15.7 C
Amsterdam
Home Blog Pagina 853

Lopen naar Santiago

1
‘Iedereen heeft thuis, los van elkaar, besloten naar Santiago te lopen. Op de route ontmoeten ze elkaar, dat schept een band.’ Onze correspondent Sara-May Leeflang doet verslag vanuit Santiago de Compostela.

Vele wegen leiden niet alleen naar Rome, maar ook naar Santiago de Compostela in Noordwest-Spanje. Vanuit de omliggende landen wandelen al vanaf de negende eeuw pelgrims naar het graf van de apostel Jacobus. Hoewel het aantal christenen daalt is de Camino naar het kathedraal populairder dan ooit. Sinds de laatste tien tot vijftien jaar heeft het eeuwenoude heilige wandelpad enorm aan populariteit gewonnen. Reeds verschenen bekende boeken en films zoals The way (2010) met Charlie Sheen heeft het grote publiek sinds tientallen jaren naar Santiago getrokken. Al was het pad eeuwen geleden ook al populair. De pelgrim van de middeleeuwen ging naar Jeruzalem of Rome, maar daarna was de weg naar Santiago de Compostela aan de beurt.

Het pelgrimspad naar Santiago ontstond in de negende eeuw toen duidelijk werd dat Jacobus, één van Jezus apostelen hier begraven lag. Gedacht wordt dat Jacobus rond 44 na Christus is onthoofd door koning Herodes in Jeruzalem. Het verhaal gaat dat zijn volgelingen stiekem zijn lichaam naar Spanje hebben verscheept om hem daar te begraven. Toen dit feit in de toenmalige wereld bekend werd kwam de pelgrimage op gang rond de twaalfde eeuw en is één van de drukst bewandelde paden geworden.

Toen de populariteit steeg werden er in de middeleeuwen maatregelen genomen om op veel fronten de pelgrim te ondersteunen. Zo werd er een heilige orde opgezet om de pelgrims te beschermen. Want er waren genoeg struikrovers en bandieten die het op de arme eenzame pelgrim gemunt hadden. Beroemde bruggen werden aangelegd zoals de bekende brug in Puente La Reina door de koningin Muniadona om het de pelgrim gemakkelijk te maken. Kleine Spaanse steden verschenen langs de route om het publiek te voorzien in alles wat nodig was. Maar ook vele ziekenhuizen werden in de twaalfde eeuw uit de grond gestampt omdat ziekten en verzwakking veel voorkwamen. Sommige pelgrims moesten het zelfs met de dood bekopen. De plek Santo Domingo de la Calzada is bijvoorbeeld gesticht door de heilige Domingo die als pelgrim zijn leven in dienst stelde van zijn zielsgenoten door het bouwen van een ziekenhuis. De pelgrim leefde voornamelijk op wijn en brood. De motieven van de middeleeuwse pelgrim waren van verschillende aard. De één deed het uit vroomheid, de ander voor het avontuur en sommigen veinsde vroomheid om zo te ontsnappen aan het saaie dagelijkse leven. Anderen werden ook veroordeeld door zowel kerkelijk als wereldlijke rechtbanken om als boetedoening deze route te lopen.

Je bent een pelgrim op het moment dat je je eigen deur uitstapt met als enige bedoeling de kathedraal in Santiago te bezoeken. Maar de vele wegen in heel Europa komen uiteindelijk samen in een aantal hoofdaders waarvan de bekendste de zogeheten ‘Franse route’ is, de Camino des Frances. In de twaalfde eeuw schreef de avonturier Picaud een gids met alle voornaamste routes. De Franse route werd de populairste. Deze begint in het zuidelijke plaatsje in Frankrijk Saint Jean Pied du Port en loopt over de groene Pyreneeën naar Pamplona, door de wijnvelden van Rioja, door de droge uitgestrekte velden van de Meseta, door grote stedelijke knooppunten als Burgos en Leon en eindigt 791 kilometer verderop in Santiago. Degene die nog tijd over heeft plakt er nog drie dagen naar Finisterre achteraan. Wat ook wel ‘het einde van de wereld’ wordt genoemd. Hier geldt de traditie om de kleren die men tijdens de pelgrimage aan heeft gehad te verbranden. Op de klif van Finisterre kan de pelgrim de tocht nog eens overpeinzen.

De moderne pelgrim heeft het heel wat makkelijker dan zijn middeleeuwse voorganger. Zo zijn er driegangenmaaltijden voor tien euro. Wie niet in een herberg wil slapen en het kan betalen, boekt een comfortabel hotel voor onderweg. Ook kan gewoon de rugzak naar de bestemming worden gestuurd, zodat het dragen van zware spullen niet eens meer hoeft. De moderne pelgrim heeft zijn kleren, schoenen en attributen zorgvuldig uitgekozen om voor niet al teveel onaangename verrassingen te komen staan. Toch zijn blaren, broze knieën en pijnlijke schouders niet te voorkomen onderweg.

Jack (56) uit de Verenigde Staten kreeg na de eerste dag een grote blaar aan de onderkant van zijn voet. ‘Mijn voeten zijn mijn zwakke punt, dus ik heb een blaarkit mee.’ Na acht dagen is zijn blaar zo goed als genezen. Met precisie legt hij uit hoe dat gebeurd is. Alsof het een speciale tak van chirurgie is. Vele pelgrims kampen met lichamelijk ongemak. Je ziet menig pelgrim onderweg mank lopen.

Daarom adviseert John (62), oud-pelgrim uit de Verenigde Staten en vrijwilliger bij het pelgrim informatiepunt, alle pelgrims om het wandelen rustig op te bouwen. ‘Mensen willen veel te snel lopen, doen meer dan ze aankunnen en dit eindigt soms in zware blessures. Soms zo erg dat ze de tocht moeten staken. Dus adviseer ik: doe het rustig aan in het begin. Vooral omdat de eerste etappe van Saint Jean Pied du Port heftig begint. De pilgrims moeten de eerste dag twaalfhonderd meter klimmen.’

Wat drijft de moderne pelgrim toch tot deze beproevingen? Ravi (29) uit Ierland is dierenarts. Zij heeft haar vorige baan opgegeven, omdat ze de druk niet meer aankon. ‘Het werk is zwaar en emotioneel. Ik wist niet of ik dit beroep nog wel kon beoefenen. Ik wil een break uit de realiteit en even iets anders doen. Gewoon lopen, verstand op nul en gaan.’ Ravi 1,80 loopt met grote snelle passen vooruit. Het gaat haar niet om een spiritueel doel. ‘Ik wil gewoon lopen dat is alles. In november begin ik met mijn nieuwe baan, weer als dierenarts. Ik hoop dat deze pauze mij weer genoeg kracht geeft in het beroep.’

Volgens Trevor (32) IT’er uit Taiwan lopen veel mensen de Camino omdat ze gewoon een break willen. ‘Mensen moeten belangrijke keuzes maken in hun leven en willen er gewoon even uit. Ik denk dat dit de voornaamste reden is. Trevor wilt naar eigen zeggen gewoon lol hebben. Het leek me leuk om te doen. Al is ook zijn zus twee maanden geleden aan longkanker overleden. En langzaam komen er meer diepgaande gedachten uit zijn mond. ‘Na haar dood kwam ze me opzoeken. Ik voelde dat ze in mijn kamer stond. Mensen beschikken over een zesde zintuig. Ik zwaaide niet, omdat ze dan weet dat ze kan loslaten. Deze aardse wereld kan verlaten.’

Pelgrims zijn er in alle soorten en maten. Zuid-Koreanen en Australiërs lijken deze maand oververtegenwoordigd. Soms komen ze in grote groepen voorbij. Er zijn wel degelijk ook nog pelgrims die deze tocht lopen om hun band met God te verduidelijken. Ottmar (52) uit Zwitserland is theoloog en loopt de Camino voor de tweede keer. Het eerste deel heeft hij van het middenstuk Pamplona tot aan de kust Finisterre gelopen. Nu loopt hij het eerste deel van Frankrijk tot Pamplona. Hij is christen en gelooft in God. Zelf is hij ook in een geloofscrisis terechtgekomen. ‘God is niet altijd bij je. Hij is er niet altijd wanneer je dat wil. Soms lijkt hij er helemaal niet te zijn. En dan wordt geloof belangrijk. Ik heb moeten leren, dat God er op die momenten nog steeds is. Ook al voel je hem op dat moment niet.’

Volgens Ottmar lopen veel mensen de Camino omdat ze op zoek zijn naar antwoorden. Volgens hem wordt de tocht meestal na twee weken religieus van aard. ‘Na twee weken gebeurt er wat met je. Komt er ruimte voor innerlijke verstilling en ontdekken mensen dat ze deel uitmaken van een groter plan. Want dat is wat iedereen wil. Het leven an sich lijkt soms erg zinloos, dus zijn mensen op zoek naar meer. Een diepere dimensie die verder gaat dan het eigen dagelijkse leven. Waardoor mensen zich nietig voelen.’

Ook de Zweedse ingenieur Kristoffer (50) kan daarover meepraten. Hij is ook christen maar is al paar keer van richting veranderd. ‘Ik ben nog op zoek naar een vorm van het geloof die bij me past. Ik weet het soms allemaal even niet. Ik ben op zoek naar meer. Iets dat groter is dan mijzelf. Ik ben gestopt met mijn baan, ik kan daar zo terugkomen. Maar ik heb zoveel stress ervaren dat ik een pauze nodig heb om uit te vinden wat ik wil. Ik wil tijdens deze tocht niet bewust zoeken naar een antwoord. Ik geloof ergens dat er een moment komt wanneer er duidelijkheid komt in wat ik wil en welke richting ik in zal slaan.’

Ad (65), een gepensioneerde uit Amersfoort, gaat voor het eerst alleen op reis en loopt dan ook nog eens de Camino. ‘Ik kom uit een calvinistisch nest. Voor het eerst ben ik nieuwsgierig naar de katholieke kathedralen en de verhalen die zij vertellen. Dat is allemaal nieuw voor mij. Ik heb me daar altijd tegen afgezet.’ Maar het gaat Ad niet alleen om religie. Het is vooral een tocht om zichzelf tegen te komen. ‘Ik ben nooit alleen op reis geweest. Gewoon omdat het er nooit van is gekomen.’ Het is voor Ad een uitdaging om te weten te komen waar zijn grenzen liggen en hoe hij problemen zal gaan oplossen, omdat hij naar eigen zeggen nogal chaotisch kan zijn.

Heinrich en An uit Beieren lopen de tocht juist uit dankbaarheid. Ze zijn vanaf thuis begonnen vanuit een dorpje honderd kilometer vanaf München. ‘Wij zijn dankbaar voor ons leven. We hebben vier mooie kinderen groot gebracht. We zijn niet arm. We zijn niet rijk. We zijn nu nog in goede gezondheid om de Camino te lopen.’ Alleen is het voor Heinrich en An niet altijd makkelijk. Ze spreken alleen maar Duits. De Franse Veronique (64) die vier talen spreekt loopt daarom al twee weken met hen mee. ‘Dit is mijn Camino geworden, om deze twee prachtige mensen te helpen.’ Veronique stopt in Saint Jean Pied du Port, dus daarna moeten ze het weer zelf doen.

Ook Jean (66), gepensioneerde uit België, loopt de tocht uit dankbaarheid. ‘Dertig jaar geleden werd er bij mij kanker geconstateerd. Ik wist niet of ik het zou overleven en had destijds twee kleine kinderen. Ik bad elke dag dat ik nog een paar jaar extra mocht blijven leven. Inmiddels ben ik 66 en zijn mijn kinderen volwassen. Ze hebben een leven met een vader gehad. Als ik nu morgen dood zou neer vallen, dan heb ik in ieder geval mijn taak volbracht. Al wil ik nog wel jaren mee.’ Volgens Jean is de Camino eigenlijk de echte manier van leven. ‘Wat ons allemaal wordt aangeleerd in de westerse maatschappij, twaalf uur per dag werken, een pensioen opbouwen. Het is allemaal eigenlijk onzin. In het ritme van de natuur leven, dat is wat het leven is. Met mensen over het leven praten zonder vermommingen.’

