1 C
Amsterdam
Home Blog Pagina 817

Bouw mega-kerk in Yerseke stuit op onbegrip

0
De gereformeerde Gemeente in Yerseke wil een mega-kerk bouwen. Andere christelijke bewoners ergeren zich aan de houding van de gereformeerde kerk. Onze verslaggever Freek de Swart bracht een bezoek aan Yerseke. ‘Ze zijn heel rechtlijnig en missen liefde en naastenliefde.’

Het Zeeuwse idyllische vissersplaatsje Yerseke kwam de afgelopen tijd veelvuldig in het nieuws. Dat vanwege de bouwplannen voor een dertien miljoen euro kostende mega-kerk. De Gereformeerde Gemeente zegt het gebouw met ruimte voor zo’n tweeduizend gelovigen nodig te hebben om de ledengroei te kunnen opvangen. Plaatselijke critici zien in de nieuwbouw vooral het zoveelste bewijs dat de geformeerde gemeente het dorp bestuurt als God in Frankrijk.

Oesters en kerken
Wie door de straten van Yerseke loopt begrijpt al snel op welke drie pijlers het dorpje is gegrondvest. Oesters, toeristen en christendom. Samen met Rilland-Bath, Krabbendijke, Kruiningen, Oostdijk, Hansweert en Waarde vormt het de bijbelbeltgemeente Reimerswaal. Het dorp heeft een kleine zevenduizend inwoners en kent vijf verschillende kerkgemeenschappen. In café De Kruik, gelegen naast de beroemde oesterputten van Yerseke, zijn ze daarentegen niet zo religieus. ‘Ik geloof in drie keer in de week naar de kroeg gaan’, grapt Huib Danker aan de toog. De man zegt niks tegen een nieuw groot kerkgebouw te hebben, maar vindt het wel jammer dat het middenin een natuurgebied komt te liggen. Ook stoort het Danker dat er nauwelijks debat is geweest over de komst van het pand. ‘Hier in de kroeg hoor je wel kritiek, maar verder is er geen discussie. De gereformeerde gemeente krijgt toch wel haar zin.’ Volgens hem heeft de plaatselijke SGP eerder ook geprobeerd om de horeca in de gemeente om twaalf uur ‘s nachts te laten sluiten. Een voorstel dat het in de gemeenteraad uiteindelijk niet haalde. Toch irriteert het Danker nog steeds. ‘Ik laat hen in hun waarde, maar dat moeten ze dat met mij ook doen.’ Ondanks de religieuze bemoeizucht zo nu en dan van bovenaf zou Danker niet snel verhuizen. ‘Er is hier veel bedrijvigheid. Er zitten hier ook veel meer toeristen dan in de omliggende dorpen, dat geeft leven in de brouwerij.’

De ware kerk
Ook verderop bij het kerkgebouw naast de gereformeerde kerk ergeren mensen zich aan de houding van de Gereformeerde Gemeente. Koster Frederik Zoetewey is hier net klaar met het ondersteunen van een begrafenisdienst. Volgens hem ziet de Gereformeerde Gemeente zichzelf als de enige ware kerkgemeenschap van het dorp. ‘Ze zeggen tegen ons ‘jullie spelen voor kerk en wij zijn het’.’ Net als Danker vindt Zoetewey de invloed van de gereformeerde gemeente op Yerseke te groot. Hij wijst erop dat de lokale SGP slechts zeven van de negentien zetels in de gemeenteraad heeft. ‘Ze zijn heel rechtlijnig en missen liefde en naastenliefde.’ Dat de gereformeerde gemeente groeit komt volgens Zoetewey vooral door de grote gezinnen binnen die kerkgemeenschap. ‘Als een jongen van onze kerk verliefd wordt op een meisje van de gereformeerde gemeente, dan moet hij ook direct lid worden van haar kerkgemeenschap. Daar zit dwang bij.’ De geformeerde gemeente wordt volgens de koster ook financieel riant ondersteunt. Zo weet hij te vertellen dat deze ooit bijna vijftigduizend euro wist binnen te halen op één dag via collectes. Op de vraag of Zoetewey wellicht jaloers is op zijn strikter in de leer zijnde collega’s moet hij lachen. ‘Daar kan ik toch niets aan veranderen.’

Komkommertijd
Jaap Sinke, SGP-wethouder en lid van de Gereformeerde Gemeente, is bekend met de kritische geluiden vanuit het dorp op de kerk. ‘Dat is het klassieke verwijt dat wij machtspolitiek voeren. Ik kan daar niet zoveel mee, we zijn een procedure gestart en die hebben we netjes doorlopen inclusief inspraak.’ Volgens Sinke is de gereformeerde gemeente bovendien al twaalf jaar bezig met de bouwplannen voor een nieuw kerkgebouw. ‘Ik ben dan ook blij dat het er nu ook van gekomen is.’

De wethouder vermoedt dat de komkommertijd in de media heeft bijgedragen aan de ‘opgeblazen’ beeldvorming. ‘In twee weken tijd heb ik vijftig artikelen hierover gelezen. Vaak in gewone media, maar ook op websites en dergelijken. Dat heeft me wel verrast.’ Dat vaak wordt gesproken over ‘het grootste kerkgebouw van Nederland’ vindt de wethouder storend. Het grootste kerkgebouw staat volgens hem met ruim 2.700 zitplaatsen in Heusden. Sinke wijst erop dat hij als hobby kerkfotografie heeft en dus veel van zulke gebouwen van binnen kent. Ook is het volgens hem incorrect dat de nieuwe kerk in het natuurgebied Yerseke Moer komt te liggen. Dat ligt volgens Sinke honderd meter verderop. Bovendien zouden de bouwplannen zorgvuldig zijn besproken met groene partijen zoals Het Zeeuwse Landschap. ‘Yerseke hoort bij de Bijbel-belt, het lijkt me geen wereldwonder dat hier een nieuw kerkgebouw komt.’

Machtspolitiek
Ook scriba (secretaris van de kerk) Peter de Looff van de gereformeerde gemeente verwerpt de kritiek dat zijn kerkgemeenschap teveel macht zou hebben in het dorp. ‘Machtspolitiek? Nee, daar herken ik mij absoluut niet in.’ Hij rekent uit dat ongeveer een derde van de bevolking in Yerseke lid is van zijn gemeenschap. Daarmee is de gereformeerde gemeente veruit de grootste in het dorp. De Looff heeft net als de SGP-wethouder aanmerkingen over de wijze waarop zijn gemeente de afgelopen tijd in het nieuws kwam. Volgens de scriba is er te veel nadruk gelegd op het aantal zitplaatsen in het nieuwe kerkgebouw. ‘Wat minstens zo belangrijk is, zijn de zalen, de keuken, de parkeerruimte en alles daaromheen.’ De ruimtes van het huidige pand van de gereformeerde gemeente zijn volgens De Looff voor het laatst verbouwd in 1983. Sindsdien is de gereformeerde gemeente in Yerseke met vijfhonderd personen gegroeid. Dat komt volgens hem echter niet doordat verloofde gemengde stelletjes in het dorp worden gedwongen om beide lid te worden zijn kerkgemeenschap. ‘Niet dat ik weet, mensen zijn vrijwillig lid bij ons.’

‘Ook NSB’ers lid van Forum voor Democratie’

2

Volgens Alexander Goossens zijn er onder de leden van het Forum voor Democratie (FvD) ook oud-leden van de Nationaal-Socialistische Beweging (NSB), de Centrum Democraten, de Centrumpartij ’86 en het Nederlands Blok. Dat schrijft Goossens in een bezwaarbrief die hij maandag heeft verstuurd naar het FvD.

Goossens is onlangs geroyeerd als lid van het FvD vanwege zijn lidmaatschap van de Nederlandse Volks-Unie (NVU) na berichtgeving van de Kanttekening over samenwerking tussen het FvD en de NVU.

Goosens vindt het onbegrijpelijk dat alleen hij uit de partij is gezet. Hij vraagt zich af wat er met die andere leden gaat gebeuren. ‘Gaan die ook geroyeerd worden?’ Hij beweert dat hij altijd open is geweest over zijn lidmaatschap van de NVU. ’Ik heb zelf groen licht van jullie (het FvD, red.) gehad om Constant Kusters (NVU-leider, red.) te uit te nodigen voor het evenement in Badhoevedorp’, schrijft hij. ‘Nooit heb ik de intentie gehad om te infiltreren. Mijn intentie was om samen te werken, net zoals jullie nu doen met Leefbaar Rotterdam.’

Goossens: ‘Jullie kunnen beter de naam van de partij gaan veranderen in Forum voor Democratuur. Uw club is een instrument van het ‘koosjerkartel’ geworden, welke geen kritiek duldt op Israël, de ‘Joden’ en het zionisme.’

Het FvD ontkent samenwerking met de NVU. Thierry Baudet liet daarnaast weten dat hij nog nooit van Kusters had gehoord. Dat klopt echter niet, omdat hij in 2015 te gast was bij een uitzending van PowNed over Kusters.

