11.7 C
Amsterdam
Home Blog Pagina 879

‘Leren verloopt via de moedertaal, dát is de springplank’

0
De PO-Raad adviseert basisscholen de moedertaal van leerlingen niet te negeren, maar juist te benutten. De Kanttekening besprak de kwestie met taalexperts. “Als je woordenschat in je moedertaal groot is, dan helpt dat bij de woordenschat in je nieuwe taal.”

Gebruik de moedertaal bij het onderwijs op de basisschool. Dat is de belangrijkste aanbeveling uit boekje Ruimte voor nieuwe talenten van de PO-Raad, de vereniging van schoolbesturen in het primair onderwijs. In het boekje, dat onlangs is verstuurd naar alle basisscholen, wordt rigoureus afgeweken van de koers van de afgelopen twintig jaar. Tot nu toe vond men dat de moedertaal in het onderwijs de integratie van kinderen met een migratieachtergrond in de weg staat. Onder kinderen met een migratieachtergrond wordt dan verstaan: kinderen die recentelijk vanuit een niet Nederlandstalig migratieland naar Nederland zijn verhuisd.

Maaike Hajer, auteur en lector taaldidactiek aan de Hogeschool van Utrecht, stelt dat verschillende factoren bijdragen aan het snel aanleren van een nieuwe taal. Eén daarvan is het gebruiken van de moedertaal als brug naar de Nederlandse taal. Dat geldt niet alleen voor de eerste fase, maar ook later op de basisschool als het kind zich op al goed verstaanbaar kan maken. “Ook als je dagelijkse communicatie op school in het Nederlands al goed verloopt, is het nog niet gezegd dat alle vakken volledig in het Nederlands kunnen. Het leren van kinderen verloopt via de moedertaal, dát is de springplank”, aldus Hajer.

De PO-Raad komt met aanbevelingen aan basisscholen om de veeltaligheid niet te negeren, zoals tot nu toe vaak wordt gedaan, maar juist te benutten. Bij het leren van het Nederlandse alfabet en andere vakken, worden leerkrachten aangemoedigd om bijvoorbeeld vertaalapps te gebruiken of Google Translate. Zo kunnen jonge kinderen prentenboeken die worden voorgelezen beter begrijpen als zij vooraf op internet de boeken in de moedertaal hebben gehoord en gezien. Ook wordt geadviseerd om in het beeld- en tekstmateriaal dat de klas gebruikt de taal- en cultuurdiversiteit van de leerlingen te laten terugkomen.

Elma Blom, linguïst en universitair hoofddocent orthopedagogiek aan de Universiteit Utrecht, is blij met de aanbevelingen van de PO-Raad. “Kinderen die nieuw in Nederland zijn en de taal niet of nauwelijks beheersen, moeten én een nieuwe taal leren én schoolvakken leren. Zeker in het begin kan ondersteuning in de moedertaal hen helpen de schoolstof in zich op te nemen”, zegt Blom. “Kinderen met een migratieachtergrond komen de thuistaal niet tegen in het onderwijs. Dat kan verklaren waarom sommige kinderen wat achterblijven op school. Je negeert daarmee een belangrijk deel van dat specifieke kind, de identiteit, maar maakt ook geen gebruik van kennis die het kind heeft. Kennis waarmee je iets kunt doen. Als je woordenschat in je moedertaal groot is, dan helpt dat bij de woordenschat in je nieuwe taal. Ook het aanbieden van de schoolstof in de moedertaal, naast het Nederlands, kan kinderen helpen om verbanden te leggen met opgedane kennis in het land van herkomst.” Volgens de linguïst is het wel lastig om de verschillende moedertalen een plekje te geven in het onderwijs. Een doorsnee leraar heeft geen kennis van al die verschillende talen. “Het vraagt meer van het onderwijs, van andere docenten. Misschien kunnen zelfs ouders een rol spelen in de klas.”

Creëer je daarmee geen achterstandsscholen? Blom: “Dat hangt af van hoe je het organiseert, je kunt kinderen met een vergelijkbare achtergrond bij elkaar zetten maar je kunt ook mixen. Hoe is niet zo eenvoudig, daar moet over nagedacht worden. Je moet geen situatie creëren waarin groepen kinderen zich kunnen afsluiten door een taal te spreken die de andere kinderen niet begrijpen. Bij scholen die daar meer ervaring mee hebben, zie je bijvoorbeeld dat de schooltaal wel Nederlands is, maar dat er ook momenten zijn waarop kinderen met dezelfde moedertaal in groepjes samenwerken en daarbij hun moedertaal mogen gebruiken.”

Susan Delsing, NT2-docente voor nieuwkomerskinderen, gebruikt tijdens de lessen bewust alleen de Nederlandse taal. “De kinderen komen vaak helemaal blanco qua taal in de klas. Zij leren door met die taal bezig te zijn. Door herhaling en door Nederlands te spreken, krijgen zij de taal onder de knie. Dan werkt een andere taal niet ondersteunend. Onderling gebeurt dat natuurlijk wel, als kinderen die het snel oppikken het uitleggen aan klasgenootjes die wat langzamer zijn.” Het enige hulpmiddel dat zij tijdens de lessen inzet zijn ouderwetse woordenboeken. “Vluchtelingenkinderen komen veel uit Syrië, Irak, Afghanistan en Eritrea. Voor deze kinderen zijn er woordenboeken. Alleen een Nederlands-Dari lexicon, de taal die wordt gesproken in Afghanistan, kan ik nergens vinden. Dat is een probleem. We proberen ze daarom te koppelen aan Afghaanse kinderen die al langer hier wonen.” Daar kan Delsing zich wel vinden in het advies van de PO-Raad, dat de moedertaal niet wordt genegeerd maar een plekje krijgt op school. “Op de scholen waar kinderen met een migratieachtergrond zitten, zouden docenten en vertrouwenspersonen moeten rondlopen die de taal van die kinderen spreken. Niet om de taal te leren maar om de communicatie beter te laten verlopen”, zegt Delsing. “De kinderen zullen zich daardoor veiliger voelen. Soms gebeuren er dingen in de klas, een ruzie tussen leerlingen die je niet kunt sussen, omdat je niet snapt wat er aan de hand is. Of een leerling die ergens mee zit, maar met wie je niet kunt praten. Dan is het fijn als er iemand is die kan tolken.”

‘Zuid-Afrika leert ons ootmoedig te zijn’

0
‘Driehonderd jaar geleden begon onder Nederlands beheer een experiment met de multiculturele samenleving’, zegt Hans Goedkoop over de aanwezigheid van de Nederlanders in Zuid-Afrika.

De Nederlandse publieke omroep NTR en het Rijksmuseum besteden drie maanden lang aandacht aan de rol van Nederland in de Zuid-Afrikaanse geschiedenis. Het Rijksmuseum doet dat met een tentoonstelling die te bezoeken is tot 21 mei. Historicus en presentator Hans Goedkoop presenteerde de afgelopen weken bij de NTR de zevendelige serie Goede hoop.

Waarom voelden jullie de behoefte een serie te maken over Zuid-Afrika?
‘Het idee kwam van Martine Gosselink van het Rijksmuseum. Ze benadrukte dat het Rijksmuseum de taak heeft om naast de heldenverhalen ook de rafelranden van de Nederlandse geschiedenis onder de aandacht te brengen. Daarna werd de samenwerking met NTR beklonken. Ik kom van moederskant uit een koloniale familie, mijn opa werd geboren in Nederlands-Indië. Ik ken de koloniale blik die het koloniale leven als mooi, goed en rechtvaardig voorspiegelt. Maar ik ben ook historicus en ik ken het anti-koloniale wereldbeeld dat wij tegenwoordig hebben. Ik zag dit initiatief van het Rijksmuseum als een gelegenheid om het veel onbekendere verhaal uit onze koloniale geschiedenis namelijk dat van Zuid-Afrika onder de aandacht te brengen.’

Wat zochten de eerste Nederlanders in Zuid-Afrika?
‘Aanvankelijk zochten ze een waterpost. Halverwege de reis naar Indië moest er vlees, water en groente ingeslagen worden. Maar omdat de lokale bevolking niet genoeg water, groente en vlees kon leveren werden er ook boeren en slaven naar toe gebracht. Zo ontstond er zonder dat men daar op uit was een kolonie.’

Jan van Riebeeck stond aan het hoofd van de kolonie, wat was hij voor man?
‘Hij was een ambtenaar van de VOC die in Indië dingen moet hebben gedaan die niet door de beugel konden. Hij is bestraft voor oneerbaar gedrag. Hij was uit op rehabilitatie, de VOC heeft toen gezegd ga jij maar naar die rotplek in Afrika. Het was een heel lastige plek want er was niks. Er was wel een inheemse bevolking maar die hadden geen steden, dorpen of wegen. Ze trokken door de savannes.’

Hoe verliep het contact met de inheemse bevolking?
‘Van Riebeeck heeft een logboek bijgehouden. Als je dat leest dan zie je dat hij in het begin geïnteresseerd was in de lokale bevolking. Zo schrijft hij op een gegeven moment over de hoofdmannen die een dierenvel droegen ‘het zijn net praalhanzen’. Een ironisch woord voor regenten in de zeventiende eeuw, die met een cape stonden te pronken.’

Doordat er een gebrek was aan blanke vrouwen ontstonden er relaties tussen zwarten en blanken. Hoe ging dat in zijn werk, promoveerden vrouwen tot volwaardige echtgenoten?
‘Witte mannen kregen relaties met de lokale bevolking, die per definitie geen slaaf waren want de VOC verordende dat zij niet tot slaaf gemaakt mochten worden. De Nederlanders moesten hen te vriend houden, vanwege de handel. Witte mannen kregen ook relaties met slavinnen, die vooral uit Azië werden geïmporteerd. Ze kwamen uit landen als Pakistan, Maleisië en Indonesië. In die tijd was het ook betrekkelijk gewoon dat je een slaaf kon vrijkopen. Als je als slaaf was vrijgekocht dan was je ook gelijk gelijkwaardig aan wie dan ook. De VOC had boeren nodig en zo’n vrijgekochte slaaf kreeg daarom vaak een boerderij. Die ex-slaaf was dan een boer zoals alle andere. Ook vrijgemaakte slavinnen konden hoog stijgen door te trouwen. Een mooi voorbeeld is het verhaal van een dochter van een slavin die met een hooggeplaatste Nederlander trouwde en daardoor het enorme landgoed Groot Constantia in haar bezit kreeg.’

Was het dan geen schande dat een blanke man met een zwarte vrouw trouwde?
‘Het verdiende misschien geen aanbeveling, want een huwelijk was een zakelijke overeenkomst, je trouwde vaak zo hoog mogelijk en dat betekende zo wit mogelijk, maar racisme is een veel later verschijnsel, dat is pas in de negentiende eeuw groot geworden. Slavernij was voor die tijd een vanzelfsprekendheid maar werd niet per definitie gekoppeld aan ras.’

Toen de VOC failliet ging namen de Britten het gezag in Zuid-Afrika over. De in Zuid-Afrika geboren Nederlanders trokken het binnenland in uit angst om hun slaven en cultuur te verliezen, nadat de Britten de slavenhandel afschaften. Daarbij werden vele Zoeloes en andere volkeren verjaagd en vermoord. Waarom waren ze zo volhardend om in het land te blijven?
‘Dat is iets wat witte Afrikanen nu nog vaak horen van Europeanen, wat doe jij in Afrika, jij hoort hier toch helemaal niet? Maar als je ouders, je grootouders en zelfs je overgrootouders geboren zijn in Afrika, hoe kan je dan in alle ernst beweren dat je niet in Afrika thuishoort? Toen de VOC failliet ging zaten de Afrikaners van Nederlandse komaf gevangen tussen twee culturen. In Nederland werden deze mensen in de achttiende eeuw niet meer beschouwd als echte Nederlanders. Ze vonden de Afrikaners maar een ruw volk met hun bedenkelijke moraal, ze waren weliswaar christelijk maar krankzinnig streng en vermengd met heidens geloof. Bovendien vond men het Nederlands dat de Afrikaners spraken niet om aan te horen. De Afrikaners van Nederlandse komaf hadden hun eigen cultuur ontwikkeld en die wilden ze koste wat kost behouden.’

