23.9 C
Amsterdam
Home Blog Pagina 795

Oostenrijkse parlement wil Diyanet- en Milli Görüş-moskeeën sluiten

1

Een meerderheid van het Oostenrijkse parlement heeft ingestemd met het sluiten van moskeeën die vallen onder Diyanet, een Turkse religieuze staatsinstelling, en de van oorsprong Turkse beweging Milli Görüş.

De Diyanet- en Milli Görüş-moskeeën zouden eerder dienen als verlengstuk van de Turkse president Erdogan en zijn AKP-partij dan als gebedshuis. Dat stellen de ÖVP en de FPÖ, de twee grootste partijen die samen goed zijn voor een meerderheid in het Oostenrijkse parlement.

Het voorstel werd ingediend door Peter Pilz, de voorzitter van de partij Jetzt, een afsplitsing van de Oostenrijkse Groenen.

Of de aanbeveling ook daadwerkelijk zal worden doorgevoerd, dat is nog niet zeker. Aankomende zondag zijn er parlementsverkiezingen, waarna er een nieuwe coalitie zal moeten worden gevormd. Die nieuwe coalitie gaat dan uiteindelijk over of er een verbod komt.

Het sluiten van moskeeën is in Oostenrijk geen nieuw fenomeen. In juni 2018 kondigde premier Sebastian Kurz aan zeven moskeeën te sluiten en zeker veertig imams het land uit te zetten. Parallelle samenlevingen, de politieke islam en de opkomst van radicale bewegingen in het land vormen volgens Kurz de redenen voor dit besluit.

Grenzen zitten tussen je oren

1

Soms lukt het ons om de regels van de natuur te doorbreken. Als we artiesten zijn, ingewikkelde acrobatiek uitvoeren en ons menselijk lichaam moeiteloos als een vis bewegen. Of als we Usain Bolt heten en honderd meter in 9,58 seconden afleggen. Maar acrobatiekdansers en Usain Bolt zijn uitzonderingen op de regels. Wij zijn allen onderworpen aan natuurwetten.

Eén van deze wetten dicteert dat alles dat bestaat grenzeloos is, maar dat grenzen sociale constructies zijn. Dat wil zeggen: de mens is net als de kosmos waarin hij woont grenzeloos geboren. Muren tussen woningen, het vuur om wilde dieren om op een afstand te houden, landsgrenzen en nationaliteiten: dit zijn grenzen die door mensen zijn gemaakt.

Al een tijdje wordt het hebben van een dubbele nationaliteit geproblematiseerd in Nederland. Critici stellen dat mensen die in Nederland zijn geboren en getogen in principe geen recht zouden moeten hebben op een paspoort van Turkije of Marokko. Deze kritiek komt vaak uit extreemrechtse hoek.

Deze week werd het bezit van een dubbele nationaliteit geproblematiseerd vanuit een totaal andere hoek, verrassend genoeg. In het manifest Keuzevrijheid in nationaliteit stellen twaalf Marokkaanse Nederlanders dat ze van hun Marokkaanse nationaliteit af willen. Ze roepen de Nederlandse overheid en samenleving op hen te steunen in hun strijd. Marokkaanse Nederlanders krijgen, of ze dit willen of niet, automatisch de Marokkaanse nationaliteit en worden door de Marokkaanse overheid beschouwd als Marokkaanse onderdanen. De twaalf willen daar graag van worden verlost.

De ondertekenaars schrijven dat ze houden van het Marokkaanse volk en hun familieleden. Ze hebben moeite met het Marokkaanse regime, dat volgens hen Marokkaanse Nederlanders bespioneert, corrumpeert en intimideert. ‘Of het nou gaat om geboorte, naamgeving, huwelijk, echtscheiding, reizen, seksuele oriëntatie, religie, secularisme en sterven en erven, wij houden rekening met de Marokkaanse wetten en straffen’, stellen de ondertekenaars. ‘De institutionele corruptie en het ontbreken van een functionerende rechtstaat maakt de dreiging nog reëler.’

Waarom worden in deze verbonden wereld nationaliteiten en grenzen heilig verklaard?

Je kunt dus in een land geboren zijn, maar ongewild nog steeds verbonden zijn met het land waar de wortels van jouw ouders liggen. In Nederland wordt minstens drie jaar gesproken over ‘De lange arm van Ankara’. Het manifest van de twaalf werd gepubliceerd aan de vooravond van een discussieavond in debatcentrum De Balie, getiteld De lange arm van Rabat. De problemen van Marokkanen in Nederland, die moeite hebben met het regime in hun moederland, zijn immers vergelijkbaar met de problemen waar de Turken in Nederland die tegen Erdogan zijn mee kampen.

Het debat over het fenomeen dubbele nationaliteit levert boeiende vragen op. Zo kun je je afvragen of mensen die in Nederland zijn geboren en getogen het recht mogen hebben om politieke steun te geven aan een regime in het land van herkomst. Dat is problematisch, omdat ze de consequentie van hun politieke steun niet ervaren. Turkse Nederlanders die tijdens de Turkse presidentsverkiezingen op Erdogan stemmen hebben geen last van zijn autoritaire regime, in tegenstelling tot de Turken die in Turkije wonen. Tegelijkertijd kun je je afvragen hoe heilig nationale grenzen überhaupt zijn.

We leven in een verbonden wereld, waar we in staat zijn om via onze smartphones live gebeurtenissen te volgen die zich aan de andere kant van de wereld afspelen. Ook de klimaatverandering, een mondiaal probleem, doet ons mensen beseffen dat we wereldwijd met elkaar verbonden zijn. We leven in een verbonden wereld, waar een zestienjarig meisje genaamd Greta Thunberg mensen over de hele wereld kan inspireren om in actie te komen.

Waarom worden in deze verbonden wereld nationaliteiten en grenzen heilig verklaard? De realiteit is dat dit mensenmaaksels zijn. Grenzen zitten tussen onze oren. Dat is een natuurwet.

 

De Gouden Eeuw: weg ermee?

1

Het Amsterdam Museum kondigde onlangs aan definitief afscheid te nemen van het begrip Gouden Eeuw, omdat deze periode voor veel mensen allesbehalve ‘goud’ was, maar juist een tijd van slavernij en bittere armoede. Is het panel het hiermee eens? Moeten we van de Gouden Eeuw af?

Vinay Kalpoe (25), zanger in de Hindoestaanse gemeenschap in Nederland en Suriname

‘Het verhaal heeft twee kanten. In de Gouden Eeuw hebben heel veel mooie en gunstige ontwikkelingen plaatsgevonden, maar de slavernij was er ook. En niet zo’n beetje. Dat is een stukje duistere geschiedenis waar niet heel veel aandacht voor is. Het ‘goud’ dat er toen was, was kortom niet het eigen goud, maar geroofd van anderen.

‘De Gouden Eeuw was gewoon de eeuw van de elite’

Dus nee, ik vind ook niet dat je die eeuw dan een Gouden Eeuw mag noemen. De Gouden Eeuw was gewoon de eeuw van de elite, de mensen die goed voor hun eigen hachje zorgden. Aan die waarheid mag wel wat meer aandacht besteed worden. Eigenlijk zouden we de 21e eeuw de Gouden Eeuw moeten noemen, maar dan omdat iedereen nu zo verblind is door geld.’

Ibrahim Özgül (35), finance- en project professional

‘Ik vind het een beetje dezelfde discussie als die rondom Zwarte Piet en de Coentunnel. Sommige mensen worden op een positieve manier geraakt, andere mensen op een negatieve manier. Volgens mij zei Sylvana Simons in dat kader ‘even doorbijten’ – en ik denk dat het inderdaad zo is. Zelf heb ik helemaal geen positieve of negatieve gevoelens bij de Gouden Eeuw, maar ik snap de argumentatie van de tegenstanders wel.

Er zijn misdaden tegen de menselijkheid gepleegd door mensen die vroeger als nationale helden werden gezien. Waarom kunnen we daar niet op terugkomen met de kennis van nu? Dit alles staat voor mij los van de vraag of het andere mensen nu kwetst of niet. We openen toch ook geen Hitler-tunnel meer? Ik zeg niet dat we hele tijdvakken uit de geschiedenis moeten poetsen. De geschiedenis moet niet worden uitgewist, maar moet genuanceerd gebracht worden. Het waren geen helden.

‘Wie mag dingen zeggen, wie moet zijn mond houden?’

Ik denk dat veel tegenstanders van verandering niet helemaal rationeel in de discussie staan. Er speelt bij hen een ander sentiment mee. ‘Kijk die buitenlanders. Die komen hier binnen en veranderen dingen.’ Ik denk dat de pijn van veel tegenstanders zit bij het feit dat mensen met een andere etnische achtergrond opeens ruimte willen voor hun verhaal in de geschiedenis. Dat is symbolisch voor andere maatschappelijke veranderingen.

