‘Vanuit een norm van pluraliteit en rechtvaardigheid moeten we een systeem opzetten waarbij de natuur steeds de tijd krijgt om te regenereren, zodat de komende generaties ook op deze aarde kunnen leven.’
Het was de vrije geest van de stad die haar dertig jaar geleden naar Amsterdam trok. ‘Dames met parelketting spraken er met punkers. Niemand die aan mij vroeg waar ik vandaan kwam. Ik werd in het Nederlands aangesproken’, vertelt de van oorsprong Duits-Iraanse filosofe Heidi Dorudi in een interview met deze krant. Inmiddels is de hoofdstad door oprukkende gentrificatie en massatoerisme drastisch veranderd. Er zijn rijke en arme wijken en mensen van verschillende achtergronden komen elkaar minder tegen dan voorheen. ‘Dat is jammer, want daarmee komt ook de pluraliteit onder druk te staan.’
In het voorjaar van 2019 verschijnt haar eerste boek Metafysica en kritiek bij Hannah Arendt bij Alinea Uitgevers, over het denken van de politiek filosofe. Hannah Arendt (1906-1975) verdiepte zich in de oorsprong en werking van het totalitarisme. Eén van haar conclusies was dat totalitaire systemen steevast verscheidenheid willen vervangen door éénvormigheid.
Pluraliteit oftewel diversiteit als grondkenmerk en realiteit van elke samenleving dus. ‘De denkbeelden van Arendt zijn juist nú broodnodig’, vindt Dorudi. ‘Kijk naar de talloze beweringen die er tegenwoordig over moslims worden gedaan. Veel beschrijvingen zijn stereotiep, bijna alsof je een horoscoop leest. Leeuwen zijn dominant, schorpioenen kunnen venijnig uit de hoek komen. Terwijl, er wonen 1,6 miljard moslims op aarde, die kun je toch niet reduceren tot één en dezelfde karikatuur.’
Eén van de manieren om je te weer te stellen tegen totalitarisme is volgens Arendt het beschermen van de pluraliteit. ‘Pluraliteit is de wet van de aarde. Juist omdat er per definitie verschil is, we allemaal verschillend zijn, moeten we vechten voor rechtvaardigheid en gelijkwaardigheid. Ieder mens heeft het recht om op deze aarde te leven en een goed bestaan te lijden.’
Je benadrukt het onderscheid tussen identificatie en identiteit. ‘Identiteit kies je niet zelf, die krijg je opgeplakt. Er zit een traditie met een bepaald verwachtingspatroon aan vast. Bijvoorbeeld dat de buitenwereld aan jonge vrouwen vraagt wanneer ze aan kinderen beginnen. Terwijl er ook vrouwen zijn zoals ik die zich niet identificeren met het moederschap. Hier zit het verschil met identiteit. Een ander voorbeeld is de identiteit allochtoon. In Iran was ik geen allochtoon, dat ben ik pas geworden sinds ik in Nederland woon. De politiek gebruikt die opgeplakte identiteiten om mensen uit te sluiten. Ze laten zien ‘jij hoort er niet bij’. Denk aan de uitspraken van premier Rutte, ‘doe normaal’ of ‘pleur op’. In de jaren dertig van de vorige eeuw gebeurde dat ook, maar dan in extremo. Arendt, die zelf gevlucht was uit Nazi-Duitsland omdat ze Joods was, probeerde na de oorlog te begrijpen hoe dit uitsluitingsmechanisme tot stand kwam.’
Wat zou Arendt zeggen over deze tijd? ‘Ik denk dat ze treurig zou zijn over wat er nu gebeurt in de wereld. Het Westen bevindt zich in een fascistische tijd en de liberale democratie bestaat alleen nog bij naam. Kijk naar Oostenrijk waar een radicaal-rechtse partij een coalitie heeft gevormd met de grootste conservatieve partij. Hongarije waar premier Orbán de democratie probeert te ondermijnen, Polen waar ze de onafhankelijke rechters willen vervangen door marionetten van de regering. Eén van de pijlers van de liberale democratie is juist de onafhankelijkheid van de rechtspraak. Ik denk dat we heel goed moeten oppassen dat niet hetzelfde gebeurt als voor en tijdens de Tweede Wereldoorlog.’
Dat is nogal een uitspraak. De feiten nu zijn toch heel anders? ‘Tot op zekere hoogte. Veel waarvan je later zou kunnen denken ‘hoe heeft dit kunnen gebeuren’, gebeurt nu. Trump die de kinderen van immigranten bij de grens weghaalt en opsluit. Er zijn nog steeds honderden kinderen die hun ouders niet hebben teruggevonden. Inmiddels gebeurt het separeren niet meer, maar worden kinderen weer samen met hun ouders opgesloten. De wereld was even in rep en roer, maar nu hoor je er niets meer over. Trump test zijn grenzen uit. En zie ook Klaas Dijkhoff met zijn plannen om het Deense ‘gettomodel’ in Nederland te implementeren.’
Denk jij dat je door je Duitse achtergrond hier extra scherp op bent? ‘Ik denk het wel. Ik ben in Iran opgegroeid en zat daar op een Duitse school. De nazigeschiedenis is een erfenis van schuld die Duitse kinderen echt werd ingeprent. Op mijn twaalfde kreeg ik op school films te zien over Auschwitz en de Shoah. We werden opgevoed met het belang van zelf nadenken, niet klakkeloos en ongetoetst geloven wat iemand zegt. Het is echter niet alleen mijn Duitse achtergrond waardoor ik zo kritisch ben op uitsluitingsmechanismen. Ik ben in Iran geboren en opgegroeid. In 1980 vluchtten we naar Oostenrijk, waar mijn grootouders woonden. Mijn familiegeschiedenis is complex. Mijn moeder komt uit Slovenië en behoorde daar tot de Duitstalige minderheid. In 1944 heeft Hitler alle Duitstalige minderheden genaturaliseerd en tot Duitsers gemaakt. Na de oorlog werd Slovenië onderdeel van Joegoslavië. Josip ‘Tito’ Broz, de toenmalige dictator van Joegoslavië deed aan etnische zuivering en verjoeg alles en iedereen wat Duits was. Mijn moeder en haar familie zijn naar Oostenrijk gevlucht waar ze twee jaar in een vluchtelingenkamp zaten. Uiteindelijk zijn ze allemaal genaturaliseerd tot Oostenrijker, alleen mijn moeder wilde Duitse blijven. Mijn vader was een Iraanse architectuurstudent die onder de sjah met een beurs naar het Westen, naar Wenen, was gestuurd met de eis daarna terug te komen om het land te moderniseren. Ze trouwden en verhuisden naar Teheran. Door de revolutie van 1979 werden we weer vluchteling en kwam ik met mijn zussen terecht bij mijn grootouders die ons eigenlijk niet wilden hebben. Pas jaren later kwamen mijn ouders ons achterna. Ik denk dat ik me door mijn geschiedenis en ervaring als vluchteling extra verbonden voel met Arendt.’
Welke oplossing biedt het denken van Arendt voor deze tijd? ‘Voor haar is het allemaal afhankelijk van het individu. Ieder mens moet kritisch denken. Bovendien kent ze waarde toe aan de handelingsvrijheid die we bezitten. Zij publiceerde het boek Eichmann in Jeruzalem over het proces tegen Adolf Eichmann, die in de Tweede Wereldoorlog verantwoordelijk was voor het transport van Joden naar de vernietigingskampen. Daarin concludeert Arendt dat Eichmann geen kwade genius was, maar wel klakkeloos deed wat hem werd opgedragen, zonder erover na te denken. Het boek heeft de ondertitel De banaliteit van het kwaad. Door gehoorzaam criminele wetten uit te voeren, ondersteun je ze in feite. Dat is mededaderschap en niet ‘een onschuldig uitvoeren van wat je van hogerhand wordt opgedragen’. Verzet betekent ook je uitspreken tegen uitsluitende en reducerende denkbeelden en retoriek. We moeten niet na alweer een tenenkrommende uitspraak van Trump zeggen: ‘Ach luister niet naar hem, het is maar een idioot’.’
Hoe passen de denkbeelden van Arendt bij het thema van de huidige klimaatverandering? ‘Die zijn daar relevant bij. Ik heb bijvoorbeeld nooit begrepen hoe een oneindige economische groei mogelijk is. Arendt zegt dat dat ook niet kan in een eindige wereld. Alles is eindig; wij zijn sterfelijk en ook de aarde kan maar een bepaalde populatie levende wezens aan als ze niet voldoende tijd krijgt om te regenereren. Zij zag ook de gevaren van de technologische vooruitgang. Ze maakte mee dat er atoombommen op Japan werden gegooid, waardoor oorlogen volledig veranderden. Voorheen waren er na een oorlog winnaars en verliezers, maar bij zo’n nucleaire strijd zijn er geen winnaars of verliezers meer, dan is er enkel nog de totale vernietiging van de aarde. Ook nu zetten we het voortbestaan van de aarde op het spel. We ontbossen de aarde om palmolie te produceren. We pompen fossiele brandstoffen uit de aarde, terwijl we weten dat door de uitstoot onze ijskappen smelten. Luchtstromen veranderen en klimaatwetenschappers zeggen niet te weten wat voor effect dat zal hebben de komende jaren. Er zijn tipping points, kantelpunten die ons klimaat onomkeerbaar veranderen. Misschien zijn we al over zo’n punt heen, we weten het niet. De afgelopen dertig jaar zijn driekwart van de insecten uitgestorven. Zij zijn onderdeel van de voedselketen. Als zij er niet meer zijn, dan verdwijnt wellicht al het leven. Ik denk dat als we de natuur de ruimte en de mogelijkheid voor regeneratie geven, zij zich ook weer kan herstellen. Maar daarmee moeten we wel nu beginnen.’
Welke verantwoordelijkheid ligt er bij het economisch beleid van landen? ‘We moeten het neoliberale systeem per direct afschaffen. Arendt schrijft in haar boek Totalitarisme dat imperialisme een gevolg is van het kapitalistische systeem dat een oneindige economische groei nodig heeft. De term neoliberalisme werd toen nog niet gebruikt. Toen de markten hier in Europa verzadigd raakten en de grondstoffen opraakten, trokken ze naar andere delen van de aarde, naar Afrika en Azië, om de oneindige economische groei voort te zetten. We moeten geld niet langer zien als einddoel maar als middel. We leven nu in een tijdperk waarin circa één procent van de wereldbevolking de helft van het vermogen bezit. Maar als we zeggen dat de aarde een thuis moet zijn voor ieder mens, zoals Arendt vond, dan betekent dat dat er gedeeld moet worden. Vanuit een norm van pluraliteit en rechtvaardigheid moeten we een systeem opzetten waarbij de natuur steeds de tijd krijgt om te regenereren, zodat de komende generaties ook op deze aarde kunnen leven.’
Dit artikel kwam tot stand dankzij een subsidie van de Stichting Maand van de Filosofie.
Een jonge man kiest ervoor om zich bij een terroristische organisatie aan te sluiten en zijn leven op te offeren in naam van zijn geloof. ‘Dan moet hij vast gestoord zijn.’ Dat is de populaire mantra, onlangs perfect verwoord door Ahmed Aboutaleb. ‘Word verliefd, ga reizen. Waarom is het optimale in het leven je medemens vermoorden? Ik kan er met mijn verstand niet bij’, zei de Rotterdamse burgemeester tegen RTV Rijnmond. Hij reageerde daarmee op de arrestatie van zeven jonge mannen, uit onder andere Arnhem en Rotterdam, die van plan waren een grote terroristische aanslag ergens in Nederland te plegen, maar gelukkig door de politie zijn opgerold.
