denk een misstap?
‘Toen Denk mij benaderde, was de partij het enige alternatief voor de gevestigde partijen. De enige partij ook die over racisme sprak. En, eerlijk is eerlijk, ik hou ook wel van een beetje rebellie; ik ben er niet vies van om er met gestrekt been in te gaan. Gaandeweg merkte ik echter dat ik niet op mijn plek zat. Bij mijn entree had ik mijn kaarten op tafel gelegd en laten weten wat belangrijk is voor mij: vrouwenemancipatie, emancipatie van de LGBT-gemeenschap, verbinding tussen alle Nederlanders én dat betekent ook Turken onderling, Surinamers onderling en ga zo maar door. Je moet dan ook kritisch naar je eigen gemeenschap kijken. Ik kwam erachter dat wat ik te bieden had niet kwijt kon binnen Denk. Ik wilde de instituties aanpakken, het systeem; daar zit het racisme! Nu Artikel 1 er is, merken we dat mensen die bij Denk een drempel zagen, ons nu wél weten te vinden. Je kunt niet zeggen dat de Koerden je broeders zijn als je hun pijn niet voelt of erkent, of als je onrecht tegen alevieten niet wil zien. Als je jezelf niet kritisch onder ogen kunt nemen, hoe moet de ander jou dan serieus nemen? Dat geldt voor alle bevolkingsgroepen, uiteraard. Ook voor de witte arbeider. Inmiddels dreigt Denk met dwangsommen als ik en Ian van der Kooye (voormalig campagneleider van Denk en medeoprichter van Artikel 1, red.) over de partij praten in het openbaar. Inmiddels staat Van der Kooye op veertigduizend euro, ik kreeg een brief met een som van dertigduizend euro (door negatieve uitlatingen te doen over Denk hebben Simons en Van der Kooye contractbreuk gepleegd, zo redeneert Denk, red.). Wij worden daar niet echt warm of koud van. Geen rechter gaat Denk gelijk geven. Het enige wat wij niet willen, is de kiezers van Denk schofferen. Dat zijn oprechte mensen met een oprecht verlangen. Ook over de partij of organisatie zal je ons niets horen zeggen, vragen over onze persoonlijke ervaringen beantwoorden we gewoon.’

Hoe kijk je nu naar de ontwikkelingen in Turkije?
‘Ik wist en weet er niet veel van, de historische context ken ik niet goed genoeg. Daarom heb ik wekenlang binnen Denk gevraagd  ‘leg het eens uit, praat me eens bij, ik wil het snappen’. Ik volgde zoals iedereen het nieuws en ik had er veel vragen over. Die uitleg is er nooit gekomen, dus ik kan er nog steeds niet veel over zeggen. Iedereen ziet vanuit Nederlands perspectief wel dat daar het een en ander mis gaat. Toch blijft het gek dat Denk zich iedere keer moet verantwoorden voor wat er in Turkije gebeurt. Jij vraagt mij toch ook niet naar Desi Bouterse? Ik vind het alleen wel schijnheilig dat heel Nederland een mening heeft over Turkije, maar dat we over elkaar heen buitelen voor de goedkoopste tickets naar de Turkse kust. Ik hoor de laatste tijd vaak van mensen die zeggen dat zij in die tijd aanvragen deden die mij niet bereikt hebben.’