Twee eeuwen later is de interesse vanuit Nederland voor de Afrikaners weer helemaal terug. Eind negentiende eeuw en begin vorige eeuw eeuw emigreerden duizenden Nederlanders naar Zuid-Afrika. Wat dreef hen?
‘In de binnenlanden ontdekten de Afrikaners goud en diamanten. De Britten wilden daar ook van mee profiteren waarop de Afrikaners de oorlog verklaarden aan het Britse rijk. De Boerenoorlogen tussen 1880 en 1902 vonden Nederlanders geweldig. Het Britse rijk was de imperialistische grootmacht van de negentiende eeuw. Puur uit afkeer voor de Britten groeide het nationalistisch sentiment bij veel Nederlanders. Ineens werden de Afrikaners als ‘stamverwanten’ beschouwd. Begin twintigste eeuw zie je overal in Europa het nationalisme de kop op steken. Nationale identiteit werd opnieuw gedefinieerd. Zuid-Afrika werd beschouwd als ‘volksverwant’ van Nederland en daarom aantrekkelijk om naar toe te emigreren.’

Ook Hendrik Verwoerd ging toen naar Zuid-Afrika, hij wordt gezien als de belangrijkste vormgever van de Apartheid. Hij was zo sterk voor rassenscheiding dat hij geen zwart personeel duldde. In hoeverre speelde zijn Nederlandse achtergrond een rol bij de totstandkoming van zijn ideeën?
‘De apartheid is voor een deel met goede bedoelingen ontstaan. De gedachte van Verwoerd was dat de blanke christenen een andere achtergrond en een andere cultuur hebben dan zwarten. Zwarten hebben ook recht op hun eigen wereld dus vond hij dat ze gescheiden moesten leven. Ze krijgen hun eigen lap grond en die mogen ze zelf voor een deel gaan besturen, zwarten kunnen daar minister en ambtenaar worden. En dan kunnen zij hun wereld scheppen en wij de onze. Als wij blanken onze eigen wereld scheppen dan moeten we niet die zwarten als onze bedienden hebben. Dat was een principekwestie. In Nederland hadden heel veel Nederlanders sympathie voor dat idee. Na de Tweede Wereldoorlog bleef de heersende gedachte dat de koloniën ooit zelfstandig moesten worden en dat wij ze moesten leiden naar die zelfstandigheid. Dat duurde tot ongeveer de jaren zeventig toen er overal anti-apartheid stemmen opkwamen in Nederland.’

Hoe is het nu gesteld met de rassenscheiding in Zuid-Afrika?
‘In de politiek is de apartheid verdwenen, maar in de economie en in de hoofden van de mensen bestaat het nog. Kleur speelt nog steeds een grote rol. In Zuid- Afrika is het bijvoorbeeld geen taboe om onderscheid te maken, dat gebeurt in Zuid-Afrika heel openlijk zonder gêne, heel anders dan in Nederland waar we de neiging hebben om te doen alsof racisme niet bestaat. In Zuid-Afrika kan een zwarte man zeggen dat hij blanke mensen haat en tegelijkertijd goed contact onderhouden met blanken. In Nederland krijgen Turkse en Marokkaanse Nederlanders moeilijker een stage, maar het is een taboe om te zeggen dat dat komt door hun etniciteit.’

Naast Nelson Mandela heeft ook president Willem de Klerk de Nobelprijs voor de Vrede gekregen, omdat beiden zich ingezet hebben voor het beëindigen van de Apartheid. Toch kreeg Mandela de heldenstatus en De Klerk niet. Na De Klerk is er geen blanke president meer geweest in het land, is de machtsbalans doorgeslagen naar de andere kant?
‘De overheid voert een positief discriminatiebeleid, wat wil zeggen dat niet-blanken voorrang krijgen in overheidsfuncties. Ik heb een blanke universiteitsmedewerker gesproken die haar baan kwijtgeraakt is. Die baan wordt gegeven aan iemand met een donkere huid, die hoogstwaarschijnlijk veel minder gekwalificeerd is. Deze vrouw die als anti-apartheid-activiste gestreden heeft voor de rechten van zwarten is dan ook nog eens zo nobel om te zeggen ‘ik voel hun recht, ik begrijp het, het is alleen hard als het jezelf betreft’. Die discriminatie bestaat, maar witte privileges bestaan ook nog steeds heel erg. We zijn bij een zoon van Verwoerd op bezoek geweest, die zegt dan ‘mijn vader heeft het goed gezien als je die zwarten een beetje macht geeft dan willen ze alles.’ En die man woont in Stellenbosch in een grote villa met gemaaid gras in een hele rijke buurt en zijn buren zijn allemaal blank, waardoor je denkt wat hebben de zwarten dan afgepakt, hoeveel zwarten wonen er zoals jij? Maar dat bedreigde gevoel zit heel diep. De blanken hebben voor een deel hun macht af moeten staan, maar je kan niet zeggen dat de rollen helemaal omgedraaid zijn. Ze hebben door de eeuwen heen zo’n onwaarschijnlijke voorsprong opgebouwd dat ze nog steeds een voorsprong hebben.’

De Nederlandse identiteit zou onder druk staan. Aan de andere kant zijn er steeds meer mensen die racisme en het slavernijverleden als het grootse probleem van Nederland zien. De politieke partijen Denk en Artikel 1 wijzen daarop. Draagt de aandacht voor de geschiedenis en de huidige situatie van Zuid-Afrika bij aan deze discussie?
‘Ik hoop van wel. Er zijn in ieder geval duidelijke parallellen te trekken met Zuid-Afrika. In Nederland zijn we stukje bij beetje bezig een multiculturele samenleving te worden. Van Balkenende mocht je dat niet zeggen, maar je ziet het gebeuren. De partij Denk is de eerste Nederlandse politieke partij op etnische grondslag. Dat is nieuw en dit is nog maar het begin. Hierover ontstaat toenemende paniek. Wat eigenlijk niemand meer weet: driehonderd jaar geleden begon onder Nederlands beheer een experiment met de multiculturele samenleving. Een scheikundig lokaal waar eeuwenlang experimenten gedaan zijn tussen etnische en religieuze groepen. Als je die geschiedenis onder ogen krijgt denk je niet: zo moeten wij het ook doen. Maar Zuid-Afrika laat wel zien dat het worden van een multiculturele samenleving een proces van eeuwen is.’

Is dat ook niet het grootste probleem, dat je partijen op etnische grondslag krijgt, zoals Denk, zoals je ook zwarte en witte politieke partijen hebt in Zuid-Afrika?
‘Ja, maar in Zuid-Afrika zie je ook steeds meer mengvormen. Het ANC verliest stap voor stap de macht. De belangrijkste steden Johannesburg, Pretoria en Kaapstad zijn in handen van de liberale partij Democratische Alliantie. Dat was onder de apartheid een witte partij maar is nu steeds meer gemixt. In Zuid- Afrika is het enorm tot mij doorgedrongen hoe moeilijk een multiculturele samenleving is. Het levert enorm veel spanningen op en daar zullen wij ook in Nederland in toenemende mate mee te maken krijgen. Wat ik probeer is om daar realistisch over te zijn, we zijn decennialang veel te optimistisch geweest, het idee dat nieuwkomers vanzelf zien dat onze samenleving geweldig is en zich moeiteloos aanpassen is ontzettend naïef. In Zuid-Afrika ben ik ervan doordrongen geraakt dat twee dingen je altijd gelijk opvallen in een multiculturele samenleving namelijk: kleding – stand en klasse – en huidskleur. Dat zit in je systeem nog voordat je het begin van een gedachte over iemand hebt. Je kan desondanks proberen een individu te zien maar dat vereist een voortdurende inspanning en zelfbeheersing.’

Nederlanders met een achtergrond in de voormalige koloniën roeren zich steeds vaker. Zo zijn er Surinaamse Nederlanders die herstelbetalingen eisen van de staat. Vindt u het terecht dat blanke Nederlanders op hun geschiedenis worden aangesproken ook al is het lang geleden?
‘Ik voel me niet schuldig, ik ga ook geen excuses aanbieden, omdat ik persoonlijk geen aandeel heb in de verovering van de koloniën. Ik heb begrip voor de woede van de Surinaamse Nederlanders. Er is elk jaar weer gedoe over het slavernijverleden en het slavernijmonument, soms denk je: houdt het dan nooit op? Maar mensen gebruiken de geschiedenis om hun identiteit mee vorm te geven. Dat zal voorlopig niet ophouden.’

Is niet van beide kanten het probleem dat mensen de geschiedenis volledig verweven met hun identiteit?
‘De identiteitspolitiek van de één roept die van de ander op. Dus als de één iets claimt gaat de ander ook iets claimen. Wat zou het mooi zijn als we terug konden naar de zeventiende en achttiende-eeuwse openheid, maar dat lukt ons helemaal niet meer. We stonden te juichen in Europa toen Mandela de macht kreeg, nu zie je dat mensen in Europa veel huiveriger zijn omdat ze merken dat ook in Europa de witte meerderheid de macht moet gaan delen. Dat alleen al leidt tot een enorme backlash. In Amerika zie je dat het witte superioriteitsdenken helemaal weer terug is van weggeweest. Een ander voorbeeld uit ons eigen land is hoe De Telegraaf berichtte over de protesten bij het Turkse consulaat op 11 maart. Te zien was een foto waarbij een politieagent een man op de grond drukte, met daarboven de titel ‘wij zijn hier de baas’. Volgens mij was zo’n kop ondenkbaar een paar jaar geleden.’

Kan hetzelfde gezegd worden van het plan van CDA-leider Sybrand Buma die onlangs voorstelde het volkslied te zingen op scholen?
‘Dat is natuurlijk ook identiteitspolitiek. We gaan het vaderland niet redden door allemaal het Wilhelmus te zingen. Dat slaat echt als een tang op een varken. Nee, dan is thee drinken echt beter! Zuid-Afrika is geen perfect voorbeeld maar op één punt zijn ze verder dan ons, dat is dat ze ondanks de enorme moeilijkheden heel veel contact zoeken met elkaar. Ze zeggen hardop wat ze van elkaar denken. Ze zeggen niet ‘minder, minder, minder’. Omdat iedereen accepteert dat iedereen inwoner is van Zuid-Afrika. Ze roepen niet dat de andere groep het land moet verlaten. De keuze is simpel: of je wordt een multiculturele samenleving of het wordt een bloedbad. In Zuid-Afrika kiezen ze voor de multiculturele samenleving. Als oude koloniale macht zou je daar ootmoedig over moeten zijn. Dat een kolonie die we nooit gewild hebben iets gebracht heeft waar we nu iets van kunnen leren.’

‘Ik voel me soms best ontheemd’

‘Ik ga graag een kritisch gesprek aan met Oost én West. Ik sta in het midden. Beide maatschappijen zijn te macho en te mannelijk’, zegt Rajae el-Mouhandiz.

Als Marokkaans-Algerijnse Nederlandse vrouw voelt Rajae el-Mouhandiz (Larache, 1979) zich ontheemd in de elitaire kunstwereld. Als klein meisje lag de focus op school, maar vanaf de eerste balletles wist ze dat podiumkunst is waar haar hart ligt. Mouhandiz is uitgegroeid tot een internationaal bekende artiest. Ze is al acht jaar achter elkaar als enige vrouwelijke hedendaagse zangeres vermeld in de lijst van de vijfhonderd invloedrijkste moslims in de wereld. Ze is zangeres, componist, producent en muziektheatermaker. De Kanttekening sprak haar over haar eerste muziektheatervoorstelling, Thuis, ontheemd, haar carrière en haar passies.