In Turkije is symboolpolitiek daarom ook zo belangrijk, voor iedereen. Voor Turken, voor Koerden, religieuzen en kemalisten. Kijk naar de moord op de Armeniërs. Is dit een genocide of niet? Of kijk naar de vraag of bruggen Koerdische namen mogen krijgen of niet. Ook hier zie je dus dat de discussie over de naamgeving een afspiegeling is van reële machtsverhoudingen – en dat geldt ook voor de discussies in Nederland. Wie mag dingen zeggen wie moet zijn mond houden?’

Stephano Stoffel (56), ZZP’er, bestuurder en columnist

‘Kijk, ik ben opgegroeid met de term de Gouden Eeuw en heb het uitentreuren moeten leren op school. Een deel van mijn leven heb ik in Suriname gewoond en zelfs daar moest ik het leren voor toetsen. Als kind en jongvolwassene was ik mij niet bewust van het feit dat het een beladen term is. Toentertijd kon ik de link niet leggen met wat er allemaal was gebeurd met mijn voorouders in die periode. De Gouden Eeuw was, zo leerde ik op school, een geweldige tijd voor Nederland. Alles wat er Nederlands uitzag was goed.

‘Mijn voorouders hebben geleden onder de Gouden Eeuw’

Maar toen het Amsterdam Museum aankondigde de term te schrappen, wist ik even niet wat ik ermee moest. Totdat ik de achterliggende historische gedachte vernam, en toen was ik helemaal om. Maar moest het zo radicaal? Het museum had er bijvoorbeeld ook voor kunnen kiezen de term Gouden Eeuw te behouden, maar de term van tekst en uitleg te voorzien. Maar het probleem is dan weer of de lezer het nieuwe historische perspectief wil accepteren. Je gooit niet snel overboord wat je op school en thuis hebt geleerd.

Mijn voorouders hebben geleden onder de Gouden Eeuw en ik ben het product daarvan. Mijn oorspronkelijke Afrikaanse familienaam en de Afrikaanse plaats waar mijn familie vandaan kwam zijn gewoon van de aardbodem gewist! Wie wil dat nou meedragen? Ik niet! Maar helaas is dat wel het geval in mijn situatie. De glorie voor anderen en de gevolgen van de Gouden Eeuw draag ik altijd met mij mee. Dat is onomkeerbaar.’

Salma Karim (25), CEO en graphic designer

‘De Gouden Eeuw is een term die we op de lagere school hebben geleerd. Waarom heet de zeventiende eeuw zo? Omdat het in die tijd heel erg goed ging met Nederland. Althans met de economische groei. Ik denk dat we in de lesstof de slavernij wel wat meer naar voren kunnen brengen. Het wordt wel genoemd in de schoolboeken, maar er is niet echt een hoofdstuk aan gewijd. Althans niet bij ons op school. Op school gaat de Gouden Eeuw vooral over de economische bloei van de Republiek.

‘We kunnen best vasthouden aan de oude naam’

Toch vind ik de beslissing van het Amsterdam Museum wel wat overtrokken. Ik vind dat er aandacht moet komen voor de schaduwzijden, maar dat we best kunnen vasthouden aan de oude naam. Ik heb mijn zwarte vrienden eigenlijk nog nooit iets horen zeggen over de Gouden Eeuw. Wel over Zwarte Piet trouwens. Eigenlijk denk ik dat ze hetzelfde zouden zeggen als ik: er moet meer aandacht komen voor de erge dingen die óók plaatsvonden in de Gouden Eeuw, zoals armoede en slavernij.’

Lourdes Boasman (69), gepensioneerd en taalvrijwilliger

‘Hoezo Gouden Eeuw? Wat was dat eigenlijk voor een periode? De economie floreerde, de Republiek werd één van de machtigste staten in de toenmalige westerse wereld. Dit kwam trouwens mede door vluchtelingen, die onder andere uit de Spaanse Zuidelijke Nederlanden kwamen. Na de val van Antwerpen in 1585 vluchtten Antwerpse kooplieden naar het noorden en belandden in Amsterdam en andere Hollandse steden. En honderd jaar later kwamen daar de calvinistische Hugenoten bij, die vluchtten voor de geloofsvervolging van koning Lodewijk XIV.

‘We moeten aandacht besteden aan de minder fraaie kanten’

De parallellen tussen toen en nu zijn duidelijk: bij hoog en laag wordt ons voorgehouden dat de Nederlandse economie floreert. Maar wie durft de eerste twee decennia van deze eenentwintigste eeuw een gouden tijd te noemen? Veel mensen merken niets van de welvaart. Met sommigen gaat het goed, maar met lang niet iedereen. Lonen groeien niet of nauwelijks mee, gepensioneerden met alleen een AOW profiteren niet mee. In de ‘Gouden Eeuw’ was het niet veel anders. Alleen de bovenlaag van Nederland profiteerde van de economische groei. De meeste mensen waren arm. En dan hebben we het niet eens over de misdaden van de VOC en de WIC, de handelsoorlogen met Engeland, moordpartijen in Indonesië door Jan Pieterszoon Coen en de trans-Atlantische slavenhandel.

Het begrip Gouden Eeuw is misleidend, het is een holle frase. Waarom is er dan toch zo’n weerstand, als een museum besluit om van deze misleidende benaming af te stappen? Overgevoeligheid misschien? We moeten het verleden meer van een afstandje bekijken, niet als een verleden dat ons tot voorbeeld dient, waar we onze identiteit op baseren. Distantie bevordert het vermogen om kritisch te kijken naar het verleden, om te erkennen dat de mensen van toen soms minder fraaie dingen hebben gedaan. We moeten aandacht besteden aan de minder fraaie kanten van vroeger, zoals de slavernij. Gouden Eeuw? Weg ermee!’

Zoektocht in De Balie naar ‘de lange arm van Rabat’ levert weinig op

4

Gisteravond, op dezelfde dag dat het veelbesproken manifest tegen de verplichte Marokkaanse nationaliteit voor Marokkaanse Nederlanders bekend werd, hielden onder meer de initiatiefnemers van dat manifest een discussie in De Balie over ‘de lange arm van Rabat’.

Wat zijn de speerpunten en strategieën van Rabats diaspora-beleid anno 2019? Wat betekent de verplichte Marokkaanse nationaliteit voor het Nederlands burgerschap? Heeft Nederland belang bij het in stand houden van de status quo? Het zijn vragen die in de aankondiging staan van het programma, maar ze werden gisteravond maar mondjesmaat beantwoord in het Amsterdamse debatcentrum de Balie. Dat heeft veel te maken met dat slechts één kant in het debat aan het woord kwam: zij die niet veel op hebben met bemoeienis vanuit de Marokkaanse staat.

Onderzoekster en tekstschrijver Laila Ezzeroili (tevens initiatiefneemster van het manifest), Said Bouddouft (ex-voorzitter Samenwerkingsverband Marokkaanse Nederlanders) en Volkskrant-journalist Hassan Bahara mochten deze avond ageren tegen de greep die Marokko op haar ingezetenen in Nederland zou hebben. Er vielen geheimzinnige woorden over bepaalde ‘Marokkaans-Nederlandse sleutelfiguren’ als vazallen van de Marokkaanse staat. Daarnaast werd er vanuit gegaan dat het hebben van een Marokkaans paspoort een belemmering is, maar concreter dan zulke droge vaststellingen werd het deze avond niet.

Vooral als je kritisch bent, ongelovig, niet-hetero of ongehuwd ben je de pineut met een Marokkaans paspoort, aldus Laila Ezzeroili. Zij legde ook uit dat de oproep uit het manifest gericht is aan de Nederlandse overheid en niet aan de Marokkaanse, met als boodschap: ‘Wij zijn jullie burgers, dus doe er wat aan.’

De andere kant hoorden we dus niet. Dat is trouwens niet de schuld van de organisatie, zo scheen: niemand van deze Marokkaans-Nederlandse ‘influencers’ wilde komen, kreeg het publiek te horen. ‘Ze etaleren hun activiteiten in het algemeen ook helemaal niet, meldde Ezzeroili. ‘Dat geeft te denken.’

Het bleef in nevelen gehuld wie dat dan allemaal zijn, maar één van hen zou Nadia Bouras zijn, zeggen meerdere bronnen. Bouras is historica aan de Universiteit Leiden, verbonden aan het Nederlands Instituut Marokko (NIMAR), het expertisecentrum voor Marokkostudies in Rabat. Zij wordt in verband gebracht met de Raad voor Marokkanen in het buitenland (CCME), een adviesraad van de Marokkaanse koning Mohammed VI. Zelf zegt Bouras jaren geleden afscheid van die raad te hebben genomen.

Spreker Hassan Bahara was in 2007 eens uitgenodigd door CCME-lid – en huidig Kamervoorzitter – Khadija Arib voor een meeting van de CCME, vertelde hij gisteravond in de Balie. Hij zat met andere prominente Marokkaanse Nederlanders in een vijfsterrenhotel in Rabat om zich te buigen over de vraag: ‘Hoe binden wij de Marokkaanse diaspora aan de Marokkaanse staat?’

