22.1 C
Amsterdam
Home Blog Pagina 882

Slavernij wordt ‘geërfd’ in Mauritanië

0
In Mauritanië zijn er nog steeds tienduizenden slaven. Waarom kunnen slavenhandelaren hun gang gaan?

CNN-verslaggevers berichtten onlangs over moderne slavernij in Libië. Ze filmden met verborgen camera’s hoe mensen worden verkocht op veilingen. ‘Grote, sterke jongens, goed voor landarbeid’, zegt een stem terwijl twee mannen angstig om zich heen kijken. Een vinger wijst naar niet zichtbare omstanders. ‘Vierhonderd… Zevenhonderd…’, vervolgt de stem. De verslaggevers stelden vast dat dit soort praktijken minimaal één of twee keer per maand plaatsvinden. Nu de kustwacht strenger controleert, kunnen minder migranten de gevaarlijke oversteek naar Europa maken. ‘De smokkelaars worden meesters, de migranten en vluchtelingen worden slaven’, constateren de verslaggevers.

Niet alleen in Libië vinden dit soort praktijken plaats, ook elders in Afrika namelijk in Mauritanië heerst slavernij. Slavernij is sinds 2007 verboden in Mauritanië, maar dit verbod wordt niet gehandhaafd. In 2007 werd slavernij strafbaar, nadat het in 1960 en later nog eens in 1981 al officieel was afgeschaft. Desondanks blijkt uit de Global slavery index dat nog altijd tienduizenden mensen slaaf zijn, wat vreemd is voor een in naam islamitische republiek. De Koran zegt immers dat een geboren moslim nooit tot slaaf mag worden gemaakt. Andere onderzoekers denken dat het echte cijfer nog veel hoger ligt, namelijk zo’n twintig procent van de bevolking, circa half miljoen Mauritaniërs.

Het is het Mauritaanse kastensysteem dat de miserabele positie van de lagere klassen in stand houdt. Dat wilde blogger Mohamed Cheikh Ould M’Khaitir aan de kaak stellen. Hoe gevoelig dat ligt blijkt na zijn eerste blog die hij erover publiceert in 2013 – die wordt hem direct fataal. Dat zijn aanklacht geen overbodige luxe is, blijkt uit de trieste geschiedenis van het volk Haratin. Deze groep trekt van oudsher van oase naar oase of is boer. Toen de Moren honderden jaren geleden uit het noorden het land binnenvielen, maakten ze vele Haratin tot slaaf. Eenmaal in de vicieuze cirkel is ontsnappen aan een dramatisch levenslot bijna onmogelijk, omdat de slavernij wordt ‘geërfd’ door het nageslacht. Omdat slavernij is ingebed in de cultuur van het land zijn vele voormalige tot slaaf gemaakten zelfs na het afschaffen van het lijfeigenschap nog trouw aan hun voormalige meesters.

Islamitische organisaties claimden dat het artkel van M’Khaitir het eerste islam kritische stuk ooit is dat in Mauritanië werd gepubliceerd. Ze zien in zijn kritiek een belediging van de islam en de profeet Mohammed. In ieder geval valt het racisme tegen zwarte geloofsgenoten in Mauritanië niet uit te leggen en dát is waar de jonge blogger over valt.

M’Khaitir legt in zijn blog uit dat religie door mensen wordt geïnterpreteerd en daardoor een dubbele standaard te weeg kan brengen waarmee kwade praktijken goed kunnen worden gepraat. Zo beweert hij dat Joden door Mohammed zijn gedood en Arabieren voor hetzelfde vergrijp zijn vergeven. Het zou volgens hem verklaren waarom de gruwelijke praktijken die zijn mensen overkomen nog altijd oogluikend worden toegestaan en binnen islamitische kaders kennelijk niet opgelost kunnen worden. Nu is de islam al honderden jaren het dominante leefsysteem in het land. M’Khaitir stelt: ‘Als zelfs de islam, waarvan moslims zeggen dat alle gelovigen gelijk zijn, deze tweedeling niet kan opheffen, hoeven we niet veel te verwachten in de nabije toekomst.’

Het grootste probleem met de slavernij in Mauritanië is het feit dat een verbod inmiddels wel strafbaar is, maar ambtenaren er bar weinig aan doen dat te handhaven. Er is simpelweg weinig wil om het tegen te gaan. Allereerst zou een nationale dialoog dus wenselijk zijn. In westerse landen woedt al langer een debat over de erfenis van het slavernijverleden. De vragen die gesteld worden aan de voormalige kolonisator moeten beantwoord worden om de geschiedenis, maar vooral de nakomelingen van de mensen die het betreft, recht te doen.

De drempel van het toezien op het verbod moet in Mauritanië nog genomen worden, voordat kan worden toegekomen aan de beantwoording van overige vragen.

Het recht om te generaliseren

1

Een tijdje geleden ging het in de ‘ontwikkeltijd’ (niet alleen de leerlingen krijgen les op mijn school, ook wij – de leerkrachten – worden bijgespijkerd, ontwikkeltijd heet dat) over DE mavo-leerling, wat die allemaal zou (moeten) kunnen en doen. Misschien komt het omdat ik meer iemand van de praktijk ben dan van de theorie, maar ik kon me er geen voorstelling van maken. DE mavo-leerling? DE mavo-leerling bestaat volgens mij helemaal niet. Het ene kind kan iets wel, het andere kind niet en zal het ook nooit leren. Ieder kind heeft weer een ander temperament en het is af en toe nog een behoorlijke klus om daarmee om te gaan. Je moet altijd weer kijken wie je voor je hebt en daar pas je je lessen op aan.

Mijn mentorklas is een caleidoscoop van karakters. De groepsapp van de klas laat dat altijd mooi zien. Laatst wilde een leerling wisselen van profiel: van ‘nask’ – natuur- en scheikunde – naar economie en ze meldde dat in de groepsapp. ‘Dit is de groepsapp’, appte ik, om aan te geven dat je dit beter in een één-op-één-berichtje kunt melden. Want hoe werkt dat dan in de groepsapp: anderen gaan zich ermee bemoeien. Merouan: ‘Maar nask is de toekomst.’ Komt Kathy erin: ‘Niemand vroeg om je mening schat.’ Merouan: ‘Schat, ik ben je schat niet.’ Tijd om in te grijpen: ‘Allemaal naar bed nu.’ Het was al best laat. Kathy: ‘Okay, maar niemand vroeg om je mening, vriend. En zo dom doen. Bitch.’ Ik: ‘Pardon?’ Merouan: ‘Waar komt al die agressie vandaan?’ Kathy: ‘Juf, hij maakt mijn hoofd heet.’

Dat Kathy een vurig karakter heeft, was me al duidelijk geworden uit haar spreekbeurt die ze in het begin van het jaar hield. ‘Gay is okay’ was de titel. En wee degene die dat niet vond! Meer dan een pleidooi voor diversiteit was het een waarschuwing voor degene die het er niet mee eens was. Kathy is door het minste of geringste op de kast te krijgen, dan krijgt ze een waas voor haar ogen en gaat ze vechten. Heel anders dan Merouan die meer het type zuiger is. En dat zijn dan slechts twee leerlingen in mijn klas. En die twee totaal verschillende mavo-leerlingen moet je dus ook op totaal verschillende manieren benaderen.

Net zoals DE mavo-leerling niet bestaat, kun je ook niet generaliseren over het type leerling op basis van zijn of haar afkomst. Omdat ik op een school werk met voornamelijk kinderen van niet-Nederlandse origine, heb ik daar vaak mee te maken. Met generalisaties bedoel ik bijvoorbeeld ‘Surinamers zijn lui’ en ‘Chinezen zeggen nooit wat ze op hun lever hebben’. Zulke algemeenheden kan ik eigenlijk niet op een leerling plakken, omdat ik merk dat er eigenlijk geen enkele leerling aan zo’n stereotype voldoet. Voor je het weet is een vooroordeel een oordeel en daarmee doe je de leerlingen toch tekort.

