17.4 C
Amsterdam
Home Blog Pagina 808

HDP moet geweld PKK resoluut afwijzen

0

De Turkse pro-Koerdische partij HDP heeft in historisch opzicht een belangrijke kans om een eind te maken aan de golf van geweld in Turkije. De HDP kan ervoor zorgen dat de terroristische organisatie PKK stopt met het plegen van aanslagen. HDP-leider Selahattin Demirtaş moet een voorbeeld nemen aan Sinn Féin-leider Gerry Adams, die het Noord-Ierse vredesproces uiteindelijk op gang kreeg door geweld resoluut te veroordelen.

Met de dodelijke aanslagen die de PKK sinds 21 juli pleegt heeft de terroristische organisatie een bijna 3 jaar durende wapenstilstand verstoord. De 80 HDP-parlementariërs zijn hierdoor ernstig in verlegenheid gebracht. Jammer, want een politieke oplossing voor de Koerdische kwestie was dichterbij dan ooit.

De partij moet nu stevig stelling nemen. Met elke nieuwe PKK-aanslag wordt het voor de HDP immers moeilijker om politiek te bedrijven. De partij zal bij volgende verkiezingen veel stemmen verliezen als geweld nu plaats maakt voor democratische middelen.

In haar partijprogramma belooft de HDP met betrekking tot de Koerdische kwestie “onder alle omstandigheden de oplossing binnen democratische grenzen in het parlement” te zoeken.

Het wordt tijd dat de HDP de daad bij het woord voegt en actief een oplossing afdwingt voor de kwestie. Dat kan alleen door het PKK-geweld resoluut af te wijzen.

Veel HDP-stemmers zijn teleurgesteld; zij hadden gehoopt dat door de sterke vertegenwoordiging van de Koerden in het parlement, de PKK de wapens zou neerleggen en de Koerdische kwestie binnen democratische grenzen opgelost zou worden. Maar na het succes van de HDP bij de parlementsverkiezingen op 7 juni heeft de PKK meteen laten weten dat de HDP de PKK niet kan dwingen de gewapende strijd te staken. En verzoenende uitspraken van Demirtaş werden door PKK-leiders stelselmatig tegengesproken. In plaats van door te zetten deed Demirtaş een stapje terug en zei dat alleen de gedetineerde PKK-baas Abdullah Öcalan ervoor kan zorgen dat de PKK de wapens neerlegt.

Historische kans

De HDP moet zich steviger opstellen tegenover de PKK. De partij mag deze historische kans niet verspelen. Want er zijn meer gevaren. President Recep Tayyip Erdoğan ziet bijvoorbeeld liever geen pro-Koerdische partij binnen het parlement. De afgelopen jaren kreeg de president dankzij het vredesproces dat zijn partij AKP in gang zette veel steun en stemmen van de Koerden. Maar met de opkomst en het succes van de HDP heeft de AKP bijna alle Koerdische stemmen verloren, en daarmee de mogelijkheid een meerderheid in het parlement te veroveren. En de president ontpopt zich opnieuw als opportunist; nu aast hij – met militaire operaties tegen de PKK – ineens op de nationalistische stemmen zodat hij bij vervroegde verkiezingen weer een meerderheid in het parlement verovert. Recent verklaarde hij zelfs dat er “geen Koerdisch probleem” is in Turkije.

De HDP moet ondanks PKK en Erdoğan zorgen dat de wapens worden neergelegd.

Dermirtaş zelf zei tijdens een recente toespraak dat “niet de AKP, maar alleen de HDP” ervoor kan zorgen dat de wapens neergelegd worden en Koerdische strijders “overtuigd kunnen worden van de bergen af te komen”.

Dodelijke aanslagen

Juist nu moet de HDP de PKK overtuigen te stoppen met het plegen van aanslagen, zodat ook het Turkse leger stopt met militaire operaties, en beide partijen weer aan tafel kunnen zitten om te werken aan een democratische oplossing. Vrijwel dagelijks pleegt de PKK nu dodelijke aanslagen op politieagenten en militairen, en bestoken Turkse F-16’s PKK-doelen in Noord-Irak. Intussen eist de Turkse regering dat de PKK al zijn strijders terugtrekt uit Turks grondgebied, waarna de regering zal stoppen met de anti-PKK-operaties.

Demirtaş moet deze eis van de regering voluit steunen en de PKK-leiders voor het blok zetten, zodat het vredesproces nieuw leven ingeblazen kan worden. De Verenigde Staten en de Europese Unie moeten op hun beurt de PKK dwingen deze nieuwe situatie te accepteren.

Als de terroristische aanslagen doorgaan verliest de HDP haar cruciale rol in de Koerdische kwestie en is een oplossing voor dit conflict verder weg dan ooit.

Dit opiniestuk is op 17 augustus gepubliceerd in Trouw.

Mehmet Cerit is hoofdredacteur van Zaman Vandaag en Zaman Hollanda. Volg hem op Twitter: @Ceritm

Overwegingen om het niet tot een Grexit te laten komen

0
grexit-reuters.jpg
Foto: © Reuters

Een luid en duidelijk nee – veel luider en duidelijker ook dan werd verwacht. Dat was de uitkomst van het pijlsnelle referendum dat de Griekse regering over de Europese bezuinigingsplannen, die in Athene niet zonder reden als een Brussels dictaat werden opgevat, had georganiseerd. Volgens premier Tsipras was een (door hem aanbevolen) “nee” geen stem tegen Europa, maar betekende ze een versterking van de Griekse onderhandelingspositie. Volgens Brussel, dat – opnieuw averechts – met een stemadvies voor een “ja” kwam, klopt het een noch het ander, en betekende een “nee” een stem voor een politiek die juist tot een Grexit zou leiden, ook al werd dat daarmee dan misschien niet door de nee-stemmers bedoeld.

Vooreerst ben ik geneigd zeker in het eerste Tsipras gelijk te geven. 60 tegen 40 procent is een duidelijke meerderheid voor zijn beleid, een grotere meerderheid ook dan beide regeringspartijen tezamen in januari bij de verkiezingen behaalden. Tot de door Brussel gehoopte afstraffing van Tsipras’ onhandelbaarheid is het niet gekomen: daarmee staat Tsipras als vertegenwoordiger van zijn land sterker. Dat is een feit dat Brussel, als het de eigen democratische geloofsbelijdenis serieus neemt, niet negeren kan: één nationale democratie heeft zich gekeerd tegen de plannen van een internationale bureaucratie die hier als vertegenwoordiger van 17 andere nationale democratieën optrad. Die 17 anderen worden vaak in het spel gebracht, om de Griekse pretenties – de democratie verliest als de Griekse wensen worden genegeerd – tegen te spreken, maar dat is natuurlijk een scheve vergelijking. Voor de Grieken staat bij winst of verlies van de strijd veel meer op het spel dan voor de overige 17: een welvaartsachteruitgang in de grootte van tientallen procenten, waarbij het voor de anderen hooguit, als de Grieken hun zin zouden krijgen, om een paar procent zou gaan.