Daarna is Bahara niet meer ingegaan op dit soort uitnodigingen. Inmiddels heeft hij zo weinig op met het Marokkaanse staatsburgerschap, dat hij zijn kinderen niet eens meer heeft opgegeven bij het Marokkaanse consulaat. Er is in de zaal verwarring over wat dit betekent. Voor de Marokkaanse overheid ‘blijven ze gewoon Marokkanen’, beweert Said Bouddouft. Hoe het écht zit, daar komen we vanavond niet achter.

Ter afsluiting van de avond was de vloer voor SP-Kamerlid Sadet Karabulut, die zich in haar Kamerwerk ook veel bezighoudt met de ‘lange arm van Ankara’ en zichzelf daarom wel ‘lange-arm-expert’ durft te noemen. Ze zei zich eveneens zorgen te maken over ‘de lange arm van Rabat’ en meldde dat er niet voor niets een Kamercommissie is ingesteld die onder meer ‘ongewenste beïnvloeding’ uit Marokko moet bestuderen.

Karabulut sloot zich tevens aan bij Laila Ezzeroili en de andere ondertekenaars van het manifest dat het kabinet iets zou moeten doen voor degenen die zich van de Marokkaanse nationaliteit willen ontdoen: ‘Het is de plicht van de Nederlandse staat om voor hen op te komen.’ Ze pleit er ook voor om dit met andere Europese landen te bespreken.

Eén probleem, dat iedereen in de zaal ook onderkende: Nederland gaat niet over de Marokkaanse wetten. En het kan toch echt alleen Marokko zelf zijn die het voor haar diaspora mogelijk moet maken om afstand te doen van het Marokkaanse paspoort.

Egypte sluit prominente mensenrechtenactiviste op

0

Egypte heeft Mahienour el-Massry gearresteerd, een internationaal gevierde mensenrechtenadvocate.

El-Massry werd opgepakt nadat ze een bijeenkomst verliet waar overheidsfunctionarissen vergaderden over het vervolgen van demonstranten die eerder waren gearresteerd.

Vorige week gingen honderden demonstranten in Caïro de straat op om het vertrek van de Egyptische president Abdul Fatah al-Sisi vertrek te eisen. Volgens het Egyptische Centrum voor Economische en Sociale Rechten hebben de autoriteiten sindsdien honderden mensen gearresteerd.

Het is niet de eerste keer dat El-Massry in conflict is met de Egyptische staat. In december 2013, na de coup tegen de toenmalige president Mohamed Morsi, werd ze voor negen maanden opgesloten. De reden: ze zou zonder toestemming aan demonstraties zou hebben deelgenomen.

Terwijl ze in de gevangenis zat kreeg El-Massry de Ludovic Trarieux Prijs, een internationale prijs die jaarlijks wordt uitgereikt aan een advocaat die zich voor de mensenrechten inzet.

In 2015 belandde El-Massry opnieuw achter de tralies, omdat ze had deelgenomen aan een sit-in tegen het regime van president Sisi.

De Egyptische regering heeft, vlak na Sisi’s coup tegen Morsi, alle openbare demonstraties verboden.

Arabisten Jan Jaap de Ruiter en Gert Jan Geling houden hoop in het ‘islamdebat’

1

Arabisten Jan Jaap de Ruiter en Gert Jan Geling stelden de bundel Wordt het nog wat met het islamdebat? samen, met daarin bijdrages van prominenten als Frits Bolkestein en Ayaan Hirsi Ali – een garantie op vuurwerk, maar ook op kritiek.

Geen debat is giftiger dan dat rond de islam, zo werd andermaal duidelijk toen de Amerikaans-Egyptische feminist Mona Eltahawy in april zou spreken in het Amsterdamse debatcentrum De Balie. Eltahawy werd een paar dagen van tevoren gewaarschuwd door Nederlandse activisten dat De Balie in 2017 ruimte zou hebben geboden aan moslimhaat. Dat zou gebeurd zijn tijdens de avond Waarom haten ze ons eigenlijk?, opgehangen aan een gelijknamige bundel over onder andere jihadistische moslimstrijders.

Onder meer anti-islampublicist Wim van Rooy en de tegenwoordige FvD-senator Paul Cliteur spraken die avond, waarbij Cliteur repliceerde dat je ‘ook voorzichtig kunt beginnen’ toen iemand uit het publiek het idee opperde om moslims te deporteren. ‘Onvervalste moslimhaat in de Balie’, kopte de linkse opiniesite Joop een dag later. De Balie zou veranderd zijn in een ‘Beierse bierkelder’. Onder sommige linkse activisten werd #boycotdebalie het credo, Cliteur sprak van een ‘hetze’ en een nationale rel was geboren.

Gert Jan Geling en de Jan Jaap de Ruiter zaten in de zaal op die bewuste avond in januari 2017. Ze hadden allebei een bijdrage geschreven in de bundel die er toen besproken werd. ‘Jan Jaap en ik vonden het belangrijk om ons perspectief mee te geven, maar de bijdragen aan dat boek kwamen verder vanuit overwegend rechtse hoek’, vertelt Geling, arabist, werkzaam aan de Universiteit Leiden en de Haagse Hogeschool en publicist met onder meer een column voor de Kanttekening. ‘We dachten dat het een goed idee zou zijn om opnieuw een bundel samen te stellen – een waarin verschillende groepen bijeenkomen, zodat de lezer ook de diversiteit in het debat kan zien.’

Geling vond een medestander in De Ruiter, arabist aan Tilburg University en voor een groot publiek bekend als duider van islamgerelateerd nieuws op het journaal. De Ruiter legt uit dat de rel rond De Balie symbool staat voor wat er mis is met het debat. ‘Bas Heijne zei een paar jaar geleden al over ‘de toon van het debat’: er is nog wel een toon, maar geen debat meer. Er is geen gevoelde urgentie meer dat we met elkaar in gesprek moeten. Iedereen trekt zich terug in de eigen bubbel. Dit wilden we doorbreken. Gert Jan en ik hebben allebei in ons systeem dat we alle kanten willen blijven laten zien, willen blijven praten. We vroegen onze auteurs dan ook: hoe kijk je terug op het debat over de islam?’

Het resulteerde in de door De Ruiter en Geling geredigeerde bundel Wordt het nog wat met het islamdebat?, die vandaag uitkomt. Daarin staan onder andere bijdrages van Frits Bolkestein en Ayaan Hirsi Ali, twee VVD-zwaargewichten die het debat in Nederland mede hebben vormgegeven. Andere prominente namen: de Leidse rechtsgeleerde en Elsevier-columnist Afshin Ellian, PVV-afvallige en islambekeerling Joram van Klaveren, emeritus hoogleraar migratie- en integratiestudies en Kanttekening-columnist Han Entzinger, oud-D66-Kamerlid Boris van der Ham en Ewout Klei, historicus en redacteur voor de Kanttekening.

Geling vult aan: ‘Soms is het goed om hier even bij stil te staan: heeft dat debat ons tot nu toe wel wat opgeleverd? Je ziet dat de verschillende stromingen in het debat weinig met elkaar praten en dat veel mensen de auteurs lezen waar ze al iets mee hebben. Ook nu zullen mensen vaak het boek kopen vanwege bepaalde schrijvers, maar wellicht dat ze bij andere bijdragen zullen denken: ‘O, daar heeft diegene misschien wel een punt’.’ En dat zou een goede zaak zijn, vindt Geling: ‘Mensen houden nu eenmaal van zelfbevestiging, maar je doet meer kennis op als je auteurs leest van buiten je bubbel.’

 

Een nobel streven, maar wat bedoelen jullie precies met ‘het islamdebat’?

Geling: ‘Dat is lastig te definiëren. Maar feit is dat we te maken hebben met een religie die zich nu de laatste paar decennia manifesteert en steeds meer onderdeel wordt van de Nederlandse samenleving. En waar sinds 9/11, Pim Fortuyn en Paul Scheffer met zijn essay Het multiculturele drama debat over is. Maar belangrijk om te noemen is dat dit debat niet alleen over extremen gaat. Zoals Boris van der Ham in deze bundel stelt: we hebben sinds de secularisering in de jaren zestig eigenlijk ook een christendomdebat – ook al noemen we het niet zo.’

 

Maar is het ‘islamdebat’ ook niet een wat aanmatigende titel voor dit debat? Alsof enkel de ‘islam’ ter discussie wordt gesteld – niet enkel radicale stromingen – en radicaal-rechts buiten beschouwing wordt gelaten.

Geling: ‘Het onderwerp is zo breed als de auteurs uit het boek zelf willen, dat hebben we ook expres zo gelaten. Iedereen die aan de bundel heeft bijgedragen kan er zijn ei in kwijt, verschillende stromingen zijn vertegenwoordigd.’