Wil je nu je weg bent bij Denk iets zeggen over de Armeense genocide die ontkend wordt door Denk?
‘Mensen denken onterecht dat ik die ontken. Ik weet niet wat er toen is gebeurd. Ik heb eigenlijk hetzelfde standpunt als de Nederlandse overheid, daarom zou ik zeggen: zoek het voor eens en voor altijd goed uit. Vind consensus en handel daar naar. Het is trouwens écht bizar dat, nadat ik had aangekondigd de politiek in te gaan, de allereerste vraag aan mij was: wat vind je van de Armeense genocide? Dat vind ik een schande. Ik heb ook wel geleerd van fouten. Bijvoorbeeld: Van der Kooye was verantwoordelijk voor de strategie van Denk. Dat kwam neer op de volgende pijlers: spraakmakend zijn, de media gebruiken om campagne voor je te voeren, omdat media nu eenmaal voorspelbaar zijn, en het belangrijkste: laat de media vertellen aan alle Turken dat er een ‘Turkenpartij’ is in Nederland. Dat wilde Selçuk Özturk, de voorzitter en werkelijke leider van Denk, eigenlijk niet, hij wilde van het label ‘Turkenpartij’ af. Van der Kooye adviseerde hem juist: er zijn zo’n vierhonderdduizend Turken in Nederland. Wat doe je daarna? Daarna vraag je er een Marokkaanse Nederlander bij, dan gaan mensen denken dat je een ‘moslimpartij’ bent. Er zijn zo’n één miljoen moslims in Nederland. Vervolgens vraag je er een Surinaamse Nederlander bij, wat gaan ze dan zeggen? Dat het een ‘allochtonenpartij’ is. Er zijn immers zo’n tweeënhalf miljoen allochtonen in Nederland. Dan vraag je een witte Nederlander erbij en is het circus compleet. Bekendheid bereik je door spraakmakend te zijn, door bijvoorbeeld het grote r-woord te gebruiken: racisme. Zo krijg je zaken in de media. Het heeft als strategie goed gewerkt, maar daar bleef het dan ook bij. Het bleef hangen in verwijten, boosheid en appelleren aan de onderbuik van wanhopige, gefrustreerde migranten. Op het thema verbinding liep het tussen mij en de heren dan ook stuk. Terwijl Van der Kooye en ik elkaar juist daar vonden. Als je eerst hard om aandacht roept en je krijgt die aandacht uiteindelijk, moet je wel wat te vertellen hebben. Zo van: hier is mijn hart, hier is mijn visie, hier wil ik naar toe. Dat gebeurde niet. Misschien was het te comfortabel, we kregen aandacht. De gedachte was misschien ‘als we gewoon lekker boos blijven, krijgen we wel een aantal zetels’, maar je moet op enig moment naar de inhoud.’

Artikel 1 heeft nog geen verkiezingsprogramma naar buiten gebracht. Dat maakt het lastig de partij inhoudelijk te beoordelen. Kan je een aantal prioriteiten van de partij noemen?
‘Rond de vijftiende deze maand presenteren we het programma. Enkele prioriteiten die er zeker in staan: we willen emancipatie voor seksualiteit en gelijke beloning voor man en vrouw. Ik wacht al mijn hele leven op een goede uitleg waarom die verdeling ongelijk is. Een dubbel paspoort mag geen reden zijn om te twijfelen aan loyaliteit. Het ouderschapsverlof willen we uitbreiden. Waarom mag een man maar twee dagen verlof na de geboorte van een kind? Religieus onderwijs is wettelijk vastgelegd, maar blijkt in de praktijk knap lastig. Het wordt soms zelfs al jaren tegen gewerkt. Zo kent Amsterdam geen islamitisch middelbaar onderwijs. De basis van dit alles is gelijkwaardigheid oftewel Artikel één uit de Grondwet.’

Nu we het toch over staatszaken hebben: de structuur van het Nederlands Koninkrijk maakt dat Nederland bijvoorbeeld in kan grijpen op Aruba, maar andersom niet. Wat vind je daarvan?
‘Het gaat niet om autonomie gunnen, het is hun mensenrecht om zelfstandig beslissingen te nemen. Daar gaat Nederland niet over. Sterker nog, sinds dat gebeurt, gaat het slechter met de eilanden. En wat doet Nederland eigenlijk voor hen?’

Je staat voor vrouwenrechten. Ben je voor een hoofddoek als de vrouw er zelf voor kiest?
‘Zeker. Het recht dat ik heb om geen hoofddoek te dragen is hetzelfde als het recht om er wél een te dragen. Ik kan dat niet verdedigen als wij niet allebei dat recht hebben.’

