10.6 C
Amsterdam
Home Blog Pagina 868

‘Kwetsbaarheid is geen zwakte’

0
De Kanttekening spreekt ‘nieuwe’ Nederlanders die op weg zijn naar de top. Deze week: de Afghaans-Nederlandse Sheila Turabaz.

Wat doe je?
‘Onlangs heb ik mijn masterdiploma in Commercial and Company Law behaald aan de Erasmus Universiteit. Hoewel mijn studentenleven zich grotendeels in Rotterdam heeft afgespeeld, heb ik het afgelopen jaar veel tijd in het hart van de internationale stad van vrede en recht, Den Haag, doorgebracht. Zo heb ik mijn studie zelfs onderbroken om een half jaar fulltime werkzaam te zijn als assistent van de secretaris-generaal Hugo Siblesz van het Permanente Hof van Arbitrage, gevestigd in het Vredespaleis. Daarna werd mij de kans geboden om stage te lopen bij de afdeling Pers en Informatie van het Internationaal Gerechtshof. Ik vond het bijzonder om met eigen ogen te aanschouwen hoe er wordt gewerkt aan het vreedzaam oplossen van internationale conflicten door middel van arbitrage, bemiddeling en rechtspraak. Daarnaast schrijf ik ook voor Diplomat Magazine, een mediaplatform dat zich richt op diplomatiek in de Benelux, internationale organisaties en de academische wereld. Tot slot ben ik ook geïnspireerd geraakt om, na het volgen van de cursus Politiek Actief georganiseerd door ProDemos en de gemeente Delft, me aan te sluiten bij D66.’

Waar wil je heen?
‘Hoewel ik maar al te goed besef dat je nooit zult weten hoe een toekomstplan zich zal uitkristalliseren, hoop ik werkzaam te zijn in een internationale omgeving en dan het liefst in de publieke sector. Daarnaast wil ik ook op mijn eigen manier een positieve bijdrage leveren aan Afghanistan. Mijn ouders zijn in 1982 naar Nederland gekomen als politieke vluchtelingen vanwege het communistische regime. Mijn moeder komt uit een adellijke familie en de familie van mijn vader had nauwe banden met de koninklijke familie. De communisten waren hen slecht gezind. Destijds waren zij één van de eerste Afghanen in Nederland. Ik ben in Nederland geboren en ik heb helaas nooit het land bezocht. Hoewel ik qua mentaliteit en levensstijl toch meer Nederlands ben, voel ik een spirituele connectie met Afghanistan. Daarom voel ik ook een bepaalde plicht om mij in te zetten voor het land waar mijn wortels liggen. Zo heb ik tijdens mijn periode bij het Permanente Hof van Arbitrage het initiatief genomen om een meeting te organiseren tussen de Afghaanse ambassadeur en de secretaris-generaal met als doel om de mogelijkheden te bespreken voor een eventuele toetreding van Afghanistan tot het Permanent Hof van Arbitrage.’

Heb je een kruiwagen?
‘Ik heb een fijne jeugd gehad dankzij de inspanningen van mijn hardwerkende, betrokken ouders. Mijn vader is meteen na zijn komst in Nederland weer de studieboeken ingedoken. Hij had al een studie Mijnbouw afgerond in Afghanistan en heeft hier verder gestudeerd aan de Technische Universiteit Delft. Vervolgens heeft hij de wereld over gereisd als ingenieur, werkzaam in de olie- en gasindustrie. Helaas is mijn vader op 53-jarige leeftijd in 2012 vrij onverwachts overleden aan nierkanker. In één klap was hij weg. We moesten het zonder hem zien te redden. Het was een heftige periode, waarbij ik erg heb geworsteld met gevoelens van angst, onzekerheid en leegte. Ik was destijds eerstejaars student rechten aan de Universiteit Leiden. Zonder de talloze motiverende gesprekken en huilmomenten met mijn veerkrachtige moeder was het me waarschijnlijk niet gelukt mijn studie toch nog nominaal af te ronden. Daarnaast is mijn oom Ehsan Turabaz, honorair consul van Afghanistan, ook een inspiratie voor mij.’

Zijn er beren op de weg?
‘Na het overlijden van mijn vader, maar ook door de maatschappelijke druk heb ik last gekregen van irrationele angstgevoelens. Ik had het gevoel dat ik onder veel druk stond om te presteren en te allen tijde sterk moest blijven om het gezin bij elkaar te houden. In mijn omgeving werd er continu gezegd dat ik gewoon door moest gaan en niet te lang stil moest staan bij het overlijden van mijn vader, want ‘iedereen maakt wel eens iets vervelends mee’. Ik had geen sociaal leven en tot overmaat van ramp raakten we verwikkeld in een rechtszaak met de pensioenverzekeraar van mijn vader. Aan rouwverwerking kwam ik nauwelijks toe. Op een zeker moment eiste dat zijn tol en was ik helemaal uitgeput.  Het ondernemen van alledaagse activiteiten, zoals naar college gaan, kostte mij enorm veel inspanning en doorzettingsvermogen. Ik voelde me zwak en schaamde me daar enorm voor. Het was vanaf de buitenkant niet zichtbaar voor anderen, maar van binnen voelde ik me verschrikkelijk. Ik was jaloers op leeftijdgenoten die ogenschijnlijk spannende avonturen beleefden in verre oorden en begreep niet waarom de angst zo’n grote belemmering voor mij vormde. Dankzij cognitieve gedragstherapie en exposuretherapie ben ik angst de baas geworden.’

Heb je tips?
‘Kwetsbaarheid is geen zwakte. Juist door mezelf kwetsbaar op te stellen verbeterde mijn mentale veerkracht en kon ik beter omgaan met vervelende gebeurtenissen. Je kunt je angsten pas loslaten als je ze volledig accepteert. Oordeel er niet over en laat ze er gewoon zijn. Wees niet te hard voor jezelf. Vooral voor ambitieuze mensen voelt het leven soms als een rat race waarbij er continu een excellentiedruk is. Je hebt het gevoel alsof je in een concurrentiestrijd bent met anderen. Daar doe ik niet aan mee. Gun elkaar het succes en geluk.’

Wees consequent over evolutieleer

2

Op vrijdag 8 september overleed op 92-jarige leeftijd de (ooit gereformeerde) theoloog Harry Kuitert. Zeer orthodox begonnen, was hij heel geleidelijk van het ‘rechte pad’ afgedwaald en als ongelovige geëindigd. Uiteindelijk was de Bijbel voor hem niet meer het woord van God aan de mensen, maar van mensen over God. Veel van de gereformeerden die hem niet op dit pad konden volgen, heeft hij een trauma bezorgd.

Dat bleek bij zijn overlijden: onder de reacties bevond zich in de Volkskrant een brief waarin een zekere Harmen Talstra betoogde dat Kuiterts ideeën van ‘achterhaald modernisme’ getuigde. Of, zoals Jan Hoek, emeritus hoogleraar Gereformeerde Spiritualiteit te Kampen, verklaarde: ‘Nu heeft Harry Kuitert God ontmoet en weet hij wat hij in zijn leven steeds meer is gaan betwijfelen en ontkennen.’ Tja: het punt is nu juist, dat we dat niet weten, en voor de zekerheid van Hoek geen enkele wetenschappelijke basis bestaat.

Dat laatste is niet zonder belang voor het voor bestaande christelijke scholen, maar ook voor nieuwe islamitische. En daarmee ook voor de politiek. Hoe ver reikt het recht om niet alleen onbewijsbare dingen te leren, maar ook bewijsbaar onjuiste? Eén van de heikele punten waar de traditionele geloofsoverlevering botst op de moderne wetenschap betreft de evolutieleer.

Toen Kuitert in 1967 tot hoogleraar aan de VU werd benoemd stuitte dat bij enkele collegae op verzet, omdat zij betwijfelden of hij wel recht in de leer was. Hij zette namelijk vraagtekens bij de historiciteit van het scheppingsverhaal. Aan de VU zal dat taboe in de daaropvolgende vijftig jaar wel verdwenen zijn, maar in de Bible-belt ligt dat anders. Andries Knevel kreeg nog deze eeuw grote problemen bij de EO toen hij niet meer in het creationisme bleek te geloven.

