-0.2 C
Amsterdam
Home Blog Pagina 838

Su-Shi

0
su-shi-soennieten.jpg
Foto: © Reuters

Toen ik in 1977 Arabisch ging studeren leerde ik uiteraard niet alleen Arabisch, maar volgde ik ook colleges over de geschiedenis van de islam. In die colleges leerde ik over het ontstaan van de twee hoofdstromingen binnen de islam, het soennisme en het sjiisme. Ik vond de aanleiding indertijd nogal, als ik het zo mag zeggen, ordinair. Het ging uiteindelijk om een machtsstrijd. De schoonzoon van de profeet Mohammed, Ali, en zijn familie zouden de rechtmatige opvolgers moeten leveren van de profeet, maar een andere tak van de familie bleek uiteindelijk aan het langste eind te trekken. De term sjiah heeft dan ook geen verheven religieuze betekenis, maar betekent gewoon ”groep”, de groep van aanhangers van Ali. Ali en zijn zoon Hoessein zouden beide de martelaarsdood sterven en het sjiisme ontwikkelde een cultuur van heiligenverering. Ook zou het sjiisme een heel strakke religieuze hiërarchie hebben met imams en ayatollahs, en wordt het gekenmerkt door een sterke heilsverwachting: de mahdi, zeg maar de islamitische messias, zal ooit terugkeren om leiding te geven aan de ware gelovigen. Dus iets wat tamelijk ordinair begon zou uiteindelijk leiden tot een eigen dogmatiek en dynamiek.

Toen ik indertijd kennis nam van deze geschiedenis nam ik deze in me op als was het iets wat lang geleden en ver weg gebeurde. Ik had er toen nog geen notie van dat de verschillen tussen soennieten en sjiieten meer dan ooit zouden leiden tot grote en vaak bloedige conflicten. Maar dat zou al spoedig veranderen want in 1979, in mijn derde studiejaar, vond de revolutie in Iran plaats en zou een heuse theocratie het sjahbewind vervangen. Ayatollahs hadden de macht in handen gekregen en al gauw kwam het sjiitische Iran in oorlog met het soennitische Irak van Saddam Hussein (1937-2006). Een oorlog die acht jaar zou duren en honderdduizenden slachtoffers zou eisen. De oorlog strandde al gauw in een patstelling en aan het einde van de strijd, in 1988, was er winnaar noch verliezer behalve dat beide burgerbevolkingen enorme verliezen hadden geleden.

Met de opkomst van het theocratische Iran werden de traditionele tegenstellingen tussen soennieten en sjiieten alleen maar groter. Maar wat was nu toch het overwegende bezwaar van soennieten tegen sjiieten? De soennieten hadden indertijd toch aan het langste eind getrokken? Dat mag waar zijn maar het grote bezwaar van soennieten tegen sjiieten is de heiligenverering die de laatste kenmerkt. In de ogen van de hardcore soennieten mag alleen Allah vereerd worden en zij die Allah ”genoten geven”, plegen godslastering, letterlijk een doodzonde.

De grote tegenstander van Iran vandaag de dag is het koninkrijk Saoedi-Arabië en dat betoont zich de kampioen bij uitstek van dorre monotheïsme. Alles wat op aarde riekt naar verering, zoals het geboortehuis van de profeet in Mekka, wordt door de Saoedi’s vernietigd. Geen enkel fysiek bouwwerk mag wat voor vorm van verering dan ook maar oproepen: God is ver weg, God is abstract. Een grote tegenstelling met sjiieten die heiligen vereren in moskeeën en apart voor hen gebouwde heiligdommen. Tot gruwel der soennieten.

Het Midden-Oosten beschouwend wordt het me het vaak zwaar te moede. Zo veel conflicten en verscherpende religieuze tegenstellingen. Hoe lossen we dit op?

Wel, mocht er al een oplossing zijn dan kan deze niet anders dan op grassroot niveau van de grond komen. Ik ben zelf altijd heilig overtuigd van de noodzaak en effectiviteit van de dialoog tussen mensen die mijlenver van elkaar afstaan. De tafel van het debat brengt mensen tot elkaar. Ze ontdekken dat de ander in de eerste plaats mens is en daarom een gelijke van zichzelf. Zo kan begrip ontstaan tussen de meest onwaarschijnlijke groepen mensen.

En nu is er dan een nieuw initiatief hier in Nederland genomen onder de wat koddig klinkende naam ”Su-Shi”. Het is geen gerecht uit de Japanse keuken, het is aldus de website met de gelijknamige naam, een intrafaith dialogue tussen soennieten (de Su) en sjiieten (de Shi). Voortrekkers zijn de – soennitische – Anne Dijk van het instituut Fahm en de – sjiitische – Arjen Buitelaar van het IMORS, het Instituut voor Midden-Oosten Relaties en Studies. Zij hebben, samen met anderen, de handen inéén geslagen. Zij hebben niet de pretentie de verhoudingen in het Midden-Oosten te kunnen veranderen, maar ze zijn wel van mening dat ze ervoor kunnen zorgen dat het soennisme-sjiismeconflict van het Midden-Oosten niet – nog meer – overslaat naar Europa. Zij organiseren gemeenschappelijke lezingen, iftars (maaltijd na zonsondergang tijdens de islamitische vastenmaand ramadan) en profileren zich in het debat over islam in Nederland.

Dit kleine initiatief dat ze zelf een olievlek(je) noemen verdient de aandacht van een ieder die zich bezighoudt met het debat over islam in Nederland, maar vooral toch van alle moslims in Nederland, en ik spreek de vurige hoop uit dat de olievlek zich zal verspreiden en iedereen voor de verandering geïnfecteerd zal worden met het aangename virus van solidariteit en tolerantie.

Jan Jaap de Ruiter is arabist aan de Tilburg University. Hij houdt zich bezig met de status en rol van het Arabisch en de islam in West-Europa en Marokko. Hij publiceert over beide thema’s in diverse talen, waaronder in het Frans, en gaat het debat erover aan in nationale en internationale context. In heden en verleden heeft hij in menig Nederlands en Europees onderzoeks- en ontwikkelproject geparticipeerd. Volg hem op Twitter: @janjaapderuiter

Verblind door olie

0
olie-Iran-oorlog.jpg
Foto: © Reuters

Het is opmerkelijk, hoe snel de publieke beeldvorming omtrent een land kan omslaan. Dit lot treft nu Saoedi-Arabië, en dat is daar duidelijk niet op bedacht. Levendig staat mij nog een interview in het tv-programma Nieuwsuur voor de geest, waarin de Saoedische ambassadeur in Den Haag een aantal kritische vragen kreeg voorgelegd over het feit dat zijn stinkend rijke land geen enkele vluchteling uit Syrië of Irak opnam, terwijl honderdmaal armere buurlanden, zoals Libanon en Jordanië, onder de vluchtelingenstroom bezweken. Dat soort vervelende vragen was hij duidelijk niet gewend – noch in eigen land, noch daarbuiten – en het interview resulteerde, wegens gehakkel en gedraai, dat de ambassadeur wegens gebrek aan media-ervaring niet goed wist te camoufleren, in een ontluisterende afgang.

Aan Saoedi-Arabië werden tot voor kort van westerse zijde namelijk nauwelijks kritische vragen gesteld. Het gold als een betrouwbare bondgenoot van Amerika dat er thuis misschien wat wonderlijke maatschappelijke zeden op nahield, maar onmisbaar was voor de stabiliteit in het Midden-Oosten, waar sinds 1979 vooral Iran als de grote rustverstoorder werd gezien: de grote religieuze én geostrategische tegenstander van Saoedi-Arabië, die bovendien de eigen islamitische revolutie zei te willen exporteren en ook nog eens onappetijtelijke taal uitsloeg over Washingtons – op zich steeds onhandelbaarder – troetelkind Israël. Dat laatste deed Riyad niet, en bovendien had het olie. Heel veel olie.

Bij ongemakkelijke zaken werd daarom lang weggekeken. Dat bleek tijdens de zogeheten ‘Arabische lente’, toen ook in sommige landen op het Arabisch schiereiland burgers – vooral de daar onderdrukte sjiieten – rechten gingen opeisen. Daar waren de archaïsche autocratische heersers uit het koningshuis Saoed, die ook met lede ogen het dictatoriale regime van Mubarak – ook lang zo’n vaste westerse steunpilaar van stabiliteit – zagen sneuvelen, niet van gediend. Toen met Saoedische militaire hulp in Bahrein een democratische volksopstand met geweld werd neergeslagen, keek Obama, die – na de nodige aarzeling – zich in Egypte en Libië uiteindelijk achter de eisen van de betogers had geschaard, gemakshalve weg. En voor de bloedige Saoedische interventie in Jemen gold hetzelfde, evenmin als de veroordeling tot duizend stokslagen van een kritische blogger die op niet meer dan ‘stille diplomatie’ mocht rekenen.

