6.4 C
Amsterdam
Home Blog Pagina 808

Wie is de gewone Nederlander?

1
‘Wie voor mij de gewone Nederlander is? Degene die na een buitenlandse reis de auto weer voor de deur parkeert of landt op Schiphol en denkt ‘ik ben blij dat ik weer thuis ben’.’

‘We leven allemaal onder dezelfde hemel, maar we hebben niet allemaal dezelfde horizon’, zei Konrad Adenauer, de eerste bondskanselier van de Bondsrepubliek Duitsland. Als dat een feit is, is het dan überhaupt mogelijk een definitie van de gewone Nederlander te geven waar de meesten van ons het mee eens zijn?

Zijn SGP’ers gewone Nederlanders? En Friezen? Hoe zit het met burgemeesters en Tweede Kamerleden met twee paspoorten? Wat te denken van salafistische haatpredikers die de Nederlandse nationaliteit hebben bemachtigd? What about hier geboren en getogen hoogopgeleide Turken die loyaal zijn aan een geestelijke aan de andere kant van de wereld of de president van hun ‘vaderland’? En autochtonen die willen dat álle moslims het land uitgezet worden dan? Kan een ‘nieuwe’ Nederlander gewoner zijn dan een autochtone Nederlander?

Wie is de gewone Nederlander? Uw reporter stelde die vraag aan twintig Nederlanders uit onder meer de media en politiek.

Arthur van Amerongen

Foto: HP/De Tijd. Arthur van Amerongen (1959) is columnist (HP/De Tijd en de Volkskrant) en schrijver. Hij was verslaggever in het Midden-Oosten en Latijns-Amerika en werkte onder andere voor Vrij Nederland, Het Parool, De Groene Amsterdammer en VPRO.

‘Ik woon al een eeuwigheid niet meer in Nederland. Slechts twee keer per jaar bezoek ik het treurige moederland en dan vertoef ik in de regel in Nederhorst den Berg, een schattig Hollands dorpje onder de rook van Weesp. Overdag kan je een kanon afschieten in de Dorpsstraat en raak je hoogstens een blonde huisvrouw op een fiets of een bejaarde in een looprek. Blanke mannen zie je niet want die werken allemaal. Ik koop in de Albert Heijn soms een krantje, een koetjesreep en een roze koek. Nederhorst den Berg is culinair gezien inmiddels hoog opgestoten midden in de vaart der volkeren want in de Appie is een hele gang met oosterse producten. Hoofdzakelijk van het smakeloze en peperdure merk Conimex, maar toch. Het dorp is mijn Nederland van de vroege jaren zestig. De ene keer voelt het alsof ik in de baarmoeder ben teruggepropt en wentel ik mij vol weemoed, schmaltz en saudade door het warme vruchtwater. De andere keer walg ik en weet ik precies waarom ik op mijn zestiende voor altijd weg wilde uit dat vreselijke land, uit dat reservaat van pekelharingen, zoals Gerrit Komrij het noemde. Bon, Amsterdam kwam er even tussen, maar daar wil ik inmiddels ook niet meer dood noch levend gevonden worden. Nederhorst den Berg is het Nederland van de televisie, de grote shows met al die kaaskoppen die op Linda de Mol lijken. Ik lees net dat de publieke omroep en nota bene RTL-Unilever eisen dat er meer diversiteit op de treurbuis komt. Binnenkort zie je dus heel de avond qatkauwende Somalische pubers op tv want daar houden de vrouwen in Nederhorst den Berg van. En natuurlijk moet minimaal tachtig procent van de vrouwen op tv uit geboerkeerde Marokkaanse meisjes met dat stomme Goudse accent bestaan. En iedere avond moeten op de buis minimaal drieënzestig genders optreden. Mohammedanen zijn overigens gevrijwaard van de genderplicht, omdat hun Heer er maar twee geschapen heeft. Enfin, dat is mijn spagaat wat de echte Nederlander betreft: aan de ene kant de De Mol-achtigen en Koeman-oïden, aan de andere kant de diversiteit die door de roomblanke bobo’s vanuit hun ivoren torens in de maag van de kaaskop wordt gesplitst. Ik zeg het daarom nog één keer: vertrek nu het nog kan.’

Esther Voet

Foto: Claudia Kamergorodski. Esther Voet (1963) is hoofdredacteur van het Nieuw Israëlietisch Weekblad. Ze was directeur van het Centrum Informatie en Documentatie Israël.

‘Bij de gewone Nederlander doemde bij mij in eerste instantie een achterhaald beeld op van stipt om zes uur aan tafel, een honden- óf kattenmens, aan de buis gekluisterd zitten tijdens Heel Holland bakt. Onzin natuurlijk. Mijn kapper van Marokkaanse komaf, manicure Elena uit Griekenland, de Turkse thuisbezorger bij wie ik vaste klant ben, ze zijn allemaal gewone Nederlanders. Wel is er één ding dat ons allemaal lijkt te verenigen: de edele kunst van het klagen. Over de regering, het voetbal, de werkgever, de buurt, de nieuwe auto van de buurman, de allochtoon, de ‘witte’ man, het weer. Want klagen móét. En dan verreweg het liefst zonder verantwoordelijkheid te nemen de situatie te veranderen, wat moeilijk zou zijn in geval van het weer, dat geef ik toe. Laten we wel zijn, de gewone Nederlander, hoe die er ook uitziet en waar hij of zij ook vandaan komt, heeft door de bank genomen helemaal niets te klagen. We leven in een prachtland. Ja, helemaal áf is het natuurlijk nooit, maar heb je een beetje gereisd, dan weet je dat het op weinig plekken in de wereld beter is. Ik heb er in ieder geval nog nooit één kunnen ontdekken. Wie voor mij de gewone Nederlander is? Degene die na een buitenlandse reis de auto weer voor de deur parkeert of landt op Schiphol en denkt ‘ik ben blij dat ik weer thuis ben’.’

Guilly Koster

Foto: Facebook. Guilly Koster (1955) is vlogger, presentator en programmamaker en werkte onder andere voor RTL, VPRO en MTNL.

‘Als je googlet op het woordje gewoon krijg je een rijtje van zevenenveertig puzzelwoorden, in oplopend aantal letters: plat, vaak, aards, daags, meest, sober, anders, banaal, domweg, gemeen, gewend, simpel, veelal, commuun, courant, dikwijls, meestal, normaal, ronduit, vulgair, algemeen, dagelijks, doorsnee, gangbaar, ordinair, triviaal, alledaags, doorgaand, doorgaans, eenvoudig, gemiddeld, gewoonlijk, habitueel, ordinairs, overigens, standaard, volstrekt, normaliter, regelmatig, gebruikelijk, middelmatig, onopvallend, eenvoudigweg, ongekunsteld, traditioneel, conventioneel, oudergewoonte. Als je doorzoekt kom je terecht in een wirwar van betekenissen van een gewoon lijkend woord. ‘Gewoon’ blijkt buitengewoon ingewikkeld te zijn. Want ook na al die puzzelwoorden blijft de vraag gewoon staan: wat is gewoon? Zeker als je het gewoon als bijvoeglijk naamwoord gaat gebruiken. Het geeft niet zo veel problemen als je het voor meetbare of zichtbare objecten gebruikt, zoals gewone cirkel of gewoon een meter. Ingewikkelder wordt het als je het op unieke ‘eenheden’ gaat toepassen, zoals mensen. Als ieder mens uniek is, is namelijk niemand gewoon. Van het woord gewoon mag dan ook rustig gesteld worden dat het geen gewoon woord is, maar een axioma. We hebben het erover zonder dat het een precies omschreven betekenis heeft. Je kan er dus gewoon een beetje mee rommelen. Als gewone mensen als u en ik daarmee aan de slag gaan, hoeft dat geen grote consequenties te hebben, want wij nemen onder gewone omstandigheden geen beslissingen die van belang zijn voor heel het land. Het wordt wel gewoon tricky als sluwe en doorgewinterde vossen als Buma dit soort termen gebruiken. Gewone Nederlander is een buitengewoon vage definitie. Als de vos de passie preekt, boer pas op je ganzen!’

Tanya Hoogwerf

Foto: Leefbaar Rotterdam. Tanya Hoogwerf (1975) is gemeenteraadslid namens Leefbaar Rotterdam.

‘Dé Nederlander bestaat niet’ is een cliché dat aardig op waarheid berust. Hoe klein Nederland ook is, we krijgen het op die postzegel voor elkaar om uit te blinken in culturele verschillen. Denk aan 010 versus 020, Fries chauvinisme of de kinnesinne tussen onder of boven de rivieren. Toch hebben al die Nederlanders wel degelijk iets gemeenschappelijks: een groot saamhorigheidsgevoel als het gaat om het behoud van nationale tradities en gebruiken. We zijn altijd een open en tolerant land geweest. Door onze ligging en handelsgeest is de wereld onze achtertuin. Als er íémand niet bang is voor het ‘vreemde’, dan is het de Nederlander wel. We bevoeren wereldzeeën en slechtten binnenlandse grenzen met de ontzuiling. Deze mentaliteit bracht ons grote welvaart, respect voor het individu en een vrije, maar ook steeds complexere samenleving. Onze tradities, die onze identiteit definiëren en als anker dienen, zijn daarom misschien wel belangrijker dan ooit tevoren. Steeds meer Nederlanders zien echter dat onze tolerantie is doorgeschoten. Beter gezegd, dat de typische Nederlandse vrijheden onder het mom van tolerantie door onze elites worden verkwanseld. Ook onze tradities, het laatste houvast in de strijd om onze identiteit, gaan voor de bijl als zoenoffer aan beroepsgekwetsten. Dat maakt mensen boos. En nee, niet alleen de ‘boze blanke mannen’. Misschien bestaat dé Nederlander toch wel. Hij of zij wil een land waarin kinderen opgroeien met goed onderwijs, maar zonder opgelegde schuldgevoelens over kinderfeesten en historische helden. Een land waar de mores worden bepaald door de gemene deler in plaats van de uitzondering.’

Sunita Biharie

Foto: SP. Sunita Biharie (1980) is fractievoorzitter van SP Apeldoorn.

‘Wie is de gewone Nederlander? Ik heb geen idee. Sterker nog, de rechtse politici die hiermee populistisch rondstrooien hebben niet eens een eenduidig antwoord. Op naar het woordenboek dan maar. Nope, niets gevonden. Wel het woord Nederlander. ‘Iemand uit Nederland’, zo staat in de Van Dale. Nou, dat is summier, maar helder. Niets over dat je er geboren moet zijn, nee. Uit Nederland, dat volstaat. Nu het woord gewoon. Betekenissen die ik tegen kom zijn ‘gewend aan’ en ‘vertrouwd met’. Of je iets of iemand gewoon vindt zegt dus meer over de persoon die dit vindt dan over de persoon waarover dit gevonden wordt. De gewone Nederlander is dus de Nederlander aan wie jij gewend en met wie jij vertrouwd bent. Vet subjectief dus. De rechtse politici hebben het dus niet over mensen, maar over hun eigen standaarden. Standaarden die ze gebruiken voor eigen gewin. Als politici dus claimen dat ze voor de gewone Nederlander staan, vraag je dan af wat ze daarmee te winnen hebben. De gewone Nederlander bestaat niet. Of we zijn het allemaal. Er is altijd wel iemand die jou gewoon vindt, toch?’

Carel Brendel

Foto: Twitter. Carel Brendel (1949) is journalist (hij publiceert op zijn eigen website www.carelbrendel.nl) en werkte onder andere voor Het Parool, Vrij Nederland en het Algemeen Dagblad.

‘Dé gewone Nederlander bestaat natuurlijk niet. Maar laat ik toch een poging wagen. Tot de gewone Nederlanders reken ik alle inwoners van ons grondgebied die Nederland omarmen, het een prettig land vinden en proberen hier iets van hun leven te maken. Daarbij maakt het niet uit of iemands familie al vele generaties in Nederland woont of hier is aangekomen tijdens een recente migratiegolf. Wat mij betreft heeft de term dus niets te maken met ras of afkomst. Ik begrijp daarom ook niet waarom mensen zich eraan ergeren of het begrip zelfs als racistisch beschouwen. De oude gewone Nederlanders hebben ondanks de onvermijdelijke wrijvingen rond migratie de afgelopen decennia een grote bereidheid getoond nieuwe gewone Nederlanders op te nemen. Ze verwachten echter wel van de nieuwkomers dat ze de Nederlandse samenleving accepteren en bereid zijn zich aan te passen. Tot pakweg 1980 was aanpassing aan het nieuwe vaderland overal de norm bij migratie. In veel landen geldt dat nog steeds. Ik heb me altijd verbaasd waarom de Nederlandse overheid dit principe heeft losgelaten en daarmee allerlei spanningen in de samenleving heeft aangewakkerd. Het gevolg is dat een deel van de nieuwkomers niet probeert om gewone Nederlander te worden. Sommigen eisen zelfs dat Nederlanders zich aanpassen aan hun cultuur of religie. Dat zal uiteindelijk niet lukken. Want gewone Nederlanders, ongeacht ras of afkomst, prefereren de Nederlandse wetgeving boven de sharia en laten zich niet meeslepen door de uit de Verenigde Staten overgewaaide identiteitspolitiek.’

Mahesvari Autar

Foto: DesiYUP. Mahesvari Autar (1987) is freelance camerajournalist en oprichter van het multimediaplatform DesiYUP.