In SGP-kring geldt nog steeds: de Bijbel geldt letterlijk van kaft tot kaft. Dat verklaart daar niet alleen hun standpunt ten aanzien van het vrouwenkiesrecht dat, hoewel zeer traditioneel-Nederlands-calvinistisch, indien het door Denk zou worden overgenomen, voor Geert Wilders en Thierry Baudet ongetwijfeld reden zou zijn om te waarschuwen tegen de voortschrijdende shariaïsering van Nederland.

Tijdens het laatste kabinet-Balkenende moet het soms toch tot interessante discussies zijn gekomen tussen het CU-smaldeel en toenmalig PvdA-onderwijsminister Ronald Plasterk, van huis uit uitgerekend genetisch bioloog. Toen in Staphorst de gemeenteraad in een archeologisch bodemrapport de bijbelse visie over leeftijd en ontstaan van de aarde wilde laten opnemen, greep Plasterk in: ‘De aarde is vijf miljard jaar oud. En dat is helaas niet onderhandelbaar.’

De vraag is of dat telkens inderdaad voor het ministerie ononderhandelbaar is. Hoe vrij is het bijzonder onderwijs daarin? Mag men daar verkondigen dat andere ‘visies’ een even grote claim op de waarheid hebben, ook al zijn die niet op wetenschappelijk onderzoek, maar op een heilig boek gebaseerd? Jaren geleden stond er eens een interview in Folia met reformatorische biologiestudenten. Wat vulden ze in op het tentamen als er vragen over de evolutieleer voorbijkwamen? Wel, ondanks dat ze zelf in het creationisme bleven geloven, toch maar de door hun docenten gewenste antwoorden, want ze wilden natuurlijk wel dat papiertje halen!

Wat mensen denken: daar gaat de staat niet over, dat kan ze niet verbieden. Er bestaat vrijheid van godsdienst. Maar moet de staat het verkondigen van zaken die in strijd met empirische kennis zijn ook zélf faciliteren? Scholen worden immers, anders dan kerken of moskeeën, met belastinggeld gefinancierd. Dan kan de staat eisen stellen, wat de lesinhoud aangaat. Nog maar een paar eeuwen geleden gingen de meeste mensen in Europa ervanuit dat de zon om de aarde draait, met het beroep op dezelfde Bijbel. Ook op het idee van de bloedsomloop rustte lang een kerkelijk taboe.

Zouden wij een aardrijkskunde- dan wel biologieleraar die dit verkondigt, nog een accreditatie geven? Vooral het tweede lijkt mij, in geval van medische nood, letterlijk levensgevaarlijke consequenties te hebben. Een zwaargelovige arts die daaraan nog vasthoudt, die wil je niet aan je bed hebben. Maar dan moet men ook consequent zijn en niet accepteren dat het scheppingsverhaal op scholen als méér dan een historische overlevering wordt gebracht, op islamitische én christelijke scholen.

Afnemen paspoort jihadisten is gerechtvaardigd

0

De discussie over of de Nederlandse staat het staatsburgerschap van jihadisten mag afnemen woedt al lange tijd. Sinds kort is het ook wettelijk mogelijk en recentelijk besloot minister Stef Blok van Veiligheid en Justitie deze wet toe te passen op een Syrië-ganger, kort daarna gevolgd door het afnemen van de nationaliteit van drie anderen jihadisten.

De vraag of de minister zo mag handelen ligt dus niet meer op tafel. Al zou een rechter er nog met terugwerkende kracht een stokje voor kunnen steken. Rest ons nog het morele vraagstuk of het wel te rechtvaardigen is. Immers, alleen jihadgangers met een dubbele nationaliteit kunnen de Nederlandse nationaliteit kwijtraken. Dat geldt dus met name voor jihadisten met een Marokkaanse achtergrond en paspoort waar ze geen afstand van kunnen doen en bijvoorbeeld niet voor autochtone bekeerlingen. Is dat niet een dubbele standaard?

Juridisch gezien is het bezitten van het Nederlandse staatsburgerschap geen onvervreemdbaar recht. Onder internationale wetgeving is het zo dat een persoon niet langer stateloos mag zijn, dus het enige resterende staatsburgerschap mag niet afgenomen worden, maar wel een tweede nationaliteit. Daartoe heeft iedere staat die een staatsburgerschap uitgeeft het recht om het ook weer terug te nemen.

In Nederland is dat ook veelvuldig gebeurd. Daarom zou juist het niet afnemen van het staatsburgerschap voor het in dienst treden in een vreemde krijgsdienst van een ons vijandig gezinde niet-statelijke actor, discriminerend zijn. Immers, het gebeurt al decennialang, namelijk voor Nederlanders die in krijgsdienst van een vijandige staat treden. Zo is in de jaren negentig de Nederlandse nationaliteit afgenomen van personen met de Joegoslavische nationaliteit die voor het Servische leger tegen de NAVO vochten. Verder terug in de geschiedenis was dat ook het geval voor de vele duizenden Nederlanders die in de Tweede Wereldoorlog voor de nazi’s streden, evenals voor diegenen die in de jaren dertig vochten voor de marxisten in Spanje.

Het is een praktijk die dan ook zeker te rechtvaardigen valt met het beroep op de veiligheidssituatie. In Europa hebben we de laatste jaren te maken met een golf van terroristische aanslagen waar geregeld teruggekeerde Syrië-gangers bij betrokken zijn. De veiligheidsdiensten hebben niet de capaciteit alle terugkeerders voldoende te volgen en sommigen verdwijnen dus uit het zicht. Daarnaast wordt het steeds duidelijker dat deradicaliseringstrajecten niet of nauwelijks werken. Er zijn slechts weinige gevallen bekend van personen die in een dergelijk traject gederadicaliseerd zijn. De meeste personen die in Nederland zijn gederadicaliseerd zijn dat niet dankzij het deradicaliseringstraject dat ze gevolgd hebben.

We lopen het risico dat we hier te maken krijgen met een golf van gebrainwashte, nog steeds radicale terugkeerders die getraumatiseerd zijn en gevechtservaring en connecties hebben. Zonder veel uitzicht op deradicalisering, met beperkte mogelijkheden om hen voor langere tijd op te sluiten en de beperkte capaciteit binnen de veiligheidsdiensten om hen continue in de gaten te houden, houdt een fundamentele veiligheidsdreiging in.

Voorts verminderen we met het voorkomen van terugkeer van jihadgangers ook de potentiële negatieve invloeden die ze kunnen hebben op de verschillende moslimgemeenschappen en de rol die ze kunnen spelen bij de radicalisering en ronseling van nieuwe generaties potentiële jihadisten. Een prominente rol van deze terugkeerders bij een nieuwe radicaliseringsgolf is zeker niet uitgesloten en ook daarmee dienen we dus absoluut rekening te houden. Onze jongeren zouden dan ook daartegen beschermd moeten worden.

Tot slot wordt ook wel beargumenteerd dat het afnemen van het Nederlandse staatsburgerschap Marokko voor een groot probleem zou stellen. Dat is echter maar zeer de vraag aangezien Marokko bekend staat om de harde aanpak van jihadisten. De kans is dus klein dat men daarnaartoe trekt. Het enige fundamentele probleem met deze kwestie is het feit dat zonder kans op terugkeer naar Nederland de meeste jihadisten achter zullen blijven op het strijdveld van het Midden-Oosten. Een besluit waarmee onze veiligheid dus gebaat is, kan daarmee negatieve consequenties hebben voor de veiligheid elders. Daarom is het, indien we het afnemen van de Nederlandse nationaliteit van jihadisten willen kunnen blijven rechtvaardigen, van groot belang dat we hen tegelijkertijd ook blijven bestrijden in de landen waarin ze op dit moment actief zijn, zoals Syrië en Irak. Daarnaast moet een forse bijdrage geleverd worden aan de wederopbouw van deze landen. Zo kunnen we compenseren voor wat onze staatsburgers – en mogelijk onze toekomstige ex-staatsburgers – in die landen kapot hebben gemaakt.

‘Surinaamse moslims zijn nuchterder’

0
Surinaamse Nederlanders zijn volgens verscheidene onderzoeken beter geïntegreerd dan andere migrantengroepen, zoals de Turkse en Marokkaanse Nederlanders. Binnen de Surinaamse gemeenschap is er echter een groep die relatief weinig aandacht krijgt in de media: de moslims. De Kanttekening sprak drie Surinaams-Nederlandse moslims over integratie.

