In sommige ironieën verschuilt zich de hand van God, als je gelooft tenminste. Een dag nadat paus Franciscus aan zijn historische bezoek aan de Verenigde Arabische Emiraten begon, maakte ex-PVV-Kamerlid Joram van Klaveren bekend dat hij zich tot de islam heeft bekeerd. Als we de zogenaamde islamisering van Nederland moeten geloven, dan is Van Klaverens bekering een prachtige illustratie daarvan. Een fervent islam-basher die tijdens het schrijven van een anti-islamboek het licht zag: in de islam bevond zich de waarheid, zijn nieuwe bevrijding. Deze waarheid overmeesterde hem, tegen zijn zin in moest hij de Bijbel en het christelijke geloof dat hem groot had gebracht, vaarwel zeggen. ‘Ik bemerkte een zekere persoonlijke blijdschap en rust’, schrijft de ex-PVV’er.
Van Klaveren blijft het christendom als religie waarderen. Het heeft naar eigen zeggen veel bijgedragen aan de ontwikkeling van de mensheid. ‘Alleen in de dogmatiek zoals de kruisiging, de erfzonde en de drie-eenheid kan ik niet meer geloven. En als ik dat niet meer geloof, dan kan ik mezelf geen christen meer noemen’, vertelde hij in een interview met NRC. Met andere woorden, Van Klaveren besloot een geloof met aanzienlijk weinig leefregels in te ruilen voor een geloof met aanzienlijk veel leefregels, zodat hij innerlijk rust kon krijgen.
Commentatoren reageerden vooral laconiek over Van Klaverens bekering – dit moest een stunt zijn, een prank, stelden ze. Ik moet bekennen, ook ik vroeg mij heel even af of dit geen wanhopige poging was om aandacht te zoeken. Anderen stelden dat ze liever Van Klaveren niet bij hun religie willen hebben. Hun afwijzende reactie valt te begrijpen. Het is toch raar als een voormalige folteraar zich ineens gaat voegen bij de onderdrukte groep? Kan de folteraar verwachten dat degene die hij foltert hem straks met open armen zal ontvangen?
Hoewel dit scepticisme ten aanzien van Van Klaveren begrijpelijk is, stelt het ook een ongemakkelijke waarheid van onze samenleving bloot: religie wordt zowel door de beoefenaar als door de criticasters daarvan als een exclusieve politieke identiteit gezien. Dit terwijl religie in essentie een kosmopolitische identiteit is, die mensen voorbij klassen, taal- en landsgrenzen, culturen en huidskleuren verbindt.
In principe gaan alleen Van Klaveren en zijn God over zijn geloof, niemand kan tussen hen komen. Bovendien heeft hij zowel de vrijheid van meningsverandering als de vrijheid van geloofsbelijdenis. Van Klaveren, net als ieder ander in onze liberale rechtsstaat, heeft het recht om van mening te veranderen en zich tot het geloof van zijn keuze te bekeren. Zij die stellen dat hij niet welkom is tot de islamitische gemeenschap, of dat hij geen volwaardig moslim kan worden, communiceren een soort van arrogantie: dat zij kunnen bepalen wie wel of niet tot de islamitische religie mogen behoren en wie een goede of slechte moslim is.
Toch valt die arrogantie ook goed te verklaren. De reden dat de bekering van Van Klaveren bij een groep mensen knaagt, ligt namelijk veel dieper. Je kiest er niet voor in welke religie je geboren wordt. Het moslim-zijn is voor veel moslims niet louter een intellectuele of een religieuze praktijk, maar ook een wezenlijk onderdeel van hun culturele identiteit. Joram van Klaveren heeft daarentegen het privilege om de ene dag de islam kapot te bashen en de volgende dag zich tot de islam te bekeren, zonder de negatieve ervaringen die andere moslims sinds hun geboorte ervaren te voelen.
Is het dan geen feest als de voormalige vijanden van het geloof zich tot dat geloof bekeren? Dat zou je hopen. Maar de werkelijkheid laat zien dat religie in onze samenleving veel meer is dan een individuele spirituele belevenis: het is ook een essentialistische politieke identiteit geworden.
Eerst waren de terminaal zieken aan de beurt. Mensen die er bijna waren geweest, dus. Daarna de chronisch zieken, op de voet gevolgd door de psychiatrische patiënten. Na enige tijd kwamen de beginnend dementerenden in het vizier. En vervolgens de gevorderd dementerenden die hun wil niet meer goed konden uiten. De volgende categorie was de groep mensen met een stapeling van ouderdomsklachten. Hierbij sloten zich de mensen met een voltooid leven aan. En tenslotte – voor dit moment althans – was er een Coöperatie Laatste Wil, die zelfmoordpoeder wil verstrekken aan alle liefhebbers.
Dit is zo ongeveer het traject dat euthanasie in ons land heeft gelopen. Bert Keizer, arts in een levenseindekliniek, beschreef vorig jaar in dagblad Trouw op kraakheldere wijze deze ontwikkeling. Hij deed dit naar aanleiding van zijn bezoek aan de Deense Ethische Raad. Die was verbijsterd over deze gang van zaken in Nederland. Altijd prettig voor een directeur van een Nederlandse pro-life-organisatie om dit vanuit het buitenland te horen, trouwens. Te midden van al het seculiere en progressieve geweld in eigen land kun je zomaar gaan twijfelen aan je eigen beoordelingsvermogen.
Maar de Denen staken hun afkeer van het Nederlandse euthanasiebeleid niet onder stoelen of banken. Zij betitelden euthanasie als ernstig afbreuk doen aan de waardigheid van het leven. Eén van de Deense ethici vond de Nederlandse euthanasiepraktijk getuigen van onvolwassen gedrag. Een puberaal wegvluchten voor de ellende van het leven. Ik vind dat een treffende gedachte. Wij kunnen niet meer uit de voeten met lijden en pijn. Zelfs een zeurderige kies vraagt direct om verdoving en een snelle ingreep. Dat lijden bij het leven hoort, is een onverdraaglijke gedachte voor velen. Lijden aan je leven is niet meer van deze tijd.
Lijden hoort er gewoon bij. We moeten weer eens wat flinker zijn en niet zo gauw piepen. Het leven is niet altijd zonneschijn. Allemaal waar, en best goed om af en toe hardop te zeggen. En toch. Als ouderling vanuit mijn kerk heb ik verschillende sterfbedden meegemaakt. Sommige daarvan waren ontluisterend. Iedere waardigheid was zoek. Het bevredigt niet om dan wat stoere taal uit te slaan over volhouden of hoop houden. In die zin had ik best begrip voor Trouw-columnist Sylvain Ephimenco, die ook aanhaakte bij het opinieartikel van Keizer. ‘De doodsstrijd van mijn vader voegde geen enkele waardigheid aan zijn leven toe.’
Op indringende wijze beschrijft Ephimenco de laatste dagen van zijn vader. ‘Vier dagen lang kijken naar zijn verwrongen mond die geen woord meer kon produceren maar toch wijd open bleef en een stille schreeuw om hulp de kamer instuurde. Als een defect object dat nutteloze lucht blijft opzuigen. En niemand om zijn bed die vond dat deze vorm van afzichtelijk leed iets van waardigheid aan zijn leven toevoegde.’
Lijden in verband brengen met de waardigheid van het leven vind ik geen goed antwoord in de strijd tegen euthanasie. Voor christenen is het doorslaggevende argument dat het leven aan God toebehoort. Wij mogen daar niet eigenmachtig over beschikken. Voor niet-gelovigen is dit niet overtuigend. Dan is het meest krachtige argument dat wij met onze euthanasiepraktijk ver boven onze macht grijpen. Beschikken over leven en dood is te groot voor de mens. We laten een geest uit de fles die nooit meer terug kan, maar alleen maar groeit. Een Frankenstein-scenario. We kunnen wel een doodscultuur scheppen, maar niet beheersen. Zie de kille opsomming in de eerste alinea. Steeds meer groepen mensen worden aangemerkt als ‘geschikt’ voor de dood. Het proces houdt zich zichzelf op gang. In 1975 werd in Nederland voor het eerst euthanasie toegepast. In 2017 gebeurde dit zesduizend keer. Een kwart van de gevallen wordt niet gemeld.
Bert Keizer vertelt hoe de Denen een parallel trokken met euthanasiepraktijken van de nazi’s. Ik wil uitdrukkelijk géén vergelijking maken met nazi-Duitsland, toen in het verband van Aktion-T4 meer dan honderdduizend zieken, psychiatrische patiënten en geestelijk beperkten werden gedood. De nazi’s spraken over ‘genadedoding’ (Gnadetod), omdat langs deze weg zinloos lijden werd beëindigd. Zo’n vergelijking slaat de plank mis en maakt een gedachtewisseling onmogelijk. Maar ik mag wel de vraag stellen aan alle voorstanders van euthanasie of zij er absoluut van overtuigd zijn dat de ontwikkeling, zoals geschetst in de eerste alinea, nooit zal uitlopen op een cultuur waarbij kwetsbaren moeten vrezen voor hun leven. Ik zou als arts van zo’n vraag wakker liggen.
De NPV is een algemeen christelijke organisatie – bestaande uit ruim 55.000 leden – die opkomt voor leven dat kwetsbaar is en broos, voor ieder mens, in welke levensfase dan ook. Dit doet zij door beleidsbeïnvloeding, persoonlijk advies en toerusting en door middel van NPV-Thuishulp: vrijwilligers bieden bij hulpbehoevenden zoals ouderen en zieken praktische hulp aan huis. Ook mantelzorgers kunnen rekenen op ondersteuning door de NPV. Er zijn ruim 6.500 NPV-vrijwilligers actief en er worden in totaal meer dan 140.000 uren aan vrijwillige thuishulp verleend.
De hoop en voorspoed van een vluchtelingengemeenschap. ‘De wonden van de vlucht waren diep en we voelden ons niet thuis in de tropen. Dit klimaat was niet goed voor ons; wij zijn bergbewoners, gewend aan het leven op de koude hoogvlakte met ons vee. Hoe konden we hier ons thuis maken?’
Als je door het heuvelland van de Indiase staat Karnataka rijdt, linksaf slaat bij het bordje Bylakuppe en twee keer met je ogen knippert, sta je ineens in een Tibetaans dorp. Hier, duizenden kilometers van hun thuisland, zie je deze bergbewoners bananen kweken en rijst cultiveren. Welkom in ‘s werelds eerste Tibetaanse dorp in India.
Al bijna zestig jaar woont er een grote Tibetaanse vluchtelingengemeenschap in de tropische heuvellanden van het dorp Bylakuppe in het zuiden van India. Deze vluchtelingen zochten politiek asiel na de Chinese bezetting van Tibet en leven nog altijd in de hoop op terugkeer naar huis. Inmiddels is het merendeel van de gemeenschap buiten Tibet opgegroeid en is het de vraag of zij ooit de kans krijgen een stap te zetten in hun thuisland.
Mao’s invasie
In 1950 werd het toenmalig autonome Tibet ingenomen door de troepen van Mao Zedong (1893-1976). Het voorwendsel van deze invasie was de bevrijding van het Tibetaanse volk uit de handen van de machtige lokale adel en geestelijkheid, maar volgens de Tibetanen was de daadwerkelijke reden om meer controle te krijgen over de strategische buitengrenzen van het land en om toegang te krijgen tot de vele natuurlijke rijkdommen in het berggebied. Door de grote Chinese troepenmacht in het dunbevolkte land, werd de overheid van de jonge en onervaren dalai lama (Tenzin Gyatso, vandaag de dag nog steeds de dalai lama) gedwongen om de macht van China te accepteren, in ruil voor beloftes over behoud van de traditionele cultuur, het politieke systeem en het Tibetaans boeddhisme. De snelle overgang van een traditionele boeddhistische theocratie naar het antireligieuze communisme zorgde echter voor grote spanningen in het land en het werd voor de Tibetaanse overheid steeds lastiger de balans te bewaren tussen de belangen van communistisch China en hun eigen bevolking.
Toen bleek dat de Chinese regering zich niet aan haar afspraken hield, brak er in 1959 een grote opstand uit. Na raadpleging van het officiële staatsorakel en met de voorkennis dat deze opstand bruut zou worden neergeslagen, ontvluchtte de toen drieëntwintigjarige dalai lama het land.
Foto: Tieme Hermans
Naar veilige havens
In datzelfde jaar ontvluchtten duizenden Tibetanen Mao Zedong’s communistische revolutie, die na de vlucht van de dalai lama met volle kracht was ingezet. De diaspora van Tibetanen, de Tibetaanse regering in ballingschap (of Centraal-Tibetaans Bestuur) en religieuze leiders verspreidden zich vervolgens over de hele wereld, maar trokken initieel vooral naar India en Nepal. In 1960 kreeg een grote groep van deze vluchtelingen een stuk land toegewezen door de overheid van de Zuid-Indiase staat Karnataka. Dit land, gelegen in de gemeente Bylakuppe, bestond toen nog voornamelijk uit jungle, maar zou binnen enkele jaren uitgroeien tot een van de eerste Tibetaanse nederzettingen buiten Tibet. De Indiase overheid bouwde scholen met gratis onderwijs, ziekenhuizen, wegen en voorziet de bewoners van deze nederzettingen van een verblijfsvergunning met uitzicht op staatsburgerschap en gereserveerde plekken op universiteiten voor goed presterende studenten.
Momenteel wonen er zo’n veertigduizend Tibetanen in Bylakuppe en omgeving, waarvan enkele duizenden monniken. Het dorp bestaat uit verscheidene kampen, die eigenlijk een verzameling kleine dorpjes zijn tussen de akkers, met eigen kloosters en boeddhistische universiteiten uit alle verschillende tradities van het land.
De meeste vluchtelingen in Bylakuppe die nog in Tibet zijn geboren, waren tieners toen ze hun thuisland ontvluchtten. De vijfenzeventigjarige Nima vertelt dat ze in kleine groepen probeerden Nepal, India of Bhutan te bereiken. ‘Het Chinese leger hield een klopjacht op mensen die probeerden te ontsnappen, daarom bleven we overdag bij nomadische herders en reisden we ‘s nachts verder naar de volgende plek. Soms konden we slapen in dorpjes onderweg, want alle huizen waren verlaten. Door verhalen over wraakacties van het Chinese leger was iedereen op de vlucht geslagen voor het geweld. Veel van ons overleefden de overtocht door het hooggebergte niet door kou, ondervoeding en beschietingen. Het was zo traumatiserend dat mijn jongere broertje letterlijk zijn verstand verloor en tot op de dag van vandaag geestelijk beperkt is.’