In 2014 had Aboutaleb nog als burgemeester van Rotterdam en ‘woedende moslim’ naar aanleiding van de aanslag op de redactie van Charlie Hebdo gezegd: ‘Als je het niet ziet zitten dat humoristen een krantje maken, ja… mag ik het zo zeggen: rot toch op!’ Hij kreeg voor deze stoere uitspraak nationale en internationale lof. Maar de popiejopiehouding en stoere uitspraken van de burgemeester dragen niet bij aan oplossingen voor het radicaliseringsvraagstuk.
Luister maar naar tientallen verhalen over geradicaliseerde jongeren uit westerse steden, zoals Malmö, Rotterdam en Antwerpen, die ervoor kozen hun veilige bestaan in te ruilen voor de dood in het ‘kalifaat’ of om zelfmoordterrorist te worden. Jonge mensen die het alledaagse deden: verliefd worden, kinderen krijgen, reizen en werken. De suggestie van Aboutaleb en andere commentatoren dat deze jongeren ‘gestoord’ zijn en dat ze daarom voor het ‘kalifaat’ hebben gekozen is niet alleen gemakzuchtig, het ontmoedigt ons ook om oplossingen te zoeken. Want, als iemand ‘gestoord’ is moet hij of zij in een gesloten inrichting. En zo hoeven wij de kern van het probleem niet aan te pakken.
Ook in 2014 stelde Peter van Uhm, voormalig commandant Landstrijdkrachten, in een radiodocumentaire dat hij respect heeft voor Syrië-gangers. Volgens Van Uhm gingen deze jongeren uit idealisme vechten tegen een dictator om het lijden van vrouwen en kinderen te beëindigen. Volgens de ex-commandant zouden wij als samenleving in principe trots moeten zijn op deze Syrië-gangers. Het lijkt erop dat Van Uhm gelijkenissen trok met zijn eigen idealistische keuze om zich bij de Nederlandse landmacht aan te sluiten. ‘Ik heb niet gekozen voor de pen, het penseel of de camera. Ik koos voor dit instrument. Ik koos voor het geweer’, vertelde Van Uhm in zijn beroemde TEDxTalk, die meer dan twee miljoen keer bekeken is. Hij koos voor het geweer om de wereld beter te maken. Zo denken sommige geradicaliseerde jongeren dat ze met hun opoffering ook de wereld beter maken.
Het begrip dat Van Uhm toonde voor Syrië-gangers was opmerkelijk, omdat zijn drieëntwintigjarige zoon in 2008 aan een bermbom was overleden in Afghanistan. ‘Ik kan me voorstellen dat de gedrevenheid van mijn zoon en van zo’n jonge man best te vergelijken is. Wat niet te vergelijken is, is het beeld waar ze voor gaan’, zei Van Uhm, die benadrukte dat hij het niet eens is met hun aanpak, maar hun motieven wel kan begrijpen.
Daarnaast vond de ex-commandant dat er ‘te makkelijk’ over Syrië-gangers wordt geoordeeld. ‘De vraag of hun omgeving en onze maatschappij wel hun best heeft gedaan om deze mensen in de goede richting te houden, wordt te weinig gesteld. Je moet deze jonge mensen proberen te begrijpen, anders kun je ze ook niet verder helpen.’ Laten we hopen dat Aboutaleb en andere popiejopie roeptoeters luisteren.
Extremisten en andere misdadigers zijn verantwoordelijk voor hun daden en zullen via onze rechtsstaat berecht moeten worden. Het zou potsierlijk zijn om hun daden te relativeren. Maar het heeft geen zin om ze voor gek te verklaren, want zij zijn onderdeel van ons. Iedereen kan radicaliseren, met de overtuiging iets goeds te doen voor God, medemens of idealen.
‘Wegens persoonlijke omstandigheden zal ik mijn e-mail de komende tijd niet beantwoorden, excuses voor het ongemak.’ Met trillende vingers stelde ik de out of office reply in op 23 maart jongstleden. De vierentwintig uur daarvoor had ik huilend en krijsend op de bank gezeten, maar nu herinnerde ik me in een vlaag van helderheid dat ik me ten minste moest ‘afmelden’ bij de buitenwereld.
Voor die dramatische dag had ik niet verwacht dat er ooit een moment zou komen waarop ik tijdelijk zou stoppen met werken, mijn telefoon niet meer zou opnemen en mijn e-mail niet zou beantwoorden. Ik was zo goed bezig. Ik had net mijn droomproject binnengesleept, een eigen televisieserie, en praatte met mijn vriend steeds serieuzer over kinderen. Eén telefoontje van mijn vader veranderde alles. ‘Lieverd, ik heb heel slecht nieuws, ik heb alvleesklierkanker en ik weet niet of ik het overleef.’
De dagen die op dat onheilspellende bericht volgden denderden als in een roes voorbij. Overdag lag ik in bed en ’s avonds ging ik naar mijn vader, die steeds zieker en zieker werd. Tien dagen na de diagnose onderging hij een loodzware operatie. Ik kon pas weer normaal ademen toen ik hem ’s avonds begroette op de intensive care, papa was high van de morfine.
Net op het moment dat ik mijn out of office reply weer wilde uitzetten, negen dagen na de operatie, kondigde mijn vriend plotseling aan dat we moesten praten. Zijn ogen stonden emotieloos toen hij koeltjes verklaarde dat hij niet meer van me hield. Ik begreep er niets van, waar kwam dit opeens vandaan? We waren al bijna zes jaar samen en ik had nooit iets aan hem gemerkt. Ik probeerde hem ervan te overtuigen dat dit geen goed moment was om uit elkaar te gaan, maar hij hield voet bij stuk. Een uur na onze laatste ruzie zat ik met een koffer, een rugzak en mijn dekbed in een Uber.
Ik wist niet waar ik heen moest, want we woonden samen en het huis was van hem. Na een nacht op de bank bij mijn ouders te hebben doorgebracht namen mijn oom en tante me gelukkig in huis. De out of office reply liet ik voorlopig aanstaan. Wat konden mijn lezingen, filmpremières of verjaardagsfeestjes nog schelen? Het meeste ergerde ik me aan de digitale reclames. ‘Mevrouw van Weezel, wacht niet te lang met het boeken van uw volgende vakantie, we hebben vandaag een speciale aanbieding bij booking.com.’ Of: ‘Als vaste klant van Hunkemöller wijzen wij u op onze speciale actie van drie bh’s voor de prijs van twee.’
Inmiddels is het een half jaar later. Ik heb een eigen woninkje in Amsterdam. Mijn vader krijgt momenteel chemotherapie, waarvan de doktoren helaas nog niet weten of het hem gaat redden. Mijn ex-vriend spreek ik niet meer, wat vreemd is, omdat hij niet alleen mijn partner was maar ook mijn beste vriend.
Ik ben weer aan het werk en mijn e-mail en telefoon zijn opnieuw in gebruik. Toch is er iets veranderd. Vroeger kon ik nog wel eens geïrriteerd raken als ik een out of office reply terugkreeg op één van mijn mailtjes met een – in mijn ogen – loze kreet zoals ‘persoonlijke omstandigheden’. Heel vervelend dat die persoon ergens mee zit, dacht ik dan, maar moet míjn werk daaronder lijden? Nu weet ik dat je nooit mag oordelen over de situatie van een ander. Het beste antwoord dat je terug kunt sturen is ‘sterkte, ik denk aan je’.
Hoe ben je op dit onderzoek uitgekomen?
‘Het begon met een groot internationaal, Europees onderzoeksproject naar voortijdig schoolverlaters. Wie zijn het, wat zijn de risico’s en wat kunnen we ertegen doen? Het internationale onderzoek vond tegelijkertijd plaats in negen landen en ik was verantwoordelijk voor de dataverzameling in Nederland. In Nederland vindt voortijdig schoolverlaten het vaakste plaats in het mbo en tijdens de overstap van het vmbo naar het mbo. Daarom begon het internationale onderzoek op deze onderwijsniveaus. Ik heb ruim dertig verschillende scholen in de Randstad bezocht en het viel mij op dat ‘witte’ jongeren daar veruit in de minderheid waren. Als onderzoeker vond ik dat een interessant gegeven. Ook omdat naar die groep, laagopgeleide ‘witte’ jongeren, bijna nooit onderzoek wordt gedaan.’
En toen ging je dit onderzoek voor jezelf doen?
‘Ja, het triggerde mij. Op de scholen waar ik kwam was het gemiddelde percentage jongeren van ‘witte’ Nederlandse komaf op het mbo twintig procent en op het vmbo tien procent. Dat maakte mij als antropoloog nieuwsgierig naar die kleine groep. Hoe gaat het daarmee? Ook kwamen ze bijna niet voor in de cijfers naar voortijdig schoolverlaten. Hoe kwam dit? En waar kwamen ze uiteindelijk dan wel terecht? Deze groep komt niet bovenmatig voor in de statistieken rondom vroegtijdig schoolverlaten, omdat het om een statistisch kleine groep gaat. Maar dat maakte deze groep voor mij niet minder interessant. Binnen het kader van het onderzoek over vroegtijdige schooluitval, besloot ik de loopbaan van de ‘witte’ meisjes te volgen waar jongeren het vaakste uitvallen, namelijk van het vmbo laatste jaar tot en met het eerste jaar mbo niveau twee Helpende Zorg. Ook wilde ik weten waar ze na hun schoolloopbaan terechtkwamen en daarom sprak ik twee jaar later nog eens met ze.’
En wat vond je?
‘De meeste meisjes haalden inderdaad wel hun startkwalificatie, mbo niveau twee Helpende Zorg, waardoor ze relatief weinig terug te vinden zijn in cijfers over voortijdig schoolverlaten of in andere statistieken die op problemen kunnen duiden. Toch bleek dat hun mbo niveau twee-diploma in de richting zorg, meestal niet leidde tot hun gedroomde beroep, werk in de zorg of tot economische zelfstandigheid. Doorstromen naar een hoger mbo–niveau is vaak ook niet haalbaar voor deze meisjes.’
Waarom is stoppen op mbo niveau twee een probleem?
‘Mbo niveau twee is, net als een diploma op havo- en vwo-niveau, een startkwalificatie. Wat je ziet is dat de mbo niveau twee-richting in de zorg niet voldoende blijkt te zijn voor een baan waartoe je bent opgeleid. Iets dat de startkwalificatie wel zou moeten bieden. Wat ik ontdekte was dat veel van die meisjes ook niet economisch zelfstandig waren. Als je meer dan zestien uur werkt in de week ben je niet werkloos, maar met een nul-urencontract en wisselende uren in de lokale supermarkt of McDonald’s, verdien je maandelijks minder dan het minimumloon zonder enig vooruitzicht. Uit mijn onderzoek blijkt dat deze meisjes vaak niet kunnen rondkomen, ze blijven vaker bij hun ouders wonen, klussen af en toe zwart bij als schoonmaakster of oppas en sommige meisjes hebben zelfs twee baantjes. Dat is niet de toekomst waar deze meisjes van dromen. En dat terwijl er zoveel ‘handjes aan het bed’ nodig zijn. Helaas blijkt dit in de praktijk toch iets ingewikkelder te liggen. Veel zorginstellingen vragen een mbo niveau drie-opleiding, waar meisjes met een mbo niveau twee-diploma vaak niet terecht kunnen. Eigenlijk biedt de mbo niveau twee-richting de zorg geen volledige startkwalificatie waarmee je een fulltime functie kunt krijgen in de sector waar je voor wordt opgeleid.’