Bijna vijftien procent van de bevolking van Suriname is islamitisch. Onder de Surinaamse Nederlanders ligt dat percentage iets lager, circa tien procent, volgens de organisatie Kennisplatform Integratie & Samenleving. Het gaat voornamelijk om mensen die oorspronkelijk uit India of Java komen.

Shafaat Ramdjanbeg, directeur van een ingenieursbureau, ziet dat veel Surinaamse moslims een voorsprong hebben op Turkse en Marokkaanse moslims. ‘Onze groep is veel beter geïntegreerd dan andere moslimgroepen in Nederland. Wij hebben al veel langer een band met de Nederlandse cultuur. We hebben minder problemen in het dagelijks leven, in tegenstelling tot veel Turkse en Marokkaanse Nederlanders. Toch kampen ook Surinaamse moslims wel degelijk met cultuurverschillen in Nederland. Er is altijd wel een afwijking van de ‘standaard’ Nederlandse cultuur. Het grootste verschil met andere migrantengroepen is dat wij daar beter op inspelen.’

De Surinaamse gemeenschap wordt gekenmerkt door een hoge mate van etnische en religieuze diversiteit. Dat geldt ook voor de Surinaamse moslims onderling. Zo zijn er verschillen tussen Hindoestaanse, creoolse, Chinese en Javaanse moslims. In Nederland zijn er meer dan vijftig Surinaamse moskeeën van verschillende stromingen.

‘Hoe deze verschillende groepen de islam beleven is zeker anders. Het raamwerk, de rode lijn blijft hetzelfde, maar de invulling is anders. Dat heeft veel met cultuur te maken’, zegt Ramdjanbeg. ‘Het huwelijk is wat de islam beveelt, maar de invulling verschilt sterk. Dat geldt bijvoorbeeld ook voor de geboorte van een kind en begrafenissen. Je ziet duidelijk een culturele inslag bij al die verschillende moslimgroepen. Door de verschillen worden sommige groepen harder getroffen door bepaalde discussies in Nederland, bijvoorbeeld over het slavernijverleden en Zwarte Piet, terwijl andere groepen daar nauwelijks iets van merken. De discussies over Zwarte Piet en het slavernijverleden treffen toch vooral de creoolse Surinamers, wij Hindoestanen zitten daar niet mee.’

Eind juli zijn in Paramaribo twee Surinaamse broers uit Den Haag gearresteerd op verdenking van terroristische activiteiten. De arrestaties hielden verband met een mogelijke aanslag op de Amerikaanse ambassadeur in Paramaribo, Edwin Nolan. Zulke incidenten zijn schaars binnen de Surinaamse moslimgemeenschap. Radicalisering is een issue waar Surinaamse moslims relatief weinig mee te maken hebben, in tegenstelling tot bijvoorbeeld Marokkaanse moslims.

Ramdjanbeg stelt dat dat vooral komt door de belangrijke rol die tolerantie speelt in het leven van veel Surinaamse moslims. ‘De tolerantie is ingegeven door het feit dat wij allemaal in Suriname een mengelmoes zijn van verschillende culturen. Eén van de dingen die ons bindt is de rol van de ‘witte man’. Hindoestanen en Javanen waren ‘gastarbeiders’ en creolen waren slaven. De ‘witte man’ was de baas. Er waren ook ‘witte boeroes’ (boeroes zijn in Suriname wonende nazaten van Nederlandse arbeiders en boeren die halverwege de negentiende eeuw naar Suriname trokken, red.) die ook ‘gastarbeiders’ waren. Door de jaren heen hebben deze verschillende groepen tolerantie tegenover elkaar ontwikkeld. Ze hadden een gemeenschappelijk doel, allemaal kwamen ze naar Suriname om te werken voor een betere toekomst. Ondanks alle verschillen in geloof leven ze nog steeds in vrede naast elkaar. Dat sommige moslims intolerant zijn tegenover andersdenkenden zegt meer over hunzelf dan over de islam.’

Boekhouder Mohammed Billar onderstreept dat radicalisering een uitzondering is onder Surinaamse moslims. ‘Surinaamse moslims zijn nuchterder dan andere groepen moslims. Omdat de meesten van hen opgroeien met een heel vrije en ruimdenkende levenswijze, vooral in Nederland, is de kans op radicalisering vrij klein. Wanneer binnen de gemeenschap opgemerkt wordt dat iemand aan het radicaliseren is, wordt vaak redelijk snel ingegrepen.’ Billar vindt dat andere groepen moslims een voorbeeld moeten nemen aan de tolerantie van Surinamers. ‘Eigenlijk horen alle moslims tolerant te zijn. De extremisten maken het lastig voor niet-moslims om een juist beeld van de islam en moslims te krijgen. Hoe sneller we zulke extreme en gewelddadige geluiden uitroeien, des te beter, voor het Westen, maar vooral voor de moslims zelf.’

Billars ervaring is dat de problemen die Surinaams-Nederlandse moslims ervaren vaak niet heel anders zijn dan andere islamitische groepen in het land. ‘In Nederland wordt vrij snel gegeneraliseerd als het gaat om de islam en moslims. Als ik tijdens een gesprek zeg dat ik ook moslim ben, krijg ik vaak te horen dat ze het hebben over ‘andere moslims’. Het maakt bijna niet uit of je een Surinaamse of Marokkaanse moslim bent, je krijgt heel veel over je heen.’ Hij ziet het als een pluspunt dat de Surinaamse moslims veel eerder in aanmerking zijn gekomen met de Nederlandse manier van leven. ‘We hebben in Suriname de taal en een aantal gewoontes van Nederlanders meegekregen. Daarom heb ik hier in Nederland, net als de meeste Surinaamse moslims, weinig problemen gehad met integreren.’

Surinamer én moslim zijn zorgt volgens Billar niet persé voor extra problemen, bijvoorbeeld als het gaat om vooroordelen en islamofobie. ‘Bepaalde migrantengroepen zijn nogal naar binnen gekeerd. Eén van de nadelen daarvan is dat de communicatie met zulke groepen niet vlot verloopt. De Turkse gemeenschap bijvoorbeeld, je ziet dat jonge Turken flink aan de weg timmeren, maar als je in de moskee komt wordt er nog steeds in het Turks gepredikt. In Surinaamse moskeeën prediken imams gewoon in het Nederlands. Ook bijvoorbeeld de vergaande polarisering binnen de Turkse gemeenschap, die onder meer het gevolg is van tegenstellingen tussen aanhangers van verschillende Turkse organisaties en bewegingen, zoals Milli Gorus en Diyanet, kennen wij gelukkig niet. Maar het zijn politieke kwesties. Als het gaat om de islam, de manier waarop Turken de islam uitoefenen en beleven, lijken de meeste Turken gewoon op elkaar.’

Rijksambtenaar Rasied Noerkhan vindt dat de Javanen fanatieker zijn in het uitoefenen van hun religie. ‘De islam is de islam, het zou overal hetzelfde moeten zijn. De mensen geven er echter een andere invulling aan. Wij Surinaamse moslims houden vooral van lofzang ter aanbidding van Allah en ter eerbieding van onze heilige profeet. Iets wat ik niet snel in andere landen terug zie. Geloof kan je kracht geven. Het belangrijkste is om andersdenkenden in hun waarde laten. Dat maakt het mogelijk om met verschillende mensen met verschillende religies en culturen in vrede naast elkaar te leven.’

Noerkhan merkt weinig van de problemen die sommige moslims ervaren in Nederland. ‘Mijn identiteit kan zelfs in mijn voordeel werken bij bepaalde sollicitatieprocedures. Zo kan ik voorrang krijgen in het kader van de bevordering van de arbeidsdeelname van ‘nieuwe’ Nederlanders.’ Hij zegt dat ook discussies over bijvoorbeeld het slavernijverleden weinig impact op hem hebben. ‘Ik houd mij niet bezig met die discussies. Ik distantieer mij ervan, omdat ik vind dat ik eerst mezelf moet verbeteren en dan pas anderen kan aanspreken.’