Maar dat zo’n stereotype soms enthousiast omarmd wordt door de groep die – zou je zeggen – juist ‘slachtoffer’ is van die generalisatie, bleek enige tijd geleden in mijn klas. De les was afgelopen, iedereen was bezig zijn boeken op te bergen en ik weet niet hoe het gesprek erop kwam, maar ineens ging het over Turken. Mohammed spuide zijn oordeel over DE Turk in het algemeen en ventileerde een generalisatie die volgens hem klopte als een bus: ‘Juf, wist u dat alle Turken stinken?’ Dat hij zelf in de klas altijd naast zijn Turkse vriend zat weerhield hem er niet van deze boude uitspraak te doen. De Turkse vriend leek zich er verder trouwens weinig van aan te trekken. Hij zag het in ieder geval niet als een belediging waar hij zich tegen zou moeten verdedigen. ‘En dat zeg jij’, zei ik verbaasd tegen Mohammed, ‘een Marokkaan’. Waarmee ik maar wilde zeggen: jij weet toch alles van generalisaties, als er over één groep gegeneraliseerd wordt, dan zijn het wel de Marokkanen! Mohammed keek me aan met een blik van ‘je snapt het niet’. ‘Maar juf, hoe kunnen Marokkanen nou stinken?’, zei hij. ‘Die nakken (stelen) die deo!’ Ik zou er zelf niet op gekomen zijn.

De namen in deze column zijn gefingeerd.

‘Het zijn tikkende tijdbommen’

0
Zijn IS-strijders moslims? Kunnen teruggekeerde Syrië-gangers integreren in onze samenleving? ‘Als je deze mensen nu vrij laat rondlopen is dat levensgevaarlijk.’

Nu IS zo goed als verslagen is wordt de vraag wat Nederland moet doen met terugkerende Syrië-gangers steeds prangender. De teruggekeerde Laura H. kreeg onlangs elf maanden gevangenisstraf opgelegd. Met aftrek van haar voorarrest is ze nu weer een vrije burger in Nederland. Eerder dit jaar is de 22-jarige Yusuf S. uit Den Haag tot zes jaar gevangenisstraf veroordeeld voor het deelnemen aan de gewapende strijd. Zijn neef Ahmet U. (23) kreeg een gevangenisstraf van achttien maanden. Kunnen deze mensen na hun gevangenisstraf weer reintegreren in onze samenleving? De Kanttekening vroeg dat aan vier Nederlandse moslims.

Hbo-docent Bestuurskunde Zouhair Saddiki (31) vindt dat IS-strijders streng moeten worden aangepakt en voor de rechter moeten verschijnen om zich voor hun daden te verantwoorden. Tegelijk is hij kritisch over het idee dat mensen die zich in IS-gebied hebben bevonden alleen op grond daarvan strafbaar zijn. ‘Je moet kunnen bewijzen of mensen daar daadwerkelijk misdaden hebben gepleegd, want dat is strafbaar, maar het verblijf in IS-gebied is dat op zich niet.’

[blendlebutton] Boubker* (27) werkt als begeleider bij een zorginstelling. Hij stelt dat de Nederlandse IS-gangers zich te gemakkelijk hebben laten verleiden door ‘de sprookjes van de IS-propaganda’. Maar het ligt volgens hem ook aan de opvoeding. ‘Ik hoor soms ouders zeggen dat de ouders van IS-strijders hun kinderen niet goed hebben opgevoed, dat ze niet voldoende betrokken waren bij hun kinderen. Dat klopt. Het is namelijk ook een kwestie van hechting. In mijn werk zie ik dat Marokkaans- en Turks-Nederlandse jongeren niet altijd goed gehecht zijn aan hun ouders en opvoeding. Onthechte jongeren zijn vatbaarder voor verleiding van IS-ronselaars.’ Hij benadrukt dat niet iedere Syrië-ganger voor IS heeft gewerkt. Hij vindt daarom dat we Syrië-gangers niet collectief kunnen veroordelen. In algemene zin vreest hij voor de problemen die Syrië-gangers meenemen uit dat land. ‘Als Syrië-gangers terugkomen, moeten ze intensief worden begeleid. Tbs kan een goede maatregel zijn. Syrië-gangers, in het bijzonder IS-strijders, lijden aan posttraumatische stress. Ze zijn getraumatiseerd. Ze kunnen daardoor sneller domme dingen. Hun eigen familie aanvallen bijvoorbeeld of in het ergste geval plegen ze een aanslag. Elk incident zal door de media enorm worden uitvergroot, vandaar dat het belangrijk is dat we hier bovenop zitten.’

De tot de islam bekeerde antropoloog Sandra Doevendans (34) vindt ook dat de terugkeerders in de eerste plaats berecht moeten worden. Ze benadrukt daarnaast het aspect van rehabilitatie. ‘Als we het hebben over terugkeerders: een Nederlander blijft altijd een Nederlander. Dus ik ben van mening dat terugkeerders gewoon toegang tot Nederland moeten hebben. Daarbij is het belangrijk om te bekijken of iemand criminele feiten heeft gepleegd en de mensenrechten heeft geschonden. Als dat zo is dan moeten deze mensen vervolgd worden via ons rechtssysteem. Wel is het belangrijk om naast straf ook in te zetten op rehabilitatie. Uiteindelijk zal men namelijk na zijn of haar straf weer terugkeren in de maatschappij. Het is voor ons als maatschappij belangrijk dat we investeren in de terugkomst van deze burgers.’

Ook student Rechten Abdulkadir* (22) hoopt dat het recht zijn beloop zal hebben. ‘De rechter moet een oordeel vellen, daar ga ik niet over.’ Volgens hem is reintegratie mogelijk, maar moet er wel heel zorgvuldig mee om worden gesprongen. ‘Deze mensen moeten therapie krijgen. Ze moeten behandeld worden, zodat ze in toekomst weer goed kunnen functioneren in de samenleving. Ze vormen namelijk een gevaar. Voor de ‘gewone’ Nederlanders, maar ook voor moslims.’ Tbs is noodzakelijk volgens Abdulkadir. Daarnaast vindt hij dat Syrië-gangers onderwezen moeten worden in waar de islam voor staat. ‘We moeten deze moslims ook als moslims begrijpen. IS-strijders geven een specifieke invulling aan de islam die in strijd is met waar de islam echt voor staat. Ze moeten door moslims op andere, betere uitleg gewezen worden.’ Abdulkadir gelooft dat Syrië-gangers met een afkickprogramma kunnen worden genezen van hun radicalisme. ‘Ze moeten een traject doorlopen, oprecht berouw tonen en beseffen dat ze misdadige daden hebben gepleegd voor een misdadige organisatie.’ Hij concludeert: ‘Het punt is: ze moeten echt afkicken van deze gedachtes. Als je deze mensen nu vrij laat rondlopen is dat levensgevaarlijk. Het zijn tikkende tijdbommen.’

IS riep in 2014 het kalifaat uit en liet zich al snel kennen als een gewelddadige en extremistische organisatie. Het nieuws dat ook Nederlandse jongeren naar Syrië afreisden om te vechten voor IS kwam hard aan bij de geïnterviewden. Saddiki vertelt dat hij stomverbaasd was dat mensen het in hun hoofd hadden gehaald om naar Syrië af te reizen. ‘Wat moet ik hiermee? Persoonlijk niets. Mijn levenshouding, levensopvatting staat hemelsbreed van hen af.’ Abdulkadir vult aan: ‘Ik was heel boos op die mensen die naar Syrië gingen. Ik maakte mij ook grote zorgen. Wat zal men over ons moslims zeggen?, vroeg ik me af.’ Doevedans vindt het droevig dat jongeren toentertijd naar Syrië vertrokken. De Syrië-gangers die president Bashar al-Assad wilden bestrijden kan ze nog enigszins begrijpen. ‘Ik kan me goed voorstellen dat mensen zich boos kunnen maken over de situatie in de wereld en daarmee ook de situatie in Syrië.’ Ze maakt een onderscheid tussen de mensen die naar Syrië zijn gegaan om humanitaire hulp te bieden of om tegen Assad te vechten en de mensen die zijn vetrokken om te vechten voor een organisatie als IS en Jabhat al-Nusra. ‘Je hebt ook Syrië-gangers die juist gegaan zijn om tegen IS te vechten. Dat maakt het ingewikkeld’, zegt Doevedans. ‘In een oorlogssituatie zijn dingen niet zo zwart-wit.’

