19.7 C
Amsterdam
Home Blog Pagina 872

Een brief van China aan Jiang Tianyong

0

Peking, 14 december 2017.

Beste onderdaan Jiang Tianyong,

Dat was vast even slikken voor je hè? Twee jaar gevangenisstraf voor een poging om de Chinese Communistische Partij ten val te brengen. Je irriteert. Niet in de laatste plaats omdat je als advocaat allerlei groepen bijstond die we hier liever kwijt dan rijk zijn: Tibetanen, dissidenten, aidspatiënten en die griezels van Falun Gong met hun sektarische gewauwel.

Misschien dringt het nu eindelijk, na al die jaren, een beetje tot je door dat de Communistische Partij zich niet laat piepelen door de eerste de beste mensenrechtenadvocaat. Dat wij doen wat ons goeddunkt met die subversieve Tibetanen en mensenrechtenklagers zonder dat jij daarover allerlei flauwekul verkoopt.

Volgens onze grondwet is de Volksrepubliek China namelijk heel erg multi-cultureel, multi-etnisch en pluriform en geloof het of niet, we doen ons uiterste best dat zo te houden. Maar dat is best een klus en soms loopt het allemaal niet even lekker als we zouden willen.
Waar gehakt wordt vallen spaanders en dus moeten we etnische en religieuze minderheden soms opsluiten, folteren of hun vrouwen steriliseren. Soms moeten we ze laten verdwijnen, hun kinderen in de heropvoeding stoppen, hun taal en religie verbieden of hun woonwijken platbulldozeren. En omdat een minderheid wel een minderheid moet blijven overspoelen we hun land met onze eigenste Han-Chinezen die we met containerterminals tegelijk aanvoeren.

It`s a dirty job, but someone’s gotta do it! Je begrijpt, vervelende haatzaaiende mensenrechtenadvocaten zoals jij kunnen we missen als kiespijn. Vandaar dat ik je even heb laten terugfluiten. In het buitenland ‘anti-Chinese cursussen’ volgen, ‘het aanzetten tot staatssubversiviteit’, ‘bezitten van illegale geheime documenten’. Toegegeven, de aanklachten zijn weinig inventief, maar wél heel EFFECTIEF.

Het is overigens niet eens zo’n heel zware straf, want we hadden ook vol op het orgel kunnen gaan met je en dan had je Kerst 2028 echt niet thuis gevierd! Kortom, we zijn erg coulant met je.

Desondanks ging je tijdens je proces tóch, in plaats van ruiterlijk schuld bekennen, huilie huilie doen en klagen bij allerlei internationale media en mensenrechtenorganisaties. Kon je het niet alleen af?

Nee, vriendje, deze straf past jou als een handschoen. We hadden namelijk sowieso nog wat mandarijntjes met elkaar te pellen, Jiang, jij en de Partij. Je hebt de afgelopen decennia immers flink je best gedaan om hoog op onze Irritatielijst te belanden. Dat begon al in 1995 toen jij je baan als leraar opzegde en besloot om advocaat te worden om Tibetanen te verdedigen. Het idee alleen al! En niet te vergeten in 2007 toen je het opnam voor de kinderen van Shanxi, die wij terecht gratis lieten werken in steenfabrieken. It’s the economy, stupid! Ook verdedigde je de Falun Gong, die vereniging van mentaal verdwaalde mensen die de hele dag yoga doen en anti-communistische kwaadsprekerij verspreiden. En dan vond je het ook nog eens een probleem dat mensen hier massaal aids krijgen dankzij besmette bloedtransfusies, terwijl jij net zo goed als ik weet dat aids een ziekte is van buitenlanders.

Man, man, man, waar ben je nou he-le-maal mee bezig? Snap je dan niet hoe ontzettend on-Chinees dit alles is? Ik hoop dat je begrijpt dat je de komende jaren even geen gebruik mag maken van je burgerrechten.

Uiteraard had bijna iedereen weer een mening over je vonnis. Mensenrechtenactivisten zeiden dat je proces een ‘zorgvuldig geregisseerd toneelstuk’ van de regering was. Ze beweerden zelfs dat we je gemarteld hebben voor een bekentenis! Martelen, waar halen ze de kul vandaan! En al zou het zo zijn, wat dan nog? Voor dit soort westerse retoriek ben ik doof, immuun en ongevoelig, in die volgorde. Het glijdt van me af als water van een Peking-eend. We zijn nu eenmaal een wereldmacht, vergeet dat niet. We zijn too big to handle.

Dus, mijn beste Jiang, ik ga er vanuit dat we de komende tijd even niets meer van jou horen en dat je je even koest houdt. Ik begrijp dat je vrouw en dochter je vreselijk missen, dus ik zou maar een beetje zuinig zijn op je schaarse bezoekuren. Rest mij en de Partij je ten slotte nog het allerbeste voor 2018 te wensen.

Je immer toegenegen Xi Jinping, de president van de Volksrepubliek China.

‘Liberale democratie kan moeilijk aarden buiten de westerse wereld’

1
‘Identiteitspolitiek mobiliseert mensen op basis van oninhoudelijke verschillen, leidt af van zakelijke beleidsdiscussies en ondergraaft een bredere gemeenschapszin.’

‘Wit privilege’, ‘institutioneel racisme’, ‘identiteitspolitiek’: termen die de afgelopen tijd steeds meer en meer onderdeel zijn geworden van het racismedebat in Nederland. Daar heeft socioloog Eric Hendriks een sterke mening over. Hij moet bij termen zoals ‘wit privilege’ en ‘institutioneel racisme’ denken aan de Grote Proletarische Culturele Revolutie onder Mao Zedong. Hij betoogt dat identiteitspolitiek groepen tegen elkaar opzet door huidskleur te politiseren. ‘Identiteitspolitiek leeft van narcistische zelfvieringen. Via de zelfvieringen van prominenten met wie we ons identificeren of die bij ‘onze’ groep horen, vieren we onszelf’, zo schrijft hij in een opiniestuk in deze krant. Maar zelf is hij lid van een partij die ook identiteitspolitiek voert, FvD (na dit interview zegde Hendriks zijn lidmaatschap van FvD op; zie laatste alinea). Wat is zijn reactie daarop? De Kanttekening sprak hem daarover, maar ook over onder meer democratische en autoritaire regimes, oriëntalisme en China.

Hoe is het om als blanke westerling te leven in China?
‘Je bent een exotische vogel. Men plaatst blanken in een aparte categorie, ten voordele of nadele. Het leverde me op de sociologiefaculteit vrijheid op. Ik was de enige buitenlandse onderzoeker. Niemand wist wat ze met me aan moesten, wat voor opdrachten ze me konden toevertrouwen. Daarom kon ik jarenlang ongestoord doen waar ik zin in had. De politieke commissaris op mijn afdeling heeft mijn Engelse publicaties gearchiveerd, maar ik denk niet dat ze iets heeft gelezen. Of misschien is het haar wel opgevallen dat m’n publicaties vol kritiek op de Communistische Partij, de CCP, staan, maar dacht ze: dit laten we lopen. Ik ben niet invloedrijk genoeg om problemen te veroorzaken, hoewel ik wel m’n best doe.’

Is racisme een wijdverbreid probleem in China?
‘Ja, zwarte buitenlanders worden gediscrimineerd en men denkt essentialistisch over ras. Men heeft moeite met het onderscheid tussen huidskleur enerzijds en cultuur, nationaliteit en individueel denken anderzijds. Chinezen zijn erg verbaasd om bijvoorbeeld een zwarte Nederlander tegen te komen. Nederlanders waren toch blank? Zelf definiëren ze de Chinese nationaliteit als iets etnisch. Dat is onderdeel van China’s gesloten karakter. Die geslotenheid komt oorspronkelijk voort uit de xenofobe Oost-Aziatische cultuur, maar de staatspropaganda verergert de situatie. De anti-westerse propaganda in het onderwijs en de media heeft zich in de verbeelding van de mensen genesteld. Als er ruzie over iets is, dan begint men soms uit het niets te schreeuwen dat je als blanke schuld draagt voor de Opiumoorlogen met Groot-Brittannië (Eerste Opiumoorlog 1839-1842, Tweede Opiumoorlog 1856-1860, red.) of de invasie van de Acht Landen Alliantie in 1900.’

Wat moet er in China gebeuren om de gesloten hiërarchische cultuur waarin nauwelijks ruimte is voor debat en kritiek te doorbreken?
‘Je zou eerst ‘s werelds meest uitgebreide censuurmachine uit moeten zetten en de CCP, de machtigste organisatie op aarde, af moeten schaffen. Maar het probleem is nog breder. Men voert nergens discussies. Er wordt weinig onderscheid gemaakt tussen ruzie en inhoudelijke discussie. Beide zijn onharmonisch en dus slecht. In de praktijk verbergt men meningsverschillen totdat het iemand teveel wordt. Dan volgt een woede-uitbarsting. Eén van mijn Chinese studenten gaf me een dieper inzicht in de achterliggende psychologie. Ik hielp hem met zijn aanmelding voor de University of Chicago. Hij had een motivatiebrief geschreven waarin hij trots beschreef hoe hij discussies altijd vermijdt door zijn mening achter te houden. Zijn hoop was, zo schreef hij, dat meningsverschillen uiteindelijk vanzelf verdwijnen. Ik heb drie gesprekken lang geprobeerd hem uit te leggen dat Amerikaanse universiteiten en zeker de University of Chicago inhoudelijke discussies juist goed vinden en van studenten een actieve bijdrage verwachten. Vanuit het Chinese perspectief is het onlogisch om intellectueel conflict als iets productiefs te zien.’

