13.6 C
Amsterdam
Home Blog Pagina 817

Miss Holocaust Survivor

0

Iedereen kent de verschillende missverkiezingen zoals Miss Universe en Miss World, zogenaamde beauty pageants waar prachtige vrouwen met ‘de perfecte maten’ strijden om bekendheid, geldprijzen en een tiara. Deze beauty’s zien er niet alleen geweldig uit, vaak hebben ze ook een universitaire graad. Bovendien zetten ze zich in voor een goed doel zoals gratis lipcorrecties voor kinderen met een hazenlip of het op de kaart zetten van de problematiek in sloppenwijken.

Er bestaan echter ook veel vreemde ‘schoonheidswedstrijden’ die een stuk minder bekend zijn. Zo kan men in Thailand meedoen aan Miss Jumbo Queen, waarin wordt bepaald welke vrouw het meeste op een olifant lijkt. Bij de Queen of Beautiful Morals in Saoedi-Arabië draait het puur om het innerlijk. De dames moeten hun boerka namelijk aanhouden tijdens de verkiezing. En bij de Miss Prison-wedstrijden valt er wel een heel bijzondere prijs te winnen: de mooiste vrouwelijke gevangenen maken kans om eerder te worden vrijgelaten.

Zoals elk land kent ook Israël haar eigen missverkiezingen. Naast de gebruikelijke competities wordt er jaarlijks een wedstrijd voor de mooiste transgender vrouw georganiseerd en sinds 2012 wordt elk najaar Miss Holocaust Survivor gekroond.

Miss Holocaust Survivor? Jazeker. Afgelopen week liepen twaalf bejaarde vrouwen over de catwalk in de havenstad Haifa. Hun make-up zag er piekfijn uit, hun haren waren perfect gekapt en ze droegen schitterende jurken. De enige voorwaarde voor deelname was dat de vrouwen de Holocaust moesten hebben overleefd. Na verschillende rondes waarin de dames met een gemiddelde leeftijd van vijfentachtig jaar zich aan het publiek presenteerden, werd een winnares gekozen: de drieënnegentigjarige overgrootmoeder Tova Ringer. De geboren Poolse verloor tijdens de jaren veertig van de vorige eeuw haar ouders, vier zusters en een grootmoeder in het concentratiekamp Auschwitz.

Zodra de foto’s van het evenement op internet verschenen barstte er een storm van kritiek los. Daarbij werden veelvuldig woorden als ‘smakeloos’, ‘banaal’ en ‘Holocaust-industrie’ gebruikt. Op verschillende sociale media-kanalen werden cynische commentaren geplaatst. ‘De schoonheidskoningin van het kamp is nummer 275663923’ of ‘de winnares krijgt de titel Miss Blok 14 toebedeeld’ (verwijzend naar de baraknummers waar de gevangenen in concentratiekampen werden ondergebracht).

Zelf zou ik het zeker ook smakeloos hebben gevonden als ik een aantal jaar geleden niet toevallig op bezoek was geweest bij Yad Ezer L’Haver (‘een helpende hand aan vrienden’), de stichting die deze wedstrijd organiseert. Deze vrijwilligersorganisatie ondersteunt arme Holocaust-overlevenden in Israël en probeert door middel van deze opmerkelijke wedstrijd aandacht voor hun lot te generen. In totaal wonen er zo’n honderdzestigduizend overlevenden van de Jodenvervolging in Israël, waarvan een derde ver onder de armoedegrens leeft.

Yad Ezer L’Haver beheert ook een bejaardentehuis voor diegenen die tijdens hun jeugd alles verloren en zonder extra hulp financieel in de problemen zouden komen. Tijdens een rondleiding door het tehuis ontmoette ik Chava Hersckovitz, Miss Holocaust Survivor 2012. Ze nam me mee naar haar sobere kamertje en liet me trots de zilveren tiara zien. Haar ogen glinsterden toen ze de kroon met trillende handen van een plank tilde. ‘Het is natuurlijk een beetje een gekke wedstrijd’, zei ze, ‘maar wat ben ik trots’. Chava aaide over de nepsteentjes in de tiara. ‘Toen ik op dat podium stond voelde ik me weer even vrouw. Na alles wat ik heb meegemaakt had ik niet gedacht dat ik ooit nog het leven kon vieren, laat staan mijn eigen bestaan kon vieren.’

Eigenlijk wilde ik nog een kritische vraag stellen, maar ik hield wijselijk mijn mond. Alles was al gezegd.

‘Mijn vlogs zijn een soort wijkjournaals’

0
Vlogger Mohammed Omar won onlangs de Bredase Vredesprijs. ‘Tegenwoordig voetballen de wijkagenten met de jongeren mee.’

Toen Ismail Ilgün een paar jaar geleden met zijn hoodvlogs uit Zaandam bekend werd, zette dat Mohammed Omar (ook wel bekend als ‘vlogger Mo’), tweeëntwintig jaar oud en afkomstig uit Breda, aan het denken. In plaats van negativiteit te delen, wilde hij zijn wijk Haagse Beemden juist in een positief daglicht zetten. Hij begon met vloggen over wat er in de wijk gebeurde, maar ook over zijn werkzaamheden als ‘Grote Broer’. Het Grote Broer Project is een initiatief van Kick Breda, waar jongens in de leeftijd van veertien tot en met drieëntwintig jaar als vrijwilligers positief bijdragen aan de leefbaarheid binnen de wijk en jongeren ondersteunen die het moeilijk hebben. Voor al zijn inzet won Mo afgelopen september de Bredase Vredesprijs. Wij spraken hem over zijn werkzaamheden, maar ook over zijn heftige verleden.

Gefeliciteerd met het winnen van de Bredase Vredesprijs Mo. Wat ging er door je heen toen je hoorde dat je de prijs had gewonnen?
‘In het begin was ik heel emotioneel, ik had er helemaal niet op gerekend. Maar ik was ook meteen ontzettend trots. Het is een speciale prijs, die krijg je niet zomaar. De jury vindt dat ik een positieve invloed heb op jongeren en dat wat ik doe heel belangrijk kan zijn in de toekomst. Dat was fijn om te horen.’

Kun je jezelf kort voorstellen aan onze lezers?
‘Ik ben Mo, tweeëntwintig jaar en woon in Breda. Ik kom oorspronkelijk uit Somalië. Sinds kort werk ik als aircomonteur. Na mijn werk ga ik door naar het Grote Broer Project, waar ik een Grote Broer ben. Daarmee probeer ik een rolmodel te zijn voor jongeren. Ik zou hier later ook graag mijn werk van willen maken, bijvoorbeeld als wijkagent of als maatschappelijk werker.’

Wat houdt het Grote Broer Project precies in?
‘Het is een vrijwilligersproject voor jongeren die het moeilijk vinden om hun draai in de samenleving te vinden. Er komen jongeren die een verleden hebben en dat willen aanpakken, maar er zijn ook jongens of meiden die bij ons een stage willen doen of zichzelf verder willen ontwikkelen. We doen veel verschillende dingen. Zo kunnen ze bij ons terecht voor activiteiten als knutselen, voetballen en kickboksen. Maar we gaan ook de straat op, bijvoorbeeld bij een melding van overlast. We zoeken de jongeren op en gaan het gesprek met ze aan. Ik zie veel vooruitgang sinds het project aan de gang is. De wijk is een stuk rustiger geworden. Minpuntjes zijn er ook, er zijn nog steeds mensen die geen werk hebben of nog te weinig aandacht krijgen, maar dat heeft tijd nodig.’

Hoe ben jij bij Grote Broer terechtgekomen?
‘Ik ben er ooit als stagiair begonnen in september 2016. Ik vond het leuk en fijn om andere jongeren te helpen en daardoor ben ik blijven hangen. Inmiddels heb ik de status ‘goud’, wat betekent dat ik ervoor zorg dat alles goed verloopt als de projectleiders er niet zijn. Toen ik net begon was ik een hele verlegen jongen en vond ik het moeilijk om zelf initiatief te nemen. Langzaam begon dat te groeien en vanuit daar begon ik ideeën te verzamelen om iets mee te doen. Tijdens mijn werkzaamheden bij Grote Broer kwam ik buiten vaak jonge kinderen tegen. Voor hen wilde ik iets doen en daarom ben ik Kleine Broer gestart. Het is hetzelfde idee als Grote Broer, maar dan voor jongeren in de leeftijd van acht tot vijftien jaar. We organiseren verschillende activiteiten, waardoor die kleintjes na schooltijd lekker bezig zijn en zichzelf kunnen ontwikkelen. Het is meer dan alleen activiteiten doen, je leert er ook om te gaan met structuur, verantwoordelijkheid en normen en waarden. Want ook wij hebben regels waar jongeren zich aan moeten houden. Ik vind dit project heel belangrijk voor de jonge generatie, want die is al vroeg bezig met hun telefoon, games en met sociale media. In die wereld kom je snel de verkeerde mensen tegen. Met Kleine Broer wil ik die jongeren op een positieve manier beïnvloeden en dat gaat goed. We begonnen met vijftien kinderen en zitten inmiddels op veertig.’

Je vlogt ook. Kun je daar meer over vertellen?
‘Mijn vlogs zijn een soort wijkjournaals. Het grootste doel was om Haagse Beemden in een positief licht te zetten, want onze wijk komt vaak negatief in het nieuws. Daarnaast wilde ik ook een rolmodel voor de jeugd zijn. Het begon allemaal met een grappige video, maar toen mijn vrienden zeiden dat ik moest gaan vloggen, ben ik er meer mee gaan doen. Ik krijg veel leuke reacties van mensen uit de wijk, dat is fijn om te horen. Ik ben zelf erg trots op mijn politievlog, waarbij ik een dagje meeliep met de wijkagent. Ik zag dat het contact tussen de politie en de jongeren niet goed was. Doordat ik er als jongere bij was en jongens in de buurt mij kennen, kon ik het contact verbeteren. Tegenwoordig voetballen de wijkagenten met de jongeren mee.’