De redenen van de pelgrims zijn divers. Vele eind dertigers en veertigers lopen het pad omdat ze niet tevreden zijn met hun baan en iets anders willen. Liam (42) uit Ierland is timmerman, Hij vindt dit geen leuke wereld. ‘De meeste collega’s zijn echt van die alfamannetjes. Ik voel me daar niet in thuis.’ Daarbij komt dat Liam ruim tweeëntwintig jaar verslaafd was aan marijuana. ‘Ik ben nu negen maanden clean. En langzaam vallen de puzzelstukjes op hun plek. Ik ontdek nu pas eigenlijk echt de dingen waar ik echt gelukkig van wordt. In plaats van wat anderen van mij verlangen.’ Wat Liam vooral mooi vindt is dat men op de Camino eerlijk communiceert over elkaars kwetsbaarheden. ‘Er komt altijd wel de vraag: waarom loop jij de Camino? Mensen zijn hier naakter, opener, dat voelt heel prettig.’

Pelgrims lopen alleen, met familie, met vrienden of er ontstaan nieuwe groepjes onderweg. Toch zijn er velen die alleen willen lopen. Zoals de militair George (31) uit Litouwen. ‘Dan heb ik de tijd voor mezelf. Als ik elke avond op een bestemming aankom vind ik het leuk om met mensen te praten en te socializen.’ Jack geeft hem gelijk. ‘Ik heb thuis een vrouw, met vier kinderen en vijf kleinkinderen. Ik heb nooit rust. Er zijn altijd wel mensen om me heen. En deze tocht is ideaal om de stilte te ontdekken.’

Maar omdat het zo druk is onderweg ontstaat er een wedstrijd wie het eerste bij de goedkope herbergen aankomt waar je niet kan reserveren. Kyle (66), geboren in Canada, zal niet voor een tweede keer de Camino lopen. ‘Het is zo druk dat ik me eraan erger. Ik woon nu in Australië en daar kan je dagen door het bos lopen zonder dat je iemand tegenkomt. Ook loop je hier op stukken weg. Het is dat ik ben begonnen, maar ik zou het niet nog een keer doen.’

Toch lijkt de binding met de andere pelgrims voor velen een belangrijk nevendoel te zijn. Mari (39) uit Mexico voelde zich terneergeslagen omdat ze met haar baan gestopt was in personeelszaken. Totdat ze hier allemaal andere mensen ontmoette die met hun baan waren gestopt. ‘Opeens was het niet meer raar en erg.’

Michael (28), afgestudeerd in filosofie, ziet dat iedereen een persoonlijk doel heeft; iets wil veranderen in zijn of haar leven. Maar omdat de pelgrims samenkomen, en er een zekere verhouding ontstaat is er ook een collectief doel. ‘Dat collectieve doel overstijgt het persoonlijke doel. Iedereen heeft thuis, los van elkaar, besloten naar Santiago te lopen. Op de route ontmoeten ze elkaar, dat schept een band.’ Volgens Michael kan je de Camino ook zien als een zomerkamp voor ouderen. ‘Velen zijn een paar weken vrij en lopen dan een stukje en er zijn zoveel mensen die talloze keren hebben gelopen. Het pad is voor oudere mensen een prachtige tijdsbesteding. Je zit in de natuur, je bent sportief bezig, ontmoet mooie mensen en deelt elkaars verhaal.’

Het op zoek zijn naar een verandering in het leven. Op zoek zijn naar iets anders lijkt toch wel de voornaamste reden van de moderne pelgrim. Wat dat anders is: een ander pad in het leven inslaan, of een diepere dimensie voelen, of aanhaken bij een groter plan. Dat laat zich hopelijk als visioen aan de pelgrim verschijnen in de warme uitgestrekte droogte van de Meseta. Of wanneer hij bij de hoge kliffen van kaap Finisterre staat en uitkijkt over de Atlantische oceaan. In de verte ligt daar dan misschien wel een warme toekomst op hem te wachten.

Op zoek naar het spirituele geheim van East Grinstead

0
Het Britse dorp East Grinstead is een walhalla voor religieuze genootschappen. ‘Vroeger waren we het dorp dat niet staarde en nu zijn we het dorp dat niet oordeelt. Het is een plek van liefde met verschillende religies en culturen.’ Onze correspondent Freek de Swart doet verslag vanuit East Grinstead.

Wie er als verdwaalde toerist doorheen rijdt zal op het eerste gezicht niets opmerkelijks zien. Van de buitenkant lijkt East Grinstead op elk willekeurig ander dorp in West Sussex. Er zijn pubs met excentrieke namen, een hoop spookrijders en winkelstraatjes die het prima zouden doen in een kostuumdrama. Toch is de gemeente met zo’n vierentwintigduizend inwoners in Engeland beroemd als een walhalla voor religieuze genootschappen. Niet alleen de bekende abrahamitische religies, maar ook volksstammen paganisten, druïden en magiërs zouden zich in de loop der tijd en masse gevestigd hebben in het dorp. Daarnaast blijkt de plek eveneens een thuishaven voor een hoop geheimzinnige esoterische groeperingen zoals Opus Dei en de Rozen-kruisers. De meest controversiële daarvan is zonder twijfel Scientology. Zij bezitten in deze gemeente het reusachtige landgoed Saint Hill gelegen in een beschermd natuurgebied.

Grote vraag blijft natuurlijk waar al deze spirituele belangstelling in East Grinstead vandaan komt. Een rondgang door het centrum levert een gemengd beeld op. Bij de ingang van de Moat Church is Sapphire Brooker net klaar met het leiden van een hulpgroep. Zelf is ze overigens geen christen, maar een paganist. ‘Voor mij betekent paganisme het aarden met je roots. Het is wat hippie-achtig, maar we doen niet aan toverspreuken, dat zijn wicca’s.’ Volgens Brooker is haar dorp vooral een mekka voor religies vanwege de leylijnen. Als paganist ondervindt ze zelf dagelijks aan den lijve de kracht van deze energiebanen die door East Grinstead lopen. Een andere verklaring is volgens haar de aanwezigheid van het Queen Victoria Hospital. Dit ziekenhuis was tijdens de Tweede Wereldoorlog baanbrekend op het gebied van plastische chirurgie. Hierdoor liepen er lange tijd bovengemiddeld veel mensen met brandwonden door East Grinstead. ‘Vroeger waren we het dorp dat niet staarde en nu zijn we het dorp dat niet oordeelt. Het is een plek van liefde met verschillende religies en culturen’, stelt Brooker ietwat dromerig vast. Overigens heeft ze niet voor alle religieuze groepen evenveel compassie. Vooral het feit dat Scientology veel aandacht krijgt van de pers irriteert haar. ‘Ik heb een hekel aan ze, maar dat heeft niets te maken met dat ze in ruimteschepen geloven. Heel veel mensen geloven in rare dingen.’ Brooker noemt de groep manipulatief en op sommige punten zelfs ronduit gevaarlijk. Zo zou Scientology in de jaren zeventig een tiener uit het dorp hebben ontvoerd die was gevlucht uit Saint Hill Manor. Tegenwoordig probeert die groep volgens Brooker vooral nieuwe leden te werven door het organiseren van evenementen zoals paaseieren zoeken. ‘Ze zeggen dan niet dat ze van Scientology zijn, ze zijn dus niet eerlijk.’ Al die verschillende religies om haar heeft Brooker overigens tot op heden nog niet verleid tot een overstap naar een ander geloof. Als jonge vrijgevochten paganist heeft ze sowieso weinig op met religieuze dogma’s. Zo moet Brooker er niet aan denken om langs de deuren te gaan als een mormoon. Tegelijkertijd is ze soms wel jaloers op hun verbondenheid. ‘Ik mis soms het samenzijn zoals andere religies dat hebben. Paganisten zijn niet georganiseerd.’

Aan de overkant bij de katholieke Our Lady and St. Peter Church heeft priester Steve Purnell een veel nuchtere verklaring voor het spirituele succes van East Grinstead. ‘We zitten vlakbij Gatwick Airport en Londen, mensen (en religies) die van buitenaf komen, kunnen het dorp dus makkelijk bereiken. Een andere reden kan ik niet bedenken.’ De aandacht die zijn dorp krijgt noemt Purnell zowel vermakelijk alsook verwarrend. Volgens hem is het beeld van East Grinstead als een utopie voor religies gebaseerd op een illusie. Zo werkt zijn gemeenschap wel samen met de andere christelijke kerken, maar niet met andere geloofsgroepen. ‘Het is geen positieve tolerantie, maar meer dat iedereen zijn eigen ding doet. Niemand zal huilen wanneer een van de religieuze groepen zou vertrekken uit het dorp.’ Hoewel de priester persoonlijk veel interesse heeft in andere religies merkt hij dat dit niet geldt voor het merendeel van zijn plaatsgenoten. Uitwisseling van culturen en gebruiken vindt volgens Purnell dan ook nog het meest plaats in zijn eigen kerkbanken. ‘Multiculturaliteit in East Grinstead is vooral een katholieke aangelegenheid. We hebben Indiërs, Filipijnen en een handjevol Polen.’ Purnell ziet de komst van al deze nieuwkomers als een positieve ontwikkeling. Hierbij maakt hij de ietwat theatrale vergelijking met de discipel Paulus die in het vreemde exotische Athene zich een ongans evangeliseerde. ‘Variëteit zijn de kruiden des levens.’

Over Scientology laat Purnell zich het liefst niet al teveel uit. Hij wijst erop dat de groep in het dorp nog diverse bedrijven bezit en dat ze dol zijn op het voeren van rechtszaken. Hoewel dit laatste met de komst van de digitale wereld wel minder is geworden. ‘Met de komst van het internet is alles opener geworden. Wanneer je klachten hebt kan je dat op het web zetten, niemand beheerst dat.’ Purnell zegt bekend te zijn met de slechte naam van Scientology in de buitenwereld, maar volgens hem ligt de situatie ter plaatse genuanceerder. Zo zijn er gemengde gezinnen met zowel katholieke als Scientology-familieleden en zien niet alle Scientologen hun leer als religie. Tegelijkertijd ontkent Purnell niet dat het geloof van science fiction-schrijver L. Ron Hubbard vrij sekteachtige elementen kent. ‘Maar je kan ook christelijke groepen vinden die hetzelfde doen. Mensen controleren is nooit goed, of je dat nu doet in de naam van Jezus, Mohammed of Hubbard.’ Bij de St Swithun’s Church in het historische hart van East Grinstead heeft Thomas Kerr ondertussen een heel andere verklaring voor de multireligieuze regenboog die boven het dorp hangt. ‘Religieuze mensen voelen zich altijd beter begrepen door andere mensen die ook in God geloven.’ Hoewel hij tegenwoordig in het noorden woont is Kerr bekend met het imago van zijn oude woonplaats. Volgens hemzelf een rustig dorp dat door de buitenwereld interessanter wordt gemaakt dan het is. ‘We hebben hier wat gekkies, scientologen en tovenaars, daarom vallen we wat meer op.’