Waarom heeft China geen politieke oppositie die voor verandering kan zorgen en waarom heeft het land zo weinig vrijdenkers voortgebracht, vergeleken met bijvoorbeeld de westerse Verlichting in de achttiende eeuw?
‘De politieke oppositie krijgt geen ruimte. De staatscontrole reikt tot in alle haarvaten van de maatschappij. Het gaat verder dan in ‘gewone’ autoritaire landen zoals Turkije en Rusland. Alle bedrijven, instellingen, scholen en universitaire faculteiten hebben een politieke commissaris. Er hangen overal camera’s met gezichtsherkenning. De CCP waakt over ‘onze veiligheid’ en de maatschappelijke ‘harmonie’. De vraag waarom de Chinese filosofische traditie minder kritische vrijdenkers voortbracht dan de Verlichting is sociologisch te verklaren. De Chinese filosofie was als sociaal veld minder gedifferentieerd van politiek en religie. In de keizerlijke tijd werd China gedomineerd door de confuciaanse mandarijnenelite die alle vormen van macht, prestige en kennis in zich trachtte te verenigen. Na een geslaagd confuciaans staatsexamen, klommen mandarijnen op in de staatsbureaucratie. Ze fungeerden als ‘totale mensen’ en waren tegelijkertijd politicus, bureaucraat, rechter, priester, kunstenaar en filosoof. Er bleef geen ruimte voor een onafhankelijk filosofische veld over. Nu schreven confuciaans mandarijnen zelf filosofische teksten, maar omdat hun filosofie zo verweven was met religie en politieke macht, miste ze de kritische afstand die de achttiende-eeuwse Europese filosofie kenmerkte. Dat is het sociologische verhaal. Inhoudelijk bezien, was de idee van het natuurrecht, een hoger universeel recht dat boven de overheid staat, cruciaal voor de kritische westerse filosofie.’

Wat is je visie op de onderdrukking van Oeigoeren en Tibetanen in China?
‘China koloniseert Tibet en het Oeigoerse Xinjiang. Er woonden daar geen Chinezen totdat die er door de partijstaat om strategische redenen neergezet werden. De Tibetanen en de Oeigoeren staan cultureel ver van de Chinezen af, spreken andere talen, belijden onderdrukte religies en voelen zich niet Chinees. China voelt zich het historische slachtoffer van westers en Japans kolonialisme, maar als ze zelf koloniseert, is ze zich van geen kwaad bewust.’

Wat is de grootste misvatting in het Westen over China?
‘Dat China in de race is om de leider van de geglobaliseerde wereld te worden. Iedere keer als Donald Trump een akkoord dwarsboomt of zijn Chinese ambtsgenoot Xi Jinping wat praat over samenwerking, vragen de Amerikaanse bladen zich af of Xi’s China op het punt staat de Amerikaanse leiderschapsrol over te nemen. Dat kan helemaal niet. Ook als China de VS qua bbp voorbijstreeft, kan ze vanwege haar structuur het Amerikaanse leiderschap niet overnemen. De Amerikaanse leiding is gedifferentieerd. De VS leidt in een tal van geglobaliseerde velden, zoals de informatietechnologie, het geldwezen, de wetenschap en de media. Het is niet zo dat het Witte Huis de wereld domineert met een grote partijstaat. Het gesloten China is minder sterk geïntegreerd met de geglobaliseerde wereld en bevindt zich daarom in haar periferie. Je kan niet leiden vanuit een perifere, half geïntegreerde positie. Theoretisch gezien zou een machtigere versie van het huidige Chinese regime de geglobaliseerde wereld kapot kunnen maken, maar het kan haar niet leiden. Sad!’

Is de westerse cultuur superieur aan alle andere culturen?
‘In grote lijnen, ja. Ik zeg dat zonder euforie of chauvinisme en zelfs met een zekere teleurstelling. Het is zowel voor niet-westerse regimes als voor westerlingen op zoek naar spannende alternatieven, vervelend te ontdekken dat er in onze wereld maar één licht brandt. Ik was ooit zelf op zoek naar het zogeheten ‘China-model’, omdat ik onder de indruk was van China’s snelle economische groei en organisatiekracht. Ik vroeg me af of China een alternatieve succesformule had ontdekt. Maar nee, helaas. China kan internationaal ageren als een grootmacht, omdat het in de loop van de twintigste eeuw het westerse natiestaat-model importeerde. De economische groei ontstond uit de gedeeltelijke invoering van een vrije markt en een professioneel rechtssysteem. Allemaal westers spul. De traditionele hiërarchische cultuur, de machtsconcentratie in één elite en de xenofobe geslotenheid remmen de ontwikkeling. In het hybride Chinese regime zijn de westerse elementen de productieve kracht, terwijl de traditionele elementen als een dood paard aan de wagen hangen. Dat klinkt nu kort door de bocht, maar ik heb het uitgewerkt in het essay The eternal centre: why China is not a model to emulate in het Australische blad Quadrant.’

Heb jij een oriëntalistisch blik op de wereld?
‘Nee. Maar Edward Saids hetze tegen ‘oriëntalisme’ is sowieso misplaatst. Het probleem zou zijn dat westerlingen te exotiserend naar niet-westerse culturen kijken en hun andersheid overdrijven en essentialiseren. Maar de grootste bias ligt aan de andere kant. We hebben juist de neiging om andersheid te onderschatten, omdat we onszelf te veel op de ander projecteren. Het is moeilijker om het andere in de ander te zien dan dat waarin de ander hetzelfde is. Als je naar China vliegt zie je dat ze op de luchthaven ook een McDonald’s hebben. Het vereist vervolgens tijd, moeite, intelligentie en inlevingsvermogen om de andersoortige politieke cultuur te begrijpen.’

Is cultuurmarxisme een fabeltje van rechtse denkers?
‘Cultuurmarxisme bestaat, hoewel sommigen het begrip inflationair gebruiken. En ja, slechte lui in de VS nemen het woord ook in de mond, maar dat hoort niet uit te maken. Het gaat om de duidingskracht van het begrip zelf. Ik gebruikte het woord trouwens nooit voor er in Nederland een controverse over ontstond. Ik las in China in de kranten dat het bestaan van cultuurmarxisme een gevaarlijk waanidee zou zijn en voelde me meteen geroepen tot een weerwoord. Er waren hier tijdens de Culturele Revolutie, van 1966 tot 1976, verdomme zo’n miljard mensen op de been in de strijd tegen de ‘elitaire kapitalistische cultuur’. Waarom zou ik dat geen cultuurmarxisme mogen noemen? De Culturele Revolutie liep parallel met de revolutie die in de jaren zestig begon in het Westen, die zich ook afzette tegen cultureel elitisme en de burgerlijke universiteiten. De Peking University en de University of California, Berkeley werden in precies dezelfde periode overspoeld door linkse studentenprotesten. Natuurlijk waren er ook grote verschillen tussen de twee culturele revoluties. Hoe kon het ook anders gezien het feit dat de ene revolutie plaatsvond in een totalitair communistisch land en de andere in westerse democratieën. Maar ze waren duidelijk met elkaar verbonden. In het midden van de twintigste eeuw nam het linkse activisme wereldwijd een culturele wending. De focus verlegde zich van economische naar culturele gelijktrekking. Ik schreef onlangs in de NRC over de continuïteit tussen die culturele wending en het huidige linkse activisme. Die schuilt in het dwangmatig toepassen van de simplistische tweedeling onderdrukkers-onderdrukten. Het stuk sloeg in als een bom, omdat het critici dwong de historische these omtrent cultuurmarxisme inhoudelijk te bespreken. Missie geslaagd.’

Welke landen zijn het meest democratisch en welke het meest autoritair?
‘Naast de westerse liberale democratieën, functioneren Zuid-Korea en Japan erg goed. De meeste autoritaire regimes, waaronder Turkije en Rusland, presenteren zich als liberale democratieën, omdat dat de globale standaard van legitimiteit is. Zulke landen zetten een façade op. Als het moet kunnen ze doen alsof ze een soort tweede Amerika zijn. Zelfs China heeft een fopgrondwet met vrijheid van meningsuiting en godsdienst. Dan heb je ook nog wat totalitaire regimes. Terwijl een autoritair regime pragmatisch is, alleen concrete politieke bedreigingen aanpakt en daarvoor weinig middelen nodig heeft, gebruikt een totalitair regime al zijn middelen om een utopische visie te realiseren. Een totalitair regime poogt om het gezag en de ideologie van een bepaald machtscentrum uit te breiden tot alle levensdomeinen en ziet alle weerstand als vijandig. Recente voorbeelden zijn Noord-Korea en het IS-kalifaat. Saoedi-Arabië en China zou je semi-totalitair kunnen noemen.’

Amerika richtte zich onder meer onder George W. Bush heel erg op het exporteren van democratie naar autoritaire landen. Ben jij een voorstander van dit beleid? Kan democratie überhaupt geëxporteerd worden?
‘Liberale democratie kan moeilijk aarden buiten de westerse wereld. Naast verkiezingen, politieke instituties en wetten zitten er namelijk ook een maatschappelijk middenveld en een hele cultuur aan vast. Tegelijkertijd is het naïef om te denken dat het Westen de rest van de wereld ‘met rust’ zou kunnen laten. De westerse democratie hoort bij een expansionistische westerse moderniteit. De westerse moderniteit heeft gedurende de laatste vier eeuwen, middels kolonisering en globalisering, overal ter wereld niet-westerse regimes op hun kop gezet. Kapitalisme breekt markten open. De moderne wetenschap delegitimeert traditionele kennisvelden in niet-westerse regimes. Mensenrechten zijn een universalistische bron van kritiek. Expansionisme hoort bij open, kosmopolitische regimes; die trekken de wereld in. Het keizerlijke China kon zich afsluiten en op die manier alles buiten de regio met rust laten. Maar de westerse moderniteit is nu overal een gelokaliseerde, traditieontwrichtende kracht, onder meer in de islamitische wereld.’

Hoe democratisch is Nederland?
‘Heel democratisch. Onze politieke instituten zijn transparant en dienstbaar. Onze cultuur is egalitair. We discussiëren wat af. Nieuwe partijen verbreden het debat. Wel is de journalistiek in geldnood, wat haar afhankelijker maakt van de commercie en celebrity news. De universiteiten lijden onder een overmaat aan staatsbureaucratische invloed. Delen van de geesteswetenschappen zijn overgenomen door linkse ideologie, wat de academische autonomie verkleint. Ach, zo zijn er nog wat problemen waar ik stukjes over kan schrijven.’