Ook het tweede is maar de vraag. Op het eerste gezicht heeft Brussel gelijk: als Griekenland zich niet aan de regels houdt, dan is uiteindelijk een Grexit onvermijdelijk. Met die consequentie is ook voortdurend vanuit Brussel gedreigd. Maar tegelijk is Brussel er doodsbang voor dat het echt zo ver zal komen, misschien nog wel banger dan Athene zelf – en dat weten ze in Athene. Dat geeft Tsipras een enorm sterke onderhandelingspositie – zonder die enorme angst voor een Grexit in Brussel zelf, zou al veel eerder de deur in het gezicht van de Grieken zijn dicht gegooid.

Wat voedt die angst? Dat is in de eerste plaats angst voor het Europese project als zodanig, dat altijd als onomkeerbaar is voorgesteld. Er is maar één marsrichting: in de richting van meer Europa. De euro was bedoeld om die een stap op weg te helpen. Bewust waren procedureel geen mogelijkheden gecreëerd om uit te treden: wie eenmaal had ingecheckt, kon er niet meer uit.

Zou men nu in een Grexit berusten, dan betekent dat niet alleen het ideologisch failliet van de eurofielen die in Brussel de toon zetten, het behelst het risico dat andere landen zouden volgen, de Europese Unie desintegreert en het hele Europese project – een politiek project met economische middelen – mislukt. Dat willen vooral de Duitsers niet op hun geweten hebben, vandaar dat Merkel bij alle strengheid tegelijk alles doet om de Grieken binnenboord te houden.

Daar bestaat ook een hele zakelijke reden voor, die vooral Nederland nog niet openlijk onder ogen durft te zien, premier Rutte met zijn belofte dat er geen cent meer naar de Grieken gaat en elke geleende cent terug zal keren, vooraan. Iedereen die nadenkt weet: de Grieken kunnen binnen de eurozone nooit alles terugbetalen. Maar gaat het land, met een Grexit, failliet, dan is men uiteraard alle uitstaande schuld kwijt. Daarom zal men in Brussel, terwijl men de Grieken met de afgrond dreigt om hen tot inschikkelijkheid te bewegen, tegelijk tussen de Grieken en de afgrond inspringen, wat dat dreigement natuurlijk uitholt. Dat garandeert natuurlijk niet dat het nooit tot een Grexit komt: de onderlinge irritaties kunnen uiteindelijk zozeer oplopen, dat men in Brussel zijn geduld en zelfbeheersing verliest en plotseling roept: barst.

Daarnaast bestaan er ook belangrijke geopolitieke overwegingen om het niet tot een Grexit te laten komen, die om die reden ook voor Turkije niet zonder gevolgen zou zijn. Niet voor niets heeft Obama – Washington ziet dat momenteel scherper dan Brussel, maar heeft tegelijk wel makkelijker praten, omdat een (verhindering van een) Grexit niet de Amerikaanse staatskas raakt – benadrukt dat Griekenland koste wat kost binnenboord gehouden moet worden.

Want wat betekent een Grieks faillissement? Grote chaos in een regio waar het toch al notoir onrustig is – de Balkan – en niet al te ver van een regio waar het nog veel onrustiger is: het Midden-Oosten. Turkije wordt dan een geïsoleerd eiland van stabiliteit in een kolkende zee. Bij een instorting van Griekenland, met grote sociale ellende tot gevolg, zal Athene nog veel minder in staat zijn om de vluchtelingenstroom uit het Midden-Oosten in goede banen te leiden, en bovendien zelf vluchtelingen gaan produceren. Brussel kan zich niet veroorloven een zwart gat aan de rand van Europa te laten ontstaan, en zal moeten bijspringen.

Tot slot is Griekenland een strategisch belangrijk land – niet voor niets hebben de Verenigde Staten direct na 1945 zoveel financieel en anderszins in Griekenland geïnvesteerd om het buiten de sovjet-invloedsfeer te houden. Nu staat Poetin klaar om het van Europa los te weken, eventueel door financiële steun, en een verpauperd Griekenland zal elke reddingsboei grijpen. Daarom mijn voorspelling: na alle boosheid over het obstinate Griekse “nee” wordt er, omdat het alternatief voor Europa zelf veel erger is, straks gewoon weer met de Grieken verder gepraat.

Thomas von der Dunk is publicist en cultuurhistoricus. Hij promoveerde in 1994 op een proefschrift over de politieke en ideologische aspecten van de monumentencultus in het Heilige Roomse Rijk. Daarna was hij onderzoeker aan de universiteiten van Utrecht, Leiden en Amsterdam.

Diversiteit in het hoger onderwijs: uitdaging of ‘fact of life’?

0
multiculti-onderwijs-reuters.jpg

Diversiteit in het hoger onderwijs: over allochtoon en autochtoon. Zo luidt de titel van een onlangs gepubliceerd onderzoek van Machteld de Jong, sociologe en docent aan de Hogeschool Inholland in Amsterdam. Aanleiding voor haar onderzoek zijn de veranderingen die zij als docent in de afgelopen 15 jaar heeft ervaren. In die periode is het aandeel zogenoemde ‘allochtone’ studenten op hogescholen en universiteiten aanzienlijk toegenomen. Dat gaat niet meer om een paar procent van de totale studentenpopulatie. Vooral in het hbo-onderwijs is die toename duidelijk zichtbaar. Daar vormen volgens de gegevens van het CBS ‘allochtone’ leerlingen ongeveer 40 procent van het totaal. Op de universiteit is hun aandeel meer dan 37 procent.

Vaak wordt deze toename ondanks alles als problematisch gezien. 30 jaar geleden werd de stigmatiserende term ‘zwarte school’ geïntroduceerd om de trend in het lager en middelbaar onderwijs te benoemen. Het ‘overkwam’ de samenleving door een combinatie van leerplicht en vrije schoolkeuze. En natuurlijk ging het eigenlijk altijd vooral om de toename van het aantal leerlingen met een islamitische achtergrond. Zij zijn de altijd aanwezige olifant in de kamer.

De sterke toename in het hoger onderwijs is een ander verhaal, een succesverhaal wel te verstaan. Ik ben slecht in statistiek en we moeten natuurlijk serieuze vraagtekens zetten bij de categorie ‘allochtoon’, maar vastgesteld moet worden dat hier sprake is van een verbazend snelle maatschappelijke stijging. En het interessante is dat nu de reacties uit elkaar gaan lopen. Aan de ene kant blijven er onheilsprofeten waarschuwen voor de negatieve effecten van deze ‘verkleuring’ van het onderwijs en vinden er discussies plaats over segregatie en groepsvorming in de collegebanken. Aan de andere kant is diversiteit hot en zetten instellingen voor hoger onderwijs hun gemêleerde studentenpopulatie graag in de etalage. Zo beklaagde de universiteit van Amsterdam er zich er onlangs nog over dat ze altijd worden afgeschilderd als een ‘witte’ universiteit. Het kan verkeren.