Na alle gebedshuizen binnen de bebouwde kom te hebben bezocht is het tijd om ook eens kennis te maken met de buitenlui van de gemeente. In het natuurgebed High Weald staat het plaatselijke clubhuis van Scientology dat in 1792 werd gebouwd. Nadat L. Ron Hubbard het landgoed in 1959 kocht van een maharadja bereidde hij het flink uit. Aangekomen bij de poort blijkt als snel dat een bezoek er helaas niet in zit. Een man die zichzelf voorstelt als Collin laat met een enorme Tellsell-glimlach weten dat pers alleen na schriftelijke toestemming wordt toegelaten op Saint Hill. Bij het gemeentehuis van East Grinstead zijn ze gelukkig wat gastvrijer. Town clark Julie Holden vertelt uitvoerig over de geschiedenis van het dorp en haar inwoners. In het promopraatje komt de religieuze diversiteit van het plaatsje opmerkelijk genoeg niet aan bod. Volgens Holden heeft East Grinstead vooral die naam vanwege een BBC-documentaire uit de jaren negentig. ‘Dat is een beetje een eigen leven gaan leiden zonder dat dit werkelijk waar is. Het is een urban legend.’ Liever heeft Holden het dan ook over het feit dat East Grinstead de langste rij aaneengesloten Tudor-huizen heeft van heel Engeland. Of over het bloemenfestival dat jaarlijks mensen uit heel het land trekt. Over Scientology laat Holden zich alleen in algemeenheden uit. Ja, er komen af en toe Hollywood-sterren langs, maar wie zegt dat die er zonder het Scientology-hoofdkwartier niet zouden zijn? ‘Hier in de buurt heb je Dormans Park, een erg exclusieve, schitterende en dure gated community waar een aantal celebraties wonen’, verklaart Holden. Ironisch genoeg is tegelijkertijd de enige beroemde bewoner die haar te binnenschiet Tom Cruise, de bekendste scientoloog op aarde. Ergens staat het wel symbool voor heel East Grinstead. Een dorp bekend om een fictieve identiteit die zo vaak herhaald is dat je er bijna in zou geloven.

‘Ze aarzelde niet mannen de tanden uit de mond te slaan’

0
‘Er wordt gezegd dat de islam de oorzaak van de achterstelling van vrouwen en de achterstand van Marokko is, dat klopt maar ten dele.’

Als je Khadija al-Mourabit (38) volgt op de social media, weet je dat ze haar mening niet onder stoelen of banken steekt. Ze mengt zich in het debat over politiek, ongelijkheid, onderdrukking en vrouwenrechten. Mourabit is voorzitter van de Marokkaanse vrouwenvereniging Nederland en studeerde filosofie aan de Universiteit van Amsterdam. Ze staat centraal in De reis van Khadija. Een documentaire van schrijver Abdelkader Benali en regisseur Tarik el-Idrissi over haar Marokkaanse grootmoeder, Memma Allal. Een krachtige vrouw, een feminist avant la lettre, die zich net als Khadija niet snel de les laat lezen. ‘Ik ben opgegroeid met verhalen over haar stoerheid’, vertelt Mourabit in een interview met deze krant. ‘Mijn oma was met haar lengte, zo’n een meter negentig, een indrukwekkende verschijning. Ze aarzelde niet om mannen de tanden uit de mond te slaan als ze werd lastiggevallen.’

Je grootmoeder is lang geleden gestorven, wat kwam je over haar te weten?
‘Ze is geboren rond 1890 en groeide op in Beni Chiker, een klein dorp in de Rif, in een tijd van oorlog en kolonialisme. Ze werd op jonge leeftijd weduwe en bleef achter met vier kinderen, zwanger van de vijfde, mijn vader. Ik wist dat er in de jaren twintig van de vorige eeuw hongersnood in Marokko heerste en dat ze daarom liftend met haar kinderen naar Algerije vertrok. Daar was werk. Wat ik niet wist, is dat er nog een motief was om te vertrekken. Haar dochter was verkracht. Toen ik dat hoorde, werd ik verdrietig. Aan de hand van het leven van Memma Allal worden verschillende thema’s behandeld, zoals de positie van vrouwen in de Marokkaanse samenleving, identiteit, de diaspora en erfrecht. Waarom erven vrouwen minder dan mannen in Marokko? Waarom bepaalt de wet dat er altijd een man moet meedelen in de erfenis, ook als hij niet direct een gezinslid is? Die wet blijkt gebaseerd op een bepaalde uitleg van de Koran. Er wordt geen rekening gehouden met de huidige context en tijd. Gelukkig vragen steeds meer mensen in Marokko zich af: waarom passen we die wet niet aan?’

In het Marokkaanse Rif-gebied is het erg onrustig sinds de dood van een vishandelaar in al-Hoceima twee jaar geleden. Hoe is het daar nu?
‘De opstanden zijn neergeslagen, de leiders van de protestbeweging zijn opgepakt. Maar dat betekent niet dat de rust is teruggekeerd. De protesten in de Rif gaan om basale mensenrechten, het recht op scholing en gezondheidszorg en een goede infrastructuur. Riffijnen hebben tweemaal zoveel kans op kanker. Dat komt omdat Spanje tijdens de Rif-oorlog (1921-1926, red.) chemische wapens heeft gebruikt. Maar goede ziekenhuizen zijn ver weg en de behandelingen zijn duur. Het gros van de bevolking in Marokko is arm, je hebt een heel kleine middenklasse en een heel kleine bovenlaag. In de havenstad Nador wordt wel geld verdiend, maar dat stroomt door naar het westen van Marokko naar de elite en de koning. Investeerders uit Saoedi-Arabië zetten projecten op – er worden hotels gebouwd, in Nador is een boulevard aangelegd – maar of de lokale bevolking daar de vruchten van plukt, betwijfel ik. Het is erg om te zien hoe de mensen daar lijden en moeten overleven. De diaspora is heel belangrijk. Marokkanen in Europa onderhouden de familie in Marokko.’

Op Twitter heb je een uitspraak vastgepind: ‘Ik heb geen talent voor ondergeschiktheid.’ Een citaat van Belle van Zuylen, een Nederlandse schrijfster uit de achttiende eeuw. Wat betekent die zin voor jou?
‘Belle is heel belangrijk geweest in mijn ontwikkeling. Toen ik een jaar of tien was, stuitte ik in de bibliotheek op een boek met die quote. Die zin bleek van Belle te zijn, en maakte diepe indruk op mij en is me altijd bijgebleven. Ik snapte opeens dat ik ook zo was en dat ik daarom zo vaak botste met mijn vader. Hij had ondanks zijn vrijgevochten moeder, vrij traditionele ideeën over hoe een vrouw diende te zijn. De vrouw is huisvrouw en de man is het hoofd van het gezin en werkt. Daar was ik het dus niet mee eens. Bij ruzies dacht ik ook aan Belle. Ze heeft mij enorm gesterkt.’

Hoezo dan?
‘Ik haalde er kracht uit. Van Belle wist ik dat ze een huwelijksaanzoek had afgewezen met de woorden ‘ik heb geen talent voor ondergeschiktheid’. Een bewonderaar wilde met haar trouwen op voorwaarde dat ze niet zou schrijven zonder zijn toestemming. Dat weigerde ze. Ik vond dat prachtig en emancipatoir. Ondank het verschil in afkomst en tijd, voel ik me verbonden met haar. Belle van Zuylen was een vrouw van adel. Ze groeide op in het kasteel van haar welgestelde familie, aan de rivier de Vecht vlakbij Utrecht. In haar milieu golden strenge sociale codes. Ik ben geboren en getogen in Amsterdam en heb een Marokkaanse achtergrond. In de Marokkaanse cultuur hoor je vroeg te trouwen, dat wilde ik niet. Verscheidene confrontaties met mijn vader zorgden voor veel stress. Op die moeilijke momenten dacht ik aan Belle, aan mijn eigen sterke oma en aan de sociologe Fatima Mernissi (1940-2015, red.). Zij gingen hun eigen weg en lieten zich niet door anderen vertellen hoe ze zouden moeten leven.’

Mernissi werd ook geïnspireerd door haar grootmoeder.
‘Ja dat is waar. Mernissi is ook heel belangrijk voor mij. Zij is geboren in een harem in Marokko. Een groot huis met verschillende etages rondom een binnenplaats. Haar oma en moeder waren analfabeet maar wilden dat zij ging studeren, ik vind dat geweldig. Vervolgens is ze het patriarchale systeem gaan bekritiseren. Zij stelt dat er een mannelijke Marokkaanse elite is die geen verandering wil, en dat zolang zij dat tegenhouden de situatie van de vrouw niet verandert. Zij vindt dat er echt gestreden moet worden tegen die Marokkaanse elite. In Marokko leven mannen en vrouwen ook in gendered spaces. De publieke ruimte, de straat en de meeste cafés worden gezien als het domein van de man en het huis is het domein van de vrouw. Volgens Mernissi zijn er twee manieren om vleugels te kweken. Door je te omringen met mensen die je steunen en met je mee kunnen vechten. Solidariteit is belangrijk. De tweede manier is te geloven dat je de vicieuze cirkel kunt doorbreken. Dat verandering mogelijk is. Door je niet bij situaties neer te leggen, ondanks dat het misschien hopeloos lijkt of overweldigend.’

Maar Mernissi heeft ook kritiek op het Westen.
‘De vrouwen hier zijn niet zo vrij als ze denken dat ze zijn. Ik las laatst een interview met een witte vrouw uit een hogere klasse. Zij zei ‘onze feministische strijd is hier allang klaar, alleen buitenlandse vrouwen moeten nog strijden’. Ik dacht als persoon met een arbeidersachtergrond: jij houdt geen rekening met vrouwen van een andere klasse. Niet iedereen kan zich een schoonmaakster en kinderoppas permitteren. Het is nog steeds de vrouw die de meeste zorgtaken op zich neemt. Dat je als je kinderen krijgt als man ook vrij zou moeten krijgen om de vaderrol op je te nemen, daar beginnen we nu pas over na te denken. Westerse vrouwen denken vaak dat Marokkaanse vrouwen worden onderdrukt. Maar mijn oma was een Tamazight, een Berberse. De Berber-cultuur is van oorsprong een matriarchale cultuur, dat zie je door de taal en de gebruiken. Het woord voor vrouw in het Tamazight, de Berber-taal die ook in het Rif gesproken wordt, is tamghath, ‘zij die hoog staat’. Vrouwen waren gezinshoofd en veelal de leiders van het dorp. Zij leerden de kinderen de taal en het schrift, dat heel lang verboden is geweest. Alleen vrouwen werden getatoeëerd met symbolen die beschermden tegen boze geesten en lieten zien uit welke streek je kwam. De cultuur is patriarchaler geworden door wahabitische invloeden uit Saoedi-Arabië.’

Wat is de rol van de islam in Marokko?
‘Er wordt gezegd dat de islam de oorzaak van de achterstelling van vrouwen en de achterstand van Marokko is, dat klopt maar ten dele. Volgens Mernissi kijken we vanuit het Westen met een oriëntalistische blik naar Marokko. Tot voor kort gold in Marokko de regel dat als je als meisje werd verkracht, je moest trouwen met je verkrachter. Deze wet kwam niet voort uit de islam maar stamde uit de Franse koloniale periode. Marokko is het land met het hoogste analfabetisme van Afrika, meer dan dertig procent van de bevolking kan niet lezen of schrijven. Maar zestig procent van de kinderen gaat naar de lagere school, de oorzaak is het gebrek aan financiële middelen. De Franse president-generaal van Marokko Hubert Lyautey (1854-1934, red.) heeft wegen en spoorlijnen aangelegd en zorgde voor grote havens voor de Europeanen. Maar een nieuw onderwijssysteem dat meisjes stimuleerde om naar school te gaan, een initiatief van een groep religieuze leiders, hield hij tegen. Hij vond dat Marokko traditioneel moest blijven want dat was goed voor het toerisme en dat bracht geld in het laadje voor Frankrijk.’

Dit artikel kwam tot stand dankzij een subsidie van de Stichting Maand van de Filosofie.

De populist in ons

0

Rohingya worden in hun mensenrechten ontnomen, de Europese Unie sluit schaamteloos deals met dictators om Afrikaanse vluchtelingen buiten Europa te houden en het Internationaal Strafhof ligt onder vuur en verliest steeds haar gezag als onafhankelijk rechtsorgaan om misdaden tegen de menselijkheid te vervolgen. Birma, Europa, Jemen, Syrië, Soedan, Amerika, de lijst is lang maar de vraag blijft: als er op internationaal niveau zo veel rechten worden geschonden en landen zich niet aan gemaakte verdragen houden, zonder dat er sancties volgen, waar hebben we dan internationaal recht voor? We kunnen het toch net zo goed ter dood verklaren?

