17.8 C
Amsterdam
Home Blog Pagina 887

‘We moeten blijven strijden voor onze grondrechten’

0
Theo Jubitana is de nieuwe leider van de indiaanse bevolking in Suriname. Hij voert de strijd aan voor landbezit en zelfbeschikking.

De Vereniging van Inheemse Dorpshoofden in Suriname (VIDS) koos eind vorige maand Theo Jubitana als nieuwe voorzitter. Hij treed aan op een moment dat een lange strijd om landrechten haar ontknoping lijkt te naderen.

De VIDS is een organisatie van dorpshoofden van tweeënvijftig dorpen met bewoners uit een aantal indianenstammen. De inheemse bevolking, de eerste bewoners van Suriname, bestaat uit ongeveer twintigduizend mensen, bijna vier procent van de Surinaamse bevolking. De VIDS is vijfentwintig jaar geleden opgericht om na de Binnenlandse Oorlog (1986-1992) de traditionele gezagsstructuren in de inheemse dorpen te herstellen. Op lange termijn zou dat moeten resulteren in zelfbestuur met een eigen rechtsstructuur.

Theo Jubitana heeft een grotendeels moderne manier van leven. De taal van zijn volk, de Arowakken, verstaat hij wel, maar hij spreekt het niet vloeiend. Hij werkt bij de Johan Adolf Pengel luchthaven. Als dorpshoofd van het indiaanse dorp Hollandse Kamp kwam hij echter in conflict met de overheid vanwege uitbreidingsplannen van die luchthaven. ‘Wij hoorden achteraf dat driekwart van de grond van ons dorp weggegeven was aan de luchthaven’, vertelt hij in een interview met de Kanttekening. ‘Door ons verzet staat deze verkoop in de wacht. Dit soort verhalen hoor ik ook uit andere delen van Suriname. In het zuiden zijn bijvoorbeeld dorpen die achteraf horen dat er op hun grond concessies voor houtkap of goudwinning afgegeven zijn.’

Om dat te voorkomen wil de VIDS dat de grondwet gewijzigd wordt. Nu kent die grondwet enkel individuele rechten, waardoor gemeenschappen niet als collectief grondeigenaar kunnen zijn, en krijgen de inheemse gemeenschappen geen vermelding. De grond waarop de gemeenschappen wonen, inclusief de natuur en grondstoffen, is op dit moment bezit van de staat en kan geen eigendom van de dorpen worden. In 2011 werd een conferentie over dit onderwerp van de VIDS en president Bouterse voortijdig afgebroken vanwege onenigheid. In november 2015 werd de Surinaamse staat op de vingers getikt door het Inter-Amerikaans Hof voor de Mensenrechten (een orgaan van de OAS, de Organisatie van Amerikaanse Staten), omdat het de grondrechten van inheemse volken niet voldoende erkent. Voor eind januari 2018 moet de Surinaamse regering aan dit vonnis gehoor geven. Het vonnis gaat in eerste instantie om een mede door de VIDS in 2007 aangespannen zaak met betrekking tot twee grote stammen, maar de wettelijke erkenning van collectieve rechten op traditioneel grondgebied is één van de eisen van het vonnis.

Op 7 augustus besloot Desi Bouterse op het laatste moment een intentieverklaring samen met de VIDS om de grondrechten voor inheemse volken te garanderen toch niet te tekenen, naar eigen zeggen om met zijn kabinet te overleggen. Jubitana, zelf op lokaal niveau vertegenwoordiger voor de Nationale Democratische Partij, de partij van Bouterse, keurt dit besluit af. ‘Dit voelt voor ons als een vertragingstactiek. Het is de vraag hoe lang we bereid zijn om hen de tijd te geven. Bouterse vertelde in zijn verkiezingscampagne dat hij zelf inheems bloed heeft via zijn oma, en dat hij de achtergestelde positie van inheemsen aan wil pakken, maar ondertussen blijven multinationals grond waarop inheemsen leven van de staat kopen zonder dat er een vorm van overleg met de gemeenschappen is. In ons voorstel moet het economisch gebruik van onze gronden door andere partijen in samenspraak gebeuren met de lokale gemeenschappen.’

De VIDS is opgericht vanuit de Raad van Acht, een organisatie die voortkwam uit de strijdgroep Tucajana Amazones, die de zijde van Desi Bouterse kozen in de Binnenlandse Oorlog. In die tijd stonden de nog steeds niet gerealiseerde grondenrechten al op de agenda van de Tucajana Amazones. Later heeft een politieke arm van de VIDS een stemadvies op Bouterse gegeven. Theo Jubitana wil meer afstand van de politiek creëren, ook al is hij zelf lid van de partij van Bouterse. ‘De partij wilde invloed op wie voorzitter van de VIDS zou worden. Mijn voorganger was assemblée-lid. Dat is duidelijk niet goed uitgepakt, de VIDS was te loyaal aan de politiek. Er werd minder opgekomen voor de belangen van de lokale gemeenschap. Er moet nog veel gebeuren. Het niveau van het onderwijs in inheemse gebieden is niet gelijkwaardig aan het niveau in Paramaribo.’

‘Ik ga als voorzitter van de VIDS naar de dorpen reizen om mensen te informeren en te mobiliseren. We moeten blijven strijden voor onze grondrechten. Wij zijn verbonden met de natuur en met de grond waarop we wonen, vissen, jagen en medicinale planten vinden. Wij zijn er van overtuigd dat het al onze grond is, maar we willen dat de overheid dat erkent.’

Jubitana moet het gesprek beëindigen omdat hij een kruidenbad klaar gaat maken. ‘In de aanloop naar mijn voorzitterschap ben ik heel spiritueel bezig geweest. Ik zal met het kruidenbad mijn voorouders bedanken voor hun steun de afgelopen weken, die heb ik heel sterk gevoeld. Na een nacht zijn de verschillende kruiden die ik fijnstamp ingetrokken in de aardewerken kruik. Morgenochtend voor zonsopgang spreek ik een gebed uit in de Arowakse taal en neem ik een bad. Ik ben streng christelijk opgevoed, maar door mijn oom heb ik de laatste tien jaar, eigenlijk sinds ik dorpshoofd ben, meer geleerd over inheemse tradities, daar voel ik mij goed bij.’