‘De gewone Nederlander? ‘Kom eens meissie’, zei de allerbeste gepensioneerde blanke fietsenmaker van Rotterdam-West tegen mij. Na schooltijd speelde ik buiten en elke dag kreeg ik van ‘beneden-opa’ Neerlandsch eenige echte muntdropje van Klene. Opa’s favoriete bezigheid was het repareren van tweedehands fietsen voor migranten. Als hij een dagje niets te repareren had en er was ook geen voetbal op televisie, dan stond hij buiten en hield hij alle spelende kinderen in de gaten. Soms werd hij kwaad, omdat een aantal migrantenkwajongens de straat onveilig probeerden te maken. Hij was dan niet meer zo vriendelijk of geduldig en veranderde in een gevreesde ‘Neder-Hulk’ die bulderde ‘weg uit mijn straat tuig!’ Soms disciplineerde hij deze jongens door ze een pak rammel te verkopen. Dat was zijn manier om wangedrag meteen af te leren. Hij geloofde niet in het bedekken van problemen met de mantel der blinde liefde. Hij hield van duiding en verstond de taal van het oplossen van problemen. Hij wakkerde de Rotterdamse no-nonsense attitude in mij aan. Hij zag me niet als de ‘ander’, zonder ook maar ooit mijn naam uit te spreken sloot hij zijn buurmeisje in zijn hart.’

Natascha van Weezel

Foto: Uitgeverij Balans. Natascha van Weezel (1986) is schrijver en filmmaker.

‘Ik heb geen idee hoe de gewone Nederlander eruit zou moeten zien. Eigenlijk zou ik dat wel eens aan Buma willen vragen. ‘Hé Sybrand, ben je een gewone Nederlander als je van kaas houdt? Ben je een gewone Nederlander als je wel eens schaatst in de winter? Ben je een gewone Nederlander als je de Nederlandse taal foutloos kunt spreken en schrijven?’ In dat geval kan ik zelf zeker als gewone Nederlander bestempeld worden. Aan de andere kant zijn mijn grootouders van moederskant niet in Nederland geboren, zie ik het niet zo zitten dat ‘de jeugd’ iedere ochtend het Wilhelmus moet gaan zingen en word ik voortdurend in het Engels aangesproken, omdat men maar niet lijkt te begrijpen dat ik ondanks mijn donkere haar en ogen toch echt een kaaskop ben. In ons land wonen mensen van meer dan honderdtachtig nationaliteiten. In het ene huishouden wordt roti gegeten, in het andere bloemkool. Maakt dat de roti-etende familie minder Nederlands en daardoor minder gewoon? Wie bepaalt dan wat gewoon is? En sinds wanneer is gewoon iets positiefs? Nu ik erover nadenk wil ik helemaal geen gewone Nederlander zijn. Volgens mij leid ik een veel leuker leven als ik in Buma’s ogen raar ben. Want gewoon zijn, dat is zo saai!’

Elvira Sweet

Foto: DWT Online. Elvira Sweet (1957) is Buitengewoon Ambtenaar van de Burgerlijke Stand, lid van de Raad van Toezicht van onder meer de Boekmanstiching en voormalig PvdA-politicus (onder meer gemeenteraadslid in Amsterdam).

‘Ons land is de afgelopen decennia sterk veranderd in demografisch, sociaal-economisch en politiek opzicht. In Nederland is net zoals in andere Europese landen sprake van een instroom van mensen wier voorouders niet in Nederland zijn geboren. Onder invloed van kolonisatie, arbeidsmigratie, adoptie en vluchtelingenstromen is onze samenleving in cultureel opzicht gedifferentieerd en gesegmenteerd. Daarnaast is er naast grote verschillen op sociaal-economisch gebied ook een groot onderscheid tussen mensen die binnen en buiten de Randstad wonen. Een overheid die deze diversiteit niet erkent of negeert is naïef en toont een gebrek aan historisch besef en maatschappelijke realiteit. Het bevreemdt mij dat in een tijd waarin populisme floreert en grote groepen op zoek zijn naar nieuwe zekerheden, voor het gemak wordt gekozen om de zogenaamde gewone Nederlander op te voeren als de belangrijkste doelgroep van beleid. De gewone Nederlander is niet te definiëren en gewoon is een dynamisch begrip. Onder invloed van nieuwe visies en culturele tradities heeft de Nederlandse identiteit zich ontwikkeld in samenhang met de sociaal-culturele omgeving. Het gevaar bestaat dat deze term het nationalisme stimuleert en nog meer leidt tot het uitsluiten van diverse groepen. Ik verwacht van de overheid dat ze naast de zorgplicht voor onder meer gezondheidszorg en onderwijs, bescherming biedt aan álle burgers. Daarbij past een attitude van politici gericht op verschillen overbruggen en inclusiviteit bevorderen.’

Alptekin Akdogan

Foto: Facebook. Alptekin Akdogan (1981) is GeenPeil-activist.

‘De zoektocht naar de gewone Nederlander neemt obsessieve vormen aan. Journalisten, programmamakers en politici kunnen er geen genoeg van krijgen. Ook op social media worden er soms heftige discussies over gevoerd. Iedereen heeft een eigen definitie van de gewone Nederlander. Mijn definitie is: de gewone Nederlander is de persoon die zich in dezelfde filterbubbel begeeft als die van jou, de rest is ongewoon. Vergelijkbaar met de zuilen van vroeger, toen men alleen in de eigen zuil vertoefde en alles daarbuiten raar en vreemd was. Maar wat is dan voor mij een gewone Nederlander? De gewone Nederlander is voor open grenzen, maar wil de grenzen ook dicht hebben. De gewone Nederlander zegt patat, maar ook friet. De gewone Nederlander heet Jan, Sam of Ali en Corrie, Sterre of Fatima. De gewone Nederlander gelooft in God, maar is ook atheïst of alles wat daartussen zit. De gewone Nederlander vindt Zwarte Piet racistisch of juist niet. En zo kan ik lang doorgaan. We zijn allemaal gewoon in onze eigen bubbel en als je niet behoort tot die bubbel, dan ben je vreemd, dan ben je een ongewone Nederlander. Laten we alsjeblieft ophouden met de zoektocht naar de gewone Nederlander, want we zijn allemaal een gewone Nederlander. Of juist niet.’

Sahar Afzal

Foto: Facebook. Sahar Afzal (1997) is jongerenvertegenwoordiger namens Nederland bij de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties.

‘Het begrip gewone Nederlander draagt alleen maar bij aan groepsdenken, iets wat ik juist probeer tegen te gaan in mijn werk als jongerenvertegenwoordiger door de dialoog aan te gaan met verschillende jongeren. Ik sta wekelijks voor de klas en spreek jongeren door heel Nederland over de (inter)nationale politiek. Ik legde deze vraag voor aan jongeren: ‘Mijn moeder is alleenstaand en zit in de bijstand, is ze dan wel normaal volgens Rutte’? Eén van hen antwoordde: ‘Ik ben één jaar geleden gevlucht uit Syrië en wacht op mijn verblijfsvergunning, Rutte zal mij wel niet bedoelen met de gewone Nederlander.’ Het lijkt erop dat politici als Rutte geen idee hebben hoeveel impact groepsdenken heeft op mensen die zich daardoor ‘anders’ gaan voelen. Terecht zijn er zorgen over de kloof tussen diverse groepen, zoals mensen met verschillende culturele achtergronden, mensen in de Randstad en op het platteland en hoog- en laagopgeleiden. Rutte zou daarom moeten ophouden met retorische one-liners waar veel mensen zich niet in herkennen. Mijn oproep aan hem is dan ook: houd op met praten over de gewone Nederlander. Probeer mensen te verbinden door álle Nederlanders te omarmen en een premier voor álle Nederlanders te zijn.’

Ronny Naftaniel

Foto: Facebook. Ronny Naftaniel (1948) is vice-voorzitter van A Jewish Contribution to an Inclusive Europe. Hij was directeur van het Centrum Informatie en Documentatie Israël.

‘Ben ik de gewone of normale Nederlander voor wie volgens Mark Rutte het nieuwe regeerakkoord is bedoeld? Nou ja, ik woon in elk geval in Nederland, waar ruim zeventien miljoen Nederlanders wonen. Ik heb vier kinderen. Volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek hebben ruim twee miljoen Nederlanders drie of meer kinderen. Ik woon in Amstelveen, dat bijna negentigduizend inwoners heeft. Dat maakt dat er in mijn woonplaats circa elfduizend echtparen rondlopen met drie of meer kinderen. Van hen is circa de helft man. Ik zit in de leeftijdscategorie van 65-69 jaar, net als vijf procent van alle andere Amstelveners. Dus zijn er slechts 275 Amstelveense mannen in de leeftijdsklasse van 65-69 die drie kinderen of meer hebben. Maar ik ben ook nog Joods. Daar zijn er nog maar weinig van, in Amstelveen vijf procent van de bevolking. Dus dat maakt het aantal ‘gelijken’ nog maar veertien. Ik was het bijna vergeten, maar ik ben ook lid van een politieke partij. Eén van de laatsten der Mohikanen, want slechts één op de vijftig Nederlanders is aangesloten bij een politieke partij. Dus heb ik zo berekend dat ik in Nederland de enige Joodse Amstelveense man ben, die lid is van een politieke partij, tussen de 65 en de 69 jaar oud is en meer dan drie kinderen heeft. Wow, ik ben dus uniek en geen gewone Nederlander. Dat regeerakkoord, waarover ellenlang is onderhandeld, is dus niet voor mij. Ik blijf dan ook lekker zes procent btw betalen voor al mijn boodschappen!’

Sahar Noor

Foto: YouTube. Sahar Noor (1984) is verbonden aan Kennisplatform Integratie & Samenleving als onderzoeker gespecialiseerd in islam, gender en emancipatie.

‘Ik ben een ongewone gewone Nederlander. Ik eet gewoon 48+ kaas op donker volkoren brood van de Bakker Bart. Ik fiets gewoon iedere ochtend naar het treinstation en maak praatjes over de grijze wolken boven mijn hoofd. Ik heb ongewoon zwart haar en bruine ogen. Ik hou gewoon van Oranje, maar zie liever geen ongewone zwart geschminkte Pieten. Voor het slapen gaan lees ik gewoon Jip en Janneke voor aan mijn kinderen. Ik maak me ongewoon veel zorgen over de toekomst van Nederland, om al de ongewone haat tegenover mensen vanwege hun idealen. Ik werk aan een gewoon Nederland waar iedereen mag zijn wie hij of zij wil zijn, gewoon of ongewoon. Want gewoon of ongewoon is slechts een gevoel. Wie bepaalt eigenlijk wat gewoon is? Soms ben ik gewoon, soms ben ik ongewoon. Het zou ook niet uit mogen maken. Of word ik nu te gewoon? Dan toch maar ongewoon? Gewoon.’

Eric Hendriks 

Foto: Peking University. Eric Hendriks (1985) is socioloog aan de Peking University, binnenkort stapt hij over naar de Rheinische Friedrich Wilhelms Universität Bonn.

‘Gewone Nederlanders leven het Nederlandse democratische regime, hebben dat regime geïnternaliseerd en ondersteunen het middels hun gewoontes en waarden. Dat is de klassiek Griekse definitie. De Grieken geloofden dat iedere maatschappij een eigen karakter oftewel regime (politeia) bezit, één die in de mensen leeft. Mensen maken de maatschappij en de maatschappij maken de mensen. Bij iedere soort maatschappij hoort daarom een bepaald menstype. Dat is waarom Socrates in Plato’s Republiek stelt dat er niet minder menstypes kunnen bestaan dan er regimes zijn: ‘Er moeten evenveel types mensen bestaan als er maatschappijen zijn. Of denk je soms dat regimes zomaar opkomen uit ‘eik of rots’ en niet uit het karakter van de burgers?’ Alle typische eigenschappen van de toonaangevende instituten en democratie van Nederland vind je terug in de eigenschappen van de gewone Nederlander. De gewone Nederlander is egalitair, schuldbewust, bescheiden, nuchter, zuinig, recht voor z’n raap, transparant, naïef, soms wat mat. Hoe duiden we die eigenschappen? De Grieken wisten al dat een kritische analyse van een bepaald regime altijd ook de burgers die het meest bij dat regime horen onder de loep legt. Tegelijkertijd moeten we ook kritisch naar de verschillende soorten ongewone Nederlanders kijken. Daaronder vallen recente immigranten uit landen met autoritaire, theocratische of tribale regimes. Hun waarden, ideeën en gewoontes conflicteren met democratisch Nederlands burgerschap. Die spanning kan leefbaar zijn als het om een klein aantal mensen gaat, maar het verdwijnt alleen als de nieuwkomers assimileren of als het regime zelf verschuift. Zowel mensen als regimes zijn continue in beweging, zij het langzaam. De vraag is in welke richting we ons willen bewegen.’

Jacqueline Makbouli

Foto: D66. Jacqueline Makbouli (1971) is fractievoorzitter van D66 Beverwijk. Ze werkte voor de politie in Amsterdam, onder andere als agent en projectmanager.

‘Een gewone Nederlander zijn betekent vooral niet excelleren, je hoofd onder het maaiveld houden en je mening slechts geven als die welgevallig is en leidt tot nog meer ja-knikken. Terug naar de vijftiger jaren, de trappenhal vergeven van de spruitjeslucht, één koekje bij de koffie en om half zes stipt aan tafel. De hel. Als ik één ding zeker weet is het wel dat ik mezelf niet associeer met een gewone Nederlander. Al was het maar omdat ik gezegend ben met een niet-gewone Nederlandse naam en dito grote bek. Ik lijk desondanks prima te functioneren in mijn leven. Ik heb mijn, voornamelijk Nederlandse vriendenkring eens gescand en kwam tot de conclusie dat ik bij niemand dacht ‘ja, BAM, dat is een gewone Nederlander!’ Met gewoon zijn geen innovatie, creativiteit, topsport, maar wel een keurige zesjes-cultuur. Gewoon zijn is vooral erg saai. Een snelle ronde langs vrienden en kennissen over het begrip de gewone Nederlander leverde op: opgetrokken wenkbrauwen, afkeuring en, oké, een trots, ingenomen doch smerig lachje van mijn vriend. Hij voegde daar nog zelfgenoegzaam aan toe ‘gewoon werken en je bek houden, dat is pas gewoon’.’