Cultuursensitieve zorg: ‘Hij is hier gelukkig’

1
Je moeder of vader naar een verzorgingshuis brengen is voor veel Nederlanders met een migratieachtergrond not done. Daar lijkt langzaam maar zeker verandering in te komen met de komst van multiculturele verzorgingshuizen. ‘De familie in Turkije vraagt zelfs niet meer hoe het met hem gaat.’

Sinds de jaren zestig is het gebruikelijk dat senioren met gebreken na verloop van tijd in een verzorgingshuis gaan wonen. Binnen veel niet-westerse bevolkingsgroepen heerst echter nog een behoorlijk taboe op deze gang van zaken. Niet alleen op het uitbesteden van zorg, maar ook bij de ziektebeelden die het steeds maar ouder worden met zich meebrengt. Cultuursensitieve verzorgingshuizen vormen voor sommigen een goed alternatief. Wat maakt ze anders dan ‘gewone’verzorgingshuizen? Hoe ziet het dagelijkse leven er uit? De Kanttekening bezocht cultuursensitieve verzorgingshuizen om antwoorden te vinden op deze en andere vragen.

Cultuursensitieve zorg
Verzorgingshuis Maasveld van zorginstelling Laurens ligt middenin de wijk Feijenoord en is met haar zeventienjarige bestaan één van de oudere multiculturele verzorgingshuizen in Nederland. In eerste instantie was het alleen bedoeld voor senioren met een Surinaams-Hindoestaanse achtergrond, maar inmiddels wonen er ook Turkse, Kaapverdiaanse en Antilliaanse Nederlanders. ‘Wat je hier in de wijk buiten ziet lopen zit ook hier binnen’, zegt manager Susan Sital. Ze wijst erop dat het verzorgingshuis cultuursensitieve zorg levert. Dat betekent dat binnen de muren van Maasveld rekening wordt gehouden met de culturele achtergrond van bewoners wanneer het gaat om eten, taal en zaken als muziek. Omdat er verschillende religies onder een dak wonen zijn er geen religieuze afbeeldingen te zien buiten de stilteruimte. Uitzondering daarop is de afdeling van dementerende bewoners, omdat dat hen helpt in het herkennen van wat ooit was en nog steeds is. Net als in een regulier verzorgingshuis blijkt het koningshuis overigens erg geliefd bij de oudjes. Her en der hangen dan ook portretten van koning Willem-Alexander en koningin Maxima aan de muur.

Babylonische spraakverwarringen
Of dat niet botst al die verschillende culturen onder een dak? Volgens Sital valt dat best mee, al zijn er weleens Babylonische spraakverwarringen. Tijdens de rondleiding wijst ze naar een bejaarde Hindoestaanse vrouw die een Antilliaanse medebewoner in een rolstoel helpt met het dichtknopen van een blouse. ‘Ze verstaan elkaar niet, maar zoals je ziet gaat dat gaat prima.’ Het succesvol draaiende houden van een cultuursensitief verzorgingshuis vraagt volgens Sital wel om een andere benadering dan een reguliere variant. ‘Je moet de cultuur begrijpen, waarom bijvoorbeeld de oudste zoon altijd spreekt en nooit de dochter. Door de sterke familieband zijn de kinderen van ouders met een migratieachtergrond vaak veeleisender en emotioneel meer betrokken bij het reilen en zeilen van het verzorgingshuis. Als moeder de ene dag om tien uur wil douchen en de andere dag om zes uur dan moet dat van veel kinderen gewoon kunnen.’ Ook zegt Sital dat ze vaak meemaakt dat cliënten overruled worden door hun kinderen, iets wat volgens haar behoorlijk wat stress kan veroorzaken. ‘Tegelijkertijd zijn de bewoners zelf vaak ook veeleisender. Men denkt vaak ‘als ik het aan de zuster vraag is het zo geregeld’. Ik probeer veel van deze problemen vroegtijdig te tackelen door voor plaatsing duidelijk de regels vast te stellen.’ Positieve kanten zijn er volgens haar ook. ‘Zo zijn de bewoners vaak socialer en zoeken ze elkaar, ongeacht culturele achtergrond, vaker op. Ik krijg van een mevrouw elke ochtend een stukje fruit, ze denken altijd aan je.’ Sital merkt dat het de laatste jaren normaler is geworden voor Nederlanders met een migratieachtergrond om te verhuizen naar een verzorgingshuis. ‘Helemaal zonder pijn gaat deze omslag echter niet. Vooral de ouderen moeten vaak wennen. In Suriname zijn er bijvoorbeeld wel verzorgingshuizen, maar die zijn vooral bedoeld voor alleenstaanden zonder kinderen.’ Ook heerst volgens haar vaak een stigma op een verzorgingshuis. Ze verwacht dat pas met het ouder worden van de derde en vierde generatie ‘nieuwe’ Nederlanders het verzorgingshuiswonen helemaal ingeburgerd zal zijn.

Taboe
Dat er naast een taboe op verzorgingshuizen ook een stigma zit op bepaalde ouderdomskwalen bewijst het verhaal van de Turks-Nederlandse Kübra Gürsoy. Haar 57-jarige vader raakte een aantal jaren geleden dement en woont sindsdien in Lâle, een woonzorgcentrum voor Turks-Nederlandse ouderen in Breda. Tijdens haar bezoek is goed te zien dat de ziekte de hersens van Gürsoys vader voorgoed hebben beschadigd. De man herkent haar nog wel en pakt continu haar hand vast, maar loopt voor de rest vooral rondjes in de riante tuin van het verzorgingshuis. Gürsoy merkt dat de Turks-Nederlandse gemeenschap moeilijk kan omgaan met de dementie van haar vader. Vanuit de moskee in Waalwijk zijn ze twee keer op bezoek geweest. Sindsdien hebben ze het daar ‘te druk’ voor. Hetzelfde geldt voor de vrouw van zijn kinderen, de moeder van deze man, haar ooms en eigenlijk iedereen behalve twee Nederlandse vrienden. ‘Omdat ze dementie niet kennen zijn ze bang en nemen ze liever afstand’, vermoedt Gürsoy. Extra pijnlijk is het gegeven dat de man vroeger een succesvol ondernemer was en een groot sociaal netwerk om zich heen had. ‘Hij was een persoon die veel voor de medemens heeft gedaan. Mijn vader bouwde moskeeën in Turkije en hielp daar ook jongeren met studiebeurzen’, vertelt Gürsoy. ‘Tegenwoordig is het blaffen van een hond genoeg om hem te laten schrikken, dat terwijl hij er vroeger zelf één had.’

Puppies en gasexplosies
In het begin probeerde Gürsoy de sociale omgeving van haar vader nog te onderwijzen dat dementie niet eng is of iets is om je voor te schamen. Dat het simpelweg een ziekte is die iedereen kan overkomen en helaas soms bij het leven hoort. ‘Ik heb mijn oma het wel acht keer uitgelegd, soms met een neuroloog of een huisarts erbij. Ze kan het helaas niet accepteren dat haar kind dement is geworden.’ Wat Gürsoy wel vaak hoorde was de hoop dat hij beter zou worden. Dementie is tot op heden nog niet te genezen. De vrouw heeft door deze afwijzingen met veel familieleden geen contact meer. ‘De familie in Turkije vraagt zelfs niet meer hoe het met hem gaat. Ik heb ook de energie er niet meer voor om het uit te leggen.’ Ondanks dat Gürsoy meer weet over de gevolgen van dementie vond ze de stap naar het verzorgingshuis eveneens groot. ‘Eerst woonde ik een half jaar samen met mijn vader als mantelzorger, totdat dat te zwaar en onverantwoord werd’, vertelt ze.‘Hij deed soms hele gekke dingen, zo reed hij ineens naar Düsseldorf op weg naar Turkije. Soms waren zijn vreemde acties vertederend. Zo kocht hij eens in een impuls vijf puppy’s voor mij. De andere keer zorgde zijn verstrooidheid voor een levensgevaarlijke situatie, wanneer hij bijvoorbeeld een keer het gas liet aanstaan.’