Op de vraag of IS-strijders moslims zijn, antwoordt Saddiki: ‘Volgens mijn definitie van een moslim is een IS-strijder geen moslim, maar dat is mijn definitie, dat zeg ik er nadrukkelijk bij. Het probleem is namelijk dat je binnen de islam niet zoiets hebt als excommunicatie. Je kunt als gelovige wel afvallig worden, door de islam te verwerpen, maar je kan andere moslims niet als afvallig verklaren. IS doet dat trouwens wel, maar niet terecht. In de islam heb je een individuele relatie met God. De gemeenschap heeft dus niets te zeggen over jou als moslim. Hooguit dat je een slechte moslim bent, als je je niet aan de islamitische regels houdt.’

Doevendans onderschrijft dat. ‘Als antropoloog heb ik altijd geleerd dat als iemand zegt dat hij of zij moslim is, hij of zij dat ook is. Dus wie ben ik om over de IS-strijders te zeggen dat ze niet islamitisch zijn? Dat weet alleen Allah.’ De antropoloog benadrukt dat de islam van IS niet haar islam is. ‘Ik heb een andere visie op wat islam is. Zo is vrijheid voor mij een islamitische waarde. Mensen mogen zelf bepalen hoe ze hun leven inrichten en daarmee hoe ze hun ‘test des leven’ doorstaan.’

‘Of IS-strijders moslims zijn? Daarover laat ik me in principe niet uit’, zegt Boubker. ‘Ik beschouw IS primair als een wraakgroep. Het is een reactie op de Amerikaanse inval in Irak van 2003. De soennitische minderheid in Irak raakte haar macht kwijt en wil die terugpakken. IS manipuleert mensen. De meeste slachtoffers die IS maakt zijn moslim. Dit is voor mij een duidelijk teken: jullie zijn niet voor de moslims.’

Abdulkadir heeft lang geworsteld met de vraag of IS-strijders wel moslims zijn. Zijn eerste reactie was emotioneel. ‘Mensen die andere mensen onthoofden of in brand steken zijn voor mij niet islamistisch.’ Maar hij benadrukt dat hij daar niet over gaat. ‘God oordeelt over wie moslim is, ik niet.’

*Boubker en Abdulkadir willen niet met hun achternaam in de krant.[/blendlebutton]

‘Somaliërs hebben geleerd zich te herpakken en door te gaan’

0
Yasmine Allas bestrijdt het beeld dat Somalië alleen maar een land van oorlog en ellende is. ‘Het is vervelend dat het land alleen maar wordt geassocieerd met geweld.’

De Somalisch-Nederlandse schrijver Yasmine Allas (Mogadishu, 1967) was in de Somalische hoofdstad Mogadishu toen daar op 14 oktober een terroristische aanslag werd gepleegd, de bloedigste ooit in het land. Meer dan driehonderd mensen kwamen om het leven en nog eens honderden mensen raakten gewond. De aanslag is nog niet opgeëist, maar de autoriteiten vermoeden dat terreurgroep al-Shabaab erachter zit.

Allas was op slechts tien minuten afstand van de aanslag en ging er kijken. Ze trof er een schrijnende situatie aan: chaos, ellende en mensen in het puin. Een nationale tragedie. Het maakte diepe indruk op haar, juist nu ze weer na lange tijd in haar geboorteland was, voor een conferentie over de toekomst van het land, dat al jaren geteisterd wordt door aanslagen, corruptie, armoede en sinds het begin van de jaren negentig verwikkeld is in een burgeroorlog. Allas blijft ondanks alles hoop hebben voor haar land.

Allas ontvluchtte Somalië op jonge leeftijd. Via België kwam ze in 1989 terecht in Nederland. Ze ging hier als actrice aan de slag en schreef een aantal succesvolle boeken, waaronder Ontheemd en toch huis (2006) en Een nagelaten verhaal (2010). Ze is één van de zes vrouwen die aan bod komen in het boek De derde feministische golf (2006) van politiek filosoof Dirk Verhofstadt.

De Kanttekening sprak Allas onder meer over de toekomst van Somalië, haar band met het land en haar dubbele identiteit.

U was in Somalië toen die verschrikkelijke aanslag werd gepleegd. Hoe was het om dat mee te maken?
‘Heel bizar. Je ziet de ellende die de aanslag heeft aangericht en krijgt een idee van wat al die slachtoffers hebben gevoeld. Het was een heel zware aanslag. Het was angstaanjagend. Het leek wel een diepe aardbeving, waarbij de grond onder je voeten gromt en trilt. Binnen enkele minuten hingen er dikke wolken rook boven de stad. De geur van brand en verschroeid mensenvlees en het gegil en de verdwaasde blikken van de mensen was heel akelig. Het leek net alsof de hel was losgebarsten. Ik zal het nooit meer vergeten.’

Een harde realiteit voor de Somaliërs?
‘Ja. En ook heel verdrietig als je nagaat dat de bevolking van Mogadishu dit regelmatig heeft meegemaakt de afgelopen twintig jaar. Dan ga je er wel anders naar kijken. Het is triest dat dit bij hun leven is gaan horen en ze er niet vreemd meer van opkijken. Maar ik geloof niet dat dit alleen de realiteit is voor Somalië, maar heel de wereld. Overal vinden aanslagen plaats, ook in Europa. De angst voor aanslagen en terrorisme is er wereldwijd, dus ook in een klein, door een burgeroorlog murw gebeukt landje als Somalië, dat nu weer op de rails probeert te komen. Vroeger waren de gevechten man tot man, dat is nu voorbij. Nu kan er zomaar uit het niets een aanslag gepleegd worden in een vredige wijk.’

Hoe gaan ze daarmee om?
‘Ik heb een enorme veerkracht geproefd die tot hoop doet stemmen. De Somaliërs hebben een groot incasseringsvermogen. Wat vandaag kapot gemaakt is bouwen ze morgen weer op. Ik ben blij dat ik dat mocht voelen en aanschouwen. Ze pakken hun leven weer op en gaan door. Een moeder die net haar kind heeft verloren, maar toch probeert andere mensen te helpen die hun dierbaren hebben verloren; haar schouders ophaalt, daarin berust en dat groots draagt, dat is echt bewonderenswaardig.’

En vrij zwaar ook?
‘Er zijn groeperingen in de wereld die tegen een open en vrije samenleving zijn. Somalië wil nu een open samenleving zijn. Als je dat wil creëren, dan zal je met aanslagen en andere ellende te maken krijgen. Dan moet je zware offers brengen, want vrijheid is niet vanzelfsprekend. Het enige dat de Somaliërs kunnen doen is proberen om zo vrij mogelijk te leven en zich niet lam te laten leggen door angst. Het leven heeft de Somaliërs geleerd dat het leven door moet gaan. Somaliërs hebben geleerd zich te herpakken en door te gaan, ook al is er heel veel verdriet, maar ik heb in Mogadishu gezien dat het verdriet niet lang duurt, misschien wel maar een paar seconden.’

Is het een trots volk?
‘Het is een trots volk, zowel in negatieve als positieve zin. In negatieve zin, omdat veel mensen, clans of families zich superieur voelen ten opzichte van anderen, een soort misplaatste trots. In positieve zin, omdat het volk brede schouders heeft, een hoop ellende kan verdragen en zijn waardigheid niet verliest.’

Het is je geboorteland, herken je dat ook bij jezelf?
‘Dertig jaar leven in Nederland heeft mij gevormd. Die twee invloeden, Nederland en Somalië, staan vaak lijnrecht tegenover elkaar. Dat geeft wel eens innerlijke strijd, maar ik weet niet welke kant meer invloed op mij heeft gehad. Als ik het me toesta naar Mogadishu te gaan en daar rondloop, dan herinner ik me weer waar ik vandaan kom, weet ik weer hoe mijn opvoeding is geweest en herken ik mij in Somalië. Maar ik herken me ook in Nederland, omdat dit land me ook gevormd heeft.’