De Ruiter: ‘Je kunt van alles van vinden en denken over het woord ‘islamdebat’, maar je moet het simpel en technisch bekijken: er is een debat over de islam, klaar. En ja, daar vindt meteen iedereen weer wat van. Maar moeten we dan weer heel politiek correct een ingewikkelde titel gaan verzinnen? Dat werkt ook weer niet. Ik ben die ideologische discussie wel een beetje voorbij.’

De bundel ‘Wordt het nog wat met het islamdebat?’ (Foto: Parthenon) en De Ruiter (links) en Geling (rechts) samen in het online interviewprogramma Café Weltschmerz (Foto: YouTube)

Er zitten in deze bundel geen moslima’s. Ook is er, behalve publicist Ewoud Butter, schrijver Walter Palm en radicaliseringsexpert en PvdA-lid Halim el Madkouri, niemand die ik als ‘links’ zou kunnen bestempelen. Hoe komt dat?

De Ruiter: ‘Noem een naam van een moslima-voorvrouw en ze is wel door ons gevraagd – en heeft uiteindelijk geweigerd. Er was veel bezwaar tegen de naam van Afshin Ellian, en ook tegen Ayaan Hirsi Ali. Voor het evenwicht hadden we daarom ook Tariq Ramadan gevraagd. Die stemde toe, maar kreeg toen de inmiddels bekende beschuldigingen van verkrachting aan zijn broek. En ik ben het niet helemaal met je eens wat betreft links en rechts in de bundel. Schrijver Youssef Azghari zit ook meer aan de linkerkant, en Oussama Cherribi – oud-VVD-Kamerlid – zet zich in zijn bijdrage scherp af tegen het PVV-gedachtegoed.’

Geling: ‘Afshin Ellian, Frits Bolkestein, Ayaan Hirsi Ali en journalist Carel Brendel hebben een rechtse visie, maar verder zijn het D66’ers als Boris van der Ham en mensen ter linkerzijde daarvan. Misschien zijn de auteurs minder divers dan we hadden beoogd, maar qua inhoud leveren zij een diversiteit aan stroming en visies die het lezen waard is.’

 

Hoe gaat zoiets? Ik beeld me zomaar in: die rechtse auteurs lagen al vast, waardoor je vervolgens potentiële linkse en islamitische auteurs afschrikt?

Geling: ‘We hebben van tevoren verschillende scholen in kaart gebracht en daar namen bij gezocht. Bij ‘rechts’ was het geen probleem om mensen aan te trekken. En op ‘links’ merkten we dat mensen eerst ‘ja’ zeiden, maar daarna toch twijfelden en uiteindelijk afzegden. Dan krijg je toch het idee dat ze elkaar erop hebben aangesproken. Ik moest hierbij denken aan wat er bij de Balie gebeurde, toen Eltahawy werd afgeraden om daarheen te gaan – dat vind ik best wel een destructieve houding voor het debat. Sommige mensen met kritiek hebben wij nota bene zelf benaderd. Om dan achteraf te komen met dit soort kritiek… Tja, dat komt omdat ze zelf ‘nee’ hebben gezegd. En dan zeggen dat rechts polariseert? Nou, ik vind dit wel een intolerante, polariserende houding die ook best eens aan de kaak mag worden gesteld.’

 

Is deze onverzoenlijke houding meer een probleem van links dan van rechts?

Geling: ‘Wat betreft het gehele debat wil ik dat niet zeggen, maar in het proces van ons boek is dat wel duidelijk naar voren gekomen, ja.’

De Ruiter: ‘Met name de moslima’s die wij benaderden hadden moeite met Afshin Ellian. Van rechtse auteurs heb ik niets gehoord.’

Geling: ‘Toen we over Tariq Ramadan begonnen zei niemand vanuit ‘rechts’: dat willen we niet.’

‘Het islamdebat lijkt wel contraproductief te zijn’

Jullie plek in het debat is ook onderdeel van kritiek. Filosoof en religiewetenschapper Kamel Essabane, die door jullie is benaderd maar heeft geweigerd, zegt op de multiculturele website NieuwWij dat jullie te rechts zijn: ‘Volgens Geling en de Ruiter kan de islam zich aanpassen maar gaat dat moeizaam. Orthodoxie moet volgens hen binnen de grenzen van de wet bestreden worden en een liberale islam gepromoot worden.’ Jullie zouden de islam plaatsen tegenover het Westen en voorbijgaan aan dat moslims niet in hokjes passen en ‘het feit dat de islam zeer divers is, historisch ‘verlichte’ idealen kent en een dynamische traditie is, inclusief de orthodoxie.

De Ruiter: ‘Daar heb ik mij groen en geel aan geërgerd, want daarmee diskwalificeert hij ons eigenlijk. Essabane zegt: als er twee mensen niet dit boek op de markt hadden moeten brengen, dan waren wij het wel. Ik vind dat getuigen van arrogantie. In het publieke debat heb ik vaak gezegd dat het mooi zou zijn als de islam zich zou weten te verzoenen met westerse waarden. Dat zeg ik uit het idee dat dan de bereidheid om de islam te accepteren groter wordt. Ook weet ik dat er heel veel vormen van islam zijn. En of het salafisme verboden moet worden, daarover zeg ik: laat maar zo, dan kun je het beter in de gaten houden – maar vormen die tot geweld leiden, daar moet je wel tegen optreden. Essabane heeft zijn huiswerk niet goed gedaan en vormt zijn oordeel zonder het boek gelezen te hebben. Hij verdedigt hiermee eigenlijk zijn weigering om mee te werken, en doet dit misschien ook om als een goede moslimman die ontbrekende moslima’s te verdedigen.’

Geling: ‘Essabane tuigt in feite een stroman op. Als je ziet wat ik hier allemaal over geschreven heb, dan zie je dat dit feitelijk onjuist is. Ik heb altijd gesteld dat de islam en moslims bij de Nederlandse samenleving horen en me tegen discriminatie uitgesproken.’

 

Terugkomend op de titel van het boek: wordt het nog wat met het islamdebat? Mijn stelling zou zijn: nee, want door nieuwe partijen als FvD en DENK, relatief nieuwe media als Powned en Joop en social media zitten steeds meer mensen tot aan de enkels in de loopgraven. Dit komt toch niet meer goed?

De Ruiter: ‘Ik deel je pessimisme niet. Ja, het is een moeizame exercitie en de deelnemers aan het islamdebat sluiten elkaar vaak uit. Maar de geschiedenis bewijst dat er golfbewegingen zijn. En de stroming die nog wil blijven praten is nog lang niet uitgestorven – en dat gaat ook niet gebeuren. Vorige week nog zagen we Thierry Baudet een complimentje geven aan Jesse Klaver, tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen – Baudet gaf hem namelijk gelijk dat Kamerdebatten meer om de inhoud zouden moeten draaien. Waarmee ik maar wil zeggen: er is hoop, ook al zijn donkere wolken boven ons nog wel aanwezig.’

Geling: ‘Het zit ook in onze poldercultuur dat we altijd weer tot compromissen komen en de soep toch niet zo heet wordt gegeten als hij is opgediend – een goed iets.’

‘Jan Jaap is een voorbeeld voor mij’

Jan Jaap, ik vernam dat jij je min of meer begint terug te terug te trekken uit ‘het islamdebat’. Waarom eigenlijk?

De Ruiter: ‘Ik heb dit nou een jaar of twintig gedaan. Iedereen heeft nu wel een idee van waar ik sta: ergens in het midden, al kunnen ze me moeilijk precies plaatsen. Daarnaast lijkt het islamdebat wel contraproductief te zijn. De integratie lijkt te stagneren, dat ontmoedigt mij een beetje. Ook krijg ik van de pers steeds weer dezelfde vraag: namelijk of de islam in het Westen wel kan slagen – of een variant hierop. En dan de haatmail en -berichten op sociale media: het went niet als iemand je integriteit in twijfel trekt of – nog erger – je bedreigt. Ik kan wel zeggen dat het niets met me doet, maar dat is niet zo.’

 

Vorig jaar was er ook nog de rel rond jouw promovendus Mohammad Soroush, die drie jaar lang moslimbijeenkomsten bezocht en concludeerde dat een groeiende groep salafisten de Nederlandse samenleving afwijst. Maar de universiteit stelde een onderzoek in en vond dat het onderzoek rammelde. Jij kreeg als copromotor een tik op de vingers. Heeft dit alles niet meegespeeld in jouw besluit om je terug te trekken?

De Ruiter: ‘Dat heeft er heel erg ingehakt. Ik heb dat niet helemaal in de hand gehad. Moskeeën gingen klagen, de universiteit stelde een commissie in – dan wordt het een kwestie en ben je vleugellam. Ik heb me intern wel verdedigd, maar dat kwam dan weer niet in de publiciteit. En toen Soroush inderdaad slordig bleek, werd mijn positie natuurlijk nog zwakker. Ik was al van plan om te minderen in het debat, maar dit debacle gaf nog meer de doorslag om te zeggen: ik trek me terug. Ik zal heus nog wel eens mijn stem laten horen, maar jonge honden als Gert Jan mogen het stokje overnemen.’