Biculturele CDA’ers in lastig parket door Buma

0
Buma, die al veel langer pleit voor een revival van ‘onze waarden en normen’, brengt CDA’ers met een migratieachtergrond in een lastig parket.

‘Nieuwkomers bleken onze vrijheid niet als vanzelfsprekend te omarmen en hielden meer dan verwacht vast aan eigen geloof, taal en cultuur. De gewone Nederlanders bleven verweesd achter’, zei CDA-leider Sybrand Buma in zijn H.J. Schoo-lezing op 1 september. Volgens de CDA-leider is de hoop dat een soort verlichte Europese islam zou ontstaan ijdel gebleken.

‘Buma ziet nieuwkomers te veel als zondebok en dat is het laatste wat je van een christelijk leider mag verwachten’, zo reageerde theoloog Rikko Voorberg in het radioprogramma Dit is de dag. ‘Dat frame moet bestreden worden, omdat je je eigen zorgen neerlegt bij een kwetsbare groep die de cultuur niet beheerst en zomaar kan dienen als zondebok. Dat is onverantwoord.’

De Kanttekening sprak enkele CDA’ers die kritisch staan tegenover Buma’s lijn. Vooral van moslims krijgt hij veel kritiek. In Buma’s CDA zou haast geen plek meer zijn voor moslims. ‘Ik ben het daar helemaal mee eens’, zegt de Surinaams-Nederlandse moslim Akbal Mohamed, die al jaren actief is voor het CDA. ‘Buma doet alsof moslims en allochtonen van een andere planeet komen. Hij zou het niet betreuren als moslims het CDA zouden verlaten en er een blanke christelijke partij overblijft.’

Een groep CDA-raadsleden waarschuwde in 2011 al dat het CDA de eigen toekomst in gevaar bracht als de partij de uittocht van moslims en ‘allochtonen’ niet wist te stoppen. Ze maakten duidelijk dat ze het gevoel hebben dat ze worden bekeken als moslims en niet als CDA-leden. Mede onder invloed van de PVV verslechterde de positie van moslims binnen en buiten de partij, vonden de raadsleden. ‘Als we de huidige partijkoers voortzetten zullen steeds meer moslims zich afwenden van het CDA.’ Een jaar eerder, in 2010, spraken islamitische CDA’ers er schande van dat hun partij een samenwerking aanging met de PVV. Toch denkt Mohamed dat de koers van de partij met betrekking tot moslims vooral is veranderd met Buma. ‘Hij heeft de partij stap voor stap en doelbewust vervreemd van de islamitische achterban. De huidige situatie heeft alles met de persoonlijkheid en ambities van Buma te maken.’

Mohamed is lang bestuurslid en campagneleider geweest voor het CDA. Hij benadrukt dat hij zich telkens weer verbaast over Buma’s ‘harde en ongefundeerde uitspraken over de islam en moslims’. ‘Er lijkt geen nuance mogelijk voor Buma, hij gooit alle moslims op één hoop. Het is betreurenswaardig om te zien hoe de partij onder zijn leiding is getransformeerd naar een kleurloze en eentonige partij waar weinig mensen zich nog thuis voelen.’ Mohamed is sinds 1973 actief binnen de christendemocratische beweging, eerst binnen de Anti-Revolutionaire Partij (ARP) en vervolgens het CDA nadat de ARP opging in het CDA. Hij heeft naar eigen zeggen nog nooit zoveel partijgenoten horen klagen over een leider. ‘Geef mij maar Wilders in plaats van Buma, want Buma is veel gevaarlijker. Van Wilders weet je tenminste wat je kan verwachten.’

Zelf heeft Mohamed ondanks de verharde koers van zijn partij zijn CDA-identiteit niet opgegeven. ‘Ik voel me niet gedwongen om afstand te nemen van het CDA, maar zal ook nooit toegeven aan de toon van mensen als Buma. Ik zie de partij als mijn kind. Ik zal mijn kind ook niet afstoten wanneer hij iets verkeerd doet. Dit is een tijdelijke afwijking van het beleid, de partij is voorlopig gekaapt door Buma, maar hij zal daar niet eeuwig zitten.’ Mohamed heeft ook kritiek op andere CDA’ers met een islamitische achtergrond die ondanks de harde toon van Buma niet in actie komen. ‘We hebben bij het CDA een paar van die meelopers die er alles aan doen om hun positie te behouden.’

Nihat Ulusoy, fractievoorzitter van CDA Schiedam, vindt het allemaal te veel als een ‘rechts geluid’ klinken. ‘Uiteraard dienen we de Nederlandse traditie, waarden en normen te beschermen en te behouden, maar de komst van ‘nieuwe’ Nederlanders betekent niet direct dat dit gaat verwateren. Aan integratie moeten we hard werken, maar we kunnen van mensen niet verwachten dat zij af gaan zien van hun eigen waarden. Waar trek je hier de grens?’

‘De samenleving is de kern, de bindende kracht voor Nederland en een wapen tegen de verwarring, veroorzaakt door de nieuwkomer’, zei Buma in zijn toespraak. ‘Dit is zo beangstigend’, reageert Ulusoy. ‘Alsof de nieuwkomers alles hebben verziekt in Nederland. Er zijn veel factoren die meespelen in het onbehagen van mensen, het landelijk beleid, economische gesteldheid, werkloosheid, mondiale ontwikkelingen, de rol van de media. De nadruk leggen op nieuwkomers lijkt mij niet de juiste benadering.’

Ulusoy denkt wel dat er nog veel CDA’ers zijn die de visie van Buma niet delen. ‘Ik voel me nog steeds welkom binnen het CDA. Zodra je vergelijkbare geluiden hoort, maak je je uiteraard wel zorgen, maar ik verwacht niet dat er drastisch wat gaat veranderen.’ Toch zegt de Turkse Nederlander dat de afstand tussen moslims en de partij op deze manier wel groter wordt. ‘Ik denk dat dit zeker effect kan hebben op het stemgedrag van moslims. Op deze manier verliest de moslimgemeenschap haar vertrouwen in het CDA.’