Gelukkig en rustig
De gemeenschap nam het Gürsoy in het begin kwalijk dat ze haar vader vanuit Waalwijk helemaal verhuisde naar het ‘verre’ Breda. Zelf heeft ze daar nooit een boodschap aan gehad. ‘Ik dacht bekijk het lekker, het gaat om zijn geluk en welzijn.’ Ze koos voor verzorgingshuis Lale vanwege de grote tuin en het feit dat hij daar tussen andere Turks-Nederlandse mensen woont. Ook spreekt het personeel de enige taal die hij nog kent en worden religieuze feestdagen zoals het Suikerfeest samen gevierd. Hoewel de eerste periodes moeilijk waren laat ze hem tegenwoordig met een gerust hart achter. ‘Hij is hier gelukkig, hij is niet meer in paniek. Zo nu en dan zie ik heel even mijn vader weer.’ Gürsoy hoopt dat haar verhaal helpt om het taboe op dementie binnen de Turkse gemeenschap te doorbreken. Hoewel volgens haar daarin de laatste jaren stappen zijn gemaakt is er nog een hoop te verbeteren. Aan mensen die in dezelfde situatie zitten heeft ze ook nog een tip. ‘Deel wat je meemaakt. Wat gebeurt doet extreem pijn, dus durf ook hulp te vragen.’ Zelf had Gürsoy in moeilijke periodes veel aan haar vriendenkring. Ook stichting Alzheimer doet volgens haar veel goed werk op dit gebied.

Alzheimer onder ‘nieuwe’ Nederlanders
Alzheimer Nederland heeft berekend dat in Nederland zo’n 260.000 mensen lijden aan dementie. Van hen heeft ruim 10 procent een migratieachtergrond. De prognose is dat door de vergrijzing dat aantal zal doorgroeien tot ongeveer 307.000 in 2020 en zelfs circa 423.000 in 2030. De groep ‘nieuwe’ Nederlanders met dementie groeit in deze periode dubbel zo hard. Naar verwachting zal de groep demente ‘nieuwe’ Nederlanders namelijk in 2030 zo rond de 60.000 personen liggen. Het lage percentage ‘nieuwe’ Nederlanders met dementie op dit moment komt door de relatieve jonge leeftijd van deze groep. In de realiteit komt dementie vaker voor bij ‘nieuwe’ Nederlanders dan bij autochtonen. Dat komt onder andere doordat bepaalde risicofactoren voor dementie vaker voorkomen bij deze groep. Zo hebben 28 procent van de Turkse en 31 procent  van de Marokkaanse Nederlanders last van diabetes. Bij autochtonen is dat 10 procent. Ook een lager opleidingsniveau vergroot volgens Alzheimer Nederland de kans op dementie.

Gevolgen
Momenteel woont 70 procent van de dementerenden in Nederland thuis en wordt verzorgd door een mantelzorger. Bij ‘nieuwe’ Nederlanders is dat 99 procent. Onderzoek heeft uitgewezen dat 90 procent van deze mantelzorgers een groot risico loopt op een burn-out of overbelasting. Deze overbelasting is onder mantelzorgers met een migratieachtergrond hoger vanwege de onbekendheid met dit ziektebeeld. Ook weet deze groep vaak niet bij welke professionele instanties zij moet aankloppen voor hulp. Slechts 1 procent  van de Marokkaanse Nederlanders en 7 procent  van de Turkse Nederlanders maakt gebruik van thuiszorg. Bij autochtone Nederlanders is dat 16 procent. Dat zorgt ervoor dat verpleegopname bij deze groep nauwelijks voorkomt. Minder dan 1 procent van de Marokkaanse en Turkse Nederlanders met dementie woont in een verpleeghuis. Bij autochtone Nederlanders ligt dit percentage rond de 30 procent.

Alzheimer Nederland stelt dat een vroege diagnose van dementie van groot belang is, omdat het onzekerheid wegneemt bij naaste familieleden en vrienden. Daarnaast creëert het begrip voor de ontstane situatie en mogelijkheden om begeleiding en steun in te schakelen. Het vroegtijdig signaleren van deze ziekte zorgt er verder vaak voor dat dementerenden langer thuis kunnen wonen. Dementie is bij ‘nieuwe’ Nederlanders moeilijker vast te stellen dan bij autochtonen. Dat heeft onder andere te maken met taalachterstand en een gemiddeld lager opleidingsniveau. Ook schaamte en het niet herkennen van symptomen spelen een rol. Doordat de diagnose dementie later wordt vastgesteld krijgen dementerenden met een migratieachtergrond meestal ook later professionele ondersteuning.

‘En nu gaan we Dachautje spelen’

1

Ik herinner het me nog als de dag van gisteren. Het was een koude nacht in september en ik droeg een t-shirt waar roze en paarse bolletjes aan bungelden. Terwijl de regendruppels over mijn gezicht gutsten sprong ik als een kikker op handen en voeten door de Amsterdamse Korte Leidsedwarsstraat. Ik hoorde een stem in mijn oor schreeuwen. ‘Een beetje opschieten Van Weezel, anders staan we hier morgen nog.’ Nooit eerder had ik me zo klein en ellendig gevoeld. Ik vroeg me af waarom ik hier ooit aan was begonnen. Hoe was ik op het stompzinnige idee gekomen om lid te willen worden van een studentenvereniging? Het eerlijke antwoord daarop is dat ik indertijd een ex-vriendje had, die ik wanhopig probeerde terug te krijgen. Hij werd lid van de bewuste vereniging en ik had bedacht dat het slim zou zijn om me ook aan te melden. Ik had namelijk begrepen dat een ontgroening voornamelijk diende om de band tussen nieuwe leden te versterken.

Onlangs zag ik de uitzending van het televisieprogramma Andere tijden over de ontgroening van het Amsterdams Studenten Corps in 1962. Hoewel ik zelf in 2006 voor een andere studentenvereniging had gekozen, herkende ik toch van alles. De feuten, ook wel bekend als eerstejaarsstudenten of aspirant-leden, werden continu uitgescholden, gekleineerd en uit hun slaap gehouden. Bovendien moesten ze in de ouderejaars te pas en te onpas hun ‘meerdere’ erkennen. Ik weet nog hoezeer dat me tegenstond. Als kleinkind van vier Holocaust-overlevenden ben ik misschien wat al te gevoelig voor machtsverhoudingen, maar ik kon er niet aan wennen dat ik meisjes die slechts één jaar ouder waren moest aanspreken met ‘mevrouw’ en ‘hoogheid’ of dat ik mezelf consequent moest wegzetten als een ‘domme en lelijke gans’. Wat me vooral bang maakte was de blik van genoegdoening in de ogen van deze ‘hoogheden’. Alsof ze dachten: wij hebben dit vorig jaar moeten doorstaan, nu pakken we de lichting onder ons extra hard aan!

Dat de balans tussen macht en machteloosheid flink zoek kan raken, bleek wel uit het feit dat de ontgroening van het Amsterdams Studenten Corps in 1962 volkomen uit de hand liep. Nadat de feuten kaalgeschoren en al werden opgesloten op een muffe zolder – hoe meer de feuten op elkaar zouden lijken, hoe minder eigen identiteit – riep één van de ontgroeners ‘en nu gaan we Dachautje spelen’. Dat was niet van te voren afgesproken, het kwam spontaan bij de jongeman op toen hij al die studenten daar met kale hoofden en holle ogen van de honger zag zitten. Afgezien van twee aspirant-leden – van wie één zelf familie had verloren in Auschwitz, weliswaar een ander concentratiekamp dan Dachau, maar toch… – bleef iedereen rustig zitten. Ik kon de beelden niet aanzien en zette mijn televisie uit.

Een week na het ‘kikkerincident’ ben ik gestopt met mijn ontgroening. Dat kwam niet alleen doordat ik er genoeg van had om steeds bier over me heen gegoten te krijgen en voortdurend te worden afgezeken, maar vooral omdat ik geen vrij kreeg voor de begrafenis van de vriend van mijn oma (mijn tweede opa). De ontgroeningscommissie vond dat ik mijn medefeuten daarmee in de steek zou laten en mijn bereidwilligheid om bij hun prominente dispuut te horen niet voldoende toonde. Men zegt vaak dat je bij een studentenvereniging ‘vrienden voor het leven’ maakt, maar als ik op dat moment één ding zeker wist was het dat ik met zulke vrienden geen vijanden meer nodig had. Met dat ex-vriendje is het overigens ook nooit meer wat geworden.