Geling, lachend: ‘Ik sta te trappelen om Jan Jaap te vervangen, hoor.’

De Ruiter, grappend: ‘Een koningsdrama! Gert Jan, steek je me nu gewoon een mes in de rug?’

Geling, weer serieus: ‘Ik heb jaren geleden, nota bene op NieuwWij, in een interview gezegd dat Jan Jaap een voorbeeld voor mij is: genuanceerd, kritisch richting de extremen in het debat. Zo wil ik mezelf ook zien.’

Opmerkelijk bouwproject in Abu Dhabi: moskee, kerk en synagoge op één locatie

0

De Verenigde Arabische Emiraten hebben aangekondigd een bijzonder bouwproject te zullen starten in Abu Dhabi, de hoofdstad van het oliestaatje: op hetzelfde terrein komen een moskee, een kerk en een synagoge te staan.

Het project heet The Abrahamic Family House – ‘Het Familiehuis van Abraham’. De islam, het christendom en het jodendom zijn abrahamitische religies. In alle drie de tradities wordt Abraham geëerd, hetzij als profeet of als aartsvader.

De synagoge die zal worden gebouwd is ook meteen de eerste van de Verenigde Arabische Emiraten, een land waar de islam als staatsgodsdienst geldt en christenen en joden op beperkte schaal hun geloof mogen uitoefenen. De bedoeling is dat het project in 2022 klaar is.

In Berlijn zijn moslims, joden en christenen ook bezig met een soortgelijk project, House of One. Het zal nog een tijd duren voordat dit project klaar is: de eerste steen wordt pas over tweehonderd dagen gelegd.

Populariteit Erdogan is tanende, aldus Turkse peiling

0

Als er op dit moment presidentsverkiezingen in Turkije zouden zijn, dan zou 39 procent van de Turken de zittende president Recep Tayyip Erdogan steunen.

Dit blijkt uit een peiling door het Turkse onderzoeksbureau ADA, zo meldt de seculier-nationalistische website Oda. Bij de presidentsverkiezingen van 2018 kon Erdogan nog rekenen op een meerderheid van de stemmen: 53 procent.

Erdogan wordt gevolgd door Ekrem Imamoglu, de nieuwe burgemeester van Istanbul, die 29 procent van de stemmen zou krijgen. De eerstvolgende presidentsverkiezingen zijn pas weer in 2023.

Nog meer slecht nieuws voor Erdogan: 62 procent, een ruime meerderheid dus, zegt ontevreden te zijn met het presidentiële systeem. Door dit presidentiële systeem, dat sinds vorig jaar van kracht is, kan Erdogan onder meer zelf ministers en rechters aanstellen en het leger en de politie controleren. Ook heeft hij geen tegenspraak van een premier, want dat ambt bestaat onder dit systeem niet meer.

Onderzoeksbureau ADA ondervroeg voor deze opiniepeiling 1.721 respondenten. Zij kregen ook andere vragen voorgeschoteld. Zo vindt 32,2 procent dat Turkije een nieuwe politieke partij nodig heeft.

Op dit moment zijn de voormalige AKP-politici Ali Babacan en Ahmet Davutoglu elk afzonderlijk bezig om nieuwe partijen op te richten. Mochten zij meedoen aan de volgende presidentsverkiezingen, dan zegt respectievelijk 10 en 7,3 procent van de respondenten op ze te willen stemmen.

Bovendien blijkt dat 95 procent van de ondervraagden de Verenigde Staten als de vijand ziet. Turkije en de Verenigde Staten zijn officieel bondgenoten. 75 procent ziet Rusland als de vijand: opmerkelijk, omdat Erdogan onlangs nog een luchtverdedigingssysteem bij Poetin heeft besteld.

China, dat de Oeigoeren – een etnische moslimminderheid die verwant is aan de Turken – in ‘heropvoedingskampen’ stopt, wordt door 10 procent van de Turken als vijand gezien.

China: beelden opgedoken van geblinddoekte en geboeide Oeigoeren

0

Beelden van geblinddoekte en geboeide Oeigoerse gevangenen in China gaan de wereld rond.

De tientallen Oeigoeren in het filmpje zijn jonge mannen. Ze worden vastgehouden op een treinstation, om naar de beruchte ‘heropvoedingskampen’ te worden vervoerd. Hun haar is afgeschoren en ze hebben dezelfde paarse vesten aan. Ook zie je Chinese bewakers, die in het zwart gekleed zijn.

De Australische onderzoeker Nathan Ruser twittert dat het filmpje authentiek is. Hij vermoedt dat de beelden van een jaar geleden stammen. De Britse zender Sky News meldt dat de beelden mogelijk dateren van begin dit jaar.

China houdt naar schatting meer dan een miljoen Oeigoeren vast in ‘heropvoedingskampen’ in de westelijke regio Xinjiang, dat door de Oeigoeren Oost-Turkestan wordt genoemd. China beschuldigt de islamitische Oeigoeren van terrorisme en seperatisme.

In deze kampen worden de Oeigoeren onderworpen aan een streng regime. Voormalige gevangenen hebben verteld dat ze gedwongen werden om varkensvlees te eten – een zonde volgens de islam – ‘politieke lessen’ te volgen en communistische liederen te zingen.

De Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken Mike Pompeo is uiterst kritisch over het Chinese beleid. Het harde optreden tegen de Oeigoeren heeft volgens hem niets te maken met terrorismebestrijding, maar is een poging om minderheidsculturen en -religies in China te vernietigen.

‘Intellectuele avonturiers’: islamexpert Carool Kersten over dwarse moslimdenkers

1

In een tijd waarin aanslagen, jihadi’s en berichten over oprukkend salafisme de kranten domineren, komt islamoloog en arabist Carool Kersten (King’s College London) met een boek waarin progressieve moslimdenkers centraal staan.

Je zou kunnen zeggen dat Carool Kersten met zijn neus in de boter viel, toen hij in 1982 Arabisch en islamologie ging studeren aan de Radboud Universiteit in Nijmegen. Het was de tijd waarin de ayatollahs een nieuwe orde over Iran uitrolden, Afghaanse moedjahedien hun gewapende strijd tegen de Sovjet-bezetters oppakten en de Egyptische president Anwar Sadat door islamisten om het leven werd gebracht. De radicale islam was hot. In de wetenschappelijk literatuur wordt niet voor niets gesproken over ‘the islamic resurgence’ – de ‘islamitische opleving’ van eind jaren zeventig, begin jaren tachtig.

‘De jihadi-doctrine kwam toen op, en iedereen was daar benieuwd naar’, vertelt Kersten over die periode. ‘Maar ik ben altijd toch een beetje tegendraads. Als er een jihaddoctrine is, een heilige oorlog is, denken moslims dan nooit na over vrede? Dus heb ik een doctoraalscriptie geschreven over het verdragsrecht binnen de islam – dat bestond namelijk ook.’

He waren de eerste tekenen van Kerstens tegendraadsheid die zijn interesse in de progressieve islam zou inluiden. En ach, eigenlijk viel het best mee met die nieuwigheid van de politieke islam die eind jaren zeventig, eind jaren tachtig aan de oppervlakte kwam, vindt Kersten. Volgens hem is die term ‘islamic resurgence’ nogal overdreven.

‘Een opleving? Tja, dan lijkt het net alsof er iets dood is geweest. Maar die politieke rol van de islam is echt niet uniek. Aan het einde van het Ottomaanse rijk, dat uiteenviel in 1922, grepen de Ottomanen nog naar het panislamisme. De posterboy van de latere islamisten, de Egyptische denker Sayyid Qutb, was al in de jaren dertig actief en schreef zijn belangrijkste boeken in de gevangenis in de jaren vijftig en zestig, toen de Egyptische president Nasser nog de Midden-Oosterse politieke beheerste. En je moet bedenken: in de islamitische wereld hadden ze tot aan de jaren zestig al die ‘ismes’ al geprobeerd: nationalisme, socialisme, fascisme. Eind jaren zeventig, begin jaren tachtig was het islamisme de smaak van de maand.’

Afstanden overbruggen

We spreken Kersten in een café aan het centrale marktplein in Roermond. De geboren Haelenaar woont er vlak achter de weelderige kerk die fier over het plein uitkijkt. ‘Katholieker kan bijna niet.’ Elke week forenst hij naar Londen, waar hij dan steeds een paar dagen verblijft om te doceren aan het prestigieuze King’s College London. ‘Is best goed te doen, vanaf hier’, stelt hij laconiek. Van Kersten, die wel eens grotere afstanden heeft overbrugd, kunnen we dit gerust aannemen.

Kersten woont pas sinds twee jaar weer, zij het dus gedeeltelijk, in Nederland, na 28 jaar te zijn weggeweest. Hij werkte in de jaren negentig in Saoedi-Arabië voor Ballast Nedam en klom er op tot hoofd personeelszaken van de Midden-Oosterse regio. Vlak voor het eind van het vorige millennium trok hij naar Thailand. Daar kon hij een nieuw gevonden interesse in de Zuidoost-Aziatische geschiedenis kwijt, als docent en academisch directeur aan Payap University in Chang Mai.