CDA’er Dave Ensberg, winnaar van de Jan Peter Balkenende Award in 2015 omdat hij ‘zich heeft laten zien als een voorvechter voor de multiculturele samenleving, gedragen en geïnspireerd door de christendemocratische waarden’, was één van de initiatiefnemers van een in 2013 geschreven open brief aan de leiding van het CDA. In deze brief werd een oproep gedaan aan de partij zich meer te richten op ‘nieuwe’ Nederlanders.

‘Ik merk dat het CDA op dit moment onvoldoende in staat is om biculturele Nederlanders aan zich te binden. De partijleiding lijkt nu duidelijk vanuit conservatisme voorstander te zijn van een mono-culturele samenleving, waar weinig ruimte lijkt te zijn voor pluriformiteit en diversiteit, in plaats van een multiculturele samenleving, terwijl we daar juist als partij altijd voor hebben gestaan’, zegt Ensberg. ‘Dat komt door de lezing van Buma, maar ook door vaak te refereren naar traditioneel joods-christelijke waarden en daarbij het gevoel op te roepen alsof andere waarden inferieur zijn en niet passen bij de Nederlandse cultuur. Dat is heel gevaarlijk. Daardoor wordt in één klap een hele bevolkingsgroep van de partij vervreemd.’

Buma heeft volgens Ensberg wel duidelijk een eigen interpretatie van de christendemocratie. ‘We moeten intern vaker en beter discussiëren over de visie van Buma, want feitelijk is het zo dat die interpretatie weinig besproken is. Is dit wel onze lijn? Heeft Buma wel draagvlak als het gaat om deze koers? Die vragen zijn intern onvoldoende gesteld.’ Biculturele kiezers spreken lokale CDA’ers vaak aan over de uitspraken van Buma en willen met het oog op de gemeenteraadsverkiezingen van 2018 weten of het lokale CDA op één lijn zit met Buma, bijvoorbeeld als het gaat om ‘het falen van de verlichte islam’. Als dat het verhaal is van het CDA, ga ik niet meer op de partij stemmen, zeggen ze dan. Biculturele CDA’ers vragen zich door deze retoriek van de afgelopen jaren en vooral de uitspraken tijdens die lezing, steeds vaker af of ze nog wel lid willen blijven. Dat is een gevaarlijk signaal.’

Oliegeld in de moskee

0

Om de zoveel tijd laait de discussie weer op over de financiering van moskeeën. De aanleiding deze keer was de berichtgeving over de Utrechtse moskee al-Fitrah die de gemeente onjuist zou hebben voorgelicht over hun financieringsbronnen. Naar aanleiding daarvan verschenen berichten over de ondoorzichtigheid van de financiering van moskeeën in het algemeen. Ondanks dat er grondwettelijk niets is in te brengen tegen het feit dat moskeeverenigingen subsidies ontvangen uit buitenlandse bronnen, vaak stichtingen in de rijke Golfstaten, bestaat er een tamelijk breed gedeelde afkeer van dit soort geldstromen. Redenen daarvoor zijn steeds de invloed die dat soort geldschieters op Nederlandse moskeeën zouden krijgen, en zo, daar gaan we weer, salafistisch gedachtegoed zouden propageren. In veel van de berichten worden financieringsbronnen, al of niet bewust, op een hoop gegooid. Of het nu gaat om een onschuldige subsidie voor de bouw van een moskee of de verspreiding van jihadistische propaganda, het is kennelijk allemaal één pot nat. Daarnaast wordt de financiële handel en wandel van moskeeën omschreven als ondoorzichtig. Wat daarmee wordt bedoeld is voltrekt onduidelijk, maar al snel werd dit gebrek aan transparantie gebombardeerd tot een exclusief kenmerk van moskeeorganisaties.

Met de argumentatie en het debat eromheen is iets merkwaardigs aan de hand. In de berichtgeving wordt beweerd dat de overheid gebonden is aan de vrijheid van godsdienst (artikel zes van de Grondwet) en de scheiding van religie en staat onvoldoende wordt uitgevoerd. Die vrijheid van godsdienst betekent in theorie dat religies gelijkwaardig zijn. Daar blijkt in de praktijk natuurlijk weinig van terecht te komen. Niet alleen zijn er talloze voorbeelden waaruit blijkt dat er wat dit betreft met twee maten wordt gemeten, maar ook in praktisch opzicht is een letterlijke uitvoering van dat recht niet haalbaar.

Met dat andere principe, de scheiding van religie en staat, is het nog merkwaardiger gesteld. In de praktijk is de ‘scheiding’ een politiek mantra geworden dat naar believen wordt gebruikt. Wat precies met de scheiding van religie en staat wordt bedoeld is volstrekt onduidelijk. Critici van alles wat met religie te maken heeft en de islam in het bijzonder, zijn van mening dat het hoog tijd wordt dat die scheiding nu echt eens in de praktijk wordt gebracht. Als dat zou gebeuren, dan zou de overheid veel effectiever kunnen ingrijpen. Het zou afgelopen zijn met de facilitering en subsidiëring van religieuze activiteiten, de inmenging door vreemde mogendheden en instanties in het religieuze leven hier en natuurlijk zouden al die schimmige islamitische instellingen die onder het mom van liefdadigheid de jihad prediken, echt eens kunnen worden aangepakt.

Het is duidelijk dat deze critici en ook journalisten die steeds maar weer wijzen op de beperkingen die de scheiding van religie en staat voor de overheid met zich meebrengen, zich niet hebben verdiept in de Nederlandse politieke geschiedenis. Die zouden dan weten dat de dingen veel gecompliceerder in elkaar zitten, maar vooral dat er sinds het in werking treden van de nieuwe wetgeving in de Bataafse Republiek in 1798, eigenlijk nooit sprake is geweest van een wettelijk vastgelegde bepaling die ‘beïnvloeding over en weer’ (tussen staat en religie) verbiedt. Er stond weliswaar dat kerken hun eigen zaakjes moesten regelen en niet meer op de staat konden steunen, maar er stond ook dat de Gereformeerde Kerk niet meer een voorkeursbehandeling kreeg zoals die in de eeuwen daarvoor gold. Gelijkwaardigheid van religies dus eigenlijk.