Jan Dijkgraaf 

Foto: Buttkicken. Jan Dijkgraaf (1962) is columnist (The Post Online en www.briefjevanjan.nl) en eigenaar van Buttkicken en The Post Offline. Hij was hoofdredacteur van onder meer Metro, HP/De Tijd en PowNed.

‘Waarom ik de gewone Nederlander ben… Ik heet Jan. Ik heb één vrouw. Ik heb twee kinderen. Ik werk voor mijn geld. Ik heb nog nooit een verzekering opgelicht. Ik behandel iedereen zoals ik zelf behandeld zou willen worden. Ik heb mijn kinderen zodanig opgevoed dat ze nooit op de PVV gaan stemmen, weet ik vrij zeker. Ik ben nu al negen zinnen met het woordje ‘ik’ begonnen en dat schuurt – ik ben Gordon niet. Ik ben opgegroeid met spreekwoorden en gezegden als ‘ledgheid is des duivels oorkussen’ en ‘van werken is nog nooit iemand doodgegaan’. Ik heb een bloedhekel aan mensen die problemen maken die er niet zijn. Van de als Black Panthers verklede beroepsactivisten die doen alsof Zwarte Piet het bewijs is van ‘wit’ racisme tot vrouwen die doen alsof elke Nederlandse man een verkrachter is, maar die wegkijken als kansenparels op scooters vrouwen voor ‘hoerrrrrr’ uitmaken, moslimmeisjes als tweederangsburgers worden grootgebracht of moeten trouwen met hun neef. Ben ik een gewone Nederlander? Ik ben dé gewone Nederlander. Iedereen moet achter de voordeur, binnen de grenzen van de wet, doen wat ie wil. Vrijheid, blijheid. Iedereen moet in het openbaar kunnen zeggen wat ie wil, hoezeer ik het er ook mee oneens ben of de teksten zelfs verderfelijk vind, er gaat níets boven de ultieme vrijheid van meningsuiting. Ik geef elke dag mijn mening op briefjevanjan.nl. Ik schrijf wat velen denken. Daarin ben ik dan weer geen gewone Nederlander; ík laat me door niemand de mond snoeren. Veel gewone Nederlanders wel. Laf? Murw gebeukt? In elk geval doodzonde!’

Saniye Calkin

Foto: Platform INS. Saniye Calkin (1976) is directeur van Platform INS.

‘Volgens het nieuwe regeerakkoord kan de normale, gewone Nederlander de toekomst vol vertrouwen tegemoet zien. Mijn vraag is: aan welke voorwaarden moet je voldoen om tot deze groep te behoren? Ik ben moeder, echtgenote, hier geboren en getogen, hoogopgeleid, bestuurder en directeur van een platform dat streeft naar verbinding in de samenleving. Het gebruik van het label normale of gewone Nederlanders staat die verbinding ernstig in de weg. Het is een term die mensen uitsluit en polariseert. Wijlen burgemeester Eberhard van der Laan verwoordde het zo mooi in zijn afscheidsbrief. ‘Zorg goed voor onze stad en voor elkaar’, schreef hij. Laten we de boodschap die Van der Laan zijn stadsgenoten meegaf al onze landgenoten meegeven. Laten we iedereen oproepen goed voor ons land en elkaar te zorgen, ongeacht waar wij of onze ouders vandaan komen, ons geloof of onze overtuigingen. Dat is de beste manier om mensen de kunst van het samenleven te leren en álle inwoners van dit land de toekomst met vertrouwen tegemoet te laten zien.’

Ewout Klei

Foto: Jalta. Ewout Klei (1981) is freelance journalist en redacteur van Jalta.

‘De gewone Nederlander is een sociale constructie van het CDA. Een Nederlander is iemand met een Nederlands paspoort. Je bent geen betere Nederlander als je autochtoon bent of CDA-stemmer. Niettemin bestaat er wel zoiets als een gedeelde identiteit. En daarvoor is de Nederlandse geschiedenis belangrijk. Vrijheid en democratie zijn meer dan alleen abstracte waarden, maar moeten ook ingebed zijn in de geschiedenis, in een verhaal. Ofschoon Buma en de zijnen de Nederlandse identiteit ten onrechte koppelen aan het zingen van het Wilhelmus en de ‘joods-christelijke cultuur’, een kwalijke fictie die een belediging is voor de joodse gemeenschap in ons land, is het CDA-pleidooi voor meer aandacht voor de geschiedenis helemaal niet verkeerd. Als je samen een verhaal deelt voel je je ook meer verbonden met elkaar. Natuurlijk moet er ook aandacht zijn voor de zwarte bladzijden van dit verhaal, zoals de slavenhandel en de politionele acties, maar daar moet niet de exclusieve focus op liggen. Nederland is het land waar grote denkers als Spinoza en Bayle, helaas niet in alle vrijheid, maar wel in relatieve vrijheid, hun vernieuwende ideeën konden publiceren. Nederland is het land waar we voor de Franse Revolutie al experimenteerden met democratie. Laten we ophouden met navelstaren en kijken naar wat ons van elkaar scheidt, maar het hebben over onze gezamenlijke geschiedenis.’

Rajae el-Mouhandiz

Foto: Facebook. Rajae el-Mouhandiz (1979) is artiest.

‘De gewone Nederlander is een persoon die in Nederland woont, studeert, werkt of achter de geraniums zit. Wetten en de Grondwet leggen de spelregels uit zodat we allemaal weten wat onze rechten en plichten zijn. Gewoon betekent in het huidig politieke klimaat echter iets ongewoons; de kliek rondom Rutte III gebruikt semantiek op een dubbelzinnige manier om duidelijk te maken wie gewoon of ongewoon is. De keuze van het kabinet laat zien dat gewoon homogeen en conservatief betekent. Het gewoon van dit kabinet sluit uit op basis van gender, etniciteit en religie. Een woord als kwaliteit is minstens zo ergerlijk als gewoon, omdat het indirect aangeeft dat inclusie gebaseerd is op een perceptie van een homogeen ‘superieur’ verleden, niet op realisme waarin het besef is doordrongen van een koloniaal verleden. Het besef van een migratieverleden, een glazen plafond dat doorbroken is, een multicultureel heden en dus een toekomst waarin de emancipatie, inclusie, invloed en representatie van vrouwen en minderheidsgroepen vanzelfsprekend zouden moeten zijn. Het Wilhelmus in de hoofden van kindjes stampen, propaganda en dwang wakkeren geen gevoel van loyaliteit aan. Giftige achterkamerpolitiek heeft het Wilders-effect op liberale gewonerds als gevolg met zich mee gebracht, waarbij het gewoon is om venijnig te doen en het Nederland van nu te ontkennen. Bij hoge uitzondering wordt afgeweken van ‘gewoon’, dan mogen een paar vrouwen meedoen, al worden ze door hun collega’s en een gulzige Twitter-mob neergesabeld indien ze afwijken van een gedateerde homogene identiteit en de politieke voorkeuren van de gewone gewonerds.’

Erik de Vlieger

Foto: Facebook. Erik de Vlieger (1959) is entrepreneur.

‘De gewone Nederlander lijkt het meest op een gewone Nederlander, de ongewone Nederlander lijkt veelal op een ongewone Nederlander. Wat het verschil is tussen deze twee? Eerlijk? Ik heb geen idee. Hoort een dubbel paspoort bij de gewone of ongewone Nederlander? Ook dat weet ik niet. Of iemand met een baan, is dat gewoon of ongewoon? Journalisten, sporters, wetenschappers, mensen met een uitkering, langdurig zieken en ambtenaren dan? Nou, zegt u het maar, gewoon of ongewoon? U voelt al waar ik op uitkom, nietwaar? Niemand weet eigenlijk wie de gewone Nederlander is. Vandaar dat ik altijd zo pissig word op politici die de term gewone Nederlander in de groep gooien. Het is een term ter misbruik om gekozen te worden. Ongewoon hè?’

Was vroeger echt alles beter?

0
Zo nu en dan refereren politici aan een nostalgisch Nederland. De jaren vijftig, toen was alles nog pais en vree. De Kanttekening sprak CDA’er Job van Meijeren en dook de statistieken en archieven in op zoek naar dit oude Nederland.

De onlangs door CDA-leider Sybrand Buma uitgesproken H.J. Schoo-lezing deed nogal wat stof opwaaien. ‘Verscheidenheid is nooit een doel op zich geweest’, zei hij onder andere over het multiculturele Nederland anno 2017. En passant brak hij een lans voor tradities. ‘Onze tradities en cultuur mogen we niet laten verwateren.’

Verschillende CDA’ers hebben zich verzet tegen de lezing. In een partijblad leverde oud-minister Ernst Hirsch Ballin onlangs stevige kritiek. ‘Scheidslijnen zijn er op allerlei manieren, maar ze mogen geen breuklijnen tussen bevolkingsgroepen worden.’ Buma is vooral bezig met de ‘boze Nederlander’.’ Dat verklaarde Hirsch Ballin, die samen met Paul van Geest, hoogleraar Kerkgeschiedenis en Geschiedenis van de Theologie (Universiteit van Tilburg), van leer trekt in het stuk.

Rabbijn Lody van de Kamp zegde zelfs zijn CDA-lidmaatschap op als reactie op de lezing. In Trouw beschuldigde hij Buma ervan de ‘joods-christelijke traditie’ te misbruiken om anderen buiten te sluiten. ‘Daarachter gaat de gedachte schuil: de moslims, die moeten we hier niet hebben. Daar voel ik me heel ongemakkelijk bij.’ Het sluit naadloos aan op de discriminatie en uitsluiting van joden en Nederland, vindt de rabbijn. ‘Tot het eind van de negentiende eeuw mochten we hier als joden helemaal niets.’ In 1938 nog besloot minister van Justitie Carel Goseling (1891-1941) joden tot ongewenste vreemdelingen te bestempelen. Door de gebeurtenissen in Duitsland was men in Nederland bang een toevluchtsoord voor ontheemden te worden. Goseling nam die beslissing namens de Roomsch-Katholieke Staatspartij (RKSP), één van de voorlopers van het CDA.

In De Groene Amsterdammer schreven hoogleraar Sociologie Jan Willem Duyvendak (Universiteit van Amsterdam) en politiek filosoof en jurist Tamar de Waal (Erasmus Universiteit Rotterdam) dat na het regeren met de PVV het CDA in ieder geval geen afscheid heeft genomen van rechts-populisme: ‘De lezing verdient dus niet alleen aandacht omdat het gedachtegoed van Buma nauwelijks meer te onderscheiden is van dat van Wilders. Het probleem is breder. Radicalisering zoals we bij Buma zien, vindt ook plaats bij politici van VVD, PVV, SGP en Forum voor Democratie – partijen die samen een dikke meerderheid vormen in ons parlement.’

Christen-democratische hegemonie
De boze burger dus, is dat eigenlijk de ‘gewone’ Nederlander volgens Buma? Hoe ging het eigenlijk toen die burger nog blij was? Vrouwen die na hun trouwen moeten stoppen met werken, de na de oorlog weer opgetuigde verzuiling, het censureren van al te progressieve films, zomaar maar wat zaken waar de meeste Nederlanders anno 2017 met afgrijzen naar kijken. Toch is dit de dagelijkse praktijk binnen de ooit oppermachtige tradities waar Buma aan refereert. Het zijn de hoogtijdagen van zijn partij en haar voorlopers, de Katholieke Volks Partij (KVP), de Anti-Revolutionaire Partij (ARP) en de Christelijk Historische Unie (CHU).

Het Woerdense CDA-raadslid Job van Meijeren ziet de uitspraken van Buma vooral als aanzet tot een discussie. ‘Zijn stelling gaat vooral om het verlies aan gemeenschappelijkheid, wat voor verwarring zorgt bij de burger. Er is een kloof ontstaan tussen het gelijkheids-denken dat momenteel in Nederland gemeengoed is, en aan de andere kant het vrijheids-denken; het individu dat alle vrijheid moet hebben om zich te ontplooien. Dat schuurt en dat zie je op allerlei manieren terug in de samenleving.’ Hij noemt als voorbeeld de opvang van vluchtelingen in Woerden. ‘Aan de ene kant heb je linkse, vaak elitaire mensen die vinden dat we vluchtelingen moeten opvangen. Aan de andere kant staan laagopgeleiden die het direct merken als we die vluchtelingen daadwerkelijk huisvesting gaan geven en ze de arbeidsmarkt op laten komen. Daar concurreren ze namelijk direct met die laagopgeleiden, die hoogopgeleide met een goede baan merkt daar niets van. Vroeger werd dat in gemeenschappelijkheid opgelost en liepen verschillende klassen meer door elkaar. Dat is weggevallen.’ Hij wijst op het verenigingsleven. ‘Dat speelt hierbij een grote rol. Dat is niet eens persé christelijk, maar het vormen van gemeenschappen is essentieel voor een samenleving.’

Van Meijerens stelling sluit naadloos aan op de woorden van Buma, die het begrip vrijheid formuleert als ‘een opdracht tot dienstbaarheid aan de gemeenschap’. Van die dienstbaarheid aan de ‘joods-christelijke cultuur’ had was niets te merken tijdens de Tweede Wereldoorlog. ‘Mijn grap luidt: had die traditie soms een time-out tussen 1940 en 1945?’, zo schreef schrijver Robert Vuijsje onlangs in Trouw.