De Hoge Commissaris voor de Mensenrechten van de Verenigde Naties liet vorige maand in een rapport weten dat een etnische zuivering op de Rohingya in Birma plaatsvond. Rohingya zijn islamitische minderheden in Birma die de facto geen burgerrechten hebben. Toen vorig jaar een moslimrebellengroep in de deelstaat Rakhine, waar Rohingya wonen, uit wanhoop politieposten hadden aangevallen, besloot het Birmese leger genadeloos terug te slaan.

Vorige maand berichtte persbureau Reuters dat maar liefst tienduizend Rohingya om het leven kwamen, als gevolg van het hardhandige optreden. Zo’n zevenhonderdduizend Rohingya vluchtten in dezelfde periode naar buurland Bangladesh, waar zich nu het grootste vluchtelingenkamp ter wereld bevindt (Katupalong Refugee Camp, Cox’s Bazaar). Zo’n zestig procent van alle vluchtelingen zijn kinderen. Een verloren generatie, concludeert UNICEF in het onlangs verschenen rapport Futures in balance. Daarin laat de VN-organisatie weten dat het grotendeel van de Rohingya-kinderen onder vijf jaar oud (circa vijftigduizend), aan ondervoeding lijdt. Daarnaast bereikt het aangeboden onderwijs in het vluchtelingenkamp de meeste kinderen niet.

Ik vertelde een vriend, die als docent verbonden is aan een Nederlandse universiteit, dat ik van mening ben dat het internationale recht der dood verklaard moet worden. De consumptie van internationaal nieuws, zoals de onmenselijke situatie waar de Rohingya nu in verkeren, bracht mij tot deze fatalistische conclusie. De vriend kon daar niets mee, omdat de werkelijkheid in zijn ogen iets ingewikkelder in elkaar steekt. ‘Ga je wel eens door rood?’, vroeg hij. ‘Ja’, antwoordde ik. ‘Betekent dat dan dat het Nederlandse rechtssysteem dood is?’, vroeg hij. ‘Nee’, zei ik. ‘Kijk, je kunt niet generaliseren. Recht is heel breed en complex’, zei hij. ‘Sommige veranderingen gaan geleidelijk.’ Ik wist dat hij gelijk had en ik voelde mij ‘gedist’. Ik was een populist geworden. Gedreven door mijn onderbuik prefereerde ik simpelere antwoorden om complexe problemen te duiden.

Populisten worden in hedendaagse politieke beschouwingen als demagogen beschouwd. Ze maken een onderscheid tussen ‘het’ volk en ‘de’ elite. In hun ogen brengt deze fictieve elite het fictieve volk in gevaar, omdat ze de politieke gemeenschap in de uitverkoop doen. In het geval van Nederland: de politiek doet de grenzen open, daardoor komen migranten naar Nederland die de Nederlandse cultuur kapot maken en de schatkist leegvissen. De populist maakt deze analyse, om net als ik, een concreet probleem te identificeren, de schuldige daarvoor aan te wijzen en een concrete oplossing aan te reiken. Weg met de elite en de grenzen dicht. Nederland weer voor Nederlanders maken. Met andere woorden, de populist brengt geen oplossingen, maar reageert op problemen.

Het Internationaal Strafhof heeft onlangs bekendgemaakt een vooronderzoek naar Rohingya-misdaden te beginnen. Daarin onderzoekt het strafhof mensenrechtenschendingen, moorden en seksueel geweld, uitgevoerd door het Birmese leger. Birma is niet aangesloten bij het strafhof. Volgens de aanklager gaat het strafhof ook misdaden onderzoeken die buiten Birma hebben plaatsgevonden. De populist in mij vindt het nog steeds onbegrijpelijk dat in Birma en de rest van de wereld schenders van mensenrechten nog vrij rond lopen, terwijl de wereld toekijkt. De populist in mij vindt het internationale recht een mislukt project.

Ankara jaagt op tegenstanders in het buitenland

0
De Turkse inlichtingendienst jaagt op tegenstanders in het buitenland. De afgelopen maanden zijn tientallen Turken ontvoerd. Onze correspondent Jochem van Staalduine doet verslag vanuit Chisinau.

Op verzoek van Ankara deporteerde de Moldavische geheime dienst SIS twee weken geleden zeven Turken, vanwege vermeende banden met de geestelijke Fethullah Gülen. Het is de tweede keer dit jaar dat de Turkse president Recep Tayyip Erdogan toeslaat aan de randen van de EU. In de Moldavische hoofdstad Chisinau voelen collega’s en familieleden van de verdwenen Turken de veilige bodem onder hun bestaan wegzakken.

Van de dag dat Riza Dogan verdween herinnert Hasan Baris zich nog alles. ‘Riza, zijn vijftienjarige zoon en ik reden iedere dag om zeven uur samen naar school. Hij is locatiedirecteur, ik ben vice-locatiedirecteur. Op donderdag 6 september was het mijn beurt om chauffeur te zijn. Vijf minuten voor ik in mijn Toyota zou stappen belde hij op. Voor zijn deur wachtten politieauto’s. Hij vertrouwde het niet. We besloten te wachten tot half acht. In de drukte van de ochtendspits zouden ze ons niet zomaar durven aanhouden, dachten we. Na honderdvijftig meter rijden stopte de politie ons. Het waren reguliere Moldavische politieagenten die ons stopten. ‘Alcoholcontrole’, zeiden ze. Ik liet mijn autopapieren zien. Daarna kwamen vier agenten  vanuit een grijs busje naar ons toegelopen. Aan hun badges zag ik dat ze van de SIS waren, de Moldavische inlichtingendienst. ‘Doe de deuren op slot’, riep Riza. Ik sloot ze, maar mijn raam was nog open, omdat ik met de gewone politie in gesprek was geweest. Een agent reikte door het raam naar binnen en opende alle deuren. Vijf minuten later zat Riza in het grijze busje. Een half uur daarna mocht ik vertrekken. Riza’s zoon huilde tot we bij school aankwamen.’

De arrestatie van Dogan staat niet op zichzelf. De Moldavische geheime dienst arresteerde op 6 september zeven Turkse docenten en leidinggevenden van Moldavische eliteschool Orizont. Sommige van de docenten pikten de agenten thuis op, anderen haalden ze net als Dogan van de weg. Eén leraar in de laagste klassen van de basisschool werd uit de les gehaald. Om zijn leerlingen een trauma te besparen liep hij zonder iets uit te leggen zijn klas uit, zijn belagers tegemoet. Met zijn zes collega’s wacht hij nu in een Turkse cel op zijn proces.

Volgens de Moldavische autoriteiten vormden de leraren een gevaar voor de nationale veiligheid van Moldavië. Een absurde verklaring, zegt een vertegenwoordiger van de school, die om veiligheidsredenen niet met zijn naam in de krant wil. ‘Alle Moldavische politici sturen hun kinderen naar onze school, omdat we zulke goede resultaten leveren. Twee vertegenwoordigers van het Ministerie van Onderwijs bezochten ons na de deportatie, en de minister heeft persoonlijk gebeld om ons te verzekeren van de blijvende Moldavische steun voor onze scholen. En dan zouden we tegelijkertijd terroristen zijn.’

Plausibeler is de verklaring dat de deportatie een geste is richting de Turkse president Erdogan. De Turks-Moldavische eliteschool Orizont, met vijf scholen in Moldavië, werd in 1993 opgericht binnen het netwerk van Gülen. Gülen is Turkse volksvijand nummer één sinds hij de schuld kreeg van de mislukte Turkse coup d’état in 2016. Turken die bij zijn uitgestrekte netwerk van met name scholen betrokken zijn, lopen risico op celstraffen.

Met het Turkse karakter van Orizont valt het overigens wel mee: de zeventienhonderd leerlingen op vijf scholen zijn bijna allemaal Moldavisch. Onder de docenten is zo’n tien procent Turks. Turks bestuderen de leerlingen als vreemde taal. Engels is belangrijker, want tweeënzestig procent van de leerlingen vervolgt zijn of haar opleiding in het buitenland.

Déjà vu
Voor wie last heeft van een déjà vu: de deportatie van de zeven Turken is een bijna exacte kopie van een gebeurtenis in Kosovo afgelopen maart. Ook daar arresteerden lokale politie en geheime dienst docenten en leidinggevenden van een Turkse school. Ook daar werden de leraren zonder plichtplegingen naar Turkije gedeporteerd.

In beide gevallen bekritiseerden mensenrechtenorganisaties de oneerlijke rechtsgang. Het Europese Hof voor de Rechten van de Mens heeft de Moldavische autoriteiten naar aanleiding van de deportaties drie dwingende vragen gesteld. Eén: is overwogen dat de zeven Turken in Turkije inhumaan behandeld kunnen worden? Twee: hebben de zeven de kans gekregen om bezwaar te maken tegen deportatie? Drie: schorste de ingediende aanvraag van politiek asiel in Moldavië de uitwijzing niet op? De vliegensvlugge deportatie van de zeven naar Turkije, nog op de ochtend van de arrestatie, lijkt de antwoorden te dicteren.

In Chisinau voelen familieleden en collega’s van de gedeporteerde leraren zich aangeschoten wild. Met diepe wallen onder haar ogen zit Sevgi Celebi op de fauteuil in haar woonkamer. Haar ene hand heeft ze gevouwen om de trouwring in haar andere hand. Met haar twee gillende kinderen zag ze hoe agenten haar man Müjdat in een auto trokken. Sindsdien slaapt ze niet en schrikt ze van ieder geluid dat in haar socialistische flat doorklinkt.

‘Ik heb anderhalve dag bij het vliegveld op mijn man gewacht. De politie vertelde me lacherig dat hij al lang weg was, maar ik geloofde ze niet.’ Zelfs toen haar schoonvader vanuit Turkije belde om te zeggen dat haar man daar was aangekomen, kon ze nauwelijks accepteren dat haar man was verdwenen. ‘Ik hield zoveel van Moldavië. Mijn man houdt niet van volle steden. Hier is het groen en rustig. Ik ben verraden door de Moldavische staat, voor geld.’

Het verwijt van Celebi slaat op de Turkse financiering van het Moldavische presidentiële paleis in Chisinau. Ankara doneerde eerder dit jaar 8,6 miljoen euro voor een renovatie van het gebouw. In Moldavië verbinden critici de lijntjes tussen de ene opvallende daad met de andere. De Moldavisch president Igor Dodon ontkent dat er sprake is van een verband.

Of de Moldavische staat is omgekocht of niet, Celebi ziet nog maar één uitweg: emigratie. Ze is er zeker van dat de politie haar volgt als ze naar buiten gaat. De vondst van een stuk sigaret op het tapijt in haar woonkamer – niemand in huis rookt – gaf de doorslag. Een paar dagen na het interview zal ze met haar kinderen naar een ander land vertrekken waarvan ze de taal niet spreekt, maar waar ze wel werk zal moeten vinden om haar drie kinderen van eten te kunnen voorzien. Ze rekent erop dat ze haar man de komende tien jaar niet zal zien.

Van de Moldavische overheid verwacht Celebi weinig toeschietelijkheid. Waar het Kosovaarse parlement een onderzoek naar de zaak instelde en een minister en de baas van de geheime dienst ontsloeg, is de Moldavische regering al twee weken stil. Ze houden het bij hun oorspronkelijke verklaring: de zeven vormden een risico voor de nationale veiligheid van het land.

En die grootmacht om de hoek? Ook op dadendrang van de Europese Unie hoeft Celebi niet te rekenen. Zeven Europarlementariërs hebben Moldavië in een brief gewezen op de schending van fundamentele mensenrechten, maar het blijft bij een orale schrobbering. Over (financiële) consequenties van de deportaties reppen de parlementariërs niet. Nederlandse Europarlementariërs doen het niet beter. Vragen van De Kanttekening aan het adres van drie Nederlanders in het Europees Parlement adres blijven onbeantwoord, in één geval omdat een reactie ‘te veel overeenstemming’ zou vergen.