Sindsdien zijn veel van die bepalingen die de band tussen de staat en religie moeten afzwakken weer verdwenen. Er heeft in elk geval nooit in de Grondwet een artikel gestaan dat staat en religie gescheiden zijn. De politieke geschiedenis van Nederland tot op de dag van vandaag laat zien dat de staat altijd de mogelijkheid heeft gehad in te grijpen en dat ook gedaan heeft. Tegelijk werd de scheiding van religie en staat steeds ingevlogen om de dingen op zijn beloop te laten. Tekenend was de weigering van de overheid om de adviezen van de commissie-Waardenburg in 1983 op te volgen met een beroep op de scheiding van religie en staat. Die commissie pleitte ervoor moskeeën in de opbouwfase waarin ze toen verkeerden juist wel te steunen zodat een ‘Nederlandse islam’ zou ontstaan.

De overheid kan naar believen diep ingrijpen in religieuze zaken of controle uitoefenen op het doen en laten van religieuze organisaties. Er is geen wetgeving die dat verhindert. Die is er nooit geweest. Als groeperingen dingen doen die wettelijk niet zijn toegestaan dan is daar de strafwet. Wat overblijft is artikel één van de Grondwet dat discriminatie moet uitsluiten. Daar hoor je al die critici niet over, maar daarmee mag niet gemarchandeerd worden. Dat artikel garandeert niet alleen godsdienstvrijheid, maar moet voorkomen dat er met twee maten wordt gemeten, zoals keer op keer gebeurt.

Je kunt veel zeggen van het vmbo, saai is het er nooit

0

‘Hoe houd je het vol?’, vragen mensen mij weleens. Al zo’n veertig jaar sta ik voor de klas, waarvan de laatste vijfentwintig jaar op het Montessori College Oost in Amsterdam. Een vmbo-school met voornamelijk kinderen uit gezinnen met ‘niet-Nederlandse’ wortels. Vaak wel hier geboren, soms zijn hun ouders hier ook geboren, maar het etiket ‘niet-Nederlands’ is hardnekkig.

Vooral door de berichtgeving over onderwijs op vmbo-scholen snap ik de hoe-houd-je-het-vol-vraag wel. Als ‘zwarte’ scholen in het nieuws komen gaat het meestal over drugs, geweld, spijbelen, ongemotiveerde leerlingen, hoog ziekteverzuim van de leraren en meer ellendige zaken. We moeten het verwachtingspatroon vooral niet overhoop gooien, lijkt soms de regel op redacties. Het gaat in de media zelden over leerlingen die hard werken, hun best doen, goede cijfers halen of gewoon in één keer slagen (ik ken ze!), want dat verstoort het beeld, toch?

Les geven is een vak waar ik indertijd voor gekozen heb, omdat ik kinderen leuk vind en omdat ik het boeiend vind om ze dingen te leren. Nooit een moment spijt gehad van mijn beroepskeuze, ook na veertig jaar vind ik de kinderen nog net zo leuk als vroeger en heb ik nog steeds plezier in mijn vak. En met ‘kinderen’ bedoel ik álle kinderen.

Het opgeblazen negativisme over ‘allochtonenonderwijs’ (vreemde term, alsof kinderen met een ‘niet-Nederlandse’ afkomst geheel anders les zouden moeten krijgen) in de media stoort me dan ook zeer. Er lijken vooral heel veel problemen te bestaan en het heeft tot gevolg dat docenten die het ‘volhouden’ automatisch als helden worden beschouwd en de kinderen die een aanslag doen op het uithoudingsvermogen van de docent als boosdoeners. Docenten worden dan afgeschilderd als idealisten met een masochistische instelling. Maar lesgeven is gewoon een vak! Het doel is om kinderen iets te leren, een leraar is daarvoor opgeleid en heeft als het goed is interesse voor kinderen, wat voor kinderen dan ook. Als het goed is heb je plezier in je vak en ben je geïnteresseerd in kinderen. Een timmerman die nul interesse heeft voor hamer, zaag en hout kan beter een ander vak kiezen. Heeft hij wel interesse voor zijn vak dan noemen we hem een vakman en geen idealist. Datzelfde geldt voor een docent, in welk soort onderwijs dan ook.

De komende tijd zal ik schrijven over wat ik meemaak op school. Over mooie dingen, lastige dingen, successen, maar ook mislukkingen, want ja, er gaat ook weleens iets mis (het is soms net de echte wereld, zo’n school). Je kunt veel zeggen van het vmbo, saai is het er nooit.

‘Het is ontzettend leuk mensen te zien groeien’

0
De Kanttekening spreekt ‘nieuwe’ Nederlanders die op weg zijn naar de top. Deze week: Surinaamse Nederlander Damaira Anijs (32).

Wat doe je?
‘Ik ben fiscaal jurist en oprichter van DNA Community, gespecialiseerd in de creatieve en sportieve sector. DNA Community houdt zich bezig met marketing, coaching en het financiële plaatje voor ondernemers. We zijn gespecialiseerd in sporters en kunstenaars zoals modellen, muzikanten, schrijvers en andere artiesten. DNA Community beschermt de belangen van de artiest, ook financieel. Sommige managers denken vooral aan zichzelf en laten hun artiesten een wurgcontract tekenen. Zulke toestanden willen wij graag voorkomen. Niet iedere muzikant weet trouwens dat je je werk moet aanmelden bij Buma Stemra. Vaak hebben onze cliënten wel voldoende basiskennis, maar wij zorgen ervoor dat ze aan de slag kunnen als volwaardig ondernemer. Het is ontzettend leuk om mensen te zien groeien, als ondernemer en als mens. Modellen zijn meestal pas zeventien jaar en nogal verlegen als ze voor het eerst bij ons komen. Binnen een jaar zijn ze ontzettend gegroeid. Bij DNA Community leer je ook zaken zoals voor jezelf opkomen, kosten drukken, sparen en budgetteren.’

Waar wil je heen?
‘Ik wil met DNA Community de grens over, maar ik wil vooral marktleider worden in Nederland binnen de branches waarin we actief zijn. Het streven is om echt een begrip te worden.’