Ook Nederland zag – en ziet nog? – weinig redenen om de betrekkingen te herzien. Vrolijk werden nationale handelsdelegaties onder aanvoering van onze koopman-koning Willem-Alexander, onze koopman-premier Rutte en onze opperkoopman Hans de Boer, herwaarts gestuurd. Ook aan de wapenhandel heeft Nederland zijn eigen winstgevende aandeel, dat zich in het verleden niet alleen tot de illegale mosterdgasleveranties van Frans van Anraat aan Irak heeft beperkt. En wat zocht Aboutaleb recent in deze contreien, ten bate van wereldhaven Rotterdam?

Vanzelfsprekend werd vorig jaar bij het overlijden van koning Abdullah ook door ons koningshuis aan hem de laatste eer bewezen. Ongeacht hoeveel bloed er ook aan sommige koninklijke handen kleeft: het blijven toch collega’s, niet waar? Met de sultan van Broenei en de koning van Thailand – geen van beide bepaald voorbeeldige democraten – onderhouden de Oranjes ook innige relaties, zoals eveneens in 1962 de sjah van Perzië vanzelfsprekend op de zilveren bruiloft van Juliana en Bernhard acte de présence mocht geven.

Toch is de zaak nu duidelijk aan het kantelen, en daarvoor bestaan twee hoofdoorzaken: IS en Iran, in samenhang met een duidelijk agressievere buitenlandse koers van de nieuwe koning Salman, waarvan vooral de Jemenieten het slachtoffer zijn. Ook al heeft IS de oorlog aan Saoedi-Arabië verklaard – aan wie heeft het, met zijn universele kalifaatpretenties, binnen en buiten de oemma eigenlijk expliciet of impliciet niet de oorlog verklaard? – de radicale wahabitische ideologie ontleent IS in hoge mate aan het bewind in Riyad. Ook kan het op financiële en militaire steun van rijke Arabische particulieren rekenen, waartegen Riyad zeer weinig kan of wil uitrichten. Tussen onthoofdingen à la IS en onthoofdingen à la Riyad zien ook cartoonisten in het Midden-Oosten steeds minder verschil.

Met de gevolgen daarvan wordt ook Europa op eigen bodem geconfronteerd, en dat draagt zeker tot een steeds kritischer houding bij. Daarbij gaat het zowel om de integratieproblematiek, waarbij vanuit Saoedi-Arabië gefinancierde salafistische moskeeën een bedenkelijke rol spelen, als het terroristisch jihadisme, dat zowel de Europese binnensteden onveilig maakt als Syrië en Irak verder helpt ontwrichten. Het laatste met miljoenen vluchtelingen tot gevolg, die inmiddels ook in Europa – van ‘Keulen’ tot ‘ Schengen’ – als een steeds groter probleem worden ervaren en de Europese samenwerking en waarden steeds verder onder druk zetten.

Te noemen vallen hier de capitulatie voor Erdogan , de hekken van Hongarije, de grenscontroles van het tot voor kort gastvrije Zweden, de mentale omslag in de Duitse politiek, de electorale opmars van het Front National in Frankrijk. Dat Saoedi-Arabië in allerlei opzichten een bedenkelijke rol speelt aan het begin van de keten van causale gebeurtenissen die hiertoe hebben geleid, wordt inmiddels scherper gezien. Lucratieve handel gaat daarmee niet meer boven alles – ook omdat, als uitvloeisel van de klimaatconferentie, Washington tot een cruciale koersverandering bereid lijkt te zijn: minder olie en meer duurzame energie.

En dan tenslotte Iran: het nucleaire akkoord heeft eraan bijgedragen dat het minder wordt gedemoniseerd. En dat in elk geval, bij alle terechte kritiek op de mensenrechtensituatie, onder ogen wordt gezien dat die in deze shariastaat toch beslist niet beroerder is dan in de shariastaat Saoedi-Arabië, ooit onze geliefde bondgenoot. De massa-executie begin deze maand heeft dat beeld vast versterkt.

Thomas von der Dunk is publicist en cultuurhistoricus.

 

Hoe kunnen we medemenselijke emotie oproepen?

0
Geldermalsen-vluchtelingen.jpg
Foto: © AP

Een man van een jaar of 45 met vriendelijke blauwe ogen en een druipsnor kijkt in Geldermalsen recht in de camera en uit zijn emoties tegen de verslaggever van PowNed: ”Ik zou het liefst die ME-bus in de brand steken, met die vluchtelingen erbij!” Zegt hij nou écht dat hij mensen levend wil verbranden? Dezelfde man die de bakker straks weer gemoedelijk een goed weekend wenst nadat hij zijn halfje wit en de krentenbollen heeft afgerekend? Kust deze man zijn bejaarde moeder na zijn wekelijkse bezoekje weer liefkozend op de wang en zegt: ”Houdoe ma?”

Waar komen de hevige emoties van deze man vandaan? Waar hebben zijn emoties zo een andere afslag genomen dan die van mij? Hij heeft hoogstwaarschijnlijk dezelfde televisiebeelden gezien als ik. We zijn beiden van de leeftijd dat we nog het NOS-journaal kijken. We hebben wijken gezien die worden gebombardeerd met vatbommen, bebloede kinderen in geïmproviseerde ziekenhuizen, mensen die alles hebben moeten achterlaten en zijn gevlucht. In plaats van dat die beelden bij deze man empathie en mededogen oproepen hebben zij bij hem blijkbaar vooral angst opgeroepen. Angst dat dit ook hem kan overkomen, dat ook zijn leven ontwricht kan raken. Dat ook hij zijn spullen kan kwijtraken en dat ook zijn vrouw of dochter geweld aangedaan kan worden. 

Het lijkt wel of mensen zoals hij in Steenbergen of Geldermalsen de vluchtelingen willen aftroeven in angst voor het gevaar wat op hun afkomt. Het is of zij willen zeggen dat niet de vluchtelingen in dat gammele bootje op de Middellandse Zee zitten, maar zijzelf. Als reactie tillen zij de straatstenen uit hun eigen straat en gooien zij de ruiten in van hun eigen gemeentehuis en vervolgens lijkt het of hun eigen dorp in oorlog is met een aantal zwaargewonden. Zij hebben hun eigen emoties en hun angst daadwerkelijk omgezet in het geweld dat zij vrezen. De cirkel van hun emotionele redenering is rond.

In de prachtige film Youth van regisseur Paolo Sorretino zegt Mick tegen de hoofdpersoon van de film: ”Het enige wat we hebben is onze emoties.” Hij bedoelt dat je alleen met emoties mensen kan raken. Een paar weken terug kwam er een man, ook van een jaar of 45, op mij af op het centraal station in Amsterdam toen we daar vluchtelingen aan het verwelkomen waren. Zijn vrouw probeerde hem tegen te houden. Hij had hetzelfde uiterlijk en postuur als de man uit Geldermalsen. Hij was overduidelijk heel boos over wat wij daar deden. Ik zei tegen hem: ”Wacht even tot de trein aankomt. Als de vluchtelingen uitstappen dan wil ik van je weten: is je emotionele reactie om deze mensen te helpen of is je reactie om ze terug op de trein te zetten.” Zijn grote lichaam leek een tijdje in de lucht te blijven zweven zonder dat hij de woorden kon vinden om antwoord te geven. Hij draaide zich vervolgens om en liep zonder iets te zeggen naar de trein richting Hoorn. Ik denk dat ook de man uit Geldermalsen op vakantie in Griekenland als eerste, met zijn dure telefoon nog in zijn zak, in het water zou springen om een vluchtelingenkindje uit de boot te redden. Hoe kunnen we deze normale medemenselijke emotie weer oproepen bij mensen? 

Maurice Crul is hoogleraar Onderwijs en Diversiteit aan de Vrije Universiteit Amsterdam en de Erasmus Universiteit Rotterdam.

Zonder poldertaliban geen Jan Wolkers

0
Jan-Wolkers-.jpg
Foto: © Reuters

”InHolland-jihadisten komen om bij examen”, aldus de kop boven een stukje op de satirische website De Speld een klein jaar geleden, dat kritiek op de in marktgerichte modieuze studies resulterende gebrekkige kwaliteit van het hoger onderwijs combineerde met een profetische vooruitblik op de huidige discussie ”hoe herken ik de jihadist-in-spé in de salafist-van-nu”.