Onlangs ging je muziektheatervoorstelling Thuis, ontheemd in première. Van oorsprong ben je muzikant, je was zelfs de eerste Marokkaans-Nederlandse vrouw op het conservatorium. Hoe kwam je op het idee voor Thuis, ontheemd?
‘Ik ben inderdaad opgeleid als muzikant en ik heb de afgelopen jaren meerdere albums uitgebracht. Toen ik een Britse beurs won, was het mogelijk voor mij om wat andere kunstdisciplines uit te proberen zoals theater. Toen ik het Amerikaanse concept Hijabi monologen naar Nederland haalde en daar artistiek leider van werd, kon ik proeven wat theater is. Ik wilde zelf niet op het podium, maar juist een podium creëren voor de verhalen van Nederlandse vrouwen met hoofddoek. Ik kwam erachter dat mijn verhaal anders is, ook al deel ik éénzelfde culturele achtergrond als de vrouwen van Hijabi monologen. Ik en vele jongeren met mij, schipperen namelijk tussen twee culturen. Het maatschappelijke debat in Nederland over de Nederlandse identiteit is defensief en agressief. De enige vraag die constant gesteld wordt is: wie is Nederlander? Migratie is dus een groot vraagstuk dat veel emoties losmaakt bij mensen. Nu val ik buiten de boot bij zowel de westerse als de islamitische cultuur, doordat ik vrouw ben en kunstenaar ben ik altijd al een vreemde eend in de bijt geweest. In de cultuur waar ik vandaan kom, de Marokkaans-Algerijnse gemeenschap, is autonoom kunstenaar zijn als vrouw iets nieuws. Door gewoon mezelf te zijn, brak ik met vele plafonds: culturele, religieuze en maatschappelijke. Mijn ouders zijn gastarbeiders en ik bevind me in een elitaire context, namelijk de kunstwereld. Om die reden voel ik me soms best ontheemd. Wat betekent thuis voor iemand? Het is daarom voor mij belangrijk om de context van mijn ouders en grootouders te weten. In de theatervoorstelling neem ik de bezoekers mee door mijn culturele reis door de geschiedenis.’

De muziektheater voorstelling is gebaseerd op je eigen verhaal en een vooronderzoek dat resulteerde in een expositie van portretfoto’s. Waar ging het vooronderzoek over?
‘Voor de expositie heb ik van augustus tot september ongeveer negentig mensen in een arbeiderswijk in Den Haag twee vragen gesteld: wat betekent thuis voor jou en kan je een herinnering delen over toen jij je ontheemd voelde? De antwoorden die ik kreeg waren fascinerend. Na het gesprek heb ik de fotograaf Sander Stoepker gevraagd om de personen te portretteren. Ik ben op bezoek geweest bij de mensen en heb gelijk mijn eigen persoonlijke verhaal verteld. Dat bleek een goede opening te zijn. Door mezelf kwetsbaar op te stellen, durfden de geïnterviewde mensen dat ook te doen. Eén persoon vertelde bijvoorbeeld dat zij zich economisch ontheemd voelde. Zij was al zeven jaar werkloos en in de tussentijd had zij altijd vrijwilligerswerk gedaan, maar kreeg daar niet voldoende erkenning voor. Een andere geïnterviewde deelde dat ze zich lichamelijk ontheemd voelde. Ze was namelijk chronisch ziek geworden in een tijd dat al haar vrienden carrière gingen maken en leuke dingen gingen doen. Doordat zij fysiek niet in orde was, raakte zij vrienden kwijt. Iemand anders voelde zich ontheemd in het twee-sekse-systeem, het idee dat er twee afzonderlijke seksen bestaan, dat heerst in de westerse wereld. De persoon was namelijk transgender en fluïde van sekse en liet zich niet gemakkelijk in één hokje stoppen, maar liep daarom tegen veel problemen op zoals het uitkiezen van een toilet. Wat me het meest verraste is dat sommige mensen zich nog nooit ontheemd hebben gevoeld. Het interview werkte zo goed, omdat ik geen camera meebracht maar één op één gesprekken voerde. Daarnaast is er het stigma dat kunstenaars zachtaardig zijn, dus dat hielp ook mee. Ik heb zulke lieve en warme reacties gekregen en de expositie heeft iets tofs teweeg gebracht in een buurt die vaak negatief in het nieuws komt. De expositie reist nu, van plek naar plek. Dit kunstproject was in feite een vooronderzoek voor de theatervoorstelling.’

Ga je de kunstprojecten ook naar het buitenland brengen?
‘Na de kick-off tour ga ik voor een periode in Marokko de voorstelling verder ontwikkelen, daarna verwerk ik dat met wat ik nu al heb gemaakt. In de winter is de voorstelling helemaal af en dan ga ik er langer mee touren in Nederland. In 2018 ga ik de voorstelling vertalen in de Verenigde Staten. Met een regisseur daar zal ik verder schaven aan mijn spel en techniek en ik zal het stuk daar ook uitvoeren. Ook zal ik in de VS samen met Shayka Reima Yosif een wetenschappelijke laag toevoegen aan het project. De fotoserie ga ik ook naar die twee landen laten verder ontwikkelen en daar mensen dezelfde twee vragen stellen. In Marokko ga ik op zoek naar drie groepen: Zuid-Europese gelukszoekers, asielzoekers die vanuit delen van Afrika Europa proberen te bereiken, maar in Marokko stranden en Marokkaans-Nederlandse jongeren die in Marokko werken. Veel jongeren kunnen namelijk geen baan vinden in Nederland en besluiten daarom om in Marokko in een Nederlands callcenter te gaan werken. Op die manier leren ze ook tegelijkertijd het land van hun voorouders kennen. Als kunstenaar vind ik dit fenomeen natuurlijk heel interessant. In de VS ga ik een andere kant op. Daar wil ik aan mensen vragen wat ontheemding voor hen betekent, naar aanleiding van het aantreden van Donald Trump. In het presidentschap van Trump is het namelijk zo dat veel mensen die anders zijn zich onveilig voelen. Vrouwen beschikken niet meer over hun eigen rechten, de ngo Planned Parenthood krijgt geen subsidie meer, kunstenaars worden gekort en transgenders mogen niet meer zelf kiezen naar welk toilet ze gaan. De VS zet een stap terug als het ware.’

Denk je dat het de taak van kunstenaars is om maatschappelijk betrokken te zijn of zijn dit onderwerpen die je toevallig aanspreken?
‘Ik maak kunst over hele universele thema’s als liefde en esthetiek, maar door mijn positie als vrouw tussen twee culturen heb ik het gevoel dat het mijn plicht is om er iets over te zeggen. Er zijn zo weinig vrouwelijke kunstenaressen die westers en islamitisch zijn, dus daar ligt wel een taak. Deze taak vervul ik niet in praatprogramma’s waar harde debatten worden gevoerd, maar dit doe ik op mijn manier via mijn kunst. Politieke debatten zijn gepolariseerd en niet altijd even oprecht. Een gedeelte ervan is namelijk propaganda voor de eigen partij. Kunstenaars staan aan de zijlijn en hebben een ander belang; ze verbinden, inspireren, raken aan waar het pijn doet en verwonderen. In de maatschappij heb je beide soorten mensen nodig. Mensen voelen zich geïnspireerd door kunstenaars en vaak niet door politici. Dat komt omdat kunstenaars veel meer tijd hebben om te filosoferen over onderwerpen. Ze doen soms tien of zelfs twintig jaar over één project! Journalistiek is ook een vak apart, omdat journalisten vaak maar tot een bepaalde hoogte kunnen gaan. Mensen zijn vaak bang voor een journalist en bij een kunstenaar stellen ze zich vaak opener op. Politiek is de arena van de wereld als het draait om macht en kunst ontwricht deze macht. Het zijn vaak trendsetters. Zo word ik zelf vaak geassocieerd met het feminisme en onbewust ben ik ook een feminist. Ik voer een intern dialoog met mijn identiteit waardoor mijn verhaal persoonlijk is, maar het pionieren dat ik doe als performance artist met mijn roots kan als feministisch worden gezien. Het is een soort plicht die ik voel, een bepaalde levensstijl. Zo wil ik graag meer vrouwen zien in de setting waarin ik zit, maar ik zou me nooit abonneren op feministische magazines, want dat vind ik te passief. Ik ga graag een kritisch gesprek aan met Oost én West. Ik sta in het midden. Beide maatschappijen zijn te macho en te mannelijk. Wat veel mensen niet inzien is dat ik in de islamitische wereld een gerespecteerd kunstenares ben, terwijl ik geen hoofddoek draag en geen heilig boontje ben. Toch mag de islamitische wereld vaker een podium geven aan vrouwen met een mening. De weinige momenten dat ze in de publieke sfeer te zien zijn, geven ze vaak alleen kritiek op het Westen waardoor een intern debat, over wat er nog krom is binnen de islamitische cultuur. spaak loopt. Ik heb dus een feministische kant, maar dat komt puur door het beroep dat ik uitoefen en de intellectuele leegte die ik opmerk.’

Een ander onderwerp dat een grote rol speelt in het theaterstuk is kolonialisme. Hoe past dit in de rest van de show?
‘Kolonialisme komt in mijn kunst vaak metaforisch aan bod. Zo is er een oud-Afrikaans gezegde dat ik erg mooi. ‘Zolang de leeuw niet leert om z’n eigen verhaal te vertellen, zullen alle verhalen de jager ophemelen.’ Dat betekent in de huidige Nederlandse maatschappij dat zodra je in een multiculturele samenleving gaat leven, je niet meer slechts één verhaal kunt vertellen. Dus het verhaal van de jager over de trots van de VOC mag niet meer overheersen. Natuurlijk is het zo dat als je teruggaat in de geschiedenis dat ieder volk elkaar zowat heeft gekolonialiseerd, maar de verhalen van de groepen die naar Nederland zijn gekomen, zijn nog steeds niet opgenomen in de geschiedenisboeken. En als het wel zo is, dan is het vanuit een eurocentrisch perspectief. Er heerst een enorme verontwaardiging over de gifgasaanval in Syrië. Deze mensen zijn zich echter niet bewust van het feit dat de Spanjaarden in 1925 gifgasbommen, mosterdgas hebben losgelaten in de Rif. Dat is ook een reden dat veel Marokkanen naar Nederland zijn gekomen. Als je niet alles weet van de geschiedenis, snap je niet waarom groepen zich op een bepaalde manier gedragen. De meeste mensen weten niet waarom hun voorouders hier wonen. Eurocentrisme in geschiedenisboeken kan alleen als het gebaseerd is op een homogene groep, maar zodra het over een diverse groep gaat, is het noodzakelijk om bepaalde hoofdstukken toe te voegen waarin het vanuit de andere kant wordt bekeken. Op die manier heb je veel meer aansluiting met jongeren met een multiculturele achtergrond die nu enkel de kant van de jager zien. Wanneer je toch voet bij stuk houdt, ontken je eigenlijk de geschiedenis van bepaalde groepen mensen. Zelf wilde ik dit verhaal verwerken in mijn theaterstuk zodat de kijkers ook weten uit wat voor gezin ik kom. Doordat ik het in een theaterstuk verwerk, doe ik het zonder te oordelen. Theater kan ons helpen met de koers bepalen om te kijken waar we heen gaan, zodat de geschiedenis zich niet herhaalt. Dat hoop ik bij te kunnen dragen.’

Wie zijn je idolen?
‘Ten eerste ben ik fan van iedereen die zijn dromen najaagt, maar toch springen er wel een paar uit. Ik merk wel dat steeds meer van mijn idolen overlijden. Zo keek ik bijvoorbeeld enorm op tegen Muhammad Ali, he floats like a butterfly and stings like a bee. Hij brak een plafond in een tijd waarin er veel not done was en dat deed hij met charme. Hij was niet alleen een topsporter, maar hij was ook heel filosofisch. Daarnaast liet hij iedereen in zijn waarde, hij had wel een scherpe mening maar iedereen voelde zich comfortabel bij hem. De boodschap die ik van hem heb meegekregen is glimlach naar iedereen en ga nooit met je vinger wijzen. Zijn foto alleen stelt mij al gerust. Malcolm X is ook één van mijn grote idolen. Hij heeft natuurlijk een enorm plafond doorbroken en wat hem ook zo aantrekkelijk maakt, is dat hij heel menselijk is. Hij heeft veel fouten gemaakt, maar hij heeft een filosofie ontwikkeld waarin hij in het hol van de leeuw durfde te kruipen met een rechte rug. Hij heeft jongeren van verschillende culturen hoop gegeven dat de wereld veranderd kan worden en dat we allemaal deel van de oplossing kunnen zijn. Helaas is het zo dat als ik kijk naar de Black Lives Matter Movement in 2017 er eigenlijk niet veel veranderd is. We moeten in een periode terechtkomen waarin we het kunnen hebben over echt belangrijke onderwerpen, zoals universele mensenrechten, klimaat en gelijkheid.’