Heb je een kruiwagen?
‘Niet op het gebied van fiscaal recht. Voordat DNA Community in 2014 werd opgericht, werkte ik bij Baker & McKenzie en later bij trustkantoor TMF. Dat heb ik zelf bereikt. Ik kom wel uit een creatieve familie. Via hen kom ik makkelijk in contact met artiesten. Verder was het heel goed voor mijn reputatie dat één van mijn eerste klanten een bekend topmodel is geworden. Het allerbelangrijkste is mond-tot-mond-reclame. Dat werkt echt het beste. Het mooiste is om via elke cliënt twee nieuwe cliënten te krijgen. Ik startte DNA Community naast mijn vaste baan. Op een moment kreeg ik het er zo druk mee dat ik het niet meer met mijn baan kon combineren. Alleen leverde het nog niet voldoende op. Parttime banen binnen fiscaal recht bestaan niet, maar ik moest extra inkomsten hebben. Uiteindelijk ben ik bij een winkel gaan werken waar ze cupcakes verkochten. Ik heb eerlijk gezegd dat ik geen ervaring had met cupcakes, maar goed kon verkopen! Ze gaven me een kans.’

Zijn er beren op de weg?
‘Als nieuwe ondernemer onderschat je je kosten en overschat je je inkomsten. Je moet je inkomsten goed bijhouden. Eén van mijn persoonlijke beren op de weg is dat ik jonger lijk. Dat is niet altijd in mijn voordeel. Dat valt op want mensen verwachten een oudere man in een driedelig kostuum. Terwijl onze doelgroep zich daar helemaal niet zo bij op hun gemak voelt. Daarom werkt het ook zo goed wat we doen.’

Heb je tips?
‘Blijf in jezelf geloven, alles begint immers bij jezelf. Als je jezelf presenteert, wees dan niet te vaag, zeg kort maar krachtig wat je doet en wees direct. Schrijf je doelen voor de komende tijd op.’

‘Je kunt niet om islamitisch karakter van IS’ers heen’

0
‘Wil je een realistisch beeld neerzetten van de islam, dan benoem je niet alleen de negatieve aspecten want dan doe je het tekort, maar je kunt je ook niet alleen op de positieve aspecten focussen en net doen alsof alle donkere kanten het gevolg zijn van inmenging van buitenaf. Er moet een redelijke balans zijn.’

‘De Koran is niets anders dan een schreeuw om compassie’, volgens bestsellerauteur en religie-expert gespecialiseerd in de islam, het jodendom en het christendom Karen Armstrong. Zij wordt geroemd om haar vermogen religies te verbinden. Ze was begin deze maand in Nederland om een onderscheiding van de Vrije Universiteit (VU) Amsterdam in ontvangst te nemen. ‘Armstrong krijgt een eredoctoraat aan de VU, omdat ze de interreligieuze dialoog promoot en zich inzet voor religieuze tolerantie in het publieke domein’, zegt haar erepromotor Manuela Kalsky, bijzonder hoogleraar voor de Edward Schillebeeckx-leerstoel voor Theologie en Samenleving. ‘Armstrong heeft een groot aantal boeken gepubliceerd waarin ze inzichten uit theologie en religiewetenschap begrijpelijk maakt voor een breed publiek.’

De levensloop van de Britse schrijfster spreekt tot de verbeelding. Ze verruilde haar leven als non voor een studie Engels en werd auteur van wereldwijde bestsellers als Fields of blood: religion and the history of violence (2015) en Muhammad: a prophet for our time (2016). In 2008 lanceerde ze het Handvest voor compassie, waarin de ‘gouden regel’ centraal staat: behandel anderen zoals je zelf behandeld wilt worden. ‘De gouden regel vind je al bij de oude Chinese wijsgeer Confucius. In een tijd van oorlog pleitte hij voor meer mededogen. Armstrong beschrijft hoe je echte compassie kunt hebben, bijvoorbeeld door het leed van anderen te verminderen en geen haat te zaaien,’ zegt Kalsky. Armstrong benadrukt dat het principe van compassie ten grondslag ligt aan alle wereldgodsdiensten, inclusief de islam. ‘Volgens Armstrong kun je als je de geschriften leest en naar de geschiedenis kijkt, niet concluderen dat de islam intoleranter is dan bijvoorbeeld het christendom’, zegt Kalsky. ‘Religie is zeer complex. In alle religies vind je de intentie om vrede te bevorderen. Ook de islam is een geloof van vrede, God is in de islam niet voor niets de Barmhartige.’

Tegelijkertijd worden aanslagen gepleegd in naam van de islam. Hoe zit dat dan? ‘Zowel in de Bijbel als in de Koran staan passages die gewelddadig zijn. Die kun je voor je karretje spannen, en zeggen ‘ik doe dit in naam van de islam of het christendom’. Maar dé islam bestaat net zo min als hét christendom, Er is een grote variatie aan stromingen en interpretaties. Bij de aanslagen van IS spelen vaak politieke en economische factoren mee,’ zegt Kalsky. ‘Armstrong geeft het voorbeeld van jihadisten die voordat ze naar IS vertrekken bij Amazon een exemplaar van Islam for dummies bestellen. Ze weten nauwelijks iets van de islam, het is een sterk ideologisch gemotiveerde strijd.’

Gert Jan Geling, publicist en promovendus aan de Universiteit Leiden, vindt dat Armstrong wel erg relativistisch wordt als het gaat om geweld in naam van de islam. ‘Je kunt niet om het islamitische karakter van IS’ers heen, omdat ze een theologische onderbouwing voor hun gedachtegoed bieden. IS’ers mikken voor een deel op de wat minder goed onderlegde jongeren, die kunnen ze gemakkelijker brainwashen. Maar dat zijn uitsluitend jongeren die zich al als moslim zien. Soms hebben ze een crimineel verleden. Ze weten dat ze fouten gemaakt hebben en zijn extra kwetsbaar, omdat ze zich op grond van hun geloof zondig voelen. Dan willen ze ter compensatie deel uitmaken van het kalifaat en het leven van een vrome moslim leiden.’

Volgens Geling handelen extremistische jihadisten niet alleen uit politieke overwegingen, maar is het de islam waar zij steun en motivatie aan ontlenen. ‘Je kunt niet alles op de buitenwereld afwentelen. Er is een traditie van geweld in de islam die teruggaat op de begintijd. De profeet Mohammed voerde oorlogen en breidde zo zijn grondgebied uit. Het theologische concept jihad in de Koran verwijst vrijwel altijd naar strijd tegen ongelovigen. Groeperingen als IS grijpen terug op die begintijd. Volgens bijvoorbeeld een David Cook, een vooraanstaande expert op het gebied van het concept jihad, is het concept van de innerlijke jihad, waarbij je strijd voert tegen het kwaad in jezelf, pas eeuwen later bedacht door islamitische geleerden’, stelt Geling. Cooks claim wordt echter tegengesproken door vele islamexperts, van onder meer de toonaangevende al-Azhar Universiteit in Caïro. Zij wijzen erop dat het concept van de innerlijke jihad wordt belicht in tientallen hadith (overleveringen over het doen en laten en uitspraken van Mohammed).