Zijn je Somalische wortels dan wat meer op de achtergrond beland?
‘Kijk, migratie is inherent aan het lijden van een groot verlies. Je betaalt een grote prijs voor je vertrek om elders een nieuw leven te beginnen. Dat heb je in het begin niet door. Je creëert namelijk een aantal laagjes op je ziel en je huid, maar op een gegeven moment moet je toch stilstaan bij wie je eigenlijk bent, wat dat nieuwe leven met je gedaan heeft en wat er overgebleven is van je oude identiteit. Dat is verwarrend en geeft een hoop onrust, maar het is tegelijk een prikkelende zoektocht. Toen ik pas in Nederland was ontmoette ik een man wiens ouders uit Indonesië kwamen. Hij was nog nooit in Indonesië geweest en toch had hij heimwee naar dat land. Ik vond het toen gek dat hij heimwee kon hebben naar iets dat hij nog nooit gezien had en waar hij nooit was geweest. Toen begreep ik dat niet, maar nu wel. Je hoeft niet ergens geboren te zijn om dat te voelen. Er is iets universeels in de mens en dat is wie je bent en wat je gevormd heeft.’

Mis je Somalië?
‘Natuurlijk mis ik Somalië, want ik heb er een gelukkige jeugd gehad. Ik moet denken aan de pleinen en bomen bij mijn geboortehuis, zoals de boom waaronder ik schommelde of touwtjespringen deed met mijn buurmeisjes. Ik ruik dan weer de geur van het eten dat mijn oma vroeger maakte. Alles wordt weer beeldend. Dat mis ik.’

Wat betekent jouw band met Somalië?
‘Alles. Zeker nadat ik nu in Mogadishu ben geweest, is mijn binding met het land veel sterker geworden. Ik ben er veel mee bezig en ik gun het land alles. Democratie, vrijheid. Dat vrouwen recht van spreken en wilsbeschikking krijgen. Die duizenden weeskinderen die ik in de straten van Mogadishu heb gezien verdienen een plek in het land. Het is een land in heroprichting, dat veel steun nodig heeft, zowel mentaal als fysiek. Somalië heeft veel nodig en ik denk dat ik veel kan bieden.’

Wat kan je bieden?
‘Hoop. Al zou ik samen met de straatkinderen in de zon gaan zitten met een tekenboekje en samen tekenen. Zelfs dat. Dat zorgt voor een glimlach op het gezicht van een kind dat niets heeft. Ik was er deze keer te kort om dat te doen, maar het zijn wel dingen die in mijn hoofd rondspoken en die ik heel graag wil doen.’

Je wilt iets teruggeven?
‘Ja. Nederland heeft mij sterk gemaakt. Dit land heeft mij doen inzien wat democratie en vrijheid van meningsuiting betekenen. Met de kracht die ik hier heb verworven kan ik ook in Somalië mensen wakkerschudden en laten inzien hoe fijn het is om in een democratie te leven.’

Er is al jaren oorlog in Somalië, kan je nog wel hoopvol zijn?
‘Natuurlijk heb ik hoop voor Somalië. Zolang je leeft, moet je hoop hebben. Europa heeft ook allerlei oorlogen overleefd. Het gaat nu de goede kant op met Somalië, de spelregels worden opnieuw vastgesteld. De vraag die nu voorligt is hoe de Somaliërs een land willen vormen en wat voor democratie ze willen. Wat betekent geloof in een samenleving die nu al bijna dertig jaar oorlog achter de rug heeft en waar is het onderscheid tussen het geloof en de regering? De Grondwet moet nog behoorlijk ingevuld worden, maar er is hoop, ja.’

Gaat dat lukken, democratie in Somalië?
‘Het zal nooit dezelfde democratie zijn als hier in Europa. Je kunt niet verwachten dat alle mensen op dezelfde manier denken over democratie of geloof. Er moet gekeken worden naar het karakter en de cultuur van het land. Het gaat erom dat de Somaliërs zelf de beste systemen en oplossingen voor het land vinden. Democratie is geen jas die iedereen aantrekt en meteen past. In het Westen predikt men altijd over de westerse vorm van democratie en dat andere landen, zoals Somalië, die ook moet aannemen, maar het moet wel werkzaam zijn.’

Welke vooruitgang wordt er gemaakt?
‘Ik vind het heel goed dat men nu probeert om ongeveer een derde van de regering uit vrouwen te laten bestaan. Verder is het goed om te zien dat men niet alleen nog de eigen familieleden naar voren schuift voor mooie functies, maar dat steeds meer gekeken wordt naar kennis en kunde, dus wie het meest geschikt is voor de baan. Er gebeurt veel in het land. Een stad als Mogadishu is in al haar tegenstrijdigheden ongelooflijk spannend. Daar zie je het echte leven in al zijn aspecten. De basis van de burgeroorlog was een clash tussen stammen, clans, maar dat is allang niet meer zo. De oorlog die er nu woedt is een buitenlandse politieke oorlog en alle buitenlandse machten willen een punt van de taart hebben en zeggenschap hebben. De invloed van buitenaf heeft een gigantische impact op zo’n behoeftig land. Ondanks dat alles is er een zekere vrijheid in het land, maar er moet een hoop gebeuren.’

Wat willen de Somaliërs zelf?
‘Somalië en de Somaliërs willen een gelijkwaardig onderdeel van de wereld zijn. De politiek is heel erg naar buiten gericht en alle luikjes staan open. Het dringt langzaam tot de Somaliërs door dat de buitenwereld geen boodschap heeft aan de clans en families in Somalië. De buitenwereld ziet één land en de inwoners hebben gemerkt dat het land er baat bij heeft om op te treden als een verenigd Somalië. Het land was altijd vrij gesloten en had nauwelijks binding met het buitenland. Omgang met andere landen brengt ook kennis, inzicht en verdraagzaamheid met zich mee en misschien ook wel tolerantie voor andersdenkenden. Veel Somaliërs die ergens anders op de wereld woonden komen nu terug en willen een nieuw land stichten. Ze moeten hun verleden meenemen, daar valt niet aan te ontsnappen, maar dat verleden moeten ze in een nieuw jasje gieten. Het is vervelend dat het land alleen maar wordt geassocieerd met geweld. Er wonen genoeg mensen die plezier maken met elkaar.’

Hoe is Somalië een inspiratiebron voor je werk als schrijver?
‘Het is een belangrijk onderdeel van mij, dus het komt vaak terug. Ik heb in mijn jeugd geen andere invloeden gekend dan die het land mij heeft gegeven. Ik kan nu op twee manieren naar het leven kijken, omdat ik door twee landen gevormd ben. Dat lees je in mijn boeken. Maar ik denk dat dat normaal is, want ik ben niet hier geboren. De bagage van mijn geboorteland is vermengd met mijn leven Nederland.’

Keer je ooit terug naar Somalië om er te wonen?
‘Dat is een heel moeilijke vraag. Als ik diep in mijn ziel kijk, dan zie ik dat ik ervan hou tijdelijk in de chaos van het land te zijn, in een werelddeel waar niets geordend is. Maar er definitief wonen? Ik denk dat ik het prettiger vind om te blijven peddelen tussen Somalië en Nederland, want dat maakt mij het meest gelukkig.’

Machtsmisbruik is vrijwel inherent aan elke gesloten gemeenschap

0

De morele superioriteit van de westerse beschaving, hoe zou het er daarmee voorstaan? Of geldt hier toch meer het bekende bon mot van Gandhi: westerse beschaving, dat zou een goed idee zijn? We horen er de laatste weken in elk geval wat minder over, sinds #MeToo de krantenkoppen domineert.

Na die massa-aanranding in Keulen een paar Oudjaarsnachten terug, wist heel rechts Europa het zeker: mannen met een islamitische migrantenachtergrond waren op grond van hun cultuur bij uitstek tot seksueel grensoverschrijdend gedrag gepredestineerd. Daarna kregen we weliswaar al snel de piemelroeper in Steenbergen en vervolgens de pussygrabber-in-chief in Washington, om even de term van de Volkskrant-columnist Heleen Mees te lenen, maar die konden toen nog als eenlingen worden afgedaan. Inmiddels blijkt The Donald bepaald geen unicum.