Het besef dat er voor de gedeporteerde Turken weinig hoop meer is, lijkt doorgedrongen te zijn op de locatie van Orizont in Durlesti, de school van gedeporteerde locatiedirecteur Dogan. Een paar dagen lang organiseerden docenten en leerlingen flashmobs en demonstraties, nu is de rust teruggekeerd. Groepjes leerlingen giechelen op het schoolplein, alsof er niets is veranderd op de binnenplaats van de groene enclave in het grijze Chisinau.

De overgebleven eenendertig Turkse docenten voelen het dreigende gevaar nog wel. Een Moldavisch politicus verdedigde de deportaties in het parlement door te melden dat de geheime dienst in deze zaak achtenveertig buitenlanders heeft onderzocht. Achttien van hen zijn onwenselijk verklaard, en zeven zijn nu gedeporteerd. ‘De rest van die achtenveertig zijn wij. Wie anders? Er zijn in Moldavië bijna geen Turken’, zegt één van de personeelsleden. Hij overweegt te vertrekken uit Moldavië.

Als één van de weinige is vice-locatiedirecteur Hasan Baris niet bang om zich uit te spreken. De ooggetuige bij de verdwijning van Dogan vervangt zijn meerdere als schooldirecteur. ‘Ik ben nu alleen maar gemotiveerder. Wij moeten doen wat we altijd doen: lesgeven. Voor de gevangenis ben ik niet bang. Mijn broer zit al in de cel in Turkije. Als ik met hem in de gevangenis kom, zal ik gelukkig zijn. Het is tijd om de prijs te betalen voor onze idealen.’

‘Ik stop veel passie in mijn producten’

0
‘Mijn ouders, zussen en broertjes verkochten dingen op straat om aan geld te komen.’

Als negenjarig jongetje kwam Omar Munie (32) naar Nederland. Samen met zijn familie vluchtte hij uit Somalië voor de oorlog. Nu ruim drieëntwintig jaar later is Omar uitgegroeid tot een bekende tassenontwerper. Naast designtassen, die in binnen- en buitenland verkocht worden, heeft Omar ook de Dream Factory-lijn met speciale en duurzame tassen. Zo maakte hij in 2013 een designtas van gerecyclede KLM-uniformen, waarvoor hij een oeuvreprijs won. Wij spraken de ontwerper over zijn tassen en zijn toekomstdromen.

Voor iedereen die jou nog niet kent, kan je uitleggen wie je bent en wat je doet?
‘Ik ben een ontwerper en houd me bezig met het maken van tassen. Tijdens mijn opleiding aan de modevakschool in 2006 richtte ik mijn eigen tassenlabel Omar Munie op. In 2010 kreeg ik een winkel aan de Coolsingel in Rotterdam, maar sinds kort zijn we verhuisd naar Noordeinde in Den Haag. Naast een collectielijn, hebben we ook een Dream Factory-lijn waarbij we verantwoord en duurzaam bezig zijn. Maatschappelijk betrokken zijn en diversiteit vind ik belangrijk. Uit dat idee is ook het Omarm-bandje ontstaan. Deze armbandjes zijn gemaakt van reddingvesten die vluchtelingen gedragen hebben tijdens hun vluchtroute naar Lesbos. Inmiddels hebben we al meer dan tienduizend armbandjes verkocht en gaat een deel van de opbrengst naar een goed doel.’

Hoe is het begonnen?
‘Het is allemaal aan de keukentafel begonnen. Ik ben altijd al wel creatief geweest, alleen zag ik niet dat ik er talent voor had. In die tijd was ontwerper Otazu, bekend van de sieraden, erg populair. Daar raakte ik door geïnspireerd. Ik maakte een tas van een mooie Italiaanse stof, gecombineerd met Swarovski stenen. Toen ik met die tas op school aankwam, wilden drie dames het meteen kopen. Het model dat ik had gemaakt kon niet sluiten en had geen goede hengsels, dus die kon ik niet verkopen. Toen heb ik drie nieuwe tassen gemaakt en verkocht voor 35 euro per stuk. Door de tassen kreeg ik veel aandacht. Dat was fijn, want dat miste ik thuis. Ik vond het belangrijk om te laten zien wat ik kon. Mijn moeder was er niet zo voorstander van dat ik tassen maakte. Zij had liever gezien dat ik accountant was geworden, maar ik wilde met mijn passie verder.’

Hoe ging het daarna?
‘Daarna was het keihard bikkelen. Ik ging met mijn tassen langs winkels in de hoop ze daar te verkopen, maar ik werd bij elke winkel afgewezen. Daar ging ik wel stuk om. Ik was bang dat ik het nooit zou gaan maken. Totdat een klasgenootje mij benaderde. Zij liep stage bij een tijdschrift en ik mocht langskomen voor een interview. Met het tijdschrift en mijn tassen ging ik vervolgens weer langs winkels in de hoop dat ze nu wel mijn tassen wilden kopen. Het was meteen raak; één winkel kocht zeven exemplaren op. Dat was een moment om nooit meer te vergeten! Daarna bouwde ik het langzaam op. Ik ben een betrokken ondernemer en won daarvoor meerdere prijzen. Daar kreeg ik bekendheid mee. De klapper kwam in 2013. Toen mocht ik voor HTM (tram en -busmaatschappij, red.) drieduizend tassen maken. Voor het ontwerp combineerde ik oude stropdassen met leer. Ik weet nog dat we daar lang mee bezig waren, want alle tassen zijn met de hand gemaakt.’

Waar haal jij je inspiratie uit?
‘Het nieuws inspireert mij. Ik vind het mooi om dingen te maken met een verhaal. Zo is de Dream Factory eigenlijk ontstaan. Een aantal jaar geleden was de werkloosheid enorm hoog in Nederland. Het leek mij gaaf om een atelier te openen waar langdurige werklozen konden meehelpen aan de productie. Om ze dingen te leren, stappen te laten maken en ze aan een baan te helpen. In onze nieuwe locatie in Den Haag wil ik elke maand een ruimte beschikbaar stellen voor een stichting, waar ze kosteloos iets kunnen organiseren. Ik vind het belangrijk om me voor dit soort dingen in te zetten. Mensen in onze samenleving groeien uit elkaar. Als we veel meer open staan naar elkaar, dan kunnen we er veel meer uit halen.’

Als negenjarig jongetje vluchtte je uit Somalië naar Nederland. Hoe is dat gegaan?
‘We hebben nooit veel gehad in Somalië, maar we waren wel een heel normaal gezin. Mijn ouders, zussen en broertjes verkochten dingen op straat om aan geld te komen. De oorlog was heftig. Er lagen overal kogels en je kon nergens meer veilig lopen. Mijn oom is in Somalië vermoord. Mijn moeder wilde een betere toekomst voor ons. Daarom hebben we al het geld bij elkaar gelegd om naar Europa te vluchten. Ik was ongeveer zeven jaar toen we uit Somalië vertrokken. De hele vlucht heeft ruim twee jaar geduurd. Lopend, met de boot, met de bus. Uiteindelijk kwamen we in Tanzania aan. Daar heeft onze moeder mij en mijn zus op het vliegtuig gezet. Zij had geen geld om mee te gaan. Dat vond ik heel dapper van haar. Het duurde vier jaar voordat ik haar weer zag. Ik weet nog dat ik het heel bijzonder vond om over Schiphol te vliegen. Al die lichtjes waren zo ontzettend mooi. We kwamen zoekend, wanhopig en bang aan, maar het COA heeft ons goed opgevangen. De jaren daarna zaten we in verschillende azc’s, totdat we in Zierikzee eindelijk ons eerste woonhuis kregen. Daar hebben we drie jaar gewoond. Daarna zijn we naar Leidschendam verhuisd.’

Waar staan jouw tassen om bekend?
‘Ik stop veel passie in mijn producten. Mijn tassen zijn het allerbelangrijkste. Ze zijn met de hand gemaakt, vanuit eenvoud bedacht en heel clean. Ze zijn verantwoord en praktisch draagbaar. Een kenmerk is de kleurrijke voering. De prijs voor een tas begint bij ongeveer tweehonderd euro en kan oplopen tot twaalfhonderd euro. Daardoor kunnen veel verschillende mensen mijn tas kopen.’

Waar ben je trots op?
‘Ik ben trots op de KLM-tas. Van de oude uniforms hebben we nieuw materiaal gemaakt en daar zijn de tassen van gemaakt. De baas van KLM heeft een exemplaar naar Koningin Maxima gestuurd. Ik kreeg een brief van haar waarin ze ons bedankte en een voorbeeld van een onderneming noemde. Dat was heel bijzonder. Natuurlijk mag ik mijn allereerste tas ook niet vergeten. Die heb ik nog steeds. Die tas heeft mijn hele leven veranderd.’

Je zet je erg in voor diversiteit. Hoe vind je dat het daarmee staat in Nederland?
‘Ik denk dat dit nog beter kan, zeker in organisaties. Je ziet dat veel mensen zich buitengesloten voelen en denken dat je door je achternaam minder kans maakt. Daardoor kan je je onzeker gaan voelen. Nederland is een open land, maar er zullen helaas altijd mensen zijn die je proberen neer te halen.’

Over neerhalen gesproken; de laatste tijd ben je negatief in het nieuws gekomen over je nieuwe locatie aan Noordeinde in Den Haag. Zo zou je medische informatie achtergehouden hebben voor de bank en zou het pand je voor een te lage prijs zijn gegund. Kan je daar wat over zeggen?
‘Het is erg vervelend wat er nu gebeurt. Ik heb hier veertien jaar naar toegewerkt en deze locatie is een fantastische kans, maar een anonieme brievenschrijver probeert dat succes te verstoren. Er is eigenlijk ook helemaal niks aan de hand. We zitten al een tijdje anti-kraak in het gebouw omdat de puntjes op de i moeten worden gezet. Ik heb op papier staan dat ik het gebouw mag kopen, alleen moet ik zorgen dat het geld er komt. Dat is gewoon zaken doen. Ik heb goede partners die meedenken, dus het ziet er allemaal prima uit. Het is alleen pijnlijk om brieven binnen te krijgen over mijn achtergrond en de nierziekte die ik heb gehad. Ik maak me zo hard om mensen bij elkaar te brengen en om een voorbeeld te geven over hoe we elkaar moeten omarmen. Dit is de omgekeerde wereld. Ondanks alles wil ik positief blijven en deze situatie een plekje geven.’

Wat staat er de komende tijd op de planning?
‘Momenteel ben ik bezig met een lijn voor Leger des Heils. Die maken we van oud vrachtwagenzeil. Als je zo’n tas koopt dan geef je een donatie aan Leger des Heils. Daarnaast komt in februari mijn nieuwe collectie met tassen uit.’

Wat hoop je in de toekomst nog te bereiken?
‘Ik roep nooit te hard vooruit. Ik heb dromen en ben daar altijd mee bezig, maar aan de andere kant ben ik ook gelukkig en laat ik alles op me af komen. Ik hoop wel dat ik duurzame producten kan blijven maken en hierdoor mensen met elkaar kan blijven verbinden.’

Vietnam verstevigt grip op vrije meningsuiting

0
De Vietnamese regering pakt tegenstanders keihard aan. Vooral de online vrijheid van meningsuiting staat de laatste jaren onder druk. Onze correspondent Tieme Hermans doet verslag vanuit Vietnam.