‘Saoedi-Arabië wordt door het Westen gesteund en verspreidt een bepaalde manier van denken die kan inspireren tot radicaal gedachtegoed, daar ben ik het met Armstrong eens. Maar het wahabisme uit Saoedi-Arabië ontstond al in de achttiende eeuw. Dat is voor de kolonisatie en westerse invloeden in het Midden-Oosten’, zegt Geling. ‘Wil je een realistisch beeld neerzetten van de islam, dan benoem je niet alleen de negatieve aspecten want dan doe je het tekort, maar je kunt je ook niet alleen op de positieve aspecten focussen en net doen alsof alle donkere kanten het gevolg zijn van inmenging van buitenaf. Er moet een redelijke balans zijn’.

‘Armstrong bereikt een groot publiek in Nederland’, zegt Kalsky. ‘Maar ook in Pakistan heeft ze veel aanhang. Ze weet haarscherp vooroordelen te ontkrachten. Ze maakt daarbij gebruik van wetenschappelijk onderzoek en weet dat te vertalen naar het grote publiek en ze is niet bang om dan een positie in te nemen. Mensen die dat kunnen zijn in tijden van crisis heel hard nodig.’

Arameeërs vrezen vernietiging laatste sporen in Turkije

0
De confiscatie van Aramese eigendommen in Mardin maakt Arameeërs in Nederland wanhopig over de toekomst van hun volk in Turkije.

Het bericht dat het Turkse regime in de provincie Mardin op grote schaal Aramese eigendommen confisqueert en ruim vijftig kerken en kloosters met bijbehorende grond overdraagt aan het Presidium voor Religieuze Zaken (Diyanet) heeft voor woedende reacties gezorgd, ook in Nederland. De Kanttekening sprak daarover twee prominente Aramese Nederlanders.

‘De afgelopen tien jaar is de situatie van Arameeërs in Turkije van slecht naar slechter gegaan. Hoewel ik een optimistisch mens ben, vrees ik dat het de komende jaren ook niet beter gaat worden’, zegt de voorzitter van de Aramese Beweging voor Mensenrechten, Aziz Beth Aho. Er wonen ongeveer vijfentwintig duizend Arameeërs in Turkije, de gemeenschap was ooit veel groter. ‘Arameeërs hebben in de loop der eeuwen veel ellende meegemaakt en daar lijkt geen eind aan te komen. Het lijkt alsof de genocide nog niet is beëindigd’, vertelt hij. ‘Genocide is niet alleen het vermoorden van mensen, we hebben nu te maken met een culturele genocide. Wat IS in Irak en Syrië doet, doet Turkije nu in Tur Abdin. Door het plunderen van erfgoed in Hesno d-Kifo (Turks: Hasankeyf) bijvoorbeeld of het onteigenen van kerken en gebouwen.’ Tur Abdin is een heuvelachtige regio in het zuidoosten van Turkije met grote historische, religieuze en culturele waarde voor Arameeërs.

Formeel zou er geen sprake zijn van het onteigenen van erfgoed, maar van eigendomsoverdracht naar aanleiding van bestuurlijke herindeling in Mardin. ‘Volgens de Turkse autoriteiten is dit conform de geldende wet- en regelgeving gebeurd en gaat het niet om confiscatie’, schreef minister Bert Koenders van Buitenlandse Zaken onlangs als antwoord op Kamervragen over de kwestie. De Diyanet-top ontkende intussen op 23 juni dat eigendommen zijn overgedragen aan Diyanet. Beth Aho noemde de antwoorden van Koenders ‘teleurstellend’ in een opiniestuk (31 juli 2017) in het Reformatorisch Dagblad. ‘In een regio die direct grenst aan het territorium van IS, waardoor oorlogshandelingen en doelbewuste vernietiging al zo veel eeuwenoud Aramees cultureel erfgoed is ontnomen en verloren gegaan, is de in onze ogen wederrechtelijke ‘eigendomsoverdracht’ volstrekt afkeurenswaardig. Die zou dan ook in de meest duidelijke bewoordingen door de Nederlandse regering en de EU veroordeeld moeten worden.’

Naast zijn onbegrip over de toon die de minister gebruikt naar aanleiding van de confiscatie, kan Beth Aho ook niet begrijpen dat het Turkse regime zo weinig empathie toont voor de christelijke minderheid die nu weer onder druk staat. ‘Ongelofelijk dat ze voor de verandering niet zeggen ‘wacht eens even mensen, de Arameeërs hebben al zo veel meegemaakt, we hebben ze al hun rechten afgepakt, we hebben ze niet eens de vrijheid gegeven om de eigen taal te leren’. Nee, ze doen er gewoon een schepje bovenop, door de paar duizend overgebleven Arameeërs te straffen en hun cultureel erfgoed te confisqueren. Het is een schande.’ Dat laatste is volgens Beth Aho niet alleen een aanval op Arameeërs, maar ook op de rijke en diverse cultuur van Turkije. ‘Ik zou me diep schamen als Turkse staat voor het leed dat Arameeërs wordt aangedaan, want zowel Arameeërs als hun erfgoed zijn een belangrijk onderdeel van Turkije en de geschiedenis van het land. Als je dat onteigent, onteigen je ook de historie van je eigen land. Turkije maakt een deel van zijn eigen cultuur kapot.’