Er zijn sinds zijn Uitverkiezing vele pussygrabbers-in-chief met naam en toenaam bekend geworden, vooral in de hoek van de theater- en filmindustrie. Maar dat men daar wat sneller uit de kleren gaat én vervolgens in de schijnwerpers staat, betekent niet dat andere sectoren van de samenleving ervan gevrijwaard zijn. Denk Dominique Strauss-Kahn. De politiek is een zeer veelzijdig bedrijf zullen we maar zeggen, waarbij de vermoeide heren na gedane arbeid enige ontspanning behoeven. En dan ligt de assistentie van de vrouwelijke medewerkers die hij toch al bij de hand heeft, voor de hand. Dat wist al Lodewijk XIV, die zijn maîtresses zowel in verticale als in horizontale stand raadpleegde.

Hoeveel gerenommeerde ceo’s van gerenommeerde bedrijven hebben zich, al dan niet met wat alcohol op, niet aan ondergeschikten vergrepen? Dure hotelkamers om dit, in geval van hoge nood, discreet buiten zicht van moeder de vrouw te doen, kunnen die immers ook wel betalen.

Wie na de aanrandingen op Oudejaarsavond in 2015 in Keulen opmerkte dat gezien de leeftijd van de Syrische daders toch ook hormonale factoren een rol spelen die zich niet aan godsdienstgrenzen plegen te houden, werd nog als gevaarlijke cultuurrelativist weggehoond. Die lui hoor je nu even niet meer. Bij de heren-op-leeftijd die nu van seksueel machtsmisbruik worden beticht, speelt leeftijd geen rol, maar dat geldt wel voor de hertjes-en-hoerenlijsten van de leeftijdgenoten van de Syriërs bij het het Groningse Vindicat.

Ach ja, die zouden we bijna vergeten, de studentencorpora, ook al zo’n edel uithangbord van de superieure westerse beschaving. Dat vinden ze daar in elk geval zelf, bij hun poging met dure titels als ‘senaat’ en ‘rector’ de grote-mensen-maatschappij na te spelen. Tot die beschaving behoren ook gewelddadige ontgroeningsrituelen en het in puin slaan van de inventaris van een sushi-restaurant. Ja, dat dat toch niet zo beschaafd was, besefte ex-rector Stijn Derksen blijkens zijn interview in de Volkskrant-interview van afgelopen zaterdag nu ook. Maar daar wordt aan gewerkt, zo verzekerde hij ons. ‘Het volgende thema is beschaafd gedrag.’

De studentencorpora behoren – met de nationale vuurwerkgekte die niet voor de Amerikaanse vuurwapengekte onderdoet, onze byzantinistische Oranje-idolatrie, Zwarte Piet en de vrouwvijandige SGP – tot die atavistische verschijnselen die niets met de verheven beginselen van de Verlichting hebben uit te staan, waarop de parlementaire democratie zich in Nederland beroept. Bij onze buurlanden wekken zij dan ook slechts verbazing op. En, in het licht van de Europese eenwording en de in Brussel aangehangen Europese waarden, doen ze zelfs af en toe de vraag opkomen of hier geen disciplinerende taak voor Europa ligt.

Voor Zwarte Piet is al eens een VN-commissie langs geweest en de tolerantie ten opzichte van het vrouwenstandpunt van de SGP (‘folklore’) heeft al eens enige juristen in het Brusselse de wenkbrauwen doen fronsen. Dat hier elke halvegare een vuurwerkbom kan fabriceren waarmee ginds een half metrostation zou kunnen worden opgeblazen, valt aan buitenlanders niet uit te leggen. De Nederlandse uitleg komt dan ook niet verder dan dat het hier ‘traditie’ betreft.

Traditie. Dat zijn vast ook al die gebruiken bij Vindicat. Maar een systeem van eigenrichting en een omèrta-achtige zwijgplicht op straffe van een megaboete, dat past toch meer bij de Siciliaanse maffia (ook een organisatie met veel traditie trouwens). Het zou voor justitie voldoende aanknopingspunten kunnen bieden voor een poging tot ontbinding van de organisatie, zoals dat bij motorgangs wordt nagestreegd. Of blijft dat uit, omdat nogal wat leden van de rechterlijke macht zelf ooit bij een studentencorps gezeten hebben? Vindicat pretendeert immers op te leiden tot de nationale elite.

Machtsmisbruik, al dan niet met een seksuele component, is vrijwel inherent aan elke gesloten gemeenschap die de vuile was liever niet buiten hangt. De Katholieke Kerk kan erover mee praten. Of het leger. Ook dát instituut van vaderlandse trots kwam deze weken weer eens in opspraak en bleek even onverbeterlijk, alle eerdere beloftes van verbetering ten spijt. Het leger maakt nu eenmaal een man van je. Of het maakt je natuurlijk kapot. De slachtoffers van mishandeling kregen geen gehoor, maar werden als matennaaiers weggezet. De daders gingen niet alleen vrijuit, maar maakten moeiteloos bij Defensie carrière. Ook Stijn Derksen gaat het vast nog heel ver schoppen.

Zodra de was binnen zo ondraaglijk stinkt dat die ook buiten te ruiken valt, beloven de verantwoordelijken braaf beterschap. Maar pottenkijkers wil men niet en dus zet zowel de legerleiding als het corpsbestuur in op zelfregulering. Zelfregulering. Bij de banken hebben we daar ook al fantastische ervaring mee opgedaan. Daar regent het inmiddels weer bonussen als vanouds.

‘Politiek is altijd een partijkartel geweest’

0
De PVV, het Forum voor Democratie en Denk hebben kritiek op partijbenoemingen door de gevestigde partijen. Er zou sprake zijn van een partijkartel. De Kanttekening sprak criticasters en beschuldigden.

De benoeming van Ahmed Marcouch tot burgemeester van Arnhem is een typisch gevalletje partijkartel, volgens Thierry Baudet. Hij omschreef bij omroep PowNed hoe het volgens hem in zijn werk gaat. ‘D66 en CDA maken een dealtje. Jullie krijgen Arnhem, dan krijgen wij Amersfoort.’

Tijdens de verdediging van het regeerakkoord in de Tweede Kamer reageerde VVD-fractievoorzitter Klaas Dijkhoff op het verwijt als volgt: ‘Ik snap best dat Nederlanders denken ‘goh, die naam zagen we eerst daar en nu zien we hem daar’, maar dat is maatschappelijk gezien vrij logisch. Mensen die een topfunctie bij een bank bekleden hebben vaak eerder bij een bank gewerkt, het staat alleen niet in de krant. Mensen die bij PSV in het eerste komen, komen ook niet van een hockeyveld afgelopen.’ Baudet noemde dat ‘de meest interessante verdediging van belangenverstrengeling die ik ooit heb gehoord’.

De één noemt het een banencarrousel, de ander ziet simpelweg de meest capabele mensen op de juiste posities terecht komen. Marcouch werd eerder dit jaar benoemd tot burgemeester van Arnhem. Het leidde tot protest, van met name de PVV. Het is niet de eerste keer dat een politicus via een politieke benoeming ergens terechtkomt. Het is ook niet de eerste keer dat een politicus met een migratieachtergrond op een eervolle plek terechtkomt na een carrière in de Tweede Kamer. Onder andere Laetitia Griffith (VVD) belandde bij de Raad van State, Fatima Elatik (PvdA) werd diversiteitsdirecteur bij de Nationale Politie en Nebahat Albayrak ging naar Shell. Heeft Baudet een punt?

‘Ik zie het als wederzijdse afhankelijkheid’, zegt Rutger van den Noort, politiek commentator en columnist voor Opiniez Magazine. ‘Politici kunnen vaak niet zoveel anders dan besturen en voor veel functies kun je weinig mensen zo gek krijgen. Dus, het is logisch dat er een marktplaats optreedt. Dat is alleen niet transparant en Baudet heeft zeker gelijk door het te agenderen.’