Wat waren de oorzaken voor de stagnatie op mbo niveau twee die je aantrof bij de witte meisjes?
‘Geld bleek een serieuze kwestie. De startkwalificatie is destijds bedacht als een instrument en om jongeren tenminste een basisdiploma te laten halen. En met succes, veel meer jongeren dan ooit hebben een startkwalificatie. Maar dit betekende ook dat al het onderwijs daarna voor deze groep als een vervolgopleiding wordt gerekend, waarbij je collegegeld moet betalen. Dat is voor veel van deze meisjes een groot probleem, aangezien veel van hen uit arme gezinnen komen. Daar komt bij dat in het mbo naast collegegeld ook andere schoolkosten zijn, zoals materiaalkosten. Dat gaat aardig in de papieren lopen.’
En capaciteit, was dat ook een factor?
‘Ja. We moeten ook een oplossing vinden voor de groep voor wie mbo niveau drie te hoog gegrepen is. In de zorginstellingen worden steeds hogere eisen gesteld. Daar heeft niet iedereen de cognitieve capaciteiten voor. De vraag is dus ook: hoe laten we mbo niveau twee wel aansluiten op wat wordt gevraagd in de sector?’
Heb je eigenlijk überhaupt nog gekeken naar de vroegtijdige schooluitval van de witte meisjes?
‘Er zijn zeker ook meisjes in mijn onderzoek die zijn uitgevallen en geen startkwalificatie hebben behaald.’
Je bent de gegevens niet gaan vergelijken met niet-witte meisjes, waarom niet?
‘Ik heb bewust gekozen om geen vergelijkend onderzoek te doen, maar me juist op een specifieke doelgroep te richten en vanuit hun ervaring en beleving te schrijven. Op deze manier geef ik deze meisjes de ruimte om hun perspectief te laten horen, zonder dit af te zetten tegenover andere groepen.’
Bestaat er een taboe rondom onderzoek naar kansarme witte mensen?
‘Een taboe, weet ik niet. Maar ik kreeg wel vragen wanneer ik aan mensen vertelde wat ik onderzocht. ‘Waarom aandacht voor deze groep, die niet bovenmatig voorkomt in de probleemstatistieken?’ Dat heeft dus te maken met die onzichtbaarheid, daarmee blijven ook de problemen vaak onderbelicht.’
Ligt het gevoelig om het in Nederland te hebben over de witte onderklasse?
‘Ik zou het anders willen stellen. Ik heb vergelijkingsonderzoek gedaan in Engeland, waarbij ik net zoals hier keek naar de aspiraties van ‘witte’ meisjes van laagopgeleide ouders op scholen en hoe zij dit kunnen verwezenlijken in het onderwijssysteem. De doelgroep die ik onderzocht, wordt daar heel expliciet omschreven als white working class. Een begrip dat je daar aan niemand hoeft uit te leggen. De meisjes in Engeland waren zich ook heel bewust van hun sociale klasse achtergrond en voelden zich daardoor heel beperkt.’
Maakte dit klassenbewustzijn ook iets uit voor hun doorstroom?
‘Uiteindelijk kwamen die Engelse meisjes wel grotendeels terecht op vergelijkbare posities als in Nederland. Maar de manier waarop hun aspiraties worden beargumenteerd, was heel anders dan in Nederland. In Nederland speelde de sociale klasse achtergrond van deze meisjes geen bewuste rol in hoe zij hun aspiraties verwoorden en hoopten te verwezenlijken. In Engeland wel, doordat zij bijvoorbeeld als motivatie vaak de moeilijke positie van hun moeder aanhaalden met de hoop om het vervolgens beter te doen.’
En nu?
‘Mijn doel met dit onderzoek is bereikt, namelijk deze onzichtbare groep weer zichtbaar maken. Van scholen, zorginstellingen en beleidsmakers heb ik al veel reacties gekregen met vragen. Ik hoop dat dit onderzoek tevens bijdraagt aan een kritische blik op het kijken naar begrippen zoals ‘vroegtijdige schoolverlaters’. Want hoewel het formeel hartstikke goed gaat; het aantal jongeren dat geen startkwalificatie haalt, is gehalveerd in tien jaar tijd. Dus blijft er ook een groep mét startkwalificatie die niet aan het werk kan in de sector waartoe ze zijn opgeleid. Sommige statistieken zijn in die zin te rigide gesteld. Het wordt tijd om verder te kijken naar hoe we de problemen oplossen van meisjes die wel een startkwalificatie hebben.’
Wat vond je promotor ervan dat je onderzoek zich verplaatste van schooluitval naar carrièrepad van witte meisjes op vmbo-mbo niveau twee? Paste dit nog wel in het Europese VSV-project?
‘Mijn onderzoek valt juist binnen het voortijdig schoolverlaten-kader, omdat ik onderzoek deed binnen de onderwijsniveaus waar voortijdig schooluitval het vaakst voorkomt. Daarnaast richtte mijn onderzoek zich op de aspiraties van jongeren. Uit eerder onderzoek is ook gebleken dat te hoge aspiraties een reden zijn voor jongeren om uit te vallen, doordat ze deze niet kunnen waarmaken. Door te kijken hoe het gaat met de groep die het minst uitvalt, zouden we wellicht kunnen leren van hun best practices. Uit mijn onderzoek blijkt echter dat ook zij hun ambities niet kunnen waarmaken en tegen beperkingen aanlopen.’
‘Dit boek lees je niet voor je plezier. Vanwege de inhoud natuurlijk, maar ook vanwege de stijl. Het eindeloze racisme en antisemitisme van Hitler is heel vermoeiend. Het is altijd weer de schuld van de Joden.’
Twee jaar geleden verscheen in Duitsland een wetenschappelijke heruitgave van Mein Kampf, het beruchte boek van Adolf Hitler uit 1925 waarin de latere Duitse dictator zijn racistische en antisemitische ideeën uit de doeken doet. Uitgeverij Prometheus besloot daarop Mein Kampf ook in het Nederlands uit te brengen. Deze uitgave ligt sinds vorige maand in de winkels. Mein Kampf en de Nederlandse vertaling uit 1939 van NSB’er Steven Barends, Mijn kamp, waren na de Tweede Wereldoorlog in ons land verboden. De nieuwe Nederlandse vertaling van Mario Molegraaf heet Mijn strijd.
De Kanttekening sprak erover drie historici die gespecialiseerd zijn in Hitler en/of de Tweede Wereldoorlog: UvA-docent Willem Melching, die elk hoofdstuk van de nieuwe Nederlandse vertaling Mijn strijd van een kritische historische inleiding heeft voorzien, Ewoud Kieft, die vorig jaar Het verboden boek schreef, een kritische studie naar Mein Kampf en NSB-kenner Bas Kromhout, die in 2012 promoveerde op de Nederlandse nazi Henk Feldmeijer.
‘Hitler heeft moeite om een betoog goed te structuren’
De drie historici zijn van mening dat het goed is dat er nu een nieuwe Nederlandse vertaling van Mein Kampf verschenen is. Melching vindt het verbod, puur uit historisch oogpunt, een slechte zaak. ‘De Tweede Wereldoorlog is de meest bestudeerde periode uit de geschiedenis en Hitler is de belangrijkste historische figuur uit de twintigste eeuw. Je kunt niet om Mein Kampf heen. Sowieso is een verbod in deze tijd onzinnig, omdat je het boek online overal kunt raadplegen.’ Kieft is ook tegen een verbod, maar benadrukt dat een heruitgave echt historisch verantwoord moet zijn. ‘Hitler verkoopt een heleboel nonsens, dat moet worden weersproken.’
Kromhout is het eens met Kieft. ‘Een verbod op Mein Kampf is willekeurig, omdat andere naziwerken, denk bijvoorbeeld aan Der Mythus des 20. Jahrhunderts (1930, red.) van nazi-ideoloog Alfred Rosenberg, dat niet zijn. Het verbod is puur symbolisch. Verbied alles of niets, denk ik dan.’ Kromhout vindt de heruitgave van Mein Kampf verantwoord. Hij vergelijkt in dit verband de nieuwe vertaling bij Prometheus met de vertaling van Der Untergang des Abendlandes (1922) van Oswald Spengler bij uitgeverij Boom in 2017. ‘Met de uitgave van Spenglers boek had ik veel meer moeite. Dat had te maken met de wijze waarop het boek in de markt werd gezet. Filosoof Ad Verbrugge prees Spenglers boek in zijn inleiding en in mediaoptredens aan als een briljant magnum opus, terwijl Der Untergang des Abendlandes vol staat met antidemocratische, sociaal-darwinistische en racistische ideeën. Een kritische historische uitgave vind ik prima, maar dat was De ondergang van het Avondland allerminst. De nieuwe Nederlandse vertaling Mein Kampf daarentegen is behalve een kritische ook een heel sobere uitgave, met een saaie omslag.’
Het meer dan achthonderd pagina’s tellende boek van Hitler schijnt volstrekt onleesbaar te zijn. Hoe zien de drie historici dit? Kromhout is het wel met deze kritiek eens. ‘Mein Kampf is een taai boek met ingewikkelde zinnen en veel herhaling. Hitler heeft moeite om een betoog goed te structuren.’ Kieft beaamt dat. ‘Dit boek lees je niet voor je plezier. Vanwege de inhoud natuurlijk, maar ook vanwege de stijl. Het eindeloze racisme en antisemitisme van Hitler is heel vermoeiend. Het is altijd weer de schuld van de Joden.’
Melching: ‘Hitler is geen Karel van het Reve, maar de vertaling van Molegraaf is heel goed, veel leesbaarder dan die van Barends uit 1939. Je hoeft het boek bovendien echt niet van A tot Z te lezen. De zevenentwintig hoofdstukken vormen elk een eigen eenheid. Die kun je ook apart lezen. Daarnaast heb ik over bepaalde thema’s in het boek speciale leestrajecten gemaakt. Je kunt zo snel vinden wat Hitler vertelt over zijn jeugd bijvoorbeeld of hoe hij aankijkt tegen propaganda.’
Bijbel
‘Hoewel Mein Kampf geen gemakkelijk boek is werd het meer gelezen dan je zou verwachten’, vertelt Kieft. ‘Een historicus schatte een keer in dat twintig procent van de exemplaren dat is gedrukt daadwerkelijk is gelezen. Dat valt best mee. De eerste Duitse druk in 1925, die trouwens net als de Nederlandse heruitgave van 2018 uit tienduizend exemplaren bestond, werd snel uitverkocht. Voor de machtsovername van Hitler in 1933 waren er al zo’n tweehonderdzeventigduizend exemplaren van het boek verkocht in Duitsland, vanaf 1930 was het dus al wel een bestseller. Daarna steeg de verkoop echt exponentieel tot in de miljoenen. Vanaf halverwege de jaren dertig was het de gewoonte dat pasgetrouwde stellen Hitlers boek kregen aangeboden. Het kreeg toen de status van Bijbel.’
Volgens Kromhout werd Mein Kampf uiteraard ook door NSB’ers aangeschaft, maar was het boek vooral voor de die hard nazi’s onder de NSB’ers belangrijk. ‘Sommige denkbeelden die Feldmeijer ventileert komen rechtstreeks uit Mein Kampf. In mijn proefschrift staat een foto waarop SS-voorman Feldmeijer Hitlers boek overhandigde aan een pasgetrouwd stel. NSB-leider Anton Mussert daarentegen beweerde dat hij Mein Kampf nooit gelezen heeft. Dat is volgens mij grootspraak. Mussert was in de latere oorlogsjaren minder enthousiast over de nazi’s, wat zijn uitspraak wellicht verklaart. Want in de jaren dertig was de nazibeweging een inspiratiebron voor de NSB en het kan bijna niet anders dat Mussert in die tijd Mein Kampf gelezen moet hebben.’