“InHolland kreeg 4 jaar geleden toestemming te beginnen met de opleiding Jihadisme”, zo vervolgt De Speld. “Het toenmalige kabinet wilde op die manier voorkomen dat geradicaliseerde jonge moslims in het Midden-Oosten een hoogwaardige training zouden krijgen. De eerste 50 studenten zijn nu omgekomen bij hun praktijkexamen. Tijdens het examen sneuvelden 20 studenten al bij het schoonmaken van hun kalashnikov. Veel studenten klaagden over de kwaliteit van de opleiding. Voor het vak Zelfmoordaanslagen was maanden geen ervaren docent beschikbaar. Alle slachtoffers zijn postuum gezakt.”

Kijk: als het zo simpel was, dan was de Nederlandse overheid snel klaar – wie zich voor zo’n opleiding aanmeldt, geeft immers meteen zijn intenties bloot, maar zo’n eenduidige opleiding wordt nergens aangeboden, zelfs niet in de meest fundamentalistische moskee, waar een imam rabiaat anti-westerse taal uitslaat. Dat zulke taal sommige losgeslagen moslimjongeren kan inspireren tot het plegen van aanslagen – net zoals die van Geert Wilders sommige losgeslagen niet-moslim-jongeren in Geldermalsen of Anders Breivik – is waar. Maar of dat bij een bepaalde individuele jongere inderdáád daartoe leidt, blijkt meestal als het te laat is. In de termen van De Speld: past bij het ”praktijkexamen”.

“Gedachten zijn vrij”, aldus de eerste regel van een oud Duits volkslied uit het begin van de 16e eeuw. Het behelsde een aanklacht tegen censuur en controle, die juist toen ook heel duidelijk religieuze relevantie bezat. Het waren de dagen van de Reformatie, waarin Maarten Luther (1483-1546) met succes het met veel censuur en controle opgelegde waarheidsmonopolie van de Rooms-Katholieke Kerk aanviel.

Het motto lag later aan de basis van de Verlichting: de vrijheid van denken geldt sindsdien als één van onze belangrijkste verworvenheden. Tegelijk staat zij ook steeds opnieuw onder druk – niet alleen, als er gedachten geformuleerd worden, die de machthebbers onwelgevallig zijn, maar vooral, als een vrij geformuleerde gedachte behelst dat ánderen het recht op vrij denken wordt ontzegd.

Het is het eeuwige dilemma van de democratie: hoe groot kan en moet de tolerantie zijn ten opzichte van de intoleranten? Groot als zij door hun kleine aantal geen bedreiging vormen, klein als zij dat door hun grote aantal wel doen? Of pas als sommigen hun intolerantie met geweld op willen leggen? Moet dan ook de intolerante denkwijze die daaraan ten grondslag ligt, niet slechts met intellectuele, maar ook met juridische middelen bestreden worden?

In de 20ste eeuw waren het vooral fascisme en communisme die deze vragen opriepen. Sinds de eeuwwisseling is het, het islamitisch fundamentalisme dat tot een plaatsbepaling dwingt. Wat in Europa de aandrang tot verbieden stimuleert, is enerzijds dat het daarbij – anders dan bij fascisme en communisme – niet om een westers cultuurproduct gaat en anderzijds dat men als gevolg van de secularisatie steeds vreemder is komen te staan tegenover religieuze orthodoxie als zodanig. Die maakt daarmee al automatisch velen bang, zeker als de atavistische aspecten ervan niet tot het eigen Europese verleden te herleiden vallen.

In de NRC van 19 december verscheen een uitgebreid stuk over de salafistische preekpraktijken in de Utrechtse moskee al-Fitrah. Kinderen moeten elkaar corrigeren als zij ”onislamitisch” gedrag waarnemen; zij dienen hun gezicht af te wenden wanneer zij een kerk (afgoderij!) of een McDonald’s (varkensvlees!) zien. Ouders moeten voorkomen dat zij op school muziek te horen krijgen. Geen hoofddoek dragen of ongehuwd met een vriendin rondlopen is ontoelaatbaar, afstand bewaren tot onreine mensen zoals zondaren en ongelovigen is verplicht.

Voor alle duidelijkheid: dit gaat veel verder dan ”integratie met behoud van identiteit”. Van integratie is gewoon geen sprake en de daaraan ten grondslag liggende opvattingen zijn ook in mijn ogen zot. Maar zijn ze zotter dan sommige die zeer orthodoxe christenen of dito joden huldigen? Gemengdgeslachtelijk handen schudden – ten onzent oorzaak van veel opwinding – mogen de laatsten ook niet.

“In het isolement ligt onze kracht”, aldus de leuze van de aartsvader van het politieke protestantisme in Nederland, Guillaume Groen van Prinsterer (1801-1876). Aan omgang met andersgelovigen deed men tijdens de verzuiling zo min mogelijk. In de Bible Belt wordt dat principe nog steeds gehuldigd. Recent brak op het eiland Goeree een rel uit, omdat in het plaatselijke sufferdje een interview was verschenen met een homostel. Met deze vorm van boze buitenwereld wenste de gereformeerde goegemeente niet te worden geconfronteerd en de sufferds van de redactie van het bewuste blaadje boden prompt nederig hun excuses aan.

Naar aanleiding daarvan verscheen 12 december een leerzaam dorpsportret in de NRC. Tot de taboes behoorde de vondst van een nieuwe schakel in de evolutie, het horen van een vloek en het zien van blote vrouwen. En gemengd gymnastiek op school – tot in de jaren 80 overal ongebruikelijk – is vast ook niet hun ding.

Zeker: de poldertaliban van Goeree roepen niet op tot geweld en dat is een essentieel verschil met de gewelddadige jihadisten. Maar hun wereldbeeld is even introvert en voor slachtoffers in eigen kring zeker niet minder beknellend. De sociale controle is groot. Wie zich zondig gedraagt, wordt evenzeer met uitstoting uit de gemeenschap bedreigd. Zonder de bijbehorende trauma’s zou de Nederlandse literatuur – Hugo Claus, Jan Wolkers, Maarten ‘t Hart – overigens amper bestaan.

Thomas von der Dunk is publicist en cultuurhistoricus.

De Saoedi’s, onze ongemakkelijke vrienden

0
Salman-koning-Nederland.jpg
Foto: © AP

In dezelfde week dat Tweede Kamerlid Ahmed Marcouch (PvdA) in Zaman Vandaag pleitte voor een verbod op salafistische organisaties, bezocht zijn partijgenoot Ahmed Aboutaleb namens de gemeente Rotterdam Saoedi-Arabië om er geld te verdienen. Een omstreden bezoek. Niet alleen omdat in Saoedi-Arabië de mensenrechten op grote schaal worden geschonden, maar ook omdat vanuit dat land het wahabisme wordt geëxporteerd en terrorisme wordt gefinancierd. 

Saoedi-Arabië kondigde onlangs aan met 33 andere soennitische islamitische landen een militaire alliantie te hebben gevormd om terrorisme te bestrijden. De alliantie wordt geleid vanuit de Saoedische hoofdstad Riyad. Met de oproep lijken de Saoediërs te voldoen aan een eerdere oproep van de Verenigde Staten om de militaire actie tegen IS op te schroeven.

Op het initiatief werd met scepsis en zorg gereageerd. Niet alleen omdat het kan leiden tot spanningen tussen soennieten en sjiieten (Iran), maar ook omdat het een middel kan worden om in verschillende landen politieke tegenstanders aan te pakken. 

Zo heeft de leider van de coalitie, Saoedi-Arabië de neiging iedere opvatting die het bewind niet bevalt als ”terroristisch” te betitelen. Volgens Human Right Watch wordt terrorisme in artikel 1 van de in 2014 uitgebreide terrorismewetten onder andere gedefinieerd als het oproepen tot atheïsme of het bekritiseren van de islamitische fundamenten waarop het land is gebaseerd.

Mensenrechten 

Er zijn weinig landen ter wereld waar het zo beroerd gesteld is met de mensenrechten als in Saoedi-Arabië. Demonstraties zijn er verboden, alle nog levende mensenrechtenverdedigers zitten lange gevangenisstraffen uit, vrouwen worden op vele vlakken gediscrimineerd, om maar niet te spreken over de positie van homo’s en ongelovigen. Het land is er sinds de komst van koning Salman niet milder op geworden: in 2015 gaat het uit 1995 stammende record executeren verbeterd worden. De Saoediërs zijn net zo behendig in het publiekelijk onthoofden van tegenstanders als ‘Jihadi John’ en zijn vrienden en doen dat bij voorbaat in het openbaar, zodat het afschrikwekkende effect des te groter is. 