Je hebt het als jongere ook niet makkelijk gehad. Kun je iets vertellen over je jeugd?
‘Ik ben geboren in Somalië en heb daar heftige dingen gezien en meegemaakt. Op jonge leeftijd ben ik door terreurbeweging al-Shabaab meegenomen om als kindsoldaat voor ze te werken. Zij waren in oorlog met de regering en gebruikten kinderen bij gevechten en aanslagen. Ik was een soort hulpjongen en moest eten, drinken en geweren dragen. Gelukkig heb ik zelf niemand hoeven doden, maar ik heb wel veel dode mensen gezien. Mijn vader, die ik eigenlijk nooit goed heb gekend, kwam naar Nederland en in het kader van gezinshereniging mocht ik ook komen. Ik was dertien jaar toen ik in Nederland kwam wonen, maar eenmaal hier was het niet makkelijk. Ik had veel ruzie thuis waardoor ik bij Jeugdzorg kwam te wonen, maar daar begrepen ze mij niet goed. Hierdoor ontstonden er irritaties. Toen ik op een gegeven moment geen school of werk meer had, was het moeilijk om positief te blijven. Toch probeerde ik dat wel en zo kwam ik bij Grote Broer terecht.’

Gelukkig is het met jou de goede kant op gegaan. Heb jij nog een boodschap voor jongeren waar het misschien minder goed mee gaat?
‘Houd altijd je doelen voor ogen en blijf daar voor vechten, ook al zit het allemaal even tegen. Probeer een voorbeeld te zijn voor je medemens.’

‘De gegoede bovenlaag komt er altijd beter uit’

0
De laatste tijd horen we dat het in ons land economisch gezien steeds beter gaat en dat iedereen erop vooruit gaat. Onze reporter Freek de Swart sprak mensen die weinig merken van de voorspoed.

Sinds Nederland uit het financiële dal klom van de bankencrisis in 2008 kent de economie eigenlijk alleen maar constante groei. In 2017 werd zelfs een stijging gezien van 3,1 procent, het hoogste niveau van de afgelopen tien jaar. Tegelijkertijd steeg in deze periode ook het percentage van de werkende bevolking dat te weinig verdient om rond te komen. Sinds de millenniumwisseling groeide deze groep armen zelfs met maar liefst zestig procent. Ook het totale aantal huishoudens dat in langdurige armoede leeft nam in 2016 toe. Aan de andere kant groeide in datzelfde jaar de groep mensen die zich miljonair mag noemen naar honderdtwaalfduizend huishoudens, het hoogste aantal sinds de start van het onderzoek hierna in 2006. Genoeg cijfers en feiten dus om eens de straat op te gaan met de vragen: ‘Merkt u iets van de economische groei de afgelopen tien jaar?’ en ‘Wordt de welvaart in Nederland wel eerlijk genoeg verdeeld?’

Corrie van den Bliek

Dat Corrie van den Bliek weinig heeft gemerkt van de economische voorspoed de afgelopen jaren is van een afstandje al wel te zien. De achtenzeventigjarige vrouw heeft net bij de voedselbank een pakket opgehaald en blijkt even later ook enkel nog tweedehands kleding te kopen. Volgens Van den Bliek is haar pensioen onlangs voor de tweede maal op rij omlaag gegaan en dit was volgens haar toch al geen vetpot. ‘Ik krijg misschien maar tien euro per maand minder, maar voor iemand met een pensioentje van driehonderd euro is tien euro heel veel geld.’ Ook merkt de bejaarde vrouw dat er de afgelopen jaren een grotere eigen bijdrage wordt gevraagd voor medicijnen en hulpmiddelen, zoals de scootmobiel waarop ze rijdt. Van den Bliek probeert deze financiële tegenslagen op te vangen door te beknibbelen op uitjes. ‘De koffie is bij mij thuis net zo lekker als wanneer je ergens gaat zitten.’ Vroeger ging ze nog wel eens naar gemeenschapshuizen in de buurt om een goedkoper bakkie te doen, maar die zijn volgens Van den Bliek inmiddels bijna allemaal wegbezuinigd. Aan de regering zou de vrouw dan ook het advies willen geven om niet alleen ‘nieuwe mensen’ te helpen, maar ook de ouderen. Deze doelgroep heft het volgens Van den Bliek zwaarder omdat die vanwege hun leeftijd niet meer kunnen werken. ‘Vluchtelingen moeten ook geholpen worden, maar ze moeten niet alles hiernaartoe halen. We kunnen niet de hele wereld helpen.’ Ook mogen van haar de rijken wel iets meer belast worden. Over de toekomst is Van den Bliek niet heel optimistisch. Vooral het feit dat verzorgingstehuizen worden gesloten baart haar zorgen. ‘Waar moet ik straks terecht? Ik had laatst een gebroken ruggengraat en osteoporose.’ Veel hoop dat er in Den Haag naar haar geluisterd wordt heeft het oude dametje echter niet. ‘De politiek is één pot nat, maar ik stem wel.’

Jean Baptiste Hendrix

Jean Baptiste Hendrix is sinds enkele jaren met pensioen. Sindsdien zet hij zich in als vrijwilliger bij een kringloopwinkel. Hoewel Hendrix niks heeft gemerkt van de economische groei de afgelopen jaren, raakt dit hem ook niet. Als oud-jurist heeft hij namelijk best een riant pensioen. Wel is Hendrix zich ervan bewust dat zijn AOW al tien jaar niet meer geïndexeerd wordt. ‘Als ik het ABP (pensioenfonds voor overheid en onderwijs, red.) goed heb begrepen kan ik me voorstellen dat ze niet indexeren. Ik vind het wel jammer voor mezelf op microniveau, maar op macroniveau begrijp ik het wel.’ Hoewel hij het in principe eens is met de stelling dat alle lagen van de bevolking mee moeten profiteren van de welvaart, is dit volgens hem niet realistisch. ‘Welk financieel stelsel je ook kiest, de gegoede bovenlaag komt er altijd beter uit.’ Wel vindt de oud-jurist het belangrijk dat ervoor gewaakt wordt dat dit niet de spuigaten uitloopt. Zo wordt volgens hem de welvaartsongelijkheid momenteel te groot. Hendrix noemt de rijken enigszins losgezongen van de werkelijkheid en levend in hun eigen bubbel. Als voorbeeld haalt hij de uitspraken van ING-commissaris Henk Breukink aan. Deze topbankier klaagde onlangs over de toonhoogte van de kritiek die zijn bedrijf te verduren kreeg vanwege een omvangrijk witwasschandaal. ‘Het zijn sterke benen die de weelde kunnen dragen’, laat Hendrix zich halverwege het gesprek poëtisch ontvallen. Over de kans om de gegoede klasse tot inkeer te laten komen is hij somber. Volgens Hendrix is er namelijk niets menselijker dan je sociale kring te vullen met gelijkgestemden die zijn zoals jij. Ook over de mogelijkheden om het ‘klootjesvolk’ mee te nemen in de vaart der volkeren is hij terughoudend. Als voorbeeld noemt Hendrix het internet. Waar dit medium in de jaren negentig nog werd gezien als de grote objectieve verblinder, zorgt het heden ten dage vooral voor ideologische eilandjes gevuld met fake news. ‘Er is genoeg geprobeerd om de bevolking te verheffen, maar ik krijg de indruk dat het tegenovergestelde is gebeurd. We overschatten onze eigen tijd en het geloof in technologische ontwikkeling.’

Loveness Anaman

De Ghanese Loveness Anaman kwam ooit in 1984 naar Nederland vanwege de liefde. Waar ze vroeger vooral een zakenvrouw was in de import en export richt ze zich tegenwoordig volledig op haar stichting Aya. Dit goede doel zamelt geld in voor schoolkinderen in Afrika en helpt Afrikaanse moeders bij het opzetten van een eigen bedrijf. Ook Anaman merkt weinig van de economisch vette jaren in Nederland. Hoewel de zorg en het onderwijs volgens haar nog steeds in orde zijn, is er tegenwoordig geen geld meer voor een bloemetje op tafel. Zelf ziet Anaman de overstap van de gulden naar de euro als de belangrijkste boosdoener. ‘Vroeger kostte de APK achtenveertig gulden en nu zestig euro. De onderhoudskosten zijn dus verdubbeld.’ Inmiddels heeft Anaman dan ook haar auto de deur uitgedaan, net als haar VVD-lidmaatschap. De politieke partij vroeg volgens haar steeds vaker om giften. ‘Ik steun de VVD nog wel in mijn hart en ik hou van Mark Rutte. Hij is nederig en je kunt makkelijk met hem praten.’ De Ghanese sprak de afgelopen jaren meerdere malen met de VVD-politicus. Opmerkelijk genoeg vertelde Anaman de premier tijdens hun eerste gesprek dat het niet goed is om geld naar Afrika te sturen. ‘Omdat ze dan gewoon gaan zitten wachten tot je het geld komt brengen. Sommige mensen in mijn omgeving zijn boos op mij vanwege deze mening.’ Anaman steunt de VVD vooral omdat volgens haar deze partij mensen probeert te activeren en te laten groeien. Ook in haar omgeving ziet de vrouw veel ongemotiveerde mensen die de hele week niets doen behalve klagen. ‘Ik hou niet van mijn hand ophouden, ik hou van bijdragen.’ Als voorbeeld van deze houding noemt Anaman een kookmiddag die ze organiseerde in het Mondiaal Centrum te Breda om geld op te halen voor Congo. Ondanks uitnodigingen kwamen er alleen maar Nederlandse vrouwen helpen en geen enkele Congolees. Toch dreigt Rutte binnenkort de steun van Anaman te verliezen als het beleid ongewijzigd blijft. ‘Nederland is oké, maar de armen worden armer en je bent als land wel afhankelijk van je mensen. Als Rutte niet verandert ben ik weg.’