Hoe merk je als succesvolle, zwarte vrouw iets van witte privileges?
‘Mensen weten niet welke extra hordes ik moest nemen. Noem mij een situatie waarin een witte vrouw zich uitsprak over Nederland en vervolgens zo behandeld is als ik. De micro-agressie waar ik mee te maken heb is dagelijks ‘wat spreek jij goed Nederlands’, hoor je dan. Of dat het logisch is dat ik in de entertainment heb gewerkt, omdat ik zwart ben. Dat ik atheneum-advies had is gek en toen ik naar de balletacademie ging, was de reactie ‘ja natuurlijk, jullie dansen altijd zo goed’. Ik kan me geen fouten veroorloven want ik vertegenwoordig automatisch een hele bevolkingsgroep. Bovendien krijg ik de wind van twee kanten, immer ik krijg ook de vraag of ik nog zwart genoeg ben voor de zwarte gemeenschap. Iedere zwarte ouder heeft ooit tegen zijn of haar kind gezegd dat het dubbel zo hard moet werken om er te komen. Wij hebben niet hetzelfde recht van falen, wij hebben niet hetzelfde recht van succes. Als atleet Churandy Martina een wedstrijd wint staat in de kop van het krantenartikel dat hij een Nederlander is. Verliest hij dan is hij een Antilliaan. Zo werkt het. Nu is er een minister van Integratie die dan een handreiking moet doen, maar die hoef ik niet. Mijn zoon is in Amsterdam geboren, mijn dochter in de polder. Hoe Hollands wil je het hebben? Ik heb een paspoort gekregen waar ik niet om gevraagd heb, maar nu wordt me gevraagd dat te verdedigen. Je eigen identiteit zoeken is al moeilijk genoeg, dan krijg je dit er nog eens bij.’

Als je een vraag zou mogen stellen aan Donald Trump, wat zou die zijn?
‘Waar doet het zeer? Waar zit de pijn, Donald? Waar ben je zo bang voor? Ik spoor mensen aan om in de spiegel te kijken. Dat zou hij ook moeten doen. Ik zie een hele bange man. Angst voor de realiteit van zichzelf. Daarnaast is hij een klassiek voorbeeld van een narcist en die zijn altijd het meest bang voor zichzelf.’

Waarom meer vrouwelijke politici?
‘Honderden jaren mannelijke macht heeft ons gebracht tot waar we nu zijn. Daar zitten goede dingen bij, maar ook slechte. Waarom zijn wij vrouwen niet met vijftig procent vertegenwoordigd in de Tweede Kamer, terwijl wij ongeveer de helft van de mensheid vormen? Die norm ligt gewoon overal scheef. Neem de medische wereld: de standaard in de medische wetenschap is het mannelijk lichaam. Dat betekent dus dat symptomen bij vrouwen veel later worden geconstateerd en medicijnen voor mannelijke lichamen worden ontworpen. Dat is schandalig! Man en vrouw vormen yin en yang. Als we er generaliserend van uit gaan dat mannen rationeler en vrouwen emotioneler zijn, dan is er duidelijk behoefte aan het vrouwelijke om dat in evenwicht te krijgen. Waarmee ik trouwens niet zeg dat dit de enige normen zijn. Holistisch denken is zo belangrijk. Ik draai de vraag dan ook graag om: waarom niet? Er zijn simpelweg meer perspectieven nodig. Als je niet opkomt voor die universele gelijkheid, kom je alleen op voor je eigen gelijk en dat is onrechtvaardig.’

Frame mij niet als islamcriticus uit Leidse stal

0
In zijn vorige week gepubliceerde column (Beoordeel onderzoek op wetenschappelijke kwaliteiten) plaatst Zaman Vandaag-columnist Thijl Sunier mij in het kamp van de zogeheten ”uitgesproken critici van de islam”, uit de ”Leidse stal”. Een frame waar ik mijzelf niet in herken. Sunier schreef dat naar aanleiding van een debat met mij in het radioprogramma Nieuws en Co., over de kwestie rondom een onderzoek van academici van de Universiteit van Amsterdam (UvA), Annelies Moors, Martijn de Koning en Aysha Navest, waarbij Navest in een recent artikel in de NRC wordt omschreven als een online-jihadiste.