Het boek van De Jong is bedoeld als handreiking naar docenten die moeilijk kunnen omgaan met de toegenomen diversiteit in het hoger onderwijs en niet weten hoe ze leerlingen moeten benaderen. Wie het boekje doorleest komt tot de conclusie dat de auteur dicht bij de dagelijkse praktijk blijft en laat zien dat het in veel gevallen vooral gaat om persoonlijk contact. Ze stelt zich met zoveel woorden tamelijk kritisch op tegenover de grote pretenties die verpakt zitten in allerhande interculturele trainingscursussen. In deze cursussen worden culturele verschillen niet alleen uitvergroot en vaak tot karikatuur gemaakt, er wordt ook vanuit gegaan dat alle communicatieproblemen en wrijvingen in het onderwijs en op de werkvloer terug te brengen zijn tot culturele verschillen. De inmiddels alweer gewezen kandidaat van de partij Voor Nederland en voormalig hoogleraar Interculturele Communicatie David Pinto is rijk geworden met het verkopen van culturele karikaturen.

Met andere woorden de adviezen van De Jong zijn een sympathiek antwoord op pogingen om al het intermenselijk contact bij voorbaat te smoren in ronkend taalgebruik over multiculturele competenties en intercultureel vakmanschap. Maar stigmatisering blijft op de loer liggen. De ondertitel van het boek is over allochtoon en autochtoon. Die termen zijn problematisch omdat ze de nadruk leggen op etnische en culturele achtergrond. En de grote vraag is natuurlijk of ze iets zeggen over de oorzaak van communicatieproblemen in het onderwijs.

Wat wordt eigenlijk met cultuurverschillen bedoeld? Ongemerkt gaat het hierbij meestal om ‘buitenlandse’, ‘vreemde’ cultuur en worden andere (culturele) verschillen genegeerd. De Jong merkt op dat veel zogenoemde allochtone studenten de eersten zijn in de familie die hebben doorgeleerd. Ouders hebben geen idee wat er op de opleiding wordt gedaan en de nieuwbakken studenten bevinden zich daardoor in een moeilijke positie. Maar hoe bijzonder is dat eigenlijk? Het aantal ouders van zogenoemde autochtone leerlingen dat zelf ook hoger onderwijs heeft genoten is ongetwijfeld groter, maar dat moet ook weer niet overdreven worden. Nog steeds gaat een minderheid van de bevolking in Nederland naar het hoger onderwijs. Met andere woorden, in elke volgende generatie stromen er studenten in die de eerste zijn in hun familie. Dat is ook cultuurverschil en dan heb je ook wat uit te leggen. Anderzijds zijn ‘allochtone’ studenten als ze eenmaal op hogeschool of universiteit zijn aangeland natuurlijk al lang vertrouwd met de regels van het spel. Kortom, wat is hier nu eigenlijk het probleem?

Het onderwijs wordt diverser en kleurrijker. Dat is zoals ik zei een succesverhaal. Dat betekent dat die nieuwe studenten zich ook af en toe cultureel manifesteren en wensen uiten die met hun culturele of religieuze achtergrond te maken hebben, maar we moeten oppassen hen weer alleen daarop af te rekenen. Het zijn namelijk ook gewoon studenten.

Thijl Sunier is hoogleraar Antropologie aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Daarnaast is hij redacteur van het wetenschappelijke tijdschrift Journal of Muslims in Europe, voorzitter van de Netherlands Interuniversity School for Islamic Studies en voorzitter van de Antropologen Beroepsvereniging.

De kracht van een ware democratie

0
sousse-tunesie-reuters.jpg
Foto: © Reuters

De zaterdag na de aanslagen in Frankrijk, Koeweit en Tunesië, overkwamen me opeens onbestemde gevoelens. Ik voelde me ongemakkelijk en ongelukkig, iets wat me niet vaak overkomt. De dag van de aanslagen was ik gewoon begonnen met mijn werk, publicaties, blogs en scripties van studenten. In de loop van de dag druppelden de nieuwsberichten binnen en pas nadat de media mij gingen bellen, drong het echt tot me door dat er vreselijke dingen waren gebeurd. Die avond verscheen ik als commentator in het actualiteitenprogramma EenVandaag waar ik live mijn licht deed schijnen op de aanslagen.

Ik voerde aan dat de gebeurtenissen wel heel veel gelijkenis vertonen met de eerder door IS-woordvoerder Adnani gedane oproep aan moslims in de hele wereld. De ramadan is volgens Adnani geen tijd zijn voor contemplatie, maar voor actie, gewapende actie: “Grijp de polytheïstische sjiieten, de afvallige democraten en de ongelovigen.” Wel, hij werd die vrijdag op zijn wenken bediend. De sjiieten moesten eraan geloven in Koeweit, de democraten in Tunesië en in Frankrijk een ongelovige. Het kon haast geen toeval zijn. Maar de vraag naar het toeval was eigenlijk minder relevant. Feit dat gebeurd was wat er gebeurde, is al ernstig genoeg. Overigens werden de aanslagen in Koeweit en Tunesië later opgeëist door IS. De aanslagpleger in Lyon verklaarde dat zijn daad niets met islamitisch terrorisme te maken had, maar dat hij die uitgevoerd had uit motieven van wraak. Wel maakte de man verdacht veel gebruik van de IS-aanpak van een aanslag.

Toen ik na de uitzending thuiskwam, kreeg ik van het thuisfront te horen dat ik mijn zegje goed had gedaan. De boodschap kwam goed over en met name de laatste opmerkingen die ik de ether in kon sturen werd gewaardeerd: het is een kleine groep moslims die dit soort daden pleegt en het overgrote deel van de moslims hier te lande wil er niets van weten noch mee te maken hebben. Bovendien had ik de juiste combinatie overhemd-colbert gekozen, voor mij geen uitgemaakte zaak.

En de volgende dag kwam er dus een emotionele terugslag die ik niet direct kon duiden en die me bezighield. Na wat peinzen en de gevoelens bespreken in de boezem van de familie was de conclusie dat ik blijkbaar al zo gewend ben aan dramatische gebeurtenissen als de aanslagen, dat ik ze in eerste instantie alleen maar met een zakelijk oog bekijk. Wat is er gebeurd? Wie heeft het mogelijkerwijs gedaan? Wat zijn de implicaties voor de landen in kwestie? Hoe reageren moslims hier te lande? Wat vindt de pers? Slaan populistische partijen hier een slaatje uit? Je moet weten dat ik de video’s van IS ook volg en die zijn van een uitzonderlijke wreedheid. Blijkbaar is het de natuurlijke dispositie van de mens om zich voor geweld en pijn af te sluiten om het te kunnen aanschouwen en te verwerken.