Grote internetbedrijven zoals Facebook, Google en Twitter hebben hun zorgen geuit over een nieuwe wet van de Vietnamese regering die de online vrijheid van meningsuiting sterk gaat beperken. De wet beschrijft in vage termen dat internetgebruikers vanaf heden geen bijeenkomsten meer mogen organiseren die ingaan tegen overheidsbelang. Ook mag er geen online content meer geplaatst worden die, zoals de Communistische Partij het weet te verwoorden, ingaat tegen de revolutionaire verdiensten van het land of die de, door Hanoi voorgekauwde, geschiedenis verdraait. Ook wil de regering dat vanaf januari 2019 alle data van de bovengenoemde internetbedrijven op Vietnamese bodem worden opgeslagen om zo sneller controle en censuur uit te oefenen op digitaal verkeer.

Vietnamese bloggers en activisten vrezen dat de nieuwe wet ervoor gaat zorgen dat de autoriteiten straks onbegrensd toegang hebben tot hun Facebook-account en persoonsgegevens en dat hun al beperkte vrijheid van meningsuiting nog verder aangetast gaat worden.

Hoewel onder meer internationale nieuwswebsites zoals bbc.com, de website van Human Rights Watch en blogs over gevoelige thema’s al jaren lang geblokkeerd zijn in communistisch Vietnam, reageert de Vietnamese overheid traag op de digitale revolutie. Ondanks dat Facebook en blogs zijn uitgegroeid tot de voornaamste kanalen van nieuwsvoorziening voor meer dan dertig miljoen Vietnamezen, zag de regering van de éénpartijstaat de potentie en het gevaar van sociale media pas echt in 2014 in. Anti-Chinese sentimenten rond een zeggenschapsdispuut over de Spratly-eilanden in de Zuid-Chinese Zee, zorgden dat jaar voor grootschalige demonstraties, georganiseerd en verspreid via Facebook en Twitter. De nationale verontwaardiging en protesten kwamen de regering goed uit, die zich gesterkt voelde door de verenigde woede tegen de grote vijand China. Maar al snel braken er rellen uit en verloor de regering de controle over de protesterende massa. De politie trad direct hard op en veel activisten verdwenen in de gevangenis. Sindsdien heeft Hanoi zijn lesje geleerd: vrijheid van meningsuiting betekent verlies van controle en moet voorkomen worden.

Twee jaar later, in 2016, loosde staalfabriek Formosa een grote hoeveelheid chemisch afvalwater aan de kust van Centraal-Vietnam, wat zorgde voor een van de grootste milieurampen uit de Vietnamese geschiedenis. Ten minste honderdvijftien ton vergiftigde vis spoelde dood aan op het strand, zeker vierhonderdvijftig hectare koraal werd aangetast en meer dan veertigduizend vissers raakten hun bron van inkomsten kwijt doordat rond de tweehonderd kilometer aan kustlijn vergiftigd raakte. Aanvankelijk ontkende de regering dat het incident überhaupt had plaatsgevonden en bleef het doodstil in de gecontroleerde nationale pers. Terwijl Hanoi de berichten bleef negeren, verspreidde het nieuws over de ramp zich razendsnel via sociale media. Dat zorgde voor protesten van het formaat dat de Communistische Partij nog niet eerder had gezien. Duizenden mensen gingen woedend de straat op, maar dit keer was de regering voorbereid. Voordat nieuws over de protesten zich kon verspreiden werd Facebook geblokkeerd, werden alle vormen van samenscholing verboden en werden bloggers en actievoerders gearresteerd.

Sindsdien werden steeds meer bloggers geïntimideerd of gearresteerd en zijn hun blogs geblokkeerd. Met de komst van de nieuwe wet lijkt het erop dat de Vietnamese regering dit soort protesten en anti-regering-sentimenten in de kiem wil smoren voordat ze een momentum bereiken. De Asian Internet Coalition (AIC), een groep die de grote internetbedrijven zoals Facebook, Google en Twitter vertegenwoordigt, heeft bezorgd gereageerd op het bericht dat de regering wil dat data op Vietnamees grondgebied moet worden opgeslagen. Op dit moment opereren de meeste van deze bedrijven vanuit regionale centra zoals Hongkong en Singapore. Een verhuizing van data naar Vietnam zou kostbaar zijn en gevaar opleveren voor de reputatie van de internetbedrijven. Ook Amnesty International verklaarde dat met de nieuwe wet er geen veilige plaats meer is voor de Vietnamese bevolking om zich vrij te kunnen uiten. De AIC vreest ook dat de nieuwe wet schadelijk zou kunnen zijn voor de groei van de digitale economie en het imago van Vietnam als veilig land om in te investeren. Want hoewel de Vietnamese economie nog altijd een van de snelst groeiende van Zuidoost-Azië is, weet de regering dat ze moet balanceren tussen controle en vrijheid om de markt open en flexibel te houden. Volgens de zakelijke nieuwswebsite Asean Today verliest de partij een groot deel van hun legitimiteit als de economische groei wegvalt.

In buurland China weet men ook om te gaan met politieke onrust, maar gaat daarin nog net en stapje verder. Daar wordt de pers nog strenger gecontroleerd, worden internetgebruikers gemonitord door maar liefst twee miljoen IT’ers en zijn internationale websites zoals Facebook en Google permanent geblokkeerd en vervangen door Chinese klonen zoals WeChat, Baidu, Weibo en TikTok. Ondanks dat de Vietnamese regering nog niet zulke drastische stappen heeft ondernomen, is het duidelijk dat de hoogtijdagen van de online vrijheid van meningsuiting voorlopig achter de rug zijn. Activisten en bloggers vrezen dan ook dat de Vietnamese overheid steeds meer van de extreme methodes van China zal overnemen om de controle over de media stevig in handen te houden.

Vietnamese bloggers stuurden in april een open brief aan Facebook-oprichter Mark Zuckerberg, meldt The Financial Times. Daarin beschuldigden ze het sociale media platform ervan samen te werken met de communistische autoriteiten om content te censureren en accounts te verwijderen. Als reactie gaf Facebook prioriteit te geven aan het beschermen van de gebruikersrechten, maar dat ze zich tegelijkertijd moet houden aan de wet van het land, waardoor concessies gedaan moeten worden.

Dat de vrijheid van meningsuiting überhaupt op het niveau is gekomen waar het een paar jaar geleden was, is volgens IT’er Toan (36) uit Ho Chi Minh-stad puur te danken aan de traagheid en de onkunde van de oude garde in Hanoi om iets te doen aan het snelle verspreiden van de digitale revolutie. ‘Ze dachten misschien dat er in tijden van economische voorspoed geen problemen zouden ontstaan, want de regering had eindelijk gezorgd voor economische groei, toch? Terwijl zij apatisch achteroverleunden, werd een groot deel van de middenklasse wakker en begon om zich heen te kijken. Maar vooral op internet, want elke andere vorm van nieuws, maar ook boeken en films worden tot op het belachelijke gecensureerd in dit land. Dat terwijl veel van ons zich nog goed kunnen herinneren hoe vrij het leven hier was voordat de communisten kwamen.’

‘Voor ons begon de ellende vanaf het moment dat Noord-Vietnam de oorlog won en het hele land in handen had’, zegt garagehouder Anh (62). Saigon, zoals de meeste zuiderlingen de stad nog altijd noemen, kreeg ineens de naam van de communistische leider Ho Chi Minh, veel huizen werden aan noordelingen gegeven en er ontstond een klimaat van angst en spionage doordat de overheid een jacht begon op iedereen die anders dacht en tegen de overheid was. ‘Je wist niet meer wie je wel en niet kon vertrouwen’, vervolgt Anh.

De in Australië wonende apotheker Tuyet (56) vertelt over deze angst die ontstond na de Val van Saigon op 30 april 1975. ‘Niemand durfde een woord uit te brengen toen de tanks van de Noord-Vietnamezen de stad binnen kwamen rijden. Je zag de verbazing ook op hun gezichten, want ze hadden verwacht dat ze met iets meer enthousiasme onthaald zouden worden. We gingen snel terug naar binnen en vanaf dat moment begon de hele Zuid-Vietnamese bevolking te fluisteren. Niemand durfde nog samen te komen in het openbaar, men sprak op zachte toon achter gesloten deuren en vertrouwde alleen een kleine cirkel van vrienden en familie. We kozen onze woorden met zorg als we met vreemden praatten, want elk misverstand zou vreselijke gevolgen kunnen hebben.’ Tuyet (56) en haar familie kwamen er goed vanaf en ontsnapten aan de vervolging en armoede per boot. Via Maleisië belandden zij uiteindelijk in Australië en keerden sindsdien nooit meer terug naar hun land van herkomst.

De eerste vijftien jaar na de Val van Saigon worden de donkere jaren genoemd. Vietnam raakte geïsoleerd van de buitenwereld en werd een van de armste landen ter wereld. Het militair leiderschap uit de oorlogstijd transformeerde zich in vredestijd naar een regime van totalitaire controle. Mede door internationale embargo’s en de enorme verwoesting van de oorlog, maar ook door het halsoverkop en onkundig invoeren van communistische paradepaardjes als gecollectiviseerde boerderijen en staatsbedrijven, brak er in grote delen van het land hongersnood uit. Meer dan vierhonderdduizend Zuid-Vietnamezen werden naar communistische heropvoedingskampen gestuurd, zogenaamde ‘klassevijanden’ werden vervolgd en veel mensen die een gevaar vormden voor de nieuwe regering werden gedwongen verplaatst naar afgelegen berggebieden. Om de controle strak in handen te houden, werd er op lokaal niveau hard gewerkt aan propaganda, mobilisatie voor communistische parades en vond er veel spionage en verraad plaats in een klimaat van angst. In The New York Times vertelt een vrouw, die een klein restaurantje runde in haar achtertuin, dat de politie al haar potten en pannen in beslag nam. ‘De overheid zei dat het zonde is van het goede vlees om een kapitalistisch restaurant te runnen’. De vrouw verklaart dat ze alleen maar aan bekenden serveerde, maar dat ze toch verraden werd door jaloerse buren.

Begin jaren tachtig begon de overheid, geïnspireerd door de Russische perestrojka, het economische hervormingsprogramma doi moi in te voeren en aan het eind van het decennium voerde Vietnam officieel een ‘vrijemarkteconomie met socialistische richtlijnen’ in. Vanaf toen ging de verandering razendsnel. Hoewel in 1992 bijna zestig procent van de bevolking nog altijd onder de armoedegrens leefde, werden banden aangehaald met het Westen, kwam buitenlandse hulp op gang en begon de economie te groeien met meer dan acht procent per jaar. Het starten van zelfstandige ondernemingen werd weer aangemoedigd. Ondanks dat vanaf dit moment de welvaart en de vrijheden voor de Vietnamese bevolking toenamen, begonnen ook corruptie en ongelijkheid grotere vormen aan te nemen. In een interview met de Britse kant The Guardian geeft de Vietnamese journalist Nguyen Cong Khe (64) aan dat er tussen de vijftig en zeventig procent van al het overheidsgeld verdwijnt in de zakken van corrupte ambtenaren. In hetzelfde interview geeft Khe aan dat sinds het aanhalen van de banden met het westen veel socialistische waarden overboord zijn gegooid ten behoeve van economische groei. Volgens Khe is Vietnam, ruim dertig jaar na de militaire overwinning van de communisten, volledig geïntegreerd in de kapitalistische wereldeconomie en heeft het westen de oorlog alsnog gewonnen.

Volgens Britse journalist Calvin Godfrey zit het land nu opgescheept met het slechtste van twee systemen; het autoritaire van het communisme en de onbelemmerde ideologie van het kapitalisme waarin, in zijn woorden ‘de mensen worden bestolen van hun geld en rechten terwijl een kleine elite de zakken vult en zich verschuilt achter revolutionaire retoriek’. ‘Vietnam was de overwinnaar in de oorlog, maar werd verslagen in vredestijd en de socialistische woorden van de regering zijn slechts lege propaganda.’

‘Geschiedenisles op school was altijd mijn dagdroomuurtje’, vertelt marketingmedewerker Phuong Anh (33). ‘We moesten marcheren op communistische legermuziek en, ondanks dat ik niet wist waarom, voelde ik dat het verhaal dat de leraar vertelde niet klopte. De meeste van mijn leeftijdsgenoten zijn hierdoor totaal apatisch als het gaat om politiek en kennis over wat zich in het buitenland afspeelt. Ze willen het niet eens echt weten.’