Waarom genieten autocratische leiders zoals Vladimir Poetin en Recep Tayyip Erdogan zo veel steun van hun landgenoten?
‘De gewone burger kan genieten van de spectaculaire leiderschapscultus zonder zich van de consequenties voor haar leven op de lange termijn bewust te zijn. Politieke tegenstanders worden gecensureerd of uitgeschakeld. Niet haar probleem, toch? Vast slecht volk. Maar vervolgens kraken de rechtsorde en het maatschappelijk middenveld. De zakenwereld, de wetenschap, de journalistiek, beroepsorganisaties en het rechtssysteem verliezen aan autonome functionaliteit. Daar gaat je maatschappelijke ontwikkelingsmotor; je toekomst.’

Sommigen vrezen dat Trump Amerika transformeert tot een autoritair land. Hoe zie jij dat? Is de Amerikaanse democratie opgewassen tegen autoritarisme?
‘Ja, want het Amerikaanse politieke systeem, met zijn vele staten en parlementen, is veel groter dan de federale executieve macht. En de pluralistische, dynamische Amerikaanse maatschappij is weer veel groter dan het politieke systeem. Toch heeft Trumps incompetentie al meer schade aangericht dan ik had verwacht. Ik las bijvoorbeeld dat de helft van de carrièrediplomaten hun werk hebben neergelegd. Daar vertrekt expertise.’

In een recente column haal je uit naar een columnist van Het Parool, Massih Hutak, omdat hij in een column Annabel Nanninga afschildert als zijn bitch. Je betoogt dat Hutaks geweldsfantasieën niet Nanninga, maar het geschreven woord onteren. Waarom haal je uit naar Hutak en niet naar bijvoorbeeld Geert Wilders? Wilders bezigt ook wel eens agressieve taal, over bijvoorbeeld Turkse en Marokkaanse Nederlanders. Vind je daar ook iets van?
‘Wilders maakt zich belachelijk met zijn lege spierballentaal. Hij zegt dat hij alle criminele Marokkaanse Nederlanders het paspoort wil afnemen. Zoiets zeg je alleen als je het hebt opgegeven om realistische beleidsplannen te formuleren.’

Ik heb vernomen dat je op verzoek van Thierry Baudet lid bent geworden van FvD. Waarom heb je gekozen voor deze partij?
‘Ik ken Thierry al een tijdje. Toen FvD een partij werd, kon ik het eerst niet steunen, omdat ik toen nog eurofederalist was! Dat paste niet. Maar toen ik eind 2016 van mijn federalistische geloof viel, appte Thierry me of ik lid wilde worden. Ik heb ingestemd, omdat ik FvD een spannend experiment vind en Thierry bewonder om zijn intelligentie, bevlogenheid en non-conformisme.’

Is er ook iets dat je niet bevalt aan hem?
‘Natuurlijk ben ik me bewust van zijn zwaktes. Hij neigt soms richting complottheorieën. Wat mij gerustgesteld is dat hij zich omringt met intelligente, zelfdenkende mensen die hem van repliek bedienen. FvD begon als discussieclub en bezit veel intellectuele diversiteit. Toch steun ik nu bij de komende raadsverkiezingen in mijn geboortestad Amsterdam niet FvD, maar CDA onder leiding van Diederik Boomsma. Soms zijn de beste volksvertegenwoordigers nog steeds onder kartelpartijen te vinden.’

Je bekritiseert identiteitspolitiek, maar bent tegelijkertijd lid van FvD. Deze partij voert ook identiteitspolitiek.
‘Identiteitspolitiek mobiliseert mensen op basis van oninhoudelijke verschillen, leidt af van zakelijke beleidsdiscussies en ondergraaft een bredere gemeenschapszin. Dat is genoeg reden om het te wantrouwen. Tegelijkertijd is het de politiek eigen om zulke identitaire laagtes af en toe aan te boren. Politici en stemmers van FvD maken zich daar ook schuldig aan. Ik zal het op mezelf betrekken: ik identificeer me stiekem met Theo Hiddema’s dwarse, dandyistische stijl. Daarin uit zich een primitief stukje van mijn politieke ziel. Het betere in mij laat zich enkel leiden door een burgerlijk verantwoordelijkheidsgevoel. De strijd voor verheven burgerschap is een eeuwige strijd tegen het lagere in onszelf.’

UPDATE – Enkele dagen na dit interview zegde Eric Hendriks zijn lidmaatschap van FvD op uit protest tegen het geheime etentje van Thierry Baudet met Jared Taylor, een racistische intellectuele inspirator van de Amerikaanse Alt-right-beweging. De Correspondent onthulde op 20 december dat dat etentje afgelopen oktober plaatsvond. Hendriks: ‘Ik heb Thierry verteld dat zijn stunt mij wantrouwig stemt en dat het op zijn minst respectloos is tegenover alle mensen die hem met regelmaat tegen beschuldigingen van racisme verdedigd hebben.’

Mijn opa

0

Precies een eeuw geleden werd in de kleine Poolse stad Bochnia een jongetje geboren met de naam Hirsch Melech Bleich. Zijn vader Arjeh was ritueel slachter, zijn moeder Bertha huisvrouw. Omdat er tijdens de Eerste Wereldoorlog in Polen werd gevochten tussen de Duitsers en de Russen, besloten Arjeh en Bertha dat het beter was om te emigreren. Herman was een baby toen ze per trein in de derde klasse naar Berlijn gingen. Ze kwamen terecht in het Scheunenviertel, een wijk die voornamelijk werd bewoond door Joden uit Polen, Rusland en Litouwen. Zijn ouders waren chassidisch, zeer streng orthodox-joods. Herman, zoals Hirsch Melech zichzelf noemde, had het daar al vroeg moeilijk mee. Hij was namelijk dol op voetballen en dat wilde hij eigenlijk ook op zaterdag doen. Maar omdat hij de joodse rustdag, de sabbat, moest respecteren, was dat uit den bozen. Aan het einde van de jaren dertig kreeg hij zulke hevige ruzies met zijn ouders over zijn socialistische idealen, dat hij de deur achter zich dichtrok en uitriep dat hij hen nooit meer wilde zien. Hij wist op dat moment niet dat hij ze daadwerkelijk nooit meer zou zien.

Herman vertrok naar Den Haag. In Nederland ontmoette hij Helen Kornmehl, een Joods meisje uit Wenen, met wie hij een relatie kreeg. Lang konden ze niet van hun prille geluk genieten, want al snel werd Nederland bezet door de nazi’s. In 1942 besloten ze te vluchten. Herman schreef af en toe voor een Zwitserse krant als freelance journalist, dus Zwitserland was, naast het feit dat het neutraal was in de oorlog, een logische keuze. Binnen een paar weken bereikten ze Lyon in Vichy-Frankrijk waar ze een kamer huurden. Nadat een buurtbewoner hen had verraden voor een paar Franc werden ze door de politie opgepakt en naar Rivesaltes gestuurd, een klein doorgangskamp waar treinen naar het Franse Westerbork, Drancy, gingen.

In Rivesaltes gebeurde een wonder. Zodra ze het kamp binnenkwamen zei Herman op hoge toon in het Duits tegen de bewaker dat hij onmiddellijk de commandant van het kamp wilde spreken. De Franse gendarme wist niet precies hoe het zat en besloot Herman naar de commandant te brengen. Daar riep Herman woedend dat het werkelijk een schandalig misverstand was dat hij en zijn vrouw hiernaartoe waren gebracht, omdat hij een zeer belangrijke Zwitserse journalist was en helemaal geen Jood. Hij eiste dat hij mocht telefoneren met de Zwitserse consul in Vichy voor opheldering. Herman kende die consul helemaal niet en hij was ook geen bekende journalist. De commandant stond niet toe dat een gevangene zou telefoneren, maar Herman mocht bij hoge uitzondering een telegram aan de consul sturen. En dat deed mijn opa: ‘Geheel per ongeluk in Rivesaltes terechtgekomen. Vraag om uw medewerking. Schrijf voor bekende Zwitserse kranten.’ De consul begreep kennelijk dat er levens op het spel stonden en telegrafeerde terug: ‘Ja, deze man ken ik goed. Onmiddellijk vrijlaten!’ Meteen daarna klommen Herman en Helen met de hulp van een mensensmokkelaar over een bergpas en zo kwamen ze uiteindelijk terecht in een Zwitsers vluchtelingenkamp.

De laatste dagen denk ik vaak aan dit verhaal. Hirsch Melech Bleich was mijn opa. Door bluf en moed wisten hij en mijn oma de Holocaust te overleven en zo hebben ze mij indirect de kans gegeven geboren te kunnen worden. Mijn opa zou afgelopen maandag honderd jaar zijn geworden. Hoewel hij tijdens de oorlog het grootste deel van zijn familie verloor is hij nooit bij de pakken neer gaan zitten, hij heeft de rest van zijn leven gestreden tegen discriminatie. Ook al leeft hij allang niet meer, ik blijf ongelooflijk trots dat ik ooit zijn kleindochter heb mogen zijn.

Moslimprivilege

1

Bestaat moslimprivilege? In het debat over privileges dat sinds jaar en dag woedt, is die vraag waarschijnlijk niet vaak gesteld. Wanneer we hebben over privilege gaat het vooral over ‘wit’ privilege, mannelijke privilege of het privilege van de heteroseksueel. Het debat gaat dus vooral over de privileges van de dominante groepen in de samenleving, minder om die van minderheden.

Op zich is dat niet zo gek, want privilege is iets voor dominante groepen die historisch en cultureel gezien bepaalde privileges genieten die andere groepen niet hebben. Desalniettemin zou het een vergissing zijn te denken dat wanneer je tot een minderheid behoort, je geen privileges kunt hebben. Dan gaat het niet om zaken als intelligentie, uiterlijk of gezondheid, allemaal dingen die mensen ook als privilege kunnen ervaren, maar om privileges die specifiek gelden voor een bepaalde minderheid, bijvoorbeeld ten opzichte van andere minderheden of binnen de groep zelf.

Wanneer we van daaruit gaan kijken naar in hoeverre sprake is van een moslimprivilege in Nederland zien we dat de soennitische, heteroseksuele man toch wel bepaalde privileges geniet ten opzichte van andere moslims, onder wie moslima’s, islamitische LHBTI en sjiieten. De soennitische man is dominant binnen islamitisch Nederland en al zijn instituties. Dat is iets wat veel moslima’s, islamitische LHBTI en sjiieten regelmatig ervaren.