‘AfD verspreidt valse informatie, het is bangmakerij’

0
Het rechts-populistische AfD kreeg zondag bijna dertien procent van de stemmen en neemt voor het eerst plaats in de Bondsdag. Onze verslaggever Freek de Swart doet verslag vanuit Hamburg.

Duitsland is met de winst van het AfD het zoveelste land waar een populistische rechtse partij doordringt tot de landelijke politiek. Dat in een periode waarin het onze oosterburen economisch gezien voor de wind gaat. De ietwat saaie doch succesvolle Duitse drie-eenheid van orde, discipline en bedrijvigheid bleek ditmaal niet voldoende om de proteststem te sussen. Hoe kijken Duitsers met een migratieachtergrond aan tegen deze nieuwe tijdsgeest? De Kanttekening peilde de stemming in Hamburg op verkiezingsdag.

Echte Duitser
Wie door het Hamburgse St. Pauli loopt ziet al vrij snel dat de economische voorspoed niet iedereen bereikt. Vlak naast het hipster-barretje aan de Winklers Platz zit een zwerver letterlijk met zijn handen in het haar. De stad kent relatief veel buitenslapers en bedelaars. Sommigen lijken vrijwillig voor dit ruige bestaan te kiezen. Vaak backpack-types die vanuit smoezelige slaapzakken met ironische teksten openlijk bedelen naar geld voor drugs en bier. Bij andere bedelaars en buitenslapers lijkt het probleem grimmiger en chronischer. Volgens het Hamburger Abendblatt is het aantal buitenslapers eind 2016 verdubbeld naar circa tweeduizend personen. Niet alleen zouden meer daklozen uit Oost-Europa naar de stad zijn gekomen, ook de groep die dat doet vanwege het tekort aan sociale huurwoningen groeit. De stad is in de regio sowieso populair bij daklozen, omdat Hamburg relatief veel opvangmogelijkheden voor hen heeft.

Iets verderop op het Winklers Platz drinken David Gomes en Fetah Karacelik bij de tafeltennistafels een colaatje. Gomes heeft een Braziliaanse vader en is in Duitsland geboren. De Turks-Duitse Karacelik woont al 22 jaar in het land van onze oosterburen. ‘Maar hij is Duitser dan de meeste Duitsers’, bezweert Gomes over zijn vriend. De man heeft vanochtend gestemd, al wil hij niet zeggen op welke partij. ‘Niet op een rechtse partij, dat is zeker.’ Volgens Gomes hebben de traditionele volkspartijen CDU/CSU en SPD geen plannen of idealen als het gaat om de grote problemen in het land. ‘Het zuigt, omdat ze daardoor ook geen oplossing hebben voor het probleem met immigranten’, vertelt hij. Volgens Gomes is het niet realistisch om te denken dat Duitsland een miljoen woningen kan bijbouwen of genoeg inburgeringscholen kan realiseren. Volgens hem leven vluchtelingen daardoor veel te lang in asielzoekerscentra. Karacelik is het daarmee eens. ‘Je moet alleen mensen opvangen als ze je ze werkelijk kunt helpen.’ Zelf maakt hij zich meer zorgen om de pensioenen. In tegenstelling tot Nederland kennen Duitsers geen AOW en bouwen ze hun eigen pensioen volledig zelf op. ‘Ik betaal nu mee aan een systeem waar ik later zelf niet van zal profiteren.’ De politieke campagne van het AfD wordt door de twee mannen betiteld als ‘dom’ en ‘agressief’. ‘De partij verspreidt valse informatie in grote rode letters op tv. Het is bangmakerij’, vindt Gomes. Als voorbeeld noemt hij de suggesties van de partij dat er in heel Duitsland slechts tien migranten zouden zijn uitgezet. Hoewel dit cijfer klopt vermeldde het AfD daarbij niet dat het ging om een periode van slechts een week.

David Gomes (links) & Fetah Karacelik.

Container City
Gomes en Karacelik adviseren om een kijkje te nemen in Container City. Deze ‘stad’ blijkt een nood-azc te zijn aan de rand van de gemeente midden op een leeg bouwterrein. Hier geen rauwe en sexy buurten zoals in St. Pauli. Geen chique en elegante hernieuwbouw zoals in Speicherstadt. Wel veel zand en pijpleidingen die zonder verbinding her en der uit de grond schieten. Ook de asielwoningen zelf lijken net op de bouwketens waar normaal gesproken bouwopzichters werken en bouwvakkers koffie drinken. Alleen het naastgelegen trapveldje en de vele kinderfietsen voor de deuren verraden de werkelijke bestemming van het gebied. Zo gezien vanuit de verte krijg je vanaf deze plek een goed overzicht van alle hijskranen in het centrum. Net als elke grote Duitse stad lijkt ook Hamburg in een constante staat van verbouwing en renovatie te zijn.

Buiten roken twee Syrische mannen een sishapijp. Eén van hen zegt Mohammed Zidan te heten. Daarmee draagt hij dezelfde naam als de Egyptische profvoetballer die voor Hamburger SV uitkwam in de jaren 2007-2008. Hoewel tijdens de verkiezingen veelvuldig over hem werd gedebatteerd gaat der Wahltag volledig aan Zidan voorbij. Van het AfD heeft hij nog nooit gehoord en ook het uitspreken van de naam van mutti Angela Merkel maakt weinig los. In gebrekkig Duits geeft hij antwoord op vragen over zijn leven. Zidan zegt een jaar in Zweden te hebben gewoond en dat hij gelukkig is met zijn nieuwe woonplaats. ‘Hamburg is erg mooi, ze hebben hier alles.’ Net als veel andere vluchtelingen wordt zijn verhaal gekenmerkt door afscheid en verlies. ‘Mijn moeder en oom kwamen om door artillerievuur. Mijn vijf broers en twee zussen wonen verspreid over Syrië, Jordanië en Turkije.’ De man ziet zichzelf alleen nog teruggaan voor vakantie om achtergebleven familieleden te bezoeken. ‘Syrië is mijn vaderland, maar ik blijf in Hamburg.’

Haat, oorlog en vernietiging
In het centrum bij de verkiezingsbijeenkomst van de Hamburgse SPD blijkt de verkiezingsavond meer te leven dan op het azc. Vlak voor de eerste prognose houdt een presentator de moed erin. ‘We hebben een record! We waren met afstand het meest aanwezig op social media.’ Na het nieuws van de eerste exit polls is het publiek stil. De sociaal-democraten lijken enigszins voorbereid op de electorale mokerslag. De grootste schok gaat dan ook door de zaal wanneer de live-uitzending op de beamer een paar seconden hapert en moet bufferen. Ordnung musst sein.

Ook het Joods-Duitse SPD-lid Dennis Ince zegt het verlies van 4,9 procent voor zijn partij wel te hebben verwacht. ‘Ik ben vooral verdrietig dat we nu ook het AfD in West-Duitsland hebben.’ Ince koppelt de populariteit van deze partij eveneens aan de vluchtelingencrisis. Kritiek dat de SPD te weinig in contact staat met de onderklasse legt hij naast zich neer. Ook vindt hij dat de partij niet te ver af staat van Duitsers met een buitenlandse achtergrond. Vooral Turkse Duitsers zouden de weg naar sociaal-democraten nog steeds weten te vinden. ‘Dat is omdat de SPD solidair was met de eerste generatie Turkse gastarbeiders. Zij werden lid en hun kinderen op hun beurt ook. Het is haast een traditie.’

Dennis Ince.

Eén van die mensen is SPD-lid Cem Köylüce. Op de begane grond bij de televisies houdt hij op een blaadje de prognoses nauwkeurig bij. In tegenstelling tot zijn omgeving is hij wel zichtbaar aangedaan. Even twijfelt Köylüce dan ook of hij in deze staat een interview wil geven. ‘Het is een maatschappelijk probleem voor Duitsland en een politiek probleem voor de wereld als geheel.’ De groei van het AfD past volgens hem in de trend die eerder in de Verenigde Staten, Turkije, Hongarije en ook Polen te zien was. ‘We hebben echt een probleem met populistische partijen in Europa. Mensen hebben het vertrouwen verloren. We moeten werken om het beter te doen voor het volk.’ Volgens hem hebben mensen last van abstracte angsten voor vreemde culturen en zaken als homofilie. Meer aandacht voor bildung bij de onderklasse ziet hij dan ook als sleutel tot een betere wereld. In tegenstelling tot Dince denkt hij dat de sociaal-democraten wél meer kunnen doen om de traditionele SPD-stemmer te bereiken. ‘Zo moet het politiek engagement van de moslimgemeenschap omhoog en zouden mensen die al maatschappelijk geëngageerd zijn meer moeten doen om hun omgeving politiek te activeren. Men moet niet verwachten dat dingen vanzelf veranderen.’ Omdat hoop volgens Köylüce als laatste sterft heeft hij wel vertrouwen dat het met Duitsland in de toekomst goed komt. Volgens hem hebben landen als Frankrijk en Canada bewezen dat het politiek gezien ook anders kan. Aan de kinderen van Europa en de wereld heeft hij ook een laatste boodschap. ‘Niet haat, oorlog en vernietiging, maar vrede met zichzelf en de wereld telt.’