Stijn van Oers

Net als veel leeftijdsgenoten heeft Stijn van Oers weinig gemerkt van de economische groei de afgelopen tien jaar. Niet zo gek wanneer je bedenkt dat hij pas achttien jaar is en nog met Lego speelde ten tijde van de bankencrisis in 2008. Wel heft Van Oers het idee dat de hele samenleving profiteert van de economische voorspoed. Vooral de stedelijke ontwikkeling om hem heen geeft hem over het algemeen het gevoel dat Nederland er goed voorstaat. ‘Zeker als je kijkt waar we staan op lijstjes met andere landen, ook al zegt dat niet alles.’ Verder merkt Van Oers dat mensen om hem heen vaker een dagje weggaan. De jonge adolescent zegt het wel belangrijk te vinden dat de onderklasse ook de vruchten plukt van de economische voorspoed van een land. Dat rijken meer profiteren van de toegenomen welvaart bekijkt hij met gemengde gevoelens. ‘Het ligt eraan wat ze met hun geld doen. Wanneer dit geïnvesteerd wordt om levens van mensen te verbeteren vind ik het goed. Elon Musk (oprichter van onder meer Tesla, red.) en Bill Gates (ondernemer en filantroop, oprichter van Microsoft, red.) zijn daar goede voorbeelden van.’ Tegelijk beseft Van Oers ook dat er ook veel gierige welgestelden zijn. Voor de toekomst verwacht hij dat de Nederlandse overheid blijft streven naar een economische groei van twee procent, een percentage waar Van Oers zich wel in kan vinden. Zelf is hij overigens niet zo met geld bezig. Rijk hoeft Van Oers dan ook niet te worden zolang hij aan het einde van de maand maar genoeg salaris overheeft voor leuke dingen. ‘Maar als je me nu een miljoen geeft? Ach, waarom dan ook niet?’

Cok van Gaalen

Dat Cok van Gaalen niets merkt van de toegenomen welvaart blijkt direct uit zijn eerste antwoord: ‘Hahaha, economische groei!? En jij gelooft dat!?’ Volgens Van Gaalen bestaat deze groei namelijk alleen maar op papier en ziet de werkelijkheid op straat er heel anders uit. ‘Neem nu de werkloosheid, ze hebben de definitie van werk verandert van veertig uur naar twintig uur. Als je dus nu halve dagen werkt ben je ineens niet meer werkeloos. Zo zijn alle cijfers gemanipuleerd.’ Van Gaalen haalt zijn kennis over de werkelijke economie voornamelijk vanaf het internet. Zo volgt hij trouw het YouTube-kanaal X22 Report en leest hij Amerikaanse sites met ‘de echte economische voorspellingen.’ Zo leerde Van Gaalen onder andere dat geld vanuit niets wordt gemaakt en voor vijfentachtig procent linea recta naar het Vaticaan gaat dankzij schimmige regelgeving uit het verleden. Zelf zit Van Gaalen overigens al twee jaar in de schuldsanering. ‘Dat komt door de Nederlandse centrale bank. Ik ben ook bezig met rechtszaken tegen het Vaticaan om de onderste steen boven te krijgen.’ Niet geheel onverwachts ziet Van Gaalen politici vooral als loopjongens die van bankiers orders krijgen hoe ze moeten stemmen. ‘Ze gaan met goede bedoelingen de politiek in, maar krijgen dan van lobbyisten te horen wat ze politiek moeten doen. Elk verkiezingsproces in deze wereld is gemanipuleerd.’ Opmerkelijk genoeg heeft Van Gaalen ondanks al deze deprimerende informatie een positief beeld over de toekomst. Hij verwacht dat er binnenkort weer een echte regering komt voor en door het volk. Vooral de komst van de kwantumcomputer maakt volgens Van Gaalen informatiemanipulatie in de nabije toekomst onmogelijk. ‘Er komt een nieuw gouden millennium aan, the age of Aquarius!’

De toekomst van de wonderpalm

0
Terwijl consumenten en activisten in een spagaat zitten, lijken producenten wel in hun nopjes te zijn als het gaat om de veelbesproken palmolie. Onze correspondent Tieme Hermans doet verslag vanuit Indonesië en Maleisië.

Het zit naar schatting in de helft van onze verpakte supermarktproducten, wordt verbouwd op een gebied dat zeven keer zo groot is als Nederland en de productie bedraagt bijna zeventig miljoen ton per jaar. Palmolie is een meestal onzichtbaar ingrediënt dat voor steeds meer ophef zorgt in de politiek en onder consumenten vanwege grootschalige houtkap, slechte arbeidsomstandigheden op de plantages en mogelijke gezondheidsrisico’s. Toch is er geen oliesoort ter wereld dat zo efficiënt geproduceerd wordt als palmolie. Activisten zitten in een spagaat, de politiek staat tussen twee vuren en de consument weet de helft van de tijd niet dat hij of zij palmolie consumeert. Wat is de toekomst van deze wonderpalm?

De Indonesische oliepalmteler Fattah (47) staat naast zijn brommer tussen de lange rijen palmbomen. Op de vraag wat hij denkt over de slechte reputatie van palmolie reageert hij mopperend. ‘Eerst kwamen westerlingen de oliepalm brengen en werden we gedwongen het bos te kappen om ze op grote schaal te telen. Nu verdienen we er zelf geld mee en komen jullie ons vertellen dat we ermee moeten stoppen. Het lijkt alsof boeren altijd aan het kortste eind trekken.’

De reputatie van palmolie ligt al jaren onder vuur. Toch lijkt het gebruik ervan in consumptiegoederen alleen maar te stijgen. Uit onderzoek blijkt dat de goedkope olie in meer dan de helft van de verpakte supermarktproducten zit en de branche verwacht de komende jaren alleen nog maar te gaan groeien. Onderzoekers stellen zichzelf de vraag: kunnen we nog zonder palmolie?

Palmolie is een plantaardige olie, gewonnen uit oranje vruchten die in grote trossen groeien aan de oliepalm (elaeis guineensis), een lange palmboom met een dikke stam en overhangende bladeren. De palm groeit voornamelijk in tropisch klimaat rond de evenaar en komt oorspronkelijk uit West-Afrika, waar de vruchten al ruim vijfduizend jaar worden geoogst door de lokale bevolking. De wereldwijde verspreiding van de oliepalm is voornamelijk te wijten aan de Nederlandse kolonisten die de palm in 1848 meenamen uit Afrika en plantten in de botanische tuinen van het stadje Buitenzorg, het huidige Bogor, op het Indonesische eiland Java. Hoewel de palmvruchten in landen als Nigeria, Angola en Guinee voornamelijk gebruikt werden als traditioneel medicijn tegen bronchitis, reuma en huidziekten, ontdekten de kolonisten het grote economische potentieel van de multifunctionele olie en begonnen plantages aan te leggen op Java en Soematra.

Sinds de aanleg van deze eerste plantages is palmolie uitgegroeid tot de meest populaire oliesoort ter wereld, met een totale productie van zo’n zesenzestig miljoen ton per jaar. Indonesië is met zes miljoen hectare en een jaarlijkse productie van ruim zesendertig miljoen ton nog altijd een van de grootste producenten, gevolgd door Maleisië met eenentwintig miljoen ton en Thailand met bijna drie miljoen ton per jaar. Andere landen waar de teelt in opkomst is zijn Colombia, Peru en Nigeria.

Het zou te makkelijk zijn om palmolie te verbieden, schrijft onderzoeksjournalist Joe Fassler in het wetenschappelijk tijdschrift Smithsonian. ‘De hetze tegen palmolie is begrijpelijk, zeker als je foto’s ziet van kleine orang-oetans in een platgebrande jungle met grote dreigende machines die alles platwalsen om oliepalmen te planten. Toch zou het verbieden van palmolie geen oplossing zijn, want we moeten niet vergeten dat de opkomst van palmolie direct gerelateerd is aan een alsmaar groeiende vraag naar goedkope oliën en vetten. Fassler beweert dat wanneer palmolie geweerd zou worden uit supermarkten, het probleem niet wordt opgelost omdat er dan simpelweg een alternatief zou worden gevonden. ‘Dat zou nog veel erger zijn, want tot op heden is er niets zo efficiënt als de oliepalm, die maar liefst negen keer zo veel olie per hectare produceert als zijn dichtstbijzijnde tegenhanger. Dit zou betekenen dat als we palmolie willen vervangen door bijvoorbeeld soja- of lijnzaadolie, er een gebied nodig is van negen keer het huidige productieoppervlak, wat zou betekenen dat er nog meer bos gekapt moet worden.’

‘Minder consumeren’, zegt voedingsdeskundige James (39) uit Engeland. ‘Kijk eens naar het soort producten waar palmolie voor gebruikt wordt’, roept hij verontwaardigd uit. ‘Goedkope zeep die slecht is voor je huid en vol zit met chemicaliën en lage kwaliteit koekjes die voornamelijk bestaan uit inferieure bloem, suiker en palmolie. Zo kan ik nog wel even doorgaan. Het probleem is niet de palmolie zelf, maar onze enorme honger naar meer en goedkoper.’ Maar minder consumeren begint bij bewustwording, geeft de Brit toe. Daarom hoopt hij dat het besef bij de eindgebruiker ontstaat dat het belangrijk is om te weten wat er in supermarktproducten zit. ‘Helaas moet je tegenwoordig bijna een afgestudeerd chemicus zijn om etiketten te lezen en te begrijpen. Zelfs in een simpel product als supermarktbrood zitten ingrediënten met namen als L-cysteïne, onbekende voedingszuren, meelverbeteraars en dextrose. De overheid zou nog strengere wetten moeten opstellen waar etiketten aan moeten voldoen of we zouden op jonge leeftijd al moeten leren hoe we al die ingrediënten moeten interpreteren. Want als je het mij vraagt, zou niemand kiezen voor zulke producten als hij echt goed wist wat het was.’ Maar de voedingsdeskundige herhaalt dat het probleem niet zit in de palmolie zelf, maar in de producten waar het in gebruikt wordt. Hij claimt dat de consument door meer bewustzijn sneller geneigd zal zijn andere keuzes te maken.

Over de gezondheidseffecten van de consumptie van palmolie is veel discussie gaande. Volgens het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieuhygiëne (RIVM) komt tijdens verhitting van palmolie de kankerverwekkende stof 3-MCPD vrij. Het Nederlands Voedingscentrum zegt dat palmolie relatief veel verzadigd vet bevat, wat het risico op hart- en vaatziekten vergroot. Het Geneeskundig Instituut van Harvard University (Verenigde Staten) bevestigt in een onderzoek de relatie tussen verzadigd vet en hart- en vaatziekten en suggereert dat olijfolie en lijnzaadolie nog altijd een gezondere keuze zijn, maar dat palmolie nog altijd minder verzadigde vetten bevat dan boter en kokosolie. Toch stelt het American Journal of Cardiology dat nooit onomstotelijk bewezen is dat de verzadigde vetten in palmolie leiden tot verstopte bloedvaten en verhoogde cholesterolwaarden, maar dat de olie eigenschappen heeft die bloedvaten juist beschermen tegen onvoldoende doorbloeding en vetophopingen in de aderen. Volgens het tijdschrift is palmolie niet schadelijk als het deel uitmaakt van een gebalanceerd dieet en in beperkte mate wordt geconsumeerd.