Een tweede vorm van privilege zien we bij moslims ten opzichte van ex-moslims. In islamitische hoek ben je geprivilegieerd wanneer je moslim bent, jezelf ook als dusdanig identificeert en zo gezien en erkend wordt door andere moslims. In tegenstelling tot veel ex-moslims hoeft een moslim zich in een islamitisch gezelschap niet anders voor te doen dan hij of zij is. Een moslim hoeft zich veel minder snel zorgen te maken over uitsluiting of verstoting dan een ex-moslim. Een moslim behoort ook hier tot de dominante groep.

Een derde vorm van privilege zien we ten slotte in het publieke debat. Voor alle duidelijkheid, de vaststelling van dit privilege impliceert geen ontkenning van alle negativiteit waaraan moslims dagelijks blootgesteld worden in het publieke debat. Maar tegelijk met die negativiteit die vanuit diverse lagen van de samenleving komt zijn er ook groepen die dermate beïnvloed zijn door identiteitspolitiek dat ze welhaast automatisch aan iemand die moslim is een bepaalde vorm van autoriteit toekennen op bepaalde terreinen. Niet vanwege iemands kennis of prestaties dus, maar vanwege wie hij of zij is.

Wanneer een moslim het woord neemt in discussies over onderwerpen zoals integratie, islam, radicalisering, discriminatie en populisme, dan is hij of zij in de ogen van sommigen vrijwel automatisch een autoriteit. Deze vorm van erkenning hangt samen met het zogenaamde racism of low expectations. Want ‘wat goed dat een moslim hierover opspreekt, deze persoon is zo mondig en goed geïntegreerd’, is een manier van denken die terug te vinden is in bepaalde lagen van de samenleving. Ondanks dat een vorm van racisme daaraan ten grondslag ligt, kunnen we de gevolgen ervan wel degelijk zien als een vorm van privilege, omdat aan personen autoriteit wordt toegekend op basis van hun (islamitische) identiteit.

Moslimprivilege bestaat dus wel degelijk. Tegelijkertijd is het de vraag in hoeverre dit privilege net zo zwaar weegt in de samenleving als bepaalde andere vormen van privilege. Ook kunnen we ons afvragen of gezien de soms ook nadelige aspecten van het ‘moslim zijn’ in de samenleving, het bestrijden van deze vorm van privilege op dit moment noodzakelijk is. Het is van belang dat we ons als samenleving als geheel in het algemeen en de personen die dit privilege bezitten in het bijzonder, bewust zijn van het bestaan van dit privilege. En dan vooral ook van het bestaan van diegenen die dit privilege niet bezitten.

‘Shell betaalt geen belasting maar smeergeld aan de autoriteiten’

0
‘Niet Europese landen maar multinationals maken nu in Afrika de dienst uit’, zegt Afrika-expert Chibuike Uche. De Kanttekening sprak Uche en andere experts over deze nieuwe vorm van ‘kolonialisme’ en vroeg Shell om een reactie.

In Ivoorkust vond onlangs de vijfde Afrika-top plaats, een bijeenkomst tussen de Afrikaanse Unie en de Europese Unie. Belangrijke onderwerpen waren onder andere migratie, jeugd en veiligheid. Donald Tusk, voorzitter van de Europese Raad, benadrukte dat Europa de belangrijkste handelspartner is van Afrika. Hij kondigde aan dat er nieuwe investeringen komen door Europese private partners. Is de relatie tussen Europa en Afrika gebaseerd op gelijkwaardigheid of blijven koloniale structuren onder de oppervlakte in stand? En wat is de rol van Nederland daarin?

Nigeria is het meest dichtstbevolkte land van Afrika en één van de grootste olieproducenten ter wereld, maar anders dan in andere olielanden profiteert de lokale bevolking niet van de natuurlijke rijkdom. Integendeel, de bevolking betaalt de rekening in de vorm van vervuilde vis- en landbouwgronden en sektarisch geweld. Het Nederlands-Britse oliebedrijf Royal Dutch Shell gaat er met de winst vandoor en versterkt zijn machtspositie door politici om te kopen. ‘Plundering gebeurt nu op een meer geciviliseerde manier’, zegt Chibuike Uche, professor aan de Universiteit Leiden. Hij doet onderzoek naar bestuur en integriteit in West-Afrika.

1958 is het jaar dat het Verenigd Koninkrijk officieel de onafhankelijkheid van Nigeria erkende, maar het is ook het jaar dat Shell voor het eerst olie exporteerde uit het land. Het is kenmerkend voor de veranderende machtsverhoudingen in het post-koloniale Afrika. Niet Europese landen, maar multinationals maken nu in Afrika de dienst uit. Shell is daarin meer regel dan uitzondering.

De manier waarop Shell en de Nigeriaanse overheid zijn verweven kwam in 2010 aan het licht door onthullingen van WikiLeaks. Shell zou ministers omkopen en informanten hebben in elke Nigeriaanse gemeenschap. Verschillende media meldden destijds dat Shell machtiger is dan de Nigeriaanse overheid. ‘De olie-industrie is corrupt. Nigeria heeft veel potentie, maar corruptie heeft het land kapot gemaakt’, zegt Uche. ‘Als Nigeria corruptie niet kapot maakt, maakt corruptie Nigeria kapot.’

‘Alle corruptie in Afrika heeft een link met Europa’, zegt Alphonse Muambi, auteur van het boek Democratie kun je niet eten en expert op het gebied van strategische grondstoffen. ‘Amsterdam heeft veel postbusbedrijven, die zorgen ervoor dat geld van autoriteiten in Afrika via Nederland naar Panama of de Kaaiman-eilanden kan gaan.’ Al die constructies zorgen ervoor dat het moeilijk is om uit te maken van wie het geld is. ‘Je weet niet op welk niveau de grote bedrijven een link met elkaar hebben. Je weet niet meer van wie het geld is.’

De grote bedragen die met corruptie gemoeid zijn creëren een Afrikaanse topelite en zorgen zo voor een steeds groter wordende kloof tussen arm en rijk. ‘De ongelijkheid tussen de haves en have nots in Afrika is enorm’, zegt Margriet de Waal, hoogleraar Postkoloniale Europese Identiteit en Zuid-Afrikaanse Literatuur aan de Rijksuniversiteit Groningen. ‘Er is ook een verband tussen kolonialisme en corruptie, maar het is een complex verband. Eeuwen geschiedenis van oneerlijke toegang tot welvaart en bronnen hebben eraan bijgedragen.’

Volgens Muambi zorgt oneerlijke toegang tot welvaart ervoor dat democratisch gekozen Afrikaanse leiders zich met hulp van multinationals ongelimiteerd kunnen verrijken.
‘Shell plundert Nigeria samen met de lokale autoriteiten. Shell betaalt geen belasting maar smeergeld aan de autoriteiten’, zegt Muambi. ‘In alle Afrikaanse landen zijn presidenten rijker dan het land zelf. De president van Congo heeft een geschat vermogen van ruim vijftien miljard dollar, terwijl zijn land een bruto nationaal product heeft van circa vijf miljard dollar. De president van Zuid-Afrika heeft meer dan honderd offshorebedrijven. Afrikaanse presidenten duiken daarom steevast op in onthullingen zoals de Panama papers en Paradise papers.’

Door de grootschalige corruptie vertegenwoordigen presidenten de belangen van bedrijven in plaats van die van hun eigen volk. Muambi illustreert dat met een recent voorbeeld in Nederland. Hij vergelijkt de afschaffing van de dividendbelasting, die op aandringen van Shell onaangekondigd in het nieuwe regeerakkoord verscheen, met de werkwijze van de multinational in Nigeria. ‘Ze hebben premier Rutte onder druk gezet om te zorgen dat de wetswijziging in het regeerakkoord komt. Rutte is een democratisch gekozen premier in een land waar mensen hoogopgeleid zijn. Als dat hier kan gebeuren, hoe is het dan in Afrika, waar dictatuur heerst en mensen minder goed onderwijs hebben?’

‘De Nigeriaanse regering kan de corruptie niet bevechten’, zegt Uche. ‘We moeten kijken naar oplossingen buiten de regeringen. De democratische instituten hebben in Afrika een averechts effect.’ Ook Muambi heeft bedenkingen bij democratie in Afrika. ‘Democratie is een nieuwe vorm van kolonialisme. Verkiezingen zijn een façade, je weet van tevoren al wie gaat winnen, degene die wordt gesteund door internationale bedrijven. Ze brengen iemand aan de macht en hij zorgt ervoor dat bedrijven kunnen plunderen.’

Als democratie niet werkt in Afrika, wat dan wel? ‘Men is blind voor de culturele component’, vindt Uche. ‘In meer traditionele Afrikaanse landen zijn er geen problemen met instituten.’ Muambi sluit zich daarbij aan. ‘Afrikaanse problemen vereisen Afrikaanse oplossingen.’ Als voorbeeld noemt hij Botswana. ‘Botswana heeft een semi-Europese, semi-Afrikaanse regeerstijl. Senatoren worden benoemd op traditionele wijze en ze worden geconsulteerd als er belangrijke beslissingen worden genomen.’

Uche zoekt eerder een economische oplossing. In plaats van ruwe olie te exporteren kan Shell olie ook ter plaatse raffineren. ‘Als je dat doet, dan verander je de dynamiek.’

Shell laat desgevraagd weten dat er wel degelijk sprake is van lokale productie. Zo worden er onder het label Made in Nigeria speciale bouten gefabriceerd die gebruikt worden in nieuwe diepzeeprojecten van het oliebedrijf voor de kust van Nigeria. Meer wil de multinational niet kwijt over haar zaken in Afrika.

‘Favelatrots’ in Brazilië: ‘Er is steeds meer verzet’

0
‘Ik zie een groeiend bewustzijn over het feit dat de geschiedenis van Brazilië lange tijd vanuit blank perspectief is verteld en dat het nu hoog tijd is om het perspectief van donkere Brazilianen voor het voetlicht te brengen.’