In Nederland was Mein Kampf na de Tweede Wereldoorlog verboden, net als in Duitsland, maar in veel andere landen was het boek gewoon te koop en werd bovendien ook heel goed verkocht. ‘Dat Mein Kampf in het Midden-Oosten goed verkocht wordt klopt inderdaad’, zegt Kieft, ‘maar dat wordt het boek ook in India en Oost-Azië. In Turkije stond Mein Kampf zelfs voor ruim twee jaar op de lijst van bestsellers, totdat men in 2007 besloot om het boek te verbieden.’
Joden en moslims
Arnon Grunberg beweert in een essay in De Groene Amsterdammer dat de angst voor het jodendom en de Joden te vergelijken is met de hedendaagse angst voor de islam en moslims. Zijn de moslims de nieuwe Joden en is Mein Kampf daarom actueel, als waarschuwing tegen de moslimhaat van onze tijd? Kieft staat als het om zulke vergelijkingen gaat in dubio. ‘Het werkt vaak averechts. Een ‘godwin’, een vergelijking met Hitler en de nazi’s, betekent het einde van de discussie. Het is voor populisten, die tegen de islam waarschuwen, ook weer het zoveelste bewijs dat niemand hen serieus wil nemen. Al te lichtvaardige vergelijkingen met Hitler en Mein Kampf zorgen alleen maar voor meer verwijdering, terwijl we juist met elkaar in gesprek moeten gaan. Maar als er echt overeenkomsten zijn moeten we ze benoemen.’ Betekent dat ook dat Kieft vindt dat je met de nazi’s in gesprek moest gaan, in de jaren twintig? ‘Nee, de nazi’s waren voor politiek geweld en door en door racistisch. Dat zijn wel belangrijke verschillen.’ Toch maakt Kieft zich wel zorgen. ‘Minister Blok zei dat het genetisch is bepaald is dat mensen van verschillende afkomst niet vreedzaam kunnen samenleven. Dat is niet zomaar discriminatoir, maar racistisch denken – naast dat het wetenschappelijk gezien natuurlijk onzin is. Blok nam zijn woorden vervolgens terug, maar FvD en PVV bleven ze juist aanmoedigen. Daar verbaasde ik mij over, omdat ze voorheen altijd afstand namen van racisme.’
Kromhout is ook terughoudend en wil het antisemitisme van de nazi’s niet zonder meer gelijkstellen met de populistische islamofobie. ‘Wat Hitler over de Joden schrijft moet je begrijpen vanuit de context van de Eerste Wereldoorlog. Volgens Hitler had Duitsland deze oorlog verloren als gevolg van het Joodse verraad. Daarnaast beschouwt Hitler de Joden als een ras, niet als een geloof. Dat verschilt nogal van hoe populisten tegen de islam aankijken, want de angst voor de islam is in beginsel niet raciaal gemotiveerd. De angst voor de islam is vooral een reactie op islamitisch geïnspireerd terrorisme en de weerzin tegen bepaalde orthodox-islamitische geloofsgebruiken. Alhoewel ik ervan overtuigd ben dat tribale en xenofobe onderbuikgevoelens meespelen, ook bij politici zoals Geert Wilders. Zijn Marokkanen-uitspraak laat zien dat de scheidslijn tussen islamofobie en racisme soms dun is. Overigens bekritiseerden de nazi’s ook joodse geloofspraktijken, zoals de rituele slacht, om aan te tonen hoe verdorven Joden waren. Interessant is trouwens dat de nazi’s juist een hekel aan de Joden hadden, omdat zij heel goed waren geïntegreerd in de Duitse samenleving en dus veel invloed zouden hebben. De nazi’s geloofden dat een Jood altijd een Jood bleef. Dat lijkt op het islamofobe idee dat er geen gematigde, niet-fundamentalistische moslims zouden bestaan. Een moslim blijft altijd een moslim. Als moslims zich gematigd voordoen komt dat door takiyya, het verbergen van je ware motieven. Toch is er een groot verschil, volgens Hitler bleef een Jood een Jood door zijn of haar bloed, volgens islamofoben blijft een moslim een moslim door zijn of haar onveranderlijke geloof.’
Willem Melching vindt Mein Kampf om heel andere redenen weer actueel. ‘Hitler maakt in zijn boek een genadeloze analyse van politieke partijen. Ze zouden te veel op de automatische stand zitten, waardoor ze hun kiezers in de steek laten. Dat geeft politieke marktkooplui de gelegenheid om hun nieuwe boodschap te verkopen.’ Een vergelijking tussen Hitler en Donald Trump wil Melching liever niet maken. ‘Trump hoeft niet op Hitler te lijken om gevaarlijk te zijn. Trump lijkt op Trump, dat is al erg genoeg.’
Een dictatuur bestrijden en schone handen houden, gaat dat samen? Nederland is de afgelopen weken tweemaal met de schizofrenie van dat streven geconfronteerd. Eerst bleek dat Buitenlandse Zaken jarenlang in de Syrische burgeroorlog allerlei oppositionele groepen gesteund had die er ofwel tenminste óók bloedige praktijken op nahouden, ofwel zelfs tevens een bloedig wereldbeeld, en zich geenszins als voorbeeldige democraten gedragen. Er zitten zelfs regelrechte jihadisten onder, voor wie niet Zwitserland, maar een fundamentalistische theocratie het staatkundig ideaal vormt. Het leidde al tot veel rumoer in de Tweede Kamer. En nu is er die aanslag op militairen in Iran, die door Teheran in de schoenen geschoven wordt van separatisten, die onder meer in Nederland als ‘vrijheidsstrijders’ onderdak (zouden) vinden. Dat leidde al tot het nodige rumoer in het diplomatieke verkeer.
Als het om de strijd voor democratie, vrijheid en mensenrechten gaat, komt Den Haag internationaal voortdurend voor het probleem te staan dat tirannen daarmee weinig ophebben en een vermanend woord vervolgens niet echt helpt. De Assads gebruiken desnoods gifgas om een weerspannige bevolking eronder te houden, de Kims hebben daarvoor massaal werkkampen ter beschikking. In Noord-Korea is het daardoor rustig, in Syrië hielp een en ander de machthebbers uiteindelijk niet.
Wat doe je dan als Westen, als een opstand uitbreekt die zich keert tegen een totalitaire dictator wiens mensenverachtende praktijken je verafschuwt? Zeker als een deel van de opstandelingen belooft dat, als zij eenmaal de tiran ten val hebben gebracht, het land op aanmerkelijk beschaafder en democratischer wijze zullen reageren? En wat doe je, als vervolgens die opstandelingen niet zonder geweld hun doel blijken te kunnen bereiken, omdat de tiran in kwestie niet na het eerste protestbord zijn nederige excuses voor alle onderdrukking aanbiedt en meteen opstapt, maar er integendeel nog harder op los slaat? Economische sancties helpen weinig als machthebbers – indachtig Moammar al-Khadaffi’s einde – menen dat het voor henzelf letterlijk gaat om een strijd om leven of dood.
Zeg je dan ‘sorry jongens, maar geweld is zóóóóó 2017, als beschaafd land doen we hier alles in goed polderoverleg, dat moeten jullie ook doen, een conferentie organiseren, dat willen we best, maar de wapens opnemen is niet netjes en uit de tijd’? Of ‘waar twee kijven, hebben beiden schuld, dus zoek je heil in mediation?’ Of ‘sorry, non-interventiebeginsel, alleen als de VN-Veiligheidsraad akkoord gaat en uitdrukkelijk de opdracht daartoe geeft’, wat in het Syrische geval onwaarschijnlijk is, omdat Moskou in de geopolitieke machtsstrijd in het Midden-Oosten in Damascus een onmisbare steunpilaar ziet?
Zie hier het dilemma waar ook Nederland steeds weer voor staat, zeker als aan westerse zijde evident economische en politieke belangen een rol spelen. Wat doe je dan? Is helemaal niets doen een optie? De roep van ‘we moeten toch iets doen, we kunnen dat als internationale gemeenschap niet laten passeren’, is daarvoor te sterk. Zie Barack Obama’s ferme rode lijn in geval van gifgasgebruik die vervolgens toch niet zo ferm getrokken bleek. Vanwege de weinig florissante gevolgen van de eerdere interventies in Irak en Libië zag hij van een invasie af. Vast ook tot geruststelling van velen. Maar zeur dan niet over de uitkomst. Dat betekent dan dat de meestal veel sterkere dictator vrij spel heeft, gesteund door minder scrupuleuze soortgenoten elders – zie Vladimir Poetins redding van Bashar al-Assad. Want in een oorlog wordt de strijd nu eenmaal op het slagveld beslist.
De kansen op dat slagveld ten gunste van de door jezelf gewenste partij veranderen, gaat in dit soort situaties niet zonder hevig geweld. Dat kan door directe interventie of door indirecte steun. Maar beide levert geen vredig plaatje op. Het betekent onvermijdelijk dat er ook door toedoen van de ‘goede zijde’ burgerslachtoffers vallen, wat tot handenwringen en boze Kamervragen leidt. En vaak tot verontwaardigde reacties van dezelfde burgers die, als men de dictator ongestraft zijn gang zou hebben laten gaan, ook heel verontwaardigd zouden zijn geweest. Maar een schone oorlog bestaat niet.
Precies die fictie is wijdverspreid. Dat leidt tot allerlei eufemismen zoals ‘humanitaire missie’, want ‘oorlog’ klinkt zo hard. Alleen onder die titel zijn ze aan het electoraat te verkopen. Zie de holle beloftes over monitoring toen Mark Rutte indertijd Jolanda Sap nodig had voor Afghanistan. Zulke monitoring lukt al niet als het om Poolse bijstandsfraudeurs gaat. Maar desalniettemin denkt het Binnenhof dat het zinvol is om voor een land duizenden kilometers verderop nauwkeurige regels te formuleren voor het gebruik van kanonnen binnen en buiten de bebouwde kom. Het herinnert mij aan een radio-uitzending uit die tijd. Deelnemers waren Frans Weisglas van de VVD en Wijnand Duyvendak van GroenLinks. Beiden toonden zich, elk op een ander punt, tamelijk wereldvreemd. Duyvendak stelde dat we ginds oorlog voeren en Weisglas schoot meteen in een kramp: ‘Nee, nee, oorlog voeren doen wij beschaafde Nederlanders niet.’ Omgekeerd stipte Weisglas aan dat we zonder deelname het G20-lidmaatschap konden vergeten. Duyvendak daarop: ‘Dat riekt naar chantage, schandalig als dat aan elkaar gekoppeld wordt.’
Hoe onfris ook, zolang Den Haag die beide evidente waarheden niet onder ogen wil zien, schiet het met ons buitenlandbeleid in de minder vreedzame zones op deze aardkloot weinig op.
De overgang naar mijn post-vakantie-bestaan ging niet heel vloeiend. Met een harde klap belandde ik vanuit een idyllisch leven waarin niets moest (vakantie) weer terug in mijn docentenbestaan: de roostermaker was ziek, dus onze roosters voor het nieuwe schooljaar waren ietwat houtje-touwtje in elkaar gezet, en het leerlingenregistratiesysteem – Magister – was vernieuwd. ‘Verbeterd’, zeiden sommige mensen, maar daar had ik zo mijn twijfels over. Met het oude systeem kon ik lezen en schrijven, nu was alles ineens anders. Het zorgde voor een harde landing.