Maar om het echt te verwerken dien je je emoties te onderkennen. En dan schrik je. Dan schrik je heel erg. Nog meer schrik je van het feit dat je blijkbaar gehard bent geraakt en de beelden als het ware normaal bent gaan vinden. Dat dat mensen overkomt in de landen waar het allemaal gebeurt, is misschien te begrijpen. Juist zij hebben die afweermechanismen nodig. Maar als het ook hier in het Westen gebeurt, is dat een verontrustend teken want ook de vijand volgt de westerse berichtgeving en reacties op alle terroristische aanslagen en kan haast niets anders concluderen dan dat het de volgende keer nog erger en nog heftiger moet zijn.

Wat zetten we tegenover deze rollercoaster aan dramatische beelden en hun impact? Wel, de kracht van een ware democratie is dat ze immer menselijk blijft. Dat ze niet went aan het geweld. Dat ze altijd en overal de menselijke maat handhaaft. Daar werd ik die verdrietige zaterdag aan herinnerd en dat is wat ik nu aan het papier toevertrouw.

Jan Jaap de Ruiter is arabist aan de Tilburg University. Hij houdt zich bezig met de status en rol van het Arabisch en de islam in West-Europa en Marokko. Hij publiceert over beide thema’s in diverse talen, waaronder in het Frans, en gaat het debat erover aan in nationale en internationale context. In heden en verleden heeft hij in menig Nederlands en Europees onderzoeks- en ontwikkelproject geparticipeerd. Volg hem op Twitter: @janjaapderuiter

De nieuwe Turkse regering moet de rechtsstaat herstellen

0

De Turkse oppositie moet een coalitie zonder de AKP vormen, die de rechtsstaat moet herstellen.

Carl Bildt, voormalig premier van Zweden, schreef op 20 juni in De Volkskrant dat de Turkse vredespolitiek cruciaal is voor het Westen. Dat klopt, maar in tegenstelling tot wat hij betoogt, kan die vredespolitiek alleen succesvol zijn als de AKP níet deelneemt aan de nieuwe regering. Bildt stelt dat het een belangrijke verdienste is van president Erdoğan dat hij het vredesproces met de Koerden op gang heeft gebracht. Op het eerste gezicht klopt dat. Maar Erdoğan heeft twee gezichten. In het buitenland is hij een heel andere man dan in Turkije. Voor de verkiezingen legde hij het vredesproces compleet stil, omdat hij nationalistische stemmen nodig had om president te worden. Hij ging zo ver dat hij stelde dat Turkije “geen Koerdisch probleem” heeft. Hij bespeelt de Koerden voor zijn eigen belang. Turkije moet eerst duidelijkheid creëren in deze kwestie voordat het land een rol kan spelen in de regio.

Kruispunt van culturen

De AKP doet alles om te voorkomen dat hierover helderheid komt. Gelukkig wordt dit door veel Koerden en links-liberale Turken goed ingezien. De pro-Koerdische partij HDP heeft de – belachelijk hoge – kiesdrempel van 10 procent gehaald, waardoor de AKP niet meer in haar eentje een regering kan vormen.

Met 80 HDP-zetels in het parlement is de oplossing van de Koerdische kwestie historisch dichterbij dan ooit. Juist omdat Erdoğans alleenheerschappij is gebroken. Dat is uiterst belangrijk want Turkije ligt in één van de belangrijkste regio’s van de wereld en vormt een brug tussen het oosten en westen. Een kruispunt van culturen, maar ook van belangen van grootmachten als Rusland, Iran, de Europese Unie en de Verenigde Staten.

De regio is een brandhaard: aan de ene kant het conflict tussen Rusland en Oekraïne, aan de andere kant een bloedige burgeroorlog in Syrië waardoor miljoenen vluchtelingen in de regio rondzwerven. Daarnaast heeft Turkije te maken met gewelddadige nieuwe buren die de regio terroriseren: IS. En tot slot is er nog een serieus conflict tussen Armenië en Azerbeidzjan, spanningen tussen Turks- en Grieks-Cyprioten en niet te vergeten de problemen die de nucleaire ambities van Iran opleveren. Het Westen houdt Turkije vanwege deze conflicten scherp in het oog en probeert het land ondanks het machogedrag van Erdoğan te vriend te houden.

Geen trias politica

Bildt schrijft dat Turkije zich in onbekende wateren begeeft, omdat de AKP geen meerderheid wist te behouden bij de verkiezingen. Ten onrechte gaat hij ervan uit dat de nieuwe Turkse regering ook met de AKP een cruciale rol kan spelen in de vredespolitiek in de regio. Want een nieuwe Turkse regering moet eerst intern orde op zaken stellen, en het is vrijwel uitgesloten dat dit lukt als Erdoğans partij weer aanschuift. Door zijn beleid vraagt de hele wereld zich intussen af of Turkije wel een betrouwbare bondgenoot is in de strijd tegen IS. In Turkije is een hevige discussie gaande over de steun van de regering aan IS. Zo blokkeerde de regering buitenlandse humanitaire hulp aan vluchtelingen in Turkije om gemakkelijker hulp te sturen naar radicale groeperingen in Syrië, waaronder terreurgroep IS, maakte Murat Özçelik, voormalig ambassadeur van Turkije in Irak en huidig parlementslid namens de oppositiepartij CHP, onlangs bekend. Jammer genoeg is er in Turkije een mediaverbod ingesteld op berichtgeving de steun van de regering aan IS.

Het grootste probleem is dat er geen trias politica meer bestaat in Turkije. Erdoğan bepaalt alles: ook wie er gearresteerd en vervolgd moeten worden. De belangrijkste uitdaging voor de Turkse oppositie is dus om de komende weken een coalitie zonder de AKP te vormen. De nieuwe regering moet de rechtsstaat herstellen en Erdoğan in bedwang houden. Het is dan wel zaak dat de HDP haar banden met de terroristische organisatie PKK verbreekt. Doet ze dit niet, dan zal de partij bij de eerstvolgende verkiezingen haar Turkse stemmen verliezen en de kiesdrempel niet meer halen. Dat kan betekenen dat Turkije veroordeeld is tot Erdoğan.

Een grote opdracht dus voor een nieuwe regering en voor de HDP. Want als de AKP wel deelneemt aan de coalitie zullen de interne problemen niet of nauwelijks worden aangepakt en is de rol van Turkije in het vredesproces in de regio uitgespeeld.

Dit opiniestuk is op 29 juni gepubliceerd in De Volkskrant.

Mehmet Cerit is hoofdredacteur van Zaman Vandaag en Zaman Hollanda. Volg hem op Twitter: @Ceritm

Incidenten en hypes bepalen de agenda van het islamdebat

0
vlag-south-carolina-reuters.jpg
Foto: © Reuters.

Afgelopen week reed een man in Graz in Oostenrijk in op een menigte. Drie doden en 34 zwaargewonden. In South Carolina schoot een blanke jongeman negen Afro-Amerikanen dood in een kerk. Wat hebben deze twee gruwelijke gebeurtenissen met elkaar gemeen? Dat ze aanleiding vormen voor een discussie over oorzaak en gevolg die ver uitstijgt boven de gebeurtenis zelf.