Andere families stuurden alleen hun kinderen naar India, in de hoop dat er voor hen een betere toekomst lag in het buitenland. Zo vertelt Rinchen (65) dat hij en zijn vriendjes in zakken op een paard de grens over werden gesmokkeld. ‘We waren zes jaar oud en wisten niet wat ons overkwam, maar vreemd genoeg waren we niet bang en voelde de tweeweekse tocht als een groot avontuur. Uiteindelijk zijn we via Nepal in India terechtgekomen, waar we ons geloof en cultuur vrij konden beoefenen. Maar mijn thuisland heb ik nooit terug gezien.’
Nima herinnert zich de grote kudde jaks die haar ouders hadden toen ze nog in Tibet woonden. ‘We waren rijk en hadden aanzien, maar toen de Chinezen kwamen, moesten we alles achterlaten. Het Tibetaanse geld was waardeloos geworden en we kwamen met lege handen in India aan. Toen we uiteindelijk in het kamp van Bylakuppe belandden kon niemand zich voorstellen dat dit echt ons thuis zou worden. We hoopten dat het allemaal een slechte droom was en dat de dalai lama ons snel weer terug naar huis zou brengen. Ik had het me niet kunnen indenken, maar ik denk dat ik in Bylakuppe zal sterven.’
Steun en welvaart
De eerste generatie Tibetanen in Bylakuppe verbleef in een klein tentenkamp in een stuk gekapte jungle. De rest van de twaalf vierkante kilometer grond was nog volledig bedekt met dicht bos en moest gekapt worden om meer ruimte te maken voor nieuwe vluchtelingen en voor landbouw. Volgens de boeddhistische monnik Khube Rinpoche leefde de eerste generatie voornamelijk van akkerbouw in de zomermaanden en reisde deze in de wintermaanden heel het land door om kleding te verkopen. ‘In de Indiase steden zie je nog steeds een paar straten met Tibetaanse handelaren. Zij steunen allemaal de gemeenschap op afstand. Deze steun zorgde er door de jaren heen voor dat de mogelijkheden groter werden voor de bewoners van ons kamp.’
In 1990 verleenden de Verenigde Staten een verblijfsvergunning aan duizend Tibetanen en ook landen als Zwitserland, Taiwan en Australië namen een aantal vluchtelingen op. Zij brachten hun families mee, waardoor de Tibetaanse gemeenschap in Amerika tegenwoordig uitgegroeid is tot bijna tienduizend mensen. Deze diaspora blijft geld sturen naar hun familie in India, waardoor het leven in de kampen een stuk beter is geworden. Ook betere integratie in de Indiase samenleving en een hoger opleidingsniveau onder de jeugd zorgen ervoor dat de welvaart in Bylakuppe blijft toenemen, hetgeen te zien is aan de mooie huizen in het voormalige tentenkamp.
Legale status
De Tibetaanse gemeenschap in India verblijft in het land op basis van een verblijfsvergunning van de Indiase overheid, die zelfs een speciaal paspoort verschaft zodat de houders ervan naar het buitenland kunnen reizen. Toch is de status van Tibetanen in India ingewikkeld, aangezien India geen ondertekenaar is van het VN-Vluchtelingenverdrag, waardoor Tibetanen als buitenlanders in India wonen op basis van een registratiecertificaat dat iedere vijf jaar vernieuwd moet worden.
Ondanks dat de overheid de in India geboren Tibetanen staatsburgerschap heeft aangeboden, wijzen de meesten van hen dit af. De grote meerderheid van de Tibetanen in India is van mening dat als ze hun status als vluchteling opgeven, ze ook de strijd opgeven en accepteren dat ze nooit meer terug gaan keren naar hun thuisland.
De monnik Rinpoche is de Indiase regering dankbaar voor het land in Bylakuppe, maar geeft aan dat het nooit hun thuis zal worden. ‘We weten allemaal waar we echt vandaan komen en juist daarom zorgen we extra goed voor dit grondgebied. We houden het schoon en voortvarend, maar laten onze huizen met liefde achter als het zover is. We willen Bylakuppe in goede staat overdragen als we teruggaan naar Tibet en alles wat we hier hebben opgebouwd weggeven met trots.’ Volgens hem moet de lease van het land iedere dertig jaar verlengd worden, maar is de relatie tussen de Indiase overheid en de Tibetaanse regering in ballingschap uitstekend, waardoor hij voorlopig geen problemen ziet.
Foto: Tieme Hermans
Contact met de buitenwereld
De komst van de grote Tibetaanse gemeenschap naar het dunbevolkte heuvelgebied in Zuid-India was een schok voor zowel de vluchtelingen als de lokale bevolking. Beide groepen spraken elkaars taal niet en hadden een totaal andere cultuur en wereldbeeld. Het grote contrast is vandaag de dag ook duidelijk zichtbaar in de donkere, smalle gezichten van de Indiërs tegenover de grovere bergbewoners, de kleurrijke hindoes naast de wat sobere boeddhisten, de boeren naast de nomaden en de drukke zuiderlingen tegenover de kalme noorderlingen.
Volgens Nima zijn de lokale Indiërs heel vreedzame mensen en zijn de Tibetanen hen dankbaar dat ze verwelkomd werden op dit land. ‘Toch kwamen er wat problemen met bewoners van de omliggende dorpen. Dit gebied bestond vooral uit jungle en toen ze zagen hoe efficiënt de hardwerkende Tibetanen het land bewerkten, er mooie tempels bouwden en hoe er ontwikkelingshulp kwam van buitenaf, kwam er wat spanning te staan op onze verstandhouding.’
Toch zijn er volgens de Indiër Raju (40) uit het naastgelegen dorp weinig echte problemen. ‘Hoewel zij onze lokale taal (Kannada, red.) niet leren op school, spreken de meeste jongeren het tegenwoordig prima. Daardoor ontstaat er betere communicatie en zijn er zelfs huwelijken tussen Tibetanen en Indiërs. Daarbij biedt het dorp werkgelegenheid voor Indiërs in de bouw, het toerisme en als chauffeur. Het duurde misschien even, maar inmiddels zijn we aan elkaar gewend en hebben we geleerd vreedzaam samen te leven.’
Toerisme
Door de opvallende verschijning van een Tibetaans dorp in het zuiden van India is Bylakuppe uitgegroeid tot een trekpleister voor toeristen. Dit zijn voornamelijk lokale Indiase dagjesmensen die in grote busladingen de Gouden Tempel bezoeken. Deze groepen lijken echter niet bijzonder geïnteresseerd in de Tibetaanse cultuur, maar komen vooral uit nieuwsgierigheid naar de pracht en praal van de tempel en staan selfies te nemen bij het Boeddhabeeld, voor ze weer gauw de bus instappen op weg naar de volgende bestemming.
Van het handjevol internationale toeristen dat de nederzetting bezoekt, is het merendeel volger van het Tibetaans boeddhisme. Om hier te overnachten moeten zij echter een vergunning aanvragen bij de ambassade of via het Indiase ministerie van Binnenlandse Zaken in New Delhi. Volgens Khube Rinpoche is een bezoek aan Bylakuppe een goede kans om echte Tibetaanse cultuur en traditie te ervaren, maar is Dharamsala in Noord-India beter uitgerust om buitenlanders te ontvangen. ‘Dat is de verblijfplaats van de dalai lama en daar gelden geen restricties, waardoor het makkelijker is langere tijd in de Tibetaanse gemeenschap te verblijven en boeddhisme te studeren of om als toerist te ervaren waar onze cultuur voor staat.’
Dagelijks leven in het kamp
Voor de Tibetaanse bergbewoners was de overgang naar het hete zuiden van India niet makkelijk. Drieduizend kilometer van huis en vijfendertighonderd meter lager gelegen dan het Tibetaans Hoogland, duurde het lang voor de vluchtelingen zich aan konden passen aan hun nieuwe tropische omstandigheden. ‘Vooral in de eerste jaren werden veel mensen ziek en stierven ze door het hoogteverschil, het andere klimaat en het verschil in voedsel’, herinnert Nima zich. ‘De wonden van de vlucht waren diep en we voelden ons niet thuis in de tropen. Dit klimaat was niet goed voor ons; wij zijn bergbewoners, gewend aan het leven op de koude hoogvlakte met ons vee. Hoe konden we hier ons thuis maken?’ Volgens haar duurde het meer dan twintig jaar voor de bewoners van Bylakuppe zich beseften dat ze voorlopig niet zouden terugkeren naar hun geboortegrond en dat dit daadwerkelijk hun nieuwe thuis was.
Na de acceptatie van hun lot begon de verandering sneller te gaan in de gemeenschap. De eerste generatie kinderen groeide op en ging naar school, de Tibetaanse gemeenschap begon zich over de wereld te verspreiden waardoor de welvaart groeide en langzaam maar zeker pasten de vluchtelingen zich aan. Tegenwoordig spelen kinderen cricket op het schoolplein net als hun Indiase leeftijdsgenoten en zijn er Tibetaanse winkels, restaurantjes, een postkantoor en een sportschool. Het straatbeeld in Bylakuppe wordt bepaald door huisjes met de bekende Tibetaanse gebedsvlaggetjes voor de deuren en op de daken, advertenties zijn in het Tibetaanse schrift en in het gebied rond de tempels lijkt het op de tropische versie van de Tibetaanse hoofdstad Lhasa.
De tweeënvijftigjarige Khamdo staat in een vaal geworden Save Tibet-shirt in zijn papajaplantage. ‘Onze voorouders leefden van het houden van vee, want in Tibet groeit haast niets. Daarom bestaat ons traditionele dieet bijna geheel uit vlees en melkproducten. Sommige ouderen houden nog volledig vast aan dit dieet, maar eigenlijk is het veel te zwaar voor deze warme regio. Daarom hebben de meesten van ons zich aangepast en eten we nu een mix tussen de Tibetaanse en Zuid-Indiase keuken.’
Foto: Tieme Hermans
Veranderingen in de gemeenschap
De moeder van Tashi (35) bidt ongeveer de hele dag. Als ze niets omhanden heeft reciteert ze zachtjes haar mantra’s terwijl ze gebedskraaltjes door haar vingers speelt. ‘s Ochtends vroeg gaat ze naar het klooster en draait ze aan een lange rij gebedsmolens die rondom het complex staan. Deze gebedsmolens, of khorten, zijn cilindervormige molens waar een boeddhistisch mantra of gebed op staat geschreven. Volgens Tibetaanse boeddhisten heeft het draaien aan deze gebedsmolens hetzelfde effect als het reciteren van de mantra’s. Tashi en zijn zusjes zijn echter in een totaal andere wereld opgegroeid, werken in Italië en voelen niet dezelfde verbinding als hun ouders met de Tibetaanse rituelen. ‘Mijn ouders komen uit een extreem traditionele en religieuze samenleving, maar wij kwamen al van jongs af aan in aanraking met de grote buitenwereld. Zeker toen mijn zusjes en ik aan het werk konden in Italië, veranderde er veel. Zodra ik niet meer in een gemeenschap was waarin iedereen dezelfde rituelen uitvoert, begon ik te twijfelen aan de betekenis ervan. Ik kwam erachter dat de ouderen het zelf vaak ook niet weten en dat ze blind de traditionele gebruiken volgen. Daarbij wonen er in Italië slechts zo’n honderd Tibetanen, verspreid over het hele land, wat ervoor zorgde dat we ons minder verbonden begonnen te voelen met bepaalde aspecten van onze cultuur. Nu bidden we slechts af en toe tijdens ceremonies, eten we meestal Italiaans en groeit mijn dochter op tussen twee werelden.’
Vanwege de verminderde interesse in religie en traditie onder jongeren heeft de dalai lama aangegeven zich zorgen te maken over het verdwijnen van de Tibetaanse cultuur. Tegelijkertijd waarschuwt hij de oudere generatie voor blinde beoefening van de boeddhistische rituelen. Een andere zorg is de grote migratie van jongeren uit de vluchtelingenkampen en nederzettingen als Bylakuppe. Tenzin Lekshay, verbonden aan het beleidsinstituut van de Tibetaanse Regering in Ballingschap, vertelt dat de meeste van deze kampen nu bewoond worden door ouderen en dat veel scholen dreigen de deuren te moeten sluiten vanwege de verminderde toestroom aan kinderen. ‘Daarbij willen afgestudeerden liever naar de grote Indiase steden of zelfs naar het buitenland in plaats van een leven te kiezen in de gemeenschap. Er zijn simpelweg minder mogelijkheden voor hen in dorpen als Bylakuppe.’
‘Wat moet ik hier?’, vraagt de afgestudeerde econome Dechen (31) zich af. ‘Ik kies liever voor een leven buiten Bylakuppe, maar daardoor maakt mijn familie zich zorgen dat ik teveel van mijn Tibetaansheid verlies. Ik draag moderne kleding, op zaterdagavond sta ik te dansen op Bollywood-muziek en soms kan ik me beter uitdrukken in het Hindi of Engels dan in het Tibetaans.’
Nog altijd vluchten er jaarlijks enkele honderden Tibetanen de Indiase grens over vanwege de repressie van de Chinese overheid en het gevaar om de Tibetaanse cultuur en religie vrij te beoefenen. Maar de nieuwe generatie vluchtelingen is al zodanig verchineesd dat ze vaak met argwaan worden ontvangen in de gemeenschap in India. ‘Ze spreken vaak beter Mandarijn dan Tibetaans, luisteren naar Chinese popmuziek en hebben veel slechte gewoonten overgenomen van de bezetters’, zegt de restauranthouder Rabten (56), terwijl hij van zijn melkthee drinkt in Café Tibet. ‘Aan de ene kant verliezen we jongeren aan globalisering en aan de andere kant van de grens aan verchinezing. Door het uitdunnen van het sociale en culturele vangnet van een stabiel en veilig thuisland zijn er veel problemen ontstaan die onze kleine gemeenschap bedreigen. Zelfs alcohol en drugs hebben hun intrede gedaan op steenworp afstand van onze meest heilige kloosters. Als we terug zouden kunnen naar ons thuisland, zouden al deze problemen verdwijnen.’