Cem Köylüce.

’s Avonds verzamelt een groep van een paar honderd mensen zich voor het station om te protesteren tegen de winst van het AfD. Sommigen zijn gekleed in het zwart en verschuilen zich achter spandoeken van Antifa. Anderen zwaaien met vlaggen van de Groenen of SPD. In tegenstelling tot Berlijn verloopt de demonstratie in Hamburg zonder geweld of incidenten. De groep loopt langs het gemeentehuis en schreeuwt anti-nazi-slogans. Ook het kantoor van het plaatselijke AfD wordt bezocht. Voor de dichte deuren, bewaakt door zes agenten, staat de groep een tijdje stil. Eerder had de partij al laten weten dat een verkiezingsfeest in een nabijgelegen biergarten vanwege veiligheidsredenen was afgelast. Ook de 25-jarige David (niet zijn echte naam) loopt mee met het spontane protest tegen het AfD. ‘Om te laten zien dat het AfD niet normaal is en niet normaal zou moeten zijn.’ De toekomst ziet hij redelijk moedeloos in, met name omdat hij geen grote volksbeweging ziet ontstaan tegen de partij. Begrip voor AfD-stemmers heeft hij op geen enkele wijze. ‘De partij is openlijk nationaal-socialistisch en mensen die erop stemmen verdedigen dat automatisch, ze hebben geen reden om het niet te weten.’

‘We zijn en blijven Syriërs’

0
Schrijver Adnan Alaoda ontvluchtte Syrië. Sinds februari verblijft hij met zijn gezin in Rotterdam.

Verhalenhuis Belvédère in Katendrecht, Rotterdam is als eerste ‘huis voor immaterieel erfgoed’ uniek in Nederland. Het doel van het project is om mensen van uiteenlopende culturen bij elkaar te brengen door middel van ontmoetingen, exposities en voorstellingen. Belvédère heeft een gastenverblijf voor schrijvers uit het buitenland. Schrijvers mogen er een jaar logeren. De eerste auteur die er nu logeert, de Syriër Adnan Alaoda, verblijft er sinds februari met zijn gezin. Hij is beroemd in de Arabische wereld. De Kanttekening sprak hem en zijn vrouw Dimah.

Op de dag van het interview stroomt de regen met bakken uit de hemel. Het is bijna onafwendbaar om Adnan en Dimah te vragen wat ze van het Nederlandse weer vinden. ‘Er zijn geen seizoenen in Doebai, waar we sinds 2013 wonen. Het is er meestal rond de zeventien, achttien graden. Het nadeel is dat de temperatuur daar in de zomer oploopt tot vijftig graden. In Syrië is het allemaal wat duidelijker, we hebben vier seizoenen die van elkaar te onderscheiden zijn, je kunt ergens op rekenen. Regen in augustus in Syrië? Welnee!’, vertelt Adnan.

Adnan schrijft gedichten, toneelstukken en televisieseries. Hij ontvluchtte zoals vele anderen Syrië vanwege het geweld. Hij emigreerde naar Doebai. Via het International Cities of Refuge Network (ICORN), een netwerk van steden die onderdak aanbieden aan bedreigde auteurs, kwam hij in aanraking met Belvédère. Hij koos voor Rotterdam omdat hij graag naar een omgeving wilde waar meer Syriërs wonen. Hij had zichzelf ten doel gesteld om evenementen te organiseren waarbij Nederlanders en Syriërs elkaar ontmoeten en kennis maken met elkaars cultuur.

Adnan heeft zijn tijd hier naar eigen zeggen goed besteed. Zo zijn er enkele programma’s geweest in Belvédère waarbij onder meer Nederlandse poëzie in het Arabisch werd voorgedragen en Syrische poëzie in het Nederlands. Er is ook een gedicht van Adnan naar het Nederlands vertaald en op muziek gezet.

‘Voordat we dit gingen doen, kwamen er weinig Arabische mensen naar het verhalenhuis. Hij heeft dus ook geholpen om het Verhalenhuis bij deze bevolkingsgroep op de kaart te zetten’, vertelt Dimah. Ze tolkt voor haar man van het Engels naar het Arabisch en ze spreekt een beetje Nederlands.

Adnan en Dimah zeggen dat ze zich op hun gemak voelen in Rotterdam en in Nederland. Ze vinden Nederlandse mensen erg aardig. Hun zoon van bijna negen zegt dat hij het prettiger vond in Doebai. Dimah: ‘Wat ons verdriet doet, is dat hij zich haast niets meer van Syrië herinnert. Hij beschouwt Doebai als zijn thuis, daar wonen zijn vrienden.’

Adnan vindt zijn verblijfplaats in Rotterdam een inspiratiebron. Hij heeft verschillende gedichten over Rotterdam geschreven. De Rotterdamse rivieren herinneren hem aan zijn geboortestad, die is verwoest. Maar meestal schrijft hij over Syrië.

‘Je valt van de ene angst in de andere’, zegt Dimah. ‘Zijn moeder woont in Raqqa, dat onder controle stond van IS. Dat was heel erg. Daarna kwamen de hevige gevechten. We weten dat zijn moeder niet meer in Raqqa is, maar er is absoluut geen contact mogelijk. Syrië is de hele dag in onze gedachten, op welke manier dan ook. We zijn en blijven Syriërs, ongeacht waar we verblijven. Dankzij zijn bekendheid heeft Adnan een groot netwerk. Daardoor is hij in staat om mensen bij elkaar te brengen, omdat zijn naam aandacht trekt.’

Ondanks alle oorlogsproblemen heeft Adnan hoop op een betere toekomst. ‘Er is geen keuze, alleen hoop. Dat is ook een strategie om te overleven. Misschien is er toch nog iets goeds voortgekomen uit het moeten vluchten. Het elkaar ontmoeten, elkaars cultuur leren kennen. Veel Syriërs zijn hopeloos en zijn hun zelfvertrouwen kwijt. Daarom is het zo belangrijk om elkaar te helpen. We kunnen niet vergeten dat we Syriërs zijn. We hebben dezelfde herinneringen, dezelfde cultuur. Het belangrijkste is cultureel erfgoed. We hebben een cultuur en een beschaving die duizenden jaren oud is, waar we trots op moeten en kunnen zijn.’

In principe mogen de gasten van Belvédère een jaar blijven met de mogelijkheid op verlenging. Waarschijnlijk wordt de terugreis naar Doebai even uitgesteld en blijft het gezin na februari 2018 nog even hier, maar dat weten ze nog niet zeker. Adnan wil zich in ieder geval blijven inzetten om mensen en culturen dichter bij elkaar brengen.

‘Zolang je leeft is het niet te laat voor succes’

0
De Kanttekening spreekt ‘nieuwe’ Nederlanders die op weg zijn naar de top. Deze week: Marokkaanse Nederlander Brahim Darri (23).

Wat doe je?
‘Ik ben profvoetballer. Voetbal is mijn grote hobby en het is mijn werk geworden, een droom uitkwam. Ik heb alle jeugdelftallen doorlopen en kwam bij Jong Oranje terecht. Voor mijn land uitkomen is echt een droom. Samen het Wilhelmus zingen, heel bijzonder.’