Imam van de dood of het leven

1

Hoe staat het met het zelfreinigend vermogen van moskeeën? Die vraag kwam in me op toen ik vernam dat de groep onthutsend jonge aanslagplegers in Catalonië blijkbaar onderwijs had genoten van een relatief jonge imam die predikte in een moskee in het slaperige, aan de voet van de Pyreneeën gelegen stadje Ripoll. Van de imam schijnt niets meer over te zijn door een ontploffing in het hoofdkwartier van de Catalaanse terreurcel. Daaruit blijkt maar weer dat een schoenmaker bij zijn leest moet blijven en het verder nog maar valt te bezien of bij de Finale Afrekening aan het Einde der Tijden, die in de beste islamitische traditie voor iedereen geldt, al die honderdduizend stukjes weer een echte imam gaan worden zodat hij rekenschap kan afleggen voor zijn wandaden, gesteld dat hij het kwade genius achter de aanslagen is. De imam was eerder al bekend in het Belgische Diegem waar hij voet aan de grond probeerde te krijgen, maar er maar niet in slaagde een bewijs van goed gedrag te krijgen. De Diegemse moslimgemeenschap heeft er goed aan gedaan verder geen gebruik meer te willen maken van de diensten van de man die negen maal vader is. Wat moeten zijn bloedjes van kinderen wel niet van hem denken, trouwens?

Het meest onthutsend van de aanslagen vind ik het profiel van de daders. Ze zijn grotendeels afkomstig uit de kleine gemeenschap moslims van Ripoll. De reportages die journalisten van het bergstadje maken ademen allemaal schrik en verbijstering uit. Er was niet veel aan de hand. De mensen leefden er in relatieve welstand en in een zekere harmonie. De jongens vielen niet in kwade zin op. Ze waren denkelijk niet getraumatiseerd of outcasts. Geen enkele indicatie daarvoor. Hoe kan het dan dat juist ze tot zulke verschrikkelijke daden kwamen die nog veel erger hadden kunnen zijn als ze hun plannen zoals ze daar lagen hadden uitgevoerd?

Bart Schuurman van de Universiteit Leiden promoveerde eerder dit jaar op een proefschrift over jihadisten, met name leden van de Hofstad-groep. Opmerkelijk aan zijn verhaal is dat de fanatici vooral gedreven werden door hun ideaal een ware moslim te willen zijn en niet zozeer of in mindere mate door haat tegen de westerse samenleving of door gevoelens van frustratie. Wel waren nogal wat terroristen in de dop geconfronteerd geweest met dramatische familiekwesties zoals scheidingen. Ik breng ook het geval van Sultan Berzel in herinnering, een zachtaardige jongen uit Maastricht die gewoon een opleiding volgde en zich op een gegeven moment liet ontploffen op een plein in Baghdad: de grootste terrorist uit de recente Nederlandse geschiedenis. Ook bij hem was er de ambitie een goede en echte moslim te willen zijn. Overigens was sprake van een schimmige imam wiens rol nooit helemaal duidelijk geworden is in het radicaliseringsproces van Berzel.

Ik vrees dat de Catalaanse jongens helemaal niet gedreven werden door frustratie’s of trauma’s. Ik vrees dat ze gestimuleerd werden door dezelfde motieven als hun collega terroristen elders in Europa: ze menen een goede en echte moslim te zijn als ze dood en verderf zaaien onder de ongelovigen wier buren zij al sinds hun geboorte zijn. Dit moorddadige gedachtegoed wordt hen ongetwijfeld ingefluisterd op internet, maar toch vooral ook door imams die haatzaaien in plaats van vrede.

De profeet Mohammed, vrede zij met hem, zou zich in zijn graf omdraaien als hij zag op welke schaal zijn religie vandaag de dag misbruikt wordt. In zijn omgang met ongelovigen was hij indertijd pragmatisch. Hij wilde ze overtuigen van zijn gelijk en deed dat op de eerste plaats door het gesprek met hen aan te gaan. Ik zal de laatste zijn om de profeet te verdedigen – persoonlijk moet ik niets van religie hebben, dus ook niet van islam – maar ik ben er van overtuigd – ik lees wel eens wat en ik praat wel eens met mensen – dat dat het laatste is wat hij zou willen. Mohammed is de profeet van een religie van het leven, niet van de dood. Laat moskeebesturen vanuit het perspectief van een religie van het leven hun imams beoordelen en op geen enkele wijze hun mond houden als ze twijfels hebben.

Standbeelden van een ‘fout’ verleden

0

De moordaanslag met een auto in het Amerikaanse Charlottesville op een demonstrerende menigte vormt de rechts-extremistische tegenhanger van de aanslag door IS-aanhangers met een bus de week daarop in Barcelona. Maar waar de Spaanse regering niet aarzelde om die laatste als terroristisch te betitelen, bleef een dergelijk oordeel door het Witte Huis uit.

Donald Trump ontweek aanvankelijk zelfs de schuldvraag, door die – ook tot ontzetting van alle vooraanstaande Republikeinen – over daders en slachtoffers geleidelijk te verdelen. Onder druk van een verontwaardigde publieke opinie slikte hij dat met een inmiddels door het voorafgaande obligaat klinkende veroordeling in, om een dag later tot vreugde van de Ku Klux Klan weer bij zijn eerdere stellingname terug te keren.

Trump heeft in Charlottesville geoogst wat hij, door tijdens zijn verkiezingscampagne voortdurend op de nationalistische en racistische gevoelens onder een deel van de lageropgeleide mannelijke blanke bevolking in te spelen, zelf eerder had gezaaid. Daar zit het ressentiment tegen de emancipatie van diverse minderheden – de zwarte vooraan – diep; de eigen lang vanzelfsprekende culturele dominantie brokkelt af. Dat zorgt in samenhang met de economische achteruitgang voor groeiende woede. In het zuiden verbindt zich dat met een hang naar het segregatieverleden, toen die dominantie ook juridisch was vastgelegd.

Wat Trump inhoudelijk zelf echt vindt, is niet duidelijk. Over veel kwesties heeft hij in feite geen eigen opvattingen. Daardoor is hij het meestal met de laatste spreker eens, wat dan zijn onvaste koers veroorzaakt. Tegelijk rotsvast van zijn eigen gelijk en superioriteit overtuigd, laat hij zich vooral door zijn macho-inborst en zakeninstinct leiden. De lucratieve ‘zaak’ waarop hij nu zijn zinnen heeft gezet, is het presidentschap.

Ofschoon Steve Bannon, de kwade genius die de verbinding met de als Alt-right betitelde extremisten vormde, nu aan de dijk is gezet, blijven de door deze binnengebrachte kiezersgroepen degenen die Trump aan de macht hebben geholpen. Dat weet Trump: hij is ‘hun’ president, en daarmee voor een herverkiezing mede van hen afhankelijk. Eens temeer, omdat hij gedurende zijn eerste half jaar helemaal niets tot stand heeft gebracht en zich door zijn onmogelijke gedrag van zijn eigen Republikeinse partij heeft vervreemd.

Aanleiding voor de rellen in Charlottesville vormden de pogingen om als aanstootgevend ervaren standbeelden en symbolen van het zuidelijke slavernij- en segregatieverleden uit het straatbeeld te verwijderen. Juist daarmee werd bij de verbitterde blanke nationalisten een gevoelige snaar geraakt. Met hun helden uit het verleden werd ook de vanzelfsprekendheid van hun wereldbeeld in het heden ter discussie gesteld.

Dat roept de vraag op, in hoeverre de gebeurtenissen in Amerika ook naar Europa kunnen overslaan. Ook hier bestaan spanningen tussen delen van de autochtone bevolking die zich door de politiek verwaarloosd en etnische minderheden die zich gediscrimineerd voelen. Denk aan de uitzichtloze situatie in de Franse banlieues of de vroegere rassenrellen in sommige verpauperde Britse industriesteden. Die gedepriveerde blanken hechten, juist als gevolg van hun sociaal-economische achteruitgang, des temeer aan het behoud van hun sociaal-culturele dominantie, terwijl de minderheden – in Europa geen nazaten van slaven, maar van migranten – verlangen ook eindelijk gehoord te worden, juist op het punt van de sociaal-culturele norm.

Wat in Amerika de achterban is van de Alt-right, is in Europa die van onder meer het Front National en de PVV. Wat voor eerstgenoemden generaal Robert Lee is, wiens standbeelden nu worden neergehaald, is in Nederland Zwarte Piet. Voor de ene groep bron van grote aanstoot, voor de ander het symbool van de eis zichzelf te kunnen blijven. Omdat Nederland binnenlands een minder gewelddadige politieke traditie heeft dan Amerika verloopt die confrontatie bij ons ook minder gewelddadig, maar de emoties lopen soms even hoog op.

Net zoals de rest van Europa vol staat met standbeelden van een ‘fout’ verleden die zodoende steeds weer discussie uitlokken, kent ook Nederland een paar inmiddels discutabele heldenmonumenten. Discutabel omdat bij de kijk op deze helden niet alleen de visie van de nazaten van de daders, maar ook die van de slachtoffers is gaan tellen. Denk bijvoorbeeld aan Jo van Heutsz of Jan Pieterszoon Coen.