Hoop voor de toekomst
Deze terugkeer naar Tibet lijkt voorlopig echter buiten bereik te liggen voor de vluchtelingen. Want hoewel de Tibetaanse regering in ballingschap heeft aangegeven tevreden te zijn met een autonome status binnen China waarin ze hun cultuur en religie vrij kunnen beoefenen, heeft de Chinese president Xi Jinping weinig interesse getoond in een dialoog met de regering van de dalai lama. De Tibetaanse religieuze leider wordt door de overheid in Peking gezien als een gevaarlijke separatist die leugens verspreidt over de Chinese acties in Tibet.
Deze acties zijn voornamelijk de mensenrechtenschendingen waar ook Amnesty International de Chinese overheid van beschuldigt. Enkele voorbeelden hiervan zijn systematische marteling van onschuldige gevangenen, machtsmisbruik door een permanent verbod op samenscholing, het wegnemen van jonge Tibetaanse kinderen voor onderwijs in Peking en volgens sommige bronnen zelfs gedwongen sterilisatie. Daarnaast beschuldigt de dalai lama de Chinezen ervan de Tibetanen tot minderheidsgroep in hun eigen land te maken door grote groepen arbeidsmigranten en militair personeel naar Tibet te sturen.
China bestrijdt deze beschuldigingen van mensenrechtenschendingen en zegt dat de communistische machtsovername heeft geleid tot welvaart in een achtergestelde regio en dat de culturele en religieuze rechten van de Tibetaanse bevolking worden gerespecteerd. In recente jaren heeft de Chinese overheid de druk op de internationale gemeenschap opgevoerd om de dalai lama niet te ontvangen en zich niet te bemoeien met de Tibetaanse kwestie. De vrees van de Tibetaanse regering in ballingschap is dan ook dat het zal komen tot het punt dat geen enkel land meer steun verleent aan de Tibetaanse zaak en dat hun volk langzaam in de vergetelheid zal raken.
Toch is de hoop op een vrij Tibet en een terugkeer naar het thuisland bij de meeste Tibetanen nog springlevend. Dit komt vooral door een aan verafgoding grenzend vertrouwen in de dalai lama. Ook Rabten is overtuigd van de interventie van hun leider. ‘Zijne Heiligheid heeft gezegd een terugkerende droom te hebben gehad die hem vertelt dat hij honderddertien jaar oud zal worden. Niemand weet natuurlijk zeker of hij echt in leven blijft tot 2048, maar wij gaan ervan uit dat hij ons tijdens dit leven terug naar huis zal brengen, hoe onmogelijk het soms ook lijkt.’
Monnik Rinpoche blijft positief en zegt dat het communistische regime in Rusland ook viel toen niemand het aan zag komen. ‘Zowel de geschiedenis als onze boeddhistische leer vertellen ons dat niets permanent is. Wat is er nu nog over van de machtigste koninkrijken uit het verleden? Zeker een repressief regime als dat van China kan niet eeuwig overeind blijven. Wanneer dit gaat komen, weten we niet, maar we houden hoop.’
Zoals de dichter en activist Tenzin Tsundue het zegt: ‘Hoewel we tevreden zijn in India, zijn we bereid elke beproeving te doorstaan in de strijd om de terugkeer naar ons thuisland.’ In één van zijn gedichten schrijft hij: Ik ben Tibetaan, maar ik kom niet uit Tibet. Ik ben er nooit geweest, maar ik droom ervan er te sterven.
Tot voor kort had niemand van de term gehoord, maar inmiddels zal het me niets verbazen als ‘klimaatspijbelaar’ hét woord van 2019 wordt. De zestienjarige Greta Thunberg introduceerde het begrip een halfjaar geleden, toen de Zweedse scholiere begon met haar stakingen. Eerst staakte ze fulltime, tot aan de Zweedse verkiezingen. Tegenwoordig legt ze alleen op vrijdagen haar schoolwerk naast zich neer. Ze is vastbesloten om daarmee door te gaan tot Zweden voldoet aan het klimaatakkoord van Parijs.
Jongeren in Brussel volgden het voorbeeld van Thunberg. Sinds begin januari organiseerden zij reeds vier edities van ‘Spijbelen voor het klimaat’. Aan deze marsen namen tot nu toe bijna vijftigduizend scholieren deel. Deze week treden ook Nederlandse leerlingen in de voetsporen van hun Vlaamse broeders en zusters. De organisatie Youth for Climate Nederland roept scholieren op om donderdagochtend naar het Haagse Malieveld te komen om te demonstreren. Scholieren die een dag vrij willen om voor het klimaat te strijden, worden gesteund door de Algemene Vereniging Schoolleiders. Minister Slob ziet liever dat leerlingen dit in hun vrije tijd zouden doen, maar iedere individuele school mag zelf bepalen of ze de actie steunt.
Mijn eigen middelbare school, het Vossius Gymnasium, haalde Nieuwsuur omdat de rector een van de eersten was die openlijk toestemming verleende. Als leerlingen voor het klimaat willen spijbelen, hoeven zij alleen een handgeschreven brief in te leveren met daarin een motivatie voor het ‘spijbelen’ plus de handtekening van hun ouders. Rector Van Muilekom meent namelijk dat ‘je maatschappelijk en politiek idealisme van kinderen moet waarderen en daar ruimte voor moet geven’.
Ik bekeek de uitzending met een glimlach. Dit was precies hoe ik me mijn middelbare school herinner: progressief, idealistisch en met de opdracht leerlingen op te laten groeien tot kritische wereldburgers. Hoewel, toen ik vijftien jaar geleden op het Vossius zat was het tegelijkertijd ook een van de witste scholen van Nederland. Veel van mijn medeleerlingen gingen bovendien minstens vijf keer per jaar met het vliegtuig op vakantie naar oorden als Florida of Bali, woonden in grote villa’s en stuntten regelmatig met hun benzine slurpende Vespa-scooters op het schoolplein.
Precies dát was de kritiek die al snel volgde op de klimaatspijbelaars, meestal van een oudere generatie die toch ook ooit idealistisch moet zijn geweest: ‘Die leerlingen willen gewoon een dagje vrij. Ze zeggen dat ze gaan demonsteren, maar daar klopt natuurlijk niets van. Die blijven in hun bed stinken of gaan blowen’, las ik meer dan eens. Ook een populair standpunt: ‘De kinderen van nu vliegen overal heen met EasyJet voor nog geen vijf tientjes, maar als ze een dagje vrij kunnen krijgen, geven ze opeens om het klimaat.’
Het zal ongetwijfeld waar zijn dat sommige leerlingen misbruik zullen maken van deze mogelijkheid en de bioscoop prefereren boven het Malieveld. Maar met dat zure, cynische gezeur komen we geen steek verder. Ik vind het fantastisch dat de tieners van nu bewustzijn willen generen voor het klimaatprobleem. Misschien doet een deel van hen dat alleen omdat het tegenwoordig ‘cool’ is om veganistisch te eten en je zorgen te maken over de akkoorden van Parijs. En wat dan nog? Weten volwassenen altijd waarom ze iets doen of laten? Hebben wij het antwoord op grote vraagstukken als het klimaatprobleem of migratie? Zijn wij überhaupt nog onbevangen genoeg om onze idealen na te streven?
Steeds vaker denk ik dat wij volwassenen nog veel kunnen leren van kinderen. Of in ieder geval méér dan we aan onszelf willen toegeven.
Een politieman gooide eind vorig jaar de Nederlandse vlag op de grond. ‘Wat hij heeft gedaan, getuigt van weinig fatsoen en respect voor degenen die in de geschiedenis gestreden hebben en gesneuveld zijn voor de Nederlandse vlag.’
Gele hesjes Een Haagse politieman smeet op 29 december de Nederlandse vlag op de grond tijdens een demonstratie van de zogenoemde gele hesjes. De reacties in het land hierop varieerden van woede tot verdriet. Wat vinden ‘nieuwe Nederlanders’ van dit voorval?
De gele hesjes in Nederland protesteren al heel wat weken. Het initiatief is gekopieerd van de Franse gilets jaunes, die aanvankelijk de straat op gingen om te ageren tegen de verhoogde benzinebelastingen in dat land. In Nederland richtte men zich eerst ook op de accijnzen, maar al gauw werden meer zaken de demonstranten een doorn in het oog, zoals het immigratiebeleid, de zorg en het klimaatakkoord. Je zou kunnen zeggen, als er vijfhonderd gele hesjes zijn, zijn er vijfhonderd wensen, verlangens, eisen, doelen. De grootste gemene deler is echter de afkeer van de regering, met in persoon minister-president Mark Rutte.
Er waren op een enkele ongeregeldheid na geen noemenswaardige gebeurtenissen tijdens de demonstraties van hen voorgevallen. Wel leek het alsof vanaf het begin de landelijke politie een enorm behoedzame opstelling tegenover deze demonstranten had. Ze wilde waarschijnlijk deze protesten met voorzichtigheid betrachten en ontving wellicht orders van bovenaf dat het niet moest worden zoals in Frankrijk en België.
Het vijfde weekend kwam het ineens tot een waarlijk gevecht tussen de politie en de demonstranten. Getuigen zeggen dat het op een veldslag leek die zich afspeelde op verschillende plekken in de Hofstad. Maar ook de beelden bij het journaal op televisie en op internet laten een angstaanjagende schermutseling zien. In één van die afschuwelijke momenten worden demonstranten met Nederlandse vlaggen bij een lunchroom in het centrum hardhandig teruggedrongen. De wapenstok wordt gebruikt door de politie en een agent gooit een Nederlandse vlag, na die van iemand te hebben afgepakt, op de grond. Dit is gefilmd door een toeschouwer en de video verscheen op mediawebsite Dumpert en op YouTube.
Autochtone aversie ‘Autochtone’ Nederlanders hebben in meerderheid helemaal niets met de Nederlandse vlag. Ze zien het als ‘nationalistisch’ – een woord dat bij hen een negatieve lading heeft. Er bestaat zelfs botweg een aversie tegen de ‘driekleur’. Desalniettemin waren alle politieke partijen, op de Partij voor de Dieren na, voor het plaatsen van ‘de vlag’ in de Tweede Kamer. Het initiatief daarvoor kwam van de op de Bijbel gestoelde Staatkundig Gereformeerde Partij (SGP).
Republikein Bas Bakker heeft niets met de vlag: ‘Ik hang hem alleen maar uit met Dodenherdenking en Bevrijdingsdag’, zegt de negenenveertigjarige productiemedewerker uit Dordrecht. Wat vindt hij dan van Nederlandse patriotten? ‘Ik snap dat niet, maar het is hun goed recht.’ Maar ook bij Bakker kan de agent niet op sympathie rekenen. ‘Wat hij heeft gedaan, getuigt van weinig fatsoen en respect voor degenen die in de geschiedenis gestreden hebben en gesneuveld zijn voor de Nederlandse vlag.’
In Nederland wordt het tonen en uithangen van de ‘driekleur’ wél geaccepteerd tijdens bepaalde feestdagen. Op Koningsdag en Bevrijdingsdag kan het Nederlandse volk ineens zonder schroom met de vlag wapperen. In sommige landen is dat heel anders. Een staat als Spanje heeft het gehele jaar door bijvoorbeeld vlaggen in het openbaar hangen. En bekend is natuurlijk de trots van de Amerikaan voor zijn ‘Stars and Stripes’.
Assad, Ali B. en de mensen Hoe is het wat dit betreft gesteld in de landen van herkomst van de Syrisch-Nederlandse Araa el-Jaramani, de Eritrees-Nederlandse Halewat Gebreselassie* en de Marokkaans-Nederlandse Aziz ‘Ali B.’ el-Kandoussi*. Jaramani woont vijf jaar in Nederland, nadat ze uit Syrië vluchtte voor de oorlog. ‘Ik had ook persoonlijke problemen met het Assad-regime.’ De drieënveertigjarige zegt dat het haar bevalt hier in Nederland. ‘Het is hier veilig en er zijn waarden als rechten en gelijkheid.’ Wat de politieman gedaan heeft, begrijpt ze niet. ‘Misschien was het uit wrok tegen een persoon of de regering, maar het is niet eerlijk, want hij ‘pakt’ dan nu het gehele land. Ik vind het slecht van hem om het symbool van de goede concepten die dit land heeft, te beledigen.’ Ze beaamt dat zoiets ook in Syrië mogelijk zou zijn geweest. ‘Als die politieman demonstreerde tegen dictator Assad.’ Desalniettemin zou zo’n agent evengoed gearresteerd worden.
In haar land van origine wordt op tweeërlei wijze tegen de nationale vlag aangekeken. ‘Sommigen zien het als het symbool van het land, anderen zien het als die van president Assad.’ Ze vertelt verder: ‘Het landsdoek zorgt voor spanningen. Na de revolutie kwam er naast de bestaande vlag die het regime zwaait, een nieuwe banier bij. De nieuwe vlag vertegenwoordigt de ‘revolutionairen’. Assad gebruikt die vlag als het zinnebeeld tegen hen.’
Voor de vlag van haar ‘nieuwe land’ heeft ze respect. ‘Ik heb een hoge achting voor Nederland en de Nederlanders.’ Op de vraag of Jaramani zich meer verbonden voelt met haar oorspronkelijke land of met haar huidige land, zegt ze: ‘Wat herinneringen betreft, meer met Syrië, maar qua heden en toekomst is het Nederland.’
Kandoussi heeft de haardos van rapper en tv-persoonlijkheid Ali B. ‘Men noemt me dan ook zo’, zegt hij. De gewezen fietsenmaker is zo’n veertig jaar geleden geboren in Marokko. Hij kwam als klein kind naar het Utrechtse Soesterberg. ‘Wij hebben het in Nederland heel goed’, steekt hij van wal. ‘Ik boek wel eens een vakantie naar Marokko voor een maand, maar dat blijkt dan echt te lang te zijn. Nederland is mijn huis.’ Voor het incident dat de politieman veroorzaakte, heeft Kandoussi geen goed woord over. ‘Schandalig. Die man vertegenwoordigt de staat.’ Hoe men in zijn oorspronkelijke land tegen de vlag aankijkt? ‘Met een diep respect.’ Wat die agent heeft gedaan, zou hem, volgens Kandoussi, in het Noord-Afrikaanse land een ‘fikse gevangenisstraf’ hebben opgeleverd. ‘Ik weet niet wat deze man kan hebben bezield. Misschien is hij ongelukkig of had hij een slechte dag.’ Kandoussi houdt van de Nederlandse vlag, evenals die van Marokko. Hem zul je ook niet met een Marokkaanse vlag op een Marokkaans-Nederlandse bruiloft zien. ‘Daar doe ik niet aan. Of ik zou dan alle twee meebrengen.’ Hij kan en wil niet kiezen tussen de vaandels. ‘Op beide ben ik trots.‘
Gebreselassie ging haar man, die al in Nederland was, achterna. Nu woont ze hier drie jaar, doet een opleiding assistent-verkoopster en loopt stage bij de Zeeman. Ze komt oorspronkelijk uit Eritrea, maar is geboren en getogen in Soedan. Het voorval met de politieman geeft haar ‘geen lekker gevoel’, zegt ze, terwijl ze kleding in een bak opvouwt. Het mooiste aan Nederland vindt ze ‘de mensen, in het bijzonder mijn collega’s en mijn docent.’ Ze verhaalt dat ze nooit in haar land van herkomst is geweest en er dan ook geen gevoelens voor heeft. ‘Ik weet dat sommigen daar de nationale vlag zeer serieus nemen. Daar heb ik ook geen binding mee. En aangezien ik die niet met de Eritrese vlag heb, heb ik die ook niet met de Nederlandse.’ Ze vindt de daad van de politieman echter verwerpelijk. ‘Zoiets kun je niet maken.’