Graag kom ik terug op het debat dat plaatsvond tijdens de radio-uitzending. Sunier en ik verschilden van mening over het onderzoek van deze UvA-wetenschappers. Sunier stelde dat het, indien het op de juiste wetenschappelijke wijze verricht was, gewoon voor een goed wetenschappelijk onderzoek door kon gaan, ongeacht hoe de onderzoekers in kwestie er zelf instonden. Dat betoogt hij eveneens in zijn column. Hij stelt dat wanneer we mijn redenering in deze door zouden trekken, onderzoekers als ik dan ook geen onderzoek meer zouden kunnen doen. Maar mijn mening over het UvA-onderzoek is echter niet dat het niet geldig is, omdat de onderzoekers in kwestie niet geheel neutraal waren. Dat is naar mijn mening geen enkele islamwetenschapper, ook Sunier niet. Waar het mij bij om gaat is het feit dat het een onderzoek betrof dat directe implicaties had kunnen hebben voor onze nationale veiligheid, namelijk de manier waarop we straks omgaan met teruggekeerde Syrië-gangers. Dat vind ik een uiterst gevoelige materie en daarom vind ik dat terughoudendheid van wetenschappers en een zo groot mogelijke objectiviteit en neutraliteit (inclusief uitstraling hiervan), hierbij ook absoluut noodzakelijk is. Daar was bij dit UvA-onderzoek geen sprake van. Niet alleen vanwege de aantijgingen van de NRC aan het adres van Navest, maar ook omdat de onderzoekers zich in hun onderzoek bijzonder relativistisch opstellen. Neem alleen al de titel Female migrants to Syria, alsof het om expats ging die voor een paar jaar bij een multinational in Tartus gingen werken, terwijl het gaat om vrouwen die zich hebben aangesloten bij een terroristische organisatie, die in het Midden-Oosten genocidale praktijken pleegt, en hier in Europa aanslagen pleegt. Een dergelijke relativistische houding in wetenschappelijk onderzoek kan de manier waarop in de toekomst Justitie en de rechterlijke macht zullen oordelen over eventueel teruggekeerde (vrouwelijke) Syrië-gangers beïnvloeden, wat mogelijke implicaties kan hebben voor onze nationale veiligheid. In dat opzicht vind ik het ook een goede zaak dat het Openbaar Ministerie besloten heeft de uitkomsten van het onderzoek niet mee te nemen in hun eigen onderzoek naar de eventuele misdaden die begaan zijn door Syrië-gangers.

Terug naar de aantijgingen van Sunier aan mijn adres. Ik vind het erg jammer dat hij mij in zijn column probeert te framen als iemand die onderdeel is van de ”Leidse stal”, een school die de reputatie geniet overwegend kritisch te zijn ten opzichte van de islam, terwijl het feit dat ik daar promoveer niet automatisch impliceert dat ik me met betrekking tot de islam op een en dezelfde wijze opstel als de andere wetenschappers die Sunier noemt in zijn column. Ik heb mijn eigen onderzoek, wat gericht is op ex-moslims, het verlaten van de islam en horizontale godsdienstvrijheid in Nederland, en mijn eigen visie op de islam. En ik wens daar ook op beoordeeld te worden. En niet op guilt by association. Desondanks word ik toch door Sunier op basis daarvan geframed. Nu is framen iets wat naar mijn mening sowieso al te veel gebeurt in het islamdebat in Nederland. Dat is uiteindelijk ook wat er is gebeurd met Navest, vandaar dat ik in mijn debat met Sunier ook uitdrukkelijk heb gesteld dat ik Navest, een oud-studiegenoot van me, niet ken als iemand die op enige wijze geweld rechtvaardigt, terwijl zij nu wel zo afgeschilderd is. Dat is niet terecht op basis van wie zij is.

Aan het framen doen niet alleen de media mee, maar ook islamwetenschappers zelf. Termen als ”islamcriticus” of ”wegkijker” worden mijns inziens veel te gemakkelijk gebruikt om iemand maar weg te zetten en vervolgens geen aandacht aan de inhoud van zijn of haar publicaties te besteden. Maar wat maakt iemand tot een islamcriticus? Is dat iemand die tegen de islam in zijn geheel is of kritisch op de islam in zijn geheel of kritisch op alleen bepaalde aspecten van de islam? Indien we die laatste invulling aan het begrip zouden geven dan zou waarschijnlijk het overgrote deel van de niet-moslims, inclusief Sunier, een islamcriticus zijn, aangezien zij zelf niet meegaan in het islamitische geloof op basis van bepaalde aspecten van het geloof waar zij kritisch op zijn, en waar zij dus niet in willen of kunnen geloven. Bepaalde aspecten van de islam bekritiseren, iets wat het overgrote deel van de aanhangers van deze religie ook zeer regelmatig doet, maakt iemand daarom nog niet per definitie tot een islamcriticus. Een islamcriticus is iemand die zich kritisch uitlaat over de islam als geheel, die deze religie in zij geheel verwerpt als zijnde iets negatiefs, iets waarvan de uitingen problematisch zijn en als een overtuiging die niet samengaat met democratie. Dat is zeker geen houding die ik wens in te nemen of waar ik mij mee identificeer. Dat impliceert overigens niet dat ik nooit kritisch ben over de islam. Waarop ik wel degelijk kritisch ben, is de aanwezigheid van bepaalde ideeën binnen de islam, bijvoorbeeld het salafisme, dat naar mijn mening bijdraagt aan radicalisering, maar ook het vermengen van politiek en religie, iets dat bijvoorbeeld binnen het islamisme gebeurt.