Hoe daarmee om te gaan? In Spanje is inmiddels Francisco Franco gesneuveld, in Oost-Europa verdween na 1989 overal Vladimir Lenin uit het straatbeeld. In Nederland wordt dat, als het om onze koloniale grootheden gaat, meestal onzin gevonden: hun standbeelden zijn, omdat ze er nu eenmaal al zolang zijn, deel van onze geschiedenis. Verwijdering zou geschiedvervalsing betekenen. Daar zit zeker wat in. Maar zouden we dat ook zeggen als de Duitsers in 1942 Den Haag met standbeelden van Adolf Hitler hadden volgegooid?

Nationalistische Friezen willen zich afscheiden

1
De Friese beweging maakt zich hard voor autonomie en bescherming van de taal en cultuur van Friesland. Wat beweegt deze beweging? De Kanttekening sprak daarover twee nationalistische Friezen. ‘Ik wil me afscheiden van Nederland, omdat ik Nederland een ramp vind.’

Zijn Friezen een minderheid in eigen land? Historicus Kerst Huisman herkent zich daar niet in. ‘Die notie dat wij Friezen een minderheid zijn in Nederland, daar heb ik niet zo veel mee, die Hollanders kunnen zo veel zeggen.’ Huisman voelt zich niet verbonden met de term ‘Nederlander’. ‘Als je zegt ‘we zijn een minderheid’, dan erken je ook dat je onderdeel bent van het idee dat Nederland heet.’ Huisman heeft meerdere historische boeken geschreven over Friesland en is pleitbezorger voor de Friese taal en cultuur in de Friese beweging. De beweging staat voor een groep activisten die zich vanaf begin negentiende eeuw tot de dag van vandaag hard maken voor onder andere de erkenning van de Friese taal en voor (meer) autonomie voor Friesland. Uit de beweging is onder andere de Fryske Nasjonale Partij (Friese Nationale Partij) voortgekomen. Die is met vier zetels actief in provinciale staten van Friesland. In de uitgesproken Friestalige dorpen Hijum, Goaiïngea en Sibrandabuorren behaalde de partij bij de laatste verkiezingen respectievelijk 26, 30 en 40 procent van de stemmen.

Onafhankelijk Friesland
Hoewel een stem op de Fryske Nasjonale Partij niet automatisch een stem betekent voor een onafhankelijk Friesland, de partij spreekt namelijk binnen haar program over ‘meer autonomie’, zijn er binnen Friese beweging wel activisten die streven naar een Friese staat. Dat geldt ook voor Huisman. Hij voegt daaraan toe dat hij het liefst ziet dat het Westerlauwers Friesland (benaming voor de provincie Friesland in Nederland), Oost-Friesland (regio in Duitsland), West-Friesland (regio in Noord-Holland), Oosterlauwers Friesland (benaming voor de provincie Groningen) en eventueel Drenthe zich als geheel afscheiden van Nederland. ‘Ik pleit al dertig jaar voor een zelfstandig Noord-Nederland. Als regio hebben we een gemeenschappelijk idee over onszelf.’

De behoefte om daarvoor te pleiten komt bij Huisman voort uit een afkeer tegen Nederland. ‘Ik wil me afscheiden van Nederland, omdat ik Nederland een ramp vind. Alles gaat naar de Randstad en wat is de Randstad? Het is doordrongen van een arrogantie waar ik niets mee heb. Ik heb niets met Nederland. Ik heb niets tegen Hollanders, maar ik heb wel iets tegen de Haagse politiek. Ik voel me er helemaal niet bij betrokken. Ik voel me wel betrokken bij het noorden, omdat dat gebied een gezamenlijk idee heeft dat gebaseerd is op sociale gerechtigheid. Ferdinand Domela Nieuwenhuis (1846-1919, red.), één van de oprichters van de socialistische beweging in Nederland, is hier groot geworden, dat geeft aan dat er in het noorden een bepaalde dynamiek heerst waar je iets mee kunt.’ Trots zijn op Nederland is iets wat er bij Huisman niet ingaat. ‘Ik kan een heleboel dingen noemen die mij anti-Nederlands hebben gemaakt. De koloniale oorlog in Indonesië, de houding tijdens de Tweede Wereldoorlog, allemaal bar en boos. De Nederlanders waren broeders in de misdaad. De Friezen deugen ook niet allemaal, maar Noord-Nederland is wel een alternatief voor iets wat ik niet wil. Friesland is mijn wereld, ik kijk op een Friese manier naar de wereld. Ik kan niet als Limburger of Hagenees naar de wereld kijken, mijn wereld is Fries. Ik ben opgegroeid met het Friese idee.’ Het idee van een zelfstandig Noord-Nederland grijpt volgens Huisman terug op het Verbond van de Zeven Friese Zeelanden uit de tijd rond 1500. Huisman merkt op dat de noordelijke afdelingen van de vakbewegingen FNV en het Duitse CNV zijn plan hebben gesteund.

Binnen de Friese beweging verschillen de meningen over hoe meer autonomie of onafhankelijkheid gerealiseerd moet worden. Huisman: ‘Er waren wel tegengeluiden toen ik dit plan presenteerde. Sommigen waren bang dat wij als Westerlauwerse Friezen overheerst zouden worden door de stad Groningen. Sommigen denken meer traditioneel en willen het liefst dat Friesland een provincie binnen het Nederlandse staatsverband blijft.’

Volgens onderwijskundige Sytze Hiemstra, die een autonoom Friesland voorstaat, is onafhankelijkheid een betrekkelijke term. ‘Geen enkel land op de wereld is feitelijk absoluut ‘onafhankelijk’ en volledig ‘soeverein’. Ook Amerika niet meer. En een kleine natiestaat als Nederland hoeft zich eveneens niets te verbeelden. Het gaat dus altijd voornamelijk om relatieve autonomie van het gebied waar een eigen taal en cultuur bestaat en waarover men volledig wettelijke zeggenschap wenst te verkrijgen. Omdat onze taal en cultuur in het Koninkrijk der Nederlanden niet of onvoldoende tot zijn recht kan komen, dienen alternatieve oplossingen te worden gezocht.’ Volgens Hiemstra is het noodzakelijk de huidige staatsgrenzen op te heffen. ‘De bestaande, onderdrukkende politieke situatie is niet langer houdbaar en de bestaande kunstmatige grenzen tussen vele Europese, vaak centralistisch bestuurde staatsnaties, moeten verdwijnen. Die veelal onnatuurlijke grenzen zijn getrokken als resultaat van veel oorlogen en conflicten en hebben daardoor autochtone, natuurlijke, homogene volkeren uiteengereten met veelal desastreuze gevolgen voor hun taal en cultuur, ook in de Friese landen. En onrecht dient altijd bestreden en hersteld te worden.’ Hiemstra wenst autonomie, omdat hij zich net als Huisman ergert aan de Haagse politiek. Die zou zich te veel focussen op ‘Hollandse belangen’. ‘In Nederland heerst wat dat betreft geen echte democratie, maar meer een parlementaire dictatuur van Hollandse partijkartels. Een dictatuur van partijen met nog bespottelijk weinig leden, die desalniettemin de overheersende wetgevende macht vormen en die hun minderheden voortdurend de wetten oplegt. Die kartels zoeken grotendeels het Hollandse eigenbelang, de Randstad is er erg rijk door geworden, en zeker niet het Friese belang of die van andere etnische minderheden.’

Moslims in Friesland
Sommige Friezen verlangen naar een onafhankelijke staat, maar wat betekent dat voor minderheden in Friesland? Daar heeft Huisman een duidelijk idee over. ‘Er zijn in Nederland en Duitsland ontwikkelingen gaande waar ik mij zorgen over maak. Je moet uitkijken met wat je zegt over moslims, maar ik vind de islam een verontrustende Godsdienst. Er zitten fanatieke trekjes in, het is niet zomaar de religie van de vrede. Ik denk dat de Nederlandse overheid totaal verkeerd omgaat met deze problematiek. Je moet staan voor je eigen cultuur en niet tolereren dat daar aan geknabbeld wordt. Moslims zijn welkom in Friesland, ik geloof best dat veel moslims vreedzaam zijn en goede bedoelingen hebben. Als ze hier komen betekent dat echter wel dat ze zich niet moeten terugtrekken in hun eigen gemeenschap. Ik heb gepleit voor een Friese vertaling van de Koran om daarmee aan moslims aan te geven dat wij van goede wil zijn, we willen best met jullie door één deur, maar dan moet je wel onze Friese taal kennen. Het kan niet zo zijn dat in de moskee Arabisch gepreekt wordt en dat buiten op straat Fries wordt gesproken.’
Ook van Hollanders in Friesland verlangt Huisman dat zij zich aanpassen. ‘Ik vind dat elke Nederlander op zijn minst Fries moet kunnen verstaan. Ze moeten niet gaan zeuren dat er in de kranten in Friesland Fries geschreven wordt, want als je daar over zeurt wat doe je hier dan eigenlijk? Er zijn zo veel mooie gebieden waar je kan wonen, waarom kom je hier dan? Omdat de huizen goedkoop zijn? Nou je wordt bedankt!’