In gevallen waar mensen op gewelddadige wijze om het leven komen door een welbewuste daad van iemand, komt snel een geruchtenstroom op gang over motieven en oorzaken. Dat is begrijpelijk, maar zo’n behoefte aan duiding kan snel ontaarden in een uitermate beladen en in veel gevallen kwalijke discussie. De man in Graz bleek een genaturaliseerde Bosniër en zoals we allemaal weten zijn Bosniërs moslims, dus zullen er wel religieuze motieven in het spel zijn. In elk geval probeerde de extreem-rechtse FPÖ er een slaatje uit te slaan door religieuze motieven er met de haren bij te slepen. De partij grijpt elk incident aan om haar xenofobe politiek uit te venten.

In het geval van de aanslag in South Carolina waar de racistische motieven als het ware voor het oprapen lagen, gebeurde het omgekeerde en bleven de media hardnekkig spreken van een “psychotische schutter”, een “lone wolf”. Daarmee wordt de pijnlijke realiteit dat de Verenigde Staten nog steeds niet definitief hebben afgerekend met het racisme, weer eens duidelijk. Pas onder grote politieke druk en dankzij de sterke politieke lobby besloot de gouverneur van South Carolina de zuidelijke vlag, die symbool staat voor het racistische verleden van het zuiden van de VS, niet meer te hijsen op overheidsgebouwen.

Hoe comfortabel is het om dit soort terreurdaden af te doen als de wanhoopsdaad van een éénling en zo een discussie over een maatschappelijk probleem uit de weg te gaan. Omgekeerd worden wanhoopsdaden van éénlingen maar al te graag opgeblazen tot een groot maatschappelijk kwaad als dat politiek goed uitkomt. Juist omdat we er in de meeste gevallen wel nooit achter zullen komen wat de ‘echte’ oorzaak was, lenen dit soort gebeurtenissen zich heel goed voor politieke speculatie en polarisatie. Neem de verkrachting en moord op het meisje Vaatstra in 1999. Velen bleven ervan overtuigd dat de dader gezocht moest worden onder de bewoners van een nabijgelegen asielzoekerscentrum. De moord werd de aanleiding voor de lokale bevolking om hard tegen de aanwezigheid van asielzoekers te demonstreren. Onsmakelijke theorieën en volkswijsheden deden de ronde over de modus operandi van de dader; “iemands keel doorsnijden dat doet een Nederlander niet”. In 2012 bleek de dader een uit de klei getrokken blanke boer uit de omgeving te zijn. Wat zou het goed zijn geweest als naar aanleiding daarvan een debat was gevoerd over de vraag hoe dit soort framing in zijn werk gaat, een discussie over de maatschappelijke impact, de persoonlijke schade als gevolg van onterechte beschuldigingen en de motieven van daders. Een discussie even heftig als de discussie over de islam in Europa na de aanslagen in Parijs begin dit jaar. Helaas de discussie bloedde dood.

Die discussie moet altijd gevoerd worden, ook als het de terreurdaad van een moslim betreft. Als iemand uit naam van de islam mensen doodschiet, dan is het begrijpelijk dat andere moslims zeggen dat dit niets met hun religie te maken heeft. Dat kan waar zijn maar feit blijft dat de dader hier anders over denkt. Ook dat moet aan de orde worden gesteld. Dit soort gebeurtenissen laat zien dat er nog steeds sprake is van het meten met twee maten bij het bepalen welke kwesties op de maatschappelijke agenda worden geplaatst en welke niet. Welke zaken hebben een bredere impact en belangrijke maatschappelijke gevolgen? Welke kwesties moeten leidend zijn in de politieke besluitvorming?

Afgelopen week was de aftrap van de Ramadan Talks op de Moslim Omroep. Zoals elk jaar rond de vastenmaand wordt een serie gesprekken georganiseerd over kwesties rond de islam. Ik mocht aan het eerste gesprek deelnemen met als onderwerp: het islamdebat. We kwamen tot de conclusie dat het vooral incidenten en hypes zijn die de agenda van dat debat bepalen. Gebeurtenissen zoals ik hierboven beschreef zijn daar typische voorbeelden van. Hoe kun je ervoor zorgen dat die agenda wat minder eenzijdig is? Hoe kunnen we een stap verder komen en niet blijven hangen in zelfbeklag? Gebeurtenissen met een grote impact kun je niet sturen. Die gebeuren, dat heeft zijn eigen dynamiek. Het allerbelangrijkste is dat de discussie over de betekenis van zulke gebeurtenissen gevoerd wordt, argumenten op tafel komen, en onwelgevallige zaken niet onder het vloerkleed verdwijnen. Laat de agenda niet alleen door anderen bepalen, maar bepaal zelf actief mee.

Thijl Sunier is hoogleraar Antropologie aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Daarnaast is hij redacteur van het wetenschappelijke tijdschrift Journal of Muslims in Europe, voorzitter van de Netherlands Interuniversity School for Islamic Studies en voorzitter van de Antropologen Beroepsvereniging.

Morele opvattingen in het Westen en Midden-Oosten

0
West-East.jpg

Een paar weken geleden schreef ik in deze krant over de nieuwe strenge aanpak in Indonesië van het alcoholgebruik, die door tegenstanders als teken van toenemende ‘islamisering’ werd gehekeld. Kort daarop stond in De Volkskrant een interessant bericht over een echte theocratie. Titel: Alcoholvrij Iran opent 150 klinieken voor hulp verslaafden. Kortom: alcohol is er officieel voor moslims verboden, maar dat staat in de praktijk consumptie niet in de weg.

Daar wil ik het dit keer echter niet over hebben. Mijn oog werd namelijk getroffen door een paar andere zinsneden in het stukje: “De autoriteiten zijn mild voor de ongeveer 350.000 christenen die het land telt. Zij mogen alcohol brouwen voor eigen gebruik. Verkopen mag niet. In Teheran is een Armeens café waar legaal alcohol wordt geschonken. Moslims mogen hier niet komen.”

Kortom: de wet geldt niet voor iedereen, aan christenen kan toegestaan zijn wat aan moslims verboden is, en op andere punten vast ook omgekeerd. Dat uitgangspunt, dat kennelijk vanzelfsprekend is in Iran, staat haaks op het hedendaagse westerse rechtsbeginsel dat iedereen ongeacht geslacht of geloof voor de wet gelijk is. Dat verschil illustreert een essentiële tegenstelling tussen de morele opvattingen in het Westen en het Midden-Oosten. En wel op twee cruciale terreinen: die van individu versus collectief, en van de verhouding tussen religie en staat.