Phuong Anh geeft ook aan dat voor veel Vietnamezen de problemen rond de vrijheid van meningsuiting hen doorgaans niet raken in het dagelijks leven. ‘De meeste mensen zijn vooral hard bezig met geld verdienen om een betere toekomst te kunnen bieden aan hun kinderen. De problemen zijn vaak complex. Zolang je de overheid niet beledigt kan je in principe zeggen wat je wil. Daarom gaan de meesten door zonder over politiek te praten, dat is niets nieuws voor ons.’ Toch vult haar vriendin Lua (36) aan dat het kookpunt sneller bereikt is. Zeker wanneer de onrechtvaardigheid en willekeur van de arrestaties normale en onschuldige mensen raken. ‘Als alleen de jonge heethoofden worden opgepakt, kunnen we dat nog begrijpen, maar we zien steeds meer dat heel oprechte, jonge mensen die van hun land houden, opgepakt en mishandeld worden omdat ze de waarheid spreken. Soms kan er dan iets knappen. Volgens mij speelt de overheid gevaarlijk spel.’

De willekeur waar Lua over spreekt is de afgelopen jaren meer aan de oppervlakte gekomen in geruchtmakende rechtszaken tegen bloggers die gevangenisstraffen tot wel twintig jaar opgelegd kregen. Deze bloggers worden vaak bestempeld als criminelen die erop uit zijn het systeem omver te werpen, de nationale eenheid te ondermijnen en propaganda tegen de staat te verspreiden. Andere online activisten zijn zonder proces vastgezet of worden op straat in elkaar geslagen en bedreigd door agenten in burger.

Toch lijken activisten zich meer te verenigen dan in het verleden. Waar protesten zich eerder richten op losstaande problemen groeit de nationale onvrede vooral over de onkunde van de overheid in het bestrijden van milieuproblemen. Zo zijn veel vissersfamilies van de Formosa-milieuramp nog altijd niet gecompenseerd, overstromen jaarlijks grote delen van Ho Chi Minh-stad in het regenseizoen en neemt de vervuiling van de hoofdstad Hanoi zulke erge proporties aan dat vissen dood aanspoelen aan de oever van het centrale meer. Daarbij kampen veel gebieden met illegale houtkap, fabrieken die zonder veel controle chemisch afval dumpen in de natuur en worden boeren zonder voldoende compensatie van hun land verdreven ten gunste van bouwprojecten van vriendjes van de regering. Vietnamezen zijn trots op hun land en natuur en zijn sneller geneigd zich te verenigen ter verdediging van hun land. Zoals literatuurstudent Phat (21) het verwoordt: ‘Ze kunnen ons keer op keer neerslaan, maar van onze mooie natuur, bezongen door al onze grote dichters en schrijvers, blijven ze af.’

Volgens het Britse magazine The Economist loopt de Communistische Partij, in een cultuur van opkomend activisme, het risico zijn morele autoriteit te verliezen die hen in het zadel houdt. Maar de vraag die vele activisten zich stellen is welke richting Vietnam op zal gaan in een staat van groeiende overheidsparanoia. De autoriteiten weten dat ze de balans moeten bewaren tussen economische groei om de massa tevreden te houden en het handhaven van controle om aan de macht te blijven en het verzet in de kiem te smoren. In deze spagaat tussen angst en hoop op aanhoudende economische groei is de kans klein dat de Communistische Partij sociale media zoals Facebook volledig gaat blokkeren, maar de toekomst van de vrije mening zal voorlopig fragiel en onzeker blijven.

Hoe multicultureel zijn we werkelijk?

1

Het is dit jaar achttien jaar geleden dat de Tweede Kamer debatteerde naar aanleiding van het essay Het multiculturele drama van Paul Scheffer. Destijds werden de ideologische loopgraven aan behoorlijk betrokken en was het inhoudelijke debat op basis van onderzoek en feiten soms ver te zoeken. Terugkijkend zouden we het essay van Scheffer en het debat dat hij daarmee ontlokte ook wel kunnen kenmerken als het begin van het lange debat dat we aan het voeren zijn over de ‘multiculturele samenleving’.

Er lijkt nog weinig te zijn veranderd wanneer we naar het recente debat rondom de uitspraken van minister Stef Blok over de multiculturele samenleving kijken. Toegegeven, Blok is geen Scheffer, en zijn uitspraken ontberen de feitelijkheid en nuance die Scheffer wel had. Toch zou dat niet voldoende reden mogen zijn om Blok alleen maar aan te vallen vanuit een moreel hoogdravend discours, zoals we recentelijk bij het debat waar mochten nemen, waar vooral heel veel emotie werd getoond, maar weinig feiten werden besproken. Want ondanks dat het feitelijke onzin is om te stellen dat er geen vreedzame multiculturele samenleving bestaat en Suriname geen failed state is, kunnen we toch wel degelijk stellen dat de zaken in dat laatste land nou niet zo heel lekker lopen en kunnen we gezien het verloop van het debat van de afgelopen achttien jaar ook niet ontkennen dat migratie en diversiteit in onze eigen samenleving leiden tot de nodige spanningen.

Voor wie met het voorbeeld wil komen dat bij uitstek Nederland het voorbeeld is van een geslaagde multiculturele samenleving, daar kunnen we onze vraagtekens bij zetten. Niet omdat Nederland geen geslaagde samenleving te noemen valt, want dat is het wel degelijk, maar omdat we ons af kunnen vragen in hoeverre Nederland wel daadwerkelijk een multiculturele samenleving is. In hoeverre zijn we multicultureel? Ja, we zijn een diverse samenleving, maar daar zou eerder de term ‘multi-etnische samenleving’ bij passen. Veel verschillende culturen leven hier samen, maar het is vooral een deel van de wijken in de grote steden waar deze multiculturaliteit zich concentreert. De dominante cultuur in de samenleving, die van de instituties, de politiek, de media, het onderwijs, de culturele sector en het bedrijfsleven is de Nederlandse cultuur. De autochtoon-Nederlandse cultuur welteverstaan. Niet heel gek dat we tegenwoordig zo’n sterke roep om meer diversiteit zien. Veel van de bovengenoemde instituties zijn nog steeds dominant monocultureel. De multiculturele invloed op Nederland is tot op heden vooral terug te vinden in de gastronomie.

Maar terug naar het debat over Blok en zijn uitspraken. Van onze politici die leven in een samenleving die inmiddels achttien jaar debat over de multi-etnische samenleving verder is, hadden we meer mogen verwachten. Het leek er een beetje op alsof we weer terug bij af waren en in achttien jaar tijd weinig verder waren gekomen. De reactie van de politiek op het met feiten onderbouwde relaas van Scheffer was er één die vrij was van alle inhoud en gedomineerd werd door emotie. Niet de vraag of er sprake was van een multicultureel drama stond daarbij centraal, maar er moest vooral bevestigd worden dat de multiculturele samenleving iets goeds was. Van die lijn afwijken, zoals Scheffer deed, was fout.

Fastforward naar de affaire Blok. Zijn statements waren in tegenstelling tot Scheffer juist weinig feitelijk en inhoudelijk. Toch waren ook de reacties daarop vanuit de politiek opnieuw vooral emotioneel geladen. Opnieuw diende de multiculturele samenleving als iets goeds gezien te worden en mocht de minister nooit meer zoiets kwetsends zeggen, in plaats van dat er duidelijk werd gemaakt waarom hij het nou eigenlijk feitelijk bij het verkeerde eind had.

Klaarblijkelijk hebben we als samenleving na bijna twintig jaar debat over de multi-etnische samenleving nog steeds niet geleerd om er echt daadwerkelijk goed, op basis van inhoud, feiten en onderzoek, over te debatteren in plaats van op basis van emotie en oneliners. Dat zou op zijn minst een zorgwekkende constatering moeten zijn. En het roept de vraag op: wat zou er nodig zijn om het op dit vlak beter te doen?

Zwichten voor geweld

0

En toen was het plots weer stil. Dat is eigenlijk het onvermijdelijke standaardeinde van bijna elke rel die Geert Wilders veroorzaakt: er is in de aanloop naar de eigenlijke gebeurtenis een hele hoop opwinding, die in dit geval als het tegendeel van ‘voorpret’ zou kunnen worden betiteld, en vervolgens dooft de zaak als een nachtkaars uit.

Iedereen zet zich schrap voor wat er komen gaat, en uiteindelijk gebeurt er niets, of valt het concrete product van Wilders’ provocatieve geest qua ‘knaleffect’ toch een beetje tegen. Dat zagen we indertijd al bij de film Fitna die, gemeten aan wat Wilders eerder beloofd had, tamelijk braaf bleek. Of hij echt van plan was om voor de camera een Koran te verbranden en daarvan uiteindelijk slechts onder druk van de regering heeft afgezien, dan wel dat alleen maar had aangekondigd om wat extra aandacht te trekken, zullen we nooit weten.

Dat geldt ook voor het idee van die Mohammed-cartoonwedstrijd dat nu aan zijn brein was ontsproten en die nu op het laatst, nadat men in Pakistan was begonnen op straat de Nederlandse vlag te verbranden, en de eerste Afghaan al uit Duitsland naar Amsterdam was getogen om met een mes op Nederlanders verhaal te halen, plots werd afgelast. Die Afghaan had dat overigens niet meegekregen – als Wilders iets eerder op zijn schreden was teruggekeerd, had dat twee zwaargewonden gescheeld.

Het is op zich zeer verstandig dat Wilders, gezien de vele bedreigingen die naar aanleiding van zijn voornemen zijn geuit, en het mogelijke gevaar dat Nederlanders in islamitische landen zouden lopen, zijn actie heeft afgeblazen. In Den Haag is men ongetwijfeld zeer opgelucht en hetzelfde gaat op voor menige ambassade, waar ze intussen vast een aparte medewerker in dienst hebben om uit te leggen dat wat Nederlandse politici uitkramen vooral niet de Nederlandse staat aangerekend moet worden. Voor de laatste actie van Wilders moest men al alle zeilen bijzetten voor het repareren van de schade aangericht door Stef Blok. Dat die gewoon mag blijven zitten valt op grond van ons staatkundige systeem overigens minder goed uit te leggen dan in het geval van Wilders.

Maar de kous is daarmee niet af. Want hoe verstandig het ook is dat Wilders zijn cartoonwedstrijd heeft afgelast, zonder nadelig neveneffect is dat niet. Wilders is voor geweld gezwicht. De Pakistaanse extremisten die met hevig geweld dreigden – sommigen tot de atoombom toe – indien de wedstrijd zou doorgaan, weten nu dus dat geweld loont. Nederland is voor dat dreigement opzij gegaan – zo zullen in elk geval zij dat zien. Dat betekent: zij zullen niet schromen daarmee opnieuw te dreigen, als er in het Westen weer iets op stapel staat, dat hen niet zint. En dat is vrij snel het geval. Hoe smakeloos men Wilders’ initiatief ook mag vinden, daarmee staat wel de vrijheid van meningsuiting onder druk.

Het is met aangekondigde provocaties net als met ultimata: wie A zegt moet ook B durven zeggen, omdat hij anders als verliezer te boek zal staan. Wie niet bereid is om, bij het niet-vervullen van een ultimatum, de maatregelen uit te voeren waarmee hij dreigt, zal, als de tegenstander door dat dreigement niet geïntimideerd blijkt, bij een volgend ultimatum niet meer worden gevreesd. Dat was het geval met de rode lijn van Barack Obama tegenover Bashar al-Assad, indien hij waagde gifgas in te zetten. Assad deed dat toch en een stevig Amerikaans antwoord bleef uit. Heel begrijpelijk, gezien de mogelijke consequenties dáárvan, maar sindsdien staat Washington in Damascus wel als tandeloos te boek.