Friese identiteit
Volgens Hiemstra wordt de Friese identiteit gevormd door een heel scala aan typische Friese kenmerken. ‘De Friese identiteit betekent voor mij buitengewoon veel. Bijna alles. Om die individuele en collectieve identiteit voor de toekomst veilig te stellen, is helaas in Nederland nog veel taal- en cultuurstrijd nodig. Centraal daarin staan voor mij de Friese taal, cultuur, inclusief de ‘eigen’ wetenschap, literatuur en sporten, de geschiedenis van de Friezen, dus ook die van de Oost- en Noord-Friezen in het huidige Duitsland, het Friese landschap en de Friese ondergrond, daar zit nog heel wat waardevols in.’ Friezen hebben hun eigen tradities, maar hebben zij ook daadwerkelijk een andere culturele en etnische identiteit dan de gemiddelde Nederlander? Hiemstra meent van wel. ‘De Friese mentaliteit verschilt met het zuiden en westen van het land. Als ik in Holland verkeer, dan voelt ik dat meteen. Het is voor mij een stuk vervreemdend buitenland. Men moet de verschillen niet te veel generaliseren, maar ze zijn er wel degelijk. Bovendien zijn er ook zogenaamde Friezen met een ‘Hollandse’ mentaliteit, die het Fries hebben afgezworen, Frieslanders noem ik die. Bij hen is de Haagse assimilatiepolitiek dus goed gelukt. Je kan een Germaanse en een Romaanse volksaard onderscheiden. Dat Germania versus Romania is ook heden ten dage nog voornamelijk protestant tegenover katholiek, democratisch tegenover autoritair, sober tegen uitbundig en onkreukbaar versus corrupt. De Rijn vormt, ook in Nederland, een cultuurgrens tussen elegante onoprechtheid en openhartige lompheid, die zelfs na tweeduizend jaar niet geheel is vervaagd. (Hiemstra citeert hier uit het boek  De Schaduw van het Teutoburgerwoud van historicus Thomas von der Dunk, red.)’ In ‘Holland’ vind je volgens Hiemstra beide mentaliteiten en een superioriteitsgevoel dat besmet is door de één volk, één land, één taal-ideologie. Als voorbeeld geeft hij kreten als ‘we wonen in Nederland’, ‘we zijn allemaal Nederlanders’ en ‘het Nederlands is ‘onze’ taal’.

Mythische figuren uit de Friese Geschiedenis kunnen volgens Hiemstra als belangrijke symbolen gezien worden van de Friese identiteit en spelen volgens hem een rol in het Friese verhaal. Zoals Grutte Pier (1480-1520), die volgens de overlevering een reusachtige man was die nadat zijn boerderij was platgebrand ten strijde trok tegen alles wat niet-Fries was. En Gemme van Burmania (1523-1602), die weigerde te knielen voor Koning Filips II met de woorden wy Friezen knibbelje allinne foar God (wij Friezen knielen alleen voor God).

Huisman relativeert deze omschrijving van Friese identiteit. ‘Identiteit is een vluchtige zaak. Het is een voorstelling die bij mensen tussen de oren zit. Het berust wel op een aantal dingen, maar het blijft een idee. Wat is nou het kenmerk van de Friese identiteit, misschien is dat wel dat wij zeggen dat die bestaat. Kijk naar de Nederlandse identiteit, dat is ook een voorstelling, hoeveel Nederlanders kennen wij eigenlijk? Het feit dat er een Nederlandse staat is, maakt dat die Nederlandse identiteit er is en belangrijk wordt gevonden. Dat is met de Friese identiteit niet anders, we delen een gemeenschappelijk idee, maar dat idee is wel vloeibaar.’ Als voorbeeld noemt Huisman de Oost-Friezen in Duitsland, die verschillen sterk van de Nederlandse Friezen en toch voelen zij zich ook Friezen. ‘De Oost-Friezen spreken geen Fries, eerder een plat-Duits accent. Ook zogenaamd typische Friese tradities en gebruiken zoals kievitseieren rapen, uilenborden op boerderijen en sporten als kaatsen en fierljeppen kennen ze daar niet.’ Wel heeft Huisman een bepaald gevoel bij (voormalige) Friese gebieden. ‘Als ik in de Randstad ben geweest, dan heb ik ter hoogte van Purmerend altijd een gevoel van thuiskomen, datzelfde heb ik als ik door Duitsland rijd ergens tussen Leer (Oost-Friese Stad, red.) en Oldenburg. Dat heeft toch te maken met de ruimte, de rust en de mensen.’ Huisman gelooft echter niet dat de Friese identiteit onlosmakelijk verbonden is met etniciteit. ‘Friese identiteit heeft in mijn ogen vooral te maken met de ontwikkeling van Nederland waarbij de Friezen naar het voeteneind zijn gebonjourd. De centralisatie van de macht in Holland. Wat erg leeft onder Friezen is de rijke Friese geschiedenis. De Friezen hadden in de zevende eeuw een rijk dat reikte tot aan Brugge in België en Keulen in Duitsland. Dat gegeven en de vele mythische en historische verhalen daarover maakt dat Friezen een oude identiteit hebben. Tegelijkertijd moet je je ook afvragen in hoeverre de huidige Friezen ook echt afstammen van de Friezen van toen. Onze stambomen gaan zelden verder terug dan 1500, daarom vind ik dat je etniciteit en afkomst erbuiten moet laten. ‘Fries zijn’ is niet voor iedereen hetzelfde, elke generatie weegt die oude verhalen opnieuw en geeft er weer nieuwe betekenissen aan. Ik denk niet dat er zoiets bestaat als een vaststaande karaktereigenschap van Friezen.’

Juist omdat het idee van ‘Fries zijn’ volgens Huisman relatief is, biedt het ruimte voor mensen van buiten om te integreren in Friesland. Hij juicht het toe dat immigranten zich ook Fries gaan voelen. ‘Ik zal je daar een voorbeeld van geven. In de jaren zeventig liep ik mee met de ‘kruiwagenactie’ van de Friese schrijvers die verkochten Friese literatuur. De schrijvers gingen met kruiwagens met boeken op pad. In het noorden van Friesland kwam ik een Hongaars-Fries meisje tegen die in 1956 gevlucht was uit Hongarije uit angst voor het rode leger. Ze sprak zulk mooi Fries, beter kan niet. Ik hoorde geen enkel verschil. Ze las ook alle Friestalige literatuur. Zij is nu ook deel geworden van de Friese cultuur. Hetzelfde geldt voor een Hollander uit Haarlem die in Friesland is gaan wonen en die zich nu inzet voor de Friese beweging. Hij heeft de taal geleerd, hij zegt dat hij zich Fries voelt en hij verdedigt de Friese cultuur. Dat kan dus gewoon.’

Taalstrijd
De focus van de Friese beweging op de erkenning van de Friese taal heeft onder andere geleid tot tweetalige plaatsnaambordjes in Friesland. In Leeuwarden (Ljouwert) is de Fryske Akademy gevestigd, een wetenschappelijk onderzoeksinstituut dat onderzoekt hoe het gesteld is met de Friese cultuur en taal. Hiemstra refereert aan een onderzoek van het instituut. ‘Volgens het meest recente taal-sociologische onderzoek Taal yn Fryslân, de folgjende generaasje (Taal in Friesland, de volgende generatie, red.) spreekt 49 procent in Friesland thuis Fries. In het onderzoek van 1995 was dat nog 55 procent. Voor die tijd was het percentage Fries-sprekenden nog hoger. En 50 procent van de respondenten zegt nu dat gesprekken met kinderen Friestalig verlopen. Ook een teruggang. Omdat ouderen en Friestaligen in de steekproef oververtegenwoordigd zijn, lijkt de realiteit zelfs nog wat ongunstiger te zijn. Achteruitgang dus.’ Toch ziet Hiemstra ook lichtpuntjes. ‘Uit hetzelfde rapport blijkt ook dat 78 procent zichzelf als Fries beschouwt en dat op sociale media het Fries substantieel wordt gebruikt. Van de gebruikers van WhatsApp zegt 66 procent wolris (weleens, red.) Friestalig te communiceren, terwijl 26 procent dat vaak doet.’

Volgens Hiemstra heeft het feit dat er nu minder Fries wordt gesproken dan een paar jaar geleden te maken met de landelijke politiek. ‘Wat opvalt is dat sociale mediagebruikers het Fries opschrijven zoals zij het uitspreken. Zij hebben immers niet of nauwelijks Fries schrijven op school geleerd en kennen daarom de spelling- en taalregels niet of onvoldoende. Het effect van het Haagse taalbeleid gericht op verwaarlozing van het Fries op school laat zich hier uiterst pijnlijk voelen, terwijl het effect van de provinciale inspanningen op het gebruik van het Fries onduidelijk is.’

Die inspanningen om de Friese taal te behouden bestaan onder andere uit een vorig jaar opgerichte burgeractiegroep met de naam Sis Tsiis (zeg kaas). De naam refereert aan een rijmpje dat Grutte Pier gebruikte om Friezen van niet-Friezen te onderscheiden. De actiegroep organiseert onder andere fakkeloptochten in Leeuwarden onder het motto Frysk op skoalle, in bernerjocht (Fries op school, een kinderrecht). ‘Zij doen een beroep op de mensenrechten’, zegt Hiemstra. Volgens hem handelt Nederland in strijd met de mensenrechten en internationale verdragen. Het Europees handvest voor minderheidstalen, met betrekking tot het Fries als taal, wordt niet of nauwelijks geïmplementeerd, dat geldt onder andere voor artikel acht met betrekking tot de Friese taal en de Friese geschiedenis in het onderwijs. Hetzelfde geldt voor het Kaderverdrag voor de bescherming van nationale minderheden, met betrekking tot de Friezen als autochtoon volk. Den Haag is verantwoordelijk voor die implementatie, want het parlement heeft het handvest geratificeerd.’