Handelingsbekwaamheid
Wat heeft het CDA en zijn voorlopers nog meer achtergelaten wat nu door Buma zo node gemist wordt? Pas in 1956 werd de vrouw ‘handelingsbekwaam’ voor de Nederlandse wet, wat zoveel betekende als dat zij voortaan zelf een huis kon kopen. In 1971 werd ook de bepaling geschrapt die de man tot ‘het hoofd van de echtvereniging’ maakte. Europa, toen nog de Europese Gemeenschap, moest er ten slotte aan te pas komen om de Wet Gelijke Behandeling van Mannen en Vrouwen tot stand te brengen in 1980. Al die tijd zaten KVP, ARP of CHU in een kabinet. ‘Mooie prestatie’, kunnen CDA-mensen zeggen. ‘Dat duurde wel érg lang’, kan een criticaster antwoorden.

De mythe van ‘het linkse thee drinken’
Immigratie dan. Een veel gehoord verwijt naar linkse partijen is dat ze problemen met moslims over Nederland hebben afgeroepen. Dat is vooral gebaseerd op de gedachte dat ‘links’ de migranten hierheen heeft gehaald en dat volgens Buma de tradities en eigen cultuur heeft laten verwateren ten koste van te veel toegeeflijkheid aan andere culturen dan de christelijke. Maar het waren werkgevers die in de jaren zestig door een aanwakkerende economische voorspoed op zoek gingen naar goedkope arbeidskrachten en uitkwamen in het Rif-gebied en de Anatolische hoogvlaktes. Buma’s voorgangers stonden op dat moment aan de knoppen.

Jan de Quay (1901-1985) vormde de eerste naoorlogse coalitie zonder linkse partij en maakte massa-immigratie mogelijk. Van 1959 tot en met 1963 bestond zijn regering uit KVP, VVD, ARP en CHU, kortom de VVD en de voorlopers van het CDA. Het volgende kabinet bestond uit exact dezelfde partijen. Pas midden jaren zestig kwam de PvdA weer in het centrum van de macht, samen met de KVP en ARP, onder Jo Cals (1914-1971). Dat duurde maar een jaar. De roerige jaren zestig werden uiteindelijk uitgeleide gedaan door het kabinet van Piet de Jong (1915-2016), om het stokje pas in 1971 weer door te geven. Pas in 1973 kwam Joop den Uyl (1919-1987) aan de macht met zijn PvdA. In veertien jaar tijd mocht links dus slechts één jaartje aanschuiven, de periode waarin opeenvolgende kabinetten zo’n vijfenzestigduizend Turken verwelkomden en wervingscontracten sloten met de Marokkaanse overheid.

Rechtse politiek en sociaal beleid
Anderzijds mag links rechts graag verwijten hardvochtig beleid te voeren en weinig sociaal te zijn. Maar veel sociaal beleid kwam tot stand onder rechts-conservatieve kabinetten. Het kabinet van Victor Marijnen (1917-1975) verhoogde de uitkeringen én de kinderbijslag. Er werd een minimumloon ingesteld en de werkeloosheidsuitkering werd verlengd. Op de valreep ging ook nog de bijstandsuitkering van start. De eerste vrouwelijke minister van Nederland, Marga Klompé (1912-1986) van de KVP zorgde zo mede voor een sociaal vangnet. De verzorgingsstaat werd daarmee verder opgetuigd, dus zonder bijdrage van linkse partijen. Al was de aanzet in de jaren vijftig al gegeven door de PvdA’er Willem Drees (1886-1988).

Banenkampioen
Rechtse partijen zijn niet per definitie de ‘banenkampioenen’. In 1967 tikte de werkeloosheid voor de eerste keer de honderdduizend aan, onder een centrum-rechtse coalitie. ‘De puinhopen van Paars’, de term die door Pim Fortuyn (1948-2002) de wereld in is geholpen, geldt zeker niet voor de werkeloosheid onder de voormalig vakbondsman Wim Kok. Hij zag in zijn twee kabinetten een halvering van de werkloosheid tussen 1994 en 2002, zelfs tot onder het niveau van 1980.

Historisch ontwikkeling van het CDA-electoraat
Weinig politici hebben hun potentiële electoraat zo zien uithollen als Buma en zijn voorgangers. In 1860, zo blijkt uit cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), is Nederland een nagenoeg christelijk land. Bij een volkstelling in 1899 geeft slechts twee procent van de ondervraagden aan niet tot een kerkgemeenschap te behoren. Dertig jaar later is dit percentage opgelopen tot veertien procent, in 1960 tot achttien procent. Na de roerige jaren zestig en zeventig, waarin de échte, grote ontzuiling wordt ingezet, tikt het aantal niet-kerkelijken de 38 procent aan. Daarna vlakt de stijging af. Momenteel is zo’n 43 procent van alle Nederlanders niet verbonden aan een christelijke kerk.

Cultuur
‘Doorgeschoten individualisering is een al langer voortdurende trend in onze cultuur’, zegt Van Meijeren. ‘Het leidt tot klantgedrag. Als je ziet wat scholen niet voor vragen, klachten of verwijten krijgen van ouders, dat is een symptoom van die ontwikkeling.’ Van Meijeren haalt in dit licht Abraham Kuyper (1837-1920) aan. ‘Soevereiniteit in eigen kring. Vroeger was een school van ons allemaal.’ Een terugkeer van gemeenschapszin leidt volgens hem tot barmhartigheid. ‘Je kijkt meer naar elkaar om. Eenzaamheid onder ouderen is een groot probleem, dat kun je met gemeenschapszin beter te lijf gaan.’

Economische achteruitgang
De cultuur is één ding, hoe zit het met de economie? In de jaren zeventig koste een hypotheek op een gemiddeld rijtjeshuis rond de achtentwintigduizend gulden. Inmiddels is de waarde van zo’n woning zo’n acht of negen keer over de kop gegaan, iets wat de huidige generatie nieuwe huizenbezitters wel kan vergeten. De hypotheek was vaak op basis van één salaris, iets wat nu ondenkbaar is.

Uit cijfers van het CBS blijkt dat consumentenprijzen sinds de jaren zeventig twintig maal zo hoog zijn geworden. De gemiddelde salarissen stegen slechts tot vier keer zo hoog, wat betekent dat het dagelijks leven veel duurder is geworden. Een simpel rekensommetje leert dat onder het CDA én de andere grote partijen de burger in de afgelopen decennia gemiddeld steeds minder overhoudt.

Turkije was eeuwenlang bastion van christenen

0
Bisschop Sint-Nicolaas leefde eeuwen geleden in het zuiden van het huidige Turkije. Dat is niet verwonderlijk want het land kent een rijke christelijke geschiedenis.

De BBC en andere media meldden onlangs dat archeologen in Turkije mogelijk het graf van Sint-Nicolaas ontdekt hebben. De opgravingen vonden plaats in Demre, in de buurt van de geboorteplaats van Sint-Nicolaas. De archeologen onderzochten de grond met radars en troffen een oude tempel aan onder de Sint-Nicolaas-kerk. In de tempel is een speciaal gedeelte waarin zich mogelijk de tombe van Sint-Nicolaas bevindt. De komende maanden zullen de onderzoekers de tempel nader onderzoeken.

Sint-Nicolaas, ook bekend als Nicolaas van Myra, werd waarschijnlijk omstreeks 270 geboren in Patara en overleed omstreeks 343 in Myra. Myra is het huidige Demre, een stadje in de Turkse provincie Antalya. Patara was een stad in de buurt van Myra. Sint-Nicolaas stond bekend om zijn gulheid aan armen en kinderen. In Nederland kennen wij hem als Sinterklaas. Na zijn dood werd hij begraven in Myra. Maar het verhaal gaat dat aan het eind van de elfde eeuw Italiaanse koopmannen zijn beenderen meenamen naar het Italiaanse Bari, waar speciaal voor zijn stoffelijke resten een basiliek werd gebouwd. Enkele jaren eerder was Myra in handen gevallen van het Turks-islamitische rijk van de Seltsjoeken en de koopmannen zouden bang zijn geweest dat de beenderen van Sint-Nicolaas niet langer veilig waren in Myra.

Als de Turkse archeologen gelijk hebben en Sint-Nicolaas begraven ligt in de tempel onder de Sint-Nicolaas-kerk, dan moet het verhaal van de Italiaanse koopmannen naar het rijk der fabelen worden verwezen. Demre is namelijk gebouwd op de ruïnes van Myra. De archeologen denken dat het lichaam in Bari destijds van iemand anders is gestolen. ‘De ogen van de wereld zijn op ons gericht. Als we resultaten bereiken, dan is dat een enorme boost voor het toerisme in Antalya. We zullen internationale discussies voeren na de opgravingen’, verklaarde de leider van het onderzoeksproject Cemil Karabayram aan de Turkse krant Hürriyet.

Erfgoed
Turkije herbergt naast het bekende verhaal van de bisschop van Myra nog veel meer christelijk (materieel en immaterieel) erfgoed. Al vanaf de vroegste eeuwen van het christendom was er brede religieuze activiteit in het land. De eerste vier grote concilies (kerkvergaderingen) zijn gehouden in het huidige Turkije, in de vierde en vijfde eeuw: de concilies van Nicea (Iznik) in 325, Constantinopel (Istanbul) in 381, Efeze (Efes) in 431 en Chalcedon (Kadiköy, Istanbul) in 451. Tijdens het concilie van Chalcedon werd de basis gelegd voor de drie-eenheid (het concept dat God één is en zich in drie vormen manifesteert) en de term orthodoxie, de vorm van het christendom die de Byzantijnse staat aanhing. Aan het eind van de vierde eeuw werd onder keizer Theodosius I (346-395) dit Grieks-orthodoxe christendom de facto de staatsgodsdienst van het Romeinse Rijk. Kerken die afweken van dit gedachtegoed werden gezien als heterodox en kregen te maken met vervolging en onderdrukking.

Twee van de vijf patriarchaten (kerkregio’s) in het Byzantijnse Rijk liggen binnen de grenzen van het huidige Turkije, namelijk Constantinopel en Antiochië (Antakya). Istanbul, in het noordwesten van het land, is vandaag nog steeds de zetel van onder andere de Grieks-orthodoxe patriarch en huisvest kerken, vele stammend uit de Byzantijnse tijd, van vrijwel alle stromingen en nationaliteiten, evenals daaraan verbonden onderwijsinstellingen; Grieks, Armeens, Frans, Syrisch, katholiek, protestants en orthodox, zelfs Duits en Nederlands. Bovendien kende de provincie Izmir, in het uiterste westen van het land, allerlei Europese gemeenschappen, vaak katholiek, maar ook protestantse anglicanen. Daarnaast ligt in het huidige Turkije de oorsprong van de Syrisch-orthodoxe (West-Syrische) kerk (de regio Tur Abdin in het zuidoosten van het land) en de Assyrische (Oost-Syrische) kerk (rond de provincie Hakkari in het uiterste zuidoosten van het land). Verder was de provincie Urfa, in het zuidoosten van het land, onder de naam Edessa een belangrijk intellectueel centrum van de Syrische kerken en kwam de apostel Paulus uit de stad Tarsus, in het zuiden van het land.

Cappadocië
Ook Kappadokía (Cappadocië) speelt een belangrijke rol in de christelijke geschiedenis van het land. Het was een belangrijke Byzantijnse provincie die onder meer grensde aan Armenië, Mesopotamië, Syrië en de Zwarte Zee. Het omvatte ook de voor christenen belangrijke steden Caesarea (Kayseri), Sebasteia (Sivas) en Trapezounta/Trebizonde (Trabzon).

Uit Cappadocië kwamen drie zogeheten kerkvaders. Kerkvaders zijn theologen uit de vroegchristelijke tijd wier werken bewaard zijn gebleven. De drie staan bekend als de Cappadocische Vaders en waren de grondleggers van de drie-eenheid. De bestuurstaal in het Byzantijnse Rijk was Grieks, maar binnen Cappadocië waren bijvoorbeeld Armeense christenen actief als militairen voor de staat. Zij hebben zich geleidelijk verspreid in verschillende richtingen binnen Anatolië en ook richting Mesopotamië, gelijk met de Byzantijnse en later Seltsjoekse veroveringen.

Cappadocië is tegenwoordig een belangrijke toeristische regio die zich vooral concentreert binnen de provincie Nevsehir in Centraal-Anatolië. Cappadocië staat op de UNESCO-Werelderfgoedlijst en is bekend om haar eigenaardige geologische formaties ontstaan uit tuf- en kalksteen, afkomstig uit drie vulkanen, waaronder de Erciyes (Argaeus) in Kayseri, die eeuwen geleden uitbarstten en zo de basis vormden van de natuurverschijnselen in Cappadocië. Door de jaren heen hebben water, wind en ijs het gesteente gevormd tot allerlei indrukwekkende vormen, zoals de peri bacalari (feeënschoorstenen), pilaren met een ‘hoedje’ erop. Er zijn ook ondergrondse en uit steen gehakte huizen, kerken en kloosters die de bewoners van het gebied eeuwen geleden hebben uitgehakt uit het zachte gesteente. Enkele ondergrondse steden deden dienst als schuilplaats tijdens conflicten of gevaar, zoals christenvervolgingen.

Tijdens het Ottomaanse Rijk kende Cappadocië een gemengde Turkse, Griekse en Armeense bevolking, tot in de meeste dorpen aan toe. De Griekse handelaren zaten onder meer in de wijnproductie, vanwege de vele druiven in het gebied een levendige industrie en belangrijke bron van geld dat in bijvoorbeeld religieuze gebouwen en scholen gestoken kon worden.