Er is gepoogd om de agent in kwestie te spreken te krijgen. Woordvoerder van de Haagse politie Perry Evenhuis zei dat dit niet mogelijk was. Over het handelen van de politieman wilde hij kwijt: ‘Geenszins was het de bedoeling van hem om de symboliek van de Nederlandse vlag geweld aan te doen of opzettelijk oneerbiedig te behandelen. Eén van de demonstranten verwijderde zich van de groep, de politie greep daarop in om hem bij de groep te voegen. In dat proces zwaaide de man met een vlag op een vlaggenstok. Dit hinderde de politie in haar werk, waarop de agent de vlag uit de handen van de demonstrant trok en de vlag wegwierp.’ Op de reactie dat je nooit en te nimmer de Nederlandse vlag op de grond gooit, reageerde Evenhuis niet meer.
Als gezagvoerster van de Haagse politie is burgemeester Pauline Krikke om inlichtingen verzocht. Op vragen als: ‘Weet u van dit incident en weet u wie deze persoon is? Zo ja, heeft u met de betrokken agent gesproken? Zo nee, waarom heeft u dat niet gedaan?’ reageerde woordvoerder Daan Bonenkamp: ‘Het is de burgemeester bekend dat de politie heeft moeten optreden naar aanleiding van wanordelijkheden tijdens deze demonstratie. Er zijn toen tevens aanhoudingen verricht. Indien u vragen heeft over het optreden van de politie tijdens deze demonstratie, kunt u zich rechtstreeks tot de politie wenden.’ ‘Wij hebben ons ook tot de politie gewend, maar wilden ook een reactie van mevrouw Krikke, aangezien zij opdrachtgeefster van de Haagse politie is.’ ‘De gemeente was ook niet vooraf formeel van deze demonstratie in kennis gesteld. Desalniettemin is deze spontane demonstratie na overleg tussen burgemeester en politie toch gefaciliteerd op het Plein.’ (Plein is een plein naast het Binnenhof, red.) ‘Dit alles wat u vertelt, is nog altijd geen excuus om de Nederlandse vlag op de grond te werpen. U reageert helemaal niet op het incident daarmee. We hadden geen enkele vraag gesteld over ‘wanordelijkheden’ en dus ook geen verlangen om antwoord daarop te krijgen.’ Ook hierop werd niet meer gereageerd door de woordvoering van de burgermoeder.
Er is traditioneel een wantrouwen naar het politiegezag. Maar het is niet te hopen dat de argwaan door deze gebeurtenis naar een niet eerder gekend hoogtepunt zal stijgen. De handeling van de Haagse politieagent – van de politie – is een signaal, eentje waar ook geen woorden voor zijn. Het politieapparaat kan hiermee een ommekeer in Nederland hebben teweeggebracht, het land wellicht wezenlijk in een situatie van ‘voor’ en ‘na’ gebracht. De politie heeft, in de ogen van sommigen, de afschuwelijke boodschap aan dit land afgegeven dat het geen respect voor Nederland heeft. Zo getuige reacties op Twitter. Daar valt te lezen in tweets: ‘De Nederlander is tweederangs’ en ‘Dit optreden tegen eigen volk is onaanvaardbaar’. De opvatting is: de politie dient dit land niet meer.
Sommige burgers hebben nu definitief afgedaan met de politie, twitteraars zijn van mening dat ze de agenten als ‘landverraders’ zien. Maar wat dan te doen? De politie is immers de enige entiteit in Nederland die de burger mag beschermen. Sommige mensen hebben daar al een ‘oplossing’ voor. ‘Wij zijn het volk en met veel meer. Pak ze.’ Een ander schrijft: ‘Laat die vlam maar komen.’ Een uitkomst voor de Nederlandse politie is wellicht het starten met een goede interne evaluatie en een rigoureus heroptreden naar de bevolking toe.
‘Ik heb gezworen om nooit meer PvdA te stemmen, zelfs niet als Jezus Christus persoonlijk uit de hemel neerdaalt om voorzitter te worden.’
Het gaat niet goed met de Partij van de Arbeid. De sociaaldemocratische partij zit met nog maar negen zetels in de Tweede Kamer en is een schim van wat zij ooit was. Grote groepen kiezers hebben de partij verlaten; arbeiders zijn naar de SP en PVV gegaan, hoogopgeleide kiezers naar D66 en GroenLinks en moslims naar Denk. Is Lodewijk Asscher in staat om het tij keren?
Hart en ziel ‘De PvdA is een beetje als Feyenoord. Een groot verleden, maar dat is nu voorbij. Ze verliest nu zelfs van een club als Excelsior.’ Aan het woord is Marcel Duyvesteijn, columnist bij Het Parool en tot enkele jaren geleden ‘liefdevol lid’ van de PvdA. Duyvesteijn spreekt zijn column uit op een bijeenkomst van de PvdA Amsterdam in café De Rode Werf, waar parlementair journalist Max van Weezel, die ongeneeslijk ziek is, in het zonnetje wordt gezet. Ondanks zijn slopende ziekte heeft Van Weezel niets van zijn scherpte verloren en hij voelt PvdA-leider Lodewijk Asscher scherp aan de tand. De avond wordt goed bezocht, de sfeer is goed en er wordt veel gelachen. Toch heerst er geen ‘Yes we can’-gevoel, zoals op GroenLinks-bijeenkomsten. De bezoekers zijn relatief oud, gemiddeld zestig jaar. Ze zijn al jaren, tientallen jaren, lid van de PvdA. Asscher weet dit en scoort bij deze achterban met zijn pleidooi om de ‘vermogensaanwasdeling’ (groei van bedrijfsvermogens moet voor en deel worden omgezet in aandelen, die dan collectief door werknemers moeten worden beheerd, red.) aan te pakken. Iemand van zeventig plus juicht.
‘In 2006, toen ik nog wethouder in Amsterdam was, stond de PvdA in de peilingen op zestig zetels’, vertelt Lodewijk Asscher. Hij noemt het bijna terloops, maar je voelt als buitenstaander de pijn die de PvdA voelt. Toch wil Asscher niet in zak en as zitten en hij probeert via zelfspot de moed erin te houden. ‘Het gaat best goed. De Partij van de Arbeid had vroeger een magnetische aantrekkingskracht op bepaalde personen. De baantjesjagers lopen nu onze deur voorbij en gaan naar een zekere andere partij. De mensen die nu voor de PvdA kiezen, voor de PvdA gaan, doen dat met hart en ziel.’
Ze zijn er, nieuwe mensen. Eén van hen is Stephan Antuma, die tien jaar geleden in Groningen in de gemeenteraad zat voor de studentenpartij Student en Stad. Hij is nu lid van het lokale partijbestuur, een onbezoldigde functie. ‘Toen ik naar Amsterdam verhuisde, ging het toch weer kriebelen. Ik heb uit volle overtuiging voor de PvdA gekozen. Solidariteit, focus op eerlijk werk, goed wonen en op een realistische manier omgaan met de energietransitie en duurzaamheid zijn nog steeds mijn drijfveren. Daarnaast blijft de PvdA een partij die verantwoordelijkheid wil nemen, ook in een oppositierol. Maar wel vanwege de inhoud en niet om te keten en/of op te zwepen.’
Maar de PvdA heeft ook mensen verloren die zich met hart en ziel voor de partij hebben ingezet. De Kanttekening sprak met historicus Han van der Horst, bekend van zijn columns op de linkse opiniewebsite Joop. ‘Ik ben het vertrouwen in de PvdA definitief kwijtgeraakt’, zo vertelt Van der Horst aan de telefoon. ‘Ik heb gezworen om nooit meer PvdA te stemmen, zelfs niet als Jezus Christus persoonlijk uit de hemel neerdaalt om voorzitter te worden. Meer dan dertig jaar was ik lid van de PvdA. Het was liefde, maar de PvdA heeft mij bedrogen.’ Volgens Van der Horst heeft Diederik Samsom, de voorganger van Asscher, het merk PvdA definitief kapot gemaakt. ‘Ken je de Planta-affaire ook? Het is van voor jouw tijd. Planta was een margarinemerk van Unilever. Toen er gif in de margarine zat, waar mensen jeukblaasjes van op hun huid kregen, wilde niemand meer Planta kopen. Dit luidde het einde van het merk in. De naam was besmet.’ Volgens Van der Horst ging het mis toen Samsom besloot in de Tweede Kamer te blijven zitten. ‘Toen Frits Bolkestein in de jaren negentig als VVD-leider in de Tweede Kamer bleef zitten, hield hij het kabinet scherp. Samsom daarentegen verdedigde het kabinetsbeleid, ook als dat niet te verdedigen was. Lodewijk Asscher heeft als minister van Sociale Zaken in het kabinet-Rutte II de sociale zekerheid van werknemers juist verkleind. Voor veel VVD-beleid is de PvdA verantwoordelijk. Ik stemde in 2012 uit volle overtuiging op Samsom, maar ik heb hier achteraf ontzettende spijt van.’
Critici als Han van der Horst zijn niet aanwezig op de PvdA-bijeenkomst in Amsterdam, of laten zich niet horen. Vanuit de zaal zijn er vragen aan Asscher over het milieu, over robotisering en over racisme en discriminatie. Een dame op de voorste rij roept dat de PvdA veel meer tegen racisme, discriminatie en extreemrechts moet doen, in het bijzonder het Forum voor Democratie van Thierry Baudet. Asscher antwoordt dat racisme en andere ‘onzin’ inderdaad bestreden moeten worden, maar dat het ook gaat om de vraag dat mensen zich wel vertegenwoordigd voelen.
Kritischer dan deze vragenstellers zijn journalist Max van Weezel en zijn collega Joost Vullings, die ook in het panel zit. Van Weezel vindt het helemaal niks dat Asscher naar Denemarken is gegaan, om van de Deense sociaaldemocraten te leren hoe zij met het vluchtelingenvraagstuk omgaan. Denemarken voert een stringent immigratiebeleid waar vanuit Europa veel kritiek op gekomen is, ook vanuit Nederland. Vullings vindt dat Asscher tegenstrijdige signalen richting het kabinet uitzendt. Aan de ene kant de uitgestoken hand, maar Asscher steunde wel de motie van wantrouwen van de PVV tegen Rutte naar aanleiding van het dividendbelastingdebacle. ‘Zit er wel een rode lijn in Asschers optreden?’, vraagt Vullings zich af. Asscher vindt van wel en zegt dat de PvdA-fractie alle wetsvoorstellen, van het kabinet maar ook van een partij als de PVV, op hun merites beoordeelt. Hij steunt het kabinet dus als het kabinet met goede plannen komt, maar wil geen ‘vaste danspartner’ worden. En over zijn steun aan de PVV-motie verklaart Asscher: ‘Als je alleen maar tegenstemt omdat de afzender niet deugt, dan is dat niet goed.’
Partij voor de Allochtonen? De PVV vindt de PvdA ook niet deugen en noemt de Partij van Asscher al jaren de ‘Partij voor de Allochtonen’. Han van der Horst vindt dit ‘een kwaadaardig frame’, waar volgens hem niets van klopt. ‘Wel vallen veel mensen voor deze leugen. Ze geloven dat de politiek toch niets voor elkaar kan krijgen, maar dat er wel iets tegen die ‘vuile buitenlanders’ moet gebeuren.’ Han van der Horst noemt dit het Salvini-gevoel, waarbij hij doelt op Matteo Salvini, leider van de populistische Lega Nord, minister van Binnenlandse Zaken en vicepremier van Italië. Volgens Van der Horst houdt links zich ook te veel bezig met identiteitspolitiek. ‘Dat hoort ook bij deze tijd. Mijn stukken over sociaaleconomische onderwerpen op Joop worden lang niet zo goed gelezen als mijn stukken over discriminatie en racisme.’ Van der Horst vindt dat de PvdA zich meer met sociaaleconomische problemen moet bezighouden. Want de verzorgingsstaat, ooit mede door de PvdA opgebouwd, wordt volgens hem nu in rap tempo afgebroken.
Toch heeft de PvdA veel ‘allochtone’ stemmen verloren, vooral dankzij de opkomst van Denk. Politiek wetenschapper Floris Vermeulen, universitair hoofddocent aan de Universiteit van Amsterdam, doet onderzoek naar de politieke participatie van nieuwe Nederlanders. Volgens hem verloor de PvdA in 2014 tijdens de gemeenteraadsverkiezingen voor het eerst grote groepen ‘allochtone’ kiezers. ‘De islamitische partij Nida in Rotterdam en de Multicultureel Plus Partij in Amsterdam hebben de PvdA toen veel stemmen gekost. Daar komt bij dat de PvdA seculier en progressief is, maar veel islamitische kiezers behalve religieus natuurlijk ook conservatief zijn. Sinds het leiderschap van Wouter Bos eind 2002 zit de PvdA op die seculiere lijn. Dat betekent streng op immigratie en integratie en kritisch over Turkije, denk aan de erkenning van de Armeense Genocide en de kritiek op Erdogan. Ook moesten Turkse organisaties volgens de PvdA gemonitord worden, om te kijken of zij de integratie van Turkse Nederlanders zouden belemmeren.’ De discussie over onverdoofd ritueel slachten zette bovendien kwaad bloed: ‘De PvdA was voor een verbod, eigenlijk al heel snel en zonder al te veel discussie. Denk heeft heel handig op de onvrede die daarover onder islamitische kiezers ontstond ingespeeld.’