Ultimata die men zelf niet durft uit te voeren, kan men beter niet eens stellen: zo blijft in het midden of men iets wel of niet accepteert. Hetzelfde geldt ook voor aangekondigde provocaties, waarvan men omwille van de gevolgen toch maar afziet. Zo was zonder aangekondigde en vervolgens afgelaste cartoonwedstrijd in het midden gebleven of wij ons inzake de grenzen van de meningsuiting door anderen de wet laten voorschrijven en wijken voor geweld. Nu weet men elders het antwoord: ja.

Dát men in Pakistan überhaupt zulke dreigementen kon uiten, is te danken aan de technologische vooruitgang als product van diezelfde westerse cultuur waaraan men in streng-islamitische kring zo’n hekel heeft. Wij worden nu met de keerzijde van onze eigen communicatierevolutie geconfronteerd. Die maakt het in het Westen veel makkelijker om wereldwijd van ontwikkelingen elders op de hoogte te zijn, maar het omgekeerde geldt natuurlijk ook.

Twee eeuwen geleden, voor de uitvinding van trein en telegraaf, toen het paard nog het snelste vervoermiddel (en dus ook communicatiemiddel) vormde, duurde het weken voor een nieuwtje uit de Arabische wereld Amsterdam bereikte. Bovendien altijd zonder beeld en geluid, dus de impact op het gemoed was minder groot. Er zijn in Nederland zelden beledigendere godsdienstige prenten gepubliceerd dan in de zestiende eeuw door calvinisten van de paus – alleen kreeg die deze vermoedelijk nooit onder ogen, en zo ja, dan bestonden er voor een pauselijke strafexpeditie meer praktische hindernissen dan voor een hedendaagse zelfmoordterrorist.

‘Kijk eerst naar jezelf voordat je de ander veroordeelt’

0
‘In de islam is het belangrijk dat je rekenschap geeft van je eigen daden’, zegt Kamel Essabane. ‘Kijk eerst naar jezelf voordat je de ander veroordeelt. Die gedachte zit ook in het christendom: de splinter in andermans oog wel zien, maar niet de balk in het eigen oog.’

‘Tweede en derde generatie moslims zijn steeds hoger opgeleid en nieuwsgieriger naar hun roots. Islamitische filosofie is de verzamelnaam voor het denken uit het islamitische cultuurgebied’, vertelt filosoof en religiewetenschapper Kamel Essabane (1977), docent aan de Thomas More Hogeschool in Vlaanderen, in een interview met deze krant. ‘De bloeitijd lag tussen de negende en vijftiende eeuw. Kenmerkend is de transcendente God, die de bron is van alles. Tegelijkertijd is het pluralistisch, er zijn meerdere wegen naar de waarheid. De filosofische weg is daar net als de religieuze weg een van.’ Ook de religieuze gerichtheid van moslims wordt groter. In het SCP-rapport De religieuze beleving van moslims in Nederland van afgelopen voorjaar staat dat moslims steeds religieuzer worden. ‘Een verklaring kan zijn dat de samenleving hen afwijst. De niet-islamitische omgeving is steeds kritischer over bepaalde aspecten van hun geloof’, zegt Essabane. ‘Ze hebben het gevoel dat hun identiteit wordt aangevallen en willen zich er meer in verdiepen.’

Ik denk dat veel buitenstaanders deze toegenomen religiositeit van moslims niet zo fijn vinden. Hoe kan dat?
‘Aan de ene kant zijn we voor vrijheid en diversiteit, maar ondertussen willen we graag dat we allemaal een beetje hetzelfde worden. We hebben in het Westen het idee dat we onze vrijheid hebben bevochten op de kerk en van religie zullen losraken. Dat is een sterke dominante gedachte, maar hij klopt niet. Onderzoek toont aan dat de maatschappij niet perse minder religieus wordt, de religiositeit neemt alleen andere vormen aan. De westerse liberale betekenis van vrijheid is dat je je losmaakt van je religieuze en culturele traditie. Neem de filosoof Kant, hij is van grote invloed op ons denken. Bij hem staan waarden als individuele vrijheid en autonomie centraal, ‘niet de kerk maar jijzelf moet je regels maken’.’

Hoe wordt er in het islamitische denken naar vrijheid gekeken?
‘Volgens de onlangs overleden Amerikaanse antropologe Saba Mahmood kun je ook op andere manieren invulling geven aan vrijheid. Het kan ook betekenen dat je juist kiest voor traditie, omdat die regels en discipline jou helpen tot ontplooiing te komen. Die regels zijn niet bedoeld om te beknellen, maar juist om te bevrijden, maar dan op een meer religieus, spiritueel niveau. Mahmood ontdekte dat een grote groep jonge goed opgeleide vrouwen in Egypte zich van de moderniteit afkeerde. Deze vrouwen gingen opeens een hoofddoek dragen en verdiepten zich in het geloof. Tegelijkertijd verstoorden ze daarmee de bestaande orde. Ze eisten hun eigen plek op in de moskee, wat vooral een plaats voor mannen was. Mahmood concludeert dat deze vrouwen een ander vrijheidsconcept hebben. Bij hen betekent vrijheid dat je de traditie gebruikt om jezelf te ontwikkelen.’

Zijn ze feministen?
‘Ja, maar niet zoals seculiere westerse feministen. Ze willen zich ontwikkelen op religieus gebied. Dat ze daarmee ook het patriarchaat omverwerpen is een bijeffect. Je ziet dat ook bij Rabia al-Adawiyya, de soefileidster uit de achtste eeuw. Door zich spiritueel te ontwikkelen kreeg ze vrouwelijke én mannelijke volgelingen. Zij werd een autoriteit, maar dat was nooit haar doel. In de islamitische wereld heb je meerdere vormen van islamitisch feminisme. Amina Wadud die uit de Amerikaanse vrouwenbeweging komt, vindt het patriarchaat echt een probleem. Voor haar is de strijd religieus. Ze onderscheidt zich daarmee van seculiere feministen voor wie de motivatie om te strijden vrouwenrechten zijn. In Nederland zie je dat ook. Sommige moslimvrouwen willen geen theologische discussie, ze willen gewoon kunnen studeren en werken, en een gelijkwaardige relatie hebben met hun echtgenoot. Maar er zijn ook moslima’s die de feministische strijd tegen het patriarchaat iets westers vinden. Bij hen gaat het erom dat je een goed moslim bent. Maar indirect zijn zij toch ook bezig om ruimte te creëren. Ze vinden dat ze belemmerd worden in hun geloof. Ze vragen om een mooiere vrouwenruimte in de moskee en vrouwelijke moskeebestuurders.’

Maar waarom willen ze dan niet tegen het patriarchaat strijden?

‘Ze zijn vaak traditioneel, ze geloven dat vrouwen en mannen andere taken hebben. Ze vinden het geen probleem dat er een bepaalde rolverdeling is in het gezin, dat een vrouw vaker kookt en de was doet. Doorgaans vinden ze ook dat de man wat dominanter mag zijn in een relatie. Maar ze willen zich religieus gezien niet bekneld voelen. Een man mag niet bepalen hoe ze de hoofddoek dragen. Daar begint voor hen de eigen manier van spiritueel ontwikkelen. Ik denk ook dat ze bang zijn dat feminisme zal leiden tot secularisatie. Het Westen is een schrikbeeld. Ze zijn bang dat ze loskomen van hun traditie.’

Waarom is dat erg?
‘Omdat ze veel belang hechten aan hun godsdienst. Ze zijn bang dat als de structuren wegvallen het een hellend vlak wordt. Dat ze in een strijd tussen mannen en vrouwen alles zullen verliezen. Het is net als bij de Zwarte Piet-discussie. Voorstanders van Zwarte Piet zijn bang dat straks de Nederlandse cultuur niet meer bestaat. De angst van veel mensen vaner komen steeds meer religieuzen om mij heen’, die voelen zij ook. In het SCP-rapport staat ook dat steeds meer Turken zich geen moslim meer noemen. Dat kan ook bedreigend zijn. Mensen die publiekelijk afstand nemen van de islam krijgen vaak een podium in de media. Dat versterkt het gevoel dat leeft: ‘zij’ willen dat wij afstand nemen van de islam. En dat klopt ook, er is een dominante stroming in onze samenleving die dat wil.’

Mooi aan de islam, vind ik, de nadruk op introspectie. Elke avond hoor je na te denken over je daden van die dag.
‘Klopt. In de islam is het belangrijk dat je rekenschap geeft van je daden. Nia (intentie, red.) en muraqaba (reflectie, red.) zijn belangrijke begrippen. Fouten kun je herstellen door het goed te maken of door iets slechts niet meer te doen. Kijk eerst naar jezelf voordat je de ander veroordeelt. Die gedachte zit ook in het christendom: de splinter in andermans oog wel zien, maar niet de balk in het eigen oog (over kleine fouten van een ander vallen, terwijl de eigen grote fouten niet worden gezien, red.). Je moet op de barmhartigheid van God vertrouwen en tegelijkertijd het maximale uit jezelf halen.’

Daar kunnen we allemaal wel iets van leren toch?
‘Ja, maar bij veel moslims uit zich dat vooral in het naleven van regels. Dit mag niet, dat moet. Moslims hebben in onze samenleving veel verschillende keuzen. Ze maken voortdurend de afweging: is het wel islamitisch, is het niet islamitisch? Van mij mag het nog wel veel kritischer. Ze blijven nog erg hangen in identity politics. Zo van het vlees moet halal zijn, wat is dan halal? Nou, dan zit er een keurmerk op. In welke omstandigheden het beest geleefd heeft, die hele bio-industrie, daar letten ze te weinig op.’

Hoe komt dat?

‘Omdat ze bang zijn hun identiteit te verliezen. De kritiek van de buitenwereld op onverdoofd slachten bijvoorbeeld, voelt als een grote bedreiging. Terwijl er vanuit het oogpunt van de islam best wat te zeggen is over dierenwelzijn en hoe je slacht. Het onderwerp blijft in een te strikte opvatting hangen, van wij zijn moslims en slachten doen wij volgens deze regel.’

Ze denken niet na?

‘Nee inderdaad, ze denken onvoldoende na over de bio-industrie. Maar dat heeft met meer dingen te maken. Veel moslims zijn van het platteland van Marokko en Turkije opeens in de McDonald’s-maatschappij terechtgekomen, waar vlees massaal wordt geproduceerd. Veel moslims hebben die slag nog niet gemaakt. Ze blijven hangen in de rituelen.’

Geldt dit ook voor klimaatverandering?
‘Ja, ook. Religie behoort in onze samenleving tot de privésfeer. Veel moslims zijn daar in meegegaan. Ze zijn streng op rituelen en uiterlijkheden maar maatschappelijke zaken als klimaat, dierenwelzijn en armoede, die eigenlijk tot de kern van religie horen, zien ze niet als religieus. Moslims zouden de geloofsopvatting breder mogen trekken. De filosoof Ibn Tufayl (1105-1185, red.), afkomstig uit Andalusië, islamitisch Spanje, vond dat we niet meer van de natuur mogen nemen dan nodig is en waarschuwde voor de uitroeiing van diersoorten. Hij schreef de filosofische roman Hayy ibn Yaqzan over een jongen die opgroeit op een onbewoond eiland, vriendschap sluit met een gazelle en de natuur leert respecteren. Ibn Tufayl laat zien dat de islam ook een wereldbeeld is dat je kan inspireren. Bewust worden van zorg voor de natuur, dieren en andere zaken die ons allemaal raken. Religie is voor mij dat je vanuit de bronnen open bent naar de maatschappij. Je inzet voor de hele wereld en je niet afzondert en isoleert. De media en het Sociaal en Cultureel Planbureau nemen die afzondering waar. Dat is wat ze bedoelen met: ze worden steeds religieuzer. Ik denk dan, werden ze maar echt religieus.’

Dit artikel kwam tot stand dankzij een subsidie van de Stichting Maand van de Filosofie.