In Brazilië zijn het afgelopen jaar ruim eenenzestigduizend mensen vermoord, meldde de NRC onlangs. De politie doodde ruim vierduizend mensen, circa driekwart van hen had een donkere huidskleur. Meer dan een derde van alle slachtoffers viel in Rio de Janeiro. Het politiekorps van deze miljoenenstad is daarmee één van de gewelddadigste ter wereld. Door het hoge aantal slachtoffers met een donkere huidskleur woedt in het Zuid-Amerikaanse land een maatschappelijke discussie over structurele discriminatie en de sociaal en economisch achtergestelde positie van donkere Brazilianen. Deze groep is nauwelijks vertegenwoordigd in de politiek, terwijl ze gezamenlijk de meerderheid van de bevolking vormt. De Kanttekening sprak Brazilië-correspondenten Wies Ubags en Ineke Holtwijk over onder meer racisme in het land.

Bestaan er veel vooroordelen over de donkere Brazilianen?
Ubags: ‘Ja, die zijn er. Brazilië heeft zich heel lang gemanifesteerd als een ‘raciale’ democratie, een land met een mix van rassen waar racisme niet bestaat. Dat is echter niet waar. De vooroordelen zijn dat donkere Brazilianen crimineler zijn en alleen simpele beroepen uitoefenen, zoals schoonmaker of vuilnisman. De donkere Brazilianen, pardo’s genoemd, zijn overigens steeds mondiger in het benoemen van achterstelling en racisme.’
Holtwijk: ‘Stereotypen zijn vergelijkbaar met die in onze samenleving. Denk aan begrippen zoals luiheid, feestvieren en ongeorganiseerd zijn. Woorden zoals crimineel of onbetrouwbaar heb ik echter in de bijna dertig jaar dat ik in Brazilië woon nog nooit gehoord. Tegelijkertijd worden termen als negro of negão (zwarte, neger, red.) en negrinha of pretinha (negerinnetje, red.) liefkozend gebruikt. ‘Hé negão, hoe gaat het met je?’ Sinds de regering-Lula (Luiz Inácio Lula da Silva, president in de periode 2003-2011, red.) is het uiten van racisme echter strafbaar. Kort geleden is een bekende journalist, William Waack, op staande voet ontslagen, omdat hij in de aanloop naar een tv-interview toeterende auto’s op straat associeerde met ‘negers’. Dat kwam op YouTube en veroorzaakte een storm van kritiek.’

Veel Brazilianen hebben een Italiaanse of Duitse achtergrond. Naar schatting wonen zo’n dertig miljoen ‘Italo-Brazilianen’ en circa vijftien miljoen Brazilianen met een Duitse achtergrond in het land. Wat is de connectie van deze immigranten met nazi-Duitsland en welk beeld hebben zij van de donkere Brazilianen?
Holtwijk: ‘De eerste generatie kwam al veel eerder. De meeste immigranten waren arme boerenzonen die land nodig hadden.’
Ubags: ‘Deze immigranten hebben allerlei achtergronden. Ze kunnen ‘fout’ geweest zijn in de Tweede Wereldoorlog, maar het kan ook gaan om bijvoorbeeld Joden die toen juist gevlucht zijn voor de nazi’s. Er zijn immigranten uit deze landen die er al veel langer zijn, dus dat is niet direct verbonden met oorlog. Het kan ook te maken hebben gehad met armoede in eigen land. Zeker bij de Italianen is dat zo. Veel Italianen zijn ook naar Argentinië gegaan. Uit Nederland zijn ongeveer honderd jaar geleden bijvoorbeeld arme Zeeuwen naar Brazilië vertrokken. Brazilië had toen overigens een politiek om het land witter te maken en stimuleerde immigratie uit Europa. Echt racistisch dus. Er zijn blanke Brazilianen die ronduit racistisch zijn en zich erg beledigend over donkere Brazilianen uitlaten. Bij voetbalwedstrijden worden donkere spelers bijvoorbeeld uitgemaakt voor aap. De politicus en presidentskandidaat Jair Bolsonaro is ronduit racistisch en staat na Lula tweede in de peilingen. Mijn indruk is dat slechts een kleine minderheid echt erkent dat racisme en achterstelling bestaat.’

Foto: Uitgeverij Balans. Ineke Holtwijk (1955) werkt onder meer voor de Volkskrant. Ze heeft enkele boeken geschreven over Zuid-Amerika, waaronder Kannibalen in Rio dat beloond werd met de Gouden Ezelsoor, prijs voor het best verkochte literaire debuut.

Hoe kijken donkere Brazilianen naar de blanke elite in het land?
Holtwijk: ‘De gepolitiseerde donkere jongeren vinden blanken per definitie racistisch.’
Ubags: ‘Donkere mensen voelen zich buitengesloten. Ze vinden dat ze niet meebeslissen in de politiek en in het bedrijfsleven en dat is ook zo. Er is steeds meer verzet. Zo hebben donkere Brazilianen een politieke partij opgericht, Frente Favela Brasil. Jongeren hebben hun eigen manieren om zich te verzetten, bijvoorbeeld met muziek, vaak rap en funk. Je ziet in steeds meer favelas (sloppenwijken, red.) ook dat jongeren hun eigen media creëren en sociaal en politiek actief zijn. Er is een soort ‘favelatrots’ aan het ontstaan, het besef dat er niet alleen armoede en geweld zijn in de favela’s, maar dat er ook veel mensen met talent en ondernemingszin zijn in deze wijken.’

Foto: Facebook. Wies Ubags (1962) werkt onder andere voor het ANP, de Groene Amsterdammer en Trouw. Sinds 2002 woont en werkt ze in Zuid-Amerika. Ze verhuisde in 2013 van Colombia naar Brazilië.

Wat is de relatie tussen de sociale en economische situatie?
Ubags: ‘Het probleem begint in het onderwijs. Als je in een arme en meestal gekleurde familie wordt geboren is de kans groot dat je naar een openbare school gaat. Voor privéscholen moet je namelijk veel geld betalen, omdat ze veel beter onderwijs bieden. Daardoor loop je een achterstand op. Dat heeft natuurlijk invloed op je toekomst in het onderwijs en carrière. De beste universiteiten hebben toelatingsexamens. Donkere studenten hebben dus echt een nadeel als ze op een openbare school hebben gezeten. Ze hebben in het hoger onderwijs en de betere banen een achterstand. Er zijn nu echter quotasystemen, zogenoemde rassenquota, om deze achterstand in te halen, zowel op universiteiten als in de publieke sector, bijvoorbeeld op het gebied van de benoeming van ambtenaren. Ik sta positief tegenover deze quota.’
Holtwijk: ‘Onderwijs is de belangrijkste katalysator voor gelijkheid. Het openbaar onderwijs is slecht en het geld wordt oneerlijk verdeeld. Het meeste geld gaat naar universiteiten waar vooral mensen studeren die het beter hebben. Verder hangt het land op veel plekken in tussen modern en feodaal. Daarnaast bestaat onder Brazilianen een diep wantrouwen jegens de ‘ander’. Vriendjespolitiek is wijdverspreid, als je niet tot de kring behoort, kom je er niet tussen.’

Is er in Brazilië, bewust of onbewust en alle factoren meegerekend, sprake van uitsluiting of marginalisering van donkere mensen?
Ubags: ‘Wettelijk gezien niet, maar in de praktijk wel. Voor de wet is iedereen gelijk, maar door de historische achterstand die donkere Brazilianen en ook indianen sinds de koloniale tijd hebben opgelopen, bestaat nog steeds ongelijkheid. Ze hebben vaak de slechtst betaalde banen in soms fysiek zware omstandigheden, zoals de mijnbouw.’
Holtwijk: ‘Ik vind niet dat je kunt spreken van stelselmatige onderdrukking, uitsluiting en marginalisering. Kijk bijvoorbeeld naar het ontslag van William Waack of de rassenquota.

Bent u optimistisch over de toekomst van donkere mensen in het land?
Ubags: ‘Ik zie een groeiend bewustzijn onder donkere Brazilianen. Denk aan de door donkere Brazilianen opgerichte partij ik al noemde, Frente Favela Brasil. Ik zie een groeiend bewustzijn over het feit dat de geschiedenis van Brazilië lange tijd vanuit blank perspectief is verteld en dat het nu hoog tijd is om het perspectief van donkere Brazilianen voor het voetlicht te brengen. In Rio is dit jaar de Valongokade Unesco-werelderfgoed geworden. Bij deze kade werden in de negentiende eeuw honderdduizenden slaven uit Afrika aan land gebracht. Deze erkenning is een belangrijke impuls voor de emancipatie van donkere Brazilianen. Verder wordt er gesproken over een slavernijmuseum en zijn er veel lezingen en workshops. Universiteiten besteden ook meer aandacht aan deze kwesties. Dat alles stemt mij hoopvol.’
Holtwijk: ‘Ik ben ook optimistisch. Brazilië is zo veel meer dan haat en wantrouwen, het is ook hoop en verandering. Een voorbeeld: een pikzwarte opperrechter is één van de helden van de strijd tegen corruptie. Hij was de eerste die de vonnissen tegen corrupte politici aanhield. Veel Brazilianen hopen dat hij presidentskandidaat wordt, hij zou met stip gekozen worden.’

‘Ik heb vaak moeten herhalen dat ik écht uit Rotterdam-Zuid kom’

0
Dementieonderzoeker Mohammad Arfan Ikram is onlangs benoemd tot lid van de Jonge Akademie. Naast een eer voor zijn werk, ziet hij dat als een kans jongeren te inspireren in de buurt waar hij nog altijd woont: Rotterdam-Zuid. De Kanttekening sprak hem.

De Pakistaans-Nederlandse epidemioloog Mohammad Arfan Ikram is blij verrast wanneer hij half november te horen krijgt dat hij is verkozen tot één van de tien nieuwe leden van de Jonge Akademie, het platform van jonge topwetenschappers van de Koninklijke Nederlandse Akademie voor Wetenschappen (KNAW). De Jonge Akademie wordt gezien als de crème de la crème van wetenschapstalent in Nederland, wetenschappers die al flink carrière hebben gemaakt, maar nog niet behoren tot de gevestigde orde.