Waar wil je heen?
‘Ik wil de beste van de wereld zijn. Verder wil ik heel graag in Spanje voetballen, welke club maakt me niet zo uit, maar ik ben groot fan van Real Madrid. De laatste tijd denk ik iets vaker na over de toekomst. Wat ik na mijn voetbalcarrière wil doen weet ik nog niet, trainer worden zou mooi zijn, daar heb ik al een cursus voor gevolgd. Muziek maken vind ik ook hartstikke leuk. Ik hoop dat ik tot mijn vijfendertigste achter een bal aan kan rennen. Toch kan er in de tussentijd van alles gebeuren, blessures, ziek worden, noem maar op, dingen waar je niet bij stil staat als je gezond bent. Maar het zijn zorgen voor later, ik leef in het moment.’

Heb je een kruiwagen?
‘Niemand in de familie voetbalt zo goed als ik of heeft contacten in de voetbalwereld. Mijn ouders stonden wel al vanaf het begin af aan achter me. Er zijn een paar trainers geweest die heel veel voor me gedaan hebben en vrienden die voor me klaarstonden. Mijn familie in Marokko volgt me ook. Via de satellietverbinding kijken ze naar mijn wedstrijden. Mijn vader gaat vaak naar Marokko en neemt shirtjes voor de familie mee. Door mijn trainingen kan ik niet altijd mee op vakantie, maar ik houd op andere manieren contact.’

Zijn er beren op de weg?
‘Blijven volhouden in het doen van opofferingen, zoals bijna niet uitgaan, goed op je eten letten, blessures voorkomen en fit blijven. Voor topsport moet je heel gedisciplineerd leven. Ik ben jong, maar nu ik iets ouder ben wordt het gemakkelijker om deze levenswijze vol te houden. Dat komt ook omdat ik weet dat het goed voor me is en merk wat het oplevert. Dat is de beste motivatie om ermee door te gaan. Ik leid het leven waar ik als kleine jongen van droomde. De opofferingen zijn een investering.’

Heb je tips?
‘Nooit opgeven. Zolang je leeft is het niet te laat voor succes. Ik brak toevallig al jong door, maar er zijn ook sporters die pas doorbreken rond hun vierentwintigste. Misschien komt het afgezaagd over wat ik nu zeg: je moet altijd blijven geloven in jezelf, moed houden, nooit opgeven, blijven doorzetten, als jij niet in jezelf gelooft, wie dan wel? Wat voor een topsporter ook heel belangrijk is: alles voor je gezondheid doen. Dan kun je jezelf in de spiegel aankijken en weten dat je alles hebt gedaan wat je kon doen, echt alles gegeven hebt. Je moet het kunnen opbrengen alles opzij te zetten om je doelen te bereiken.’

Kerala: het communistische wonder van India

0
De Indiase deelstaat Kerala wordt bestuurd door communisten. Onze correspondent Sara-May Leeflang doet verslag vanuit het gebied. Zij sprak onder anderen de premier van de deelstaat.

Kerala is economisch gezien één van de meest succesvolle deelstaten van India. Het welzijn van de inwoners ligt hoger dan in andere deelstaten. De geletterdheid is in deze deelstaat het hoogst, zo rond de 93 procent en de levensverwachting is met 77 jaar ook al het hoogst in heel India. Er is ook een ander aspect dat Kerala erg bijzonder maakt, namelijk de succesvolle geschiedenis van de communistische beweging die er nu de dienst uitmaakt.

De geschiedenis van de Communistische Partij van India (CPI) in Kerala gaat terug tot vlak na de Tweede Wereldoorlog. In 1957 ontstond in de deelstaat een beweging tegen imperialisme, kapitalisme en ongelijkheid. De voorganger van de CPI won de verkiezingen in Kerala, maar werd na twee jaar afgezet door het nationale congres. Toch was er een begin gemaakt. De CPI kwam zes jaar later weer aan de macht, in 1965, en daarna weer in 1967, 1980, 1987, 1996, 2006 en meest recentelijk in 2016. Ook in de deelstaten Bihar en West-Bengal vormt de CPI een meerderheid. Volgens journalist Urooba (30) is de CPI een pionier op het gebied van onderwijs en gezondheidszorg.

Waarom is het communisme zo populair in Kerala? De premier van de deelstaat, Pinarayi Vijayan, vertelt dat hervormers de weg vrij hebben gemaakt voor de communisten. De communisten konden hun ideologie goed vertalen en waren degenen die overgingen tot politieke actie. Dat is volgens hem nog steeds het geval. ‘De linkse beweging werkt nauw samen met allerlei progressieve bewegingen die zich focussen op de onderdrukte, gemarginaliseerde en benadeelde groepen in de samenleving.’

In Kochi, de op één na grootste stad in Kerala, is de meerderheid van de bevolking hindoe, circa eenderde is christen en rond twintig procent is islamitisch. Ook staan er zeven synagogen, waarvan de oudste uit 1568.

Jounalist Bridju (52) uit Wayanad wijst erop dat Kerala de eerste regio in de wereld is waar een communistische partij in een democratisch systeem regeert. ‘De CPI steunt veel ecologische en sociale projecten. Er is ook een campagne gestart tegen het diepgewortelde kastensysteem met leuzen als ‘ik heb geen kaste’. Uiteraard moet de partij functioneren in een democratisch systeem, dus is ze pragmatisch. Het mengt haar idealen met de praktijk.’ De CPI is volgens Bridju aan de macht dankzij de middenklasse. ‘Mensen in Kerala zijn opgeleid en weten wat hun rechten zijn. De mensen hier kiezen voor rechtvaardigheid.’

Meningsverschillen lopen echter soms zo hoog op dat conflicten tussen hindoes en communisten ontstaan. Voornamelijk tussen fanatieke aanhangers van de CPI en de nationalistische hindoeorganisatie Rashtriya Swayamsevak Sangh (RSS). Die wordt ook wel gezien als de moederpartij van de landelijk regerende hindoepartij Bharatiya Janata Partij (BJP).

Een RSS-lid overleed afgelopen juli nadat zijn hand was afgehakt in een conflict. Er zijn acht verdachten aangehouden die connecties hebben met de CPI. De BJP riep op tot een algemene staking, waarna overal in de deelstaat winkels en restaurants hun deuren sloten. Mensen gingen de straat op om te protesteren. Volgens Manoj gebeurt dat vaak in de deelstaat. ‘Er is altijd wel een partij die iets heeft om tegen te protesteren en oproept tot een algemene staking.’

Ranjith (44) uit Kochi, werkzaam in de IT, gelooft niet in één soort communisme. ‘Er is geen land of regio waar het communisme in zijn werkelijke vorm wordt uitgedragen. Ook in Kerala gebeurt dat niet.’ Volgens Ranjith regeert de CPI in Kerala omdat de geletterdheid zo hoog ligt.

Luchthavenmedewerker Mohan (48) uit Khozikode vindt dat we vooral naar de positieve dingen in het leven moeten kijken. Hij beweert dat de CPI populair is omdat haar ideologie is gelinkt aan spiritualiteit. ‘Indiërs groeien op met spiritualiteit en idealen van gelijkheid. Dat laatste vinden ze in het communisme. Ook al staan we daar nu nog ver vanaf. In plaats daarvan vermoorden mensen elkaar. Wij hebben een cultuur die pleit voor vrede en sereniteit voor alle levende wezens op aarde, zodat alle wezens met elkaar verbonden zijn. Wij gebruiken de woorden namasthe en pranam om iemand te groeten of iets te wensen. Pranam betekent levensenergie die door mij heen gaat en is niet van mij alleen. Het is van iedereen. Als we dat leren begrijpen dan kunnen we eindelijk als eenheid plezier hebben.’

Volgens student Lydia (24) is de communistische beweging vooral een tegengeluid tegen de BJP en zusterpartijen die nu in de landelijke regering zitten. ‘Mensen schrikken van de nationalistische polariserende taal die premier Narendra Modi en zijn partijgenoten uitslaan. Zij kiezen voor een tegenbeweging die strijd voor eenheid in plaats van raciale en religieuze verschillen.’

Volgens Suneesh (48), manager van een eco-resort in Wayanad, zijn de kiezers ook pragmatisch. ‘Er is veel corruptie in de Indiase politiek. Dus de ene keer kiest men voor de BJP en als haar termijn is afgelopen en corruptieschandalen aan het daglicht zijn gekomen, dan kiezen mensen voor een alternatief. Totdat bij het alternatief ook weer corruptie wordt ontdekt. Dan stapt de kiezer weer over.’