Abdessamad Taheri is wel bij de PvdA gebleven. Hij is actief voor de partij in de gemeente Den Haag. Taheri is nog steeds lid omdat hij de ideeën van de PvdA goed vindt. ‘Op onze kernwaarden ben ik trots. En ook op Nederland. Je moet dit gewoon kunnen zeggen, zonder meteen voor racist te worden uitgemaakt. Vroeger had de PvdA een beetje last van doorgeschoten politieke correctheid, dat er op de thema’s als integratie, islam en immigratie een taboe rustte. Het zijn belangrijke thema’s die we in alle eerlijkheid moeten behandelen. Vanzelfsprekend moet je ze wel op de goede sociaaldemocratische manier aanvliegen. Maar daar geloof ik in.’ Bij de PvdA kan Taheri gewoon moslim zijn. ‘Ik vind het belangrijk om voor groepen op te komen die anders in de verdrukking komen, zoals moslims en bijvoorbeeld ook homoseksuelen. De PvdA laat hier soms wel steken vallen. Mede daarom heeft Denk succes. Toch vind ik dat de PvdA Kuzu en Öztürk veel te lang heeft getolereerd. Zij kregen alle ruimte, terwijl er met recht aan hun loyaliteit aan de PvdA kon worden getwijfeld.’
Ook Bülent Aydin heeft zich niet laten verleiden door Denk. ‘Geen moment!’, zegt hij ferm. ‘Veel Turkse Nederlanders stemden vroeger PvdA omdat deze partij hun sociaaleconomische belangen behartigde, maar in cultureel opzicht waren en zijn ze conservatief. Denk combineert een linkse positie op de sociaaleconomische as met een conservatieve positie op de culturele as. Ze lijken daarin wel op de PVV, die in sociaaleconomisch opzicht best heel links is. Denk heeft partijen als de PVV en het FvD nodig om zich tegen te kunnen afzetten. En deze partijen hebben op hun beurt Denk nodig.’ Aydin maakt een scherpe scheiding tussen zijn persoonlijke levensovertuiging en zijn politieke overtuiging. ‘Je kunt als moslim of als christen actief zijn voor de PvdA, je kunt je door religie laten inspireren, maar de sociaaldemocratie is er voor iedereen.’
Volgens Vermeulen kan de PvdA weer aantrekkelijk worden voor islamitische kiezers als de partij bereid is om moslims zichtbaar belangrijke partijposities te geven. ‘Op dit moment hebben onder anderen Ahmed Aboutaleb en Ahmed Marcouch zo’n positie. Maar hier moet de partij in blijven investeren. De beweging Vrij Links, die een hele seculiere koers voorstaat, zorgt er mede voor dat religie nog steeds een issue is bij de PvdA. De problematisering van religie zorgt ervoor dat moslims in de partij moeilijker zichtbaar worden.’
No hope, no glory Zal het nog goedkomen met de PvdA? Van Weezel zegt aan het begin van de bijeenkomst in De Rode Werf dat hij Asscher de vraag wil stellen hoe hij van de negen zetels weer iets moois gaat maken. Helaas moeten we het antwoord hierop schuldig blijven, omdat Asscher zich – al dan niet bewust – verliest in uitweidingen over zijn Kamerwerk. We stellen de hamvraag daarom aan de eerder in dit artikel opgevoerde PvdA-leden en aan Han van der Horst.
Stephan Antuma is voorzichtig positief: ‘Hoewel het zich nog niet vertaalt in zetels, zie ik een nieuw elan bij de PvdA. Leden – jong en oud, maar bovenal jong van geest – beseffen zich dat elkaar de tent uit vechten niet helpt en dat het bovenal gaat om het geven van antwoorden op de uitdagingen van deze tijd. Daarbij past soms ook twijfel en/of bezinning.’ Taheri beaamt dit en vult Antuma aan: ‘De mensen waar ik mij aan ergerde – de baantjesjagers en de wij-zij-denkers, de PVV- en de Denk-types – zijn weg. De echte sociaaldemocraten zijn gebleven. Zij met de juiste intentie, het juiste, gaan het doen. Daar zitten we als samenleving op te wachten. Ik heb daarom ook alle vertrouwen in de toekomst.’
Van der Horst is daarentegen heel sceptisch. ‘Ik geloof niet dat het de PvdA gaat lukken om uit dit dal op te staan. GroenLinks heeft met Jesse Klaver een heel goede leider gevonden, die ook PvdA-kiezers aanspreekt. Het valt mij ook op dat de hoofdaanval van rechts op Klaver is gericht, niet op Asscher en Lilian Marijnissen. Zij moeten zich flink zorgen gaan maken.’ Van der Horst is pessimistisch over de toekomst: ‘De vakbond wordt gezien als een club van oude mannen en dat klopt helaas ook wel een beetje. Maar het is echt een probleem dat sociale zekerheid zo onder druk staat. Ik ben bang dat de verzorgingsstaat zal verdwijnen. Als je nu ernstig ziek wordt, ga je failliet, net als in de Verenigde Staten. Dit wordt niet geproblematiseerd, ook niet door links. De onzekerheid qua banen neemt enorm toe in ons land.’
Aydin neemt een middenpositie in. ‘Het zou raar zijn als je je nu geen zorgen maakt. De Partij van de Arbeid was lange tijd een grote partij met veel invloed. De partij doet het nu heel slecht, electoraal gezien. Maar ik geloof in de idealen van de PvdA: gelijke kansen, het recht voor iedereen om zichzelf te kunnen zijn en solidariteit die we met elkaar kunnen organiseren. Deze idealen blijven belangrijk voor de toekomst. Of deze idealen via de PvdA gerealiseerd moeten worden? Niet persé. De PvdA zie ik als een middel, niet als een doel. Er kan ook een nieuwe partij komen, als PvdA en GroenLinks fuseren, eventueel met de SP erbij. Toch geloof ik diep in mijn hart dat de PvdA een comeback maakt. No hope, no glory. De SP is te conservatief op veel punten. En GroenLinks is een elitaire partij voor intellectuelen. Zij maken, in tegenstelling tot ons, niet die verbinding tussen hoog- en laagopgeleid. De PvdA is terecht electoraal afgestraft. De PvdA is te technocratisch geweest, te veel gericht op de macht. Hierdoor raakte het ideaal uit beeld. Macht is een middel, geen doel. Ook is de PvdA te veel meegegaan in het kapitalisme, met het afschudden van ideologische veren en de keuze voor de Derde Weg (stroming in de sociaaldemocratie die een synthese zoekt tussen kapitalisme en de verzorgingsstaat, red.).’
Meten rechtse politieke partijen in Nederland met twee maten? Afgelopen maand hadden we de Nashville-verklaring, waarover mijn vorige column ging. Wilders en Baudet, anders altijd welbespraakt, zwegen in alle talen, dus ook in de tale Kanaäns die die dominees zo graag hanteren.
Maar stel dat het niet Van der Staaij van de SGP was geweest, maar Kuzu van Denk bij een soortgelijke verklaring van een aantal imams – dan was de wereld beslist te klein geweest. Het maakt opnieuw duidelijk hoe puur instrumenteel homo- of vrouwenemancipatie voor beide radicaal-rechtse populisten zijn: alleen een stok om de islam mee te slaan.
Daarnaast was er nog een tweede akkefietje, dat voor de eerstverantwoordelijke bestuurder, de Haagse burgemeester Pauline Krikke, nu met een sisser af lijkt te lopen: de brandstapels op Oudejaarsnacht op het Scheveningse strand. Dat het voor haar met een sisser lijkt af te lopen, komt omdat het ook op Oudejaarsnacht met een sisser is afgelopen, al was het kantje boord. Als de vuurregen toen huizen in brand had gezet, was dat vermoedelijk anders geweest.
Mevrouw Krikke is van de VVD. Dat is, als bekend, de partij die al decennia op law and order hamert en graag als verkiezingsleus hanteert: Gewoon Doen. Tegen het gedogen! In Den Haag heeft ze zich de afgelopen jaren echter vooral actief in de ondermijning van de rechtsstaat betoond, van de bonnetjesaffaire van Fred Teeven tot de nu geplande afbraak van de sociale advocatuur onder Sander Dekker, nota bene ‘minister voor rechtsbescherming’. Over het ‘gewoon doen’ van Ivo Opstelten, zoals bij de manipulatie van de rapporten van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC), zullen we dan maar zwijgen. Dat die man niet allang geroyeerd is, is verbijsterend.
Law and order – die waren die nacht in Den Haag ver te zoeken. Men wist dat de brandstapels in strijd met de afspraken veel te hoog waren, maar men greep niet in. Het stond nergens letterlijk zwart op wit – een echte smoking gun is dus niet gevonden – maar het is wel duidelijk: men heeft die schending van de afspraken gedoogd, uit vrees dat het anders uit de hand zou lopen. Daarmee wordt ook nu min of meer door de betrokken jongeren gedreigd: als ons feestje volgend jaar verboden wordt, dan zetten we weer vanouds de stad op stelten, met alle miljoenenschade van dien. Met het toestaan van die brandstapels waren immers jaren terug de steevast terugkerende wanordelijkheden teruggedrongen.
Aan deze chantage is het gemeentebestuur bezweken – en bezwijkt het, als het aan sommige partijen in de raad ligt, straks opnieuw. Voorop bij het verzet tegen het verbod loopt de groep-De Mos (een weggelopen PVV-er). Nederlandse ‘tradities’ zijn immers heilig. Zodra het daarom gaat, durven ook de ‘gewone’ rechtse partijen VVD en CDA uit angst voor de toorn van de autochtone volksonderbuik hun vingers niet aan een verbod te branden.
Mark Rutte begon in Buitenhof heel theatraal te roepen dat hij de hooligans het liefst persoonlijk in elkaar zou slaan – een dieptepunt als het gaat om het hooghouden van de waardigheid van het ambt dat hij sinds 2010 vervult – maar daar bleef het bij en dat is kenmerkend voor zijn morele lafheid. Een groeiend deel van de bevolking wil het particuliere vuurwerk aan banden leggen, maar VVD en CDA liggen dwars. De angst voor het gesundes Volksempfinden, en voor een massale overloop van kiezers naar de PVV, zit bij de eerste partij zeer diep.
Dat leidt ertoe dat door Rutte en zijn kompanen steeds vaker de onderbuik gekieteld wordt – en daarmee liberale principes worden verkracht. Niet voor niets hebben inmiddels twee VVD-burgemeesters uit afschuw over het platte populisme van de huidige partijleiding hun lidmaatschap opgezegd. Die angst om door, in het geval van Scheveningen, iets over discutabele Nederlandse tradities te zeggen, de Telegraaf-kiezer van zich te vervreemden, staat niet alleen.
Er zit langzaamaan een patroon in; denk aan de vele luchtballonnetjes van Klaas Dijkhoff, zoals een pleidooi voor een postcodegebonden strafmaat – exit gelijkheid voor de wet – of zijn voorstel om betogingen tegen Zwarte Piet te verbieden – exit demonstratierecht – omdat hij de agressieve blokkeerfriezen niet tot de orde durft te roepen. In plaats van bij een dergelijke cultuurclash in een multi-etnische samenleving tussen pijnlijke tradities en moderne normen een leidende morele rol te spelen, duikt ook de premier – ‘Zwarte Piet is nu eenmaal zwart’ – steeds weg.
Of denk aan de haatdragende aanvallen op de culturele sector, van het rancuneuze afbraakbeleid van Halbe Zijlstra in zijn tijd als staatssecretaris tot het beschimpen van het Concertgebouw door het nieuwe VVD-Kamerlid Thierry Aartsen. En tijdens een vorige parlementaire periode hadden we al diens collega René Leegte – nomen est omen – die vond dat het KNMI moest worden opgedoekt, omdat de wetenschappelijke bevindingen van de daar werkzame meteorologen inzake klimaatverandering niet met het ‘gevoel’ van Henk en Ingrid strookten.
Rutte zelf was recent zo brutaal te stellen dat ‘we allemaal soms een geel hesje’ aanhebben, terwijl het Franse verzet zich juist richt tegen het soort ultra-neoliberale politiek dat zijn partij voorstaat en veel sociaaleconomische zekerheden – vaste banen, pensioenen, huren – ondermijnt. Zijn prioriteit lag twee jaar lang bij de afschaffing van de dividendbelasting om het grote bedrijfsleven te plezieren; één telefoontje van Paul Polman naar zijn ex-werknemer in het Catshuis was ooit genoeg.
Over de afbraak van de sociaaleconomische zekerheid die de VVD al decennia voorstaat – ‘flexibiliteit is goed voor u’ – en een belangrijke oorzaak vormt van de maatschappelijke onvrede, heeft Rutte het niet. In plaats daarvan tracht de VVD de gevoelens van culturele onzekerheid te bespelen door verouderde tradities voor onaantastbaar te verklaren, waardoor indirect de xenofobie aangewakkerd wordt.
Journalist en antropoloog Lotte van Elp werd tijdens haar jarenlange verblijf niet alleen gegrepen door de filosoof en dichter Jalal ad-Din Rumi (1207-1273), maar ook vooral door de manier waarop hij ervaren werd door de jongeren. Ze verzamelde hun verhalen in het digitale plakboek Rumi Remedy.
Na dertien jaar in het buitenland heeft Lotte van Elp (31) zich weer in Nederland gevestigd. ‘Ja, je kunt het wel settelen noemen’, zegt ze na kort nadenken. ‘Het buitenland’ is een groot gebied in dit geval; Van Elp heeft in veel verschillende landen in het Midden-Oosten en Afrika gewoond. Daar werkte ze als journalist en ontwikkelingsmedewerker, waaronder jarenlang in Afghanistan. In december keerde ze terug naar Nederland, waar ze nu in Amsterdam werkt om jeugdgevangenen een betere toekomst te geven.
Tijdens het gesprek neemt Van Elp vaak de tijd om na te denken over haar antwoorden. Het maakt dat haar verzoenende woorden, die andermans mond toch vaak klinken als oppervlakkige clichés, voelen als een blijk van fundamentele naastenliefde. Gecombineerd met een zachte stem en regelmatige lach is het niet moeilijk om aan te nemen dat deze jongeren in goede handen zijn. Slechts één keer in het gesprek klinkt ze verbitterd – en nog wel over de opstelling van mensen in Nederland.