In bijna de helft van de gevallen gaat het om buitenlanders, meestal gastarbeiders, die vaak geen Arabisch spreken en ook geen recht op een tolk hebben. Een gebrekkige inburgering kan in dat land letterlijk je kop kosten. 

Wahabisme

Tenslotte exporteert Saoedi-Arabië het wahabisme, het salafisme van de Saoedische school, een bijzonder orthodoxe en weinig tolerante vorm van de islam die weinig verschilt van de ideologie waarmee IS haar terreurdaden rechtvaardigt. Dat betekent nog niet dat het Saoedische bewind IS steunt. Het Huis van Saoed, het koningshuis van Saoedi-Arabië, is juist een doelwit van IS. Toch heeft Saoedi-Arabië wel gedoogd dat er vanuit het land volop steun aan verschillende terroristische groeperingen, waaronder IS, is gegeven.  

Wanneer Saoedi-Arabië een marginaal land was geweest, was de kans groot dat onze politici zich als dominees hadden opgesteld en over elkaar waren gebuiteld om principiële standpunten in te nemen. Saoedi-Arabië was dan, met het dreigement van een mogelijke boycot of militair ingrijpen, onder grote druk gezet om de mensenrechten te verbeteren en de export van wahabisme te stoppen.  

Zwart goud

Maar, Saoedi-Arabië is geen marginaal land. Behalve het wahabisme exporteren de Saoediërs ook olie en zo lang een groot deel van de wereldeconomie aan het infuus van dit zwarte goud ligt,  stellen onze politici zich eerder als koopmannen dan als dominees op. 

Saoedi-Arabië behoort niet tot de belangrijkste handelspartners van Nederland. Toch importeerde ons land vorig jaar voor ruim 3,4 miljard aan goederen uit het land. Het Saoedische petrochemieconcern Sabic en staatsoliemaatschappij Saudi Aramco zijn beiden actief in Rotterdam en Shell zit ook in Saoedi-Arabië.

Behalve dat we olie kopen, is Saoedi-Arabië ook een klant van het Nederlandse bedrijfsleven. De Saoediërs importeerden voor ruim 2,5 miljard euro uit Nederland, vooral op het gebied van luxe consumptiegoederen, energie, gezondheid, wetenschappelijke samenwerking en landbouw. Ook verkocht Nederland de afgelopen jaren voor ruim 35 miljoen euro wapens aan het land en werden wapens uit andere landen via onze havens en Schiphol doorgevoerd naar Saoedi-Arabië. Het zijn wapens die nu ingezet worden in de oorlog in Jemen. 

Brede betrekkingen 

Burgemeester Aboutaleb was niet de eerste hoogwaardigheidsbekleder die een bezoek aan Saoedi-Arabië bracht. Velen gingen hem voor. Nederland onderhoudt goede betrekkingen met de Saoediërs. Ons Koningshuis is al lange tijd goed bevriend met het Huis van Saoed. De Koning en minister Bert Koenders (Buitenlandse Zaken) waren in januari nog in de Saoedische hoofdstad Riyad om het rouwbeklag voor de overleden koning Abdullah (1924-2015) bij te wonen. Premier Mark Rutte weerlegde destijds de kritiek van D66, PVV en GroenLinks op dit bezoek. Nederland en Saoedi-Arabië hebben volgens de premier ”brede betrekkingen” en daarbij hoort het om ”op passende wijze” de laatste eer te bewijzen aan de koning.

Islam

De Saoediërs hebben nog een andere troef in handen die een boycot bemoeilijken: het land vormt het religieuze centrum van de islam en is één van de weinige islamitische landen ter wereld waar een volledig op de klassieke sharia gebaseerd rechtssysteem is ingevoerd. Andere islamitische landen kennen een duaal rechtssysteem met religieuze en seculiere rechtbanken, die vaak gebruik maken van rechtsstelsels die geïnspireerd zijn op het recht van de voormalige koloniale overheersers. 

Ook bezit het land de belangrijkste islamitische heilige plaatsen Mekka en Medina. Saoedi-Arabië is de ”beschermer van de twee heilige moskeeën”. Ieder jaar ontvangt het land miljoenen moslims die naar Mekka komen om de hadj, één van de vijf zuilen van de islam, te volbrengen. De hadj brengt Saoedi-Arabië niet alleen veel inkomsten, maar bezorgt het land ook een strategisch sterke positie ten opzichte van landen die grote groepen moslims herbergen en die alleen al vanwege dit gegeven met de Saoediërs zaken moeten doen. 

Al deze economische, religieuze en strategische factoren verklaren waarom we de Saoediërs maar liever te vriend houden. 

Daarom werd onlangs een motie om wapenleveranties aan Saoedi-Arabië te stoppen verworpen en kwamen niet alleen de multinationals, maar ook Marokkaanse organisaties in het verweer toen Saoedi-Arabië een handelsboycot dreigde in te stellen tegen Nederland vanwege anti-islam-stickers van Geert Wilders. Rutte was er deze keer als de kippen bij om ”fel afstand” te nemen van de stickers van Wilders. Met succes: de boycot kwam er niet. 

En zo kan het gebeuren dat we in Nederland politici hebben die pleiten voor mensenrechten, die zich hard maken voor ”onze waarden” en die een keiharde aanpak van het politieke salafisme voorstaan, maar tegelijkertijd de exporteur van het wahabisme en de kampioen onthoofdingen als vriend beschouwen. Een ”uitermate ongemakkelijke vriend” in de woorden van VVD’er Han ten Broeke. Dat dan weer wel. 

Ewoud Butter is hoofdredacteur van de nieuws- en opiniewebsite Republiek Allochtonië en mede-oprichter en redacteur van de website Polderislam, die achtergrondinformatie biedt over moslims, islamitische stromingen en de institutionalisering van de islam in Nederland. Hij deed onderzoek naar radicalisering en begeleidde diverse projecten in Noord-Holland. Volg hem op Twitter: @ewoudbutter

Salafisme op de korrel

0
salafi-Thijl-Sunier.jpg
Foto: © Reuters

In hun grenzeloze ambitie om de burgers van Nederland in het morele gareel te houden hebben de regeringspartijen VVD en PvdA een motie aangenomen die het OM vraagt om te onderzoeken of organisaties die ‘het salafisme’ aanhangen verboden kunnen worden. Het was vooral de overijverige Ahmed Marcouch van de PvdA die daar het voortouw nam. In een opiniestuk in Zaman Vandaag stelt hij dat moslims weliswaar in meerderheid geweld afwijzen, maar dat het nu tijd is om ook met het gedachtengoed dat achter IS steekt af te rekenen. Volgens Marcouch heeft salafisme niets te maken met het ideaal te leven naar het voorbeeld van de eerste drie generaties moslims. Salafisme is volgens hem ”de ideologie van de jihadisten”: het is anti-democratisch en gewelddadig, wat ‘ons’ te doen staat is ”de foute ideologie bestrijden met goede en betere ideeën”.

Het stuk van Marcouch is een merkwaardige mix van inside talk en politieke spierballentaal, natuurlijk niet verwonderlijk, want hij is moslim en politicus, maar daar zit het probleem. Als het gaat om de oproep aan medemoslims om mee te doen met ideeënstrijd en kritiek te leveren op een bepaalde uitleg van de bronnen, dan lijkt me dat zonder meer zinvol, maar waarom moet dat dan uitmonden in een voorstel ‘het salafisme’ te verbieden? Dat is een verkeerde en vooral gevaarlijke weg. Praktisch is zo’n verbod onuitvoerbaar, omdat het allerminst duidelijk is wat er onder verstaan wordt en wat je met zo’n verbod denkt te bereiken. Wat ga je nu eigenlijk verbieden? Wat wil je bestrijden?

Marcouch zelf stelt simpelweg dat salafisme iets anders is dan assalaf assalih, de drie eerste generaties moslims. Tsja, what’s in a name? In het EO-programma Arena van 9 december werd gediscussieerd over het mogelijke verbod. Verwarring alom toen een deskundige beweerde dat er maar een klein percentage van de moslims salafistische ideeën koestert, terwijl een moslim aan tafel vervolgens stelde dat iedere goede moslim zich spiegelt aan de eerste generaties moslims, dus “meer dan 80 procent is salafistisch”, enzovoort, enzovoort. In een ander stuk over salafisme in Zaman Vandaag, een interview met onderzoekster Ineke Roex, stelt Roex terecht stelde dat salafisme een containerbegrip is dat geen recht doet aan de grote diversiteit daarachter.