Het niet naleven van deze wetten is volgens Hiemstra een misdaad. ‘Tot op de dag van vandaag leidt dat ertoe dat generaties Friese leerlingen onthouden worden van onderwijs in het Fries, in de Friese cultuur en de Friese geschiedenis. Dat is zonder meer een cultuur-pedagogische misdaad.’

Volgens Hiemstra leidt dat onder andere tot problemen in de rechtszaal. ‘Bij de rechtbank ontstaan steeds weer nieuwe problemen en (taal)conflicten als Friezen het Fries wensen te gebruiken. In de laatste jaren zijn er al weer enkele boekenplanken vol met publicaties verschenen om dat te illustreren.’

De in der loop der tijd ontstane antipathie van Hiemstra voor Nederland gaat zo ver dat hij zelfs niet langer kan juichen voor het Nederlands voetbalelftal. ‘Ik voel mij allereerst Fries en daarna Europeaan. Sinds mijn lagereschooltijd is door de centralistische, eenzijdige Haagse taalpolitiek op bijna alle maatschappelijke terreinen geprobeerd mij en bijna alle andere Friezen zodanig te indoctrineren, dat ‘het je Nederlander voelen’ bijna gelukt was. Waarbij ‘Nederlander’ dan vrijwel samenvalt met de aanduiding ‘Hollander’. In vroegere tijden kon ik bijvoorbeeld nog wel eens een gevoel van vreugde of teleurstelling hebben als het Nederlands elftal won of verloor, hup Holland hup. Nu niet meer. Bij verlies van dat ‘Holland’ gaat figuurlijk gesproken de vlag uit en dan niet halfstok. Als men de onderdrukkende mechanismen gaat zien die een rol spelen in de culturele genocide op mijn volk en mijn taal, dan is men er beslist niet trots op ‘Nederlander’ te moeten zijn, integendeel.’

NVU-voorman: ‘Wij werken samen met Forum voor Democratie’

4
De voorman van de Nederlandse Volks-Unie (NVU) Constant Kusters zegt in een interview met de Kanttekening dat zijn partij samenwerkt met het Forum voor Democratie (FvD) van Tweede Kamerleden Thierry Baudet en Theo Hiddema.

De leider van de extreem-rechtse NVU wil open kaart spelen. ‘Er is samenwerking met het Forum voor Democratie’, zegt Kusters. Hij heeft bewijs geleverd aan de Kanttekening waaruit dat blijkt. Het gaat om screenshots van een bankbetaling door het FvD aan de NVU voor het huren van een zaal voor een FvD-verkiezingsbijeenkomst met Baudet en Hiddema en Facebook Messenger-gesprekken en mailverkeer daarover tussen het FvD en de NVU. ‘Dat was geen enkel probleem. Ook hebben we handtekeningen ingezameld voor die partij. Dus in feite werken we al samen. Waarom zij dat niet openlijk zeggen is aan hen.’ De FvD-verkiezingsbijeenkomst vond plaats op 10 maart in het café-restaurant De Halve Maen in Badhoevedorp, Amsterdam Nieuw-West.

Nadat de Kanttekening het FvD om een reactie hierop vroeg, ontkende Baudet op Twitter dat zijn partij samenwerkt met de NVU. Als reactie op de publicatie van dit artikel meldde het FvD in de nacht van 25 op 26 augustus in een verklaring op zijn website dat een ‘NVU-infiltrant’ die in maart 2017 aangeboden zou hebben om te helpen met het organiseren van de verkiezingsbijeenkomst in Badhoevedorp, is geroyeerd als lid van het FvD. ‘De mail- en appwisseling over deze bijeenkomst blijkt rechtstreeks in handen te zijn gespeeld van Constant Kusters van de NVU.’ Het geroyeerde lid verklaarde als reactie daarop aan de Kanttekening dat hij in beroep gaat. Hij zegt altijd open te zijn geweest tegenover het FvD over zijn NVU-lidmaatschap.

Screenshots van mailverkeer tussen het FvD en de NVU over het huren van de zaal: [blendlebutton]

8 februari
9 februari
10 februari
13 februari
2 maart
2 maart

Screenshots van Facebook Messenger-gesprekken tussen Baudet en de NVU over het huren van de zaal:

Screenshot van een bankbetaling van het FvD aan de NVU voor het huren van de zaal:

Eerder bezochten NVU-leden, onder wie Kusters, afgelopen februari een FvD-bijeenkomst met Baudet en Hiddema in Arnhem, waar het tijdschrift van de NVU, Wij Europa, verslag van deed.

Pagina’s uit de maart 2017-editie van Wij Europa:

Nazisme
Tevreden ziet Kusters toe hoe zijn jarenlang uitgedragen ideeën langzaam salonfähig worden in de Tweede Kamer. Het zingen van het Wilhelmus, een strenger asielbeleid, het komt allemaal voorbij in de formatiebesprekingen of is al beleid. Dat is niet van de ene op de andere dag gegaan.

Verrassend genoeg stonden vrij snel na de Tweede Wereldoorlog al weer extreem-rechtse clubs op in Nederland. De stichting Oud Politieke Delinquenten en de Nationale Europese Sociale Beweging werden echter rap verboden, omdat ze actief leden ging werven. Ze bestonden uit oud-leden van de Nationaal-Socialistische Beweging (NSB) en de Waffen-SS. Eind jaren vijftig richtte de Brit Roger Pearson de zogenaamde Northern League op om ‘het culturele- en rassenerfgoed van de Noordse volkeren te behouden’. Het secretariaat van deze beweging was enige tijd gevestigd op het huisadres van de oud-NSB’er Jan Kruls.

In 1970 begon Kruls een eigen Nederlandse afdeling van de Northern League. Een jaar later organiseerde hij samen met Guus Looy enkele werkcongressen in het Krasnapolsky. Looy, een banketbakker uit Purmerend, richtte daarna in 1971 de NVU op. Roerige jaren volgden, met vechtpartijen en veroordelingen na racistische uitspraken van partijleden. In 1981, toen Hans Janmaat met zijn Centrum Democraten werd verkozen in de Tweede Kamer, gooide Joop Glimmerveen, op dat moment al een tijdje NVU-partijvoorzitter, het bijltje er bij neer. In de jaren daarop keerde hij nog eens terug om in 1987 definitief te vertrekken. De NVU leek op sterven na dood toen Constant Kusters en Eite Homan, onder hernieuwd voorzitterschap van Glimmerveen, de NVU nieuw leven inbliezen halverwege de jaren negentig. Sinds 2001 is de leiding in handen van Kusters.

Avant-garde
Wat kunnen we verwachten als zijn partij ooit zou gaan regeren? ‘Niets’, zegt Kusters (47) resoluut. ‘Wij zijn avant-garde en willen niet meeregeren. Mijn persoonlijke rol is dat ik de partijen in Den Haag prikkel en in die hoedanigheid blijf ik nodig.’ Kusters is verheugd dat zijn ideeën langzaam worden overgenomen door de reguliere partijen in Den Haag. ‘Dat plan om het Wilhelmus te zingen, dat nu besproken wordt bij de formatie, is een goed idee. Op die manier kweek je nationaal bewustzijn en dat is iets waar wij al jaren op hameren. Maar ook de wijze waarop Rutte een rem heeft gezet op de toestroom van vluchtelingen is natuurlijk een NVU-standpunt. Hoewel wij nog wel een stap verder willen. Wij zeggen ‘grenzen dicht, illegale criminelen terug naar het land van herkomst.’

Kusters en Hiddema
Kusters kent Hiddema naar eigen zeggen al sinds de tijd dat die laatste de weduwe van NSB’er Meinoud Rost van Tonningen verdedigde. Hiddema zei vorig jaar dat integratie wat hem betreft plaats vindt onder de lakens. Via gemixte relaties is dat een fluitje van een cent, denkt hij. ‘Ik heb meester Hiddema hoog zitten’, zegt Kusters. ‘Maar hij staat voor zijn eigen uitspraken, ik kijk er anders tegenaan. Integratiepolitiek is gelegaliseerde volkerenmoord. Je maakt een volk kapot. Kijk maar wat de blanken deden in Amerika en Australië. De oorspronkelijke bewoners wonen daar nu in reservaten. Ik weet niet waar we over honderd jaar staan, maar ik wil niet dat mijn nakomelingen in een reservaat moeten wonen.’

Crisis
Binnen de NVU heersen er zorgen over de beeldenstorm die momenteel in Amerika de kop opsteekt. ‘George Washington was ook een slavenhouder. Moet die dan ook verdwijnen?’ vraagt Kusters zich af. Partijgenoot Martin de Regt (54) is het met hem eens. ‘Het beeld van Kerwin Duinmeijer (de zwarte Duinmeijer werd neergestoken door skinhead Nico Bodemeijer in 1983, red.) mag dan ook wel weg, want die Duinmeijer had ook een bepaalde levensstijl’, vindt De Regt.