Sietske Bergsma, politiek commentator en columnist voor The Post Online, ziet een partijkartel als een politiek gegeven. ‘Het partijkartel is een omschrijving van een realiteit die denk ik wel klopt en bovendien een alarmistische lading heeft. Politiek is namelijk altijd een partijkartel geweest, in een parlementaire democratie.’

Hoe verdedigen de beschuldigden zich tegen deze kritiek? PvdA-woordvoerder Geert van der Varst ontkent het bestaan van een partijkartel. Over mogelijke bevoordeling van politici met een migratieachtergrond is hij nog stelliger. ‘Onzin. Zo’n kartel bestaat dus niet. De deskundigheid en het brede draagvlak onder de bevolking dat de burgemeesters Ahmed Aboutaleb en Ahmed Marcouch genieten bewijst dat beiden zeer goede bestuurders zijn en daarom deze posities bekleden.’ Van der Varst wijst erop dat in beide gevallen de gemeenteraad van links tot rechts heeft ingestemd met de benoeming van hen als burgemeester. ‘Het bewijst dat je in Nederland ongeacht waar je vandaan komt of hoe rijk je ouders zijn, burgemeester kunt worden van een grote stad.’

Michiel Peters, woordvoerder van de VVD, is het eens met de PvdA’er. ‘Van een benoeming door de minister op basis van partijlidmaatschap, afkomst of religie is geen sprake in Nederland.’

In het huidige regeerakkoord staan veranderingen wat betreft de burgemeestersbenoemingen. De behandeling van een initiatiefvoorstel van de inmiddels uit de Tweede Kamer vertrokken D66’er Gerard Schouw tot grondwetsherziening wordt voortgezet. Daarmee komt de weg vrij voor een direct gekozen of een door de raad gekozen burgemeester. Het maakt ook de kans op een politieke benoeming kleiner, alleen al omdat veel lokale partijen niet vanuit Den Haag worden aangestuurd. Het voorstel van Schouw kon in 2013 rekenen op een Kamerbrede meerderheid.

Eén van de partijen die volgens Baudet tot het kartel behoort, D66, ziet deze ontwikkeling positief tegemoet. D66-woordvoerder Jelger Zee: ‘D66 vindt het belangrijk dat iedereen zich kan kandideren, ongeacht partijkleur of culturele achtergrond. Daarnaast zijn wij voorstander van een direct gekozen burgemeester. Wij vinden het belangrijk dat mensen daarom zelf kunnen kiezen wie er in hun gemeente aan de knoppen zit. Hoe het systeem van direct gekozen burgemeesters er precies uit moet zien staat open voor discussie.’

Voor dit artikel vroeg de Kanttekening ook een reactie aan de PVV, het Forum voor Democratie en Denk. Deze partijen menen dat het ‘partijkartel’ politici met een migratieachtergrond bevoordeelt (PVV, Forum voor Democratie) of juist discrimineert (Denk). Ze onthielden zich van commentaar.

Facts on the ground

0

Afgelopen week was ik in een moskee in een wat armere buurt in Amsterdam. Op zich niets bijzonders aan deze moskee die van oorsprong is opgezet door ‘bewoners met een migratieachtergrond’. Binnen het vertrouwde beeld als in zo veel moskeeën in Nederland. Oudere mannen die rond een tafel thee zitten te drinken en te kletsen in hun landstaal, een winkeltje, een kleine afhaal-pizzeria. Mensen die in en uitlopen voor en na het gebed. Ik bezocht de moskee met een groepje studenten. De voorzitter van de moskee vertelde over de activiteiten die de vereniging in en voor de buurt ontplooit, zoals de voedselbank, maaltijden maken voor uitgeprocedeerde asielzoekers, een oud brood-campagne om gas uit te winnen, overleg met instanties over de leefbaarheid van de wijk, samenwerking met andere geloofsgemeenschappen, enzovoorts. Een moskeevereniging kortom die heel actief is en zeker niet uitsluitend voor de eigen achterban. Dat is het verhaal van deze moskeevereniging, in die wijk anno 2017.

Ik ga niet vertellen om welke moskee het hier gaat, welke nationaliteit de meeste bezoekers hebben, of wat hun ideologische veren zijn. Als ik dat zou doen dan zouden de wijsneuzen en betweters onmiddellijk klaar staan om uit te leggen hoe een en ander vanuit of juist ondanks die kenmerken verklaard kan worden.

Ook was ik vorige week te gast bij de als salafistisch bestempelde Haagse as-Soennah moskee, waar een bijeenkomst was georganiseerd onder de naam Moskee en synagoge, niet door angst te vangen. Daar was rabbijn Lody van de Kamp uitgenodigd. Op deze avond ging het over de vraag hoe deze twee geloofsgemeenschappen kunnen samenwerken om te voorkomen dat ze tegen elkaar worden uitgespeeld. Natuurlijk waren er aan beide kanten tegenstanders van deze ontmoeting en werd het initiatief afgedaan als een reclamestunt. Het liefst had ik ook in dit geval geen namen en rugnummers vermeld. Waarom niet? Omdat het net als in het eerste voorbeeld helemaal niets verklaart over achtergronden en motieven achter hun activiteiten en initiatieven. Het voegt niets toe aan de vraag hoe de initiatiefnemers in de wereld staan en waarom ze doen wat ze doen.

Waarom deze twee voorbeelden? Omdat ze relevant zijn voor de discussie over de heisa die de afgelopen weken ontstond over de zogenoemde ‘Grijscampagne’ van wijlen burgemeester Eberhard van der Laan van Amsterdam. Deze campagne was bedoeld om jongeren die dreigen te radicaliseren op andere gedachten te brengen. De campagne bestond onder meer uit een serie vlogs gemaakt door tot inkeer gekomen ex-radicalen om andere geradicaliseerde jongeren te laten zien dat ze op de verkeerde weg zitten. In werkelijkheid ging het om acteurs en om die reden mocht deze methode achter de campagne niet aan de grote klok worden gehangen.

Natuurlijk stonden de critici, de zelfverklaarde radicalisme-deskundigen en andere betweters te popelen om het gehele project af te branden. En natuurlijk is er een hoop aan te merken over de gang van zaken rond de campagne. Maar het zogenoemde ‘sleutelfiguren’-beleid van de gemeente Amsterdam dat aan de basis van de campagne lag, is wel degelijk gebaseerd op een heel belangrijk inzicht, namelijk dat je bijvoorbeeld bij het aanpakken van radicalisering mensen nodig hebt die middenin de gemeenschap staan. Wil je begrijpen wat er speelt, dan moet je als gemeente samenwerken met mensen die daar zicht op hebben, ook al hebben die wellicht andere opvattingen. Je moet luisteren naar mensen, bijvoorbeeld religieuze leiders die over een zeker gezag beschikken. Mensen die vertrouwd worden en radicaliserende jongeren serieus nemen en naar hen luisteren.

Het gaat mis, ook in het Amsterdamse geval, als overheden van bovenaf willen sturen en monitoren en zich met van alles willen bemoeien. Of waar allerlei deskundigen worden ingehuurd die vertellen wat er moet gebeuren, zoals de omstreden anti-radicalisme-goeroe David Kenning, die meent dat radicalisering uitsluitend tussen de oren zit en te maken heeft met de gemoedstoestand van deze jongeren.

De behoefte om te controleren en te regisseren is nu juist in dit soort situaties funest. De twee voorbeelden waarmee ik begon laten zien dat ontwikkelingen zich niet altijd laten regisseren. Het laat zien dat er van alles gebeurt waarbij teveel media-aandacht juist verkeerd werkt, omdat media juist op zoek zijn naar scoops en nieuwsfeiten. Investeringen in mensen en netwerken kosten tijd en zijn vaak niet nieuwswaardig. Het laat ook zien dat al die ideologische etikettenplakkerij niets zegt over de facts on the ground, de toevallige samenloop van omstandigheden, de juiste mensen die handelen op het juiste moment en vooral dat oplossingen voor allerhande maatschappelijke problemen vaak uit een onverwachte hoek komen en zich niet van bovenaf laten plannen. Gemeentes zouden daar eens meer oog voor moeten hebben.