Kortom, ik zie de discussies al opdoemen als het inderdaad tot een verbod zou komen, maar ik vind een verbod vooral om principiële redenen verkeerd. We begeven ons als samenleving op een hellend vlak met alle gevaarlijke gevolgen. Ik wil het hier niet eens hebben over twee grondwettelijke principes die met voeten getreden worden: vrijheid van meningsuiting en vrijheid van godsdienst. Het gevaar zit hem vooral in het feit dat de staat zich steeds vaker de rol van ‘waardenpolitie’ aanmeet en bepaalt wat ‘we’ moeten vinden. Het ”Haagse jihadproces” waarin op 10 december zware straffen werden opgelegd, waartegen juist ook door juristen flinke kritiek werd geuit, laat zien dat ook in de rechtspraak de neiging bestaat in die rol van de overheid mee te gaan.

Salafisten hebben net als andere moslims ideeën over het goede leven, over goed en kwaad, over hoe je als moslims dient te leven. Dit is nu typisch zo’n onderwerp waar de overheid en de Tweede Kamer zich juist niet mee moeten bemoeien en meer vertrouwen moet hebben in de kracht van de discussie onder moslims. Een verbod is een teken van zwakte, angst en vooral van fundamenteel wantrouwen. In mijn column van vier weken geleden betoog ik dat het van groot belang is te begrijpen wie naar wie luistert en waarom. Het is goed als publieke figuren als Marcouch die zichzelf als moslim beschouwen aan die discussie meedoen, maar zonder direct als politieagent op te treden.

Een verbod is ook verkeerd omdat bepaalde opvattingen en overtuigingen op voorhand worden uitgesloten van de publieke discussie. Van buitenaf wordt salafisme opgetuigd met allerlei kwalificaties die mensen met totaal verschillende opvattingen op een hoop veegt, maar juist die verschillen en de discussie die daarover gevoerd wordt is uitermate belangrijk om te voorkomen dat jongeren voor geweld kiezen. In plaats van een groot deel van die zogenoemde salafisten te beschouwen als bondgenoten, worden ze uitgesloten van de discussie en op voorhand verdacht gemaakt.

Een verbod zoals geformuleerd in de motie, is dus wat mij betreft een heilloze weg. Het is symboolpolitiek zonder enig praktisch nut. Wat je ermee bereikt is dat de zaken alleen maar verder op de spits worden gedreven. Dat kan en moet anders.

Thijl Sunier is hoogleraar Antropologie aan de Vrije Universiteit Amsterdam, redacteur van het wetenschappelijke tijdschrift Journal of Muslims in Europe en voorzitter van de Netherlands Interuniversity School for Islamic Studies.

Nederland doet altijd wat VS wil

0
Rutte-Obama.jpg
Foto: © AP. Mark Rutte & Barack Obama.

De aanslagen in Parijs en het Franse antwoord daarop in de vorm van bombardementen op de hoofdstad van IS, het in Syrië gelegen Raqqa, zetten ook de Nederlandse regering steeds verder onder druk. Londen heeft zich, na een verhit debat in het Lagerhuis, solidair met de Fransen verklaard, en vecht ginds inmiddels vanuit de lucht mee. Berlijn belooft op afstand militaire steun te verlenen en zodoende wordt ook weer naar Den Haag gekeken.

Nederland heeft sinds de eeuwwisseling – anders dan sommige andere NAVO-landen – immers vaker aan militaire operaties in de islamitische wereld meegedaan. Eerst, nadat Saddam verslagen was, aan de Amerikaanse bezetting van Irak; dan, om de Taliban op afstand te houden, successievelijk in twee provincies in Afghanistan – Oeroezgan en Koendoez – ook al moest dat toen, omwille van de kritisch tot afwijzende publieke opinie in eigen land, officieel als wederopbouwmissie respectievelijk politietraining in de annalen van de krijgsmacht geboekstaafd worden. Het voorlopige eindresultaat voldoet niet geheel aan de verwachtingen, zullen we maar zeggen.

Sinds enige tijd is Den Haag opnieuw in het Midden-Oosten actief: op verzoek van de regering in Bagdad helpt het mee met het bombarderen van het territorium van IS, althans voorzover dit het Irakese deel betreft. Van deelname aan de luchtacties tegen het Syrische deel van IS onthoudt Nederland zich, omdat een dergelijk verzoek van de regering van Damascus tot dusverre nog niet voorligt, evenmin als een mandaat van de VN. Voor de ”hoofdstad van het internationaal recht”, een titel waarop Den Haag zo graag aanspraak maakt, zijn dat geen randvoorwaarden om lichtzinnig mee om te gaan.

Mede tegen die achtergrond (en met de weinig duurzame ‘successen’ in Irak en Afghanistan voor ogen) staat niet iedereen in Den Haag te springen om alsnog ook in Syrië te interveniëren, en zijn coalitie en kabinet verdeeld. De VVD is vóór – de VVD is altijd vóór – en de PvdA was lang tegen, en aarzelt nu. Haar standpunt: zolang nog niet eens de eerste contouren van een plan voor de toekomst van Syrië geschetst zijn, heeft nog meer bombarderen geen zin.

Het maakt, omdat deze bombardementen zich uitsluitend op IS richten, Nederland bovendien partij in een conflict, waarin het beter geen partij kan zijn, omdat de twee elkaar hier bevechtende vijanden even erg zijn. Zeker: het zijn aan IS gelieerde soennitische jihadisten die in Parijs hebben gemoord, maar het is het sjiitische bewind van Assad dat, gesteund door Iran en Rusland, vanwege zijn tirannieke karakter vanaf 2011 (eerst vreedzaam) verzet heeft uitgelokt, vervolgens de voedingsbodem voor IS heeft bereid en nog altijd veruit de meeste doden – en daarmee ook veruit de meeste vluchtelingen – op z’n geweten heeft, al doet die zelfbenoemde kalief wel erg z’n best.

Het spel dat Assad vanaf het begin speelt – uitschakeling van de gematigde oppositie met Russische militaire hulp om het Westen, voor de keus tussen hem en IS gesteld, tot steun aan hem te dwingen – lijkt, vanwege de aanslagen in Parijs, steeds succesvoller te worden. Staten die eerst terughoudend aangaande contacten met Assad waren, laten die terughoudendheid nu varen. Zie Washington, waar het standpunt van een ”Assad moet meteen weg” tot een ”uiteindelijk moet Assad wel weg, ja”, is getransformeerd.

Het is die veranderende context, waarin nu druk op Nederland wordt uitgeoefend om ook in Syrië mee te vechten, van zowel Franse als Amerikaanse zijde. Als gezegd: de VVD is vóór, en is ook altijd vóór, zoals dat in zulke gevallen voor de meeste rechtse partijen in Nederland geldt. Het is in die wetenschap dat Amerika ook steevast Nederland als één van de eerste kleinere NAVO-landen benadert. België staat meestal niet zo hoog op de lijst.

Dat heeft te maken met een traditioneel verschil in oriëntatie: Nederland Atlantisch, België Europees, Den Haag kijkt altijd wat Washington doet, Brussel met dezelfde intentie naar Parijs. In dit concrete geval zou het voor de verandering overigens weinig uitmaken, nu Hollande en Obama jegens IS min of meer één lijn trekken, maar in veel gevallen waar Parijs en Washington juist tegenover elkaar staan, maakt het wèl uit. Denk aan Chirac tegenover Bush in 2003 inzake Irak.

Ettelijke jaren na de Amerikaanse inval, toen de chaotische uitkomst daarvan niet meer te loochenen viel, was er op het instituut Clingendael een forumdiscussie, waaraan ook de ex-adjunct-hoofdredacteur van De Volkskrant, Arie Elshout, aan deelnam, indertijd een voorstander van die inval in Irak. Mijn vraag vanuit de zaal aan hem: zou U ook voor zo’n inval zijn geweest als juist Chirac vóór en Bush tegen zou zijn geweest? Zijn antwoord, na enig nadenken: nee, dan vermoedelijk niet.

Dus niet het ‘wat’, maar het ‘wie’ was beslissend. Het triomfantelijke commentaar van zijn Vlaamse forum-buurman, de Antwerpse hoogleraar Yves Vandenberghe: dat weten wij in België allang, jullie doen altijd alles wat de Amerikanen willen. En inderdaad: een deel van Den Haag durft zich amper af te vragen of wát de Amerikanen dan zoal willen, wel wenselijk en verstandig is.