Richard Prein (47) is sinds kort kringleider van de NVU in Brabant. ‘Ik vond het belangrijk om me aan te sluiten bij de NVU omdat ik eerder bij de Gaullisten in Frankrijk actief was en even bij Sinn Fein in Ierland. Nu ik hier woon zocht ik een partij die daar op aansloot.’ In het dagelijks leven is hij kredietmanager. ‘Ik maak me grote zorgen om het gemak waarmee mensen schulden aangaan. Die kredietcultuur creëert armoede en dat is echt een probleem van deze tijd. Ik geloof dan ook, net als Martin, dat de situatie op enig moment onhoudbaar wordt, en we een nog grotere crisis krijgen. Want er is veel gebeurd sinds de laatste crisis, maar het systeem erachter is nog precies hetzelfde. Daar zal je de NVU nog vaker over gaan horen.’

Na een pauze van vijftien jaar is De Regt terug in extreem-rechtse hoek en zet zich in ‘om het hier ook na ons leefbaar te houden’. Na het overlijden van zijn vrouw zocht De Regt zijn oude maten weer op. Via social media had hij ze snel gevonden. ‘Het is nodig, want ik ben niet optimistisch over de toekomst, zeker op de korte termijn niet. Ik voorzie een crisis, de échte crisis: we zullen het ineenstorten van de politiek gaan zien, het bedrijfsleven en het systeem. Mensen pikken het niet meer. De politiek van pappen en nathouden werkt niet. Slachtpartijen en kleine burgeroorlogjes sluit ik zeker niet uit. Niet in Europa, niet in Nederland.’

Brede rechtse partij
Om dat te voorkomen en een maatschappij te bereiken die meer in lijn ligt met het gedachtegoed van de NVU ziet Kusters samenwerking als een oplossing. ‘Een brede rechtse partij met Thierry Baudet, Ronald Sørensen en Marco Pastors zou mooi zijn. Alleen Geert Wilders zit in de weg, maar ik hoor van bronnen dat Martin Bosma best dik is met het FvD. Dus wie weet stapt Wilders ooit op en komt die rechtse partij er.’

‘Postorderbruiden’ in Nederland

0
‘Mensen in mijn omgeving hadden waarschuwende woorden voor mij.’

Nederlandse mannen die een Thaise of Russische vrouw trouwen, vaak levert het gefronste wenkbrauwen op. Sommigen denken dat deze vrouwen vaak alleen uit zijn op geld of een verblijfsvergunning. Klopt dat? Eef Peerdeman en Roel van Duijn zijn getrouwd met ‘postorderbruiden’ en vertellen hun kant van het verhaal aan de Kanttekening.

‘Mensen in mijn omgeving vonden het niet erg dat ze Thai was, ze vonden het wel erg dat ik nog niet gescheiden was.’ Aan het woord is Eef Peerdeman. De 52-jarige Assendelfter viel altijd al op exotische vrouwen. Ze staan voor hem voor avontuur, tropische stranden en onbekende landen. Zijn ex-partner was van Javaans-Surinaamse komaf. ‘Bij specifiek Aziatische vrouwen bewonder ik hun zachte lijnen en houd ik van de verlegen, innemende glimlach.’

Toen hij zijn partner verliet ging hij reizen. ‘Ik had in een jaar zeker vijftien landen bezocht. Op een gegeven moment wilde ik een villa huren in Thailand, van waaruit ik door Zuidoost-Azië zou rondtrekken.’ In de zoektocht naar een woning op internet, stuitte hij regelmatig op banners, met advertenties over Thaise vrouwen die een partner zoeken. ‘Aanvankelijk negeerde ik ze, maar wat later klikte ik er toch op en kwam ik terecht bij een datingwebsite voor Thaise vrouwen.’ Hij viel als een blok voor Atsada. ‘Ik vond haar leuk, omdat ze uit de toon viel. Ze was niet zoals anderen overdreven opgemaakt en ze poseerde niet op haar foto.’ Toen hij haar aanschreef, zei de in Bangkok opgegroeide vrouw dat ze helemaal niet op zoek was naar een buitenlandse man. ‘Ze vertelde dat ze voor een familielid aan het experimenteren was met de website. Iets wat ik nog steeds niet geloof.’ Uiteindelijk gingen ze toch daten.‘Zwaar’, noemt Peerdeman de ‘verkeringstijd’ die aanbrak. ‘Je merkte een gebrek aan communicatie. Onze gesprekken waren altijd oppervlakkig en moeizaam door de taalbarrière.’ Het stel was ook zelden alleen. ‘Als we uitgingen, was haar familie er altijd bij.’ Verder droeg zijn vriendin ook de zorg voor een dochter die ze al had en een nichtje. ‘Elke dag moesten we hen van school afhalen. Dat beviel me niet.’ Binnen korte tijd raakte zijn vriendin ook zwanger. ‘Ik heb toen die gebeurtenis aangegrepen om naar Nederland te vertrekken en daar voorbereidingen voor de baby te treffen.’

Peerdeman is nu negen jaar getrouwd. ‘Het is een bewogen huwelijk. We halen beiden er niet uit wat we willen.’ Volgens eigen zeggen lopen ze constant tegen dingen aan. ‘We praten Engels en dat is niet onze moedertaal. Er zijn dus vaak misverstanden en daar komen ruzies van.’ Ook de cultuurverschillen komen om de hoek kijken. ‘Wij Nederlanders zijn georiënteerd op vrienden, terwijl de Thai een familiemens is. Ik leen geld aan vrienden, maar niet aan familie. Bij Atsada is dat omgekeerd.’ Hij kan zich ook niet vinden in de gebiedende wijs die in de Thaise taal gewoon is. ‘Doe dat’ klinkt voor mij als een bevel, ik prefereer ’wil je dat doen?’ De cultuurverschillen tekenen zich ook af bij de opvoeding van hun dochter. ‘Zij moet naar Thais gebruik blindelings luisteren naar haar ouders en hen met respect aanspreken.’

Politicus Roel van Duijn (74), onder andere bekend als de oprichter van de Provo- en Kabouter-beweging, is elf jaar gelukkig getrouwd met Marina, die hij op een Russische website was tegengekomen. ‘Ik wilde al een tijd de Russische taal leren. Ik heb me in het verleden bezig gehouden met ontwikkelingen op de Balkan. Ik had dus ook wel iets met Rusland.’ Verder herstelde hij ook van liefdesverdriet. ‘Ik vond dat er veel zorg aan deze website was besteed, dus besloot ik het er op te wagen. Het was een tweede poging. Bij een eerdere ontmoeting met een Russische, was de vonk niet overgeslagen. Ik vernam dat ze drie kinderen had. Ikzelf heb er twee. We maakten een afspraakje.’

Voordat ze in de echt verbonden werden, had Van Duijn ‘grondig onderzoek naar haar gedaan’. ‘Mensen in mijn omgeving hadden waarschuwende woorden voor mij. ‘Waar begin je aan?’, vroegen kennissen. ‘Die vrouwen doen het uit eigen winstbejag en daarna beëindigen ze de relatie.’ Het was een slecht idee. Maar ikzelf was me ook maar al te goed bewust van bedrog. Ik ben naar haar woonplaats Nizjni Novgorod geweest en heb daar ettelijke weken verbleven. Ik keek met wie ze omging, hoe haar karakter was.’ Van Duijn heeft een halfjaar met haar gedate en toen nam hij zijn zeventien jaar jongere ‘verloofde’ mee naar Nederland.

Hij vindt de cultuurverschillen tussen Nederland en het land van zijn vrouw wel meevallen. ‘Voor haar speelt familie een grotere rol dan voor mij, maar dat is het eigenlijk wel. Verder gaat het uitmuntend, zegt hij. ‘In de ochtend praten we Russisch en ’s middags Nederlands’, grapt hij. ‘Ik spreek Russisch en zij kan vloeiend, bijna accentloos Nederlands.’ Desgevraagd vertelt hij dat zijn vrouw Nederland leuk vindt. ‘Ze houdt van de vrijheid. Ze vindt het hier niet zo corrupt en zaken zijn goed geregeld. En ze fietst erg veel.’

Wie tegen meisjesbesnijdenis is, zou ook tegen jongensbesnijdenis moeten zijn

1

Er zijn weinig onderwerpen die tot zo veel controverse leiden als besnijdenis. Het is een onderwerp waarover sterke overtuigingen bestaan, evenals veel misverstanden. Eén daarvan kwam recentelijk terug in een in deze krant verschenen artikel, getiteld ‘Vrouwenbesnijdenis is puur traditie, het staat nergens in de Koran’. Daarin stellen enkele sleutelfiguren die zich bezighouden met de bestrijding van meisjesbesnijdenis dat het geen islamitische praktijk is, omdat het niet genoemd wordt in de Koran of de hadith en dat het voorkomt onder zowel moslims als christenen en al bestond voor de komst van de islam. Op grond daarvan achten zij het dan ook een zuiver culturele praktijk.