‘In Afghanistan mag je het niet leuk hebben, blijkbaar. Dan moet je ‘interessant’ zeggen – maar ik had het daar wel degelijk heel erg naar mijn zin, ik was heel erg blij. Ik had een soort Afghanistan-fascinatie. Alles wat ik mooi en spannend vond, gebeurde daar: ik was gefascineerd door de geschiedenis in de eerste plaats, door de militaire interventie, door de cultuur en literatuur.’ Resoluut: ‘Werkelijk álles wat ik zag, vond ik interessant. Natuurlijk beleefde ik maar een strohalm van wat er allemaal te zien en te ontdekken is’, verzucht ze vervolgens, ‘en hoe meer je weet, hoe minder je weet – maar ik heb wel een mooi inkijkje gehad.’
Vredesjournalistiek
‘Toen ik voor het eerst naar Afghanistan ging in 2010, moest ik een project managen in een ziekenhuis. Maar voor het managen stelde ik eigenlijk steeds de verkeerde vragen. Ze gingen veel meer over: wat gebeurt hier eigenlijk? Hoe zit dit nou, hoe is het voor de mensen? Toen besefte ik dat ik wat anders moest doen en ben ik vredesjournalistiek gaan doen.’
Zo begon ze met een jonge opleiding in Engeland, legt Van Elp uit. ‘Vredesjournalistiek is een nieuwere school van journalistiek. Heel veel journalisten vinden het stom, voor hen is er is maar één journalistiek: journalistiek van de feiten en objectiviteit. Vredesjournalistiek is zich echter bewust dat je altijd een impact hebt wanneer je iets schrijft – en dan kun je maar beter je best doen om de impact positief te laten zijn. Je hebt positief conflict en negatief conflict. Veel journalistiek doet verslag van een conflict als van een voetbalwedstrijd – twee destructieve teams zijn aan het strijden met veel sensatie. Natuurlijk, zonder conflict verandert er nooit iets, dus soms moet het schuren – maar het moet wel constructief conflict zijn. Vredesjournalistiek vraagt zich af: welke mensen zijn bezig het beter te maken? Welke mensen hebben een stem die nog niet gehoord is? Hoe komen we hier beter uit? De spanningsboog gaat dan niet over sensatie, maar over hoe moeilijk het is om vrede te stichten. Rumi Remedy laat ook een ander verhaal zien, dat geeft een beeld buiten dat kader van oorlog.’
Rumi Remedy
Rumi Remedy is een project van Van Elp dat ze afgelopen december lanceerde: een webpagina waarin ze verslag doet van de manieren waarop jongeren in Afghanistan en Turkije de beroemde islamitische mysticus Rumi beleven. ‘Het is een soort plakboek’, zegt ze – een collage van allerlei jongeren die verschillende verhoudingen tot Rumi onderhouden.
‘Het lukte me toch nooit echt om uit te leggen aan bekenden in Nederland waarom ik genoot van Afghanistan – je hoort natuurlijk ook alleen maar nare verhalen over Afghanistan. De gesprekken die ik had over Rumi kwamen eigenlijk het dichtste bij van mijn ervaring van Afghanistan. Via hem kan ik uitleggen dat het allemaal niet zo naar is en we meer met elkaar delen dan je denkt. Het klinkt heel cheesy en dat is het ook. Het is het idee dat we meer delen met elkaar dan je zou denken. Toen ik voor de eerste keer filmpjes van Afghanistan aan mijn vriendinnen liet zien, zeiden ze verbaasd: ‘Huh, hebben die vrouwen daar oogschaduw op?’ Dat besef van hetzelfde delen – dat is al winst, toch?
Het is geen verhaal over de oorlog – de oorlog is er, natuurlijk, maar het is niet ‘ondanks de oorlog lezen mensen Rumi’. Het is: natúúrlijk lezen mensen Rumi. Wat dacht je dan?’
Van Elps eigen band met Rumi begon toen ze weer terugkwam in Afghanistan na haar opleiding in vredesjournalistiek. ‘In het begin vond ik het best wel moeilijk om contact te maken met mensen – hoewel ik niet in een gepantserde VN-auto rondreed zoals veel expats, bleek het toch moeilijk om échte, diepgaande gesprekken te hebben met de mensen. Wat delen we met elkaar, waar gaan we het over hebben? Door Rumi ging dat beter. Voor hen was het ook een bewijs dat ik oprecht geïnteresseerd was. Anderen komen misschien ook naar Afghanistan om andere redenen – veel geld verdienen of vluchten voor een leven elders – dus voor de Afghanen was Rumi een bewijs dat hun land me echt wat kon schelen.’
Tegelijkertijd stuit het woord ‘pragmatisch’ haar tegen de borst. ‘Toen ik Rumi ontdekte, dacht ik niet: vet handig, hier kan ik vrienden mee maken. Rumi is langzaam gegroeid – het begon als iets waar ik geïnteresseerd in was en langzaam groeide het in iets groters en belangrijkers.’
Foto: Lotte van Elp
Balkh
‘Ik woonde ook in de stad waar Rumi geboren is, Balkh, dus er is geen ontsnappen aan. Hij is er echt deel van het dagelijks leven, van gesprekken, spreekwoorden en grapjes. In Balkh voel je de hele epische geschiedenis. De gebouwen zijn er nog steeds, meteen al wanneer je de stad binnenkomt ga je door een grote stadsmuur en rijd je langs het graf van de belangrijke soefi Rabia Balkhi. Je hebt natuurlijk Rumi’s huis – het is slecht onderhouden, maar het ís er nog wel. In de mensen leeft nog enorme trots. Het idee wat Balkh ooit was, is nog steeds onderdeel van wat het nu is voor de mensen daar. Dat komt ook doordat het heel lang een van de veiligste plekken was in Afghanistan.
De gouverneur was heel beroemd en sluw. Hij was een krijgsheer en doet een heleboel dingen die wij niet zo oké zouden vinden in het Westen, maar de provincie is wel heel erg lang een safe haven gebleven. In Afghanistan denk je steeds dat het niet slechter kan worden, maar gaat het toch steeds slechter. Ik weet nog toen verhalen over IS opdoken – de Taliban was al heel erg, maar het kon dus nóg erger. Balkh gaat mee in de trend, al is het nog steeds een van de betere plekken.’
Zandbak
Op de vraag welke indruk Afghanistan op haar heeft achtergelaten, noemt Van Elp het woord ‘hoogspanning’. ‘Het is een plek waar je absoluut het beste in mensen kunt vinden. De meest dappere, moedige en liefdevolle kant. Maar je ziet ook de meest… ‘ – ze denkt even na – ‘aangedane kant van mensen. Niet slecht, dat bedoel ik niet. Wat het doet met mensen als je onder hoogspanning staat, dát vergeet ik niet zo snel. Je voelt daar heel erg dat de mooie kant uiteindelijk zal overwinnen, maar ook de verdrietige kant – wat er gebeurt als je niet de luxe hebt om na te denken over dingen waar je over na wil denken. Natuurlijk, als je daar als cynicus heen gaat, zul je alleen maar denken: ‘Wat een rotland, wat een puinzooi. Wat een zandbak’, zoals veel expats zeggen. Maar als je beter je best doet, een beetje rond gaat kijken en met mensen gaat praten, dan kun je niet om de mooie kant heen.’
Passer-by
‘Ook vriendschappen heb ik er absoluut opgebouwd. Toch zijn de vriendschappen daar ook oppervlakkiger, omdat tijd je altijd op de hielen zit. Niet oppervlakkig in het moment zelf, maar uiteindelijk ga je altijd weer weg. Ik zal daar niet mijn leven opbouwen, altijd met hen hun verjaardag vieren, belangrijke momenten delen. Uiteindelijk ben ik een passer-by, een voorbijganger. Niet iets wat zich kan ontwikkelen over tijd. Het drukte ook op me, elke keer als ik weer in het vliegtuig zat, dat ik bevoorrecht was en ik zelf kon beslissen wanneer ik kwam en ging. Heel veel mensen kunnen daar niet weg. Die kunnen geen visum krijgen, hun paspoort betekent niks. Ik heb heel vaak naar mijn paspoort gekeken en gedacht: wat een voorrecht, wat een treurig contrast.’
‘Er zijn veel universele waarheden tussen ons – we worden allemaal verliefd, kunnen allemaal genieten van mooie muziek – maar je kunt niet ontkennen dat onze levens niet hetzelfde zijn. Die willekeur, dat is pijnlijk.’ Hoe ga je daarmee om? Nadenkend staart ze uit het raam en frutselt aan een haarelastiekje. ‘Dat weet ik eigenlijk niet, hoe je daarmee omgaat. Niet door het te negeren, in elk geval. Niet door te doen alsof je hetzelfde bent.’
Is het wel gelukt om die grote kloof te overbruggen? ‘Ik heb het gevoel dat ik écht contact heb kunnen leggen. Verhalen van Rumi Remedy heb ik daardoor kunnen verzamelen – dat is ook een testament aan de intimiteit van zulke verhalen. Is dat een teken dat de kloof overbrugd is? Ik weet het niet.’
De Masnavi
Rumi toont niet alleen gelijkenissen, maar legt ook verschillen bloot. ‘Een tijdje verzamelde ik citaten van Rumi die ik op de Nederlandse Facebook tegenkwam – een heel bekende is bijvoorbeeld ‘What you seek, is seeking you.’ In Nederland dacht men: ‘Ik moet me geen zorgen maken over de juiste baan en man, want wat ik zoek, zoekt mij.’ Toen ik dat aan Afghaanse mensen vertelden, lagen ze in een scheur. Niet op een afkeurende manier – dat heb ik alleen soefi’s die ik hier ken zien doen. Ze maken je niet belachelijk. Als iemand in Nederland dat erin wil zien, is dat hilarisch, maar iedereen moet erin zien wat ze zelf willen en dat is mooi.’
‘Maar in ‘What you seek, is seeking you‘ zien jongeren in Afghanistan een oproep om verantwoordelijkheid te nemen, een thema dat zij heel interessant vinden. Soefi’s geloven dat je Rumi op allerlei verschillende niveaus kan lezen – ook als grapje of voor het slapengaan. Maar je kunt ook nog al die andere lagen doorgaan – er zijn mensen afgestudeerd op de eerste twee regels van Rumi’s meesterwerk, de Masnavi. Rumi’s remediehoudt in dat de woorden van Rumi een houvast kunnen zijn in de alledaagse wereld. Voor de ouderen is Rumi vooral een religieuze tekst, maar voor de jongeren gaat het over alledag. Over verliefd zijn en je eenzaam voelen – de aardse liefde en onzekerheden.’
Uniek
‘Rumi is uniek op verschillende manieren. Het is een extreem vrijzinnige tekst, gaat over lust en vrouwen, vrijheid. Maar in Afghanistan wordt het ook door conservatieven en je ouders gelezen. Amerikaanse boeken worden door sommige mensen met argwaan bekeken, maar Rumi is van hun: het is hun taal, hij is geboren in hun stad. Er is niets anders wat zo inspeelt op de situatie van jongeren in Afghanistan.’
‘Waarom Rumi ook in het Westen zo geliefd is, waar hij geen deel is van de traditie, weet ik niet precies. Hij is daar ook gestript van zijn religieuze context. Als er een zoekende generatie is in Europa en Amerika – alles kan, maar waar ga ik naartoe? – dan is Rumi iemand die je rustig kan maken. Heel veel van zijn stukken gaan over vertrouwen op jezelf. Als self-love het verhaal is van onze generatie, past Rumi daar heel goed bij.’
‘De magie van Rumi schuilt in het feit dat het verhaaltjes zijn, opgeschreven voor Jan en alleman. Ik denk dat bijvoorbeeld Boeddha en de Bijbel wat meer interpretatie of geloofsovertuiging vergen om je daarin thuis te voelen. Maar iedereen kan Rumi lezen en roepen ‘dat gaat over mijn leven!’’
Rumi als een machtswellusteling
Het derde hoofdstuk van Rumi Remedy gaat over Turkse jongeren die zich afkeren van Rumi. Ze ontmoeten professor Bayram, die de donkere kanten van Rumi benadrukt. ‘De bottom line van Bayram: Rumi was een machtswellustig persoon die geweld gebruikte voor zijn eigen gewin. ‘Maar maak je geen illusies’, meent Bayram, ‘zo ging dat nu eenmaal in de dertiende eeuw.’’
Van Elp: ‘Ik heb niet het idee dat ze bewust de donkere kant van Rumi opzoeken, maar wel naar een manier om de huidige gebeurtenissen in Turkije te begrijpen. Niet Rumi, maar de manier waarop Rumi nu wordt gebruikt, hoort volgens hen bij dat verhaal. Ze kennen Rumi vooral als extreem toeristisch en dus leeg en oppervlakkig – of als een politiek instrument. Die jongeren wijzen ook op hoe wíj het beeld van Rumi hebben geschapen dat we zelf willen – een geweldloze, liefhebbende man. Maar in zijn leven deed hij dingen waarvan we nu zouden zeggen dat het niet liefdevol is. Professor Bayram zegt niet dat dat persé erg is. Nogal wiedes, want dat was acht eeuwen geleden.’
Ook Van Elp ziet daarin niet een reden om Rumi minder te loven. ‘Misschien is het ontnuchterend, of zoiets. Het doet helemaal geen afbreuk aan hem. Ik denk dat dat het grapje van Rumi is: je hebt de ene versie van het verhaal en de andere – en nu is het aan jou.’ Het vierde hoofdstuk gaat voor mij hand in hand ermee; in het derde gaat het over jongeren die gedesillusioneerd raken. In de vierde over jongeren die dat ook raken, maar dan niet verbitterd achterblijven – ze vinden het helemaal niet prettig, maar gaan er vervolgens hun eigen Rumi van maken.’
Ook voor Van Elp is het hoofdstuk-Rumi niet afgelopen. Na publicatie van Rumi Remedy hoopt ze dat de filosoof nog even in haar leven blijft. ‘Het levert altijd mooie gesprekken op.’ Ook met de vredesverhalen gaat ze door: in haar nieuwe werk helpt Van Elp benadeelde jongeren in detentie om hun eigen verhaal te vinden en hun dossier te verrijken, los van hun delicten. ‘Ik ben nu bezig met filosofielessen en ben op zoek naar denkers. Er zijn daar veel jongeren die bezig zijn met de Koran en het zou heel mooi zijn om met hen over Rumi te praten – want Rumi is uiteindelijk een uitleg van de Koran.
‘Het lijkt ver van je bed. Je hebt een prima inkomen, een huis en een auto, jou kan niets gebeuren.’