En toen kwam 9/11. En, iets later, de aanslagen in Bali en Jakarta. Net al in de tijd dat Kersten begon met studeren, stond de islam weer in het wereldwijde middelpunt van de aandacht. ‘Toen zeiden mijn collega’s: ‘Had jij niet iets met islamologie en Arabisch gedaan? Daar zou je iets mee moeten doen.’’

‘Geradicaliseerden zijn ideologisch meestal wat oppervlakkig’

Kersten gaf zijn collega’s gelijk en vertrok in 2005 naar de School of Oriental and African Studies in Londen. Daar promoveerde hij in 2009 op drie progressieve denkers die ook in zijn nieuwe boek terugkomen. Eén ervan is de Egyptenaar Hassan Hanafi (1935), die de islam ziet als een religie van revolutie en rechtvaardigheid. Hij is gekant tegen onderdrukking en vindt dat een religie mensen zou moeten bevrijden. Een vrijzinnige moslimgeest, dus, die lijnrecht ingaat tegen het dominante islambeeld dat we via de media toegediend krijgen.

‘Alles was al zo gefocust op radicalisering’, vertelt hij daarover. ‘Ik draaide naar de andere kant van het spectrum.’ Hoe moeten we die draai nu typeren? Is het tegendraadsheid? Kersten nuanceert gelijk: ‘Het is geen tegendraadsheid in de zin van: die focus die nu bestaat op de radicalen is fout. Radicalisering is een echt probleem.’ Alleen hoef je voor het vraagstuk van radicalisering niet bij een islamoloog aan te kloppen, vindt hij. Zo intellectueel interessant zijn geradicaliseerde moslims nu ook weer niet voor zijn vakgebied.

‘Geradicaliseerden zijn ideologisch meestal wat oppervlakkig. Je hebt psychologen nodig of misschien zelfs psychiaters om uit te leggen waarom iemand over the edge gaat. Dat heeft meer met persoonlijkheidsstructuren te maken, de ideologie is secundair. Vijftig jaar geleden had zo’n geradicaliseerd persoon een Che Guevara-shirt aan, of eentje van Mao. Mensen die ontevreden zijn en die een radicale oplossing voorstaan, die gaan ideologisch toch vaak voor de smaak van de maand, voor iets dat rebels overkomt – er is iets anders dat dat triggert.’

Reactionair, traditioneel en traditioneel

Kerstens interesse in progressieve ideeën binnen de islam staat aan de basis voor zijn nieuwe overzichtswerk Contemporary thought in the muslim world, dat deze zomer is uitgekomen. Het is alweer het negende boek dat hij tijdens zijn twaalf jaar aan King’s College heeft uitgebracht. In dit boek zet hij de islamitische ideeënwereld uit de laatste vijftig jaar uiteen, waarbij hij onderscheid maakt tussen progressieve, reactionaire en traditionele (sociaal conservatieve) ideeën. De grote meerderheid van de moslims hangt ideeën uit de laatste categorie aan, stelt Kersten.

En dat spraakmakende onderzoek van socioloog Ruud Koopmans uit 2016, dan? Koopmans categoriseerde bijna de helft van de moslims uit westerse landen als Duitsland, Frankrijk, België, Nederland, Zweden en Oostenrijk als ‘fundamentalistisch’, omdat zij in zijn onderzoek aangaven de Koran boven de grondwet stellen. Maar volgens Kersten valt het wel mee met dat vermeende fundamentalisme onder westerse moslims.

‘Je kunt in je religieuze beleving traditioneel zijn en er reactionaire maar ook progressieve politieke ideeën op nahouden. Dat sluit elkaar niet uit. Maar als je klakkeloos traditionele moslims als ‘fundamentalistisch’ bestempelt omdat ze ‘de Koran boven de grondwet stellen’, dan is dat wel een beetje met grote stappen snel thuis. Als vrome moslim moet je dat bijna wel zeggen. Maar dat betekent nog lang niet dat je daarmee automatisch een islamitische staat wil.’

Kersen heeft sowieso niet zoveel met de vaak genoemde tegenstelling tussen ‘fundamentalistisch’ en ‘gematigd’. ‘Gematigd is met de beste bedoelingen bedoeld, maar heeft de connotatie: het doet er niet zo toe. Alsof je een katholiek bent die enkel op zondag naar de hoogmis gaat en de rest van de week ‘zijn ding doet’. Voor veel ‘gematigde’ moslims insinueert ‘gematigd’ iets van ‘lauw’, terwijl ze zich toch echt volledig gecommitteerd voelen aan de islam.’

Foto’s: Routledge en Middle East Institute

Reactionair – traditioneel – progressief is dus het raamwerk waar Kersten mee werkt. Als traditionele moslims als sociaal conservatief te bestempelen zijn, wat zijn dan de standpunten van de reactionairen? Kersten legt uit dat ‘reactionair’ niet zozeer specifieke standpunten aanduidt, maar dat de term een relatief begrip is. ‘‘Reactionair’ past niet alleen de jihadi’s of de salafisten maar bijvoorbeeld ook Hizb ut-Tahrir, dat streeft naar een wereldwijd kalifaat. Het criterium is: we zijn het niet eens met de huidige situatie, maar voor de oplossing zoeken we in het verleden.’

Ook progressieve moslimdenkers zijn niet tevreden met de traditie waar ze in staan, zegt Kersten. Het cruciale verschil met reactionaire denken: zij vallen niet terug op het verleden en letterlijkheid, maar bedenken iets nieuws. En tegelijk steunen die progressieve denkers vaak op denkbeelden die al eeuwen geleden door eerdere progressievelingen zijn geschapen.

Kersten noemt als voorbeeld de theologische stroming van de Mu’tazilieten, die al in de negende eeuw actief was. ‘Die zeiden dat de Koran niet van eeuwigdurende aard is maar is geschapen, zodat die op dat moment de mensen aansprak. Mohammed moest zo praten, anders kreeg hij geen voet aan de grond.’ Of denk aan de moslimgeleerde Ibn Rushd, in het Westen ook bekend onder de naam Averroes, die in de twaalfde eeuw leefde. Kersten: ‘Ibn Rushd zei: je kunt met filosofisch, rationeel denken dezelfde kennis verkrijgen als met de Koran, dat sluit elkaar niet uit.’

De latere orthodoxie heeft het Mu’tazilisme verworpen als ketters en kent aan de Koran dezelfde eeuwigheidswaarde toe als aan God zelf. En Ibn Rushd heeft zich in vele bochten moeten wringen om de strenge Almohaden-dynastie in zijn thuisbases Marokko en Zuid-Spanje te behagen. Maar de Mu’tazilieten en Ibn Rushd vonden zichzelf geen ketters, vertelt Kersten. ‘Naar hun idee deden ze juist hun stinkende best om de Koran serieus te nemen. Het is dus wel herbronning, maar niet zoals de salafi’s doen, die meer letterlijk kijken – bijvoorbeeld naar hoe Mohammed ook alweer zijn baard knipte.’

Als islamoloog vind Kersten dit soort ‘intellectuele avonturiers’ het leukst om te behandelen. Hij geeft daarmee tegengas aan het dominante islambeeld dat de media ons voorschotelen: IS, aanslagen, salafistische weekendscholen. ‘Ik vind het wel belangrijk dat er wat tegengeluiden komen, zodat men ziet dat er ook nog wat anders is. Ik wilde een gat opvullen’, zegt hij daarover. Van collega’s en andere intellectuelen krijgt Kersten dan ook vaak de reactie dat ze dit allemaal niet wisten. ‘Daar zitten ook veel moslims tussen’, grinnikt hij. ‘En dan weet ik: ik heb mijn doel bereikt.’

Op avontuur

Wie zijn nu die progressieve moslimdenkers uit de moderne tijd? Het zijn, ten eerste, bijna allemaal leken, geen traditionele godsdienstgeleerden, vertelt Kersten. Ze komen daarnaast van de – seculiere – universiteiten. De reden? ‘Deze ideeën zijn nogal sophisticated, je moet wel een bepaalde intellectuele ontwikkeling hebben om dat allemaal te kunnen verteren.’ Ook volgden ze vaak (een deel van) hun studie in het de westerse wereld, waardoor ze werden blootgesteld aan een wereld die progressiever was dan de hunne.

Zo maakte de al eerder genoemde Egyptenaar Hassan Hanafi een fikse transformatie door: waar hij eerst nog de Moslimbroeders steunde, werd hij uiteindelijk een vertolkers van een wel zeer tolerante islam. ‘Hij kreeg in 1956 een beurs om te studeren in Parijs, en nam letterlijk de laatste boot uit Egypte voordat de Suez-crisis uitbrak. Eenmaal in Parijs kwam er niets van de beurs terecht en heeft hij op een houtje moeten bijten. Maar hij zat wél mooi in het Parijs  van de jaren vijftig en zestig, van Camus en Sartre – en de schellen vielen hem van de ogen. Je kunt daar op drie manieren op reageren: je vindt het eng, je doet alsof het niet bestaat, of je denkt: dit is interessant, ik ga op avontuur. En dan kan je nog wel eens een progressieve denker worden.’