‘De Palestijnen willen echt vrede’

0
Een Israëlische ex-soldaat en een Palestijnse ex-strijder brengen samen de boodschap van vrede. Assaf Yacobovitz en Jamil al-Qassas kwamen onlangs naar Nederland met de boodschap “beide partijen moeten elkaar als mensen gaan zien”. De Kanttekening sprak hen.

De Israëliër Assaf Yacobovitz zat bij de Israëlische luchtmacht en voerde bombardementen uit op Palestijnse doelen en de Palestijn Jamil al-Qassas maakte deel uit van de eerste intifada, een opstand tegen Israël en pleegde een aanslag. De twee waren vroeger vijanden, maar hebben al jaren de wapens neergelegd. Ze kwamen elkaar tegen bij de vredesorganisatie Combatants for Peace en zijn nu vrijheidsstrijders. Over hen en over de andere activisten van beide kanten is de film Disturbing the Peace gemaakt, waarmee zij de wereld over trekken, met een boodschap voor vrede en geweldloos verzet. Onlangs gaven zij in het debatcentrum De Balie in Amsterdam een lezing over vrijheid.

Combatants for Peace bestaat uit voormalige Israëlische soldaten en Palestijnse strijders, die tegen de bezetting en tegen het aanhoudende geweld zijn. Hun boodschap vindt nog maar weinig navolging in Israël en daarbuiten en de twee worden aan hun eigen kant gezien als verraders. Maar ze hebben een sterk geloof in empathie en geven de moed niet op. “Israëliërs en Palestijnen moeten echt leren om vreedzaam naast en met elkaar te leven en elkaars mensenrechten te respecteren”, zegt Yacobovitz.

Assaf en Jamil willen vooral laten zien dat we allemaal mensen zijn. Met hun organisatie proberen ze de cirkel van geweld te doorbreken. “Ik dacht altijd dat Israël niet geïnteresseerd was in vrede, zeker de jongeren niet, maar bij Combatants for Peace zaten veel jonge Israëliërs die juist wel vrede wilden en daar aan werkten, ze willen niet het leger in en deelnemen aan het geweld. Dat vragen ze ook van de Palestijnen”, vertelt Jamil. Het begin was lastig voor hem. “Ik vond het moeilijk om Assaf te ontmoeten, omdat hij militair was geweest en misschien wel mijn broer had gedood.” Dat was anders voor Assaf. “Ik was onder de indruk van Jamils innerlijke rust. Hij was echt zichzelf, maar had wel een moeilijk verhaal. Inmiddels zijn we goede vrienden, reizen we samen en heb ik zijn humor leren kennen en de verhalen over zijn kinderen en familie. Voor mij is hij geen Palestijn, maar Jamil.” Dat is volgens de twee de essentie van het probleem. Beide partijen moeten elkaar als mensen gaan zien.

Hun werk voor Combatants voor Peace ligt gevoelig thuis, bij vrienden en familie. Jamil: “Er kwamen mensen naar me toe die vroegen waar ik mee bezig was, omdat ze vonden dat dit niet de echte Jamil was. Sommige vrienden praten niet meer met me. Mensen die tegen het vredesproces waren. Maar over het algemeen is er nu acceptatie. In de eerste intifada nam ik deel aan het geweld, maar ik zag geen verandering. Niet bij andere Palestijnen, maar ook niet bij mezelf. Nu met Combatants for Peace heb ik wel het idee dat we dingen veranderen en een dialoog voeren voor verandering. Het is nu nog klein, maar die verandering wordt steeds groter. Er komen nu Palestijnen bij onze organisatie, die bij de autoriteiten werken en dat helpt. Daardoor komt er steeds meer acceptatie aan de Palestijnse kant voor wat wij doen.” De omgeving van Assaf reageerde wat beter. Assaf: “Ik kom uit Tel Aviv uit een links milieu en mijn familie is ook links georiënteerd. Dus ik kreeg redelijk wat steun en waardering. Maar voor veel Israëliërs in onze organisatie geldt dat niet. Die worden er echt op aangekeken door familie en vrienden.”

Beide partijen staan al lang vijandig tegenover elkaar en beschuldigen elkaar ook van alles dat fout gaat. Het blijft moeilijk om het vertrouwen van de andere kant te winnen. Jamil: “Beide partijen kennen de andere kant niet echt. De Israëliërs kennen de Palestijnen niet en weten alleen dat er Palestijnen zijn die ze willen doden, uit hun huizen willen schoppen of wraak nemen. Ze weten niet dat een groot deel van de bevolking in vrede gelooft, de Palestijnen nemen genoegen met slechts 22 procent van het oorspronkelijke Palestijnse gebied, terwijl de Israëliërs denken dat ze alles willen. De Palestijnen zien alleen de onderdrukking van de regering van Netanyahu, die erg radicaal is. In hun ogen hebben de Israëliërs sinds de Oslo-akkoorden geen enkele stap richting vrede gedaan en zijn er alleen maar meer bezettingen bijgekomen. Ik snap dus heel goed dat de Palestijnen niet meer in een oplossing geloven. De Palestijnen willen echt vrede en ze hebben het meer nodig dan de Israëliërs.” Er is al vaak geprobeerd om vrede in het Midden-Oosten te brengen, maar geen enkele poging leidde tot succes. Toch denken Assaf en Jamil dat zij wel kans van slagen hebben. Assaf: “Wij hebben geen andere keus dan samen te staan zoals we dat nu doen. Zelfs nu we nog niet veel invloed hebben, voelt dit als iets noodzakelijk, iets dat we moeten doen. Stap voor stap worden we groter en sterker. Duizenden mensen komen op onze activiteiten af en sluiten zich bij ons aan, van beide kanten. We moeten wel onthouden dat we niet de enige organisatie zijn die dit doet, maar wij zijn de enige organisatie die doet wat wij doen. Gelukkig zijn er aan beide kanten organisaties die net als ons een andere realiteit proberen te creëren. Een realiteit van mens tot mens. Het gaat om samen handelen en dingen doen, niet alleen maar om het samenzijn en om samen het onrecht, het geweld en de bezetting aan beide kanten te bestrijden. Samenwerking is het doel en zal uiteindelijk het resultaat zijn van ons werk. Maar daarvoor moeten we elkaar wel eerst ontmoeten, samenkomen, elkaar onze persoonlijke verhalen vertellen, elkaars vertrouwen winnen en elkaar erkennen.”

Het daadwerkelijk benoemen van een oplossing is moeilijk voor de twee voormalige strijders. Assaf: “Ik denk dat het verkeerd is om in dit deel van de discussie gezogen te worden. Een discussie die een oplossing probeert te formuleren en zelfs met allerlei mogelijkheden komt om een oplossing te formuleren. Dat is een grote fout. Want die discussie stuit steeds weer op problemen. Net als de cirkel van geweld is er een cirkel van discussie, die zichzelf steeds weer herhaalt en het gaat nergens heen. Net als het verbreken van de cirkel van geweld, wat wij proberen te doen, willen we ook de cirkel van een futiele discussie doorbreken, die ons nog nooit verder heeft gebracht. Dat doen wij door aan te geven hoe we de dingen graag zien, namelijk een wereld zonder geweld, waar mensen met elkaar verbonden zijn en vertrouwen hebben in een wereld met Palestijnen en Israëliërs samen. Daar geven wij vorm aan door echt vanaf de grond met mensen te werken en het geweld en de ongerechtigheid te veroordelen. We hebben veel mensen binnen onze organisatie die een oplossing steunen. Sommigen willen een tweestatenoplossing, anderen streven naar één staat en anderen zien liever een confederatie. Maar wij zijn voor een tweestatenoplossing.” Ze hebben nog een lange weg te gaan. Jamil: “We hebben veel tijd nodig en het zal lang duren. We moeten echt het denken van mensen veranderen en dat kost tijd. We willen naar een oplossing toe die voor beide kanten werkt. We zullen onze hoop niet verliezen en altijd onze idealen met de mensen om ons heen blijven delen.”

Ook de politiek kan daarbij nog wat doen, maar dat is niet de insteek van Combatants for Peace. Assaf: “Wij hebben allemaal deelgenomen aan de cirkel van geweld en we nemen daar allemaal onze verantwoordelijkheid voor, maar daar zijn we uitgestapt en nu werken we schouder aan schouder, zonder geweld en zonder ongerechtigheid. Als we dat zien, dan verwerpen we dat. We hopen dat onze invloed op politiek niveau ook mogelijk is, door een grote gemeenschap te zijn, waar men niet meer omheen kan. Dat is onze manier om de politiek te beïnvloeden. Wij werken van onder naar boven. We bedrijven dus al een vorm van politiek en bij het volk krijgen we steeds meer betekenis en invloed, maar bij de politieke partijen moet je gewoon maar geloven dat wat je doet een invloed heeft op mensen en de keuzes die ze maken. Mensen in het parlement kennen Combatants for Peace ook en promoten ons ook. Maar het beïnvloeden van politici is niet ons eerste doel.” Jamil sluit af: “Wij werken met mensen en niet met de politiek. We proberen die politiek wel te veranderen, maar dat doen we door het denken van mensen te veranderen. Die gaan voor de politici stemmen en zo proberen we te zorgen voor verandering.”

‘In de Marokkaanse cultuur helpen mensen elkaar juist heel veel’

0

De roep om vrijwilligers bij voetbalverenigingen wordt luider, zeggen mensen binnen de voetballerij. De schuld daarvoor wordt onder andere door voetbalcommentator Johan Derksen bij Marokkaans-Nederlandse ouders gelegd. De Kanttekening maakte een rondje langs voetbalclubs en sprak met vrijwilligers die zich niet herkennen in het geschetste beeld.

Omar Babouch is vrijwilliger bij VVA Spartaan uit Amsterdam: “Ik heb van alles gedaan. Trainen, gefloten en spelers begeleiden bij wedstrijden. Ik zit nu bijna negen jaar bij de club. Daarvoor voetbalde ik zelf ook maar nu niet meer. Mijn jongen zit nu bij de club. Toen ik hoorde dat ze mensen zochten om bardienst te draaien, heb ik mij direct aangemeld.”
Omar is geboren in de buurt van Marrakesh en woont vanaf zijn vierde in Amsterdam. “Ik snap wel dat het voor mensen soms lastig kan zijn om tijd vrij te maken voor vrijwilligerswerk of voor clubs om mensen, ouders betrokken te krijgen. Maar zelf vind ik het gewoon leuk dat ik mensen kan helpen. In de Marokkaanse cultuur helpen mensen elkaar heel veel. Als je door een willekeurige Marokkaanse stad loopt zie je op straat hoe volstrekt vreemde mensen elkaar helpen, met bijvoorbeeld de weg oversteken. Maar hier zie je dat eigenlijk minder.” Hoe dat komt weet Omar niet precies. “Ik heb een zus hier, maar verder heb ik eigenlijk weinig Marokkaanse vrienden en kennissen. Eigenlijk ken ik ook niemand in mijn persoonlijke omgeving die vrijwilligerswerk doet. Nu moet ik zeggen dat ik ook best wel gericht ben op mijn gezin. En op de club dan.”

Dinsdag, donderdag en zaterdag – en af en toe een zondag – springt Omar bij voor het team van zijn zoontje van 15. “Vroeger gingen vaders wel meer mee met voetbalwedstrijden van hun kinderen. Zelf ben ik er altijd bij, tenzij ik echt niet kan. Als ik kijk naar de ouders die meegaan, dan is het heel cultureel gemixt, ik zie Surinaamse, Turkse, Marokkaanse en autochtone Nederlanders. Maar meestal zijn het gewoon ouders die voetbal echt leuk vinden.”