Ikram verdiende zijn wetenschappelijke sporen als epidemioloog gespecialiseerd in dementie aan het Erasmus Medisch Centrum. Hij koos ervoor om in dat ziekenhuis geneeskunde te studeren, omdat excellente studenten de mogelijkheid aangeboden kregen een master Epidemiologie te volgen naast hun artsenopleiding. Die kennismaking met het doen van kwantitatief onderzoek beviel hem zo dat hij niet zoals zijn medestudenten promotieonderzoek ging doen om gemakkelijker een opleidingsplek te bemachtigen, maar vol overtuiging voor wetenschappelijk onderzoek koos.

Een jaar na zijn promotie werd hij op een willekeurige dag door zijn bazen op het matje geroepen. Even vroeg hij zich af wat hij fout gedaan had, maar ze vroegen hem of hij hoofd van de onderzoeksgroep wilde worden. Dat was een lastige keuze, want het zou betekenen dat hij niet langer patiënten zou kunnen blijven zien. Hij overlegde met familie, vrienden en collega’s. Hij heeft lang getwijfeld, omdat de verschillen tussen kliniek en onderzoek meer zijn dan inhoudelijk. Een artsenbestaan bood immers zekerheid en een riant salaris, het leven van een onderzoeker is veel ongewisser. Achteraf, zegt Ikram, had hij niet zo lang hoeven nadenken. ‘Ik heb gekozen voor wat ik intrinsiek het leukst vond.’

Wat maakt dat jij onderzoek doen uiteindelijk zo leuk vindt dat je je artsenwerk ervoor opgaf?
‘Ik volgde een paar jaar geleden een cursus in Boston en daar verwoordde een arts-onderzoeker het goed. Zowel een arts als een wetenschapper is bezig met het oplossen van complexe problemen. Maar bij een arts komen de problemen, in dit geval patiënten, naar je toe en heb je het niet voor het kiezen. Als onderzoeker ben je wel in de gelegenheid zelf de problemen te identificeren die je wil oplossen. Natuurlijk word je voor een deel gedirigeerd door de onderzoeksagenda en de onderzoeksfinanciers, maar daarbinnen zijn er altijd nog zo veel vragen te beantwoorden dat je toch de vragen kunt kiezen waar je het meest mee hebt.’

Je bent gespecialiseerd in de neuro-epidemiologie. Wat houdt dat in?
‘We weten allemaal dat dementie een groeiend probleem is wat door de vergrijzing alleen maar zal toenemen. Er wordt ook veel wetenschappelijk onderzoek naar gedaan, om de oorzaken in kaart te brengen en manieren te vinden om het te voorkomen en behandelen. Mijn onderzoek richt zich op de vraag waarom de ene persoon wel en de andere niet getroffen wordt door dementie. Wat gebeurt er in de hersenen in de aanloop naar het ontstaan van de dementie? Dat is ingewikkeld epidemiologisch onderzoek. Bij zoiets als roken en longkanker is het verband duidelijk. Bij dementie is er sprake van heel veel verschillende factoren die samen tot de ziekte leiden. Door bijvoorbeeld te kijken naar het verlies van zenuwcellen in het brein of het volume van de hippocampus, hopen we te ontdekken of bepaalde varianten van genen er invloed op hebben. Daarnaast kijken we ook juist naar andere factoren, waar we mogelijk iets mee kunnen ter preventie.’

Hoe bestuderen jullie dat ontstaan van dementie?
‘Al sinds 1990 loopt er een groot bevolkingsonderzoek, ERGO (Erasmus Rotterdam Gezondheid Onderzoek, red.), met meer dan vijftienduizend deelnemers van vijfenveertig jaar en ouder in de Rotterdamse wijk Ommoord. Die deelnemers worden elke drie a vier jaar helemaal onderzocht. We kijken naar hun hart, cognitieve functies, doen bloedtesten en een MRI. Daarnaast vullen ze allerlei vragenlijsten in over leefstijl. Na verloop van tijd hebben bijna achttienhonderd van de vijftienduizend oorspronkelijke deelnemers dementie gekregen en de rest niet. Door die twee groepen te vergelijken kunnen we kijken welke factoren verschillend waren en welke veranderingen er in de hersenen optraden in de aanloop naar het ontstaan van de ziekte.’

Maar jullie ontdekten ook dat dementie afneemt?
‘Dat klopt, al hangt het ervan af hoe je het bekijkt. We hebben na de start in 1990 ook in 2000 en in 2005 nieuwe deelnemers toegevoegd. Onder hen is het aantal nieuwe gevallen relatief lager dan in de eerste groep. We denken dat dat komt doordat de risico’s op hart- en vaatziekten beter onder controle worden gehouden, onder meer via medicatie. Wat goed is voor het hart is meestal ook goed voor de hersenen. Overigens moeten we niet vergeten dat de absolute aantallen nog steeds zullen toenemen, door de vergrijzing.’

Wat kunnen we doen om onze eigen kans op dementie zo veel mogelijk te verkleinen?
‘Er zijn weinig factoren die een heel groot verschil maken. Maar we hebben op basis van onze studie uitgerekend dat als iedereen helemaal gezond zou leven, dus geen overgewicht zou hebben, niet zou roken en relatief gezond zou eten, al circa eenderde van de dementiegevallen voorkomen zou worden. Dat betekent ook dat wie gezond leeft alsnog dement kan worden en we dus nog niet alle risico’s kennen. In totaal spelen honderden factoren een rol. Er zijn geen eenvoudige oplossingen. Dat koffie beschermend werkt betekent niet dat als je er veel van drinkt je geen dementie krijgt. Zelfs gezonde voeding en beweging verlagen het risico maar met vijf à tien procent. Dat zou ik nog steeds sterk aanraden, maar vooral omdat het ook de kans op een hartinfarct sterk verlaagt.’

Je schrijft bij de aanstelling dat je ook een rolmodel wilt zijn voor jongeren uit je eigen buurt. Waarom vind je dat belangrijk?
‘Ik woon nog altijd in Hillesluis, een wijk in Rotterdam-Zuid die geoormerkt is als achterstandswijk, al herken ik dat zelf niet echt. Ik heb een verbinding en aanraking met dat uiteinde van de samenleving en krijg nu dankzij mijn werk en mijn aanstelling bij de Jonge Akademie ook de welgestelde kant mee. Ik merk steeds dat groepen verstokt blijven van toegang tot kennis. Over de oorzaken daarvan zijn hele boeken geschreven, maar feit blijft dat er een bron van talent en kennis onaangeboord blijft. Dat is slecht voor die jongeren zelf en voor de maatschappij.’

Heb je zelf een rolmodel gemist?
‘Niet zo. Dat heeft ook beetje te maken met mijn achtergrond. Mijn ouders zijn in de jaren zeventig hiernaartoe gekomen vanuit Pakistan. Thuis hadden we de cultuur en mindset dat we het beste moesten maken van de kansen die we kregen. Ik was de middelste van vijf en als ik al rolmodellen nodig had, dan vond ik die in mijn ouders, broer en zussen.’

Heb je wel eens te maken gehad met onbedoelde discriminatie, dat collega’s of anderen je vanwege je achtergrond als arts of wetenschapper minder serieus nemen?
‘Ik moet zeggen dat ik daar zelf nooit nadeel van heb ondervonden. Daarbij ben ik van mening dat het deels gewoon de menselijke natuur is dat mensen in stereotypen denken. Verandering kost moeite. Zie ook de historie van de Verenigde Staten. Steeds wanneer er golven nieuwe migranten kwamen, Italianen, Ieren, Joden, werden die met pessimisme ontvangen. Het duurt vaak twee, drie generaties en dan heeft niemand het er nog over. Datzelfde proces is in Nederland al in gang gezet met de migranten uit de jaren zeventig. Ik was een paar jaar geleden in Singapore, waar zeer veel kennismigranten leven en sprak daar een taxichauffeur. Hij vertelde dat de regering daar een briljante stap heeft gezet. Ze verleidde expats om niet voor vijf of tien jaar, maar langer te blijven. Zij voelen zich sterk verbonden met hun thuisland, maar hun kinderen worden in Singapore geboren en voelen zich op deze manier Singaporees. Zo is er een smeltkroes ontstaan van verschillende etniciteiten, die in harmonie met elkaar leven. Al deze jongeren voelen zich Singaporees. Als het daar kan, kan het in Europa ook.’

Dat is in Nederland met kinderen van migranten in feite ook al gaande, alleen ziet de rest van de Nederlanders het nog niet.
‘Dat is zo. Ik heb vaak moeten herhalen dat ik écht uit Rotterdam-Zuid kom, inderdaad. Aan de ene kant is er de negatieve discriminatie, die in Nederland overigens minder erg is dan in andere landen, vind ik. Aan de andere kant is er ook de positieve discriminatie. Probeer dat dan ook te herkennen en er gebruik van te maken.’

Heb je daar voorbeelden van?
‘Ik weet natuurlijk niet wat de afweging is geweest van de KNAW-commissie om mij te benoemen, maar ik had bij de selectie het gevoel dat ik factoren op tafel heb kunnen brengen die anderen niet hadden. Onderdeel daarvan is de combinatie van mijn etnische achtergrond en de manier waarop ik ben geassimileerd in de Nederlandse samenleving wat betreft normen en waarden. Ik kan me voorstellen dat als ik één van twee kandidaten was met een even goed wetenschappelijk cv, dat als positief selectiecriterium gewerkt zou kunnen hebben. Nogmaals, ik weet het niet, het is gewoon een vermoeden. Ik heb deze aspecten ook specifiek benoemd tijdens het selectiegesprek. Ik breng meerdere culturen bijeen, dat is een kracht in plaats van iets om bang van te zijn of een reden om te discrimineren. Hoeveel mensen zijn er in Nederland die deze twee extremen van de maatschappij kunnen beslaan?’