Vla

1

Mijn vader en ik staan voor het Joodse bejaardentehuis in de Amsterdamse wijk Buitenveldert. De schuifdeuren gaan traag open. Naast ons schuifelt een oude man voetje voor voetje naar binnen. Hij klemt zich vast aan zijn rollator en doet zijn uiterste best op zijn evenwicht te bewaren. Binnen ruikt het naar schoonmaakmiddel en iets ondefinieerbaars – een weeïge geur. Aan de leestafel in de centrale hal bladeren een aantal mannen in rolstoel de ochtendkranten door. ‘Wat voor invloed zal het aftreden van de Libanese premier op de situatie in Israël hebben?’, hoor ik één van hen mompelen. Ik wil meteen doorlopen naar de kamer van mijn oudtante, maar zie dat ze in de hal voor het raam zit. Ze draagt een veel te groot colbert met daaroverheen een enorme plastic slabber. Haar blik staat op oneindig. Het valt me op dat haar haren grijzer zijn dan ooit. Kennelijk neemt niemand meer de moeite om ze te verven. Ik leg een hand op haar schouder. Ze krimpt even ineen. Dan ziet ze mijn vader en roept ze enthousiast ‘Max’. Zodra ze mij in het vizier krijgt zegt ze ‘Anet’. Ik glimlach, want dat is de naam van mijn moeder. Ik geef haar een zoen en zeg dat ik Natascha heet. Ze knikt en zegt nogmaals ‘Anet’.

Mijn oudtante is afgelopen zomer honderd jaar geworden. Een respectabele leeftijd die niet veel mensen bereiken. Iedere maand dat ze leeft is dus eigenlijk mooi meegenomen, maar toch doet het me pijn om haar hier zo te zien zitten. Haar stem klinkt schriel, bijna kinderlijk. Veel praat ze niet. Vroeger was dat wel anders. De zus van mijn opa kon vrij dominant zijn. Wanneer ik binnenkwam vroeg ze me vaak enigszins verwijtend of ik het soms druk had. Anders had ik immers toch al veel eerder op bezoek kunnen komen? Als ik tijdens dergelijke bezoekjes met mijn telefoon aan het spelen was liet ze ook duidelijk haar afkeuring blijken. ‘Kom je voor mij of kom je voor je telefoon?’

Een verpleegster komt mijn oudtante naar de wc brengen. Ook dat is ze vergeten, dat haar lichaam daar soms om vraagt. Mijn vader en ik lopen achter hen aan en nemen plaats in haar kamer. Uit de woning van haar buurman hoor ik de klanken van een Duits televisieprogramma komen. Kennelijk heeft de man behoefte aan geluiden uit zijn kindertijd, geluiden van vóór de oorlog. Zodra mijn oudtante in haar fauteuil zit vraagt ze om vla. De verpleegster geeft haar een soepkom vol. Ze eet razendsnel en morst af en toe wat van het gele goedje op haar slabber. Ze maakt goedkeurende geluidjes als teken van genoegdoening. Zodra haar kom leeg is vraagt ze opnieuw om vla. Weer eet ze met een snelheid die doet vermoeden dat ze nog nooit zoiets lekkers heeft geproefd. Na de derde kom richt ze zich op en kijkt ze me recht in de ogen. Ik meen een blik van herkenning te zien, maar ik heb het mis. ‘Mevrouw, mag ik nog meer vla?’ Als ik zeg dat het op is voel ik me schuldig – haar hele koelkast staat vol met gezinsverpakkingen – maar ik wil niet dat ze ten onder gaat aan een overdosis vanille.

Ik lees het nieuws op mijn telefoon. Mijn oudtante merkt het niet eens, laat staan dat ze vraagt of ik het apparaat weg wil doen. ‘Pegida ‘besprenkelt’ moskee in Enschede met varkensbloed’, meldt mijn NOS-app. En: ‘Zestigduizend Poolse extremisten demonstreren voor ‘wit Europa’.’ Ik zucht. Hoewel ik het jammer vind dat ik geen gesprek meer met mijn oudtante kan voeren is het misschien zo slecht nog niet dat ze hier helemaal niets meer van meekrijgt.

Honderden baby’s in Turkse gevangenissen

0
In Turkije zitten rond de zevenhonderd kinderen, onder wie honderden baby’s, in de gevangenis. ‘Dit is schrijnend en onacceptabel. Kinderen horen niet in de cel.’

Ieder jaar wordt op 20 november de Internationale Dag van de Rechten van het Kind gevierd. Op die dag werd in 1989 het verdrag van de Universele Verklaring van de Rechten van het Kind aangenomen door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties, waarmee landen die het verdrag hebben ondertekend zich verplichten tot het beschermen van de rechten van kinderen in hun land.

Ook Turkije, waar sinds de couppoging van 15-16 juli vorig jaar nog steeds de noodtoestand van kracht is, heeft het verdrag ondertekend. Uit een recent onderzoek van de VN blijkt dat rond de zevenhonderd kinderen, onder wie honderden baby’s, vastzitten in Turkije, vaak onder zeer moeilijke omstandigheden. Er worden in aanloop naar 20 november verschillende initiatieven gelanceerd om aandacht te vragen voor de situatie van deze kinderen, ook in Nederland.

Volgens het VN-rapport Global study on children deprived of liberty zijn wereldwijd ruim 1,1 miljoen kinderen van hun vrijheid beroofd. Na de couppoging in Turkije is het aantal kinderen onder de zes jaar dat samen met hun moeder vastzit, explosief toegenomen.

Een Nederlandse actiegroep die aandacht vraagt voor de schrijnende situatie van deze Turkse kinderen, richtte zich onlangs in een brief aan de leden van de Tweede Kamer. ‘Wij doen een beroep op u als volksvertegenwoordigers en bewindspersonen om aandacht te (blijven) vestigen op de rechten van kinderen in Turkije die het slachtoffer zijn geworden van een willekeurige heksenjacht. Wij hopen dat u in deze niet onverschillig blijft’, staat in de brief. Het Tweede Kamerlid Sjoerd Sjoerdsma (D66) spreekt in een reactie aan deze krant bezorgdheid uit over de situatie van de gevangen kinderen in Turkije. ‘Dit is schrijnend en onacceptabel. Kinderen horen niet in de cel’, aldus Sjoerdsma.

Selma Ablak, voorzitter van de vrouwenorganisatie Platform ZijN en één van de initiatiefnemers van de actiegroep, laat weten dat ze de ontwikkelingen in Turkije rond deze kwestie op de voet volgt. Ze maakt zich grote zorgen. ‘Ze hebben in overvolle cellen nauwelijks bewegingsruimte en zien vrijwel geen daglicht, zelfs in primaire levensbehoeften worden ze niet volledig voorzien.’

Uit een recent gepubliceerd rapport van Gamze Akkus Ilgezdi, parlementariër voor de grootste Turkse oppositiepartij CHP (Republikeinse Volkspartij), blijkt dat veel kinderen door de druk die ze ervaren in de gevangenis vaak spraakproblemen en psychische klachten krijgen. Verder is er volgens het rapport sprake van ondervoeding, omdat kinderen geen aparte maaltijd krijgen (ze moeten één maaltijd delen met hun moeders) en is het erg slecht gesteld met de gezondheidszorg. ‘Het is onmenselijk om kinderen dit aan te doen’, aldus het rapport.

In Nederland is een social media-campagne gaande om aandacht te vragen voor de situatie van deze kinderen. Op 20 november wil Ablak met een groep activisten op een tweetal prominente locaties een manifest houden om aandacht te vragen voor de kinderen in Turkse gevangenissen. Ablak: ‘Het gaat echter niet alleen om deze kinderen, maar ook om de honderden kinderen die in Nederland zijn geboren, maar geen verblijfsvergunning krijgen en kinderen die het slachtoffer worden van mensenhandel.’