Ook Bart van Steen, voorzitter van het Utrechtse S.V. Sporting’70 is vrijwilliger. Hij ziet weinig fundamentele verschillen tussen leden met een migratieachtergrond en autochtone leden als het gaat om participatie: “Ik zit al acht jaar in het bestuur, nu drie jaar als voorzitter. We zijn een club met 1.100 leden. Alles wat moet worden gedaan, doen wij zelf. Bij onze club zetten wij ook bewust in op een open en vriendelijke cultuur. Iedereen moet zich thuis voelen, ongeacht kwaliteit of achtergrond. Het is de bedoeling dat iedereen wat doet, maar wel op een ongedwongen manier. Dat krijg je alleen voor elkaar als je goed kijkt naar je individuele leden.” Bij S.V. Sporting ‘70 probeert men vrijwillige inzet van de mensen te organiseren als een verlengstuk van iemands sociale kunnen.
Van Steen: “Mensen moeten het wel leuk vinden. En ja vrijwilligerswerk staat soms op gespannen voet met het drukke bestaan van tegenwoordig.”

De vereniging prijst zichzelf gelukkig met genoeg vrijwilligers. “Je doet het ook voor elkaar, voor de mensen, niet persé voor de club. Ik denk overigens dat het bij heel veel clubs prima lukt. Maar je moet er als vereniging wel wat voor doen.”

Van Steen wil de berichten over problemen met het vinden van vrijwilligers met een migratieachtergrond graag nuanceren. “In Nederland scoren wij heel hoog qua vrijwilligersparticipatie, binnen de EU staan wij helemaal bovenaan. Leden die hiermee zijn opgegroeid snappen zonder veel uitleg hoe wij als vereniging functioneren. Heb je dit niet meegekregen dan is het minder vanzelfsprekend dat je je als vrijwilliger spontaan inzet.” Van Steen ziet hierin ook verschillen per generatie mensen met een migratieachtergrond.

“Sowieso speelt familie vaak een hele andere rol bij mensen met een migratieachtergrond. Als binnen een familie een bredere groep naast de ouders voor de kinderen zorgt dan is het minder duidelijk wie dan de vrijwilligerstaken op zou kunnen pakken. Je ziet bij de huidige generaties migranten dat men al meer gewend is aan de Nederlandse gewoontes als het gaat om vrijwilligerswerk.”

Volgens Van Steen vormen cultuurverschillen slechts een tijdelijk barrière.
“Ik houd het eigenlijk niet echt bij, de etnische cijfers achter onze vrijwilligers. Ik zie alleen dat bij onze leden, of bij leden met ouders die hier al langere tijd zitten, de cultuurverschillen minder groot zijn.”

Van Steen heeft een tip voor clubs die worstelen met vrijwilligersinzet. “Als je meer helpende handen wil hebben, moet je beseffen dat niet alles gewoon is wat jezelf gewoon vindt. Je moet heel erg kijken naar mensen. Verplicht alcohol schenken in de kantine – iets wat sommige mensen niet willen vanuit hun geloof – dat moet je niet doen. Dat van je leden eisen, dat is bekrompen denken. Er zijn genoeg alternatieve manieren om je in te zetten voor een club. Helpen met het paviljoen onderhouden of andere activiteiten organiseren. Maar uiteraard ook: teams begeleiden.”

Zonder dat ze het bij S.V. Sporting ‘70 bijhouden schat Van Steen in dat zo ongeveer een kwart tot een derde van het ledenaantal een niet-westerse achtergrond heeft. De aanwas uit Noord-Utrecht en Overvecht groeit gestaag. “Wat wij horen is dat ouders in de eerste plaats een veilige omgeving willen voor hun kinderen om te voetballen. Wij willen daar met zijn allen goed mee omgaan. En dat lukt geloof ik best goed.”

André Moestaredjo, algemeen bestuurslid bij S.V. Sporting ‘70 is verantwoordelijk voor het vrijwilligersbeleid: “Participatie in de voetbalwereld is in het algemeen een fors probleem, niet alleen rondom mensen met een migrantenachtergrond. Maatschappelijke participatie is overigens ook een probleem buiten het voetbal. Ook Moestaredjo ziet de oplossing in de menselijke maat. “Het belangrijkste is dat je, voordat kinderen lid worden, heel goed de verwachtingen uitspreekt. Maar dan ben je er nog niet. Bij ouders met een migrantenachtergrond moet je dat misschien meer doorlopend blijven herhalen – al hebben veel vaders met een niet-Nederlandse achtergrond zelf ook een voetbalverleden. Zij begrijpen heel goed dat er getraind moet worden en dat iedereen wel eens een bardienst moet vervullen en dat een club trainers of scheidsrechters nodig heeft.”

Iedereen bij S.V. Sporting ‘70 doet taken, maar niet iedereen heeft een officiële functie als bestuurslid. Het aantrekken van officiële bestuursleden met een niet-westerse achtergrond blijft een punt van aandacht. Moestaredjo: “Maar ik denk niet dat wij ontevreden mogen zijn.
Wat denk ik heel belangrijk is – en daar letten wij op – is de persoonlijke benadering. Kijken naar wat werkt en wat niet. Soms is het heel lastig om ouders met een migratieachtergrond te bereiken via de geijkte kanalen als email of telefoon. Dan moet je mensen echt op het veld benaderen als ze hun kinderen ophalen, zodat ze niet buitengesloten worden. Op een of andere manier kan zo’n indruk ontstaan.”

Zelf heeft Moestaredjo een Indonesische achtergrond, maar hij is in Nederland opgegroeid. “Mijn ouders die van de eerste generatie migranten zijn, deden zelf geen vrijwilligerswerk, dus ik ben in die zin wel een trendbreuk, haha”

Moestaredjo ziet ook een andere ontwikkeling: “Wat er bij ons op de club echt is veranderd, is dat inmiddels één derde van de leden vrouw is. En dat is heel bijzonder en leuk en het geeft ook een andere dynamiek aan de vereniging. Het geeft toch een andere sfeer, het is wel leuk en heel bijzonder, ook dat er veel meisjes van allochtone afkomst in zitten. We hebben ook heel wat moeders met een niet-westerse achtergrond die begeleider zijn en meehelpen achter de bar en ik heb eigenlijk nooit iets gehoord van problemen.”

Volgens Moestaredjo is een voetbalvereniging nog één van de weinige plekken in Nederland waar je mensen tegenkomt uit alle lagen van de bevolking. “Dat is iets wat je jezelf als vereniging, maar ook als gemeente moet realiseren. En koesteren.”

Ook Saïd Karkache (47 jaar), is vrijwilliger voor zijn club VVOR (Voetbal Vereniging Oost Rotterdam), of liever, die van zijn zoon: “Een van mijn zoons is 5 jaar en sinds twee jaar ben ik scheidsrechter bij de F’jes. Maar sinds december 2016 doe ik eigenlijk alles door elkaar, B’tjes, maar ook de meiden van 17.”

Karkache heeft zichzelf twee jaar gelden aangemeld. “Van de KNVB hebben we een 20-urige opleiding gekregen tot scheidsrechter. Het wordt met de wedstrijd leuker.” Hij komt oorspronkelijk uit Marokko (Thza) maar woont hier in Nederland vanaf zijn zevende. Hij kom uit een moslimfamilie maar heeft in Namen (België) een kloosteropleiding gehad. “Ja, haha, ik heb samen met mijn broers in een echt nonnenklooster gezeten. Mijn vader was analfabeet maar zijn broer had in België Landbouwwetenschappen gestudeerd. Hij kwam terug en zei tegen mijn vader: “Als je nederigheid, waardigheid, respect en mededogen wil leren kennen, dan moet je naar de katholieke nonnen.”

Saïd weet eigenlijk niet of ze bij VVOR veel vrijwilligers hebben met een migratieachtergrond. “Ik let daar niet zo op. En volgens mij is het ook niet zo’n issue hier. Wel hebben we redelijk wat leden van allochtone afkomst, maar misschien wel minder vrijwilligers. Communiceren schiet niet altijd op als er hele grote culturele of taalkundige barrières zijn, maar uiteindelijk moet je het wel samen doen. Praten moet je. Echt banden scheppen. Vrijwilligerswerk, iedereen kan het doen. Maar niet iedereen heeft de tijd, de zin en de interesse. Het is jammer als sommige mensen dit niet hebben, maar iedereen moet de vrije keuze hebben. Het blijft vrijwilligerswerk.”

In Sri Lanka: ‘Onze boeddhistische identiteit wordt aangetast’

1
De boeddhistische partij Besa Bala Sena in Sri Lanka organiseert rellen tegen moslims. Zij strijdt naar eigen zeggen voor de boeddhistische identiteit. De moslimgemeenschap in Sri Lanka voelt zich daardoor bedreigd en gediscrimineerd. Ondanks de onderhuidse spanningen tussen boeddhisten en moslims zijn veel Sri Lankezen trots op hun religieuze diversiteit. Onze correspondent Sara-May Leeflang doet verslag vanuit Sri Lanka.

In Sri Lanka leeft de moslimgemeenschap in het boeddhistische binnenland. Hoewel de situatie vreedzaam is, zijn er hier en daar onderhuidse spanningen. Zo is de Besa Bala Sena (BBS), de fanatieke boeddhistische nationalistische partij actief in het binnenland. Zij zien Sri Lanka niet als multicultureel, maar willen de boeddhistische identiteit behouden zonder plaats te maken voor minderheden. Hoewel er veel moslims zijn die tevreden zijn over hun leefomstandigheden in Sri Lanka, zijn er tegelijkertijd ook mensen die discriminatie ondervinden vanwege hun religie.

Eén van hen is Zadaf, 23 jaar, moslim en geneeskundestudente. ‘Moslims worden gediscrimineerd en de situatie wordt steeds erger. De meerderheid in Sri Lanka is boeddhist, maar de moslimgemeenschap is groot. De boeddhisten vallen moslims aan. Dat zijn voornamelijk aanhangers van de BBS. De BBS heeft kantoren overal in Sri Lanka, vooral op het platteland omdat daar de mensen makkelijk te manipuleren zijn. De vorige regering steunde de BBS, de nieuwe regering niet. Maar de huidige regering doet ook niets tegen hen, omdat ze teveel macht hebben.’

Volgens Zadaf zit er veel oud zeer bij de moslims in Sri Lanka. ‘De regering doet niets voor ons. Terwijl we worden aangevallen krijgen we geen militaire steun. De BBS doodt onschuldige mensen, ze hebben pasgeleden zelfs een kind gedood. De dader loopt nog steeds op vrije voeten en dat doet ons als gemeenschap erg veel pijn.’ In 2014 waren er rellen tegenover moslims georganiseerd door de BBS. Hierbij vielen vier doden en ruim tachtig gewonden. Huizen werden vernield en duizenden mensen raakten ontheemd.

Zadaf bleef gespaard wat betreft deze gewelddadigheden maar in het dagelijks leven ervaart ze discriminatie. ‘Ik heb één van de hoogste cijfers in mijn klas, maar toch word ik niet toegelaten tot de faculteit van Geneeskunde. Dit komt omdat ik moslim ben. Daarom ga ik in augustus emigreren naar Rusland en daar de komende zes jaar een geneeskundestudie volgen.’

Bodu Bala Sena staat bekend in Sri Lanka om haar nationalistische koers. Sinds ruim tien jaar strijdt het voor een Singalese boeddhistische identiteit in Sri Lanka en minderheden moeten het ontgelden. Ondanks de religieuze koers die zij vaart, zien veel Sri Lankezen de BBS als een politieke partij. Ravi boeddhist, 43 jaar en werkzaam in human resources heeft sympathie voor de gedachte achter BBS. ‘De BBS is corrupt geraakt vanaf het moment dat de organisatie zich heeft gemengd in de politiek. De basisgedachte van de BBS was mooi, maar nu hebben veel politici een belang bij de partij. De BBS wordt gefinancierd door veel ngo’s, maar ook door veel politici. Het is gewoon niet meer geloofwaardig’, aldus Ravi. Volgens Ravi, is de meerderheid van de boeddhistische monniken corrupt. ‘Er is maar een klein deel van de monniken dat het echte boeddhisme uitdraagt.’