Een moslimdenker die een soortgelijke ontwikkeling doormaakte is de Iraniër Abdolkarim Soroush (1945), die een prominente plek heeft ingenomen in Kerstens boek. Nadat hij in Engeland verbleef om farmacoloog te worden, voegde Soroush zich bij de door de islam geïnspireerde revolutionairen die aan het eind van de jaren zeventig de sjah verdreven. En daar bleef het niet bij: hij was zelfs betrokken bij de zuiveringen op de universiteiten, als lid van het landelijke ‘Culturele Revolutie Comité’.

Dat Soroush zou uitgroeien tot één van de meest gerespecteerde progressieve moslimdenkers, dat zou op dat moment nog niemand kunnen bevroeden. Was die revolutie in Iran niet het toonbeeld van reactionair islamisme? Kersten werpt tegen dat we dat met de kennis van nu een stuk makkelijker kunnen zeggen dan toen.

‘De Franse postmoderne filosoof Michel Foucault (1926-1984, red.) schreef ook eerst heel positief over de revolutie. Hassan Hanafi heeft zelfs nog een boek van Khomeini vertaald. In eerste instantie was iedereen overrompeld door de revolutie, zelfs hele slimme mensen, totdat de meesten na een paar jaar in de gaten kregen dat ze het monster van Frankenstein hadden geschapen.’

Soroush was één van de spijtoptanten. ‘Die kwam er na twee, drie jaar achter: wij worden te radicaal. Hij heeft zich vrij vroeg gedistantieerd en dat heeft hij geweten ook.’

‘Het ijkpunt is wel weer het Westen. Alsof ‘ze’ precies moeten precies doen wat ‘wij’ doen’

Uiteindelijk ontvluchtte Soroush Iran, niet in de laatste plaats vanwege zijn afwijkende ideeën over hoe de Koran zou moeten worden geïnterpreteerd. Zo had Soroush een uitzonderlijk menselijk beeld van de profeet Mohammed: ‘Soroush heeft gewoon een heel down to earth idee van profetie: het is voor weinig mensen weggelegd, maar profeten zijn geen supermensen. Het is geen tovenarij, maar het zijn menselijk verworven inzichten.’

Soroush ging soms zó ver dat hij zelfs zijn mede-progressievelingen tegen de borst stuitte. ‘Er is een anekdote dat hij op een conferentie zei: het had heel goed gekund dat de Koran ook in het Perzisch geopenbaard had kunnen worden. En dat ging Hassan Hanafi, die in het publiek zat, te ver. Mohammed was immers Arabisch. Maar wat Soroush bedoelde was: als Mohammeds missie zich ergens anders hadden afgespeeld, dan had het er allemaal anders uitgezien. De islam is historisch contingent: het had anders gekund. En we kunnen de islam dus ook in richtingen sturen die geschikt zijn voor onze tijd.’

Iemand die dat bij uitstek probeerde te doen was de Sudanese denker Mahmoud Mohammed Taha (1909 – 1985). Een van zijn stellingen was dat de Medina-verzen tijdelijk en secundair waren. Daardoor zouden bepaalde passages in de Koran, zoals die over slavernij en de positie van vrouwen en ongelovigen, geen absolute geldingskracht hebben.

‘Taha zette de Koran-exegese volkomen op zijn kop. Hij zei: die hele Medina-periode, die is didactisch en had waarde voor de samenleving van toen, maar in de huidige samenleving niet meer. We zijn het er inmiddels allemaal over eens dat slavernij niet meer OK is, dacht hij – en als we het daar allemaal over eens zijn, waarom dan niet ook wat betreft gelijkheid, vrouwen en minderheden?’

Taha’s timing om dit te zeggen kon niet slechter, vertelt Kersten: ‘In het midden van de jaren tachtig had je een islamistisch regime in Sudan. En volgens de traditionele en reactionaire denkwijzen is wat hij zei ketterij. Taha werd dan ook beschuldigd van afvalligheid en in 1985 geëxecuteerd. Zijn volgeling, de jurist Abdullahi an-Na’im, vluchtte naar Amerika en die zei: de veiligste plek voor een moslim is een seculiere staat, want daar wordt tenminste de vrijheid van iedereen gewaarborgd.’

Hassan Hanafi (Foto: YouTube), Mahmoud Mohammed Taha (Foto: Wikipedia) en Abdolkarim Soroush (Foto: YouTube)

Taha en Soroush maakten een duidelijke ontwikkeling in de tijd, van islamistisch naar progressief. Maar denkers zijn soms ook op één en hetzelfde punt in de tijd lastig in hokjes te stoppen. Dat bewijst de Iraanse ayatollah Ruhollah Khomeini, onder wiens leiding Iran na het wegsturen van de sjah een islamitische staat werd. Khomeini deed namelijk iets heel bijzonders: hij schreef een fatwa waarin hij sekseveranderende operaties toestond. Ook Kersten kan zich er nog steeds over verbazen.

‘Dezelfde man die een fatwa heeft geschreven over Salman Rushdie zegt: ‘Als we mensen anders psychisch in de vernieling helpen, als die niet kunnen zijn wie ze zijn, dan moeten we dit maar doen.’ Dat geeft ook aan dat we mensen die het orthodoxe blok vertegenwoordigen toch ideeën kunnen omhelzen, waarvan wij denken: dat hadden we niet van ze gedacht.’

Ook heeft Khomeini’s opvolger Ali Khamenei toestemming gegeven om Iran te maken tot ‘IVF-hoofdstad van het Midden-Oosten’, zoals Kersten in zijn boek omschrijft. Maar in Iran zijn ze in staat om dat gegeven heel vroom uit te leggen, weet Kersten. ‘Ze zeggen: als dit de kwaliteit van het leven verbetert en de kennis is er, door God gegeven, dan gebruiken we die maar.’

Wellicht hebben deze ontwikkelingen ook iets te maken met het gegeven dat Iran grotendeels sjiitisch is, denkt Kersten. ‘In de sjiitische traditie heeft ijtihad – interpretatie met gebruikmaking van rationeel denken – altijd wat hoger in het vaandel gestaan. En de sjiiten zijn altijd tegenover de soennieten in de underdogpositie geweest. Als je aan de macht komt, dan beperk je de vrijheid van denken wat eerder dan als je in die underdogpositie zit – want dat is dan nog het laatste stukje vrijheid wat je hebt.’

Wie overigens bij de term ‘progressieve moslimdenkers’ denkt aan het goedkeuren van het homohuwelijk, euthanasie en abortus, die zal van een koude kermis thuiskomen. Het boek noemt Scott Siraj al-Haqq Kugle, een Amerikaanse bekeerling, die opkomt voor de rechten van niet-heteroseksuelen, maar verder is er niemand die aan deze ‘progressief-westerse maatstaf’ voldoet. Maar op die manier moeten wij er ook niet naar kijken, betoogt Kersten.

‘Het ijkpunt is wel weer het Westen. Alsof ‘ze’ precies moeten precies doen wat ‘wij’ doen’, ageert Kersten. Maar met ‘progressief’ bedoelt Kersten hoe moslims met hun traditie proberen om te gaan, niet dat ze hetzelfde denken als progressieve westerse denkers. Daarbij: ‘Wij zijn misschien een beetje ongeduldig – in Nederland bestaat iets als het homohuwelijk ook pas sinds dit millennium. Geheugens zijn kort.’

De praktijk

Tot zover de ideeën. Nu naar de praktijk: wie zijn op dit moment de progressieve machtsfactoren van belang? Mohammed Bin Salman, de kroonprins van Saoedi-Arabië, wordt weleens genoemd. Dit, vanwege enkele hervormingen die hij heeft doorgevoerd: zo mogen Saoedische vrouwen voor het eerst autorijden en sportwedstrijden bezoeken in stadions. Maar Kersten noemt dit slechts ‘cosmetische’ aanpassingen. ‘Er is verder niet zoveel veranderd.’

En daar heeft hij een verklaring voor: ‘De Saoediërs zijn veroordeeld tot het wahabisme om geloofwaardig te blijven. ​Met cosmetische veranderingen haal je druk van de ketel, zonder de structuren te hoeven veranderen. Bin Salman heeft maar één belang voor ogen: de Al-Saud-dynastie veilig stellen – en vooral zijn eigen machtspositie. Het politiek gebruik van de islam in Saoedi-Arabie heeft niets met religie te maken, maar alles met macht.’