Daarnaast gaat mijn onderzoek over ex-moslims, een groep die te maken heeft met bepaalde denkbeelden en oordelen binnen de islam die hen belemmeren in het uitoefenen van hun godsdienstvrijheid. Dat op dit punt ook binnen de islamitische mainstream hervormingen nodig zijn is niet zozeer het standpunt van een ”islamcriticus”, maar ook de mening van sommige islamitische geleerden, zoals bijvoorbeeld sjeik Abdallah bin Mahfudh ibn Bayyah. Op dergelijke ideeën die de rechten en vrijheden van velen in deze wereld schaden zou in wezen eenieder die redeneert vanuit een liberaal-democratisch referentiekader kritisch moeten zijn. Naast dat kritische standpunt heb ik mij tegelijkertijd ook consequent uitgesproken tegen het boerkaverbod, het hoofddoekverbod, het verbieden van het salafisme, het gebruik van termen zoals ”haatimam”, het wegzetten van orthodoxe moslims als jihadisten en het aanduiden van bepaalde aspecten van het denken van IS als zijnde islamitisch. Daarnaast heb ik me uitgesproken voor het bouwen van moskeeën, het maken van onderscheid tussen islam en islamisme, het bestrijden van discriminatie van moslims, het streven naar een Europese islam en het accepteren van moslims als zijnde onderdeel van Europa. Indien dergelijke meningen iemand tot een ”uitgesproken islamcriticus” maken, dan is dat begrip nog meer aan inflatie onderhevig dan ik al vreesde. Het lichtelijk, zonder inhoudelijke onderbouwing, strooien met dergelijke termen is dan ook onwetenschappelijk.

Beoordeel mensen op hun ideeën, op wat zij zeggen en schrijven, niet op basis van guilty by association of omdat je het in bepaalde opzichten met hen oneens bent. Een hooggeleerde wetenschapper als Sunier zou beter moeten weten dan dat en dat is ook iets wat we van hem mogen verwachten. Laat ons daarom uiterst voorzichtig zijn met het strooien van termen als ”islamcriticus”, ”wegkijker”, ”islamhater” en ”linkse kerk”. Een goed, inhoudelijk debat is immers niet gebaat bij dergelijke frames ten aanzien van personen, maar bij reacties gebaseerd op de inhoud.

‘Ik ben een trotse Nederlander maar ik vecht voor Turkije’

0
‘Sommige vechters houden van gewoon rammen. Dat is mooi om te zien, maar ik heb toch liever het technische spelletje.’

Hij wordt Turkish Turbine genoemd, de 25-jarige Tilburgse kickbokskampioen Tayfun Özcan. Hij verdedigde onlangs zijn titel met succes. Op 18 februari verdedigt hij zijn titel opnieuw, tegen Jonay Risco. De Kanttekening sprak Özcan.

Waarom is je bijnaam Turkish Turbine?
‘Dat is wel grappig. Die naam heb ik gekregen van een Engelse commentator. Toen ik aan hem vroeg waarom hij die naam voor mij had bedacht zei hij dat hij mijn voornaam linkte aan een tyfoon. Hij vond dat ik spektakel naar de ring bracht en dat ik snelle combo’s maakte. Turbine staat voor wind. Zo kwam dat in hem op. Ik vind het een mooie naam.’

Hoe lang ben je al kickbokser?
‘Ik kickboks al twaalf jaar. Mijn profdebuut was in 2010, toen ik negentien jaar was. Uit mijn hoofd heb ik sindsdien 84 wedstrijden gevochten, waarvan ik er 74 heb gewonnen. In 2015 won ik de wereldtitel van kickboksbond Enfusion in de gewichtsklasse 72,5 kilo. Die titel draag ik nog steeds.’

Hoe is het ooit allemaal begonnen?
‘Ik heb tot mijn dertiende gevoetbald. Met een groot gezin van zeven kinderen hadden we het niet zo breed. Op een gegeven moment konden mijn ouders de contributie niet meer betalen en moest ik stoppen met voetballen. Ik was een lastige jongen, altijd druk en ik maakte veel ruzie. Toen ik stopte met voetballen werd dat alleen maar erger. Totdat ik een keer met jongerenwerk mee ging naar een kickboksschool. Ik werd op slag verliefd op de sport.’