Meisjesbesnijdenis is wat mij betreft net zo islamitisch of niet-islamitisch (afhankelijk van het perspectief) als jongensbesnijdenis. En ik zal uiteenzetten waarom. Maar allereerst het taboe op het erkennen van meisjesbesnijdenis als islamitische praktijk. Er wordt gesteld dat het de strijd tegen meisjesbesnijdenis (female genital mutilation) zou schaden. Daar zit zeker waarheid in, maar het is eveneens waar dat de ontkenning daarvan het in kaart brengen van waar meisjesbesnijdenis precies plaatsvindt en welke oorzaken daaraan ten grondslag liggen eveneens schadelijk is. Dat is een punt dat eerder al door UNICEF is aangekaart.

Erkenning van meisjesbesnijdenis als islamitisch gebruik hoeft dus niet per definitie de strijd tegen deze kwalijke praktijk te schaden. Sterker nog, het kan haar juist verder helpen, want wanneer we beseffen dat iets niet een louter culturele, maar ook religieuze praktijk is, moet de strijd ertegen ook op religieus niveau gevoerd worden. Alternatieve religieuze interpretaties die zich daartegen afzetten zijn dus nodig en in islamitische hoek zijn die er ook. Ik wens dus ook geenszins te betogen dat de islam per definitie meisjesbesnijdenis gebiedt, maar het kan niet ontkent worden dat deze praktijk wel degelijk tot de islam gerekend kan worden. Om drie redenen. Als eerste zien we dat er wel degelijk enkele hadiths te vinden zijn waarin Mohammed deze praktijk goedkeurt. Onder moslimgeleerden zijn meningsverschillen over de authenticiteit van deze hadiths, maar door sommigen van hen worden ze authentiek genoeg geacht om meisjesbesnijdenis als ‘aanbevolen’ te kunnen bestempelen. Met als gevolg dat het ook door sommige geleerden binnen de hanafitische, malikitische en hanbalitische wetscholen van de soennitische islam aanbevolen wordt. De shafitische wetschool, waar circa dertig procent van de moslims wereldwijd toe kan worden gerekend, acht het zelfs, net als jongensbesnijdenis, verplicht. Meisjesbesnijdenis komt dan ook het meest voor in de gebieden waar de shafitische wetschool dominant is: het Nijl-gebied, de Hoorn van Afrika, Koerdistan, Maleisië en Indonesië. In sommige van deze gebieden bestond meisjesbesnijdenis al vóór de komst van de islam. Niet in Indonesië. Meisjesbesnijdenis arriveerde daar pas met de komst van de (shafitische) islam. En toen recentelijk de Indonesische overheid een campagne voerde tegen meisjesbesnijdenis, was het de raad van islamitische leiders die daartegen in het geweer kwam en besnijdenis bestemplede als een vereiste voor elke vrouw.

Wat betreft de gelovigen, ten slotte, kunnen we stellen dat meisjesbesnijdenis een islamitische praktijk is, omdat wereldwijd veel moslims dat vinden en het ook praktiseren. Er zijn zoals gezegd wat dat betreft verschillen tussen de verschillende wetscholen. De malikitische wetschool beveelt het bijvoorbeeld aan, maar stelt ook dat lokale gewoonten intact gehouden moeten worden. Daarom komt meisjesbesnijdenis bijvoorbeeld wel voor onder moslims in West-Afrika, waar het al bestond voor de komst van de islam, maar niet in Noord-Afrika. Ook onder hanafieten wereldwijd wordt meisjesbesnijdenis amper gepraktiseerd. Marokkaans- en Turks-Nederlandse moslims zullen het dan ook niet als een praktijk erkennen die tot hun islamitische stroming wordt gerekend, aangezien bijna alle Marokkanen malikitisch en bijna alle Turken hanafitisch zijn. Maar dat wil niet zeggen dat het niet wel bij andere islamitische geloofsstromingen hoort en dat op grond daarvan wel degelijk gesteld kan worden dat meisjesbesnijdenis niet alleen een culturele, maar ook een religieuze praktijk is.

Nu komt meisjesbesnijdenis wereldwijd minder vaak voor dan jongensbesnijdenis, maar beide komen vooral terug in een islamitische context. Jongensbesnijdenis wordt wereldwijd door moslims verplicht geacht. Maar indien je de argumenten tegen meisjesbesnijdenis aanhangt en het islamitische gehalte van meisjesbesnijdenis ontkent, dan zou je eveneens tegen het islamitische gehalte van jongensbesnijdenis moeten zijn. Want ook jongensbesnijdenis wordt niet in de Koran genoemd, binnen andere religies gepraktiseerd en is een pre-islamitische praktijk. En tot slot bestaat er ook bij jongensbesnijdenis een groot risico op complicaties, een reden waarom de Nederlandse artsenfederatie KNMG van mening is dat naast een verbod op meisjesbesnijdenis ook een verbod op jongensbesnijdenis zou moeten komen. Op grond daarvan zouden we dan ook moeten stellen dat op basis van de bovenstaande argumenten meisjesbesnijdenis én jongensbesnijdenis ofwel beide als islamitisch ofwel beide als niet-islamitisch gezien zouden moeten worden. Beide worden niet in de Koran, maar wel in de hadith genoemd. Beide worden binnen de shafitische wetschool verplicht geacht. Beide bestonden al voor de komst van de islam. Beide worden wereldwijd door grote groepen moslims gepraktiseerd. En beide leveren de nodige risico’s op voor de gezondheid van diegene die besneden wordt. En tegen beide, ten slotte, kun je vanuit islamitisch en ethisch perspectief wel degelijk argumenten inbrengen. Indien je dan ook van mening bent dat vanuit religieus of ethisch perspectief meisjesbesnijdenis bestreden zou moeten worden, dan zou eenzelfde conclusie getrokken moeten worden met betrekking tot jongensbesnijdenis.

‘Je moet prioriteiten stellen’

0
De Kanttekening spreekt ‘nieuwe’ Nederlanders die op weg zijn naar de top. Deze week: Turkse Nederlander Can Ascipinar (24).

Wat doe je?
‘Net voor de zomer ben ik afgestudeerd, ik heb een bachelordiploma Accountancy behaald aan de Saxion Hogeschool in Deventer. Vanaf september ga ik voor de BDO werken, in omvang na Deloitte, PWC, KPMG en Ernst & Young de vijfde accountantsorganisatie ter wereld. Ik zie het meer als een leeromgeving dan als een werkomgeving, want ik ga er heel veel leren. Het is de bedoeling dat ik vier dagen het land in ga om bedrijven te bezoeken. De vijfde dag volg ik op de Nyenrode Business Universiteit een master, zodat ik registeraccountant kan worden. Vooral het feit dat je steeds met andere mensen te maken hebt vind ik erg interessant. Het is mijn taak te controleren of alles cijfermatig klopt, of er geen fraude wordt gepleegd. In feite controleer je wat anderen hebben gedaan. Nog iets waar ik erg intensief mee bezig ben geweest: het honoursprogramma van de Saxion Hogeschool. Dat zijn bijeenkomsten die er op gericht zijn je uit je comfortzone te halen. Dat is ontzettend goed voor je ontwikkeling. Ik heb het helaas niet afgemaakt, ik moest andere prioriteiten stellen voor mijn studie, maar ik heb er wel heel veel van geleerd. Zo deden we rollenspellen om onder meer te leren debatteren. Maar ook het stellen van doelen en hoe die te behalen kwam aan bod en we maakten leuke reizen met elkaar.’

Waar wil je heen?
‘Ten eerste wil ik mijn master halen. Ik heb mezelf ooit voorgenomen de lat steeds een stukje hoger te leggen en dat is tot nu toe aardig gelukt. Accountancy vereist in brede zin sowieso continue groei, dus dat treft. Wat betreft mijn toekomst: ik heb geen tienjarenplan of zo, omdat dingen altijd kunnen veranderen. Ik wil registeraccountant worden na het behalen van mijn master. In die hoedanigheid ga je meer in gesprek met directies van de bedrijven waar je komt. In plaats van het afvinken van posten doe je minder uitvoerend werk en ga je meer in gesprek met mensen. Dat vind ik interessant.’

Heb je een kruiwagen?
‘Zeker. Mijn ouders hebben me altijd gestimuleerd om te studeren, omdat ze zelf die kans nooit hebben gehad. Mijn moeder is al jaren een zeer succesvolle verkoper van Tupperware, maar omdat ze de taal niet helemaal machtig is, wordt ze geen manager. Mijn ouders vinden het daarom erg belangrijk dat wij de taal wel goed spreken. Daarnaast had ik op de middelbare school een leraar, meneer Ben Suurenbroek, die me erg heeft geholpen bij mijn persoonlijke ontwikkeling. Tijdens mijn hbo-studie was mevrouw Esther van Grunsven een goede steun. Wat er ook speelde, ze deed enorm haar best om je te helpen bij je persoonlijke groei. Die twee mensen waren heel belangrijk voor mij.’