Volgens Sampath 56 jaar, boeddhist en freelance commercieel designer is de BBS geen religieuze, maar een extremistische politieke partij. ‘De BBS heeft niks met boeddhisme te maken. Boeddhisme is universeel, voor elk mens hier op aarde. De BBS maakt het nationalistisch, specifiek voor Singalezen. Het maakt boeddhisme sektarisch. Ze waren goede vriendjes met de vorige regering, maar deze regering doet gelukkig afstand van hun slogans. Toch heeft de BBS nog veel steun in het binnenland.’ Volgens Sampath hebben alle religieuze instanties een grote invloed op het regeringsbeleid. ‘Politici worden omgekocht, dat is de normaalste zaak van de wereld. Sri Lanka is het meest corrupte land dat er bestaat.’

Veel monniken praten niet graag over de BBS en vermijden het onderwerp. Rebel Samiti praat echter openlijk. Hij is sinds zijn elfde monnik in een klein plaatsje 50 kilometer van de culturele boeddhistische stad Kandy. Hij heeft een genuanceerde mening over de BBS. ‘Er zitten twee kanten aan het verhaal. Aan de ene kant wordt het boeddhistisch historisch erfgoed vernield en dit erfgoed moet beschermd worden. Ik vind ook dat dit erfgoed beschermd moet worden. Maar de BBS doet dit met geweld en als boeddhist kan ik dat niet goedkeuren.’

Bo, is sinds acht maanden boeddhist en benadrukt dat iedereen, katholiek, moslim of hindoe, uiteindelijk nirvana kan bereiken, met de politiek van BBS heeft ze niets. ‘De reden dat ik boeddhist wilde worden is om nirvana te bereiken. Ik bid naar Boeddha en we praktiseren veel rituelen. Hierdoor veranderen de lichaamsdelen van boeddha in een parel.’ Bo laat een kleine parel zien in een relikwie en zegt dat dit ooit een lichaamsdeel van Boeddha was. Volgens Bo is het boeddhisme universeel: ‘Elk mens kan nirvana bereiken, dat is de essentie van het boeddhisme.’

Toch heerst er wel een bepaald stereotype over moslims onder boeddhisten. Asoka is 42 jaar en woont in een dorpje 15 kilometer van Kandy. In zijn wijk wonen niet zoveel moslims, maar drie kilometer in het plaatsje Gelioya is de moslimgemeenschap groot. Asoka heeft moeite met sommige moslims die hier wonen. ‘Ze maken veel geluid en ze lopen altijd in groepjes van drie, vier over straat. Twintig procent van de moslims, meestal degenen in traditionele kleding, zijn niet zulke aardige mensen.’

Bade 31 jaar en Sam, 29 jaar zijn twee vrienden uit Kandy. Hun ogen lichten op als ze over de BBS beginnen te praten. ‘We steunen de BBS, omdat we de boeddhistische cultuur in Sri Lanka willen beschermen. Dat is wat de BBS goed doet, ze komt op voor de boeddhistische traditie. Die niet verloren mag gaan. Dertig procent van de bevolking is moslim en onze boeddhistische identiteit wordt aangetast.’ Bade en Sam steunen de BBS niet met geld maar via social media. ‘We verspreiden het gedachtegoed door middel van Facebook. De BBS heeft in Kandy veel steun.’

Abdul 67 jaar is moslim, ook hij ondervindt weleens spanningen tussen boeddhisten en moslims maar hij blijft er koel onder. ‘Van de tien mensen zijn er misschien drie onwetend. Zij roepen dingen op straat naar je, omdat ze dronken zijn. Als iemand ons agressief benadert dan laten we het aan ons voorbij gaan, omdat Allah uiteindelijk beslist. Wij hebben niks te zeggen, alleen dat we ons goed moeten gedragen. Hoeveel oorlogen zijn er wel niet begonnen door agressiviteit? Dus als iemand op straat mij aanstoot, dan zeg ik sorry en laat ik deze persoon voorbij lopen.’ Volgens Abdul zijn de meeste mensen goed in Sri Lanka. ‘De monniken weten dat moslims goed zijn en zijn ook niet bang voor ons. Ook de regering discrimineert ons niet. Als je als moslim in een winkel van een boeddhist werkt krijg je meestal de kans om vijf keer per dag te bidden.’

Sommige buitenlanders vragen aan Abdul of Sri Lanka een moslimland is, omdat ze overal moskeeën zien. ‘Overal in Sri Lanka profileren de auto’s en tuc-tuc’s zich met religieuze slogans en beeldjes van Jezus, Boeddha, of Arabische teksten. Zo staat op de ene auto mashallah en op een andere Jesus is my Lord.’

Die diversiteit zorgt er ook voor dat boeddhisten en moslims van elkaar profiteren.
Op 13 en 14 april hebben de boeddhisten officieel het nieuwe jaar ingeluid. Een week van tevoren en een week erna zijn alle boeddhisten vrij. Er gaan grote voorbereidingen gepaard met dit feest. ‘De moslims zijn rijk in deze twee weken, omdat alle boeddhisten hun winkels sluiten en de winkels van de moslims open zijn’, grapt Asoka.

‘Ik vertel nooit tot welke stam ik behoor’

0
Abdi Nageeye (28) was afgelopen maand met een negende plaats de beste Nederlander bij de marathon van Rotterdam. De langeafstandloper heeft een bijzonder verhaal. Nageeye heeft zijn roots liggen in het door hongersnood en oorlog geteisterde Somalië en heeft een broer die in Syrië radicaliseerde. De Kanttekening sprak met hem over zijn sport, de islam en de situatie in Somalië.

Je hebt mooie successen behaald maar je wil ook nog het Nederlands record (2.08.21) van Kamiel Maase verbeteren. Hoe ga je dat doen?

“Ik heb geen superplan. Ik ga gewoon door met trainen. Zorgen dat ik geen blessures krijg. De Amsterdam marathon komt er aan in oktober. Daar kun je goed op ‘tijd’ lopen. Bij een Marathon lopen er ‘tempomakers’ mee. Die doen niet echt mee, maar lopen in de wind – en houden er na 30 kilometer mee op. Bij het WK in augustus lopen er geen tempomakers mee. Het is dan lastiger om op ‘tijd’ te lopen. Je kijkt dan vooral naar elkaar. Niemand wil op kop (in de wind) lopen. Een WK-overwinning behaal je op tactiek, niet op snelheid. Ik denk dat ik een jaar nodig heb om het Nederlandse record te verbeteren. In april volgend jaar ga ik het aanvallen. Maar misschien, als mijn vorderingen sneller gaan, probeer ik het in Amsterdam ook al.”

Wat voor tips kun je geven aan andere langeafstandlopers?

“Heel veel mensen vragen mij: wat moet ik doen? Ik kan maar één advies geven: lekker trainen en goede begeleiding nemen. Lid worden van een club. Goed worden duurt lang, dus je moet er wel voor gaan. Keuzes maken. Ik wilde na mijn studie Commerciële Economie eerst naar de Hogeschool van Amsterdam. Maar ik dacht toen: wil ik wel die schoolbanken in, of kan ik mij beter focussen op één ding? Het werd hardlopen.”

Waar ligt jouw grens?

“Je hebt met hardlopen ook geluk nodig. De jongen die achter mij finishte in Rotterdam, won wel de Boston Marathon. Dat is de oudste marathon van de wereld met een enorm wedstrijdgeld. Als ik in Boston de tijd had gelopen die ik in Rotterdam haalde, dan was ik eerste geworden. Je doet je best. Dat is alles wat je kan doen. Als ik kan zeggen dat ik alles heb gegeven, dan ben ik tevreden. Alles geven: daar haal ik mijn voldoening uit. Ja, ik kan wel een dagje chagrijnig zijn, maar nooit langer dan een dag. Je moet het ook niet te serieus nemen, het is maar sport.”

Je hebt wel eens beweerd dat de Atletiekunie de lange afstand vergeet. Heb je daar later nog last mee gekregen?

“Na die tijd niet, haha. We gingen in gesprek op Papendal en dat was heel fijn. Het belangrijkste was dat wij nu redelijk goede ondersteuning krijgen en een budget. Verder heb ik een hele fijne manager nu die alles voor mij regelt. Dat is heel fijn. Als je goed bent op de lange afstand kun je al heel snel je eigen dingen regelen.”

Hoe zou je jouw jeugd omschrijven?

“Tot mijn vierde woonde ik in Mogadishu. Daarna ben ik naar Ethiopië gegaan, naar Addis Abeba. Ik herinner mij daar niet veel van. Veel vrachtwagens, veel overstappen. We kwamen ook veel tanks tegen. Maar we zijn veilig gearriveerd. Er waren altijd gevechten in Somalië, ook in Mogadishu, maar ik heb daar geen persoonlijke herinneringen aan. Ik hoorde het achteraf. Wij speelden gewoon buiten. Ik heb niks ergs meegemaakt, we hebben geluk gehad.”

Wat is het mooiste aan Mogadishu?

“Het is er mooi weer, er is een prachtige kust. Ik ben later regelmatig teruggegaan. In 2002 zelfs voor twee jaar.”

Hoe ben je in Nederland beland in 1996 en waarom ging je weg? Was er een directe aanleiding?

“Mijn halfbroer was hier eind jaren 80 al naartoe gekomen. Hij was in de gelegenheid om zijn familie hiernaartoe te laten komen. Dat ging gemakkelijker toen. Wij kregen eerst te horen dat we naar Addis Abeba gingen. En toen gingen we vanuit Addis Abeba naar Nederland in 1995, ik was toen bijna zes.”

Waar stond jouw familie in de politieke chaos van burgeroorlog en krijgsheren tussen 1992-2005?

“Als je uit Somalië komt, dan hoor je bij een bepaalde stam. Op die manier hoort iedereen bij een bepaalde club. Maar ik vertel eigenlijk nooit tot welke stam ik behoor. We moeten daar een keer mee ophouden, denk ik. De verdeeldheid tussen de stammen heeft Somalië weinig goeds gebracht.”

Heb je nog familie in Somalië?

“Mijn ouders wonen nog in Somalië, in Mogadishu. Ze hebben het goed. Vroeger was mijn vader boer, met veel koeien en veel land. Nu wordt hij verzorgd door ons, zijn kinderen. Dat is in Somalië je pensioen. In totaal zijn we met 13 kinderen, van twee moeders, dat wel. Het gaat goed met mijn ouders, maar boeren en nomaden op het platteland hebben veel last van de voedselschaarste. Mijn familie kan over het algemeen nog goed voor zichzelf zorgen. En als het echt niet meer kan, dan proberen wij ze te helpen.”

Ben je betrokken bij de huidige situatie in Somalië?

“Ja, ik heb daar wel een mening over. Ik wil zelf een foundation oprichten in Nederland, om scholen te bouwen in Somalië. Ik vind dat ze daar samen iets moeten maken van het land.”

Ben je nog moslim? Wat betekent het geloof voor jou?

“Ik ben altijd moslim geweest. Het geloof is voor mij vooral een privé-aangelegenheid. Ik val er andere mensen niet graag mee lastig. Bidden doe ik niet vaak in de moskee, omdat ik veel aan het trainen ben. Lezen in de Koran is voor mij een moment van bezinning. Rust in je hoofd, vrede, tevreden zijn met wat je hebt. Jezelf niet vergelijken met anderen. Loslaten. Vooral als er dingen misgaan. Dat helpt mij trouwens ook in mijn professionele carrière. Opstaan en weer doorgaan. Beseffen dat dingen die gebeuren altijd een reden hebben.”

Is je kijk op de islam veranderd sinds je in Nederland woont?

“Misschien wel een klein beetje. Al heb je dat zelf misschien niet altijd door. Iemand die in Somalië woont, of in Mekka, en daar opgroeit, zo iemand ziet de islam als iets vanzelfsprekend. Sommige vragen kun je daarom daar ook niet echt stellen, of komen niet eens in je op. Hier wel. Vragen over de evolutietheorie bijvoorbeeld.”