Hoe probeer je zelf diversiteit te stimuleren in de wetenschap?
‘Onze afdeling Epidemiologie van het Erasmus Medisch Centrum is zeer internationaal georiënteerd. Er lopen twintig nationaliteiten rond en dat geldt ook voor veel andere onderzoeksgroepen, maar ondertussen wordt talent in achterstandswijken niet aangeboord. Dat is zonde, maar ik richt mijn blik niet alleen maar op Rotterdam. Als je jezelf beperkt tot de gevestigde orde wat betreft het zoeken naar talent vernauw je jezelf onnodig. Mijn instelling is zo: waar je vandaan komt maakt me niet uit, als je iets extra’s te bieden hebt ben je hier welkom. Daarbij moet ik ook zeggen, als ik een vacature internationaal uitzet reageren vaak zo’n twintig personen, onder wie bijvoorbeeld vijf Indiërs en zes Chinezen die bereid zijn vier jaar lang alles opzij te zetten, keihard te werken en supergemotiveerd zijn. De lokale kandidaten kennen het riedeltje wel en weten heel goed wat ze wel en niet willen. Stel dat de cv’s voor de rest gelijk zijn, wie kies je dan?’

Thaise Nederlanders eren koning Bhumibol

0
De Thaise koning Bhumibol is afgelopen oktober gecremeerd, een jaar na zijn dood. De Kanttekening sprak Thaise Nederlanders Thani Hongsamat en Alisa Saeng-Arung op ten Berg. Zij rouwden een jaar lang om hun geliefde koning.

De Boxmeerse Thani Hongsamat heeft heel wat met het Thaise koningshuis. Familieleden van zijn vaders kant werkten ruim een eeuw geleden in het paleis van de vroegere koning Phra Mongkut Klao Chaoyuhua (1881-1925), beter bekend als Rama VI en Vajiravudh. ‘Mijn grootvader was lijfwacht in het paleis.‘ Zijn vader verbleef in een koningsverblijf. ‘Toen mijn opa op gegeven moment een andere functie elders in het land moest bekleden, woonde mijn vader daar. Mijn achternaam heeft onze familie van deze vorst gekregen.’ In een getuigschrift kreeg zijn grootvader de familienaam die ‘hemels’ betekent. ‘Ik voel mij daardoor in zekere zin verbonden met het koningshuis.’

Hongsamat had voor wijlen koning Phra Chaoyuhua Bhumibol Adulyadej (1927-2016), beter bekend als Rama IX en Bhumibol de Grote, veel respect. ‘Vanwege zijn inzet voor het volk. Hij heeft voor het land gezorgd als een vader voor zijn kinderen.’ Hij vertelt dat de koning bijvoorbeeld projecten had opgezet voor kansarme boeren op het platteland van Thailand.

Hongsamat, die jaarlijks naar zijn land van origine gaat, heeft de koning thuis herdacht. ‘Ik kon helaas niet bij de crematie aanwezig zijn. Ik heb ‘t op televisie gevolgd.’ Het land was een jaar in rouw, alvorens definitief afscheid van de koning werd genomen.‘Festiviteiten werden bescheiden gevierd. Mensen droegen vanaf het moment dat hij overleed rouwkleding. Je moet je voorstellen dat werkelijk het hele land een jaar lang in het zwart gekleed was.’

Op de vraag of Hongsamat verschil ziet tussen de relatie van Thaise mensen met het Thaise koningshuis en Nederlanders met het Nederlandse koningshuis, zegt hij: ‘De Thai zullen nooit met gebrek aan respect over het Thaise koningshuis praten. De Nederlander heeft over het algemeen bedenkingen bij het Nederlandse koningshuis. Het vermogen en nut ervan wordt ter discussie gesteld.’

Alisa Saeng-Arun op ten Berg zegt dat ze zich zorgen maakte toen de koning overleed. ‘Ik was verdrietig. Ik vroeg me af wat er met Thailand zou gebeuren nu hij er niet meer is.’ De vertaler uit Tilburg woont vijftien jaar in Nederland. Om de vier jaar bezoekt ze haar herkomstland. Ze vond de koning ‘bijzonder’. ‘Hij heeft een zeer belangrijke rol in de ontwikkeling van Thailand gespeeld. Ook was hij een verbindende vorst. Bij onenigheden tussen verschillende Thaise groepen zorgde hij ervoor dat het land verenigd bleef.’

Saeng-Arun op ten Berg weet dat de crematie van de koning op een vastgestelde wijze gebeurde, zoals bij eerdere monarchen. Bij het crematorium, dat speciaal gebouwd is voor deze reden, stonden symbolen uit het boeddhisme en hindoeïsme die zijn ‘voortreffelijkheid’ aangaven. Een stoet van staatshoofden uit verschillende landen ging vanaf het koninklijk paleis naar het crematorium. Zelf is ze bij het overlijden naar de Thaise ambassade in Den Haag geweest om het condoleanceregister te tekenen. Ook trok ze samen met andere Thaise Nederlanders naar Amsterdam om daar respect te tonen aan de koning. ’We zongen een lied dat altijd bij speciale gelegenheden voor hem wordt gezongen.’ Op de dag van de crematie keek ze naar de plechtigheden op internet. ‘Familie en vrienden hielden me op de hoogte via sociale netwerken.’

Ook volgens Saeng-Arun op ten Berg kijken Nederlanders heel anders naar het Nederlandse vorstenhuis. ‘Veel Thai hebben respect voor hun koning. Ze zullen alles voor hem doen. Voor de Thai is het koningshuis veel meer dan alleen een symbool van het land.’ Het idee dat het koningshuis slechts een symbool is bespeurt ze wel bij sommige Nederlanders. ‘Ze staan kritisch tegenover het koningshuis en zouden dit instituut het liefst afschaffen, terwijl de Thai hun koning eren.’

Op retorische vragen geef ik geen antwoord

1

Stel, er zouden De tien geboden voor het onderwijs bestaan, dan zou goed contact onderhouden met ouders toch zeker in de top vijf staan. Zo niet in de top drie. Want als ik de ouders niet mee heb, dan kan ik niks bereiken. Ouderavonden zijn dus erg belangrijk. Vorige week was het weer zover.

Als eerste kwam de moeder van Najib. Najib is denk ik de jongste van de klas, het ondeugendste en minst serieuze kind dat je je voor kunt stellen. Hij heeft vier oudere zussen, dus hij is het prinsje en wordt enorm in de watten gelegd. Afijn, daar kwam zijn moeder, één meter vijftig, pittig Marokkaans en ze was niet alleen. Uiteraard was Najib mee, maar er was nog iemand anders. ‘Ja, ik heb mijn nichtje maar even meegenomen, want we waren net aan het shoppen in Oostpoort en toen kon ze net zo goed even meekomen.’

Ik heb al een tijdje een probleem met Najib. Hij heeft vrijdag altijd de eerste twee uren les, Engels, daarna twee tussenuren en daarna nog drie uur les. En ik vind het eigenlijk wel heel toevallig dat hij steevast op vrijdagochtend een afspraak heeft met een dokter of tandarts of naar het ziekenhuis moet en dus altijd pas om 12.00 uur op school is. Ik ben niet goed in statistiek, maar ik heb wel een goeie intuïtie en die zegt me dat het statistisch onmogelijk is dat een leerling week na week op vrijdagochtend om medische redenen de eerste twee uren voor twee tussenuren niet kan bijwonen. Een M staat er dan in Magister, ons digitaal leerlingsysteem, ‘afwezig om medische redenen’. En zijn moeder dekt hem. Zo kreeg ik een appje van haar. ‘Najib is echt naar de dokter geweest hoor!’

Najibs ouders zijn gescheiden en zijn vader speelt volgens zijn moeder niet echt een rol bij de opvoeding. ‘Het blijft natuurlijk z’n vader’, zei ze op de ouderavond. ‘Najib mag naar hem toe wanneer hij wil, dat moet hij verder zelf weten, maar goed, hij trekt zich toch niks van hem aan, dat heeft hij nooit gedaan.’ Achteloos meldde ze de stand van zaken. Op vader hoefde ik mijn pijlen dus ook niet te richten, dat was wel duidelijk. ‘Engels is wel het enige vak waar Najib erg slecht voor staat’, zei ik, om het belang van die eerste twee uur Engels nog maar te benadrukken. Maar het nichtje wist raad. Nadat ze eerst druk had zitten appen met haar telefoon onder tafel (‘ik moet even wat regelen’) kwam ze met een fantastische oplossing. ‘U kunt hem het beste apart zetten, want in zo’n groep kan hij zich niet concentreren.’

Nu is dat in een klas met tweeëntwintig kinderen nogal lastig, zoveel ruimte heeft de lerares Engels niet in haar lokaal. Maar ze bracht me wel op een idee. ‘Nou ja, hij kan er natuurlijk ook zelf voor kiezen om niet bij kinderen te gaan zitten die hem afleiden, zoals Anuar, Youssef of Rayan, hij kan ook bijvoorbeeld bij Juanita gaan zitten.’ Juanita is een rustig meisje bij wie hij zich volledig zou kunnen concentreren op zijn taken. Die oplossing werd niet meteen met beide handen aangegrepen, maar er werd door de dames beloofd dat hij echt zijn best zou gaan doen en dat het allemaal goed zou komen met Engels. En Najib maar grijnzen.

Vrijdagochtend na de ouderavond kreeg ik om 8.42 uur een appje van Najib. ‘Juf, ik ben bij de huisarts.’ Ik dacht dat ik gek werd. Nadat alle smoezen gepasseerd waren (‘de huisarts is maximaal tot kwart over tien open’, ‘de rij is altijd druk en in weekend is het dicht’, ‘ik heb iets op mijn rug waardoor ik niet kan slapen’, en dat was nog niet eens alles!) zei ik dat hij de toets, want hij had die ochtend een toets voor Engels, zou kunnen inhalen in het derde uur. Dus zorg dat je er dan bent.

Om 12.00 uur appte ik hem. ‘Was je nou op school?’ Najib: ‘Ik was gaan eten met Hamza.’ Ik werd voor de tweede keer gek. Najib: ‘Ik had de hele dag niet gegeten. Ik had honger.’ Dat betekende een 1.1: toets gemist zonder geldige reden en geen mogelijkheid voor een herkansing.

Het weekend was tijd voor bezinning. Zaterdag kreeg ik een appje van Najib. ‘Juf, mag ik die toets nog inhalen?’ Alsof er niks gebeurd was, maar op retorische vragen geef ik geen antwoord.

De namen in deze column zijn gefingeerd.