Seltsjoeken en Ottomanen
In de rijken van de Seltsjoeken en Ottomanen genoten niet-moslims een dhimmi-status zoals dat in andere islamitische rijken gebruikelijk was. Joden en christenen genoten een status als ‘mensen van het boek’. Ze betaalden extra belasting (jizya) en waren vrijgesteld van militaire dienst. Dat betekende dat je geen deel uit kon maken van de politieke elite. Als niet-moslim kon je een leidinggevende functie bekleden, maar niet in de centrale regering zitten. De verschillende gemeenschappen mochten wel kerkdiensten houden en van hun eigen (religieuze) wetten en tradities gebruikmaken, zoals bij een huwelijk, echtscheiding of erfenis, waar ook een religieuze leider vanuit de eigen gemeenschap aan te pas kwam. Er bestonden ook voorschriften op het gebied van bijvoorbeeld kleding en het bouwen of renoveren van kerken. In de praktijk kon de situatie echter verschillen per tijd, heerser en locatie, soms in het voordeel en soms in het nadeel van de niet-moslim-bevolking.

Veel Ottomaanse sultans waren getrouwd met buitenlandse christenvrouwen of waren afkomstig uit een gemengd huwelijk van hun voorgangers. Het rijk had traditioneel contacten met lokale niet-islamitische dynastieën en veel leden van de bestuurlijke en militaire elite waren oorspronkelijk niet-moslims die zich bekeerden om in het staatsapparaat plaats te kunnen nemen, bijvoorbeeld als grootvizier, prominent lid van het befaamde Janitsaren-leger en minister.

Vanaf het midden van de negentiende eeuw worden op vrijwel elk gebied in het Ottomaanse Rijk hervormingen doorgevoerd, van bestuur en onderwijs tot wetgeving, infrastructuur en economie. Deze periode staat bekend als de tanzimat. Volgens de wet had nu iedereen een gelijke en beschermde status als staatsburger. Er werd bijvoorbeeld vaker toestemming gegeven voor het renoveren en zelfs bouwen van kerken, ook niet-moslims mochten dienen in het leger, er kwamen seculiere rechtbanken, gemengde scholen, spoorlijnen en postkantoren. Rond deze tijd werd ook het millet-systeem ingevoerd. Millet betekent volk ofwel een bepaalde culturele, etnische of religieuze gemeenschap. Iedereen gold in beginsel als een Ottomaan, maar mensen werden nu op formeel niveau geïdentificeerd aan de hand van hun ‘nationaliteit’ en taalkundige en religieuze verwantschap. Naast moslims waren de Griekse, Armeense en joodse millets de grootste groepen in de samenleving. De millets hadden hun eigen wijken, leiders, scholen en dergelijke. De samenleving was over het algemeen erg divers. Wijken konden bijvoorbeeld een overwegend islamitische of Armeense bevolking hebben, maar de meeste wijken hadden een gemengde samenstelling waarin de meeste gemeenschappen vertegenwoordigd waren.

In 1923 kwamen de leiders van Griekenland en Turkije, Eleftherios Venizelos (1864-1936) en Mustafa Kemal Atatürk 1881-1938), tot een akkoord over een bevolkingsuitwisseling op basis van religie. Ruim een miljoen Griekse christenen verhuisden van Turkije naar Griekenland verhuisden en circa vijfhonderdduizend Turken in Griekenland bewandelden de omgekeerde weg. Turkije werd daardoor etnisch en religieus homogener, net als Griekenland. De maatregel had verscheidene sociale en economische gevolgen, zoals het verloren gaan van kennis en een sterke afname van contacten in de handel.

‘We bekijken de islam niet meer door een exotische bril’

1
Begin twintigste eeuw bekeerden enkele honderden Europeanen zich tot de islam. Wat dreef hun?

Umar Ryad (1975) is hoogleraar Arabistiek en Islamkunde aan de Katholieke Universiteit Leuven. Hij doet momenteel onderzoek naar Europeanen die zich in het begin van de twintigste eeuw bekeerden tot de islam. ‘Deze mensen werden een beetje verliefd op de islam’, zei hij onlangs in een onlinecollege van de Universiteit van Nederland. De Kanttekening sprak hem over hoe er in die tijd in Europa tegen bekeerlingen en de islam aangekeken werd en welke lessen daaruit te trekken zijn voor het heden en de toekomst.

Je spreekt over verliefdheid als je het hebt over de manier waarop Nederland omsprong met de islam begin twintigste eeuw. Waarom verliefdheid?
‘Verliefdheid is natuurlijk een heel onconventioneel woord om daarvoor te gebruiken, maar er zit wel een kern van waarheid in. Ik zeg niet dat alle Europeanen verliefd werden, maar voor bepaalde Europeanen gold dat wel.’

Hoe kwam dat?
‘Na de eerste Wereldoorlog voelden mensen in Europa zich verweesd, de oude ideologieën en religieuze opvattingen leken uitgewerkt en er werd gezocht naar een nieuwe basis om het leven richting te geven. Er werd gezocht buiten de bestaande culturele kaders, bijvoorbeeld in het boeddhisme. De islam kwam daarbij ook als optie naar boven. De interesse was zowel religieus als politiek van aard.’

Wat was de rol van de journalistiek in die tijd, hoe werd er geschreven over de islam in Europa?
‘Ze schreven graag over de islam en dan vooral in termen van een fanatieke godsdienst, als een overblijfsel van de Middeleeuwen. Maar tegelijkertijd waren journalisten in de jaren dertig vaak op zoek naar allerlei exotische verhalen over de islam. Zo kwamen ze ook uit bij de Nederlandse bekeerling Mohammed Ali van Beetem (1879-1938, red.). Hij was militair en leerde de islam kennen en bekeerde zich in 1931. De Haagse Courant deed verslag van zijn bekeringsceremonie en doet dat zeer gedetailleerd, ze beschrijven de rijsttafel, de wierook en de manier waarop Van Beetem de geloofsbelijdenis aflegt.’

Hadden dit soort bekeringen een politieke lading of werd het eerder gezien als een curiositeit?
‘Beide, soms werd de islam politiek gebruikt. Bijvoorbeeld in het geval van de tot de islam bekeerde Engelse baron Rowland Allanson-Winn (1855-1935, red.). Toen hij in 1923 op hadj ging deed hij dit in oriëntaalse kledij als symbool van de moslimwereld. Hij werd door de Britse inlichtingendienst op de voet gevolgd. Ook in het Nationaal Archief in Nederland vinden we documenten van de inlichtingendienst waarop Van Beetem wordt beschreven. Ze zagen hem als ongevaarlijk voor de nationale veiligheid, maar ze hielden hem wel in de gaten. Een ander voorbeeld is de tot de islam bekeerde arts Pieter Henricus van der Hoog (1888-1957, red.), nu bekend van de cosmeticaproducten onder de naam dr. Van der Hoog. Hij had een politieke rol in de gezondheidszorg, omdat hij als arts aangesteld werd in het Nederlands consulaat in Jeddah in Saoedie-Arabië. Hij was daar in de eerste plaats om pelgrims te checken op epidemieën als cholera, maar hij werd al snel gebruikt als bemiddelaar tussen beide landen. Hij ging zelf ook op hadj in 1935.’

Foto: Nationaal Archief. Pieter Henricus van der Hoog op zijn ezel tijdens de hadj in Mekka (1935).

Hoe oprecht waren deze bekeringen, wat was hun motief?
‘Ze zijn aangeraakt door de islam, maar cultureel gezien bleven het Europeanen. De bekeerlingen kwamen uit een select groepje intellectuelen, ze omarmden de islam gingen naar de moskee en op hadj, maar het is lastig te zeggen in hoeverre het ook echt praktiserende moslims waren. Wat we weten is dat ze vooral geraakt werden door de spirituele en filosofische kanten van de islam. Wat van belang is om te weten is dat de eerste actieve moslims in Nederland van de Ahmadiyya-beweging waren. Zij presenteerden de islam als een filosofie en als modern, de Nederlandse bekeerlingen namen dat over.’

Was die tijd niet juist heel erg anti-religieus? Immers Friedrich Nietzsche (1844-1900) had enkele jaren daarvoor nog gesteld dat God dood is.
‘Dat is waar, het is niet zo dat in de jaren dertig iedereen massaal zijn oren liet hangen naar de islam. We hebben het over enkele honderden bekeerlingen in heel Europa. In bepaalde kringen werd de islam gezien als een alternatief voor het door de filosofen zo sterk bekritiseerde christendom. In Berlijn bijvoorbeeld speelde de Joodse bekeerling Hamid Marcus een belangrijke rol. Hij was een queer moslim en kwam op voor de rechten van queers. De islam associeerde hij met vrijheid en legde verbanden tussen het werk Johann Wolfgang von Goethe (1749-1832, red.) en de Koran. Er was duidelijk sprake van een netwerk tussen de Ahmadiyya in Europa en bekeerlingen.’

Een paar honderd jaar eerder, al in de achttiende eeuw werd de islam vaak geërotiseerd. Een voorbeeld daarvan is de opera Entführung aus dem Serail van Wolgang Amadeus Mozart (1756-1791) dat zich afspeelt in een Turks bordeel. Men dacht bij de islam vaak aan harems en seks. Speelde dat idee in begin twintigste eeuw ook nog een rol?
‘Het terugkerende thema in de jaren dertig was dat de islam een gewelddadige en vrouwonderdrukkende religie is, maar naast dat beeld werd ook inderdaad de seksuele kant van de islam uitgelicht. De manier waarop de islam werd geromantiseerd in films sprak destijds enorm tot de verbeelding. Met de komst van foto en film werd het vroegere exotische en erotische beeld in veel opzichten bevestigd. In het begin van de film werden er allerlei documentaires gemaakt over ‘andere volkeren’. In 1928 kwam de eerste documentaire over de hadj met de naam Het groote Mekka-feest, gemaakt door een Nederlander. Die documentaire werd in verschillende bioscopen vertoond. Arabist Christiaan Snouck Hurgronje (1857-1936, red.) en later Van der Hoog gaven daarbij de inleiding.’

De islam werd als een onbeschaafde religie gezien. Trok het daardoor ook losbandige types aan met een vrije seksuele moraal?
‘Nee, niet echt. Als christen waren sommigen juist erg vroom in de leer. Het was dan ook voor veel mensen echt een schrok dat deze mensen zich lieten bekeren tot de islam. Ze waren eerder spiritueel zoekend. Van der Hoog gaf aan ‘ik kan geen goede christen zijn, maar ik kan misschien wel een goede moslim zijn’.’

Foto: Umar Ryad

Hoe verging het de kinderen van deze bekeerlingen?
‘Geen van de kinderen, bij de bij mij bekende gevallen, heeft de islam overgenomen. De dochter van Van der Hoog, heet Fatima, maar ze is remonstrants geworden. Ik heb haar gesproken, ze zei tegen mij ‘mijn vader was moslim, maar onze moeder was atheïst, we werden vrij opgevoed, voor ons was het geen issue in huis’. Ik heb ook de kleinzoon van Van Beetem gesproken. Hij zei ‘ik wist dat mijn grootvader moslim was, maar daar werd nooit echt een punt van gemaakt binnen onze familie’.’

Tegenwoordig heeft de islam een centrale rol in het publieke debat. De associatie met terrorisme was er in de jaren dertig nog niet. Waren Europeanen daarom ontvankelijker om de islam te omarmen dan nu?
‘Dat vind ik moeilijk te zeggen. Feit is dat de islam zich nu anders manifesteert. De islam van nu is de islam van migratie. Er zijn allerlei economische en maatschappelijke problemen aan gekoppeld. Vluchtelingen en gezinnen van eerste en tweede ‘gastarbeiders’ zijn nu de vertegenwoordigers van de islam in Nederland. Ze maken gebruik van hun religieuze vrijheid en rechten, ze willen moskeeën en eisen een plek in onze samenleving. De islam van de jaren dertig was ver en tegelijkertijd dichtbij. Het was iets uit de koloniale gebieden en het was dichtbij omdat er een paar honderd Europeanen waren die de islam hier brachten. Omdat het om zo’n kleine groep ging was het geen enkel probleem voor de overheid dat er hier en daar een moskeetje werd gebouwd. Maar nu is de islam veel zichtbaarder en het is veel meer onderdeel geworden van onze maatschappij. Wat daar nog bij komt is dat mensen in de jaren zeventig massaal de kerk de rug toekeerden. Religie werd verdrongen naar het privédomein. Maar migranten maakten de islam juist zichtbaar in het openbare leven. Dat creëert een probleem. Vervolgens raken we in de jaren tachtig in grote economische crisis, het idee ontstaat dat vreemdelingen de banen inpikken. Vervolgens heb je het Arabisch-Israëlisch conflict, de oorlog in Afghanistan en de ontwikkeling van het islamisme dat uiteindelijk leidt tot tal van aanslagen. Ook in de jaren dertig was de islam politiek, alleen toen ging het over politiek ver weg, nu is het allemaal heel dichtbij. We bekijken de islam niet meer door een exotische bril.’

Het gedachtegoed van het islamitisch geïnspireerde terrorisme kreeg vorm begin twintigste eeuw. Jamal al-Din al-Afghani (1838-1897) en Mohammad Abduh (1849-1905) legden daarvoor de basis. Wat hun dreef was de vrijheidsstrijd tegen de koloniale bezetter in Egypte. Betaald het Westen nog steeds de prijs voor het feit dat ze Arabische landen heeft bezet?
‘Het salafisme zoals we dat nu kennen is inderdaad begonnen als een anti-koloniale beweging. Het interessante is dat het inhoudelijk gezien een progressieve moderne beweging was ten aanzien van de islam. Deze mensen probeerden in feite het modern-zijn en moslim-zijn met elkaar te verzoenen, ze gingen terug naar de bron om antwoorden te vinden voor de problemen van deze tijd. Het idee van een polygaam huwelijk werd opnieuw onder de loep genomen Maar de tweede en derde generatie salafisten na hen, reageerden heel polemisch op de liberale gedachten. Langzamerhand heeft een tak van deze vernieuwingsbeweging zich ontwikkeld in een heel militante vorm, die zich vooral richtte op het bestrijden van de Europese koloniale machthebbers en de eigen corrupte leiders. Europese landen hebben een dubieuze rol gespeeld als koloniale macht en in dat opzicht zou je de vroege islamisten kunnen betitelen als verzetsstrijders, maar dat het Westen het salafisme aan zichzelf te wijten heeft, is denk ik te hard uitgedrukt. Het is vooral veranderd in de jaren tachtig. Toen is Saoedi-Arabië moskeeën in Europa gaan financieren en Europese landen hebben dat toegelaten. Het Westen deed dat uit politiek pragmatisme, waarschijnlijk ingegeven door olie en andere handelsbelangen. Politiek pragmatisme zie je nu opnieuw in Syrië. Op den duur is dat altijd een kweekvijver voor allerlei problemen.’