Ablak hoopt dat in Turkije zwangere vrouwen en vrouwen met pasgeboren of jonge kinderen hun proces in vrijheid kunnen afwachten, zoals de Turkse en internationale wetgeving dat voorschrijft. In de Grondwet van Turkije staat dat vrouwen die bijna gaan bevallen en vrouwen met kinderen tot zes maanden oud niet gevangengezet mogen worden. Maar de werkelijkheid is anders. Op het internet zijn meerdere video’s verschenen van politieagenten in een verloskamer die in de wacht staan om net bevallen vrouwen in de boeien te slaan om ze vervolgens samen met hun pasgeboren kinderen mee te nemen naar de gevangenis.

Libanon is slachtoffer van machtsspel Saoedi-Arabië en Iran

0

Er is iets vreemds aan de hand met Libanon. De soennitische premier van het land neemt vanuit Saoedi-Arabië ontslag, omdat hij zegt bang te zijn voor een aanslag door de sjiitische Hezbollah. Het ontslag wordt door de christelijke president niet aanvaard. De leider van Hezbollah stelt dat de premier helemaal niets te vrezen heeft. De Libanese geheime diensten stellen voorts dat er geen enkele dreiging tegen de premier bestaat. Tegelijkertijd drukt de Israëlische diplomatieke dienst haar diplomaten en ambassadeurs op het hart in hun contacten toch vooral te benadrukken dat Hezbollah en Iran de grote destabiliserende boosdoeners zijn in het Midden-Oosten. Saoedi-Arabië stelt dat het afschieten van een raket richting de Saoedische hoofdstad door Jemenitische Houthi-rebellen gelijk staat aan een oorlogsverklaring door Hezbollah en Iran, die niet alleen de Houthi’s in Jemen steunen, maar tevens het regime van Bashar al-Assad in Syrië. Bahrein, een trouwe bondgenoot van de Saoedi’s, heeft al zijn burgers uit Libanon teruggeroepen. Zowel Israël als Saoedi-Arabië houden Libanon verantwoordelijk voor de daden van Hezbollah. Het zou ons niet moeten verbazen als Libanon binnen afzienbare tijd op zijn minst een ‘Qatar-behandeling’ ten deel valt.

Libanon is een land ter grootte van een kwart van Nederland met ruim zes miljoen inwoners, waardoor het land tot de dichtstbevolkte landen ter wereld hoort. De inwoners zijn verdeeld in maar liefst achttien verschillende religieuze groeperingen, onder wie alevieten, soennieten, sjiieten, druzen en christenen. Etnische lijnen lopen dwars door deze religieuze groepen heen. Zo bestaat de bevolking voor negentig procent uit Arabieren, maar onder hen zijn christenen, soennieten, alevieten, druzen en sjiieten. Je zou kunnen verwachten dat deze groepen allemaal met elkaar overhoop liggen, maar feitelijk is dat niet zo, uitgezonderd de periode van de burgeroorlog in de jaren zeventig en tachtig misschien. Over het algemeen is men goed in staat met elkaar en naast elkaar te leven.

Vanwege het vermogen tot samenleven van zo veel verschillende bevolkingsgroepen stond het land gedurende lange tijd bekend als ‘het Zwitserland van het Midden-Oosten’. Het mondaine Beiroet werd vaak ook vergeleken met Parijs. De burgeroorlog heeft dat beeld weliswaar beschadigd, maar het is niet zo dat de onderlinge geschiedenis van deze groepen gekenmerkt wordt door kommer en kwel.

Veel eerder werd de destabilisatie van de Libanese verhoudingen veroorzaakt door buitenlandse invloeden. De Israëlisch-Palestijnse kwestie leidde sinds 1948 tot bijna een half miljoen Palestijnse vluchtelingen in Libanon. Het vestigen van Yassir Arafats PLO-hoofdkwartier in Zuid-Libanon was voor Israël aanleiding diverse malen militair in te grijpen totdat uiteindelijk Arafat de wijk nam naar Tunis. De Israëlische interventies en bezetting verdeelden het land. Sommigen steunden de Israëli’s, terwijl anderen, waaronder sjiitische groeperingen zoals Alam en later Hezbollah, zich juist fel verzetten.

Het is met name Hezbollah die sinds de jaren tachtig de verhouding tussen Israël en Libanon heeft bepaald. Aanvankelijk door directe aanvallen op Israëlische grensposten of raketaanvallen op dorpen in Noord-Israël uit te voeren, later ook met terroristische aanslagen. Hezbollah werd daarbij gesteund door Iran en later ook door het Assad-regime. Die steun mondde uiteindelijk uit in de door Hezbollah aan Assad verleende hulp bij het neerslaan van de opstand in Syrië, waardoor Hezbollah niet alleen een vijand werd in de ogen van de Israëli’s, maar tevens van de soennitische Arabische wereld, aangevoerd door Saoedi-Arabië. Dat Israëli’s en Saoedi’s in Hezbollah een gezamenlijke vijand zouden zien is essentieel voor de huidige verhoudingen in de regio.

Ondertussen probeerden de verschillende groeperingen in Libanon zelf na de burgeroorlog weer verder te gaan met elkaar. Dat ging gepaard met wisselend succes. Regeringen kwamen en vielen. Er waren nu wel degelijk onderlinge twisten en het koste grote moeite het vertrouwen weer te herstellen. Er was zelfs een ‘presidentloos’ tijdperk en een ‘parlementloos’ tijdperk. Belangrijk uitgangspunt voor het evenwicht in het land is dat alles zo veel mogelijk verdeeld wordt op basis van de bevolkingssamenstelling. Zo is de president altijd een christen, de premier altijd een soenniet en de voorzitter van het parlement altijd een sjiiet. Hoewel dat uitgangspunt door veranderingen in de verhoudingen tussen bevolkingsgroepen nog wel eens ter discussie wordt gesteld, heeft het in het algemeen wel gewerkt. De onlangs afgetreden premier Saad Hariri was hoofd van een regering van ‘nationale eenheid’, waaraan ook Hezbollah deelnam. Hezbollah had sinds 2009 zijn koers drastisch gewijzigd, democratische beginselen tot uitgangspunt verklaard en zelfs de gelijke berechtiging van de vrouw tot speerpunt gemaakt. Daarmee werd de partij regierungsfähig en kon ze toetreden tot de regering. Het leek dus allemaal de goede kant op te gaan. Zelfs het opnemen van ruim anderhalf miljoen vluchtelingen uit Syrië ging het land relatief goed af. Maar het feit dat Hezbollah openlijk het Syrische regime steunt en sinds enige tijd ook de Houthi-rebellen in Jemen, lijkt het land nu op te breken. Reeds vorig jaar uitten de Saoedi’s’ scherpe kritiek op de Libanese regering, omdat ze haar verantwoordelijk houden voor het handelen van Hezbollah in Syrië en Jemen. De aandacht werd mogelijk even afgeleid door de kwestie met Qatar, dat eigenlijk over hetzelfde probleem gaat: de toenemende macht en invloed van Iran.

Maar door het terugtreden van Hariri tijdens een bezoek aan Saoedi-Arabië staat het land weer in het brandpunt van de belangstelling. Zijn vertrek heeft alles te maken met de in de ogen van de Saoedi’s te dominante rol van Hezbollah in de Libanese regering. De dreigende taal die door de Saoedi’s richting Libanon wordt geuit liegt er niet om: indien de Libanezen Hezbollah niet aan de ketting leggen, worden zij direct verantwoordelijk gehouden voor de ‘oorlogsdaden’ die door Hezbollah worden verricht jegens Saoedi-Arabië. Mogelijk wacht Libanon een zelfde lot als Qatar, die andere ‘vriend’ van Iran in de ogen van de Saoedi’s. Aan de andere kant zou Israël door de ontstane situatie mogelijk juist zijn kans schoon zien zich van de gehate Hezbollah te ontdoen. In beide gevallen dreigt het zorgvuldig nagestreefde evenwicht tussen de Libanese bevolkingsgroepen verstoord te raken, met alle gevolgen van dien. Libanon is niet langer vrij zijn eigen regering te kiezen. En Saoedi-Arabië deelt de lakens uit in de Arabische wereld, met steun van Israël.