Het moderne Westen is uitgesproken individualistisch: je bent niet verantwoordelijk voor wat je familieleden doen (ouders voor hun minderjarige kinderen uitgezonderd). Als je broer de gevangenis indraait of je nicht failliet gaat, kan de staat je daar niet financieel op aanspreken, en de samenleving je niet moreel. Zelden werd dat duidelijker zichtbaar dan na de aanslag op de koninklijke familie in Apeldoorn in 2009: Pieter van Vollenhoven ging daarna bij de ouders van de dader op bezoek. Die konden er ook niets aan doen. Niets oudtestamentische verdoemenis tot in het zoveelste geslacht!

Godsdienst is ook een privé-zaak, irrelevant voor de wet. Dat betekent in beginsel dat iedereen hetzelfde mag, of niet mag. Het is dus niet zo dat een gelovige meer mag dan een ongelovige, of dat iemand iets alleen mag omdat hij op grond van zijn geloof er zélf heel erg van overtuigd is dat hij het mag.

Bij die laatste paar kwesties waar dit niet zo is, zoals bij het ritueel slachten, leidt dat steevast tot grote ophef. Hoofd- of gezichtsbedekking kan in bepaalde situaties toegestaan dan wel verboden zijn – maar als dat zo is, dan geldt dat voor iedereen. Als ik niet mag drinken, mag u dat ook niet. Alleen voor jeugd maken we een uitzondering – vandaar dat ook leeftijdsdiscriminatie zo gevoelig ligt. Elke burger wordt voor hetzelfde vergrijp in beginsel gelijk gestraft.

Dat is ook in het Westen niet altijd zo geweest: de gelijkheid van de wet vormt één van de belangrijkste ideologische verworvenheden van de Verlichting (18e eeuw). In de eeuwen vóór de Franse Revolutie (1789-1799) was dat fundamenteel anders. Een edelman werd principieel anders behandeld en anders bestraft dan een burger of boer, om van een horige te zwijgen. Voor dezelfde moord werd de eerste onthoofd en de tweede opgeknoopt. Ook had de eerste het recht om bij gerechtelijke ondervraging van de pijnbank gevrijwaard te blijven. Zelf kiezen of je als edelman of als horige door het leven zou gaan, was er niet bij. Afstamming gaf de doorslag.

Een en ander leidde dus, voor de mensen van toen volstrekt vanzelfsprekend, tot een aantal parallelle rechtssystemen, op basis van de fundamentele ongelijkheid voor de wet. Een laatste restant daarvan vormt nu nog het krijgsrecht. Er bestaan daarnaast ook nog kerkelijke rechtbanken, maar die hebben vandaag – anders dan vroeger, toen de inquisitie iemand wegens ketterij tot de brandstapel kon veroordelen – geen echte macht meer. Werd godsdienstige afvalligheid ooit nog streng bestraft, nu kan iedereen zich aan eventuele kerkelijke sancties onttrekken door gewoon vrijwillig uit de kerk waarvan hij lid is weg te lopen.

Dat is buiten het Westen nog steeds veelal anders. Geen sprake van dat je in Syrië even op eigen houtje van geloof kunt wisselen! In een collectivistische cultuur staat niet het recht van het individu maar de eer van de familie centraal. Waar de vader op de afvalligheid van zijn zoon of op de onzedelijkheid van zijn dochter aangesproken kan worden, wil hij er wat over te zeggen hebben, wat voor patriarchale verhoudingen en grote interne groepsdwang zorgt.

Op afvalligheid kan dan zelfs de dood staan – officieel via de staat dan wel eigenhandig via eerwraak. Niet individuen hebben individuele rechten, maar etnische of religieuze groeperingen hebben die als collectief, waarbij hun rechten met hun omvang samenhangen. Godsdienst is daarmee een staatszaak, en omdat het politieke evenwicht – denk aan Libanon of Irak – vaak op een bepaald getalsmatig evenwicht tussen de grootste religieuze groeperingen is gebaseerd, kunnen de afzonderlijke leden van de ene groep niet zomaar naar de andere groep overstappen zonder dat precaire evenwicht te verstoren.

Tegelijk schrijven godsdiensten een reeks van gedragingen en opvattingen aan hun gelovigen voor, die van godsdienst tot godsdienst verschillen. Denk aan kleding en voedselvoorschriften. Dat impliceert dat de wet van de staat, voor wie dat evenwicht van het grootste belang is, hier omwille van de interne vrede niet voor alle religies gelijk kan zijn. Dus mogen christenen in Iran wel drinken en moslims niet, en is een bekering van moslim tot christen verboden.

Thomas von der Dunk is publicist en cultuurhistoricus. Hij promoveerde in 1994 op een proefschrift over de politieke en ideologische aspecten van de monumentencultus in het Heilige Roomse Rijk. Daarna was hij onderzoeker aan de universiteiten van Utrecht, Leiden en Amsterdam.

HDP moet afstand nemen van PKK

0

Met de verkiezingen van 7 juni hebben de Turken zich bereid getoond de Koerdische kwestie op te lossen. Maar dan wel via parlementaire weg; zonder gewapende strijd. Wil de HDP haar succes (13,1 procent van de stemmen) verzilveren, dan kan ze niet anders dan krachtig afstand nemen van de terroristische organisatie PKK. De partij heeft een hechte band met die organisatie en steekt dat niet onder stoelen of banken.

Turkije maakte twee weken geleden week, met een opkomst van 87 procent, een historische verkiezing mee in haar parlementaire geschiedenis. Bijna niemand – ook de Koerden zelf niet – had verwacht dat de linkse pro-Koerdische partij HDP met 80 zetels in het parlement zou komen. Daarmee moest president Erdoğan wel uit zijn droom van een sultanregime ontwaken.

60 procent van de Turkse bevolking haalde opgelucht adem omdat de president met zijn autocratische beleid van afgelopen twee jaar Turkije naar de afgrond bracht. Door te claimen dat hij, en niemand anders, bepaalt of de Centrale Bank de rente wel of niet verhoogt, te verordonneren wat in het nieuws komt, wie er gearresteerd moet worden, wat vrouwen wel en niet mogen doen, hoeveel kinderen zij moeten baren en wie wel of geen moslim is.

Erdoğan hoort als president onafhankelijk te zijn. Maar dat was en is hij zeker niet. Ondanks de Grondwet voerde Erdoğan de afgelopen maanden campagne voor de AKP, terwijl hij het vredesproces met de Koerden van de afgelopen twee jaar stil legde.

Logisch misschien, bekeken vanuit het oogpunt van Erdoğan, want de toegenomen steun voor de HDP was juist mede het gevolg van dat vredesproces. De HDP bleek zich tijdens dit proces stevig te kunnen organiseren, zo erkende ook de voormalige vice-minister president Beşir Atalay tijdens een tv-interview. De HDP-slogan “Erdoğan, wij zorgen dat jij geen president wordt” heeft de partij veel stemmen van Turkse linkse democraten en liberalen opgeleverd. Uitspraken van Erdoğan over de Koerdische kwestie als “in Turkije is er geen Koerdisch probleem” hebben daarentegen de conservatieve Koerdische AKP-stemmer verjaagd van de AKP naar de HDP. In bijna alle provincies van Zuidoost-Turkije waarin de AKP eerder grootste partij was, is de HDP nu met absolute meerderheid de grootste partij geworden.