Al in de eerste week van het nieuwe schooljaar werd ik gebeld door een redacteur van het tv-programma De nieuwe maan. Vrijdag 7 september wilden ze een uitzending maken over het thema samenleven. De vraag was: kunnen we wel samenleven? Om dat te bespreken hadden ze vier gasten uitgenodigd die ‘lijnrecht tegenover elkaar staan’ (hun woorden, niet de mijne). Aan tafel zaten: columnist van De Dagelijkse Standaard en politicus Jan Roos, ‘nikabstrijder’ Karima Rahmani, jihaddeskundige Montasser AlDe’emeh en ik. Dat ‘lijnrecht tegenover elkaar staan’ vind ik wat boud uitgedrukt, maar inderdaad stonden we alle vier voor totaal verschillende waarden. Ik vertegenwoordigde de ‘stem uit de praktijk’. Ik heb tenslotte dagelijks te maken met een ratjetoe aan Nederlanders dus voor mij is het ‘samenleven in diversiteit’ dagelijkse kost.
De nikabstrijder zat in vol ornaat aan tafel, wat wil zeggen geheel ingepakt: handschoenen aan en het hoofd zo grondig bedekt dat alleen haar ogen te zien waren door een kleine spleet. Jan Roos was gewoon Jan Roos en de jihaddeskundige had een charmant Vlaams accent waardoor alles wat hij zei net weer een vriendelijker lading kreeg dan de portee van zijn woorden rechtvaardigde (‘ik voorspel een clash’). Voor de uitzending kregen we allemaal een zendertje op. Dat is meestal zo bij dit soort talkshows, maar aangezien in de Koran staat geschreven dat zendmicrofoontjes aan kleding verboden zijn, kreeg Karima een sta-microfoon voor zich op tafel.
Nu ben ik al jaren gewend aan diversiteit, aan kinderen en ouders uit heel verschillende culturen, maar zolang je je aan de wet houdt, vind ik dat het eenieder vrij staat om eruit te zien hoe hij of zij wil. De reden dat ik moeite heb met de kleedregels van Karima is dat ik vind dat ze de klok jaren terugzet. De totale bedekking van het lichaam heeft te maken met de bescherming tegen de wellustige blik van de man. Maar in Nederland zijn man en vrouw gelijk, dus als er al sprake zou zijn van bescherming tegen wellustige blikken, dan zouden het de mannen moeten zijn die er iets aan zouden moeten doen, aan die wellustige blik. Niet dat ik daar voorstander van ben, maar ik noem het om het gebruik in de context van de Nederlandse samenleving te zetten.
Overigens antwoordde Karima, gevraagd naar de reden voor het dragen van haar nikab, dat haar motief ‘spiritueel’ was. ‘Het is absoluut mijn eigen keuze.’ Op de vraag of ze weleens overwoog weg te gaan, omdat het in sommige andere delen van de wereld minder omstreden is om de nikab te dragen, antwoordde ze ontkennend. Want ze is Nederlands: ‘Ik ben geboren en getogen Nederlandse, ik kom hier vandaan. Het is een spirituele binding met mijn schepper die ik heb en waarvan ik gelukkig word. Ik wil gewoon meedoen en participeren.’ Hoe je kunt participeren als je je letterlijk met een muur van doek van de wereld afschermt is me niet duidelijk. Maar daarnaast kan ik de totale ontkenning van een lichaam of misschien wel een totale persoon die gedicteerd wordt door dergelijke kledingvoorschriften niet rijmen met de vrijheid van het individu en de gelijkheid van man en vrouw zoals we die in ons land kennen. We hebben er jaren voor gestreden en het is nog niet perfect geregeld, maar in ieder geval staat het in theorie elke man of vrouw vrij om zich in vrijheid te ontwikkelen. Het is wellicht niet hoe Karima het bedoelt, maar ik voel me persoonlijk beledigd door haar voorkomen. Ze kiest in alle vrijheid voor haar onvrijheid (of voor wat wij in Nederland zien als onvrijheid) en ziet dat zelf als haar vrijheid. En die vrijheid heeft ze, maar het maakt me tegelijkertijd razend en triest.
Terug naar de klas. Onze schoolreis naar Barcelona komt dichterbij, en we hadden een voorlichtingsbijeenkomst voor ouders en kinderen. Collega Antonio zou tekst en uitleg geven over alle do’s en don’ts tijdens de reis: alcoholverbod, het gezamenlijk ontbijt elke dag, alleen handbagage van tien kilo, en meer praktische zaken passeerden de revue. Een bezorgde ouder werd gerustgesteld. ‘Jongens en meisjes worden in gescheiden huisjes ondergebracht.’ Ouder opgelucht. ‘Verder nog vragen?’ Nee, alles was wel duidelijk. Of ja, toch nog een prangende vraag. Een leerling stak haar hand op. ‘Er is daar toch wel wifi, hè?’ De bevestiging werd met een zucht van verlichting ontvangen.
Ze mogen dan allemaal heel verschillend zijn, over één ding zijn mijn kinderen het eens: zonder wifi is het een stuk lastiger samenleven.
‘Het gaat om het vertellen van een verhaal en dat kan op heel veel verschillende manieren.’
Het vertellen van verhalen; in veel landen is het een traditie, maar hier in Nederland zijn te weinig mensen ermee bekend. De Kanttekening sprak erover met Farnoosh Farnia, één van de oprichters van The Mezrab Storytelling School.
Storytelling heeft verschillende disciplines. Het kan gaan om persoonlijke verhalen, mythes, maar ook optredens op een podium. Het is een kunstvorm, maar zo wordt het hier in Nederland volgens Farnia nog niet vaak gezien. ‘Nederland is goed in schrijven en moderne en abstracte kunst. Het zitten en aan elkaar verhalen vertellen, leeft hier nog niet zoals in andere landen. Verhalen vertellen wordt hier vaak gebruikt in een sociaal-maatschappelijke context om mensen iets te leren of kennis met iets te laten maken. Dat is heel anders dan in andere landen, waar storytelling wordt gebruikt om verhalen te vertellen over de cultuur, de geschiedenis en de tradities.’
Farnia is geboren in Iran, ze verhuisde op latere leeftijd naar Nederland. Elke avond vertelde haar vader voor het slapen gaan een verhaal. ‘Die gingen altijd over Ibrahim, dat was mijn onzichtbare broer. Hij maakte dezelfde dingen als ik mee, alleen maakte hij andere keuzes. Op die manier gaf mijn vader mij een andere kijk op de keuzes die ik maakte. In Nederland lezen kinderen een verhaaltje voor het slapen gaan. Maar mijn vader probeerde met verhalen een breder beeld te geven van wat er in de wereld speelde en zijn Iraanse roots door te geven.’
Om storytelling bekender te maken in Nederland richtten Farnia, Sahand Sahebdivani en Raphael Rodan in 2015 The Mezrab Storytelling School op, waar ze alle drie lesgeven. Farnia: ‘Je kan in Nederland naar een theaterschool, een dansacademie, enzovoorts, maar er was geen specifieke opleiding voor storytelling. Wij vinden storytelling een kunstvorm en als wij willen dat andere mensen dat ook zo zien, dan zullen we daarin moeten investeren en mensen moeten kunnen opleiden.’
De school is gevestigd in Pakhuis Wilhelmina in Amsterdam. Overdag wordt er les gegeven en ’s avonds zijn er storytelling-avonden met elke keer een ander thema. Dit kunnen persoonlijke verhalen zijn, maar ook mythes, volksverhalen, verhalen met een muzikant erbij of een danser die verhalen vertelt. ‘We zoeken de verschillende disciplines op met storytelling en het is elke avond een verrassing voor de bezoeker wat er op de agenda staat’, aldus Farnia. ‘De avonden zijn een succes, elke keer komen er zo’n honderdvijftig mensen luisteren.’ Het succes heeft volgens Farnia onder meer te maken met de laagdrempeligheid en de huiselijke sfeer. Op de grond liggen overal kussens en tapijten. De moeder van Sahebdivani verkoopt eigen gemaakte soep en zijn vader staat achter de bar. Farnia: ‘Het is een warme plek waar je je snel op je gemak voelt. Herkenning speelt ook een belangrijke rol in het succes. Zo’n tachtig procent van onze bezoekers is niet van Nederlandse origine. Er komen veel expats, internationale studenten en vluchtelingen. Mensen die wel in Nederland wonen, maar nog zoekende zijn naar een gevoel van ‘thuis’, een plek waar ze zichzelf herkennen.’
In tegenstelling tot de storytelling-avonden die vooral bekend zijn onder de multiculturele groep, heeft The Mezrab Storytelling School een grote internationale naam. Ook in Nederland wordt het steeds bekender. ‘Dit jaar nemen wij voor het eerst het Amsterdams Storytelling Festival in november over. Storytelling is hip, steeds meer mensen horen er van en doen het.’ Dat heeft volgens Farnia te maken met twee dingen die momenteel populair zijn in Nederland: diversiteit, want storytelling is erg multicultureel, en het commerciële aspect. ‘Zo doen steeds meer bedrijven aan corporate storytelling. Denk aan journalisten, docenten, muzikanten, die zichzelf steeds vaker storyteller in plaats van artiest noemen, of mensen die vaak voor een publiek moeten spreken. Storytelling is heel breed en kan altijd gebruikt worden. Of je nu voor een zaal van vijfhonderd mensen staat of een heel persoonlijk verhaal één-op-één vertelt, of het nu in een sociaal maatschappelijke context gebruikt wordt of als een professionele voorstelling in het theater. Het gaat om het vertellen van een verhaal en dat kan op heel veel verschillende manieren. Het belangrijkste is om altijd te weten waarom je op het podium staat, wat je staat te vertellen, je publiek te zien en van daaruit te beslissen hoe je wat aan het vertellen bent.’ Volgens Farnia is dat heel anders dan een musical of een voorstelling zoals we dat in Nederland kennen. ‘Een musical is net als een film. Je kijkt er naar, maar je bent er geen deel van. Bij storytelling is de afstand met het publiek veel kleiner. Als schilder heb je je kwasten en doek als instrument en weet je niet wat je publiek van het resultaat gaat vinden. Als storyteller ben je zelf het instrument met je stem en je lichaam. Je ziet meteen wat jouw kunst met het publiek doet en daar kan je meteen op reageren.’
Om de techniek van storytelling onder de knie te krijgen, biedt The Mezrab Storytelling School verschillende opleidingen aan. Zo is er één keer per maand een introductiecursus waar iedereen aan mee kan doen. In drie dagen leer je de basis van storytelling. Na de weekendcursussen kan je ook nog ‘the next step-cursus’ volgen, waar je iets verder ingaat op de kennis van het opbouwen van een verhaal. Voor de echte liefhebbers is er om het jaar een professionele cursus van vijf maanden. Daarbij krijg je drie dagen per week les en werk je toe naar vier of vijf eindpresentaties. Dat is bijzonder, omdat er maar tien mensen mee mogen doen. ‘Als je klaar bent krijg je van ons een certificaat en ben je een professionele performer. Iedere leerling heeft een aantal korte voorstellingen voor ons gemaakt. Dat kan een houvast geven voor hun carrière. Ze kunnen die voorstellingen verkopen of verder uitbreiden.’ Daarnaast maakt The Mezrab Storytelling School deel uit van een aantal internationale storytelling-netwerken waar studenten gebruik van kunnen maken. ‘Onze leerlingen treden veel op bij festivals in onder andere Londen, Ierland, Litouwen, Polen, Griekenland, Israël, Zweden en Italië.’