Over de reden en achtergrond daarvan valt vanuit historisch perspectief veel te zeggen. Het staat in elk geval niet los van onze eigen oorlogservaringen in het verleden, die nu voor een kritischer houding een obstakel vormen. Simpel gezegd: sinds het ontstaan van Nederland in de 16e eeuw kwam de bedreiging altijd van over land – eerst de Spanjaarden met Philips II, dan de Fransen met Lodewijk XIV en Napoleon, dan de Duitsers met Hitler – en de redding van overzee, waarbij Londen als reddende engel inmiddels alleen plaats heeft gemaakt voor Washington.

Thomas von der Dunk is publicist en cultuurhistoricus.

Terrorist, vrijheidsstrijder of verward?

1
AndersBehringBreivik.jpg
Foto: © AP. Anders Breivik.

Karst Tates die op Koninginnedag in 2009 door de menigte reed en zichzelf en 7 anderen doodde werd direct na zijn daad een verwarde man genoemd. Dat geldt ook voor Tristan van der Vlis die 2 jaar later in een winkelcentrum in Alphen aan de Rijn 6 anderen en zichzelf doodde. Van der Vlis had niet alleen een schietvergunning en meerdere wapens, het was ook al langer bekend dat hij psychische problemen had en suïcidaal was. 

Anders Breivik vermoordde in 2011 77 mensen in Noorwegen. In eerste instantie werd in de media gespeculeerd dat het om een moslimextremist ging. Toen bekend was dat Breivik de dader was, werd door sommige media nog gewacht met hem een terrorist te noemen, totdat kennis werd genomen van zijn manifest van zo’n 1.500 pagina’s dat tegen de islam en tegen links was gericht. Breivik werd uiteindelijk als terrorist veroordeeld. 

Elliot Rodger, de jongen die vorig jaar 6 mensen doodde in Santa Barbara, motiveerde zijn moordpartij in video’s en een manifest. Zijn actie was gericht tegen de vrouwen die hem afwezen, en tegen alle vrouwen in het algemeen. Rodger werd ondanks zijn vrouwenhaat niet als terrorist, maar als een verwarde man beschouwd.   

Over Andreas Lubitz, de co-piloot van German Wings die met opzet een vliegtuig met 149 inzittenden liet crashen, ging aanvankelijk het verhaal dat hij zich net bekeerd had tot de islam. Dat was voor sommigen voldoende om te concluderen dat hij een terrorist zou zijn. Het officiële verhaal was echter direct al dat er geen sprake was van terrorisme. Lubitz was al lange tijd zwaar depressief en suïcidaal, maar had zijn werkgever daarvan onvoldoende op de hoogte gesteld, waarschijnlijk uit angst voor zijn carrière.  

Na het bloedbad vorige maand in San Bernardino met 14 dodelijke slachtoffers brak direct de discussie los of er sprake was van een schietpartij of van een terroristische aanslag. Waren Syed Farook en Tashfeen Malik verwarde mensen bij wie de stoppen waren doorgeslagen of hadden ze ideologische motieven en waren het terroristen?  Voorlopig houden de Amerikaanse autoriteiten het op het laatste. 

Dylann Roof ten slotte, de man die de afgelopen zomer in een Afro-Amerikaanse kerk in het Amerikaanse Charleston 9 zwarte mensen doodschoot, werd in de Verenigde Staten en ook in de Nederlandse media niet direct een terrorist genoemd. Zijn daad werd in eerste instantie gekwalificeerd als schietpartij, niet als een aanslag. Toch wilde hij een rassenoorlog ontketenen. 

De aarzeling van de pers om Roof een terrorist te noemen, leidde tot veel irritaties. Als een moslim een aanslag pleegt, spreekt iedereen van terrorisme, zo klonk het verwijt, maar als een blanke dat doet, is hij verward of een lone wolf. De Amerikaanse komiek Jon Stewart stelde in zijn tv-programma: ”Wanneer Roof een moslim was geweest, waren we direct 2 landen binnengevallen.”

In verschillende Nederlandse kranten verschenen vervolgens artikelen over de vraag waarom Roof geen terrorist werd genoemd. In De Volkskrant werd door de ombudsvrouw verwezen naar het stijlboek van de krant waarin wordt gesteld ”niet te lichtvaardig het beladen etiket terrorist” te gebruiken: ”Vaak is die classificatie politiek gemotiveerd en speelt de veronderstelde rechtmatigheid van geweld een rol. Op dit gladde ijs moet De Volkskrant zich niet begeven. Het is niet aan ons in nieuwsberichten te bepalen of verzet al of niet gerechtvaardigd is.”

Hoogleraar Beatrice de Graaf van de Universiteit Utrecht – gespecialiseerd in terrorisme – vindt terrorisme een glibberig begrip. Toch geeft ze in een online college van de Universiteit van Nederland een definitie: een terrorist wil volgens haar de vijanden raken, medestanders mobiliseren en de rest van de samenleving schrik aanjagen. Daarnaast heeft een terroristische aanslag een theatraal effect: het moet de aandacht trekken van veel mensen.

Volgens De Graaf zal uiteindelijk de geschiedenis in veel gevallen oordelen of iemand een terrorist was of bijvoorbeeld een vrijheidsstrijder. Wanneer we nog steeds onder Duitse bezetting hadden geleefd, waren de mensen die bij het verzet hadden gezeten vast als terroristen in de geschiedenisboeken verdwenen. 

Nelson Mandela (1918-2013) won in 1993 de Nobelprijs voor de Vrede. Toch werd hij pas in 2008 door de VS van de lijst met terroristen gehaald waarop hij 30 jaar had gestaan vanwege zijn strijd tegen het Zuid-Afrikaanse apartheidsbewind. 

Ook een andere winnaar van de Nobelprijs voor de Vrede, Yasser Arafat (1929-2004), gold lange tijd als een terrorist. Hetzelfde ging op voor de oud-Israëlische premiers Menachem Begin (1913-1992) en Yitzhak Shamir (1915-2012): zij werden als terrorist beschouwd toen zij in de jaren 40 van de vorige eeuw vochten tegen de Britse mandaatregering. 

In het huidige Israëlisch-Palestijns conflict valt de term terrorisme ook om de haverklap. Hamas wordt door Israël en de meeste westerse landen en Saoedi-Arabië en Egypte als een terroristische organisatie beschouwd, terwijl de critici van Israël dat land juist weer van staatsterrorisme beschuldigen.

Staatsterrorisme wordt gebruikt bij buitenproportioneel geweld van regeringslegers met een politiek of religieus doel waarbij veel onschuldige burgerslachtoffers vallen. Er zijn vele landen die in de loop der jaren beschuldigd zijn van staatsterrorisme. 

In het stijlboek van De Volkskrant wordt terecht aangeraden om het label terrorisme niet te snel te gebruiken. Terrorisme is een politiek waardeoordeel. Het overnemen van die term kan betekenen dat media zich laten gebruiken voor propagandadoeleinden van anderen. Hetzelfde geldt overigens ook voor het gebruik van termen als verzetsstrijder, vrijheidsstrijder en verward persoon. Ook dat zijn termen waarmee niet alleen een daad wordt geclassificeerd, maar waarmee de basis wordt gelegd voor een moreel oordeel en voor passend vervolgbeleid. 

Een verward persoon wordt als individu behandeld die behalve straf ook zorg nodig heeft, terwijl een terrorist al snel als onderdeel van een collectief wordt beschouwd. Een terroristische daad vraagt om veiligheidsbeleid en misschien wel om militair optreden.

Probleem is dat de werkelijkheid vaak gecompliceerder is: een deel van de terroristen bestaat uit verwarde personen. Zo bleek afgelopen zomer uit politiedossiers dat minstens 60 procent van de Nederlanders die naar Syrië is vertrokken, psychische problemen had voordat ze radicaliseerden. 

1 op de 5 Syrië-gangers heeft zelfs een officieel vastgestelde stoornis, zoals schizofrenie of een psychose. Zij zijn niet alleen terroristen, maar ook verwarde personen. Die conclusie zou ook consequenties moeten hebben voor het beleid, maar zover zijn we nog niet.

Ewoud Butter is hoofdredacteur van de nieuws- en opiniewebsite Republiek Allochtonië en mede-oprichter en redacteur van de website Polderislam, die achtergrondinformatie biedt over moslims, islamitische stromingen en de institutionalisering van de islam in Nederland. Hij deed onderzoek naar radicalisering en begeleidde diverse projecten in Noord-Holland. Volg hem op Twitter: @ewoudbutter

‘Scheer salafisten niet over één kam’

1
‘Met een verbod op salafistische organisaties komen we niet verder’, zegt Ineke Roex. ‘Als je alle salafisten over één kam scheert en criminaliseert, isoleer je degenen onder hen die weliswaar een orthodox-fundamentalistische leer aanhangen, maar niet anti-democratisch en tegen geweld zijn.’