Je bent ook in Syrië geweest. Hoe kijk jij naar de huidige chaos van nu? Voelde je toen al iets van de spanning?

“Mijn halfbroer radicaliseerde op een bepaald moment en wilde mij in Syrië in contact brengen met de islamitische wereld. Mijn halfbroer is niet verder geradicaliseerd, maar woont nu wel in Somalië omdat hij niet meer in Europa wilde wonen. Ik schrik van hoe de mens de wereld kan verwoesten. Dat is echt heel erg. Toen ik zelf in Syrië woonde, was ik er misschien te jong voor om echt te beseffen dat de vader van Assad daar een echte dictatuur voerde. Ik herinner mij wel al die portretten. Een land met één partij aan de macht, dat kan natuurlijk niet. Op school leerden wij dat de Arabische Liga een soort land was. Maar dat klopte natuurlijk niet. Er waren en zijn binnen de Arabische wereld hele grote meningsverschillen onderling. Ondertussen werd ons op school verteld dat Israël niet bestond. Wij wisten niet beter of Palestina had de afmeting van Israël. En dan kom je van school en ga je googelen. En dan bestaat Israël opeens wel en heeft het kernwapens. De oorlog van 68, de Zesdaagse oorlog, stond in de geschiedenisboeken als een overwinning voor Syrië. Pure propaganda. Syrië werd ook gepresenteerd als leider van de Arabische Liga.”

Hoe verklaar jij de opkomst van het islamitische extremisme?

“Heel simpel. Als je mensen jarenlang arm en dom houdt, dan worden ze gefrustreerd en agressief. Dat merk ik als ik in de Arabische wereld ben. Er is zoveel woede en agressie. En er wordt ook wel een soort spelletje gespeeld om de boel te destabiliseren. Waar komen de wapens en het geld vandaan van al die extremisten? Amerika speelt ook een rare rol. Assad is destijds helemaal volgestopt met chemische wapens, tegen Irak, maar ook om zijn eigen mensen te onderdrukken. Nu willen ze van hem af en is er opeens IS. Ik weet het niet. Maar ik weet zeker dat er ook echt serieuze extremisten zijn, die echt geloven in wat ze doen. Het is complex.”

Wat vind je van de ontwikkelingen in Nederland van de laatste 15 jaar? Wat krijg je mee van het populisme en de kritiek op de islam?

“De afgelopen drie jaar was ik weinig in Nederland en ik kijk weinig televisie. Mensen hier zijn gewoon bang. Ze zien wat er in de wereld gebeurt en zijn bang dat het hier naartoe komt. Ik snap dat wel. Als ik bedenk hoeveel ex-Syrië-gangers hier rondlopen word ik zelf ook bang. Maar je kunt beter kijken hoe je extremisme kunt bestrijden dan dat je alle moslims op één hoop gooit.”

Wat vind je het mooiste van Nederland?

“Ik reis heel veel, dus ik kan wel enigszins vergelijken. Nederland is een heel open land. Mensen luisteren naar elkaar. Ik voelde mij hier al heel lang thuis. Ik ben opgegroeid op de Veluwe in Oldebroek. Heel veel mensen klagen, maar ik heb het altijd goed gehad. Ik heb heel veel bijbaantjes gehad: in de supermarkt, stage lopen bij groothandels, commerciële bedrijven, auto’s gewassen. Ik heb het altijd leuk gehad en overal wat geleerd.”

Wat mogen we niet missen als we een keer in Oldebroek belanden?

“Haha, er is echt niks te doen daar. Maar het is er wel heel vreedzaam. Het is een mooi rustig dorpje met een prachtige omgeving, dus als je rust wil, moet je daar zijn. Er is wel een grote crossmotorwedstrijd dichtbij.”

Hoe lang kun je ergens zijn voordat het begint te kriebelen?

“Gemiddeld drie jaar, tot nu toe.”

Ben je actief binnen de Somalische gemeenschap in Nederland? Word je als rolmodel gezien?

“Niet echt. Mensen die dingen goed doen, daar wordt weinig contact mee opgenomen merk ik. Iedereen is met zijn eigen leven bezig. Ik word wel herkend op straat, maar daar blijft het bij. Als twee artiesten iets stoms doen in de media weet heel Somalië het. Maar als er iets goed gebeurt, dan is er eigenlijk geen belangstelling voor. Je hebt een succesvolle loper als Mo Farah, of een ontzettend slimme Somalische wetenschapper Mukhtar in Amerika. Maar als je de Somalische media volgt, dat gaat echt alleen maar over politiek. En politiek in Somalië betekent: stammenbelangen. Je hebt er een paar honderd en iedereen zit in zijn eigen hokje. In Nederland is dat ook zo. Misschien zijn de Somaliërs in Nederland nog wel meer met stammen bezig dan in Somalië zelf. Het hele parlement daar, en eigenlijk de hele samenleving, is verdeeld in stammen. Er is geen eenheid. Dat verlamt het land.”

Over het algemeen gaat het niet goed met de integratie van Somalische Nederlanders. Zo is er bijvoorbeeld een hoge werkloosheid. Hoe komt dat volgens jou?

“Het is geen probleem dat voor alle Somaliërs geldt. De generatie van de jaren negentig doet het juist heel goed. Probleem is dat onderzoekers de nieuwkomers van de afgelopen tien jaar niet los zien van eerdere groepen. De nieuwkomers zitten echt bijna allemaal in de uitkering, maar daar is ook een reden voor: sinds 1991 is er geen gezaghebbende regering in Somalië, dus zij hebben nooit een opleiding gehad en nooit een normaal functionerende maatschappij gekend. En ja, natuurlijk speelt ook daarin de stammenstrijd een rol. Er is geen echte saamhorigheid binnen de Somalische gemeenschap zoals bij Turken of Marokkanen.”

Eigenlijk vond je voetbal leuker dan hardlopen. Trap je nog wel eens een balletje?

“Alleen in Addis Abeba, maar ik heb een beetje een liesprobleem. Dus ik doe het niet veel.”

Heb je een favoriete club?

“Arsenal Maar daar gaat het niet zo goed mee. Ik kreeg hoofdpijn als ik er aan dacht, haha. Toen besefte ik: die mannen in Arsenal weten helemaal niet dat hier een Abdi rondloopt die supergestresst raakt van hun wedstrijden, ik moet er op een relaxte manier naar gaan kijken.”

Kan je moslim zijn en voor euthanasie stemmen?

0
Moslims stemmen vaak op linkse partijen zoals GroenLinks en D66, maar beseffen zij daarmee ook dat zij daarmee instemmen voor ruimere euthanasiewetgeving en een verbod op onverdoofd slachten? De Kanttekening vroeg drie moslims hoe zij hun persoonlijk geloof rijmen met hun partijkeuze.

Op dit moment onderhandelen VVD, CDA, D66 en GroenLinks over een mogelijk te vormen kabinet. Vooral D66 is er veel aangelegen om met GroenLinks in zee te gaan. Hun initiatiefwet Voltooid Leven heeft alleen een kans van slagen als zij met GroenLinks regeert. De andere optie met de ChristenUnie heeft bij D66 om die reden niet de voorkeur. De Voltooid Leven-wet maakt euthanasie mogelijk voor mensen die het leven als voltooid beschouwen, zij hoeven daarvoor niet te lijden aan een fysieke of psychische ziekte.

Nederlandse moslims stemmen vaak op progressieve linkse partijen vanwege de sociaal- maatschappelijke thema’s en het integratiebeleid. Maar realiseren zij zich ook dat ze daarmee indirect instemmen met de verschuiving van ethische grenzen in Nederland? Of betrekken zij het verbod op euthanasie alleen op zichzelf? Immers de algemene lijn in de islam is dat euthanasie verboden is.

Adem Simitci heeft afgelopen verkiezingen op GroenLinks gestemd, omdat die partij het oprechtst op hem overkwam. Ook waardeert hij het dat de partij van Jesse Klaver wil verbinden. “Met name op duurzaamheid, maar ze hebben ook duidelijke standpunten over de wij-samenleving en vluchtelingen.” Rachid el-Hafi en Kaya Bilal zijn beiden D66-raadslid in respectievelijk Nijmegen en Den Bosch. Bilal apprecieert vooral het oplossingsgerichte denken van zijn partij. Hafi noemt vrijheid en het recht om jezelf te zijn als voornaamste reden waarom hij zich thuis voelt bij de sociaal-liberalen. Ook op sociaal-ethisch terrein past D66 bij hem. “Ik onderschrijf het van harte dat je zelf mag bepalen wat er met je lichaam gebeurt.” Ook de andere twee heren zijn voorstander van de ethische standpunten van de progressieve partijen of staan daar hoogstens onverschillig tegenover. Hierbij maken zij een duidelijk onderscheid tussen hun persoonlijke islamitische geloofsovertuiging en de keuzevrijheid van een ander. Om die reden is het stemmen of aansluiten bij een meer conservatievere partij zoals de ChristenUnie voor hen geen optie. “Ik vind niet dat je religieuze standpunten moet projecteren op een partij”, verklaart Simtici. Ook Bilal en Hafi hebben hun religieuze achtergrond nooit laten meespelen bij politieke keuzes in de gemeenteraad.

Het voorstel van D66 om de euthanasiewet te versoepelen wordt door de raadsleden dan ook positief beoordeeld. Hafi vindt het fijn dat het nieuwe euthanasiewetsvoorstel vooral gaat over de uitvoering daarvan en niet over de vraag waarom de wet er überhaupt moet komen. ”Er zitten grenzen aan elke euthanasiewet, die zijn er ook altijd geweest. Dat bespreekbaar maken is het belangrijkst.” Bilal heeft meer moeite met het bepalen waar de grens ligt tussen verdraagzaam lijden en onverdraagzaam lijden. “Die vraag moet je eigenlijk aan een ethicus stellen.” Simitci denkt bij waardigheid voor het leven in eerste instantie aan totaal andere zaken. “Moslims hebben momenteel echt wel belangrijkere issues.” Simitci doelt hierbij op het geweld en de onderdrukking in grote delen van de moslimwereld. Ook Hafi benadrukt een aantal keer dat er momenteel urgentere zaken spelen. Zo ziet hij in zijn stad nog te weinig moslima’s binnen maatschappelijke organisaties. “Daar kunnen we als gemeenschap nog heel wat slagen maken.”

Ook kijkend naar de toekomst verwachten de drie geen standpunten tegen te komen van D66 of GroenLinks die onverenigbaar zouden zijn met hun geloof. Simitci ziet zichzelf alleen in verzet komen als de democratische waarden worden aangetast. Hafi trekt de grens wanneer andermans vrijheden worden ingeperkt. Als concreet voorbeeld noemt hij de bouw van een nieuwe Turkse moskee in Nijmegen. De lokale VVD-fractie wilde dit tegenhouden omdat ze vonden dat er al genoeg andere gebedshuizen waren. “Maar hierbij werd geen rekening gehouden met de verschillende stromingen binnen de islam. Op zo’n moment wordt de vrijheid beperkt, daar trek ik de grens.” Bilal merkt dat binnen zijn partij onverdoofd slachten altijd een interessant discussiepunt oplevert. Aan de ene kant staat de vrijheid van godsdienst, aan de andere zijde heeft D66 volgens hem dierenwelzijn ook hoog in het vaandel. “Persoonlijk denk ik dan weer als een pragmaticus. Je wil dat slachtvee goed wordt behandeld, maar of een dier nu een seconde sneller of langzamer wordt afgemaakt is voor mij een non-discussie.”

Etnisch profileren op een vliegveld: hoe bewijs je dat?

0
De Nationale Ombudsman Reinier van Zutphen meldde onlangs dat de Koninklijke Marechaussee zich schuldig heeft gemaakt aan etnisch profileren. De Marechaussee ontkent dat. Etnisch profileren blijkt in de praktijk niet eenvoudig te bewijzen, want: aan welke criteria moet het voldoen? De Kanttekening sprak Van Zutphen, een woordvoerder van de Koninklijke Marechaussee en PvdA-gemeenteraadslid Peggy Wijntuin.