Mensen die in de schuldhulpverlening terechtkomen – het gebeurt in Nederland steeds meer. Door de crisis verloren mensen hun baan, werd hun huis onverkoopbaar en daalde de waarde van dehuizen enorm. Torenhoge lasten konden niet meer betaald worden en de schuldhulpverlening was de enige oplossing. Het zijn niet meer de mensen met een gat in hun hand of de big spenders die in de problemen komen.
Ver van je bed
‘Veel mensen denken dat het hen niet kan overkomen’, vertelt Sevinch Chapkanova (34), een van oorsprong Bulgaarse vrouw die zeven jaar geleden in Nederland kwam wonen. ‘Het lijkt ver van je bed. Je hebt een prima inkomen, een huis en een auto, jou kan niets gebeuren. Maar uit de praktijk blijkt wel anders.’ Chapkanova is als hulpverleenster betrokken bij veel Bulgaren in Utrecht die de weg naar de scholen, dokters en hulpverlening niet kunnen vinden. ‘Je wilt wel belasting betalen, maar als niemand je vertelt hoe, wat kun je dan doen? Ik krijg met veel mensen te maken die van het kastje naar de muur gestuurd worden, maar vervolgens wel brieven van de belastingdienst krijgen die ze niet kunnen lezen. Het begint vaak met iets wat nog wel behapbaar is, zoals het terugbetalen van het kindgebonden budget, maar dat kan snel oplopen met boetes en toeslagen.’
Geen rekeningen meer kunnen betalen
Strahimir (44) vestigde zich in Nederland toen Bulgarije zich aansloot bij de EU. ‘Omdat ik geen werk kon vinden, startte ik mijn eigen bedrijf in klussen en schoonmaken. Ik had toen echt helemaal niets. Tussen het afval vond ik een fiets die ik opknapte zodat ik naar mijn klanten kon fietsen. Mijn bedrijf werd al snel succesvol, ik kreeg steeds meer klanten en verdiende meer geld, waardoor ik een tweedehands auto kon kopen. Dat was ook nodig, want ik kreeg steeds meer klanten die verder weg zaten. Drie jaar lang had ik het prima voor elkaar. Ik verdiende genoeg om mijn familie te onderhouden en ik betaalde belasting. Alles ging goed, tot de crisis toesloeg. Veel klanten wilden niet meer met mij werken, in de media was gesuggereerd dat Bulgaren crimineel zijn, wat helemaal niet klopt. Mijn inkomen kelderde enorm, waardoor ik mijn rekeningen niet meer kon betalen. De belastingdienst ging er nog steeds van uit dat ik tachtigduizend euro per jaar verdiende, wat ik in de goede jaren deed. Daar bleven de aanslagen op gebaseerd. Ik vroeg hulp via de buurthulp en de gemeente, maar niemand kon mij helpen. Bij de buurthulp wisten ze ook niet hoe de belasting werkt.’
Taalproblemen
Chapkanova: ‘Het probleem voor veel nieuwe Nederlanders is dat ze in een land komen dat ze niet kennen. Er zijn hier heel andere gewoontes en andere regelingen. Veel ouders gaan niet met hun kinderen naar de tandarts, omdat ze denken dat ze daarvoor moeten betalen. Soms krijgen ze hulp van mensen uit Turkije, omdat ze die taal enigszins kennen, maar die maken daar weer misbruik van. Het wordt een grote kluwen en pas als het zo erg ingewikkeld is, komen ze bij mij. De stress is voor deze mensen zo hoog dat ze er ziek van worden. Strahimir kende bijvoorbeeld best goed Nederlands, maar door alle stress is hij dat weer verleerd. Hij zou heel graag zijn bedrijf weer willen opzetten, maar voorlopig zit hij in de schuldhulpverlening en krijgt hij medicijnen tegen de stress. Hij heeft veertig euro per week om van te eten en te leven met zijn gezin.’
Opgepakt op Schiphol
Mirta (45) had flinke schulden in Nederland opgebouwd in de periode dat ze hier eerder woonde. ‘Toen ik terugkwam vanuit Sint-Maarten werd ik op Schiphol al opgepakt. De belastingdienst wilde geld van mij en ook mijn ex had van alles op mijn naam laten zetten toen ik niet meer in Nederland was. Ik kon niet bewijzen dat het niet mijn schulden waren, dus werden ze op mij verhaald. Omdat ik mijn vier kinderen bij me had, liet de douane me toch vrij. Iemand moest toch voor die kinderen zorgen? Ik kon eventjes bij familie terecht, maar dat was maar voor korte duur. Toen we op straat terechtkwamen, bracht een volledig onbekende vrouw ons naar de crisisopvang. Bij Centraal Onthaal (een organisatie die daklozen opvangt, red.) kregen we drie kamers, eentje voor mij, eentje voor mijn zonen en eentje voor mijn dochters. We deelden de keuken en sanitair met nog vier andere gezinnen. Daar woonden we anderhalf jaar en kreeg ik hulp om alles op een rijtje te zetten. Deze organisatie hielp me om in de schuldhulpverlening te komen, waarna we een eigen flat toegewezen kregen. Wat een zegen is een eigen huis dan, ik was de koning te rijk! We moeten nu van tachtig euro per week rondkomen. Mijn oudste zoon heeft werk, hij woont op zichzelf, maar mijn dochters van zeventien en negentien zijn beide zwanger. We moeten maar zien hoe we dat redden. Ik heb ook twee andere kinderen in huis genomen van moeders die zelf niet voor ze konden zorgen. Zij zijn als baby’s bij mij gekomen. Gelukkig krijg ik eten van de voedselbank en die geven ook een cadeautje wanneer een klein kind jarig is, voor de rest vier ik geen verjaardagen of Sinterklaas of kerst. Ik ben heel blij dat ik over een paar jaar van al die schulden verlost ben!’
Enorme stress
Voor mensen met problematische schulden loopt de stress hoog op. Zij kunnen nergens anders meer aan denken dan aan welke rekening nu weer binnenkomt, of er een deurwaarder voor de deur zal staan en of ze deze maand rekeningen betalen of geld voor boodschappen van hun bank halen. Dat is de realiteit voor deze mensen, dat is waar hun leven om draait. Zorg voor hun kinderen schiet er vaak bij in. Ze krijgen eten en gaan naar school, maar meer kunnen die ouders niet doen. ‘Klopt’, zegt Chapkanova, ‘hierdoor is het extra moeilijk voor hen en de kinderen om te integreren. In alle moeilijkheden zoeken ze naar makkelijke oplossingen, bijvoorbeeld in het vinden van vrienden. Dan komen ze toch in hun eigen cirkeltje terecht en trekken ze naar mensen die uit hetzelfde land afkomstig zijn. Dat bevordert de inburgering en de acclimatisering zeker niet, het brengt ze eerder verder ervan af. Dat willen ze ook niet, maar zo gaat dat. Voor mensen uit Bulgarije zou het erg helpen als er brochures en informatie in hun eigen taal beschikbaar komt, net als dat voor Turken en Polen er wel is. Het is al moeilijk genoeg om in een nieuw land te wennen; ze willen graag de gewoontes leren kennen en overnemen, maar dan moeten ze wel weten wat die zijn. Kinderen gaan hier gewoonlijk tussen zeven uur en half acht naar bed. In Bulgarije is dat na acht uur. Dat is een gewoonte die je over kunt nemen als je ervan weet.’
Wel Turks en Perzisch
Chapkanova helpt gezinnen waar ze maar kan. ‘Ik ben vierentwintig uur bereikbaar’, zegt ze. ‘Niet omdat dat zo leuk is, maar wat moet een vrouw die een baby gaat krijgen en de Nederlandse taal niet spreekt? Dan ga ik mee naar het ziekenhuis om te helpen. Deze mensen willen wel Nederlands leren, maar het wordt ze vrij moeilijk gemaakt. Je moet beginnen met hun eigen taal en niet verwachten dat ze meteen helemaal geïntegreerd zijn en dat alleen het aanbieden van de Nederlandse taal helpt. Voor de grotere groepen immigranten, zoals uit Turkije, Iran en Irak, zijn er wel folders in hun taal. Perzisch is wel beschikbaar, maar voor Bulgaren is er helemaal niets.’ Dat geldt ongetwijfeld voor meer immigranten uit kleine landen.
Een euro per dag voor drie maaltijden
Voor de Australische Tracey (44) is het nog net niet zover dat ze in de schuldhulpverlening terecht is gekomen, maar met diverse keren warm eten voor haar kinderen en brood voor haar en haar man, komen ze eigenlijk te kort. ‘Ik heb per dag één euro voor de drie maaltijden. Dat betekent dat ik heel creatief moet omgaan met ons geld en onze behoeftes. Mijn buurman heeft konijnen die hij brood voert. Hij vertelde me dat hij iedere week brood haalt bij de bakker voor drie euro per zak. Dat is brood dat over is gebleven en dat hij niet meer kan verkopen, maar nog prima te eten is. Het mag niet voor menselijk gebruik worden verkocht, dus heb ik gevraagd of ik ook oud brood mocht voor onze konijnen. Die hebben we niet, maar we willen die bakker ook niet in de problemen brengen. De ellende begon voor ons toen het huis van mijn partner te klein bleek voor onze kinderen en we een ander huis kochten, een opknapper, dat zouden we doen van de overwaarde van het eerste huis. Dat was aan het begin van de crisis en het oude huis van mijn partner bleek opeens onverkoopbaar. We zaten acht maanden lang met dubbele lasten. Overwaarde van het huis was er niet en nu zitten we in een huis zonder cv en zonder boiler, maar we hebben warm water in de keuken. Met een slangetje hebben we dat naar de bijkeuken geleid waardoor we daar kunnen douchen. Onze verwarming is een houtkachel. De ex van mijn man besloot hem ook nog de voogdij af te willen nemen, ze wilde ook meer geld per maand en daardoor liepen de advocaatkosten op tot vijfenzeventigduizend euro. Mijn man werkt in ploegendienst en hij verdient net te veel voor allerlei toeslagen. Ik probeer ook te werken, maar als kind ben ik vertrapt door paarden, waardoor ik blijvend last heb van mijn rug. Ik brak bijna al mijn botten bij dit ongeluk en ik lag negen maanden in het ziekenhuis. Ik kan nu wel als postbode werken, maar dat betekent dat ik iedere dag vijftien kilometer moet fietsen om de post te halen en dat is gewoon niet te doen voor mij. Ik blijf om me heen kijken naar mogelijkheden. Mijn man werkt zo veel mogelijk over en we zijn bijna klaar met het afbetalen van de advocaatkosten. Ondanks dat alles kan ik volmondig zeggen dat ik gelukkig ben. Ik word iedere morgen wakker en daar ben ik heel erg blij om. Er zijn genoeg mensen die nooit meer wakker worden. Ik heb veel stress en pijn gehad vanwege al het gedoe, maar dat heb ik losgelaten. Er zijn nog veel meer dingen om over in de stress te zitten, maar ik kies ervoor om het los te laten. Ik leef en daar ben ik dankbaar voor.’
Trots
‘Het is een flinke stap voor mensen om in de schuldhulpverlening te gaan’, vertelt Chapkanova. ‘Vanaf dat moment ben je alle zeggenschap over je geld kwijt. Er worden regelingen getroffen buiten jou om en je krijgt een wekelijks budget van vijfentwintig tot veertig euro, afhankelijk van of je alleenstaand bent of een gezin. Je huur en alles wordt voor je betaald, je kunt niet meer bij je eigen rekening. Vaak komt er een bewindvoerder die jouw rekening beheert. Er wordt eigenlijk gezegd ‘Jij kunt het niet, dus doen wij het voor jou’. Dat is voor veel mensen een erg bittere pil. En daar zit trots ook nog een keer in de weg. Je wilt het zelf doen, zelf oplossen, maar soms kan dat gewoon niet meer. Mensen weten vaak ook niet dat ze regelingen kunnen treffen met hun schuldeisers. Of er komen ‘bemiddelaars’ om hen te helpen, maar die hebben daar alleen zelf voordeel bij. Ze zeggen: ‘Ik wil tienduizend euro en dan los ik jouw problemen op’. Dat betekent nog een extra schuld erbij en die hulp is doorgaans van de wal in de sloot. Dan worden er toeslagen aangevraagd waar iemand geen recht op heeft. Die toeslagen gaan dan naar een andere rekening, waardoor er fraude wordt gepleegd. De belastingdienst kijkt er niet naar of er wel eerlijk met mensen omgesprongen wordt. Dat is een groot probleem. Veel Bulgaren kennen een beetje Turks, dus die vragen iemand uit Turkije eerder om hulp. Als diegene niet eerlijk is, dan groeit het probleem.’
Vijfentwintig tot veertig euro per week
Voor wie in de schuldhulpverlening terechtkomt, is het drie tot vijf jaar lang op een houtje bijten. De casemanager maakt afspraken met alle schuldeisers voor afbetalingsregelingen. De persoon zelf moet zo veel mogelijk werken om inkomsten te hebben waarmee de schulden worden afbetaald. Je werkt dus voor je schulden. Hoeveel inkomsten je hebt, maakt niet uit. Je krijgt altijd vijfentwintig tot veertig euro per week. Het voordeel is dat je na die drie tot vijf jaar van je schulden af bent. Chapkanova: ‘Schuldeisers moeten hiermee akkoord gaan, dat wordt desnoods via de rechtbank afgedwongen. Gemeentes regelen dit, maar ook dat weet niet iedereen en de malafide schuldhulpverleners maken daar gebruik van. Uiteindelijk is iedereen een verliezer in schuldhulpverleningszaken. De schuldeisers krijgen maar een fractie van de schuld terug, de schuldenaar komt in een traject waardoor hij zijn eigenwaarde compleet kan verliezen en de gemeentes zitten met een hoop problemen die ze moeten uitzoeken. Daarbij wint niemand. En voor de persoon zelf is het een heel moeilijke periode, maar als het afgelopen is, wordt hij weer helemaal zelf verantwoordelijk voor alle betalingen. Of dat een goed idee is, is nog maar de vraag. Van de ene op de andere dag heb je dan weer beschikking over je salaris en hoef je niets meer af te betalen.’
‘Iedereen, ongeacht wat hij of zij heeft gedaan, heeft in de gevangenis recht op bezoek. Dat is een mensenrecht.’