Experts laken Nieuwsuur-uitzending over islam en segregatie: ‘Kletskoek’

1
Steeds meer moslimjongeren in Nederland willen volgens Nieuwsuur leven als de profeet Mohammed. Sommigen vrezen dat dat ten koste van de integratie gaat. Maar is dat ook zo? De Kanttekening vroeg het aan migratiewetenschapper Fenella Fleischmann, antropoloog Thijl Sunier en arabist Jan Jaap de Ruiter.

Er is ophef over een onlangs uitgezonden special van het tv-programma Nieuwsuur waarin geclaimd wordt dat steeds meer jonge moslims naar strikte islamitische regels willen leven. Veel studenten die het leven van de profeet Mohammed willen imiteren zouden daarvoor lezingen bijwonen die worden gegeven door populaire islampredikers zoals Abid Tounssi, voorheen bekend als rapper Salah Edin, en Ali Houri. Het programma stelt daarbij de vraag ‘kun je met deze levenswijze wel integreren in de hedendaagse samenleving?’

Arabist Jan Jaap de Ruiter (Tilburg University), die door Nieuwsuur was uitgenodigd voor een studiogesprek, was daar duidelijk over. ‘Leven zoals de profeet Mohammed gaat niet samen met de westerse normen en waarden. Het risico hiervan is dat deze groep goed opgeleide jongeren zich isoleren van de samenleving. Dit kan leiden tot segregatie.’

Fenella Fleischmann, migratiewetenschapper aan de Universiteit Utrecht, deed onderzoek naar religie, identiteit en discriminatie bij moslimminderheden in Europa. De Nieuwsuur-uitzending maakt volgens haar goed inzichtelijk wat sommige moslimjongeren beweegt, hoe ze tot hun keuzes komen en hoe het proces van toenemende religiositeit kan verlopen. Maar het idee dat steeds meer moslimjongeren strikt leven naar de islamitische regels klopt volgens haar niet. ‘Ons grootschalige onderzoek onder moslimjongeren in vergelijking met niet-moslim-jongeren in Nederland en drie andere Europese landen laat zien dat er gemiddeld over een langere tijd weinig verandert in de religiositeit van moslimjongeren.’ [blendlebutton]

Uit een grootschalige landelijke steekproef uitgevoerd door Fleischmann en andere onderzoekers over een periode van twee jaar blijkt dat er een subgroep van rond de twintig procent van alle moslimjongeren bestaat die gedurende deze periode religieuzer wordt. Zo bidden ze vaker en gaan ze vaker naar de moskee. Tegelijkertijd wordt een ongeveer even grote subgroep in dezelfde periode minder religieus. Meer dan zestig procent van de moslimjongeren is stabiel in hun religiositeit. ‘Het blijkt dus niet dat alle en ook de meeste moslimjongeren in Nederland met de tijd religieuzer worden’, zegt Fleischmann. ‘Het is vanuit sociaal-wetenschappelijk perspectief belangrijk om telkens te vermelden dat de groep die toeneemt in religiositeit niet een representatieve afspiegeling is van alle moslimjongeren in Nederland, maar slechts een kleine subgroep.’

‘Wie voor honderd procent de islam praktiseert is voor bijna honderd procent van de samenleving afgekeerd’, zegt De Ruiter in de uitzending van Nieuwsuur. Fleischmann is het daar niet mee eens. Meer islam betekent volgens haar niet per definitie minder integratie. ‘Het is wel vaak zo dat moslims die religieuzer zijn, maar dan heb ik het over volwassenen en niet over jongeren die nog een ontwikkeling doormaken, vaak meer zijn ingebed in de eigen etnische gemeenschap dan minder religieuze moslims. Dat betekent echter niet dat ze daarom compleet gesegregeerd zijn, want meer contacten binnen de eigen groep gaan niet noodzakelijkerwijs samen met minder contacten buiten de eigen groep.’ Voor contacten met autochtone Nederlanders vonden andere onderzoekers in Nederland soms een klein negatief en soms geen enkel verband. ‘Voor de structurele integratie, zoals scholing en arbeidsmarktpositie, lijkt de mate van religiositeit al helemaal geen verschil te maken, althans niet bij de tweede generatie en meer recente immigranten.’

Tweede Kamerlid Zihni Ozdil (GroenLinks) vond de Nieuwsuur-reportage dermate schokkend dat hij Kamervragen heeft gesteld. Hij vraagt de minister van Sociale Zaken onder andere of hij de oproepen tot afzondering tegen ‘het gif van de moderne maatschappij’ bevorderlijk acht voor de integratie en emancipatie van jonge Nederlanders met een migratieachtergrond.

Ook Fleischmann vond de uitzending polariserend. ‘Persoonlijk vraag ik me af of de tegenstelling zo groot is zoals in het gesprek in Nieuwsuur wordt gesuggereerd. In zo’n debat worden snel vergelijkingen gemaakt die de verschillen tussen groepen nodeloos op scherp stellen. Er werd bijvoorbeeld gezegd dat alcohol overal is in de Nederlandse samenleving en dat moslims die daarmee niet in aanraking willen komen zich daarom buiten de samenleving plaatsen. Door zo’n argumentatie wordt het bijna normatief om alcohol te drinken, terwijl er toch ook geheel los van het islamdebat steeds meer stemmen opgaan om het gebruik en aanbod van alcohol, vooral om gezondheidsredenen, wat meer aan banden te leggen.’

Antropoloog Thijl Sunier, hoogleraar Islam in Europese Samenlevingen aan de Vrije Universiteit Amsterdam en voorzitter van de Netherlands Interuniversity School for Islamic Studies, reageert heel kritisch op het beeld dat door Nieuwsuur is geschetst van jonge moslims. ‘Ik vind het ongelofelijk overdreven. Dat jongeren zich willen verdiepen in hun religie wordt onterecht geproblematiseerd met het idee dat de integratie onder druk zou staan.’ De hoogleraar meent dat moslims te makkelijk als ‘salafistisch’ gelabeld worden en op één hoop worden geveegd. ‘De zoektocht van deze jongeren een ongewenste ontwikkeling noemen begrijp ik gewoon niet, het is volkomen misplaatst.’

Dat veel moslimjongeren zich aangetrokken voelen tot populaire islampredikers en naar lezingen gaan waar het gaat om de vraag ‘hoe kan ik een betere moslim zijn?’, is volgens Sunier geen vreemde ontwikkeling. ‘Het zijn meestal jongeren van begin twintig die heel serieus op zoek zijn naar een manier om hun religie te kunnen praktiseren binnen deze samenleving. Om dat weg te zetten als een integratieprobleem en gevaar is werkelijk te gek voor woorden. Betekent dat ook dat wanneer een niet-moslim niet naar muziek wil luisteren of geen alcohol wil drinken, we ook dat gaan problematiseren? Ik vind het heel kwalijk dat De Ruiter op deze manier heel snel een oordeel velt over keuzes die mensen maken.’

Volgens Sunier is er geen ‘één op één link’ tussen meer islam en minder integratie. ‘Dat is kletskoek. Het is ontzettend kort door de bocht. Er is zeker een link tussen religie en integratie, maar integratie heeft ook met een heleboel andere dingen te maken. Het is een te beperkt perspectief op wat er aan de hand is. Ik vind het erg jammer dat iemand als Jan Jaap de Ruiter daarin meegaat en niet zegt ‘wacht is even, dit klopt helemaal niet’.’

Sunier: ‘Wat die jongeren in feite zeggen is ‘ik probeer als goede moslim te leven’. Hoezo gaan we er van uit dat wanneer jongeren een bepaald soort persoonlijke religiositeit ontwikkelen en zich daarin verdiepen, het ten koste gaat van iets anders, bijvoorbeeld de integratie? Dat is zo’n simplistische opvatting over religie. Religie is niet iets wat daarnaast staat, het is onderdeel van de samenleving.’ Dat is volgens de hoogleraar precies wat deze jonge mensen proberen duidelijk te maken. ‘Dat de islam een onlosmakelijk onderdeel is van hun leven in Nederland en niet iets is wat daarnaast staat. Ik vind deze reportage en het commentaar erop echt een gemiste kans. Het is weer een actie voor de bühne. Jongens, waar zijn jullie mee bezig?’

De Ruiter, die hard wordt bekritiseerd voor zijn uitspraken tijdens de uitzending, blijft achter zijn woorden staan, maar hij brengt wel nuance aan. ‘Ik heb daar meer als privépersoon dan als arabist gezegd wat ik ervan vond. Ik heb gezegd dat als je de islam praktiseert zoals die predikers het van je vragen, dan wordt het helemaal niets met de integratie. Mijn kritiek is alleen voorbehouden aan deze vorm van de islam en niet aan alle praktiserende moslims. Ik weet uit eigen ervaring dat heel veel moslims veel soepeler omgaan met zulke kwesties.’ Hij benadrukt dat hij goed begrijpt waarom er zo veel kritiek is geuit. ‘Deze moslims worden natuurlijk in hun essentie aangesproken. Als je persé mannen en vrouwen wil scheiden, niet naar plekken gaat waar muziek wordt gedraaid of alcohol wordt geschonken, dan ben je in Nederland gauw nergens meer. Waar kan je dan nog wel komen?’

De Ruiter trok volgens critici onterecht een link tussen het luisteren van muziek en drinken van alcohol en de integratie van moslimjongeren. Zijn deze punten een maatstaf voor integratie? ‘Nee, natuurlijk kan je voor jezelf beslissen om niet te drinken of geen muziek te luisteren. Ben je dan niet geïntegreerd? Je hoort er natuurlijk wel bij. Ook moslims die zich helemaal afkeren van de samenleving horen erbij’, zegt hij. Een maatstaf voor integratie is volgens hem dat je als lid van een samenleving in staat bent met iedereen te communiceren en om te gaan, ook met personen van wie je de levenswijze compleet afwijst. ‘De banale dingen als muziek en alcohol zijn dus meer de uitingen daarvan. Als je deze criteria toepast op de groep in kwestie, ben ik de eerste die zal zeggen ‘natuurlijk kan je ook zo leven, als dat jouw keuze is moet je het vooral doen’. Ik vind het alleen niks.’ [/blendlebutton]