Het einde van de autocratie lijkt te danken aan de groeiende steun voor de HDP en het besef bij de bevolking dat alleen coalities voortaan een verzekering vormen voor de Turkse democratie en rechtsstaat. Want zonder deze partij zou de AKP met 338 zetels in het parlement een absolute meerderheid hebben gehad – alle 80 zetels van de HDP zouden immers naar de AKP zijn gegaan als de HDP de, belachelijk hoge, kiesdrempel van 10 procent niet had gehaald.

De Turken laten daarmee voor het eerst zien dat zij bereid zijn de HDP te steunen mits de oplossingen voor de Koerdische kwestie binnen het parlement wordt gezocht en niet gepaard gaat met gewapende strijd.

Helaas heeft de PKK al kort na de verkiezingen laten weten dat ze nooit gehoor zal geven aan de oproep daartoe van de HDP en Öcalan. Dat vormt een groot gevaar voor de HDP, maar ook voor Turkije, om de Koerdische kwestie via democratische wegen op te lossen. Als de HDP een partij van heel Turkije wil zijn – en dat is ook het motto van partijleider Demirtaş – dan moet ze nu krachtig afstand nemen van de PKK en haar gewapende strijd. Anders zal de HDP bij de eerstvolgende verkiezingen worden afgestraft en de hoge kiesdrempel niet halen; de HDP heeft hier – getalsmatig – immers altijd ook Turkse stemmen voor nodig.

Dit opiniestuk is op 19 juni gepubliceerd in Het Parool.

Mehmet Cerit is hoofdredacteur van Zaman Vandaag en Zaman Hollanda. Volg hem op Twitter: @Ceritm

In Ankara staat de oppositie nu op een kruispunt

0
turks-parlement-reuters.jpg
Foto: © Reuters

Voor het eerst sinds lange tijd is er eindelijk eens goed politiek nieuws uit Turkije. De AKP van president Erdogan heeft conform de voorspellingen duidelijk verloren – niet alleen in zeteltal, dankzij de sprong van de linkse pro-Koerdische HDP over de verkiezingsdrempel van 10 procent, maar ook in percentages, zowel vergeleken met de presidentsverkiezingen van vorig jaar als de parlementsverkiezingen van 2011. Zeker, de AKP is met afstand de grootste partij gebleven – iets anders werd ook niet verwacht – maar de absolute meerderheid is ze kwijt.

Het plan van Erdogan – en dat was zíjn inzet deze keer – om van het sterk ceremoniële ‘Duitse’ presidentschap door wetswijziging een inhoudelijk ‘Frans’ te maken, kan daardoor niet doorgang vinden, tenzij Erdogan 1 van de 3 grootste oppositiepartijen met een deal tot instemming weet te bewegen. Volledig uit te sluiten valt dat niet, maar voorlopig heeft de Turkse kiezer – en dan toch vermoedelijk, volgens opinieonderzoek, vooral de Turkse kiezer in Turkije zelf, en niet de in Europa levende, die wèl grotendeels de AKP trouw is gebleven – een forse streep door Erdogan s politieke rekening gehaald. Zijn in z’n soort van Poetin afgekeken, maar dan omgekeerde switch – in Ankara na 11 jaar van premier tot president promoveren, maar zonder de touwtjes uit handen te willen geven – is mislukt.

Daarin schuilt een hoopvol verschil met Rusland, die andere grote buurstaat van de Europese Unie die de laatste jaren in steeds autocratischer vaarwater terecht is gekomen. Poetin wisselde na 8 jaar presidentschap in 2008 stuivertje met zijn premier Medvedev, omdat er een grondwettelijk maximum van 2 termijnen gold. In de praktijk bleef Poetin ook in het formeel ondergeschikte premierambt aan de leiding. Nadat Medvedev zijn presidentszetel 4 jaar warm gehouden had, keerde Poetin er weer op terug. Door die tijdelijke wissel stond de teller echter weer op 0, en kan Poetin opnieuw voor vele jaren over het hoogste staatsambt beschikken. Ook Erdogan blijft nu weliswaar president, maar zonder het presidentiële bestel te kunnen invoeren dat hem bij zíjn switch voor ogen stond.

Erdogan heeft niet alleen een duidelijke nederlaag geleden, hij heeft die ook erkend. Kom daar bij Poetin maar eens om. Mocht er bij de stembus wat gesjoemeld zijn, dan in elk geval onvoldoende om zijn meerderheid te redden. Ook zijn enorme dominantie in de media – grote parallel met de Russische situatie – heeft, daarin meteen anders dan in Rusland, electoraal onvoldoende uitgehaald. Overigens was ook vóór de verkiezingen van zondag die parlementaire oppositie in Turkije al aanzienlijk serieuzer en sterker dan in Rusland, waar ze eigenlijk geen rol van betekenis speelt.

Het belangrijkste en meest hoopgevende is echter dat Erdogan deze verkiezingen inderdaad blijkt te hebben kunnen verliezen. Dat is in Rusland onmogelijk: daar zal Poetin het altijd zo weten te regelen dat hij ze wint. En ook ten aanzien van Egypte, waarvan de nieuwe militaire dictatuur in Nederland inmiddels al door de VVD als “stabiel” en “westers” aan het hart is gedrukt, hoeven we ons weinig illusies te maken. Sisi zorgt er, nadat hij zijn staatsgreep bij de stembus heeft laten goedkeuren, voorlopig wel voor dat hij met percentages van boven de 90 procent op gezette tijden zijn macht herbevestigen kan. Aan het fabriceren van zulke getallen durft zelfs Poetin zich niet te wagen, van het schertsreferendum over de Krim afgezien. Op zijn beurt zal Sisi weer met jaloezie naar de Kims in Noord-Korea kijken, waar met minder dan 99,9 procent geen genoegen hoeft te worden genomen. Ook Assad was dol op hoge cijfers, alleen heeft Damascus – mede dankzij zulke massale fraude, die verzet opriep – intussen aanzienlijk minder grip op de politieke situatie in eigen land dan Pyongyang.

In Ankara staat de oppositie, die zich de afgelopen jaren fel tegen Erdogan s autoritaire optreden heeft gekeerd, nu op een kruispunt. Is 1 van de 3 oppositiepartijen misschien toch bereid het met de AKP op een akkoordje te gooien, in ruil voor deelname aan de macht? Zal 1 van de 3 er geen been in zien om de nu in de verkiezingsstrijd beleden democratische principes (toch weer) voor leukbetaalde baantjes in te ruilen? De seculiere regeringen die aan de AKP voorafgingen, hadden op het terrein van corruptie en cliëntelisme, democratie en rechtsstaat, nu ook niet bepaald een smetteloos blazoen. Het beleid van mevrouw Çiller als premier werd midden jaren 90 vooral bepaald door haar wens uit de gevangenis te blijven – een wens waarbij men zich, gezien de wantoestanden in de Turkse gevangenissen, op zich ook wel best iets voorstellen kan.