Vorige week zijn de Koerdische activisten Hasbi Cakici en Hüseyin Yildiz in hongerstaking gegaan, om op deze manier het Turkse regime te dwingen een einde te maken aan de isolatie van Abdullah Öcalan. Sinds 1999 is de zeventigjarige PKK-leider opgesloten op het gevangeniseiland Imrali in de Zee van Marmara. Hij zit daar een levenslange gevangenisstraf uit en heeft nauwelijks contact met de buitenwereld. Cakici en Yildiz volgen met hun rigoureuze daad het voorbeeld van HDP-parlementariër Leyla Güven. Zij is al meer dan tachtig dagen in hongerstaking voor Öcalan en haar leven loopt nu ernstig gevaar. De Kanttekening voerde in het Democratisch Volkscentrum Koerden in Den Haag een kritisch gesprek met Cakici en Yildiz. Waarom zetten ze hun leven op het spel? En wat vinden hun familieleden van het feit dat ze in hongerstaking zijn gegaan?
‘Turkije zag mij als een PKK’er en een terrorist’
Hasbi Cakici woont sinds 1991 in Nederland. Hij vluchtte naar ons land, omdat hij als Koerdische activist geen leven meer had in Turkije. Hij is geen lid van de PKK, de Koerdische guerrillabeweging die op de terreurlijst staat van Turkije, de EU en de Verenigde Staten. Wel is Cakici actief voor de HDP (Volkspartij voor Democratie). Hij vertelt dat hij in Turkije toentertijd ook in hongerstaking is gegaan, toen hij in Diyarbakir in de cel zat. ‘In 1979 werd ik voor het eerst in de gevangenis opgesloten. Ik was toen achttien en studeerde bouwkunde aan de universiteit. Drie jaar heb ik in de gevangenis gezeten en later ben ik weer achter de tralies beland.’
Over de precieze details van zijn verblijf in de gevangenis wil Cakici niet al te veel kwijt, omdat er hele heftige dingen gebeurd zijn. ‘Ja, ik ben gemarteld. Er werden heel veel mensen gemarteld. Zo moesten mensen hun eigen poep eten. Vrouwen werden mishandeld met honden.’ En van eenzame opsluiting weet Cakici uit eigen ervaring ook alles. Hierom en vanwege het lot van zijn medegevangenen is Cakici toen in hongerstaking gegaan.
Omdat hij in de gevangenis had gezeten, was er voor Cakici geen toekomst meer in Turkije. ‘Ik kon kiezen, de bergen in en voor de PKK gaan vechten, of vluchten. Ik koos ervoor om te vluchten. Turkije zag mij sowieso als een PKK’er en een terrorist. Iedereen die voor de rechten van de Koerden opkomt is dat namelijk, ook al ben je niet actief voor de PKK. Ik kon in Turkije geen baan meer krijgen. Mensen roddelden achter je rug om. En sowieso zien Koerden er anders uit dan Turken, waardoor je vaak wordt gediscrimineerd.’
Maar waarom is Cakici nu weer in hongerstaking gegaan, terwijl hij zoveel heeft meegemaakt? Heeft hij de lust voor het leven verloren? ‘Niemand wil dood. Ik ook niet, maar al onze mensen zitten in de gevangenis. Ze mogen geen bezoek ontvangen en worden geïsoleerd. Natuurlijk wil ik ook echt dat Turkije weer een democratie wordt en dat mensen in vriendschap met elkaar kunnen samenleven. Daar strijd ik voor. Leyla Güven is nu meer dan tachtig dagen in hongerstaking. Ze stopt hier niet mee en zal tot het einde doorgaan. We verwachten eigenlijk elk moment het bericht van Güvens overlijden. Ik ben solidair met haar en ben bereid hetzelfde te doen. Of Öcalans isolatie wordt doorbroken. Of ik sterf.’
Cakici benadrukt de doorgaande lijn tussen het Turkije van toen en het Turkije van Erdogan. ‘Dat mensen worden opgepakt en in de gevangenis gegooid, lijkt een ontwikkeling van de laatste jaren, maar dat is niet zo. In de jaren zeventig en tachtig werden de Koerden eveneens verschrikkelijk onderdrukt. Turkije was toen een seculiere, nationalistische dictatuur. Ook toen konden we als Koerden niet onszelf zijn. Tussen de dictatuur van toen en Erdogans dictatuur bestaat veel continuïteit. Het enige verschil is dat Erdogan de islam en de herinnering aan het Ottomaanse verleden gebruikt om zijn regime te verdedigen.’
‘Alleen mijn vader en oom hebben de genocide overleefd’
Hoewel het levensverhaal van Hüseyin Yildiz natuurlijk anders is, zijn er veel overeenkomsten met het verhaal van Cakici. Ook Yildiz is naar Nederland gevlucht, heeft in Turkije in de gevangenis gezeten en is slachtoffer geweest van martelingen. Zijn vlucht naar Nederland in 1995 ging eigenlijk best gemakkelijk, analyseert Yildiz achteraf. ‘Ik heb een visum aangevraagd, wat zonder problemen ging, en heb toen het vliegtuig naar Nederland gepakt en asiel aangevraagd.’
Was Yildiz wel actief voor de PKK? ‘Ik steun inderdaad de PKK, maar ik heb geen organisatorisch contact. Ook toen niet toen trouwens. In de jaren zeventig, toen ik studeerde, kwam ik in aanraking met linkse politieke ideeën. Hierdoor werd ik begeesterd en politiek actief. Ik verzet mij sinds die tijd tegen het kemalistische (seculier-nationalistische) regime en de onderdrukking van de Koerden. Na mijn studie werd ik leraar biologie. Samen met een enkele andere docenten heb ik toen een docentenvakbond opgericht. Hierom en vanwege mijn linkse politieke inzichten heeft de Turkse staat mij opgepakt, in de gevangenis gegooid en gemarteld.’
Yildiz vertelt dat hij uit Dersim afkomstig is, de Koerdische naam voor de oostelijke Turkse provincie Tunceli. ‘Dersim is vooral bekend, liever gezegd berucht, vanwege de massamoord op de Koerden in 1937-1938, waarbij de Turkse luchtmacht vermoedelijk gifgas heeft gebruikt. Er zijn zeventigduizend Koerdische burgers vermoord tijdens deze slachting, waaronder veertig van mijn familieleden. Alleen mijn vader en mijn oom hebben de genocide overleefd.’ Die persoonlijke geschiedenis is de reden dat Yildiz de Koerdische zaak zo hartstochtelijk ondersteunt en motiveert hem nu om in hongerstaking te gaan. Maar vindt Yildiz het dan niet heftig om zijn leven in de waagstel te stellen, terwijl het nog maar zeer de vraag is of Turkije toegeeft en aan Öcalans isolement een einde maakt? ‘Ik kan mij voorstellen dat westerse mensen hier moeite mee hebben. Maar er moet iets gebeuren. We moeten laten zien dat het menens is. Ik ga door met mijn hongerstaking totdat Öcalan weer toegang krijgt tot zijn advocaten.’
‘Ze is heel bang dat ik doodga’
Hoe reageerden hun families op de hongerstaking van Cakici en Yildiz? Cakici is al geruime tijd weduwnaar en hoefde zijn vrouw dus niet om toestemming te vragen om in hongerstaking te gaan. Tegen zijn enige zoon, die vierentwintig is, heeft Cakici echter niets gezegd. ‘Al anderhalf jaar hebben mijn zoon en ik nauwelijks contact met elkaar. Dat is mijn schuld. Ik heb hem niet verteld over mijn hongerstaking, laat staan dat ik hem heb gevraagd of hij hiermee akkoord kon gaan. Hij weet inmiddels wel dat ik in hongerstaking ben gegaan voor Öcalan en Güven. Natuurlijk is hij het niet met mij eens. Maar hij weet dat ik vierentwintig uur per dag, zeven dagen in de week in de weer ben voor de Koerdische zaak.’
Gaat Hasbi Cakici zijn zoon straks nog wel contacteren, helemaal omdat hij met deze hongerstaking zijn leven in de waag stelt en dit mogelijk niet gaat overleven? Cakici reageert terughoudend op deze persoonlijke vraag: ‘Mijn zoon woont te ver weg. Ik wil hem bovendien hiermee niet belasten. Binnenkort is hij jarig, ik kan niet op de verjaardag van mijn zoon komen.’ Toch wil Cakici de moed niet opgeven: ‘Ik hoop echt dat Turkije een einde maakt aan de isolatie van Öcalan. Dan ga ik echt een heel mooi feest geven.’
Yildiz vertelt dat zijn familie geschokt reageerde: ‘Mijn kinderen schrokken zich dood. Ik heb er drie, ze zijn goed geïntegreerd en hebben allemaal een universitaire opleiding gedaan. Mijn oudste studeerde bestuurskunde, de middelste economie en de jongste is nu in het derde jaar van de rechtenstudie. Ze snappen wel wat ik doe, maar vinden het echt heel moeilijk. Ze zijn ook wel betrokken bij de Koerdische zaak en respecteren het als iemand anders in hongerstaking gaat, maar nu hun eigen vader het doet, zijn ze in shock. Het was echt heftig, ze huilden en probeerden mij te overtuigen dat ik het niet moest doen.’ Maar waarom is Yildiz dan toch in hongerstaking gegaan? ‘Ik luisterde naar mijn hart, ik moest een bijdrage leveren.’ En de vrouw van Yildiz? ‘Zij vond het ook heel erg moeilijk. Ze is heel bang dat ik doodga, maar ze respecteerde mijn keuze uiteindelijk wel.’
‘Het gaat jullie ook aan’
De actie van Cakici en Yildiz krijgt in de Koerdische media veel aandacht. Cakici vertelt dat Yeni Özgür Politika, ANF News en Arti TV uitgebreid over hun hongerstaking hebben bericht. Nederlandse media blijven echter achter. Yildiz: ‘Die westerse afzijdigheid is niet goed. Het gaat jullie ook aan. Ik hoop dat onze actie jullie zal wakker schudden.’ Cakici en Yildiz houden geen blog of vlog bij om over hun hongerstaking te berichten. ‘Nee, ik leef naturel, het is mij niet om mijzelf te doen’, stelt Yildiz.
Een Koerdische activiste, die het interview met Cakici en Yildiz heeft gevolgd, breekt in het gesprek in en vertelt dat ze radicaler is geworden. ‘Den Haag, waar wij nu zijn, noemt zichzelf de stad van vrede en recht. Maar waarom wordt de Koerden nu geen recht gedaan?’ Cakici beaamt dit. Hij begrijpt het handelen van Erdogan. ‘Hij wil gewoon de oppositie kapotmaken. Koerden, gülenisten, linkse en seculiere Turken, anderen.’ Maar de handelswijze van Nederland vindt Cakici onbegrijpelijk. ‘Ik snap Nederland echt niet, dat ons parlement en onze regering niet solidair willen zijn met Leyla Güven. En wat Öcalan betreft, je hoeft echt niet te vinden dat hij moet worden vrijgelaten. Dat vraagt Güven ook niet. Maar iedereen, ongeacht wat hij of zij heeft gedaan, heeft in de gevangenis recht op bezoek. Dat is een mensenrecht. Öcalan wordt al jarenlang dit recht ontzegd.’ Yildiz trekt een vergelijking tussen Öcalan en Nelson Mandela (1918-2013), de beroemde apartheidsactivist en latere president van Zuid-Afrika. ‘Mandela heeft zevenentwintig jaar gevangengezeten, maar dankzij internationale pressie is hij uiteindelijk vrijgelaten.’
Cakici vertelt dat Koerdische activisten soms radeloos worden, omdat Europa niets doet. ‘De EU heeft allemaal verklaringen getekend, maar verzuimt het om voor onze mensenrechten op te komen. Op dit moment zijn meer dan vierhonderd gevangenen in hongerstaking, waaronder zesentachtig politici. Ze willen tot het einde gaan, maar geen enkel land spreekt Turkije aan op de mensenrechtenschendingen. Enkele Koerdische activisten waren op 13 januari dit jaar naar Straatsburg afgereisd. Ze wilden graag met de Europese Commissie spreken. Dit gesprek werd echter geweigerd, ook omdat er op dat moment een Turkse delegatie op bezoek was. Met leden van het Europees Parlement is gelukkig wel gesproken, maar de activisten waren de wanhoop nabij. Sommigen spraken erover zich van de brug te gooien, om op deze manier te laten zien dat het ons ernst is. Maar uiteindelijk hebben ze dit toch maar niet gedaan.’ Ook Nederland doet bijna niets: ‘We hebben vrijwel elke maand een brief aan de minister van Buitenlandse Zaken gestuurd. Slechts één keer kregen we antwoord, waarin de minister zei dat hij zich zorgen maakte. Hij deed echter geen enkele belofte. Ook de Nederlandse media berichten helaas nauwelijks over ons.’
En Amnesty International dan? Doen zij wel iets? Yildiz antwoordt dat dit helaas tegenvalt. ‘Natuurlijk worden er allemaal rapporten over de mensenrechtensituatie in Turkije geschreven door Amnesty International, ook over de situatie van de Koerdische activisten. Maar Amnesty Nederland, waar we ook morele steun van verwachten, heeft nog niets voor ons gedaan.’
Onze site gebruikt cookies en vergelijkbare technologieën onder andere om u een optimale gebruikerservaring te bieden. Ook kunnen we hierdoor het gedrag van bezoekers vastleggen en analyseren en daardoor onze website verbeteren.
Deze website gebruikt cookies om uw gebruikservaring op deze website te verbeteren. Van deze cookies worden cookies aangemerkt als "Noodzakelijk" in uw browser bewaard, deze cookies zijn essentieel voor het functioneren van de website. Bijvoorbeeld het opslaan van uw keuze of u wel of geen cookies wilt hebben. Wij maken ook gebruik van cookies van derde partijen die ons helpen met het analyseren en begrijpen van de gebruik van deze website door u. Deze cookies worden alleen gebruikt als u daar toestemming toe geeft. U heeft ook de mogelijkheid om uzelf uit te sluiten voor deze cookies. Dit zal echter effect hebben op uw gebruikerservaring.
Noodzakelijke cookies zijn absoluut nodig voor het functioneren van de website. De cookies in deze categorie zorgen alleen voor de veiligheid en het functioneren van deze website . Deze cookies bewaren geen persoonlijke gegevens
Deze cookies zijn niet strict noodzakelijk, maar ze helpen de Kanttekening een beter beeld te krijgen van de gebruikers die langskomen en ons aan te passen aan de behoeftes van onze lezers. Hiervoor gebruiken wij tracking cookies. Bij het embedden van elementen vanuit andere websites zullen er door deze sites ook cookies worden gebruikt.