Het Openbaar Ministerie onderzoekt of het mogelijk is om salafistische organisaties te verbieden. Een motie daarover van Ahmed Marcouch (PvdA) en Ockje Tellegen (VVD) is onlangs aangenomen door de Tweede Kamer. De Kanttekening sprak naar aanleiding daarvan over het salafisme met salafisme-expert Ineke Roex.

Is het salafisme een kweekvijver van gewelddadig jihadisme?
‘Nee. Dat is een vereenvoudigde weergave van de werkelijkheid. Salafisme kan een kweekvijver zijn van gewelddadig jihadisme, maar is het zeker niet per definitie. Sterker nog, de salafistische beweging in Nederland levert momenteel een bijdrage aan het bestrijden van gewelddadig jihadisme. Marcouch vereenvoudigt sterk de complexiteit van de salafistische beweging. Er zijn grote verschillen tussen de verscheidene stromingen binnen het salafisme. Binnen deze beweging maken de niet-gewelddadige salafisten zich heel erg sterk om gewelddadig jihadisme in de eigen kringen te bestrijden. Een recent voorbeeld, is bijvoorbeeld dat salafisten zich hebben uitgesproken tegen de aanslagen in Parijs. Ze bestrijden eigenlijk al sinds de moord op Theo van Gogh in 2004 en zeker de laatste jaren, sinds een aantal jongeren naar Syrië afreist, radicalisering in de eigen gelederen. Je snijdt je in de eigen vingers als je de goedwillende salafistische organisaties verbiedt. Het is symboolpolitiek, want het Openbaar Ministerie gaat nu onderzoeken of salafistische organisaties anti-democratische activiteiten ontplooien. Nou, dan komen ze er gauw achter dat dat niet zo is, en dan heb ik het over de mainstream salafistische organisaties in Nederland. Natuurlijk zijn er ook mensen in Nederland die wel sympathiseren met gewelddadige ideeën, mensen die sympathie hebben voor IS bijvoorbeeld. Die mensen komen niet in die salafistische organisaties. Dus met een verbod op salafistische organisaties komen we niet verder. Het heeft geen zin. De jihadistische netwerkjes bestaan in de marges van de moslimgemeenschap, voornamelijk op het internet. Ze zijn slecht zichtbaar; ze hebben zich niet verenigd in formele organisaties of moskeestichtingen en dergelijke.’

Je claimt dat salafisten in Nederland gewelddadig jihadisme bestrijden. Kan je voorbeelden noemen. Welke organisaties of personen binnen de salafistische beweging bestrijden gewelddadig jihadisme en wat doen ze precies?
‘De belangrijkste actoren op dit moment zijn de moskee as-Soennah en de organisatie al-Yaqeen in Den Haag. Ze doen het al jaren. Toen imam Fawaz Jneid nog spreker was in as-Soennah sprak hij zich in preken al uit tegen de aanslagen in Madrid en Londen en heel expliciet tegen al-Qaeda. Dat is alweer een tijdje geleden. Maar recent hebben mensen die les geven in as-Soennah programma’s over radicalisering ontwikkeld. Sowieso gaan lezingen en vrijdagpreken over dit probleem. Daarnaast heeft het bestuur van de moskee zich uitgesproken tegen de aanslagen in Parijs. Ook andere salafistische moskeeën, zoals de moskee al-Fourqaan in Eindhoven, en organisaties hebben dat gedaan. Ook Suhayb Salaam, één van de belangrijkste salafistische prekers in Nederland, heeft dat gedaan.’

Dat is veroordelen, niet bestrijden. Het veroordelen van terroristische aanslagen staat volgens jou dus gelijk aan het bestrijden van radicalisering? Radicalisme bestrijden eindigt niet, maar begint met het veroordelen van terrorisme.
‘Nee, dat klopt. Maar ze doen het wel in heel felle bewoordingen. En het blijft absoluut niet alleen bij verklaringen. Op grassroots niveau zijn ze ermee bezig, door middel van allerlei activiteiten. Niet naar aanleiding van alleen aanslagen, maar bijvoorbeeld ook toen Sharia4Belgium voet aan de grond in Nederland probeerde te krijgen, waren de salafistische organisaties de eerste die daar tegen ageerden. En dat deden ze in heel strenge bewoordingen.’

As-Soenah doet volgens jou tegenwoordig veel om radicalisering te bestrijden. Waarom omschrijven zo veel radicaliseringsexperts en media de moskee dan als een hotbed van extremisten?
‘De verhouding van salafistische organisaties en moskeeën zoals as-Soennah met jihadistische organisaties was in het verleden inderdaad nogal dubieus. Er waren in het verleden mensen die actief waren binnen jihadistische netwerken die binnen die moskeeën en organisaties kwamen. Maar zij zijn eruit gezet. Deze organisaties en moskeeën hebben een ontwikkeling doorgemaakt. Het is niet van de éne op de andere dag gebeurd dat ze zich bezig gingen houden met deradicalisering. Heel lang hebben ze het radicaliseringsprobleem ontkend, maar zeker de laatste jaren hebben ze er heel veel tegen gedaan.’

Foto: de Kanttekening. Ineke Roex (1982) is antropoloog, gespecialiseerd in het salafisme. Ze is verbonden aan de Universiteit van Amsterdam. Ze promoveerde op een proefschrift over salafisten in Nederland, getiteld ‘Leven als de profeet in Nederland: over de salafistische beweging en democratie’ (2013). Daarvoor verrichtte ze intensief antropologisch veldwerk binnen salafistische organisaties. Van 2009 tot 2011 deed ze onderzoek naar radicalisering voor Forum, een inmiddels opgeheven instituut in Utrecht dat onderzoek deed naar multiculturele vraagstukken. Momenteel is ze betrokken bij een onderzoeksproject dat zich richt op islamitisch activisme in West-Europa.

Binnen de salafistische beweging is er een invloedrijke groep of stroming die als kweekvijver fungeert voor gewelddadig jihadisme, dat is een feit. IS, Jabhat al-Nusra, al-Qaeda, Boko Haram, al-Shabaab en veel andere soortgelijke terroristische organisaties hangen immers het salafisme aan.
‘Ja, klopt. Ik zeg ook zeker niet dat er geen probleem is met het salafisme. Ik zeg dat gewelddadig jihadisme een stroming is binnen die brede salafistische beweging en dat we onderscheid moeten maken tussen de verschillende stromingen. Wat heel erg nodig is, vooral nu na de aanslagen in Parijs, is het interne debat onder moslims. Als je alle salafisten over één kam scheert en criminaliseert, isoleer je degenen onder hen die weliswaar een orthodox-fundamentalistische leer aanhangen, maar niet anti-democratisch en tegen geweld zijn. Dan verlam je het debat en creëer je meer problemen. Uiteraard moet wel opgetreden worden tegen de gewelddadig-jihadistische stromingen binnen de salafistische beweging.’

Ben je voor een verbod op de organisaties die wel als gewelddadig-jihadistisch aangemerkt kunnen worden?
‘Zodra een organisatie of individu gewelddadige actie onderneemt of de democratie wil omverwerpen, dan moet de wet gehandhaafd worden. Ik kijk altijd naar wat de wet toestaat en wat niet. Ik denk dat as-Soennah bijvoorbeeld de wet niet overtreedt. Salafistische organisaties worden waarschijnlijk al gemonitord sinds ze bestaan, vooral sinds de moord op Theo van Gogh, de AIVD zit er waarschijnlijk al bovenop. Op het moment dat ze iets doen wat niet kan volgens de wet, wordt er waarschijnlijk sowieso ingegrepen.’

Zou je het salafisme karakteriseren als anti-westers?
‘Nee. Er zijn anti-westerse elementen, maar het salafisme is niet per definitie tegen democratie of anti-westers, zo zwart-wit is het niet.’

Willen we dat het salafisme of de salafistische beweging een plek heeft in Nederland?
‘Het is een feit. Er is vrijheid van godsdienst en vrijheid van vereniging. Een verbod stimuleert het debat niet. Ideeën, opvattingen kun je niet laten verdwijnen door ze te verbieden, ze zullen blijven bestaan. Dus je kunt er beter ruimte aan bieden, zodat erover gedebatteerd kan worden en mensen er kritiek op kunnen uiten.’