In de mate van consumptie ligt volgens het Wereld Natuur Fonds (WNF) juist het probleem. Op de website van de milieustichting staat een lijst van alledaagse supermarktartikelen waar palmolie in verwerkt is zoals margarine, supermarktbrood, chocola, koekjes en ijs. Maar ook niet-eetbare producten als shampoo, tandpasta, wasmiddel, cosmetica- en schoonmaakmiddelen bevatten palmolie.

Sinds eind 2014 zijn volgens Europese wetgeving fabrikanten verplicht om op het etiket van voedingsmiddelen te vermelden welke plantaardige olie in het product verwerkt is. Op het gebied van cosmetica, zeep en schoonmaakmiddelen is het lastiger. De stichting PalmolieVRIJ, die strijdt tegen de ontbossing voor de teelt van de oliepalm, heeft op haar website een lijst gepubliceerd met ingrediënten die afkomstig zijn van palmolie of waar palmolie vermoedelijk in zit. Dit zijn vaak ingewikkelde scheikundige namen als sodium kernelate, glyceryl stearate, sodium lauryl sulfate en palmitoyloxostearamide. Daarom vinden ook zij dat er meer moet gebeuren om de consument goed op de hoogte te stellen van wat de etiketten op de achterkant van producten in hun kastje eigenlijk zeggen.

Ook boer Ahmat (54) uit Maleisië vindt dat consumenten beter geïnformeerd moeten worden. ‘Ik produceer palmolie omdat mijn familie en ik goed kunnen leven van de teelt. Als ik dan hoor dat consumenten boos zijn dat er palmolie in hun producten zit, vraag ik me altijd af waarom ze niet weten wat er in hun eten zit. Ik gebruik elke dag palmolie om in te koken en heb nergens last van. Als mensen liever geen palmolie willen, dan moeten ze toch gewoon stoppen met producten kopen waar dat in zit?’ Om Ahmat heen staan lange rijen palmbomen tot zover het oog reikt. Hij vertelt dat hier twintig jaar geleden niets dan jungle stond en dat sommige boeren kleinschalige rubberplantages hadden. ‘Totdat de prijs voor rubber omlaag ging en de vraag naar palmolie begon te stijgen. Binnen enkele jaren maakte het bos plaats voor de oliepalm.’

Redenen voor de explosieve groei sinds de jaren tachtig zijn de zoektocht naar niet-genetisch gemanipuleerde oliën, die bovendien vrij zijn van schadelijke transvetten, en een beweging vanuit de voedingsmiddelenindustrie om goedkope alternatieven te vinden voor dierlijke vetten die van oudsher veel gebruikt werden in supermarktproducten. Palmolie is goedkoop te produceren, multifunctioneel en minder schadelijk voor de gezondheid dan enkele andere vetsoorten. Ook wordt de betaalbare olie sinds enkele jaren gebruikt als biobrandstof.

Momenteel consumeert de wereld jaarlijks zo’n zeventig miljoen ton palmolie, meer dan vier keer zoveel als in 1990. Hiermee is het met afstand de meestgebruikte plantaardige olie ter wereld. Ruim vijfentachtig procent hiervan wordt geproduceerd in Indonesië en Maleisië en de grootste afnemers zijn India, China en de Europese Unie, met Nederland als voornaamste importeur in Europa.

Voor de productie van palmolie is ruimte nodig. En die ruimte is in dichtbevolkte landen als Indonesië en Maleisië vooral te vinden in de enorme regenwouden die de landen rijk zijn. Gelokt door de groeiende markt en de relatief hoge opbrengst van de oliepalm, kappen lokale boeren en grote corporaties legaal of illegaal grote lappen oerbos voor hun plantages. Deze kap geeft veel arme boeren de kans om een stabiel inkomen te verdienen, maar het zijn vooral de grote corporaties die verantwoordelijk zijn voor de grootschalige kap. De werknemers in de plantages zijn vaak onderbetaalde krachten en in Maleisië werken er grotendeels gastarbeiders uit Bangladesh en Indonesië in slechte en soms gevaarlijke omstandigheden.

Milieustichtingen maken zich ernstig zorgen over de ontbossing voor de teelt van oliepalmen. Volgens onder andere Greenpeace komen door het kappen en platbranden van de jungle veel schadelijke broeikasgassen vrij en verliezen tienduizenden dieren als tijgers, orang-oetans en olifanten, maar ook inheemse volkeren, hun natuurlijke leefomgeving. Daarbij worden er tijdens de teelt tot wel vijfentwintig verschillende soorten pesticiden ingezet, waaronder de stof glyfosaat, ook terug te vinden in het omstreden bestrijdingsmiddel roundup van het Amerikaanse agrochemische bedrijf Monsanto. Ook wordt de gifstof paraquat veel gebruikt, die in de EU verboden is, maar wel is toegestaan in de landen waar de oliepalm groeit. Daarnaast komen er tijdens de verwerking van palmolie in maalderijen en raffinaderijen afvalproducten vrij. Dit vervuilde palmolieresidu wordt veel gedumpt in rivieren, waardoor de lokale visstand achteruit gaat en het een gezondheidsrisico oplevert voor mensen die stroomafwaarts wonen.

Berichtgeving en bewustwording van de schadelijke milieueffecten van de teelt van de oliepalm hebben in het westen gezorgd voor een andere kijk op palmolie. Zo wil IJsland dit jaar alle producten die palmolie bevatten verbieden en heeft de Europese Unie bepaald dat palmolie vanaf 2019 niet meer gebruikt mag worden als biobrandstof. Door campagnes van onder andere Greenpeace en het WNF worden ook bedrijven en consumenten aangesproken en op de hoogte gesteld van de consequenties van het gebruik van palmolie en worden bedrijven aangespoord over te stappen op alternatieven of op duurzame palmolie.

Ook over duurzaam geproduceerde palmolie is discussie gaande. Volgens Willie Smits van Masarang International, een stichting die zich inzet voor natuurbehoud in Indonesië in samenwerking met lokale bevolkingsgroepen, bestaat duurzaam palmolie namelijk niet. Volgens Smits is elke vorm van landbouw waar houtkap aan te pas komt per definitie niet duurzaam. Greenpeace is het deels met hem eens en focust zich voornamelijk op het voorkomen van houtkap. Maar net als enkele andere actiegroepen werken ook zij aan het verduurzamen van het proces op de huidige plantages en in de productieketen. Volgens enkele labels van duurzame palmolie houdt dit in dat er rekening gehouden wordt met de rechten van werknemers, met de inheemse bevolking in gebieden waar het bos gekapt is, het verminderen van vervuiling tijdens het productieproces en met het gebruik van gevaarlijke pesticiden. Maar de controle is moeilijk in de vaak afgelegen plantages en veel kleinere boeren kunnen de certificeringsprocedure niet betalen, waardoor er nog onduidelijkheid bestaat over hoeveel palmolie er in werkelijkheid duurzaam verbouwd wordt. Toch is ook het WNF positief over de transitie naar duurzame palmolie en heeft de stichting een scorekaart ontwikkeld voor grote bedrijven om te laten zien hoeveel zij bijdragen aan de verduurzaming van hun assortiment. Ook Nederlandse bedrijven als Albert Heijn, Jumbo, Remia en Unilever zijn aangesloten, zodat consumenten zich op de hoogte kunnen stellen van de herkomst van de palmolie in hun producten, aangezien dit doorgaans niet op de etiketten vermeld staat.

Volgens Thomas Mielke, directeur van marktonderzoeksbureau Oil World, bestaat er veel onbegrip bij het publiek over palmolie en heeft het product onterecht een slechte reputatie. Hij beweert dat internationale milieuorganisaties niet het volledige verhaal vertellen, omdat de productiestandaarden niet onderdoen voor die van vergelijkbare producten als soja- en zonnebloemolie.

Er bestaat dus discussie over de gezondheidsrisico’s van palmolie, over de duurzaamheid van het verbouwen en over de alternatieven. Consumenten zitten vast tussen conflicterende informatiestromen en kiezen vaak voor gemak; activisten zitten in een split vanwege de onzekere alternatieven; de producenten zien hun marktaandeel nog altijd stijgen; de impuls tot expansie, en dus meer houtkap, blijft bestaan zolang de markt blijft vragen.

Volgens de Maleisische biologe Adelia (28) is de beste oplossing in de eerste plaats dat er meer controle moet komen op het kappen van regenwouden. ‘Daar moeten Indonesië en Maleisië wel mee geholpen worden, want niemand kan verwachten dat een arm land als Indonesië alles op alles zet om het regenwoud te redden. Ze hebben daar simpelweg niet de middelen voor. Het is een enorm land en de corruptie is groot. Armoede en gebrek aan bewustzijn bij de bevolking zijn grote problemen. Als we stoppen met palmolie consumeren, dan gaan ze rubberbomen planten of misschien sojabonen voor sojaolie. Het kappen van bomen is al een lucratieve business op zich. Daarbij verschaft de branche werkgelegenheid voor bijna vijftig miljoen mensen in arme landen en leveren palmolie-inkomsten een grote bijdrage aan het bruto nationaal product in Maleisië en Indonesië.’

In een zoektocht naar een duurzaam geproduceerde oliesoort voor de toekomst zijn er proeven gaande met onder andere algenolie, maar ook dat is niet geheel omstreden vanwege genetische modificatie en de grote hoeveelheid rietsuiker die nodig is voor de algengroei, wat ook weer veel productieoppervlak vergt. Tot op heden is palmolie veruit de meest efficiënt geproduceerde oliesoort. Dus tenzij consumenten stoppen met het consumeren van producten met olie, lijkt de toekomst van de oliepalm voorlopig verzekerd.

Niet de hele wereld is te koop

0

Wat hebben de discussie rond de Abel Herzberg-lezing van minister Sigrid Kaag van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en de afgelaste ‘uxit’ – de geplande verhuizing van het hoofdkwartier van Unilever naar Rotterdam – met elkaar gemeen? Dat er beiden keren sprake is van een grote mentale clash tussen twee kampen, waarbij men steeds minder in staat is om zich in de ander in te leven. In beide gevallen staan hier min of meer ‘nationalisten’ en ‘globalisten’ tegenover elkaar, waarbij de opmars van de eersten een antwoord vormt op de blindheid van de laatsten.