De Koninklijke Marechaussee houdt vol niet etnisch te profileren. Die uitspraak doen zij naar aanleiding van een recent rapport van de nationale Ombudsman over de wijze waarop er op Rotterdam The Hague Airport op veiligheid wordt gecontroleerd.

In 2015 landt een gekleurde man vier keer op het vliegveld Rotterdam The Hague Airport. Drie van de vier keer vraagt de Marechaussee naar zijn paspoort terwijl andere – witte – mensen in de rij er niet uit worden gepikt. De uitleg die hij vervolgens van de Marechaussee krijgt, is onduidelijk. Zo krijgt hij te horen dat de marechaussee verplicht is 10 procent van de passagiers te controleren. Dat antwoord geeft de man, een piloot, geen voldoening. Niemand anders lijkt te worden gecontroleerd. Bij een volgende controle krijgt de piloot de verklaring dat hij als laatste uit het vliegtuig is gestapt en daarom gecontroleerd wordt. Hij reist veel voor zijn werk en heeft naar eigen zeggen nergens anders dezelfde ervaringen opgedaan, ook niet op de luchthaven Schiphol.

Bij hem ontstaat het gevoel dat hij anders wordt behandeld dan passagiers met een witte huidskleur en hij dient een klacht in bij de Ombudsman. Er volgt een onderzoek.

“Wij stellen dat er onvoldoende uitleg is gegeven over de reden van selectie van de Marechaussee. Er wordt geen registratie bijgehouden van de passagiers die staande worden gehouden”, aldus de Ombudsman.

De medewerkers van de Koninklijke Marechaussee zeggen reizigers nooit te selecteren enkel op grond van hun huidskleur. Er zijn gevallen wanneer de huidskleur in combinatie met een andere indicator aanleiding is om iemand ter controle staande te houden. Er bestaan naar eigen zeggen geen vaste criteria voor deze selectie. De medewerkers worden getraind in het onderkennen van opvallend gedrag.

“Door ervaring ontwikkel je een bepaald gevoel om op specifieke signalen te letten, een soort zesde zintuig. Eigenlijk gaat het daarbij om afwijkend gedrag. Als ze afwijkend reageren doordat ze bijvoorbeeld schichtig reageren, gehaast zijn of geïrriteerd reageren, kan dit aanleiding zijn ze staande te houden”, aldus een woordvoerder van de Koninklijke Marechaussee.

De Ombudsman zegt te begrijpen dat de man zich gediscrimineerd voelde nadat hij drie keren als enige uit de rij werd gehaald. De vragen die zij de Koninklijke Marechaussee hierover stelden, zijn tot op heden niet beantwoord. Niet door de man zelf, niet tijdens het interne onderzoek en ook niet tijdens het onderzoek van de Ombudsman. “Daarmee heeft het instituut in elk geval de schijn van discriminatie tegen zich. Zij zullen dus zelf moeten beargumenteren waarom er in dit geval geen sprake was van discriminatie. Het enkel aangeven dat het niet de bedoeling was om etnisch te profileren is onvoldoende, de bedoeling bij discriminatie doet er niet toe”, aldus de Ombudsman.

Ineke van der Valk, onderzoeker verbonden aan de UvA, zegt dat het vaststellen van etnisch profileren ingewikkeld is. “Je zult naar de context van de staande houding moeten kijken. Wie wordt er bijvoorbeeld nog meer gecontroleerd?”

Etnisch profileren is een hardnekkig probleem en moeilijk te voorkomen. Je hebt te maken met mensen die onderdeel zijn van een samenleving en die zijn daardoor wellicht bevooroordeeld. Strenger beleid vanuit het instituut zou wat Van der Valk betreft een uitkomst moeten bieden.

“In Tilburg is bij de politie een proef gedaan met formulieren. Agenten dienden na elke staande houding in te vullen waarom een persoon staande werd gehouden. Die verantwoording, daar gaat een belemmering vanuit.”

De Koninklijke Marechaussee geeft aan de specifieke klacht intern te hebben onderzocht. “We hebben de desbetreffende medewerkers gehoord, daarnaast hebben wij gekeken naar de indicatoren op basis waarvan er op die momenten gecontroleerd werd en wij zijn daarbij tot de conclusie gekomen dat er geen sprake was van discriminatie.”

Naar aanleiding van het rapport van de Ombudsman, zijn ze intern wel bezig met de vraag hoe ze individuele klachten in de toekomst kunnen voorkomen.

“We hebben begrip voor de man die de klacht deed en zullen het rapport van de Ombudsman ter harte nemen. Wij zullen in de toekomst passagiers duidelijker uitleg geven over een controle, desgevraagd.”

Voor de PvdA is dat niet voldoende. Kamerlid Gijs van Dijk wil van de ministers van Defensie en Veiligheid & Justitie weten of de Koninklijke Marechaussee zich schuldig maakt aan discriminatie en wat er gedaan wordt om dat te voorkomen.

Het Rotterdamse PvdA-gemeenteraadslid Peggy Wijntuin vindt dat de politiek stevig stelling moet nemen tegen de handelswijze van de marechaussee. Aangezien de ministers van Defensie en Veiligheid & Justitie over de grensbewaking gaan, vroeg zij Kamerlid van Dijk om hierop te handelen. “De PvdA gaat voorop in de strijd tegen alle vormen van discriminatie en vindt dit typisch een vorm van, al dan niet bewust, onderscheid op uiterlijk waar veel Rotterdammers in hun dagelijks leven hinder van ondervinden. Het oordeel van de Ombudsman moet daarom serieus worden genomen”, aldus Wijntuin.

Ultra-rechts spint garen bij onberekenbare Trump

0

Valt er enige bewuste lijn te ontdekken in Trumps koers ten opzichte van Syrië, en het Midden-Oosten in het algemeen, of is juist dat gebrek aan lijn de bewuste lijn? Ooit, nog lang voordat hij zich voor het presidentschap kandidaat had gesteld, waarschuwde hij op hoge toon zijn voorganger Obama tegen ingrijpen, toen Obama na Assads vorige gifgas-misdaad een rode lijn had getrokken. ”Nog eens aan onze dwaze leider: val Syrië niet aan. Als je dat doet, zullen er allerlei nare dingen gebeuren”, aldus Trumps Twitter-advies vanaf de zijlijn.

Dat aanvallen deed Obama toen inderdaad niet, precies om die reden – en dat was vervolgens voor Trump een argument om Obama tijdens de verkiezingscampagne als zwak te brandmerken: de wereld, zo constateerde hij bij zijn aantreden, was een puinhoop, en dat was de schuld van zijn voorganger – dat ging hij helemaal anders doen. Met twee constateringen had Trump op zich gelijk. Dat de wereld een puinhoop is, valt niet te ontkennen, en dat hijzelf het na 20 januari werkelijk op alle terreinen heel anders ging doen, evenmin. Alleen werd dat geen succes: de puinhoop werd vooreerst slechts groter, zowel in eigen land, als internationaal, waar Trump een onthutsend vermogen aan de dag bleek te leggen om ongeveer alle oude Amerikaanse bondgenoten te schofferen.

Heel anders doen: dat bleek ook ten aanzien van het Midden-Oosten. Israël kreeg vrij baan bij de bouw van nieuwe nederzettingen en het – inmiddels toch al in de praktijk buiten bereik geraakte – idee van een tweestatenoplossing ging per presidentiële tweet nu ook officieel op de helling – en even later, toen Netanyahu al enthousiast aan het bouwen was geslagen, toch maar niet. Poetin veranderde met Trumps aantreden voor Washington van schurk in geestverwant – en inmiddels toch weer wat minder. Want de grote vijand heette vanaf 20 januari IS, en Assad dus een goede bondgenoot – en nu dus toch maar niet. Daarmee is ook de aanvankelijke Trump-liefde in Moskou nu wel definitief bekoeld.

Trump had bij zijn inauguratie in elk geval al zelf aangekondigd, dat hij in de internationale verhoudingen onberekenbaar zou zijn – en díe belofte maakt hij zeker waar. Trump beschouwt onberekenbaarheid duidelijk als een politieke kwaliteit. Diplomatieke betrekkingen zijn echter vanouds juist gebaseerd op berekenbaarheid: de meeste staten spelen op zeker. Zij willen weten wat ze aan de ander hebben, om ongelukken door misverstanden – een slecht gemanaged conflict dat zo onbedoeld tot een bloedige oorlog escaleert – te vermijden. Het zijn daarmee juist de onberekenbare landen en leiders, die de buitenwereld de meeste schrik aanjagen: een Kim Jong-Un in Noord-Korea, of indertijd de ”wilde hond” Kaddafi. Juist de Verenigde Staten hechtten er als hoofdbouwheer van de wereldorde na 1945 met instituties als de Verenigde Naties aan, om voorspelbaar te zijn. Trump vindt dat maar niets en stuurt bewust aan op een breuk – en dat maakt hem gevaarlijk.

In deze bewuste onberekenbaarheid komen twee zaken samen. Enerzijds de kijk van een zakenman. In de zakenwereld – en daarop waren Trumps successen gebaseerd – is onvoorspelbaarheid vaak een plus: je veinst eerst desinteresse in een lucratieve aankoop, krijgt daarmee de prijs naar beneden en slaat dan je slag. Met bluf, chantage en intimidatie kom je vaak een heel eind en daarmee is in elk geval Trump zeer ver gekomen. En zijn diepste streven om nooit te verliezen – voor Trump is er niets ergers dan een loser te zijn – maakt agressief en rancuneus. Na iets wat op een nederlaag lijkt – en Trump heeft met zijn mislukte poging Obamacare af te schaffen na alle eerdere grootspraak een gigantisch gezichtsverlies geleden – is de behoefte om nog harder terug te slaan alleen maar gegroeid.

Een paar tussentijdse faillissementen zijn niet erg, als je eindigt als zegevierend miljardair: vertaal dit uitgangspunt uit de zakenwereld van de economische strijd naar de wereld van de politieke strijd tussen staten, en je hebt het recept voor een ramp. Want een faillissement, of oorlog tussen concurrenten, betekent in zo’n geval niet het einde van één bedrijf, maar, op binnenlands vlak, totale maatschappelijke ontwrichting en, op buitenlands vlak, een botsing die in een daadwerkelijk bloedbad met duizenden echte doden resulteren kan.

Hier, in deze ontwrichting, gaat Trumps zakeninstinct samen met de radicale opvattingen van de zogeheten Alt-right-beweging rond Trumps adviseur Steve Bannon, de huidige Raspoetin van het Witte Huis. Bannon heeft zichzelf eens als leninist betiteld: hij streeft de totale vernietiging van de bestaande orde na, om een nieuwe ultra-rechtse heilstaat te kunnen creëren. Onberekenbaarheid, zoals Trump die met zijn snelle switches heeft laten zien, vormt daarvan een essentieel onderdeel: buitenlands beleid heeft voor Bannon niet als doel om bondgenoten te winnen maar om alle anderen te verwarren – en dan toe te slaan.

De Amerikaanse kruisrakettenaanval op Syrië is door veel commentatoren toegejuicht: Trump doet wat Obama indertijd uiteindelijk naliet. De aanval op een militaire basis van Assad is, gezien zijn oorlogsmisdrijven, zeker legitiem – maar is zij ook verstandig? Dat zijn twee zéér verschillende dingen. De Amerikanen hebben vanouds te vaak het idee dat ze met een bom een probleem oplossen, terwijl ze het, door niet met de tegenreacties rekening te houden, zo in de praktijk juist verergeren. Dat komt, omdat over het vervolg niet is nagedacht.

Ik citeer maar weer even Trump, uit de tijd dat hij nog aan de zijlijn stond: ”Aan onze dwaze leider: val Syrië niet aan. Als je dat doet, zullen er allerlei nare dingen gebeuren.” Weet Trump nu ook, hoe hij verder moet, als Assad niet van wijken weet en daarbij door Moskou en Teheran wordt gesteund? Is er een plan? Of groeit de chaos die Bannon bewust wil stichten, Trump straks boven het hoofd?