Jij vergeleek de aanraking met de islam in de jaren dertig met verliefdheid. Hoe zou je de huidige toestand omschrijven, zitten we in een relatiecrisis of is er al sprake van een echtscheiding?
‘De echt militante vormen van de islam worden in Nederland gevoed door rechts-extremisme. De beide extremen houden elkaar in stand, ten koste van de gewone burger. In de islamitische wereld proberen de radicalen ook wanhopig het beeld in stand te houden dat Barack Obama en nu Donald Trump de vijand is van de moslims. Ze grijpen elke aanleiding aan om dat beeld te bevestigen. Terwijl jij en ik hier gewoon tegenover elkaar zitten. Ik ben allochtoon, jij bent autochtoon en we hebben geen enkel probleem met elkaar. Misschien hebben we verschillen van mening, maar we zitten wel gezellig koffie te drinken. Er zijn enorm veel mensen van goede wil die elke dag weer laten zien dat het kan. Hoewel de kloof tussen allochtoon en autochtoon nog steeds bestaat, ben ik hoopvol. Ik denk dat het soms meerdere generaties nodig heeft om muren te slechten.’

Wat kunnen we in dat opzicht leren van de jaren dertig?
‘De groei van nazisme, fascisme en ook radicaal-salafisme zijn producten van modernisering. Het is begin twintigste eeuw ontstaan doordat mensen geen houvast meer hadden en op zoek gingen naar radicale alternatieven. Vervolgens is het gefaciliteerd door politiek pragmatisme en toegepast door de internationale politiek. Het denken in korte termijn belangen over de hoofden van de burgers is heel gevaarlijk gebleken.’

Bosnië, biotoop waarin extremisme uitstekend gedijt

0

Bosnië was de afgelopen jaren na België het tweede Europese land met de meeste Syrië-gangers. De Bosnische jeugd radicaliseert in rap tempo. De Joegoslavische oorlogen (1991-2001) legden de kiem voor dit zaadje.

De fundamentalistische interpretatie van de shariawetten zijn er van toepassing. Zwaar gesluierde vrouwen en bebaarde mannen in shalwar kameez bepalen het straatbeeld. Bewoners zeggen bereid te zijn om deel te nemen aan de gewapende jihad. IS-vlaggen hangen aan de gevels van huizen. Het zou zomaar IS-gebied in Syrië of Irak kunnen zijn. In werkelijkheid betreft het hier enkele afgelegen dorpen in het noorden van Bosnië. Op een steenworp afstand van de grens met Europese Unie-lidstaat Kroatië. Der Spiegel betitelt afgelegen dorpjes als Bosanska Bojna, Osve, Donja Slapnica en Gornja Maoca als ‘shariadorpen’ en stelt dat het onderduikadressen zijn voor extremistische rekruteurs die Syrië-gangers werven en helpen om naar Irak en Syrië af te reizen.

De Bosnische samenleving stond altijd bekend om haar milde en losse interpretatie van de islam. Waarom dan toch deze sterke connectie met salafisme en wahabisme? Waar komt dit vandaan?

Even terug naar 1991, het jaar waarin Joegoslavië voor het oog van de wereld desintegreert en het toneel wordt van het meest bloedige conflict op Europese bodem sinds 1945. Slovenië, Macedonië, Kroatië en Servië-Montenegro scheiden zich snel en met relatief weinig bloedvergieten af. Het multi-etnische kruitvat Bosnië explodeert echter. Wat volgt is het horrorscenario van de burgeroorlog, compleet met etnische zuiveringen, vluchtelingen en halfhartige militaire en humanitaire interventies door blauwhelmen. Het conflict heeft een onmiskenbaar religieus randje – het zijn immers Bosnische moslims, katholieke Kroaten en orthodox-christelijke Serviërs die elkaar naar het leven staan. Al snel komen vrijwilligers uit Arabische landen, met aanzienlijke financiële steun uit Saoedi-Arabië en andere Golfstaten, hun Bosnische geloofsgenoten een handje helpen. Net als alle strijdende partijen maken ook de strijders van de moedjahedien zich schuldig aan gruweldaden zoals het onthoofden van Serviërs. Wanneer in 1995 het Dayton-akkoord de oorlog beëindigt, keert het leeuwendeel van de buitenlandse strijders terug naar huis of trekt naar een volgend conflict. Een deel van de gedemobiliseerde moedjahedien blijft echter in Bosnië en legt daarmee de kiem voor de gloeiend hete aardappel die nu op het bordje van de Bosnische regering ligt.

Volgens de Amerikaanse Balkan-expert en voormalig NSA-medewerker John Schindler is Bosnië een soort safe house voor radicalen en beschikt het land over een zeer stabiele terroristische infrastructuur. Europol maakte vorig jaar melding van IS-trainingskampen aan de periferie van de EU en in Balkanlanden. Politiek wetenschapper Vlado Azinovic waarschuwde zelfs dat het gebied rond Velika Kladusa zich ontwikkelt tot een bruggenhoofd van islamitische terroristen naar Noord-Europa.

Igor Golijanin, kabinetschef in Sarajevo, waarschuwde vorig jaar al dat de radicaal-islamistische gemeenschappen in Bosnië sterker werden. Hij signaleerde dat ze steeds meer volgelingen kregen, de overheid steeds minder zicht had op hun netwerken, in sommige dorpen kinderen geen openbare scholen meer bezochten, maar naar private Koran-scholen gingen en accommodaties of instituten die voorheen als trainingskamp werden aangemerkt opereerden onder het mom van niet-gouvernementele organisaties.

Verder krijgen extremisten letterlijk vaste voet aan de grond in het land door het kopen van vastgoed en land in afgelegen streken. Vrijwel altijd met buitenlandse steun. Dat is overigens geen nieuw fenomeen: begin jaren negentig bestond in de buurt van Velika Kladusa een salafistische gemeenschap die royaal werd gesponsord vanuit Saoedi-Arabië en Soedan.

Het blijft de vraag of de overheid überhaupt wel in staat is om de salafistische geest te bezweren. In essentie is Bosnië namelijk een compleet mislukte staat. Het is het product van politieke compromissen en staat- en bestuurskundig knip en plakwerk (het bestaat uit de Federatie van Bosnië en Herzegovina, een Servische Republiek en een autonoom district Brcko). Het wordt afwisselend geregeerd door een Bosniër, een Kroaat en een Serviër, over hun schouder gekeken door de Verenigde Naties, die toezien op naleving van het Dayton-akkoord. Het land is instabiel, volkomen gedestabiliseerd door jaren van oorlog, corruptie en nepotisme tieren er welig en de bevolking is tot op het bot getraumatiseerd. Ondanks de miljarden aan ontwikkelingshulp stelt de economie nog steeds helemaal niets voor en is bijna twee derde van de Bosnische jongeren werkloos. Kortom, een biotoop waarin extremisme uitstekend gedijt.

Niet alleen Hamas, ook Abbas is geen haar beter

0

Die ene eigen Palestijnse staat: zou het er ooit nog van komen, ook nu Hamas en Mahmoud Abbas verklaard hebben voortaan bestuurlijk de handen ineen te slaan? Niet alleen de Israëlische kolonisatiepolitiek, die door Donald Trump nog meer dan door zijn voorgangers blindelings wordt getolereerd, staat die in de weg. Zeker, de voortgaande groei van de illegale nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever, waarmee steeds nieuwe stukken Palestijns grondgebied de facto bij Israël worden getrokken, maakt de tweestatenoplossing met de dag meer tot fictie. En naarmate er meer kolonisten buiten het Israël van 1967 wonen, wordt Benjamin Netanyahu ook electoraal meer van hen afhankelijk.

Ontmanteling van de nederzettingen omwille van de vrede zou voor Netanyahu politieke zelfmoord betekenen, ook omdat zijn rechtse concurrenten daar tegenin zullen brengen dat de ontruiming van de Gazastrook in dat opzicht evenmin heeft opgeleverd wat men zich daarvan had beloofd. Men werd immers vandaar met Hamas-raketten bestookt. Die moesten in de ogen van de afzenders dienen om de Israëliërs eraan te herinneren dat zij er met die terugtrekking echt niet waren, maar dat er nog veel meer bezet gebied te ontruimen viel.

Kort gezegd, voor de meeste Palestijnen was de Gazastrook te weinig om de strijdbijl te begraven. Voor de meeste Israëliërs was het feit dat die strijdbijl niét begraven werd juist een bewijs dat de teruggave van de Gazastrook al te veel was geweest. De eersten willen nog meer, de tweeden daardoor daarentegen nog minder veranderingen op de landkaart.

Een minstens zo groot probleem voor de realisatie van een eigen soevereine Palestijnse staat is de notoire interne verdeeldheid van de Palestijnen. In feite zijn er namelijk al heel lang twee staten: de door Hamas bestuurde Gazastrook en de door Fatah bestuurde Westelijke Jordaanoever. Dat laatste bij gratie van de Israëliërs, de Amerikanen en de rest van het Westen, dat alleen in president Abbas een gesprekspartner ziet en Hamas op de lijst van terroristische organisaties heeft geplaatst.

Juist het feit dat Abbas dan wel de enige westerse gesprekspartner is, maar tegelijk al die gesprekken niets concreets hebben opgeleverd, heeft Abbas’ steun onder zijn eigen volk tot een minimum doen teruglopen. Zouden er nu verkiezingen worden gehouden, dan wordt hij direct weggestemd. Om die reden worden ze dan ook niet gehouden en is de presidentiële termijn van Abbas, in strijd met de democratische uitgangspunten die het Westen op andere momenten graag aan het Midden-Oosten voorhoudt, ver voorbij de legitieme houdbaarheidsdatum van zijn bewind verlengd. Hij zit er vooral nog dankzij de steun van een corrupte Palestijnse elite en van het Westen, dat hem, en via hem de Palestijnen, enigszins in de hand denkt te kunnen houden en het alternatief nog meer vreest.

Het electoraal kansrijke alternatief voor Abbas heet(te) namelijk sinds jaar en dag Hamas. Sterker nog, de enige Palestijnse parlementsverkiezingen werden door Hamas gewonnen. Een resultaat dat bij het Westen niet in de smaak viel en dus niet werd erkend. Met als uiteindelijk gevolg de splijting van het Palestijnse grondgebied in een westelijk en een oostelijk gedeelte, met in het westen Hamas en in het oosten Abbas. Waarbij het sowieso al praktisch vrij moeilijk zou zijn geweest voor Abbas om vanuit de oosthelft de westhelft te besturen, gezien de vele drempels die de regering van het er tussenliggende Israël voor het onderhouden van personele contacten had opgeworpen.

Momenteel kunnen noch Hamas, noch Abbas op veel steun onder de Palestijnen rekenen. De tweede niet, omdat alle door hem bepleite onderhandelingen niets hebben uitgehaald, de eerste niet, omdat de Palestijnse bevolking met het wèl weer de wapens opnemen evenmin iets opgeschoten is.

De situatie is hopeloos, niet in de laatste plaats omdat Abbas en Hamas elkaar evenmin het licht in de ogen gunnen als de Palestijnen en de Israëliërs. Nog los van het ideologische aspect – wordt Palestina een seculiere of een theocratische staat? – gaat het om platte macht. Daarbij wordt geen middel geschuwd. Er bestaat terecht verontwaardiging over de detentiemethodes die Israël gebruikt om Palestijnen in het gareel te dwingen. Maar niet alleen Hamas, ook Abbas is geen haar beter, martelingen in gevangenissen inclusief.

Aan de ellende van de Palestijnen in de Gazastrook heeft ook hun eigen staatshoofd bijgedragen door de levering van medicijnen en de betaling van ambtenarensalarissen stop te zetten. Het lot van de Palestijnse burgers werd door hun officiële president-bij-de-gratie-van-het-buitenland aan diens eigen machtsbegeerte ondergeschikt gemaakt. Voor Hamas geldt overigens hetzelfde. Dat maakt me sceptisch ten aanzien van de huidige uit nood geboren interne verzoeningsplannen.

Hoezeer de Palestijnen eerst aan hun onderlinge broederstrijd een einde zullen maken om naar buiten succesvol te kunnen zijn, dit is niet alleen bijna onmogelijk, – vanwege de verdeeldheid over de keuze vóór of tegen geweld als politieke strijdmethode, het is ook onvoldoende. De gewone Palestijnen hebben weinig in te brengen; Abbas is evenmin een democraat als de leider van Hamas. En door hun steun aan eerstgenoemde-bij-gebrek-aan-beter, houden westerse regeringen, media en ngo’s binnen Palestina een autocratisch regime in stand dat allang zijn morele gezag verloren heeft.

#MeToo

4

‘Als alle vrouwen die ooit zijn aangerand of op een andere manier seksueel zijn geïntimideerd me too aan hun status toevoegen op social media, wordt de schaal van dit probleem misschien eindelijk duidelijk. #MeToo.’ Al dagen zag ik deze hashtag voorbijkomen op Facebook, Twitter en Instagram. Vaak geplaatst door wildvreemden, soms ook door vriendinnen die ik al een eeuwigheid ken. Uren, dagen, maanden of jarenlang praatte ik met hen over vriendjes, studie, werk, een kinderwens… maar ik kan me niet herinneren dat het onderwerp aanranding op enig moment de revue passeerde.