Bij de uitkomst van de Unilever‑affaire speelt niet zozeer, zoals Paul Polman en werkgeversvoorzitter Hans de Boer ons willen doen geloven, de Nederlandse volksopstand tegen de afschaffing van de dividendbelasting een rol, als wel een dreigend veto van Britse aandeelhouders, omdat de fabricage van typisch Britse producten, zoals het fameuze boterhamsmeersel Marmite, in ‘buitenlandse’ handen dreigde te komen. De Unilever‑top heeft met haar op puur economische overwegingen berustende verhuisplan het nationale sentiment onderschat dat al eerder tot een referendummeerderheid voor een brexit had geleid.

Tegen de achtergrond van de moeizame onderhandelingen in Brussel en de speurtocht van diverse grote financiële instellingen in Londen naar een nieuwe lucratieve vestigingsplek op het continent, heeft zich veel kleine Britse aandeelhouders een bepaald soort vrees meester gemaakt: dat er straks niets meer in Engeland overblijft. Het plan van Paul Polman dreigde geen meerderheid te gaan halen en daarom werd het te elfder ure afgeblazen. Hier botsten twee wereldbeelden op elkaar. Enerzijds dat van een bevolking die, ongeacht wat financieel voordelig is, aan bepaalde zaken als nationaal erfgoed hecht en het daarom niet verkwanseld wil zien. En anderzijds dat van een internationaal opererend bedrijfsleven, dat elke binding met het land waar het geld verdiend wordt verloren heeft en slechts denkt aan het eigen profijt.

Dan Sigrid Kaag. Zij beklaagde zich over de vaak in schunnige scheldpartijen resulterende verdachtmakingen aan haar adres, vanwege het feit dat ze met een Palestijn getrouwd is. Ze voelde zich soms een vreemdeling in eigen land. Maar ze ging verder dan dat, ze kantte zich tegen de populistische geest die door Europa waart, waarmee de kiezer verleid wordt ‘met een bedrieglijke notie van een romantisch negentiende‑eeuws nationalisme, een zogeheten ‘terugkeer’ naar de soevereine natiestaat’. Indirect bekritiseerde zij daarmee CDA‑leider Sybrand Buma, die in zijn H.J.Schoo‑lezing van september vorig jaar had gesteld dat bij alle globalisering ‘de gewone Nederlander verweesd achterbleef’, met het gevoel dat ‘een grotendeels onbenoemde ‘elite’ het land in de uitverkoop zou hebben gedaan’. Dat is inderdaad het sentiment waarop Geert Wilders en Thierry Baudet bouwen.

Kaags lezing riep enige kritische reacties op, waarvan de meest zinnige die van Paul Scheffer was in de NRC. Hij constateerde dat haar betoog gespeend was van enige zelfreflectie. En daarmee signaleert Scheffer een algemeen probleem. De door Kaag gehekelde nationalistische inzichzelfgekeerdheid vormt een reactie op de kosmopolitische inslag van een maatschappelijke bovenlaag, die met haar neoliberale beleid zelf het populisme in het leven heeft geroepen waartegen zij zich nu verontrust keert. Zoals PvdA‑voorman Lodewijk Asscher stelde: het populisme veroordelen is onvoldoende, men moet zich afvragen waar het vandaan komt.

Baudet heeft helaas met één ding gelijk: de belangrijkste hedendaagse politieke tegenstelling dreigt er eentje tussen nationalisten en globalisten te worden, die de klassieke sociaaleconomische links‑rechts‑tegenstelling opzij drukt. Het is die tussen de mensen van somewhere en die van anywhere; tussen hen wier leven plaatsgebonden is en die zich (dus) ook slechts op een bepaalde plaats thuisvoelen, en hen die de halve wereld rondverhuizen en zich overal thuisvoelen. Niet toevallig is Kaag van D66, de partij met het meest extreem kosmopolitische wereldbeeld, dat dan ook electoraal het meest van een polarisatie op dit vlak profiteert, met de PVV als tegenpool.

Of, om het scherper te stellen, het is de dominantie van het D66-denken, dat in hoge mate de groei van de PVV heeft gegenereerd. Pechtold vormde daar zelf ook de belichaming van, door, veel meer dan zijn voorgangers als partijleider, net als de VVD voor een neoliberale economische koers van flexibilisering, deregulering, privatisering en internationalisering te kiezen, dat aan de voortschrijdende economisering van de samenleving heeft bijgedragen. Oudere politiek inhoudelijke idealen zijn voor een tamelijk technocratische aanpak ingeruild, waarbij die koers met een soort ‘TINA-argumentatie’ (there is no alternative) als de enige rationele en feitelijk enig denkbare wordt verkocht. Alles is daardoor een markt geworden, ook onderwijs, zorg en cultuur.

Die internationalisering biedt het beter verdienende deel van de bevolking grote perspectieven: de aanstaande directeur wacht een mooie loopbaan van Maastricht via Manchester naar Milaan, waarbij hij onder verwijzing naar Amerikaanse concurrentie een steeds hoger salaris kan verlangen. Voor de monteur is dat niet weggelegd, die krijgt onder verwijzing naar Albanese concurrentie steeds weer te horen dat hij het met minder zal moeten doen. Aan zijn noden heeft de internationale elite geen boodschap, daarvoor betonen zowel Kaag als Polman zich blind. Voor beiden is de wereld letterlijk grenzeloos – voor de eerste op grond van een soort romantisch multiculturalisme, voor de tweede vanuit een strikt economisch marktperspectief. Maar, zo leert het Unilever opbrekende Marmite-sentiment, niet de hele wereld is te koop.

De populistische wegbereiders van extreemrechts

0

Eind september hield minister van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking Sigrid Kaag de jaarlijkse Abel Herzberg-lezing. In Den Haag is Kaag één van de weinige politici voor wie niet alles in het leven alleen om Nederland draait. Haar lezing was een onverhulde kritiek op het groeiende populisme in dit land. Zij is zeker niet de enige die die mening is toegedaan, maar zij durfde als minister in functie in elk geval haar nek uit te steken.

Thema van haar lezing was het zwijgen. Zwijgen is heel vaak goed, maar er zijn ook situaties waarover niet mag worden gezwegen. Volgens haar is er sprake van een steeds groter wordende ‘donkere, bedreigende stilte’; nauwelijks is er meer tegenspraak als islamofobe, xenofobe en nationalistische volksmenners hun giftige propaganda uitbraken. Ze zei het zo: ‘De bittere les van de geschiedenis is dat in de stilte van het zwijgen de dissonant van stigmatisering, uitsluiting en vervolging manifest wordt. (…) Het gebrek aan krachtige tegenspraak en een waardig alternatief. Dat is de eerste stap en de gruwelijkheden de laatste.’ Dat laat niets aan duidelijkheid te wensen over.

In een onlangs verschenen rapport van de AIVD over extreemrechtse groeperingen in Nederland werd de vraag gesteld hoe het komt dat dit soort bewegingen steeds zelfverzekerder worden. Zij streven naar een soort cultuuromslag waarin racisme normaal wordt gevonden en waarin het normaal is om moslims te haten. Hoe komt dat? Je kunt je daar natuurlijk weer gemakkelijk vanaf maken zoals de AIVD lijkt te doen door te zeggen dat dit gedachtegoed van buiten komt overwaaien. AfD uit Duitsland, ‘Alt Right’ uit Amerika en ga zo maar door. Maar die zelfverzekerdheid komt omdat dit soort groepen helemaal niet meer zo exotisch en extreem zijn.

Hier lijkt me het betoog van Kaag nu juist heel erg relevant. Haar oproep niet te zwijgen als mensen worden uitgesloten en onrecht wordt aangedaan is niet zozeer gericht aan de usual suspects PVV en FvD, maar ook aan haar coalitiepartners in het kabinet en aan andere politici. Haar waarschuwing is gericht tegen de ‘beschaafde’ politici ‘in het midden’ die kennelijk zwijgen als hele bevolkingsgroepen worden gedemoniseerd. Ze zwijgen omdat krachtig protest tegen de groeiende nationalistische haat in Europa je wel eens stemmen kan kosten bij de volgende verkiezingen.

Ze zwijgen niet alleen, ze doen mee met het normaliseren van uitsluiting van bevolkingsgroepen. Ook mainstream politici gebruiken simplistische tegenstellingen en verdelen de wereld in ‘wij’ en ‘zij’. Ze hebben de mond vol over de ‘superioriteit van de Nederlandse cultuur’, zoals CDA-leider Sybrand Buma, die vorig jaar de H.J. Schoo-lezing gaf waarin hij zich uitsprak tegen maatschappelijke diversiteit. Hij introduceerde tijdens die lezing ‘de gewone Nederlander’ die volgens hem verweesd achterblijft in een land dat snel verandert en waar de eigen gemeenschap versplintert. Grenzen dicht dus volgens Buma.

Minister Stef Blok van Buitenlandse Zaken kwam onlangs (een beetje) in het nauw toen hij zich tamelijk racistisch uitliet en stelde dat een multiculturele samenleving genetisch niet mogelijk is. In plaats van deze man subiet de laan uit te sturen werd hem binnen de coalitie de hand boven het hoofd gehouden en mocht hij aanblijven als minister. ‘Ik had het niet zo bedoeld’, verklaarde hij later.

Andere politici en opiniemakers ventileren vergelijkbare opvattingen, maar in meer verhullende taal. Zo gaf de toenmalige minister van Volksgezondheid Edith Schippers in 2016 ook de H.J. Schoo-lezing. Daarin stelde zij dat zij de ‘Nederlandse cultuur een stuk beter vond dan de rest’. Dat is natuurlijk haar goed recht, maar de ‘vrijheidscoalitie’ die ze voorstelde was indirect bedoeld om bepaalde groepen uit te sluiten, namelijk diegenen die tegen vrijheid zijn. Wie zou ze daarmee bedoelen, vraag je je dan af.

Hoogleraar en PvdA-coryfee Paul Scheffer hamert er in zijn opiniestukken steeds weer op dat ongecontroleerde immigratie de liberale democratie in gevaar brengt. Ook hij stelt de wereld voor als een clash of civilizations, weliswaar verpakt in geleerde taal, maar niet minder polariserend.