Zijn er beren op de weg?
‘Ik denk dat iedereen wel bagage meedraagt, de één meer dan de ander. In mijn geval heb ik het geluk dat ik niet zo heel veel bagage heb. Iedereen loopt wel eens ergens tegenaan, je leven kan zomaar anders lopen. Het is daarom van belang om prioriteiten te stellen. Ik werkte elke zaterdag en zondag naast mijn studie dus ik moest regelmatig keuzes maken, maar ik deed er alles aan om mijn studie te halen. Nu heb ik na zeven jaar onlangs mijn weekendbaan op kunnen zeggen.’

Heb je tips?
‘Je moet prioriteiten stellen. Leer je sterke en zwakke punten en maak een plan. Als je weet wat je sterke en zwakke punten zijn, kan niemand je stoppen.’

‘Dat ontwikkelingshulp niet werkt is feitelijk onjuist’

0
‘Als je ziet dat kinderen niet beter worden, dan zit je even met je handen in het haar.’

19 augustus staat in het teken van de humanitaire hulp (Internationale Dag van de Humanitaire Hulp). Jaarlijks worden op deze dag humanitaire werkers in het zonnetje gezet. Ook wordt stilgestaan bij het belang van solidariteit en wereldburgerschap. In het kader van de Internationale Dag van de Humanitaire Hulp sprak de Kanttekening drie humanitaire hulpverleners over hun ervaringen.

Marten Treffers (adviseur huisvesting en onderdak bij de humanitaire hulp-unit van Cordaid)

Foto: Marten Treffers

Wat voor hulp bieden jullie?
‘Onze focus ligt op het weerbaar maken van vluchtelingen, waar mogelijk door het verlenen van onderdak, en langdurige oplossingen voor terugkeerders, bijvoorbeeld door rehabilitatie van hun huizen.’

Waar ben je momenteel mee bezig?
‘Met een project in Afghanistan. Daar helpen we bijvoorbeeld mensen die terugkeren vanuit Pakistan. In juli was ik twee weken in Jalalabad. We zetten daar een nieuw project op voor vrouwen en kinderen die er alleen voor staan. Iedereen zegt dat ze het welzijn van deze groep belangrijk vinden, maar bij de lokale overheid staan ze vaak achteraan. Aan het einde van het jaar willen we daar 350 woningen hebben gerealiseerd.’

Wat is het mooiste aan je werk?
‘Dat je merkt dat je mensen die veel ellende hebben meegemaakt al met heel kleine dingetjes kunt helpen. Huisvesting geeft mensen houvast en hoop op een veilig en waardig bestaan.’

Wat is het vervelendst?
‘De papieren rompslomp is het vervelendst. Dat geldt zowel in het buitenland als in Nederland zelf. Verder wordt er heel veel gepraat, terwijl je de handen uit de mouwen wil steken. Dat is natuurlijk wel bij meer banen zo.’

Wat is je het meest bijgebleven?
‘De hopeloze situatie in Centraal-Afrika. Ik werk al twintig jaar in het veld, maar ik was daar echt door aangeslagen. Meestal zie ik wel de positieve kanten van een land. In Nepal zijn de mensen bijvoorbeeld heel positief en overtuigd dat ze er iets van gaan maken. Ik heb er ook geen verklaring voor, misschien omdat de noodsituatie in Centraal-Afrika al zo lang duurt. Het is een beetje een vergeten crisis.’

Welke misvatting hebben Nederlanders vaak over ontwikkelingshulp?
‘Dat het geld aan de strijkstok blijft hangen. Voor ontwikkelingshulp zijn mensen en logistiek nodig, dat kost gewoon geld. Bij de ene organisatie gaat dat beter dan de andere. Als ik ergens naartoe ga doe ik dat ook niet als vrijwilliger, ik heb ook een gezin.’

Wat is de grootste misvatting van de mensen aldaar?
‘Sommigen denken dat we alles kunnen regelen. Daardoor ontstaat soms een afwachtende houding. De boodschap is dan vaak: we kunnen zorgen dat er nu een half jaar voedsel is, maar daarna moeten jullie het zelf doen.’

Is de Internationale Dag van de Humanitaire Hulp belangrijk?
‘Voor mij persoonlijk is het elke dag ‘humanitaire hulpdag’, maar het is belangrijk voor de beeldvorming. Het is goed als mensen weten wat er buiten Nederland speelt.’

Krista van den Berg (communicatieadviseur Nederland, voorheen Nigeria, voor UNICEF)

Foto: Krista van den Berg

Wat voor hulp bieden jullie?
‘UNICEF werkt met heel veel verschillende programma’s, omdat problemen vaak niet op zichzelf staan. Ondervoeding is bijvoorbeeld gerelateerd aan armoede, wat weer zorgt voor meer kinderarbeid. UNICEF levert op verschillende vlakken hulp.’

Wat was je laatste project in het buitenland?
‘Afgelopen december was ik in Nigeria. In dat land is een grote ramp gaande. Boko Haram is daar actief, miljoenen mensen zijn er op de vlucht. Ook is er weer veel droogte waardoor mensen ondervoed raken.’

Wat is het leukste aan je werk?
‘Dat ik elke dag bezig ben met de resultaten van UNICEF. Ik zie wat voor verschil we kunnen maken in de levens van kinderen en dat motiveert mij heel erg om door te gaan.’

Wat is het vervelendst?
‘Er zijn veel problemen in de wereld en als je constant met nare verhalen wordt geconfronteerd, is dat soms ook wel zwaar.’

Wat is je het meest bijgebleven?
‘Kyellu, een meisje in een vluchtelingenkamp vlakbij Maiduguri in Nigeria. Ik ben best wat gewend, maar was geschokt van hoe zij eruit zag. Ze was ziek, uitgedroogd en hield apathisch een ui vast. Ik wist zeker dat ze er tijdens een volgend bezoek niet meer zou zijn. Een paar weken later was ze echter zo aangesterkt dat ze weer zelfstandig kon eten. Het verhaal bewijst hoe heftig de situatie is, maar ook dat de hulp van UNICEF verschil kan maken.’

Welke misvatting hebben Nederlanders vaak over ontwikkelingshulp?
‘Dat er niet wordt samengewerkt tussen ngo’s. Ik heb in Nigeria ervaren hoe ontzettend vaak dat gebeurt.’

Wat is de grootste misvatting van de mensen aldaar?
‘Voor velen is het verschil tussen overheid en hulporganisaties niet altijd even duidelijk. Soms beginnen ze over politieke kwesties in de hoop dat ze die via jou kunnen veranderen. Wat je door de jaren heen ziet is dat rebellengroepen dat onderscheid ook niet maken. Hulporganisaties worden zo soms onderdeel van de strijd.’

Is de Internationale Dag van de Humanitaire Hulp belangrijk?
‘Ja. Het is goed om te realiseren dat we allemaal verbonden zijn met elkaar en de verantwoordelijkheid hebben elkaar te helpen.’

Tjipke Bergsma (CEO van War Child Holland)

Foto: Tjipke Bergsma

Wat voor hulp bieden jullie?
‘Psychosociale hulp voor kinderen die in aanraking zijn gekomen met oorlog of gewelddadige conflicten.’

Bezoek je ook projecten in het buitenland?
‘Ja, gelukkig krijg ik de kans geregeld met eigen ogen ons werk te zien in de landen waar we werken. Zo was ik onlangs nog in Libanon en Colombia. Dat geeft me altijd weer nieuwe energie om nog harder aan de slag te gaan voor oorlogskinderen.’

Wat is het mooiste aan je werk?
‘Het mooiste is dat je verandering ziet bij kinderen. Vaak komen ze schuw binnen en hebben ze alle vertrouwen in de mensen om hun heen verloren. Door onze activiteiten leren ze weer vertrouwen en zelfvertrouwen te krijgen.’

Wat is het vervelendst?
‘Als je ziet dat kinderen niet beter worden, dan zit je even met je handen in het haar. Gelukkig hebben we een team met veel expertise om ons heen. Een ander naar aspect is dat conflicten weer terugkomen, zoals in Zuid-Soedan.’

Wat is je het meest bijgebleven?
‘Tyfoon Haiyan in de Filipijnen. Ik reed daar rond en zag dat het halve eiland was weggewaaid. Duizenden kokosnootbomen van wel zestig jaar oud waren als luciferhoutjes gebroken. Je weet dat de mensen daar financieel afhankelijk van zijn en dat ze dus jarenlang geen productie hebben. Waar gaan die mensen van leven? Het was een ongelooflijk triest gezicht.’

Welke misvatting hebben Nederlanders vaak over ontwikkelingshulp?
‘Dat ontwikkelingshulp niet werkt is feitelijk onjuist. Neem kindersterfte bijvoorbeeld, die de afgelopen twintig jaar is gehalveerd dankzij heel simpele dingen zoals beter water en muskietennetten. Het aantal conflicten wereldwijd neemt toe en dat maakt mensen soms moedeloos; dat zou het idee kunnen geven dat ontwikkelingshulp niet werkt.’

Wat is de grootste misvatting van de mensen aldaar?
‘Ik weet niet of daar veel misvattingen zijn. Mensen willen wel vaak dat hulp sneller op gang komt.’

Is de Internationale Dag van de Humanitaire Hulp belangrijk?
‘Als mensheid zijn we verplicht elkaar te helpen ongeacht geloof of cultuur. Ik denk ook dat ieder mens dat van binnen ook voelt.’