De hamvraag is dus of de oppositiepartijen in Turkije hun leven gebeterd hebben, of hun verzet tegen Erdogan autocratische bestuur uit principiële opvattingen voortvloeide dan wel uit opportunisme. In teveel buurlanden van Europa hebben we in de afgelopen decennia gezien dat, mede teneinde bij het Westen in het gevlei te komen, de oppositie verheven democratische kreten slaakt zolang ze in de oppositie zit, om zich, zodra ze dan uiteindelijk toch een keertje aan de macht gekomen is, precies dezelfde autocratische tendensen te vertonen als haar verslagen tegenstander.

Het jongste dramatische voorbeeld biedt Irak, waar de tirannie van Saddam helemaal niet voor rechtstaat en democratie plaats heeft gemaakt, maar de sjiieten onder de vorige premier Maliki nu vooral de kans schoon zagen om revanche op de soennieten te nemen, onder het motto: nu zijn wij eens aan de beurt. De uitkomst van dit sektarisme vormt IS, die inmiddels al half Irak en Syrië in handen heeft, waardoor beide staten de facto hebben opgehouden te bestaan.

Thomas von der Dunk is publicist en cultuurhistoricus. Hij promoveerde in 1994 op een proefschrift over de politieke en ideologische aspecten van de monumentencultus in het Heilige Roomse Rijk. Daarna was hij onderzoeker aan de universiteiten van Utrecht, Leiden en Amsterdam.

De overeenkomst tussen boerka’s, helmen en mutsen

0
burka-reuters.jpg
Foto: © Reuters

Het ziet ernaar uit dat het kabinet dan toch een gedeeltelijk verbod op zogenoemde ‘boerka’s’ zal instellen. Al in 2012 zijn daar afspraken over gemaakt onder het eerste kabinet Rutte met gedoogsteun van de PVV. De toenmalige regering wilde eigenlijk een veel omvangrijker verbod, maar dat werd op de lange baan geschoven toen het kabinet viel. Op 22 mei werd de huidige regering het eens over een soort compromis. Gezichtsbedekkende kleding (boerka’s, integraalhelmen en bivakmutsen) wordt verboden in het onderwijs, het openbaar vervoer, de zorg en in overheidsgebouwen. “In het onderwijs moet je elkaar in de ogen kijken. Als een moeder een kind komt ophalen op school dan moet je kunnen zien of het wel echt de moeder is”, zo lichtte de minister Plasterk (Binnenlandse Zaken) het besluit toe.

Dat het in Nederland om een paar honderd vrouwen gaat die hun gezicht geheel of gedeeltelijk bedekken wordt zowel door tegenstanders als voorstanders van de wet ingezet. Tegenstanders menen dat het schieten met een kanon op een mug is: symboolpolitiek die alleen de flinkheid van de regering moet aantonen en de verhoudingen nog weer verder op scherp zet. Voorstanders stellen dat er eigenlijk alleen sprake is van een juridische onderbouwing van iets dat al lang praktijk is. Niets aan de hand dus? Wel degelijk.

Door het verbod uit te breiden naar helmen en mutsen omzeilt de regering handig het argument dat het om een inbreuk op de godsdienstvrijheid gaat. Het zijn immers communicatieregels en omgangsnormen. Een merkwaardig argument. Hoe bepaal je wat goede communicatie is en moet dat wettelijk worden vastgelegd? Waar staat dat je iemands ogen moet zien? Ik geef toe dat de eerste keer dat ik een met een vrouw sprak van wie ik de ogen niet zag even moest wennen, maar dat is dan ook alles, een kwestie van wennen. Communicatie heeft volgens mij te maken met de vraag of je elkaar begrijpt. Dat kan op oneindig veel manieren. Omgangsregels zijn culturele uitingen en veranderen voortdurend, zeker in een tijd van toenemende globalisering. Deze wet is dus eigenlijk het wettelijk vastspijkeren van een bepaald soort cultuuruiting.

Ik vind het allemaal nogal ongeloofwaardig. Een jaar of 20 geleden had de discussies over religieuze kleding vooral te maken met de neutraliteit van de openbare ruimte en de scheiding van kerk en staat. Op die manier werd bijvoorbeeld een verbod op hoofddoeken voor rechtbankpersoneel gerechtvaardigd. Alsof iemand met hoofddoek niet neutraal en professioneel kan zijn. Over neutraliteit hoor je de laatste tijd echter opmerkelijk weinig meer. Misschien wel logisch, want wie durft nog met droge ogen te beweren dat de overheid zich niet intensief met religieuze zaken bemoeit? In naam van de scheiding van kerk en staat komt de overheid met de ene na de andere maatregel die de controle op het doen en laten van het religieuze leven vergroot.

Volgens mij is de belangrijkste reden voor dit besluit de angst voor het vermeende oprukkend radicalisme onder moslims en de veronderstelde groei van het aantal moslims met onwenselijke ideeën en gebruiken. Om greep te willen houden komt de overheid met steeds driestere maatregelen, maar blijft die steeds maar opnieuw verpakken in allerlei schijnredeneringen. Het argument van de voorstanders dat het om de wettelijke verankering van een bestaande praktijk gaat is weinig overtuigend, maar ook principieel onwenselijk en onuitvoerbaar. Om te beginnen wordt het heel moeilijk om te bepalen wanneer er sprake is van ‘onwettige’ gezichtsbedekking. Er moeten allerlei omschrijvingen in de wet komen die uitvoerders in staat moeten stellen om te bepalen of iemand de wet overtreedt. Ik zie de discussies in Nederland al voor me. Mag je wel je neus en je mond bedekken? Tot hoe ver dan? En een vrouw met een hoofddoek zonder gezichtsbedekking maar wel met een zonnebril. Is die ook strafbaar? En wat te denken van een Chinese toerist met een mondkapje? Dat geeft natuurlijk aanleiding tot verwarring en gedoe. Het lijkt een beetje om de situatie in Iran, maar dan omgekeerd. Daar is het dragen van een hoofddoek verplicht. Hoe die hoofddoek moet worden gedragen en hoeveel je van haar gezicht mag zien is echter een voortdurend punt van discussie.

Maar belangrijker is dat de overheid door deze wetgeving elk initiatief om zaken gewoon samen onderling te regelen en zo tot afspraken te komen frustreert. Laat omwille van de godsdienstvrijheid vrouwen dragen wat ze willen en vertrouw erop dat er zonder krakkemikkige wetgeving vaak veel meer bereikt kan worden zonder dat de verhoudingen verder op scherp worden gezet. 

Thijl Sunier is hoogleraar Antropologie aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Daarnaast is hij redacteur van het wetenschappelijke tijdschrift Journal of Muslims in Europe, voorzitter van de Netherlands Interuniversity School for Islamic Studies en voorzitter van de Antropologen Beroepsvereniging.