Ook de weifelachtige en zelfs weigerachtige houding van sommige GroenLinks-coryfeeën, als het gaat om de samenwerking met moslims, wordt kennelijk onder links steeds vanzelfsprekender gevonden.

Natuurlijk kunnen we niet al deze politici van zeer uiteenlopende pluimage op één hoop gooien, maar er is wel een rode draad die door al deze opvattingen heenloopt en dat is de verleiding om mee te doen met het populistische ‘zwart-witdenken’. De enorm ingewikkeld in elkaar zittende wereld van nu wordt versimpeld tot één tegenstelling, die tussen goed en kwaad. Zo’n versimpeld wereldbeeld is aantrekkelijk en leent zich voortreffelijk voor verkiezingsretoriek, maar is uiterst gevaarlijk. Ik mag haar natuurlijk geen woorden in de mond leggen, maar wat mij betreft is dat het wat minister Kaag met haar lezing aan de kaak stelde.

‘VVD heeft te weinig denkers, het gaat om bier drinken en gezelligheid’

0
‘Linkse partijen en centrumpartijen moeten bereid zijn tot discussie en politieke onderwerpen niet naar de taboesfeer verbannen, want als dat gebeurt komt er onvermijdelijk een democratische correctie en winnen de populistische partijen.’

Vorig jaar schreef correspondent Rutger Bregman van De Correspondent dat Geert Wilders de grote winnaar van de Tweede Kamerverkiezingen was. De PVV was weliswaar niet de grootste partij geworden, maar VVD en CDA hadden volgens hem de populistische standpunten van Wilders overgenomen. De uitlatingen van Stef Blok over de multiculturele samenleving, Sybrand Buma over vluchtelingen en overbevolking en Klaas Dijkhoff over probleemwijken lijken volgens critici ook in deze richting te wijzen.

Klopt deze analyse? Radicaliseren centrumrechtse partijen en bewegen ze zich meer en meer richting de PVV en Forum voor Democratie? De Kanttekening vroeg dat en meer aan historicus, schrijver en columnist Han van der Horst (Joop), historicus en ‘bloggende boerenzoon in wereldstad Amsterdam’ Jan Dirk Snel, historicus, VVD-coryfee en politiek commentator Arend Jan Boekestijn (BNR), lobbyist Paul van den Berg (Cordaid), politiek wetenschapper Joost van Spanje (Universiteit van Amsterdam) en journalist en politiek commentator Max van Weezel (Vrij Nederland).

Spelen met de rechtsstaat
Volgens Han van der Horst is het zo klaar als een klontje dat VVD en CDA radicaliseren. ‘Dat heeft met tactische redenen te maken. Ze doen dit voor de rechtse kiezer. Dat zag je ook tijdens de laatste Algemene Beschouwingen, waar de coalitiepartijen vooral hun best deden om zich goed te profileren en puntjes te scoren bij hun achterban en bij potentiële discussies. Het zijn ideologische discussies die geen geld kosten. Over de wezenlijke dingen werd vorige week nauwelijks gedebatteerd.’

Van der Horst vindt het heel ernstig dat de VVD bij monde van Dijkhoff heeft voorgesteld om wetsovertreders in probleemwijken dubbel zo hard te straffen. ‘Daarmee heeft de VVD een grens overschreden. Het is ongelooflijk dom. Ik woon in zo’n probleemwijk, in Schiedam. Ik snap waarom allochtonen zich van de samenleving afkeren en dat zo’n meisje denkt ‘ik laat mijn familie niet beledigen, nou ga ik helemaal een hoofddoek dragen’.’

Het CDA is volgens Van der Horst ook een verkeerde richting ingeslagen. ‘Buma heet geen Buma maar Van Haersma Buma. Hij is een Friese patriciër. Hij doet zich voor als een man van het volk, maar dat is een heel onnatuurlijke rol. Van Haersma Buma denkt dat hij met zijn kritiek op vluchtelingen, die voor overbevolking zouden zorgen, hoge ogen gooit bij PVV- en FvD-kiezers. Maar het gevolg van zulke uitspraken is juist dat PVV en FvD meer stemmen, meer aanhang krijgen.’ De Schiedamse historicus maakt zich grote zorgen over de toekomst van de Nederlandse politiek. ‘CDA en VVD zijn nu ook niet meer te vertrouwen zijn als het gaat om de rechtsstaat en de traditionele vrijheden, dat is echt heel ernstig.’

‘Politici maken discussies over integratie en vluchtelingen veel te groot’, stelt Snel. ‘Veel mensen hebben hier nauwelijks mee te maken. Het echte probleem is dat politici van allerlei richtingen te veel spelen met de rechtsstaat. Allerlei vrijheden waren vroeger echt minder, maar gewetensvrijheid (artikel dertien van de Unie van Utrecht, red.) was heilig. Daar bleef je vanaf. Maar types zoals Klaas Dijkhoff en ook Lodewijk Asscher en vele anderen kun je op dat kernpunt niet meer vertrouwen. Ze willen over de gewetens van anderen heersen. Je mag best proberen als overheid om mensen een bepaalde richting op te krijgen, maar respecteer ze wel en daaraan schort het.’

Marchanderen met principes
Stevige kritiek op de VVD levert Boekestijn, van 2006 tot 2009 parlementariër voor de VVD en tegenwoordig vooral bekend als politiek commentator. Boekestijn vindt de uitlatingen van Dijkhoff onliberaal. ‘Henk Korthals (liberaal politicus, actief voor de VVD vanaf de oprichting van de partij in 1948, red.) zou zich omdraaien in zijn graf. Echte liberalen staan pal voor de rechtsstaat, die geef je niet zomaar prijs. Het is echt onbegrijpelijk wat Dijkhoff heeft gezegd.’ Dat de VVD marchandeert met de liberale principes komt volgens Boekestijn omdat VVD’ers geen intellectuelen zijn. ‘De VVD heeft te weinig denkers, het gaat om bier drinken en gezelligheid. En er wordt te veel geluisterd naar spindoctors, die met plannetjes komen die het goed doen in de media. Of deze plannetjes ook liberaal zijn, daar kijkt men onvoldoende naar.’

Radicalisering is volgens Boekestijn vooral een VVD-probleem. Over het CDA van Buma is hij verrassend positief. ‘Buma nam – terecht – stevig afstand van Dijkhoffs uitspraken. De partij distantieerde zich ook van de controversiële uitspraken van VVD-minister Blok, die beweerde dat multiculturele samenlevingen niet vreedzaam kunnen zijn en Suriname een failed state is. Het CDA kiest voor de rechtsstaat.’

Van den Berg is het daar helemaal niet mee eens. Hij volgt als lobbyist Den Haag op de voet en heeft het CDA zien ‘afglijden’. ‘Het kantelpunt was 2010, toen het CDA besloot om met de VVD een minderheidskabinet te vormen, dat gedoogd werd door de PVV. Vanaf toen hadden de rechtse, conservatieve krachten in het CDA definitief het overwicht op de christelijk-sociale vleugel in de partij. Barmhartigheid en gerechtigheid, heel mooie christelijke principes, moet je nu met een nachtkaarsje zoeken in de fractie en de partij. Buma (en in het Kabinet vice-premier Hugo de Jonge, red.) presenteert zich de facto als het fatsoenlijke alternatief voor PVV en FvD, maar inhoudelijk schurkt hij steeds meer tegen de ideeën van Wilders en Baudet aan, bijvoorbeeld als het gaat om het migratie- en integratiebeleid. Buma heeft bijvoorbeeld het vluchtelingenverdrag ter discussie gesteld en wilde dit ook in het regeerakkoord opnemen. Dat heeft niets met de christendemocratische idealen van barmhartigheid en medemenselijkheid te maken, maar alles met populisme en het elkaar vliegen afvangen op rechts.’

Boekestijn ziet dat toch anders. Niet alleen is hij positiever over het CDA, maar ook vindt hij dat je over gevoelige kwesties wel het debat mag aangaan. ‘Dat moet echter wel op een rationele manier gebeuren. We moeten uiteraard ver wegblijven van vreemdelingenhaat en racisme. Het andere uiterste is dat op zulke vraagstukken, omdat ze worden aangekaart door populisten, een taboe komt te liggen. Ik kom altijd op voor de rechtsstaat, maar ik wil de problemen van de multiculturele samenleving benoemen. Ik wil daarnaast frank en vrij over de politieke islam praten, maar het probleem is dat veel mensen die zeggen dit ook te willen doen vooral bezig zijn met het maken van domme generalisaties over islam en moslims. Het is kortom heel lastig. Linkse partijen en centrumpartijen moeten bereid zijn tot discussie en politieke onderwerpen niet naar de taboesfeer verbannen, want als dat gebeurt komt er onvermijdelijk een democratische correctie en winnen de populistische partijen.’

Na-apen en buitensluiten
Met die laatste opmerking is Van Spanje het roerend eens. ‘Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat het na-apen van populisten niet werkt en het buitensluiten van populistische partijen door middel van een cordon sanitaire ook niet. Alleen als gevestigde partijen het allebei doen – populisten uitsluiten en op hetzelfde moment hun agendapunten serieus nemen en tegemoetkomen aan hun achterban – kan het populisme effectief worden bestreden. In België bijvoorbeeld werden de extreemrechtse Rexisten effectief bestreden, omdat de gevestigde partijen Léon Degrelle en zijn kornuiten buitensloten en tegelijkertijd zijn conservatief katholieke achterban de hand reikten. Op eenzelfde manier werden de communisten na de Tweede Wereldoorlog bestreden. Ze mochten niet meeregeren, maar sociaaldemocraten namen wel hun agenda goeddeels over.’ In 1991 beweerde toenmalig VVD-leider Frits Bolkestein dat ‘de islam’ op gespannen voet zou staan met een aantal beginselen van de liberale samenleving. Tegelijkertijd deed de VVD mee aan het cordon sanitaire wat de Nederlandse politiek had gelegd om de Centrum Democraten van Hans Janmaat.’

Volgens Van Spanje zijn centrumrechtse partijen sinds eind jaren negentig wel verder naar rechts opgeschoven. ‘Dat weten we bijvoorbeeld van partijplaatsing door experts tussen 2000 en 2004, wat ik beschreven heb in mijn artikel over ‘besmettelijke’ partijen. En bijvoorbeeld van analyse van partijprogramma’s centrumrechtse partijen in vijftien West-Europese landen sinds 1944, die gemiddeld een stijging van kritiek op multiculturalisme vertonen sinds eind jaren negentig, wat te lezen is in mijn boek Controlling the electoral marketplace.’