Hoe ging het toen verder?
‘Mijn ouders konden nog steeds geen contributie betalen voor sporten. Toen ik een keer bij een sportschool ging kijken, zagen zij talent in mij. Zij hebben mijn kleding, materiaal en contributie gesponsord. Ik geloof in het lot en in Allah. Alles valt op zijn plaats als de tijd rijp is.’

Hoe heb je de stap naar professioneel kickboksen gemaakt?
‘Op mijn zeventiende ben ik gestopt met school. Ik was best een slimme jongen, maar het boeide me niet. Er gebeurde in die tijd ook veel; de druk van school, foute vrienden om me heen, mijn ouders die gingen scheiden. Ik was 21 jaar toen een paar vrienden vastzaten en ik ook bijna. Ik heb het geluk gehad dat ik op het juiste moment ergens niet was. Toen besefte ik dat ik een andere wending aan mijn leven moest geven. Ik ben weggegaan uit mijn oude omgeving en ging naar een andere sportschool. Enfusion zag talent in mij en toen heb ik een contract getekend.’

Je traint nu bij Siam Gym, kan je daar iets over vertellen?
‘Ik train daar nu twee jaar samen met mijn trainer Mekki Benazzouz. In mijn ogen is hij de beste trainer van Nederland. Hij begrijpt me en geeft net zoveel om de sport als ik. We trainen zo’n acht keer per week, vaak zelfs twee keer per dag. Mijn trainer noemt me wel eens een militair. De trainingen die we doen zijn heel zwaar, maar niets is leuker dan trainen. Natuurlijk heb ik ook weleens geen zin, maar ik heb mezelf vroeger aangeleerd om dan toch te gaan. Op die manier went je lichaam eraan.’

Wat maakt kickboksen zo leuk?
‘Het spelletje. Omdat ik dit al zo lang doe ben ik continu bezig met nadenken en schakelen. Wat voor move gaat iemand maken? Hoe raak ik hem? Sommige vechters houden van gewoon rammen. Dat is mooi om te zien, maar ik heb toch liever het technische spelletje.’

Wat maakt jou een goede kickbokser?
‘De discipline die ik voor de sport heb. Ik leef er echt naar, ook al is dat weleens zwaar. Het moeilijkste offer vind ik het eten. We zijn met veel mensen thuis en soms eten zij zulke lekkere dingen, terwijl ik het moet doen met een kommetje rijst en groente. Ik wil er echt voor gaan en iets bereiken, daarom let ik op wat ik weet. Degenen die dat doen zitten in de top. Daar wil ik ook naar toe.’

Wat doe je als je een gevecht hebt gewonnen?
‘Ik vier het graag met mijn familie en vrienden. Zij zijn ook degenen die mij meemaken als ik chagrijnig ben of met niemand wil praten omdat ik moe ben. Daarna ga ik echt een week kanen en maakt het even niks meer uit. Dan pak ik alles wat ik wil.’

Wat doe je als je een gevecht hebt verloren?
‘Gelukkig komt dat niet heel vaak voor, maar dan ga je kritisch kijken naar wat je verkeerd hebt gedaan. Meestal ga ik dan ook naar de moskee om te bidden. Ik geloof dat er dan een reden is voor mijn verlies. Als ergens een deur dicht gaat gaat ergens anders weer een deur open.’

Waarom vecht je voor Turkije?
‘Ik ben een trotse Nederlander, maar ik vecht voor Turkije. Ik ben hier geboren en getogen, maar als mensen mij zien dan zeggen ze niet ‘dat is een Nederlander’. Zelf voel ik me ook meer Turks dan Nederlands, ook omdat ik altijd ben weggezet als een Turkse jongen. Vandaar de keuze om voor de Turkse vlag te vechten.’

Wat wil je in de toekomst bereiken?
‘Ik wil de beste worden in mijn gewichtsklasse. In de gewichtsklasse 72,5 kilo ben ik nu de beste, maar er is ook de gewichtsklasse 70 kilo. Daar ben ik ooit ook begonnen. Nu sta ik daar achtste, maar ik zou graag de eerste plek willen innemen. Ik weet dat ik niet voor altijd kan blijven kickboksen, maar mijn interesses zullen wel altijd bij het sporten liggen. Ik geef nu al les en voedingstips aan mensen. Later wil ik dat ook doen en mijn eigen sportschool runnen. Ik hoop daarmee jongeren van de straat te halen en te motiveren.’