De laatste ontwikkelingen rond Arameeërs in Turkije wordt met grote zorg gevolgd vanuit Nederland, waar duizenden Arameeërs leven. Het overgrote deel woont in Twente. ‘Mensen zijn woedend. Wat in Turkije gebeurt zorgt voor een bepaalde mate van haat onder de Arameeërs in Nederland richting Turkije. Het doet denken aan de genocide van 1915 en de gebeurtenissen in Irak en Syrië. Die komen allemaal wel erg dichtbij op deze wijze’, zegt Beth Aho. Hij hoort van veel familie en vrienden dat ze zich op dit moment erg onveilig voelen. ‘Ze worden bedreigd en geïntimideerd. Ze zijn eigenlijk vogelvrij verklaard.‘ Beth Aho roept Turken op om te protesteren tegen de onderdrukking van hun medeburgers. ‘Als moslims in Turkije niet opkomen voor de rechten van Arameeërs, maar ook bijvoorbeeld Armeniërs, komen zij vroeg of laat zelf aan de beurt. Dat zien we nu eigenlijk al gebeuren met Koerden en andere islamitische tegenstanders van het regime, zoals alevieten.’

Dihaber, een Koerdisch persbureau in Turkije, meldde onlangs dat veel Arameeërs in Turkije willen emigreren naar Europese landen. ‘Veel Arameeërs zijn Turkije al ontvlucht. Begin jaren tachtig woonden in Turkije ruim tachtigduizend Arameeërs. Velen van hen hebben niet uit vrije wil hun land verlaten, ze zijn door dit soort onmenselijke acties van het Turkse regime gedwongen om dat te doen’, zegt Beth Aho. De Arameeërs die zijn achtergebleven hebben er volgens hem écht voor gekozen om onder alle omstandigheden hun land niet op te geven. ‘Zij gaan liever dood dan dat ze moeten vluchten. De EU neemt geen vluchtelingen uit Turkije op, omdat het land zogenaamd veilig zou zijn.’

Ook de Aramees-Nederlandse Isa Kahraman, fractievoorzitter van het CDA in de gemeente Rijssen-Holten, benadrukt dat er nog maar weinig Arameeërs leven in Turkije. ‘Er wonen misschien meer Arameeërs in Enschede dan in Turkije.’ Degenen die daar nog zijn, leven volgens de CDA’er of heel anoniem in Istanbul of in kleine groepen in Midyat, een stad in Mardin. ‘De huidige situatie in Turkije is heel beangstigend. Het was voor christelijke minderheden nooit een veilige omgeving, dat is nu alleen maar erger geworden.’ Kahraman heeft zelf ook veel familie in Turkije. Hij adviseert ze al heel lang om naar Nederland te emigreren. ‘Telkens wanneer ik ze spreek vraag ik wat ze in Turkije te zoeken hebben. Ze zeggen dat ze emotioneel zijn verbonden met het gebied en niet willen emigreren onder druk van het regime. De sporen en geschiedenis van onze voorouders zijn diep geworteld in Turkije. Als we het land verlaten, dan hebben zij gewonnen.’ Ook Kahraman is diep geraakt door de confiscatie van Aramese eigendommen. ‘Het enige wat nog over is van Arameeërs in Turkije zijn de kerken en andere gebouwen. Dat is het enige wat nog iets zegt over ons verleden. Dat dreigt nu ook te verdwijnen door het beleid van het regime. Het lijkt wel alsof heel onze geschiedenis in het gebied wordt weggevaagd.’

Dat het onderwerp door Kamerleden onder de aandacht wordt gebracht stelt Kahraman op prijs, maar het lijkt hem niet reëel dat er door Europese druk iets gaat veranderen aan de situatie van Arameeërs in Turkije. ‘Het Turkse regime trekt zich er niets van aan. Ik heb niet het gevoel dat er wordt geluisterd. Dat is ook niet heel verrassend, gezien het feit dat Turkse Nederlanders het land niet uitkomen. Wat kan je dan tegen zo’n regime doen? Een regime dat alle tegenstanders, van leraren tot huisvrouwen, vastzet, zal zich ook niet bekommeren om de rechten van Arameeërs.’ Kahraman heeft zich nooit verbonden gevoeld met Turkije, het land waar hij is geboren. ‘Ik voel me meer verbonden met het gebied waar ik vandaan kom, toch word ik hier in Nederland wel gewoon geregistreerd als Turk. Ik had na zo veel ellende en bloedvergieten gehoopt dat alle mensen in de regio naast elkaar en met elkaar zouden kunnen leven, maar dat heeft blijkbaar meer tijd nodig. De moslims zelf zijn niet eens in staat om in vrede te leven in Turkije, kijk maar hoe hard de tegenstanders van het regime worden aangepakt.’ Mede daardoor gaat Kahraman al ruim acht jaar niet naar Turkije. ‘Hoewel ik heel voorzichtig ben op social media over president Erdogan en Turkije, zou ik me niet veilig voelen. Het regime is niet voorspelbaar, er kan ieder moment van alles gebeuren.’

De Aramese Federatie organiseert op zaterdag 30 september een paneldebat over de positie van Arameeërs in Turkije, Syrië en Irak. Gabriel Sawma, advocaat, professor in Midden-Oosten Studies aan de Fairleigh Dickinson University en adviseur van president Donald Trump, is onderdeel van het panel.

De perceptie van ons verleden

1

In mijn vorige column, naar aanleiding van Charlottesville, repte ik van de mogelijkheid dat de Amerikaanse meningsverschillen over het verleden ook naar Europa zouden kunnen overslaan, omdat hier immers eveneens nog heel wat verleden als nationaal erfgoed gekoesterd wordt, dat in andermans optiek dubieuze aspecten heeft. Op ons continent was Duitsland lange tijd het enige land dat daartoe door de kritische ogen van de buren stelselmatig gedwongen werd; nu zijn steeds vaker ook andere westerse landen aan de beurt.

Zo ook Nederland, waar CDA-voorman Sybrand Buma nog meent de nationale eenheid te kunnen bezweren door schoolkinderen staande het Wilhelmus te laten zingen. Ook het blazoen van de ik-figuur, Willem van Oranje (1533-1584), is inmiddels niet onbevlekt; recent historisch onderzoek heeft, waar het zijn bevrijdingsmethoden van de Lage Landen betrof, toch erg veel verschroeide-aarde-tactiek aan het licht gebracht.