Farnia ziet nog veel verbeterpunten voor storytelling in Nederland. ‘Je ziet dat steeds meer festivals of theaters iets met storytelling willen doen. De vraag groeit, maar er is nog geen kwaliteitsnorm. Er zou een onderverdeling moeten komen in wanneer storytelling een kunstvorm is of sociaal-maatschappelijk gebruikt wordt. Veel Nederlanders denken dat storytelling een functie moet hebben, maar je kan er ook van genieten. Dat is ook wat The Mezrab Storytelling School hoopt te bereiken. Wij hebben ons doel bereikt als we een opleiding hebben die net zoveel waard is als een andere performance-opleiding. Dat storytelling als kunstvorm wordt gezien en dat het vanzelfsprekend is dat een avondje uit ook een storytelling-voorstelling kan zijn.’
In mijn vorige column heb ik kritische kanttekeningen geplaatst bij de manier waarop bestuurders in toenemende mate inhoudelijke eisen stellen aan hun (islamitische) gesprekspartners. Daar valt nog meer over te zeggen. Onlangs was ik uitgenodigd bij de islamitische studentenvereniging ISA die een bijeenkomst hadden georganiseerd met als thema de vraag of islamitische overtuiging maatschappelijk succes in de weg staat.
De bijeenkomst vond plaats op de Vrije Universiteit in een zaal waar zeshonderd mensen in kunnen. De zaal zat vrijwel vol met islamitische studenten van verschillende universiteiten en heel verschillende opleidingen; van theoretische natuurkunde tot antropologie en alles daartussenin. De meeste aanwezigen waren vrouwen. Ook onder moslims is dit aspect van de integratie dus goed gelukt, want ook algemene landelijke cijfers laten zien dat het gemiddelde aantal vrouwelijke studenten iets hoger is.
Naast twee sprekers, onder wie ondergetekende, was er een panel van moslims uit verschillende geledingen van de maatschappij, allen met een academische opleiding. Je zou dus kunnen zeggen dat zowel het publiek als de panelleden in alle opzichten beschikten over de competenties en vaardigheden waar in de voortwoekerende discussie over integratie keer op keer wordt gehamerd. Zij voldoen aan de eisen voor integratie. Klaar dus om volwaardig in de samenleving te kunnen participeren, maar schijn bedriegt. Dat bleek overduidelijk uit de reacties van de aanwezigen. ‘Hoe moet ik nu uitleggen dat ik prima kan functioneren in de samenleving die ik als mijn samenleving beschouw, terwijl ik tegelijk als moslim leef?’
Juist deze categorie moslims, geïntegreerd, welbespraakt en hoogopgeleid, kan als geen ander de vinger op de zere plek leggen. Ik herinner mij heel lang geleden een jongeman uit Turkije die als zeventienjarige in het kader van de gezinshereniging net in Nederland was aangekomen. Hij was enorm positief en optimistisch over zijn toekomst, vond Nederland geweldig en Nederlanders behulpzaam. Geen verrassing als je bedenkt dat zijn enige contact met Nederlanders die aardige buurman was.
Een nieuwkomer die slecht of geen Nederlands spreekt, die weinig opleiding heeft en die de samenleving niet kent, kan zichzelf en anderen voorhouden dat er ‘nog een lange weg te gaan is’. Maar iemand die aan al die voorwaarden meer dan voldoet en die de samenleving door en door kent, ziet niet alleen haarscherp de steeds verder opschuivende barrières en eisen, maar is natuurlijk ook veel gevoeliger voor uitsluiting. Dat was de frustratie bij veel deelnemers aan de discussie.
Waar zit het probleem? We weten uit onderzoek dat burgerschap sinds de jaren negentig steeds meer een culturele invulling heeft gekregen. Ging het eerst om gelijke kansen op de woning- en arbeidsmarkt en in het onderwijs, in de loop van de jaren negentig verschoof de nadruk meer en meer naar het onderschrijven van ‘gedeelde waarden’ als definitie van goed burgerschap. Het betekende onder andere dat een goede maatschappelijke positie kennelijk niet zonder meer wordt beschouwd als voorwaarde voor gelijkwaardig burgerschap. Steeds uitdrukkelijker moeten jonge moslims die hier geboren en getogen zijn ‘bewijzen’ dat ze onderdeel zijn van de Nederlandse samenleving en, daar komt het, de ‘kernwaarden van onze samenleving’ onderschrijven. Dus vrij vertaald: alle ‘volwaardige burgers’ delen dezelfde ‘grondwaarden’ en iedereen die hier wil wonen moet die onderschrijven. Blijkt nu al dat bij de selectie van vluchtelingen uit Turkse kampen naar ‘waarden’ wordt gekeken. Een zeer zorgelijke ontwikkeling. En des te idioter als het gaat om mensen die hier zijn geboren en getogen. Idioot ook omdat er vanuit wordt gegaan dat het grootste deel van de bevolking in Nederland een bepaalde set van grondwaarden deelt. Het is niet alleen een onzinnige mythe dat er zoiets bestaat als ‘gedeelde waarden’ van een hele bevolking, het is ook nog beledigend. Ik deel geen enkele waarden met dat zooitje ongemanierde populisten in de Tweede kamer en ik wens niet met hen op één hoop geveegd te worden.
Terug naar de bijeenkomst. Ik heb daar uitgelegd waar volgens mij die enorme aanpassingsdruk in Nederland vandaan komt. Die hang naar conformisme, die obsessie met ‘gedeelde kernwaarden’, dat in de pas moeten lopen, dat moeten meedoen en jezelf niet afzonderen. Islamofobie komen we helaas in veel landen tegen, maar ik vraag me af of die aanpassingsdruk met islamofobie alleen verklaard kan worden. Er zit iets anders achter. Nederland had in de jaren tachtig het meest uitgesproken integratiebeleid van Europa, waarin een zekere ruimte was voor culturele diversiteit. Maar dat was niet de erkenning van culturele verschillen, maar een optimisme dat iedereen uiteindelijk zou opgaan in de samenleving, ook cultureel. Dat optimisme sloeg om in culturele intolerantie toen bleek dat niet iedereen hetzelfde dacht over goed burgerschap. Na al die jaren mogen in Nederland geboren en getogen moslims nog steeds niet meebepalen hoe de samenleving eruit ziet.
‘Zonder de ijzeren wil om aan een gezamenlijk huis te bouwen, hoe moeilijk soms ook, en het vurige verlangen dat er iets goeds voor onze kinderen uit zal voortkomen, is een gedeelde toekomst zoek.’
‘Noem mij één voorbeeld van een multi-etnische of multiculturele samenleving, waar de oorspronkelijke bevolking nog woont (…) en waar een vreedzaam samenlevingsverband is. Ik ken hem niet.’ Deze uitspraak van minister Stef Blok (Buitenlandse Zaken) afgelopen zomer sloeg in als een bom. Het gaf het debat over de multiculturele samenleving een nieuwe impuls en leidde tot talloze artikelen, opiniestukken, analyses, discussies en tweets. Aanleiding voor de Kanttekening om twintig Nederlanders uit onder meer de media, politiek en civil society te vragen: wat vind je van de multiculturele samenleving?
Sinan Can
Foto: Facebook. Sinan Can (1977) is onderzoeksjournalist en documentaire- en programmamaker voor BNN-VARA.
‘Diversiteit is een verrijking. Je wil toch niet dat iedereen hetzelfde is en er geen ruimte is voor verschil. Een samenleving met één type mens, dat is precies wat terroristische organisaties zoals IS willen. Natuurlijk brengt de multiculturele samenleving problemen met zich mee. Samen leven is een proces. De problemen moeten we serieus nemen, bespreken en samen proberen op te lossen. Kritiek mag nooit gesmoord worden. Maar de multiculturele samenleving compleet diskwalificeren, omdat er problemen zijn, al het slechte daaraan wijten en doen alsof het overal superslecht gaat, is een zwaktebod. Sommigen gebruiken de multiculturele samenleving als zondebok voor van alles en nog wat. ‘De multiculturele samenleving is compleet mislukt’, zegt men. Ik zeg: de mensheid is mislukt. Uiteraard heeft de mensheid ook veel goeds geproduceerd en teweeggebracht, maar feit is: sinds mensenheugenis slagen we er niet in vreedzaam samen te leven. Oorlogen, armoede, honger, milieuvervuiling, dierenleed, noem maar op. Maar ik blijf hoopvol.’
Marjolein Faber
Foto: PVV. Marjolein Faber (1960) is voorzitter van de PVV-fractie in de Eerste Kamer en de Provinciale Staten van Gelderland.
‘De multiculturele samenleving bestaat niet. Het is enkel een hersenspinsel van de politieke elite die de autochtone Nederlanders dwingt samen te leven met een uitdijende groep migranten van wie het overgrote deel een afkeer heeft van het Westen. Met als gevolg islamitische enclaves, waar autochtone Nederlanders niet welkom zijn. Zo mogen in de el-Tawheed-moskee enkel Marokkaanse politieagenten komen. Rutte III schroomt niet de deur open te zetten voor sharia-rechtbanken en polygamie. In het regeerakkoord leest men: ‘herijking ouderschap’, een kind kan dan zomaar één pappa en vier mamma’s krijgen, experimenten met buurtrechters en mediation in het civiele domein, het domein van de sharia. Samuel Huntington schreef dat multiculturalisme in essentie de vijand van de westerse beschaving is. Een nog grotere vijand is de politieke kliek die onze cultuur verkwanselt en ieder kritisch geluid smoort door de criticus weg te zetten als fascist of islamofoob. Dat terwijl het ooit multiculturele Midden-Oosten en grote delen van Afrika vervallen zijn tot de monocultuur van de islam.’
Bart Schut
Foto: Claudia Kamergorodski. Bart Schut (1970) is journalist voor het Nieuw Israëlietisch Weekblad.
‘Getrouwd met een niet-westerse immigrant en vader van een bicultureel kind, kan ik natuurlijk niet anders dan de multiculturele samenleving van harte toejuichen. Immigratie heeft ons veel moois gebracht, daarover bestaat geen twijfel. Maar helaas, met al dat moois zijn ook culturen en geloven meegelift die minder bij onze westerse progressief-liberale cultuur passen. Of erger: die onze seculiere democratie en rechtsstaat ronduit afwijzen. We zien het in de politiek waar islamitische partijen zoals Denk en Nida hun conservatieve, extreemrechtse denkbeelden salonfähig proberen te maken. Multiculturalisme betekent ruimte voor minderheden, dus ook voor Joden, vrouwen, de LHBT-gemeenschap, afvalligen en ongelovigen – allemaal groepen die onder veel immigranten uit bepaalde culturen niet bepaald populair zijn. Dus zeg ik: meer, meer, meer immigranten, maar kijk wel uit dat ze komen uit culturen die aansluiten op de onze. Die liggen vaak wat verder weg dan het Midden-Oosten en Afrika. Juist om onze open en tolerante maatschappij te beschermen moeten wij ervoor waken dat immigratie uit monoculturen onze multiculturele droom bedreigt.’
Marianne Zwagerman
Foto: Facebook. Marianne Zwagerman (1969) is schrijver, innovatiestrateeg, mediacriticus, columnist (BNR) en keynote speaker.