Oprispingen van stoerheid
Moeten we ons echt grote zorgen maken over VVD en CDA? Van Weezel denkt dat het allemaal wel meevalt. ‘Radicalisering is een te groot woord.’ Hij beschouwt de uitlatingen van VVD-politici Blok en Dijkhoff als ‘oprispingen van stoerheid’. ‘Het is verkiezingsretoriek, net als Mark Ruttes ‘pleur op’. Blok bood meteen zijn verontschuldigingen aan en ook Dijkhoff krabbelde terug. De VVD maakt geen echte ruk naar rechts, want dan zouden ze voet bij stuk houden en aan deze standpunten blijven vasthouden.’

Het CDA heeft volgens Van Weezel wel ‘een structurele ruk naar rechts’ gemaakt. ‘De partij is onder Buma bezig zich rechts van de VVD te positioneren. Vandaar die aandacht voor het Wilhelmus, verplicht museumbezoek, maatschappelijke dienstplicht en Buma’s opmerking dat klimaatmaatregelen niet ten koste mogen gaan van de gewone man.’ Toch is Van Weezel voorzichtig met het opplakken van het etiket ‘populistisch’. ‘Bijna elke partij is een beetje populistisch. Tijdens de Algemene Beschouwingen had bijna iedereen het over gewone mensen. Ook Lodewijk Asscher, Jesse Klaver en Lilian Marijnissen.’

‘Identiteit kies je niet zelf, die krijg je opgeplakt’

0
‘Vanuit een norm van pluraliteit en rechtvaardigheid moeten we een systeem opzetten waarbij de natuur steeds de tijd krijgt om te regenereren, zodat de komende generaties ook op deze aarde kunnen leven.’

Het was de vrije geest van de stad die haar dertig jaar geleden naar Amsterdam trok. ‘Dames met parelketting spraken er met punkers. Niemand die aan mij vroeg waar ik vandaan kwam. Ik werd in het Nederlands aangesproken’, vertelt de van oorsprong Duits-Iraanse filosofe Heidi Dorudi in een interview met deze krant. Inmiddels is de hoofdstad door oprukkende gentrificatie en massatoerisme drastisch veranderd. Er zijn rijke en arme wijken en mensen van verschillende achtergronden komen elkaar minder tegen dan voorheen. ‘Dat is jammer, want daarmee komt ook de pluraliteit onder druk te staan.’

In het voorjaar van 2019 verschijnt haar eerste boek Metafysica en kritiek bij Hannah Arendt bij Alinea Uitgevers, over het denken van de politiek filosofe. Hannah Arendt (1906-1975) verdiepte zich in de oorsprong en werking van het totalitarisme. Eén van haar conclusies was dat totalitaire systemen steevast verscheidenheid willen vervangen door éénvormigheid.

Pluraliteit oftewel diversiteit als grondkenmerk en realiteit van elke samenleving dus. ‘De denkbeelden van Arendt zijn juist nú broodnodig’, vindt Dorudi. ‘Kijk naar de talloze beweringen die er tegenwoordig over moslims worden gedaan. Veel beschrijvingen zijn stereotiep, bijna alsof je een horoscoop leest. Leeuwen zijn dominant, schorpioenen kunnen venijnig uit de hoek komen. Terwijl, er wonen 1,6 miljard moslims op aarde, die kun je toch niet reduceren tot één en dezelfde karikatuur.’

Eén van de manieren om je te weer te stellen tegen totalitarisme is volgens Arendt het beschermen van de pluraliteit. ‘Pluraliteit is de wet van de aarde. Juist omdat er per definitie verschil is, we allemaal verschillend zijn, moeten we vechten voor rechtvaardigheid en gelijkwaardigheid. Ieder mens heeft het recht om op deze aarde te leven en een goed bestaan te lijden.’

Je benadrukt het onderscheid tussen identificatie en identiteit.
‘Identiteit kies je niet zelf, die krijg je opgeplakt. Er zit een traditie met een bepaald verwachtingspatroon aan vast. Bijvoorbeeld dat de buitenwereld aan jonge vrouwen vraagt wanneer ze aan kinderen beginnen. Terwijl er ook vrouwen zijn zoals ik die zich niet identificeren met het moederschap. Hier zit het verschil met identiteit. Een ander voorbeeld is de identiteit allochtoon. In Iran was ik geen allochtoon, dat ben ik pas geworden sinds ik in Nederland woon. De politiek gebruikt die opgeplakte identiteiten om mensen uit te sluiten. Ze laten zien ‘jij hoort er niet bij’. Denk aan de uitspraken van premier Rutte, ‘doe normaal’ of ‘pleur op’. In de jaren dertig van de vorige eeuw gebeurde dat ook, maar dan in extremo. Arendt, die zelf gevlucht was uit Nazi-Duitsland omdat ze Joods was, probeerde na de oorlog te begrijpen hoe dit uitsluitingsmechanisme tot stand kwam.’

Wat zou Arendt zeggen over deze tijd?
‘Ik denk dat ze treurig zou zijn over wat er nu gebeurt in de wereld. Het Westen bevindt zich in een fascistische tijd en de liberale democratie bestaat alleen nog bij naam. Kijk naar Oostenrijk waar een radicaal-rechtse partij een coalitie heeft gevormd met de grootste conservatieve partij. Hongarije waar premier Orbán de democratie probeert te ondermijnen, Polen waar ze de onafhankelijke rechters willen vervangen door marionetten van de regering. Eén van de pijlers van de liberale democratie is juist de onafhankelijkheid van de rechtspraak. Ik denk dat we heel goed moeten oppassen dat niet hetzelfde gebeurt als voor en tijdens de Tweede Wereldoorlog.’

Dat is nogal een uitspraak. De feiten nu zijn toch heel anders?
‘Tot op zekere hoogte. Veel waarvan je later zou kunnen denken ‘hoe heeft dit kunnen gebeuren’, gebeurt nu. Trump die de kinderen van immigranten bij de grens weghaalt en opsluit. Er zijn nog steeds honderden kinderen die hun ouders niet hebben teruggevonden. Inmiddels gebeurt het separeren niet meer, maar worden kinderen weer samen met hun ouders opgesloten. De wereld was even in rep en roer, maar nu hoor je er niets meer over. Trump test zijn grenzen uit. En zie ook Klaas Dijkhoff met zijn plannen om het Deense ‘gettomodel’ in Nederland te implementeren.’

Denk jij dat je door je Duitse achtergrond hier extra scherp op bent?
‘Ik denk het wel. Ik ben in Iran opgegroeid en zat daar op een Duitse school. De nazigeschiedenis is een erfenis van schuld die Duitse kinderen echt werd ingeprent. Op mijn twaalfde kreeg ik op school films te zien over Auschwitz en de Shoah. We werden opgevoed met het belang van zelf nadenken, niet klakkeloos en ongetoetst geloven wat iemand zegt. Het is echter niet alleen mijn Duitse achtergrond waardoor ik zo kritisch ben op uitsluitingsmechanismen. Ik ben in Iran geboren en opgegroeid. In 1980 vluchtten we naar Oostenrijk, waar mijn grootouders woonden. Mijn familiegeschiedenis is complex. Mijn moeder komt uit Slovenië en behoorde daar tot de Duitstalige minderheid. In 1944 heeft Hitler alle Duitstalige minderheden genaturaliseerd en tot Duitsers gemaakt. Na de oorlog werd Slovenië onderdeel van Joegoslavië. Josip ‘Tito’ Broz, de toenmalige dictator van Joegoslavië deed aan etnische zuivering en verjoeg alles en iedereen wat Duits was. Mijn moeder en haar familie zijn naar Oostenrijk gevlucht waar ze twee jaar in een vluchtelingenkamp zaten. Uiteindelijk zijn ze allemaal genaturaliseerd tot Oostenrijker, alleen mijn moeder wilde Duitse blijven. Mijn vader was een Iraanse architectuurstudent die onder de sjah met een beurs naar het Westen, naar Wenen, was gestuurd met de eis daarna terug te komen om het land te moderniseren. Ze trouwden en verhuisden naar Teheran. Door de revolutie van 1979 werden we weer vluchteling en kwam ik met mijn zussen terecht bij mijn grootouders die ons eigenlijk niet wilden hebben. Pas jaren later kwamen mijn ouders ons achterna. Ik denk dat ik me door mijn geschiedenis en ervaring als vluchteling extra verbonden voel met Arendt.’

Welke oplossing biedt het denken van Arendt voor deze tijd?
‘Voor haar is het allemaal afhankelijk van het individu. Ieder mens moet kritisch denken. Bovendien kent ze waarde toe aan de handelingsvrijheid die we bezitten. Zij publiceerde het boek Eichmann in Jeruzalem over het proces tegen Adolf Eichmann, die in de Tweede Wereldoorlog verantwoordelijk was voor het transport van Joden naar de vernietigingskampen. Daarin concludeert Arendt dat Eichmann geen kwade genius was, maar wel klakkeloos deed wat hem werd opgedragen, zonder erover na te denken. Het boek heeft de ondertitel De banaliteit van het kwaad. Door gehoorzaam criminele wetten uit te voeren, ondersteun je ze in feite. Dat is mededaderschap en niet ‘een onschuldig uitvoeren van wat je van hogerhand wordt opgedragen’. Verzet betekent ook je uitspreken tegen uitsluitende en reducerende denkbeelden en retoriek. We moeten niet na alweer een tenenkrommende uitspraak van Trump zeggen: ‘Ach luister niet naar hem, het is maar een idioot’.’