Iedere keer als een dergelijk bericht langskwam daalde mijn hand af naar de copypaste-knop op mijn laptop. Toch besloot ik om het niet op mijn eigen tijdlijn te plaatsen. Ik wilde dit niet delen met allemaal vage virtuele kennissen. Laf? Waarschijnlijk. Hielp ik nu mee om het taboe in stand te houden? Misschien.

Op mijn zeventiende ging ik voor het eerst zonder ouders op vakantie, naar Spanje. Samen met een vriendin lagen we dagenlang op het strand en dansten we nachtenlang in de plaatselijke discotheek. Tijdens een ‘schuimparty’ in de beruchte uitgaansstad Lloret de Mar ontmoette ik een knappe jongen. We flirten wat met elkaar, maar hij wilde niet met me zoenen, omdat hij een vriendin had in Nederland. ‘We kunnen wel wat anders doen’, zei hij. Voor ik er erg in had haalde hij zijn geslachtsdeel uit zijn broek en legde mijn hand eromheen. Ik schrok me kapot en rende weg. Uit schaamte vertelde ik niets aan mijn vriendin. Ik had het toch zelf uitgelokt? Dan had ik maar niet met hem moeten flirten. Bovendien, iedereen wist toch dat het in Lloret de Mar om niets anders draaide dan zuipen en seks?

Tien jaar later was het weer raak. Op een feestje kwam ik een kennis tegen, waar ik een paar maanden eerder een korte affaire mee had beleefd. Hij maakte daar een eind aan, want hij zat nog te veel met zijn ex in zijn hoofd. Inmiddels had ik een vriend en moest ik er niet aan denken om met iemand anders te zoenen. Hij had spijt en lalde constant dat hij veel leuker was dan mijn vriend. Ik hield gepaste afstand. Aan het einde van de avond bood hij aan om me naar een taxi te brengen. Ik weigerde beleefd, maar hij drong aan; je moest een vrouw toch niet in haar eentje door het donker later lopen? Dat argument overtuigde me. Er was is de wijde omtrek geen taxi te bekennen en hij stopte me midden op straat. Hij drukte zijn veel sterkere lichaam tegen me aan, kneep in mijn kont en probeerde mijn mond te pakken. Ik worstelde me tevergeefs uit zijn greep, totdat ik geen andere uitweg zag dan zijn gezicht open te krabben. Hij schold me uit voor ‘hoer’, fietste weg en liet me moederziel alleen achter. Opnieuw werd ik boos op mezelf, had ik hem niet misleid door hem mee te laten lopen naar die verdomde taxi?

Het antwoord is: NEE! Ik heb hem nooit toestemming gegeven om aan me te zitten.
Ik vind het schokkend om te zien dat bijna iedere vrouw dit soort dingen meemaakt en nog schokkender om te merken dat we er onderling nauwelijks over praten. Ik wil me niet voordoen als een willoos slachtoffer en ik dank God op mijn blote knieën dat ik nooit ben verkracht, wat me ontelbaar veel malen erger lijkt. Maar toch, als we meer openheid bieden over wat voor soort ongewenst gedrag dan ook, kunnen we eindelijk beginnen te werken aan een écht gelijkwaardige relatie tussen man en vrouw. #MeToo.

‘Niet lullen maar poetsen’

0
De Kanttekening spreekt ‘nieuwe’ Nederlanders die op weg zijn naar de top. Deze week: de Surinaams-Nederlandse Dominique Rozenblad (39).

Wat doe je?
‘Ik kom uit de hoek van sociaal-culturele ondernemers. Ik heb op dit gebied jaren een eigen organisatie gerund. Ik kom op voor de participatie van Surinaams-Nederlandse jongeren. Dat is precies waar ik op 22 oktober voor wil zorgen door middel van een cultuurbenefiet in Rotterdam voor jong talent. We geven creatieve talenten een podium zodat ze in contact kunnen komen met professionals. De leuke dingen in het leven combineer ik dus eigenlijk met mijn werk en dat maakt me enorm gelukkig. Ik vind het belangrijk om jongeren te ondersteunen op weg naar de top en ze bewust te maken van hun talenten.’

Waar wil je heen?
‘Ik hoop dat ik het cultuurbenefiet op meerdere locaties kan aanbieden met verschillende thema’s. De ene keer kan het thema urban zijn, de andere keer hiphop. Daarmee hoop ik van verschillende multiculturele talenten een smeltkroes te maken. Want dat is gewoon Rotterdam. Dat wil ik op deze creatieve manier verenigen.’

Heb je een kruiwagen?
‘Ja, de creativiteit die we hebben in Rotterdam komt veelal van de eerste lichting straatjongeren en vooral jongeren met een migratieachtergrond, die zelf vooruit moesten komen in het leven. De kinderen daarvan hebben zich toch op die manier ontwikkeld, bijvoorbeeld in dansen en zingen. Dat is een beetje mijn kruiwagen geweest, omdat ik heel erg multicultureel ben opgevoed.’

Zijn er beren op de weg?
‘Dat is altijd het financiële plaatje. Maar als je een creatief brein hebt, ga je kijken hoe je daarmee om kan gaan en ga je samenwerken, sponsors zoeken en op die manier werk je naar je doel toe.’

Heb je tips?
‘Doe het gewoon! De Rotterdamse mentaliteit van niet lullen maar poetsen zegt eigenlijk genoeg. Daarnaast is enthousiasme en het hebben van vertrouwen in jezelf ook cruciaal voor succes in het leven, wat je ook doet.’

Nederlanders in Amerika: ‘Ik kan zelf klompen maken’

0
Assimileren of integreren? Turkse en Marokkaanse Nederlanders worstelen er soms mee, maar ook voor Nederlandse migranten is assimilatie niet vanzelfsprekend. In Orange City worden de typische Nederlandse tradities in ere gehouden. De Kanttekening sprak daarover historici en bewoners van Orange City.

Soms wordt de Nederlandse cultuur door emigranten geëxporteerd en geconserveerd in het emigratieland. Een bekend voorbeeld daarvan is de Kerstman die in de Verenigde Staten ontstaan is doordat Nederlandse migranten vasthielden aan het Sinterklaas-feest. De Nederlandse traditie versmolt met het Amerikaanse kerstfeest en de figuur van Sint-Nicolaas evolueerde met enkele aanpassingen tot de Kerstman. Chinatown’s en Little Italy’s ontstaan uit heimwee naar het herkomstland. Zo zijn er met name de afgelopen honderd jaar ook verschillende Hollandse dorpen en steden ontstaan in onder meer Canada, Amerika, Brazilië en Indonesië. In veel van die plaatsen worden de Nederlandse tradities hoog gehouden. Het is een bekende reflex: emigranten die in het nieuwe land sterker dan de achterblijvers vast houden aan bepaalde gewoontes. De nadruk ligt vaak op de stereotype Nederlandse folklore. Eén van de bekendste voorbeelden is Orange City in de Amerikaanse staat Iowa. Daar wordt nog ieder jaar een tulpenfestival georganiseerd, waarbij mensen klompen dragen, poffertjes eten en zich hullen in traditionele klederdracht. Zelfs de huizen zijn deels aangepast aan de stijl van het oude Holland.

Meestal worden deze tradities in stand gehouden door de oudere generatie, die nog uit Nederland komt of nog familie kent in Nederland. Hun kinderen en kleinkinderen spreken al geen Nederlands meer en maken zich er minder druk om. Datzelfde geldt voor veel nieuwe emigranten. Volgens Marlou Schrover, hoogleraar Migratiegeschiedenis aan de Universiteit Leiden, proberen migranten zo de wereld waar zij of hun voorouders vandaan komen te recreëren. ‘Het is een poging om vast te houden aan de wereld die ze verloren hebben, uit een soort heimwee en nostalgie. Je ziet het bij Nederlanders die in de jaren vijftig of zelfs eerder naar landen als Australië, Canada en Amerika zijn vertrokken. Het is een fictief idee van hoe onze samenleving eruit ziet, een beetje zoals het lang geleden gebeurde, maar nu niet meer. Als die mensen dan terug komen naar ons land voor een bezoek, dan zien ze dat het er ook niet meer uitziet zoals ze het zich herinnerden. Ze houden zich vast aan iets dat heel traditioneel en clichématig is. Men gaat dan samen erwtensoep eten en men importeert carnavalskostuums en vitrage. Ze houden vast aan tradities, maar wel met een buitenlands tintje, waardoor het al niet meer zo Nederlands is. Vooral oudere generaties hebben een bevroren beeld van Nederland.’[blendlebutton]

Leo Lucassen, Directeur Onderzoek van het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis in Amsterdam en hoogleraar Sociale Geschiedenis aan de Universiteit Leiden, sluit zich daar deels bij aan, maar nuanceert het beeld ook een beetje. ‘Het gebeurt inderdaad wel, maar als je daar beter naar kijkt dan moet je dat toch vooral zien als een symbolische etniciteit. Men afficheert zich wel met de symbolen van het land van herkomst, maar als je dieper kijkt dan valt het wel mee en is er slechts een kleine groep die dit doet. Ze spreken geen Nederlands, ze zijn niet getrouwd met Nederlanders en gaan er niet veel mee om, dus in het dagelijks leven zijn het gewoon Amerikanen, maar wel met een Nederlands tintje. Dat tintje mogen ze graag uitventen en dat doen ze ook omdat het in Amerika interessant wordt gevonden. Veel Amerikanen vieren hun etniciteit, of dat nou Nederlands of Iers is. Maar als je dan naar de stamboom kijkt dan komt er bijna geen Nederlander in voor. Mensen zijn zich vaag bewust van hun herkomst en kiezen daar dan iets interessants uit. Maar zodra ze gemengd gaan trouwen dan verdwijnt het gevoel heel erg snel.’ Volgens Lucassen ligt het ook aan de omgeving, bijvoorbeeld of er veel gelijkgestemden zijn. ‘Het is belangrijk hoe groot de sociale en culturele afstand van migranten en hun nakomelingen is. Als je in Namibië woont en je bent blank, dan ben je daar anders dan als je in Londen gaat wonen. Hoe groter de afstand is en blijft, hoe groter ook misschien wel de behoefte om je op je eigen etnische rots terug te trekken. Als mensen in een meer geïsoleerde gemeenschap terechtkomen, dan houden ze wat meer vast aan de Nederlandse tradities. Zo is bekend dat Nederlanders die lang geleden naar Brazilië gegaan zijn en daar de gemeente Holambra hebben opgericht, zich nog steeds als Nederlanders zien, maar ze spreken nauwelijks Nederlands en hun kinderen al helemaal niet. Dus meestal, waar dan ook ter wereld, heeft het alleen een symbolische waarde.’

Schrover ziet dat ook zo. ‘Het is ook de vraag in hoeverre je een band met Nederland onderhoudt als je stroopwafels eet of naar een tulpenfestival gaat. Ik betwijfel dat ten zeerste. Ze vieren het wel, maar ik vraag me af of het essentieel is of niet meer dan een grap en een vorm van vrijetijdsbesteding. Het is dus wel een bewuste keuze die ze maken, maar of het nou heel belangrijk is voor wie ze zijn dat vraag ik me af. Hun plaats in de samenleving wordt niet bepaald doordat ze Nederlands zijn. Het is dus meer een symbolische identiteit dan een primaire. Zo’n tulpenfestival is natuurlijk ook iets commercieels, dat door lokale overheden gebruikt wordt om toeristen te trekken.’

Toch is het vooral voor de oudere generaties in het buitenland nog belangrijk om stil te blijven staan bij de Nederlandse tradities. John Buntsma was twee jaar oud toen hij uit Nederland vertrok. Samen met zijn ouders verhuisden hij eerst naar Canada en iets later naar de Verenigde Staten. Daar woont hij al jaren in Orange City. In de jaren zeventig heeft hij tijdelijk bij zijn familie in Nederland gewoond, waar hij Nederlands heeft geleerd. Hij spreekt Nederlands met een zwaar Amerikaans accent. Buntsma: ‘Mijn familie is in de jaren vijftig verhuisd vanwege werk. De economie in Nederland was niet best, daarom zijn we vertrokken. Veel mensen met Nederlandse wortels wonen al heel lang hier. We houden de ouderwetse Nederlandse cultuur en tradities in ere. We vieren ieder jaar Kerst en Sinterklaas. Nog ieder jaar organiseert men hier het tulpenfestival, waar veel mensen op af komen. In oude Volendamse klederdracht duw ik dan een viskarretje en roep naar mensen in het Nederlands. We hebben wat winkeltjes met Nederlandse producten en we eten Nederlandse dingen, zoals boerenkool, erg lekker, daarnaast hebben we speciale gebouwen aangepast naar Nederlandse huizen uit 1900.’

Het tulpenfestival in Orange City is een grote publiekstrekker, het wordt dit jaar voor de 78ste keer georganiseerd. De organisatie is in handen van Mike Hofman. ‘We zijn dit festival begonnen om de tradities van Nederland te kunnen behouden en om het bestaan van de tulp te vieren, dat betekent veel voor de inwoners van deze stad. In de jaren dertig van de vorige eeuw woonden hier veel Nederlanders. Orange City is nog steeds een plek met veel Nederlanders en Nederlandse tradities. De inwoners vinden het leuk om de authentieke kostuums te zien, ze zijn er dol op’, zo vertelt Hofman, die zelf in Amerika is geboren, maar nog verre familie heeft in Nederland. Hij hoopt dat het festival nog lang blijft bestaan. ‘Veel mensen hier voelen nog steeds een sterke binding met Nederland, de moeite die het hen heeft gekost om hier te komen, je kan dat niet zomaar uitwissen. Ik heb zelf Nederlandse familie, mijn overgrootvader is vanuit Nederland hier naartoe gekomen. Mijn grootvader heeft gepreekt voor een kerkgemeenschap in Orange City, hij preekte in het Nederlands. Ik spreek het zelf niet, maar Amerikanen zijn geïnteresseerd in de verschillende Nederlandse culturele dingen, zoals klompen, poffertjes, windmolens en tulpen. Ik kan zelf klompen maken en dat laten we uitgebreid zien tijdens het festival. We kijken ook wel naar ontwikkelingen in Nederland en spelen daar op in, maar het is toch veelal de oude folklore die we laten zien, dat is waar de mensen van houden.’