‘Ontheemd. We zijn allemaal ontheemd. Dat schreef ik drie jaar geleden in mijn column op BNR. We zijn als land op weg naar waar we nog niet waren. Terwijl onze natuur is om terug te willen naar hoe we denken dat het vroeger was. Het vroeger uit onze herinnering, toen alles beter was. Uiteindelijk komen we er wel aan, in dat nieuwe Nederland. Maar wie neemt de leiding? Wie metselt het fundament van de waarden die vaststaan, buiten alles waarin we mogen verschillen? Niemand tot nu toe. Alleen de schreeuwers en sussers kwamen aan het woord. Gelukkig heeft Jan Latten nu het voortouw genomen. Dat hij pas na zijn pensionering bij het CBS de vrijheid voelt om duidelijk stelling te nemen is een teken aan de wand. Ik hou me maar een beetje vast aan Klaas Dijkhoff die iedereen de vrijheid gunt die zijn dochter ook heeft. In dat Nederland wil ik wel wonen.’
Boris Dittrich
Foto: HRW. Boris Dittrich (1955) is schrijver, politicus en Directeur Pleitbezorging Seksuele Minderheden bij Human Rights Watch. Hij was politiek leider van D66 en is kandidaat voor de Eerste Kamerverkiezingen van 2019.
‘We leven in een multiculturele samenleving. Dat is de realiteit. Nederland heeft door de eeuwen heen groepen migranten aangetrokken, zoals Spaanse en Portugese joden en in de vorige eeuw Molukkers, Indonesiërs, Surinamers, Turken en Marokkanen. Van recentere datum zijn hier asielzoekers uit Afrikaanse landen naartoe gekomen of uit landen zoals Iran en Afghanistan. Ieder neemt de eigen geschiedenis, geloof, cultuur en taal mee. Nederland verandert daardoor, maar de migranten en hun kinderen ook. De joods-christelijke traditie, cultuur en religie zullen dominant blijven. Politici moeten voorwaarden scheppen zodat de migranten hun draai in Nederland kunnen vinden, terwijl de migranten daarvoor ook hun best zullen moeten doen. In een samenleving leef je samen. Politici zullen de gedeelde waarden tussen mensen moeten benadrukken, niet de verschillen. Op angst en onlustgevoelens spelen bouw je geen toekomst. Die toekomst ligt niet voor ons, maar in onszelf. In de multiculturele samenleving leef je samen.’
Sid Lukkassen
Foto: Facebook. Sid Lukkassen (1987) is schrijver en onderzoeker. Hij promoveerde aan de Radboud Universiteit op analyses van de communicatieve voorwaarden voor een functionele representatieve democratie.
‘De multiculturele samenleving is gefaald. Dat licht ik in mijn boeken Avondland en identiteit en Levenslust en doodsdrift uitgebreid toe. Zie de cultuurmarxistische woordkeuze ‘mensen van kleur’. Dat is politieke codetaal die een anti-westers blok smeedt, kennelijk behoort iedereen tot deze groep behalve blanken. Activisten dringen op dat wij het woord ‘wit’ moeten gebruiken in plaats van ‘blank’ – wie hun taalgebruik overneemt, onderschrijft impliciet hun politieke denkbeeld dat Nederland een diep racistisch land zou zijn. Brussel bewijst dat het multiculturalisme mislukt. Vlamingen, Walen, eurobubbel-expats en geïslamiseerde wijken: deze groepen staan met de rug naar elkaar. Niemand voelt zich verantwoordelijk voor gedeelde publieke ruimtes. Een cultuur is een hiërarchie van waarden: zodra multiculturalisme verdergaat dan triviale uitbreidingen van de menukaart, ontstaan serieuze conflicten. Italiaanse pizza en Japanse wok zijn leuk, maar zodra sharia-interpretatie de westerse rechtsstaat beconcurreert, is de pret uit. Het multiculturalisme verrijkte de keuken, maar de kooklessen waren te duur.’
Manuela Kalsky
Foto: Vrije Universiteit Amsterdam. Manuela Kalsky (1961) is bijzonder hoogleraar Religie en Samenleving aan de Vrije Universiteit Amsterdam, directeur van het Dominicaans Studiecentrum voor Theologie en Samenleving en oprichter en bestuursvoorzitter van Stichting Nieuw Wij.
‘De multiculturele samenleving is een feit. Amsterdam, Rotterdam en ook Brussel zijn inmiddels superdiverse steden. Dat wil zeggen: geen enkele groep vormt nog een meerderheid in de stad. Andere Europese steden zullen volgen. Verbindend denken en handelen is nu erg belangrijk. Helaas gebeurt op dit moment precies het tegenovergestelde. Het wij-zij-denken floreert. Met als gevolg het verharden van standpunten en identiteitspolitiek. Nationalistische gevoelens worden aangewakkerd. In plaats van de al bestaande diversiteit te omarmen en voor iedereen een thuisgevoel te creëren, laten de verantwoordelijken in politiek en samenleving toe, dat onder de burgers angsten en verdeeldheid worden gezaaid. Dat vind ik gevaarlijk. Zonder de ijzeren wil om aan een gezamenlijk huis te bouwen, hoe moeilijk soms ook, en het vurige verlangen dat er iets goeds voor onze kinderen uit zal voortkomen, is een gedeelde toekomst zoek. Althans een vreedzame en plezierige. Daarvoor heb je namelijk wederkerige relaties nodig én compassie. ‘Verbind de verschillen met compassie’, is wat mij betreft het motto voor de komende jaren. Aan netwerken bouwen met gedeelde waarden omwille van het goede leven voor allen in ons mooie Nederland.’
‘Het nastreven van de multiculturele droom heeft integratie doen falen. Minister Blok werd verguisd, omdat hij zei dat de mens genetisch geneigd is naar groepsgenoten toe te trekken en moeilijk in staat is een binding aan te gaan met andere groepen, maar ironisch genoeg is juist dat hetgeen de overheid gedurende veertig jaar immigratie heeft gestimuleerd. Nooit werden harde voorwaarden gesteld aan het Nederlanderschap, zoals het omarmen van onze normen en waarden en het volwaardig meedoen in de maatschappij. Pas je vooral niet aan, maar trek je terug in je eigen zuiltje. Racism of lower expectationspur sang. Dat veel migranten toch zijn geïntegreerd en goed functioneren, is vaak meer ondanks dan dankzij de overheid. Het minimaal stellen van eisen om onze manier van leven, openheid, vrijheid van individuen en tolerantie te beschermen is noodzakelijk. Deze zaken zijn niet onderhandelbaar en intolerante elementen die daar een bedreiging voor vormen, zoals salafisme, moeten bestreden worden. Als je tolerant bent voor intolerantie, dan zet je de vrijheid, die Nederland zo bijzonder maakt, op het spel.’
Lucas Hartong
Foto: Leila Paul. Lucas Hartong (1963) is theoloog en voormalig Europarlementariër (PVV).
‘Wat vind je van de multiculturele samenleving? Het feit dat die vraag vandaag de dag gesteld moet worden is tekenend. Ik geloof in de samenleving. Samen leven, heden en toekomst beschaafd houden. Alle in Nederland verblijvende burgers vormen die samenleving. Zolang eenieder zijn of haar constructieve bijdrage levert aan onze gemeenschappelijke samenleving en zich daarbij aan de wet houdt, zal het mij worst zijn welke culturele achtergrond je hebt. Zodra de wet en ethiek alsmede normen en waarden van onze samenleving geschonden worden heb je echter een felle tegenstander aan mij. Een moslim die weigert vrouwen gelijkwaardig te behandelen is mijns inziens schadelijk voor de samenleving evenals een imam die in de moskee oproept tot minachting van de wet en democratische waarden. Ik sta voor een Nederland, dat best alle kleuren van de regenboog mag hebben, maar over deze basiszaken dienen we het allemaal eens te zijn.’
Kirsten van den Hul
Foto: PvdA. Kirsten van den Hul (1976) is Tweede Kamerlid namens de PvdA.
‘Wij wonen middenin Den Haag. Ik heb Poolse, Marokkaanse, Thaise, Engelse en Indonesische buren en een Egyptische man. De multiculturele samenleving is mijn dagelijks leven. Ik geniet van de verschillende smaken, geuren, klanken en talen. En niet te vergeten de diversiteit aan perspectieven. Ik ben opgegroeid in een klein dorpje in Overijssel, waar de meeste mensen eruit zagen als ik. Daar spaarde ik wereldbollen en droomde van verre reizen. Als twintiger heb ik een tijd in Tunesië gewoond. Ik heb er ongelofelijk veel geleerd: hoe moeilijk het is om als nieuwkomer je weg te vinden, hoe belangrijk het is om de taal te spreken, om vrienden te maken, maar ook hoe fijn het is om aan bepaalde gebruiken van thuis vast te houden als je ergens ‘import’ bent. De multiculturele samenleving is voor sommigen een probleem, maar voor mij een gegeven én een cadeau. Zolang we maar nieuwsgierig blijven naar elkaar.’
Zeki Arslan
Foto: Facebook. Zeki Arslan (1960) is onderwijskundige en zelfstandig integratie-expert. Hij was programmamanager bij instituut Forum en voorzitter van Samenwerkende Turkse Organisaties.
‘Nederland is een meertalige multireligieuze en multi-etnische rechtsstaat. Voor het verdriet van de tegenstanders van de multiculturele samenleving en voor degenen die alleen gebruik maken van de voordelen en moeite hebben met de rest, is helaas nog geen medicijn gevonden. Deze burgers moeten we niet helemaal in de kou laten staan, het zijn immers onze landgenoten. We kunnen luisteren naar wat hun zo dwars zit en waar ze zo bang voor zijn. Angst een slechte raadgever. De multiculturele samenleving is nu eenmaal een feit, je kunt het niet ontkennen en je kunt er niet aan ontkomen. Het vraagt om een beetje gezond verstand en empathie om elkaar wat te gunnen en ruimte te geven. Het is belangrijk om te zoeken naar verbinding in plaats van elkaar te vermijden. Elk individu kan daaraan bijdragen. En de overheid en civil society moeten met inspirerende oplossingen en verhalen komen die vertrouwen tussen groepen kweken. Politici die de toegenomen diversiteit misbruiken zijn onverantwoord bezig.’
Gert Jan Geling
Foto: Facebook. Gert Jan Geling (1987) is schrijver, voorzitter van de thema-afdeling Samenleving, Migratie en Asiel van D66, docent Integrale Veiligheidskunde (Haagse Hogeschool), promovendus (Universiteit Leiden) en kernlid van denktank Liberales.
‘Is Nederland wel een multiculturele samenleving? We zijn een etnisch erg diverse samenleving, vooral in de grote steden dan, maar de dominante cultuur, die van onder meer de instituties, politiek, media, culturele sector en het bedrijfsleven en onderwijs, is de Nederlandse cultuur. Daarom geef ik de voorkeur aan de term ‘multi-etnische’ samenleving. Ik zou niet vrolijk worden van een ‘terugkeer’ naar een ‘mono-etnische’ samenleving. Ik waardeer de voordelen die diversiteit ons te bieden heeft, bijvoorbeeld als het gaat om muziek, eten en creativiteit. Tegelijkertijd kunnen we er niet omheen dat voortschrijdende migratie en toenemende diversiteit leiden tot groeiende sociale spanningen en nieuwe uitdagingen. Er moet ruimte zijn om ook de nadelige kanten van onze multi-etnische samenleving op open en inhoudelijke wijze te bespreken, zonder dat we daarbij direct in een kramp schieten en de andere partij direct het licht in de ogen niet meer gunnen.’