Kersten vindt de Tunesiër Rachid el Ghannouchi (1941) een beter voorbeeld. Hoewel El Ghannouchi en zijn Ennahda-partij een islamitische politiek voorstaat, heeft hij een voorliefde voor de pluralistische democratie ontwikkeld. Ennahda won de eerste democratische verkiezingen, nadat Tunesië in 2011 afscheid nam van de dictatuur. El Ghannouchi wordt echter verguisd door radicale islamisten, omdat de partij weigerde de sharia in te voeren.

En toen het land in 2012-2013 in een politieke crisis zat, besloot El Ghannouchi de macht tijdelijk over te dragen aan een technocratische regering. Toen er eind 2014 weer verkiezingen waren verloor Ennahda een deel van de stemmen en vormde het een coalitie met een seculiere partij. ‘El Ghannouchi heeft tijdens de dictatuur vijfentwintig jaar in ballingschap in Londen geleefd en zegt daarover: ik heb gezien dat democratie werkt. ‘We play by the rules’.’

Wat die democratie betreft heeft Kersten goede hoop voor de islamitische wereld. Hij legt dit uit aan de hand van twee landen die de uiteindes van de islamitische wereld vormen: Turkije en Indonesië. ‘Die twee landen hebben best wel succesvol geëxperimenteerd met democratie. Ergo: democratie in de moslimwereld hoeft geen uitzondering te zijn.’

‘Er zijn veel Iraniërs die zeggen: ‘Weet je dat ik atheïst ben?’

Over Indonesië gesproken: er loopt daar momenteel een progressieveling rond met nogal wat macht. Het gaat om Yahya Cholil Staquf: die is weliswaar geen politicus, maar de secretaris-generaal van Nadhlatul Ulama. Dat is de grootste islamitische massaorganisatie van Indonesië – en met 40 miljoen leden zelfs van de wereld – en daarmee een machtspolitieke speler van belang.

Kersten en ondergetekende zagen Cholil eerder dit jaar in levende lijve, bij een conferentie van Nahdlatul Ulama in de Nijmeegse Radboud Universiteit. Daarin uitte hij opvallende kritiek op de ‘klassieke orthodoxie van de islam’: die moet hervormd worden, aldus Cholil. De status van niet-moslims en LHBT’ers is daarin volgens hem niet goed in gewaarborgd. Ook ziet hij een probleem met de invloed van het orthodoxe Saoedi-Arabië op Europese moskeeën. En de sharia zorgt volgens hem in de moderne tijd voor problemen: ‘Parlementsleden kunnen ook wetten maken’, zei Cholil daarover.

Deze Cholil is, al met al, een exponent van de progressieve islam in de politiek – en dat in het grootste moslimland ter wereld. Kersten legt uit dat Cholil uit de school komt van Abdurrahman Wahid (1940 – 2009), eerst een kopstuk uit Nahdlatul Ulama en eind jaren negentig de eerste president na de dictatuur van Soeharto. Wahid hield er soortgelijke ideeën op na, en degene die Nahdlatul Ulama, voorheen een stevig traditionele club, meer de progressieve richting in duwde.

‘Wahid was een soort royalty binnen Nahdlatul Ulama, de kleinzoon van de oprichter. De meeste leiders van Nadhlatul Ulama waren geestelijken, maar Wahid is zelf niet eens opgeleid als godsdienstgeleerde: ze wilden hem naar Mekka sturen, maar daar had hij geen zin in. Toen is hij naar Cairo gegaan om Arabische literatuur te studeren, in de tijd van de jaren vijftig en zestig, van Nasser. Hij zat daar vooral in de bioscoop Franse film noirs te kijken.’

Een heel kosmopolitisch iemand dus, die later ook zou schrijven dat de islam goed verenigbaar is met democratie en zich moet aanpassen aan lokale gebruiken, in plaats van andersom. ‘Binnen Nahdlatul Ulama was hij een heel ongewone figuur, maar door zijn stamboom was hij acceptabel. En Soeharto was natuurlijk een dictator: zo werd Wahid het gezicht van de oppositie en kon hij eind jaren negentig, toen Soeharto aftrad, president worden. Het moet ook meezitten, hè?’, is wat Kersten hiermee wil zeggen.

Yahya Cholil Stauf (Foto: Nahdlatul Ulama), Abdurrahman Wahid (Foto: YouTube) en Rachid el Ghannouchi (Foto: Ennahda)

De invloed

De laatste twee decennia lijkt het echter niet zo mee te zitten met die progressieve islam in de wereldwijde politiek. In hoeverre verspreiden deze ideeën zich nog buiten de muren van de universiteit? En hoe wijdverbreid is de invloed van denkers als Taha en Hanafi nu werkelijk?

‘Weinig’, is Kerstens korte antwoord. ‘Het is allemaal ook nogal brainy, en in de moslimwereld is nog steeds maar een heel klein percentage hoog opgeleid. Maar ik vind het al hoopgevend dat zulke ideeën worden ontwikkeld, waarbij ze tegelijkertijd hun eigen heritage, hun erfenis goed in de gaten blijven houden. Daarbij: wat is de invloed van postmoderne filosofen als Michel Foucault en Jacques Derrida op het dagelijks leven in Europa?’

Niets, wil Kersten maar zeggen. Ook moet hierbij aangetekend worden dat progressieve, ‘ketterse’ of zelfs ronduit heidense ideeën natuurlijk niet al te manifest zijn in landen waar op dit soort ideeën een forse straf staat. Wat overigens niet betekent dat zulke ideeën er dan ook daadwerkelijk niet zijn.

Kersten: ‘Ik heb een Saoedische PhD-student gehad die salons leidde in Jedda en Ryiad. Daar behandelden ze zelfs vragen als ‘Bestaat God?’ en ‘Mag atheïsme wel?’’ Dat werd heel gevaarlijk, wat bleek uit het lot van Hamza Kashgari, die nu in de gevangenis zit. ‘Hij had een ‘fake’ dialoog tussen hemzelf en de profeet op Twitter gezet, waarbij hij moeilijke vragen stelde aan Mohammed. Je reinste ketterij, dat kon natuurlijk niet.’

Kashgari is gevlucht naar Maleisië maar werd uitgeleverd aan Saoedi-Arabië, dat hem meteen bij aankomst in de gevangenis gooide. Een ander salonlid, Abdullah Hamidaddin, verging het iets beter, vertelt Kersten. Opmerkelijk, want Abdullah Hamidaddin had ook al eerder een boek geschreven over vragen als: wat nou als er geen God is? ‘Daar wordt zeker wel over gesproken – ook door moslims.’

Hamidaddin zit nu in Dubai, maar de Saoedische overheid wil hem niet eens aanraken, zo weet Kersten. ‘Hamidaddin is namelijk de kleinzoon van de laatste koning van Jemen. En het is toch een soort etiquette tussen koningshuizen onderling dat je elkaar niet aanraakt.’

Mensen zijn geen kritiekloos verlengstuk van hun eigen overheid – Kersten merkte het ook toen hij afgelopen jaar in Iran was en daar met mensen aan de praat raakte. ‘Er zijn veel mensen die al na vier, vijf minuten zeggen: ‘Weet je dat ik atheïst ben? Ik geloof er helemaal niets meer van.’

Het duurt bij sommige Iraniërs dan ook niet lang voordat ze kritiek leveren op de revolutie van eind jaren zeventig. ‘Een van mijn taxichauffeurs was industrieel vormgever, had kunstgeschiedenis gestudeerd, had geacteerd. Op een dag zitten we aan de lunch en begint hij uit zichzelf: ‘Wat die Foucault over ons land heeft geschreven…’ Die Iraniërs zijn een belezen volkje’, grijnst Kersten.

‘Het bloed kruipt waar het niet gaan kan. Als je maar hard genoeg dingen onderdrukt, dan komt het toch ergens boven.’ Repressie verandert de menselijke natuur nog niet, stelt Kersten. ‘Mensen blijven nieuwsgierig, weten wat er te koop is elders in de wereld, en ze gaan het halen ook.’

De toekomst

Dat laat onverlet dat progressieve ideeën nog weinig tractie hebben in de islamitische wereld. Er zijn nu eenmaal nog niet veel hoogopgeleiden en het wordt vaak niet toegestaan. Maar demografische factoren kunnen nog wel eens voor meer progressievelingen in de zorgen, denkt Kersten. Want wanneer de middenklasse – zoals verwacht – verder opkomt, dan zullen de universiteiten volstromen.

‘En als je een universiteit hebt, dan gaan mensen nadenken. Ze lezen niet alleen de syllabi en de tekstboeken.’ Kersten noemt wederom de Iraniër Soroush als voorbeeld: ‘Die werd naar Engeland gestuurd om farmacoloog te worden. Maar die ging ook colleges lopen bij de bekende filosoof Karl Popper. Hij is uiteindelijk gepromoveerd op wetenschapsfilosofie.’

‘Maar’, nuanceert Kersten ten slotte, ‘universiteiten besturen het land niet. Er zal nog heel wat water door de Nijl en de Eufraat stromen voordat we echte veranderingen zien in de politieke structuren.’