Het gelijk van Ella Vogelaar

0
‘Ik ben geboren in Nederland en ik woon hier mijn hele leven. Ik heb veel van Nederland ontvangen en ik probeer, zeker sinds ik werk, veel terug te geven. Uiteindelijk zal ik in Nederland sterven. Ik voel me een Nederlander, maar ik word ‘allochtoon’ of ‘Turk’ genoemd. Niet alleen ik, ook mijn kinderen krijgen die labels. En de laatste 15 jaar worden we ook steeds vaker aangesproken als ‘moslim’. Ook mijn kinderen, die nog nooit een moskee van binnen hebben gezien, wordt gevraagd afstand te nemen van aanslagen in Verweggistan. Nederlanders willen niet accepteren dat wij Nederlanders zijn. Turkse Nederlanders trouwens ook niet. Zij blijven me aanspreken in het Turks, ook publiekelijk of op Facebook, ze vallen me lastig met de Turkse politiek en spreken mij en mijn kinderen vermanend toe wanneer we tijdens de ramadan op straat eten.’

Aycig (39 jaar) heeft zelfs overwogen haar naam en die van haar kinderen te veranderen in Nederlandse namen, maar dat vond ze uiteindelijk te ver gaan. Ook al wil ze zichzelf graag als Nederlander beschouwen en is ze niet meer gelovig, de buitenwereld blijft haar als Turkse en als moslima zien.

Deze week riep CDA-kamerlid Pieter Heerma op tot meer aandacht voor de Nederlandse identiteit en de joods-christelijke waarden en normen. Hij is niet de eerste.

In Nederland voeren we sinds de jaren 90, intensiever dan voorheen, een debat over de Nederlandse identiteit, waarbij vragen als ”wat maakt Nederlanders Nederlands?”, ”wat onderscheidt Nederlanders van anderen?” en ”wat bindt Nederlanders?” aan de orde komen. Dat dit debat intensiveerde kwam onder andere door langlopende processen als ontzuiling, individualisering, globalisering en vervreemding, maar ook door de uitbreiding van de Europese Unie in de jaren 90, de komst van de euro en de verscherping van het integratiedebat.

Dat laatste debat is sinds de eeuwwisseling steeds meer geculturaliseerd en geïslamiseerd: ging het integratiedebat in de vorige eeuw vooral over participatie in het onderwijs en op de arbeidsmarkt, de laatste 15 jaar hebben we het vooral over de vraag in hoeverre culturen of religies, en dan vooral de islam, een handicap vormen om te integreren.

Sommigen, onder wie bijvoorbeeld publicist Paul Scheffer en CDA’er Heerma deze week, zwengelen dit debat aan. Zij stellen dat Nederland een zwak gedefinieerde identiteit heeft en dat het voor migranten daardoor niet duidelijk is in wat voor samenleving zij zouden moeten integreren.

De pogingen in de afgelopen decennia om onze nationale identiteit te definiëren hebben tot nu toe echter weinig opgeleverd. Allereerst blijkt het niet mee te vallen om een identiteit te omschrijven waarin alle leden van een verbeelde nationale gemeenschap, variërend van een Amsterdamse hipster tot een ouderling uit Staphorst zich kunnen vinden. Het is gemakkelijker om een paling uit een emmer snot te halen.

Het probleem met identiteiten is namelijk dat ze per definitie dynamisch zijn en in interactie en in contrast met anderen tot stand komen. Ze worden continu en afhankelijk van de omstandigheden opnieuw ingevuld, geïnterpreteerd en aangepast.

De discussie over onze identiteit richt zich in de praktijk vooral op het verleden en wordt teruggebracht tot discussies over sommige gestolde tradities als onlosmakelijk en vaststaand onderdeel van ‘onze cultuur’. Dat leidt tot verhitte en soms verkrampte discussies over bijvoorbeeld Zwarte Piet of over een mogelijk vuurwerkverbod in sommige wijken.

In tegenstelling tot wat Scheffer en anderen hoopten, hebben pogingen tot definiëring van onze nationale identiteit eerder geleid tot polarisatie en het uitsluiten van ‘nieuwe’ Nederlanders.

Dat geldt misschien wel sterker voor moslims. Gestimuleerd door Samuel Huntingtons clash of civilizations-theorie, maar zeker ook door het sterk toenemend islamitisch terrorisme, worden de westerse en islamitische beschavingen steeds scherper tegenover elkaar gesteld.

Sinds George W. Bush de aanslagen van 11 september 2001 een aanval op de westerse beschaving noemde, wordt dit frame herhaald bij iedere aanslag door moslimterroristen. Geweld van extremisten van een ander pluimage krijgt niet deze labels.

Ook de aanslagen in Parijs werden geduid als een aanval op ”onze waarden” en ”onze manier van leven”. En in de debatten die volgden ging het dan al snel over ”wij” versus ”de moslims”. In het enthousiasme om geradicaliseerde moslims buiten te sluiten, dreigen sommige deelnemers aan het debat alle moslims uit te sluiten.

En dan gaat het wringen. Moslims wonen immers niet alleen in islamitische landen, maar ze zijn ook een onderdeel gaan vormen van onze westerse beschaving. 1 op de 20 volwassen Nederlanders beschouwt zichzelf als moslim.

Het is een idee waar een groot deel van de Nederlanders moeite mee heeft. Toen in 2007 de minister van Integratie Ella Vogelaar in dagblad Trouw liet weten dat zij zich kon ”voorstellen” dat wij ”ooit” (”over een paar eeuwen”, voegde ze er aan toe) zullen zeggen dat Nederland een land is van ”joods-christelijke-islamitische traditie”, noemde Geert Wilders haar ”knettergek” en diende hij een motie van wantrouwen in.

De PVV-leider was niet de enige die twijfelde aan het verstandelijke vermogen van Vogelaar. Volgens opiniepeiler Maurice de Hond deelde destijds niet alleen de PVV-achterban, maar ook meer dan de helft van de VVD-stemmers deze mening.

Vogelaar had natuurlijk gelijk. Of Wilders en anderen het nu leuk vinden of niet: moslims zijn hier en zullen hier blijven. Ze zullen een minderheid blijven, maar wel een onlosmakelijk onderdeel van de Nederlandse samenleving blijven vormen en hun invloed op de Nederlandse cultuur gaan hebben. Dat geldt niet alleen voor moslims, maar voor alle religieuze en etnische groepen die de afgelopen decennia in Nederland zijn komen wonen.

Deze constatering zou ook van invloed moeten zijn op de wijze waarop we in Nederland onze nationale identiteit definiëren, voorzover dat nuttig is en daar behoefte aan bestaat. Laten die pogingen tot definiëring van de nationale identiteit in het vervolg meer op de toekomst en minder op het verleden zijn gericht. Laat het gaan over een samenleving die we willen hebben en niet over de samenleving die we hadden.

Daarnaast zal er meer ruimte moeten zijn voor het besef dat mensen een meervoudige, hybride identiteit hebben en zich tegelijkertijd met verschillende groepen kunnen identificeren, zelfs wanneer deze identiteiten op sommige vlakken met elkaar botsen.

Een sterk ontwikkelde nationale identiteit als bindend element, zoals die in immigratielanden als de Verenigde Staten, Canada en Australië bestaat, is alleen mogelijk wanneer dit gepaard gaat met het tegelijkertijd respecteren of op zijn minst accepteren van diversiteit.

Dat betekent ook accepteren dat onze nationale identiteit voortdurend aan verandering onderhevig is. Veel van de christelijke en in veel mindere mate joodse waarden zijn inmiddels vervangen door humanistische waarden uit de verlichting zoals de gelijkheid van man en vrouw en de acceptatie van homoseksualiteit. Die humanistische invloeden zijn de laatste decennia dominant geworden en zullen dat ook blijven. Dat neemt niet weg dat er ook sprake zal zijn van islamitische invloeden en van bijvoorbeeld hindoeïstische, boeddhistische en atheïstische invloeden.

Alleen wanneer de nationale identiteit dynamisch en ruim wordt gedefinieerd zal deze ruimte bieden voor de integratie van alle Nederlanders, waaronder ook die van Aycig en haar (klein)kinderen.

Ewoud Butter is hoofdredacteur van de nieuws- en opiniewebsite Republiek Allochtonië en mede-oprichter en redacteur van de website Polderislam, die achtergrondinformatie biedt over moslims, islamitische stromingen en de institutionalisering van de islam in Nederland. Hij deed onderzoek naar radicalisering en begeleidde diverse projecten in Noord-Holland. Volg hem op Twitter: @ewoudbutter