Hoe passen de denkbeelden van Arendt bij het thema van de huidige klimaatverandering?
‘Die zijn daar relevant bij. Ik heb bijvoorbeeld nooit begrepen hoe een oneindige economische groei mogelijk is. Arendt zegt dat dat ook niet kan in een eindige wereld. Alles is eindig; wij zijn sterfelijk en ook de aarde kan maar een bepaalde populatie levende wezens aan als ze niet voldoende tijd krijgt om te regenereren. Zij zag ook de gevaren van de technologische vooruitgang. Ze maakte mee dat er atoombommen op Japan werden gegooid, waardoor oorlogen volledig veranderden. Voorheen waren er na een oorlog winnaars en verliezers, maar bij zo’n nucleaire strijd zijn er geen winnaars of verliezers meer, dan is er enkel nog de totale vernietiging van de aarde. Ook nu zetten we het voortbestaan van de aarde op het spel. We ontbossen de aarde om palmolie te produceren. We pompen fossiele brandstoffen uit de aarde, terwijl we weten dat door de uitstoot onze ijskappen smelten. Luchtstromen veranderen en klimaatwetenschappers zeggen niet te weten wat voor effect dat zal hebben de komende jaren. Er zijn tipping points, kantelpunten die ons klimaat onomkeerbaar veranderen. Misschien zijn we al over zo’n punt heen, we weten het niet. De afgelopen dertig jaar zijn driekwart van de insecten uitgestorven. Zij zijn onderdeel van de voedselketen. Als zij er niet meer zijn, dan verdwijnt wellicht al het leven. Ik denk dat als we de natuur de ruimte en de mogelijkheid voor regeneratie geven, zij zich ook weer kan herstellen. Maar daarmee moeten we wel nu beginnen.’

Welke verantwoordelijkheid ligt er bij het economisch beleid van landen?
‘We moeten het neoliberale systeem per direct afschaffen. Arendt schrijft in haar boek Totalitarisme dat imperialisme een gevolg is van het kapitalistische systeem dat een oneindige economische groei nodig heeft. De term neoliberalisme werd toen nog niet gebruikt. Toen de markten hier in Europa verzadigd raakten en de grondstoffen opraakten, trokken ze naar andere delen van de aarde, naar Afrika en Azië, om de oneindige economische groei voort te zetten. We moeten geld niet langer zien als einddoel maar als middel. We leven nu in een tijdperk waarin circa één procent van de wereldbevolking de helft van het vermogen bezit. Maar als we zeggen dat de aarde een thuis moet zijn voor ieder mens, zoals Arendt vond, dan betekent dat dat er gedeeld moet worden. Vanuit een norm van pluraliteit en rechtvaardigheid moeten we een systeem opzetten waarbij de natuur steeds de tijd krijgt om te regenereren, zodat de komende generaties ook op deze aarde kunnen leven.’

Dit artikel kwam tot stand dankzij een subsidie van de Stichting Maand van de Filosofie.

De extremist in ons

0

Een jonge man kiest ervoor om zich bij een terroristische organisatie aan te sluiten en zijn leven op te offeren in naam van zijn geloof. ‘Dan moet hij vast gestoord zijn.’ Dat is de populaire mantra, onlangs perfect verwoord door Ahmed Aboutaleb. ‘Word verliefd, ga reizen. Waarom is het optimale in het leven je medemens vermoorden? Ik kan er met mijn verstand niet bij’, zei de Rotterdamse burgemeester tegen RTV Rijnmond. Hij reageerde daarmee op de arrestatie van zeven jonge mannen, uit onder andere Arnhem en Rotterdam, die van plan waren een grote terroristische aanslag ergens in Nederland te plegen, maar gelukkig door de politie zijn opgerold.

In 2014 had Aboutaleb nog als burgemeester van Rotterdam en ‘woedende moslim’ naar aanleiding van de aanslag op de redactie van Charlie Hebdo gezegd: ‘Als je het niet ziet zitten dat humoristen een krantje maken, ja… mag ik het zo zeggen: rot toch op!’ Hij kreeg voor deze stoere uitspraak nationale en internationale lof. Maar de popiejopiehouding en stoere uitspraken van de burgemeester dragen niet bij aan oplossingen voor het radicaliseringsvraagstuk.

Luister maar naar tientallen verhalen over geradicaliseerde jongeren uit westerse steden, zoals Malmö, Rotterdam en Antwerpen, die ervoor kozen hun veilige bestaan in te ruilen voor de dood in het ‘kalifaat’ of om zelfmoordterrorist te worden. Jonge mensen die het alledaagse deden: verliefd worden, kinderen krijgen, reizen en werken. De suggestie van Aboutaleb en andere commentatoren dat deze jongeren ‘gestoord’ zijn en dat ze daarom voor het ‘kalifaat’ hebben gekozen is niet alleen gemakzuchtig, het ontmoedigt ons ook om oplossingen te zoeken. Want, als iemand ‘gestoord’ is moet hij of zij in een gesloten inrichting. En zo hoeven wij de kern van het probleem niet aan te pakken.

Ook in 2014 stelde Peter van Uhm, voormalig commandant Landstrijdkrachten, in een radiodocumentaire dat hij respect heeft voor Syrië-gangers. Volgens Van Uhm gingen deze jongeren uit idealisme vechten tegen een dictator om het lijden van vrouwen en kinderen te beëindigen. Volgens de ex-commandant zouden wij als samenleving in principe trots moeten zijn op deze Syrië-gangers. Het lijkt erop dat Van Uhm gelijkenissen trok met zijn eigen idealistische keuze om zich bij de Nederlandse landmacht aan te sluiten. ‘Ik heb niet gekozen voor de pen, het penseel of de camera. Ik koos voor dit instrument. Ik koos voor het geweer’, vertelde Van Uhm in zijn beroemde TEDxTalk, die meer dan twee miljoen keer bekeken is. Hij koos voor het geweer om de wereld beter te maken. Zo denken sommige geradicaliseerde jongeren dat ze met hun opoffering ook de wereld beter maken.

Het begrip dat Van Uhm toonde voor Syrië-gangers was opmerkelijk, omdat zijn drieëntwintigjarige zoon in 2008 aan een bermbom was overleden in Afghanistan. ‘Ik kan me voorstellen dat de gedrevenheid van mijn zoon en van zo’n jonge man best te vergelijken is. Wat niet te vergelijken is, is het beeld waar ze voor gaan’, zei Van Uhm, die benadrukte dat hij het niet eens is met hun aanpak, maar hun motieven wel kan begrijpen.

Daarnaast vond de ex-commandant dat er ‘te makkelijk’ over Syrië-gangers wordt geoordeeld. ‘De vraag of hun omgeving en onze maatschappij wel hun best heeft gedaan om deze mensen in de goede richting te houden, wordt te weinig gesteld. Je moet deze jonge mensen proberen te begrijpen, anders kun je ze ook niet verder helpen.’ Laten we hopen dat Aboutaleb en andere popiejopie roeptoeters luisteren.

Extremisten en andere misdadigers zijn verantwoordelijk voor hun daden en zullen via onze rechtsstaat berecht moeten worden. Het zou potsierlijk zijn om hun daden te relativeren. Maar het heeft geen zin om ze voor gek te verklaren, want zij zijn onderdeel van ons. Iedereen kan radicaliseren, met de overtuiging iets goeds te doen voor God, medemens of idealen.

Persoonlijke omstandigheden

0

‘Wegens persoonlijke omstandigheden zal ik mijn e-mail de komende tijd niet beantwoorden, excuses voor het ongemak.’ Met trillende vingers stelde ik de out of office reply in op 23 maart jongstleden. De vierentwintig uur daarvoor had ik huilend en krijsend op de bank gezeten, maar nu herinnerde ik me in een vlaag van helderheid dat ik me ten minste moest ‘afmelden’ bij de buitenwereld.

Voor die dramatische dag had ik niet verwacht dat er ooit een moment zou komen waarop ik tijdelijk zou stoppen met werken, mijn telefoon niet meer zou opnemen en mijn e-mail niet zou beantwoorden. Ik was zo goed bezig. Ik had net mijn droomproject binnengesleept, een eigen televisieserie, en praatte met mijn vriend steeds serieuzer over kinderen. Eén telefoontje van mijn vader veranderde alles. ‘Lieverd, ik heb heel slecht nieuws, ik heb alvleesklierkanker en ik weet niet of ik het overleef.’

De dagen die op dat onheilspellende bericht volgden denderden als in een roes voorbij. Overdag lag ik in bed en ’s avonds ging ik naar mijn vader, die steeds zieker en zieker werd. Tien dagen na de diagnose onderging hij een loodzware operatie. Ik kon pas weer normaal ademen toen ik hem ’s avonds begroette op de intensive care, papa was high van de morfine.

Net op het moment dat ik mijn out of office reply weer wilde uitzetten, negen dagen na de operatie, kondigde mijn vriend plotseling aan dat we moesten praten. Zijn ogen stonden emotieloos toen hij koeltjes verklaarde dat hij niet meer van me hield. Ik begreep er niets van, waar kwam dit opeens vandaan? We waren al bijna zes jaar samen en ik had nooit iets aan hem gemerkt. Ik probeerde hem ervan te overtuigen dat dit geen goed moment was om uit elkaar te gaan, maar hij hield voet bij stuk. Een uur na onze laatste ruzie zat ik met een koffer, een rugzak en mijn dekbed in een Uber.

Ik wist niet waar ik heen moest, want we woonden samen en het huis was van hem. Na een nacht op de bank bij mijn ouders te hebben doorgebracht namen mijn oom en tante me gelukkig in huis. De out of office reply liet ik voorlopig aanstaan. Wat konden mijn lezingen, filmpremières of verjaardagsfeestjes nog schelen? Het meeste ergerde ik me aan de digitale reclames. ‘Mevrouw van Weezel, wacht niet te lang met het boeken van uw volgende vakantie, we hebben vandaag een speciale aanbieding bij booking.com.’ Of: ‘Als vaste klant van Hunkemöller wijzen wij u op onze speciale actie van drie bh’s voor de prijs van twee.’

Inmiddels is het een half jaar later. Ik heb een eigen woninkje in Amsterdam. Mijn vader krijgt momenteel chemotherapie, waarvan de doktoren helaas nog niet weten of het hem gaat redden. Mijn ex-vriend spreek ik niet meer, wat vreemd is, omdat hij niet alleen mijn partner was maar ook mijn beste vriend.

Ik ben weer aan het werk en mijn e-mail en telefoon zijn opnieuw in gebruik. Toch is er iets veranderd. Vroeger kon ik nog wel eens geïrriteerd raken als ik een out of office reply terugkreeg op één van mijn mailtjes met een – in mijn ogen – loze kreet zoals ‘persoonlijke omstandigheden’. Heel vervelend dat die persoon ergens mee zit, dacht ik dan, maar moet míjn werk daaronder lijden? Nu weet ik dat je nooit mag oordelen over de situatie van een ander. Het beste antwoord dat je terug kunt sturen is ‘sterkte, ik denk aan je’.