Brenda Stoter Boscolo
Foto: Twitter. Brenda Stoter Boscolo (1984) is freelance journalist.
‘Bij de woorden ‘multiculturele samenleving’ denk ik automatisch aan mijn jeugd in de jaren tachtig en negentig. Als kind van Italiaans-Grieks-Nederlandse ouders groeide ik op in een multiculturele arbeiderswijk in Rotterdam-Zuid. De ouders van mijn vriendinnetjes kwamen uit Marokko, Turkije en Suriname. Iedere week Turks eten bij mijn vriendin, Surinaamse nummers playbacken op school, cadeautjes uit Marokko. Mijn leuke herinneringen aan vroeger worden gekenmerkt door diversiteit. En nog steeds, want tot op de dag van vandaag is mijn vriendengroep zeer divers. Dat betekent niet dat een diverse samenleving alleen maar pais en vree is. Problemen zoals radicalisering, racisme en polarisatie bestaan. Het zijn thema’s die me niet alleen bezighouden als journalist, maar ook als burger. Thema’s die bovendien een veel beter debat verdienen dan dat ze nu krijgen. Want wat ik mis, is het middengeluid. De multiculturele samenleving is niet idyllisch, noch is het een verdoemd zootje. Naast de mooie zijn er ook negatieve kanten, precies zoals in elke samenleving. Maar om het te bestempelen als mislukt of niet vreedzaam? Ik hoef alleen maar naar mijn eigen familie en vriendenkring te kijken om te zien dat dat onzin is.’
Kiza Magendane
Foto: Twitter. Kiza Magendane (1992) is schrijver, columnist (NRC, One World en de Kanttekening) en beleidsondernemer.
‘De multiculturele samenleving is een omstreden begrip, omdat culturen arbitraire constructies zijn. Mensen worden geboren in een bepaald gezin, in een omgeving waarin mensen bepaalde normen en waarden delen en die onder meer via onderwijs doorgeven. Ik merk dat sommige culturele hokjes in Nederland heilig worden verklaard en individuen tot deze hokjes worden gereduceerd. Iemand wordt bijvoorbeeld gezien als jood, moslim, zwart of Marokkaan. Terwijl deze hokjes vaak niets zeggen, omdat een persoon veel meer is dan arbitraire hokjes. In een wereld die snel verandert, hebben we niets aan deze hokjes. We moeten wennen aan het idee dat ‘multiculturele samenleving’ een mythe is, omdat culturen arbitraire constructies zijn die door de tijd heen veranderen.’
Jan Roos
Foto: Twitter. Jan Roos (1977) is columnist van de Dagelijkse Standaard. Hij werkte eerder onder meer voor BNR en GeenStijl. Bij de Tweede Kamerverkiezingen van 2017 was hij lijsttrekker van VoorNederland.
‘De multiculturele samenleving bestaat niet, omdat die mislukt is. Wat er overblijft is de multiculturalistische samenleving. Dat staat voor een land waar meerdere culturen naast elkaar leven, dus niet samen. En ook die samenleving begint steeds meer problemen te ondervinden, want zelf naast elkaar leven wordt steeds moeilijker. We kunnen dus stellen dat Nederland een levensgroot probleem heeft. De autochtone bevolking voelt zich daardoor als een proefkonijn van een mislukte proef in eigen land. De allochtonen hebben bijzonder weinig voeling met het land waarin zij leven en wijzen de Nederlandse cultuur steeds verder af. Gevolg is dat iedereen zich steeds meer terugtrekt in de eigen leefwereld. Uiteindelijk zal het uitlopen op een enorme clash. Laten we hopen dat dat geweldloos gaat gebeuren.’
Jamila Achahchah
Foto: YouTube. Jamila Achahchah (1979) is verbonden aan Kennisplatform Integratie & Samenleving als projectleider gespecialiseerd in vrouwenemancipatie, opvoeding, mantelzorg en empowerment.
‘Als ik kijk in mijn directe omgeving en naar ontwikkelingen nu in Nederland, vergeleken met twintig jaar geleden, dan ben ik tevreden over de huidige multiculturele samenleving. Zo is het aantal jongeren met een migratieachtergrond in het hoger onderwijs flink gestegen. Net als het aantal burgers met een migratieachtergrond dat belangrijke publieke functies inneemt. Maar ik plaats ook een kanttekening. Er gebeuren veel dingen die het samenleven ingewikkeld maken. We staan als samenleving nog voor een aantal uitdagingen. Ieder van ons wil zichzelf kunnen zijn als volwaardig lid van de samenleving en zich in de eigen identiteit erkend en gerespecteerd voelen. We hebben een publiek discours over de multiculturele samenleving nodig die verbindend werkt. We moeten meer oog hebben voor de concrete problemen waar zowel mensen met een migratieachtergrond als autochtone Nederlanders mee kampen, zoals discriminatie op arbeidsmarkt. De samenleving kan weerbaarder zijn en beter tegen een stootje kunnen door inclusie, contact en samenwerking.’
Ehsan Jami
Foto: Facebook. Ehsan Jami (1985) is oprichter van het Centraal Comité voor Ex-Moslims en promovendus aan de Universiteit Leiden.
‘Wanneer ik een voorstelling moet maken van hoe een multiculturele samenleving eruitziet, dan denk ik aan lekker eten uit verschillende landen, schitterende muziek uit alle windstreken van de aarde en dat mensen in een land daadwerkelijk met elkaar samenleven. Maar de realiteit is dat in Nederland geen multiculturele samenleving bestaat. Er is sterke segregatie, in wijken, vrienden, liefde, religie en de politiek. De integratie van de arbeidsmigranten en nieuwkomers is mislukt en de derde en vierde generatie Turkse en Marokkaanse Nederlanders dreigen de verloren generaties te worden. Generaties die de rug hebben gekeerd naar de Nederlandse samenleving. Generaties die heel goed weten wat hun rechten zijn in Nederland, maar weinig weten over hun plichten. Generaties die bezig zijn om zich steeds meer en meer sociaal-maatschappelijk te isoleren door zich te vereenzelvigen met een religie. Wat ik constateer is dat we geen multiculturele samenleving hebben, maar een multi-etnische samenleving.’
Kevin Roberson
Foto: YouTube. Kevin Roberson (1984) is mediaconsultant en videojournalist (AV Medea en The Roberson Report).
‘Wij kunnen een voorbeeld zijn van een succesvolle multiculturele samenleving, die is ontstaan door internationale handel, kolonialisme en slavernij. De Afro-gemeenschap is al heel lang aanwezig in Nederland. Zo zijn er bijvoorbeeld witte Nederlanders die afstammen van de tot slaaf gemaakte Cupido en Sideron, die door de WIC als ‘geschenk’ aan Willem V zijn gegeven. In plaats van dat wij dat omarmen en het onderdeel maken van het collectief geheugen, blijft het grotendeels verborgen in archieven. Niet-witte Nederlanders worden weggezet als ‘buitenlanders’. Niet alleen door PVV of FvD, maar ook door mensen die zeggen progressief te zijn. Zo noemt een minister een land dat wij hebben gekoloniseerd een failed state. Of een burgemeester die als westerse feminist moskeeën wil sluiten, maar zwijgt over de negenendertig bisschoppen en kardinalen die wisten van seksueel misbruik binnen de Katholieke Kerk. In plaats van dat er door witte Nederlanders toenadering wordt gezocht tot niet-witte Nederlanders via dialoog, empathie en begrip, creëren dit soort ‘progressieve leiders’ een kloof.’
Nina Jurna
Foto: Facebook. Nina Jurna (1969) is NRC-correspondent in Latijns-Amerika (eerder RTL Nieuws en Het Parool) met Rio de Janeiro als standplaats.
‘Achttien jaar geleden vertrok ik uit Nederland, het land waar ik geboren ben en opgroeide. Sindsdien woon ik in Latijns-Amerika, een multicultureel continent bij uitstek. In Suriname, waar ik de eerste tien jaren na mijn vertrek woonde en werkte als journalist, ontdekte ik de multireligieuze samenleving. Aanhangers van de grote wereldgodsdiensten wonen er naast elkaar. De moskee en de synagoge staan naast elkaar en hindoeïstische, islamitische en christelijke feestdagen zijn nationale feestdagen. In 2011 verhuisde ik naar Brazilië, een echt migratieland. Naast de oorspronkelijke bevolking en de nazaten van tot slaaf gemaakten wonen hier afstammelingen van onder anderen Europeanen, Arabieren, Japanners, Joden en miljoenen gemengde bewoners. Maar vraag een willekeurige Braziliaan ‘wat ben je?’ en hij of zij zal antwoorden ‘ik ben een Braziliaan’. Je bent Braziliaan, wat je kleur of afkomst ook is. Ondanks al zijn tekortkomingen kan Brazilië een voorbeeld zijn voor Nederland, dat nog steeds worstelt met de multiculturele samenleving. Uiteindelijk zijn migratielanden toch de toekomst geloof ik, ik voel me er in elk geval thuis in.’
Zouhair Saddiki
Foto: Twitter. Zouhair Saddiki (1987) is docent Bedrijfseconomie (Hogeschool Rotterdam) en gemeenteraadslid (D66) in Gouda.
‘Is er überhaupt wel sprake van een multiculturele samenleving in Nederland? Er lijken verschillende definities te bestaan van de multiculturele samenleving, waar met name twee aspecten naar voren komen, ‘verschillende culturen en groepen’ en ‘respectvol samenleven’. Leven we respectvol samen? Ik merk dat tegenwoordig een deel van de mensen in de eigen schulp kruipt, waardoor wederzijds onbegrip ontstaat. Volgens mij zijn dat trekken van een individuele samenleving. Er is eerder sprake van een plurale individuele samenleving, waarin een zekere verbondenheid is tussen mensen, alleen wordt deze samenleving niet sterk gekenmerkt door gedeelde normen en waarden. We moeten daar bewust van zijn en toewerken naar een pluriforme samenleving met diverse culturen en gedeelde normen en waarden.’
Onze site gebruikt cookies en vergelijkbare technologieën onder andere om u een optimale gebruikerservaring te bieden. Ook kunnen we hierdoor het gedrag van bezoekers vastleggen en analyseren en daardoor onze website verbeteren.
Deze website gebruikt cookies om uw gebruikservaring op deze website te verbeteren. Van deze cookies worden cookies aangemerkt als "Noodzakelijk" in uw browser bewaard, deze cookies zijn essentieel voor het functioneren van de website. Bijvoorbeeld het opslaan van uw keuze of u wel of geen cookies wilt hebben. Wij maken ook gebruik van cookies van derde partijen die ons helpen met het analyseren en begrijpen van de gebruik van deze website door u. Deze cookies worden alleen gebruikt als u daar toestemming toe geeft. U heeft ook de mogelijkheid om uzelf uit te sluiten voor deze cookies. Dit zal echter effect hebben op uw gebruikerservaring.
Noodzakelijke cookies zijn absoluut nodig voor het functioneren van de website. De cookies in deze categorie zorgen alleen voor de veiligheid en het functioneren van deze website . Deze cookies bewaren geen persoonlijke gegevens
Deze cookies zijn niet strict noodzakelijk, maar ze helpen de Kanttekening een beter beeld te krijgen van de gebruikers die langskomen en ons aan te passen aan de behoeftes van onze lezers. Hiervoor gebruiken wij tracking cookies. Bij het embedden van elementen vanuit andere websites zullen er door deze sites ook cookies worden gebruikt.