Buntsma vindt het vast houden aan Nederlandse tradities niet in strijd met integratie, trots zijn op je afkomst staat daar los van zegt hij. ‘We doen dit omdat we blij zijn dat we uit Nederland komen en Nederlandse wortels hebben. We hebben nog wat Nederlands bloed in ons en dat willen we graag laten zien. Voor mezelf is het ook een beetje uit nostalgie. Het organiseren van het tulpenfestival brengt weer een hoop geld in het dorp, omdat er veel mensen op afkomen. Dat is ook een belangrijke reden om het te doen. Ik volg nog steeds de Nederlandse kranten, ik heb er familie wonen dus ik blijf graag op de hoogte. Ik ben blij dat ik een Nederlander ben. Ik heb geen Nederlands paspoort meer, maar ik voel me nog wel Nederlander, dat zal altijd zo blijven.’

Emigranten onthouden volgens Schrover vooral de positieve dingen van Nederland en ze vergeten de reden van hun vertrek. ‘Vroeger vertrokken mensen vaak, omdat ze vonden dat Nederland te klein, benauwend of te bekrompen was. Ze vertrokken, omdat ze een negatief beeld van ons land hadden, maar op het moment dat ze in een ander land wonen zie je vaak dat alle positieve associaties met Nederland boven komen drijven. Dat is wel frappant. De oudere generaties hebben een bepaald idee van de Nederlandse samenleving, maar de nieuwkomers hebben daar weer een heel ander idee over. Zo evolueert dat beeld en gaat het een eigen leven leiden.’

Over het algemeen integreren Nederlandse migranten goed zegt Lucassen. ‘Verreweg de meesten zijn echt inwoners van het land geworden waar ze naar toe vertrokken zijn en hun kinderen en kleinkinderen zijn dat ook. Tenzij je institutioneel apart wordt gehouden door een land en daar een aparte status krijgt, ook juridisch. Dan blijven die tradities langer levend. Maar dat gebeurt niet in landen als Amerika, Canada of Australië, daar worden Nederlanders echt burgers.’ Het maakt volgens Lucassen daarbij niet uit of mensen recent zijn weggegaan of al veel eerder. ‘De meeste mensen verlaten Nederland niet met het idee om nooit meer terug te komen. De meeste keren weer terug en hebben niet de intentie zich definitief ergens te vestigen. Het fluctueert nu wel meer dan vroeger. Vroeger was het vaak via een kerk georganiseerd, waardoor er al een onderlinge band was voordat ze vertrokken en daarom dan vaak op dezelfde plek terechtkwamen. Nu vertrekken mensen minder collectief en kunnen ze best ergens een netwerkje opzetten, om elkaar te helpen of om een winkeltje op te zetten, maar het blijft vluchtig. Zodra ze zich ergens vestigen en kinderen krijgen verdwijnt het contact met het thuisfront meestal.’

De opstelling van het herkomstland speelt ook een belangrijke rol. ‘Bijvoorbeeld als de staat mensen nog steeds als staatsburgers beschouwd en het in een bepaalde mate belangrijk vindt om de band met inwoners aan te houden’, zegt Lucassen. ‘Een land als Turkije doet dat heel duidelijk, het blijft zich met Turken over de hele wereld bemoeien. Nederland heeft dat nooit echt gedaan. Als Nederlanders ergens anders wonen, dan zijn ze voor onze staat inwoners van dat land. Dat verklaart waarom Nederlanders in het buitenland, voor zover ze zich al apart opstellen, een minderheid zijn, maar wel een heel zichtbare minderheid.’ Schrover wijst daarbij ook op de rol die consulaten en ambassades vervullen. ‘Die organiseren nog steeds feesten rondom de typische Nederlandse feestdagen, zoals Koningsdag. Ze nodigen dan Nederlanders uit. Daarnaast brengen ze Nederlanders met elkaar in contact als ze vragen hebben. Maar de migratie is nu veel minder grootschalig, de overheid heeft geen groot belang om zich te bemoeien met de wijze waarop deze migranten integreren.’[/blendlebutton]

Pastors helpen studenten met levensvragen

0
Studentenpastors spelen soms een belangrijke rol bij het oplossen van persoonlijke problemen van studenten. De Kanttekening sprak drie studentenpastors over hun werk en de vragen die ze vaak krijgen.

Studenten hebben een druk leven. Ze moeten in korte tijd veel presteren en hebben daarnaast soms ook te maken met financiële en persoonlijke problemen. Om alles in balans te houden en hun hart te luchten kunnen ze terecht bij een luisterend oor, dat kan een psycholoog zijn maar soms ook een studentenpastor. Een studentenpastor is een theologische consultant in het hoger onderwijs die we in veel universiteiten tegenkomen. Maar wat doet een studentenpastor precies?

John Hacking is sinds 2000 actief in de Studentenkerk van de Radboud Universiteit in Nijmegen. Hij geeft volgende week een lezing over ‘de plaats die God inneemt in ons leven, nu wij op de hoogte zijn van alle nieuwe ontdekkingen in de wetenschap rond het ontstaan van het universum, de evolutie en de voortschrijdende technische mogelijkheden’. ‘Het zijn onderwerpen waar ik veel vragen over krijg van studenten’, zegt hij. ‘Studenten en medewerkers van de universiteit hebben altijd de mogelijkheid om binnen te lopen voor een persoonlijk gesprek. Dat kan gaan over religieuze vraagstukken, maar ook over zingeving of andere thema’s. Het is een zeer open en vrije omgeving.’

Foto: John Hacking

Universiteiten staan bekend als hét centrum van kennis, waar het wetenschappelijk perspectief, bijvoorbeeld over de evolutietheorie, vaak botst met theologische argumenten. Volgens Hacking zitten sommige religieuze studenten daarmee in hun maag. ‘We krijgen vaak studenten over de vloer die wetenschap en religie goed weten te combineren, maar soms toch met vraagtekens zitten. In het Westen, vooral in Nederland, is het secularisme belangrijk, maar aan de andere kant worden religieuze mensen, zowel moslims als christenen zelfbewuster. Ook religieuze studenten verwachten dat iedereen respect toont en serieus rekening houdt met hun religie en niet doet alsof het puur een privé zaak is.’

Uit recente cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) blijkt dat het percentage jongeren dat zegt bij een godsdienst te horen opnieuw flink is gedaald. Het aandeel jongeren van 15 tot 25 jaar dat zegt tot een kerkelijke gezindte of levensbeschouwelijke groepering te behoren is volgens het CBS gedaald van 49 procent in 2010 naar 41 procent vijf jaar later. Onder jongvolwassenen (18 tot 25 jaar) is die daling het sterkst.

Hoe groot is de interesse in religie van studenten in de eigen omgeving van Hacking? ‘Van de honderd mensen die hier binnenlopen is misschien een derde religieus, de rest heeft wel iets met zingeving en spiritualiteit, maar noemt zich niet gelovig’, zegt Hacking. ‘Het is wel zo dat ze vaak niet afwijzend staan tegenover religie, in die zin hebben we te maken met een open en diverse groep.’ Door de jaren heen is volgens Hacking ook een meer open houding richting religie ontstaan onder studenten. ‘Ik doe dit al zeventien jaar. Toen ik pas begon had je de New Age-beweging. Veel studenten hadden toen de houding ‘de kerk, dat is echt niets voor mij’, maar dat is nu langzaam verdwenen. Nu zijn er nog altijd mensen die zich niet aangetrokken voelen door kerken, vaak omdat ze alleen maar op het woord kerk focussen, maar als ze hier binnen zijn geweest zijn ze daar van af. Die openheid richting de kerk, zeker ook onder studenten, vind ik absoluut gegroeid de laatste jaren. Men heeft in het algemeen minder snel een vooroordeel als het gaat om religie.’ In zijn gesprekken met studenten gaat het volgens Hacking vooral om persoonlijke zaken. ‘Er is een toenemende druk op studenten om sneller en beter te presteren in een kortere tijd, dus daar zitten ze vaak mee. Ze zijn op zoek naar een steun in de rug om hun leven alsnog in balans te houden, want sommigen vliegen echt uit de bocht en krijgen bijvoorbeeld een burn-out. Dat ze met iemand kunnen spreken vanuit een religieus perspectief helpt ze enorm.’

Ward Biemans heeft net als Hacking te maken met studenten die persoonlijke problemen hebben, maar ook twijfelen over het geloof. Biemans is een katholieke studentenpastor die verbonden is aan de faculteit Theologie van de Universiteit Utrecht en de opleiding Theologie en Levensbeschouwing van de Fontys Hogeschool. Hij ziet dat er nog steeds genoeg interesse en belangstelling is onder studenten in religie en ziet dat niet snel afnemen. ‘Veel studenten zijn soms echt op zoek, omdat ze een bepaalde leegte ervaren. Ze willen weten wat de zin is van het bestaan. Weer anderen zijn gefascineerd door het geloof van andere leeftijdsgenoten, ze vragen zich af ‘hoe kan het dat sommigen zo met het geloof bezig zijn terwijl ik dat niet doe’. Dat zet ze soms aan het denken. Ik krijg van studenten vooral vragen over geloof in combinatie met studie. De studie legt veel druk op studenten. Studenten worstelen meestal met de vraag hoe ze gelovig kunnen blijven in de huidige samenleving die vooral gericht is op carrière maken en veel geld verdienen. De meeste studenten die ik spreek vinden andere zaken minstens net zo belangrijk, zaken als zingeving en naastenliefde. Wat er vanuit de maatschappij geëist wordt botst vaak met wat deze studenten zelf willen.’ De botsing tussen religie en wetenschap is ook voor Biemans een terugkomend thema. ‘In mijn optiek hoeven die twee niet met elkaar te botsen. Veel studenten hebben dat ook wel in de gaten. Er zijn genoeg gelovige wetenschappers die belangrijke prestaties hebben geleverd voor de wetenschap. Denk maar aan Einstein. Dat probeer ik ook altijd in gesprek met studenten en onderzoekers duidelijk te maken. Het spreekt elkaar niet tegen. Ook actuele thema’s zoals radicalisering en extremistisch geweld bespreek ik met studenten. Ik had laatst een student die expliciet een vraag had over hoe ze om moet gaan met de islam en hoe ze zich moet verhouden tegen de soms ook radicale vorm van die religie. Sommige studenten worden daar onrustig van.’

Foto: Ward Biemans

Michiel Peeters studeerde Rechten en Russisch aan de Universiteit Leiden. Hij is nu de studentenpastor van de Tilburg University, een van oorsprong katholieke universiteit. ‘Het studentenpastoraat is een plek waar grote vragen gesteld kunnen worden en waar die vragen serieus worden genomen. Bijvoorbeeld als het gaat om de zin van het leven. Om goed in je vel te zitten en gemotiveerd te kunnen werken is het belangrijk om diep in jezelf te kijken’, zegt Peeters. ‘Wat je bent als mens, wat je werkelijk wil in je leven. Als die grote levensvragen nooit gesteld of beantwoord worden, dan word je uiteindelijk een soort machine die alleen maar doet wat hij moet doen. In dit geval dus alleen maar studeren en hoge cijfers halen. Maar studenten zijn geen machines, het zijn mensen.’ Op zijn profielpagina van de universiteit schrijft Peeters: ‘Wie ben ik? Waar doe ik het uiteindelijk allemaal voor? Hoe kunnen we met elkaar omgaan? Dat zijn kwesties die iedereen, gelovig of niet, raken.’ Peeters zegt dat veel studenten zich opgelucht voelen als ze bij hem langskomen om het over zulke onderwerpen te hebben.

Foto: Michiel Peeters

‘Vooral omdat ze deze vragen soms niet aan vrienden of familie kunnen voorleggen, omdat er zoveel vooroordelen zijn met betrekking tot religie. Daarom geven veel studenten geen positief antwoord op de vraag of ze belangstelling hebben voor religie, maar als je de vraag op een andere manier stelt of als ik vertel over mijn ervaring met religie, dan vindt iedereen het wel heel interessant.’ Peeters denkt dat de mens van nature religieus is en dat ziet hij terug bij de studenten. ‘De mens is gemaakt voor iets groots en is op zoek naar het geluk, naar iets oneindigs, naar het ware, het mooie. Ongeacht de religie, iedereen is daarnaar op zoek. Waarom we elke ochtend opstaan en überhaupt gaan werken of studeren is omdat we op zoek zijn naar een niet-oppervlakkige, oneindige bevrediging. De mens zoekt altijd naar meer. De meeste studenten die ik spreek zijn op zoek naar geluk, maar weten niet waar te zoeken. ‘Ik doe alles goed en doe alles wat ik moet doen, maar ik ben niet gelukkig’, hoor ik ze heel vaak klagen. Ik kreeg ook een student die bij een psycholoog was geweest, omdat hij problemen had met zijn scriptie. Hij zei dat hij ontdekt had dat hij vrijheid nodig heeft om een scriptie te kunnen schrijven. Normaal denken studenten dat ze pas vrij zijn op het moment dat hun scriptie af is. Maar we moeten dus eerst goed in ons vel zitten om goed te presteren. Veel studenten begrijpen dat goed uit eigen ervaring.’