Overigens was, zoals een ieder die iets verder in het vaderlandse lesmateriaal terugkijkt weet, tot enige decennia geleden de Vader des Vaderlands bij katholieken – toch nog altijd zo’n veertig procent van de vaderlanders uitmakend – niet geheel onomstreden. Mede door de effecten van Oranjes opereren waren zij immers twee eeuwen lang de onderliggende partij. De ‘altijd geëerde’ Koning van Hispanje uit het eerste couplet had Willem van Oranje, als die term al had bestaan, vast als een soort terrorist betiteld. Hij heeft hem dan ook dienovereenkomstig door een scherpschutter uit de weg laten ruimen, zoals Barack Obama met Osama bin Laden (1957-2011) deed.

Als gezegd: ook Nederland heeft een ingesleten visie op het verleden die steeds meer gaat wringen. De afgelopen twee weken werd ik daarmee weer meermalen geconfronteerd. In de Volkskrant poogde Martin Sommer langs getalsmatige weg de betekenis van de slavernij voor de Nederlandse geschiedenis en de betekenis van Nederland voor de slavernijgeschiedenis te relativeren.

Zijn medecolumnist Elma Drayer, die al eerder elke opsomming waarin Holocaust en slavernij samen werden genoemd als een ongepaste poging tot leedvergelijking had betiteld, verviel weer in de oude fout door elk anti-zionisme als verkapt anti-semitisme te betitelen, zonder ook maar één woord te wijden aan de vrij systematische Israëlische landroof van Palestijnse grond op de Westelijke Jordaanoever, die de anti-Israëlische sentimenten in islamitische kring tenminste behoorlijk hebben versterkt. Dat Nederland als vaste steunpilaar van Israël medeplichtig is aan dat onrecht bleef eveneens buiten beschouwing.

Het derde voorbeeld was bij de kranslegging ter herdenking van de moord op Johan de Witt (1625-1672) op zijn sterfdag 20 augustus tijdens het Haags Historisch Festijn. Bij een debat na afloop over de betekenis van De Witt betitelde mijn mede-forumlid Arend Jan Boekestijn deze lynchpartij als ‘de meest schokkende gebeurtenis uit de Nederlandse geschiedenis’. Wel, ik zou zeggen: de meest schokkende gebeurtenis uit de Nederlandse geschiedenis is nog altijd de Holocaust, alsmede de slavernij, hoewel je er in het laatste geval natuurlijk over kunt twisten of je iets dat zich over een paar eeuwen uitstrekt nog als ‘gebeurtenis’ kunt betitelen.

Het bijna op de automatische piloot gegeven commentaar van Boekestijn – de Nederlandse geschiedenis ingeperkt tot een paar vierkante kilometer Binnenhof – zegt veel over de gangbare perceptie van het nationale verleden. Ik denk dat een Duits politicus die de nazimoord op Walther Rathenau (1867-1922) – één van de grootste staatslieden uit de Weimar Republiek – in 1922 als de meest schokkende gebeurtenis uit de Duitse geschiedenis zou betitelen, ter plekke zou worden gelyncht.

Voor de Nederlandse bijdrage aan de wandaden van de Duitse bezetter geldt, wat ook lang voor de – moreel verder uiteraard daaraan niet gelijk te stellen – Nederlandse bijdrage aan de Franse tijd gold: beide perioden werden gezien als iets dat niet echt deel uitmaakt van de eigen geschiedenis. Het was meer een soort natuurramp die ons, zelf onschuldig, van buitenaf was overkomen. Landgenoten die daarin een rol hadden gespeeld heetten geen ‘echte Nederlanders’ te zijn geweest – ook al hielden de aantallen Nederlandse Oostfrontstrijders en verzetsstrijders elkaar in evenwicht. Beide bezettingservaringen zouden de Nederlandse volksaard onveranderd hebben gelaten en dienovereenkomstig wilden velen in 1945 en 1813 het liefst terugkeren naar waar men in 1940 en 1795 gebleven was.

Wat dat in het geval van de Tweede Wereldoorlog versterkt, is dat de Nederlandse verzetsdaden op eigen grondgebied zichtbaar waren en de Nederlandse naziwandaden zich het meest ver weg in Oost-Europa afspeelden. Hetzelfde geldt natuurlijk voor het kolonialisme in de Oost en de slavenhandel in de West: duizenden kilometers buiten zicht. Er waren, anders dan in Virginia, geen plantages in Friesland en er was maar een kleine minderheid van de Nederlanders direct bij betrokken, ofschoon er meer particulieren aan hebben verdiend, inclusief zeeheld Michiel de Ruyter (1607-1676). Of dat misschien ook voor De Witt gold heeft volgens mij nog niemand zich afgevraagd.

Nieuwe Nederlander wordt zelden boer

0
De eerste Marokkaanse en Turkse ‘gastarbeiders’ kwamen uit traditioneel agrarisch gebied. Toch kiezen hun kinderen en kleinkinderen zelden voor een agrarisch beroep. Hoe komt dat? ‘Het slechte imago dat de agrarische sector in hun land van herkomst heeft, zorgt er voor dat ze willen voorkomen dat hun kind in die beroepsgroep terechtkomt.’

De agrarische sector is een beroepsgroep waarin amper ‘nieuwe’ Nederlanders werken. Uit het rapport Ontwikkelingen in de maatschappelijke participatie van allochtonen van het Centraal Bureau voor de Statistiek blijkt dat slechts één procent van de Marokkaanse Nederlanders en twee procent van de Turkse Nederlanders kiest voor een beroep in de agrarische sector. Die ondervertegenwoordiging is iets waar onder andere de Hogeschool Van Hall Larenstein uit Velp, gespecialiseerd in agrarische opleidingen, zich zorgen over maakt. Deze onderwijsinstelling probeert al jaren om studenten te werven met een migratieachtergrond, maar dat is vechten tegen de bierkaai. Of het nu gaat om tuinaanleg, land- en watermanagement of andere studierichtingen, de inzet op diversiteit mislukt. ‘We lopen tegen lastig te overwinnen vooroordelen aan’, legt een woordvoerder uit. ‘Er zijn diverse pogingen gedaan om deze doelgroep als student binnen te halen, maar tot nu toe is het amper gelukt. De ouders hebben ook een vinger in de pap als het om de beroepskeuze gaat. Het slechte imago dat de agrarische sector in hun land van herkomst heeft, zorgt er voor dat ze willen voorkomen dat hun kind in die beroepsgroep terechtkomt. We hebben geen tekort aan studenten, toch zouden we het prettig vinden als de samenstelling gemêleerder was.’

Mirjam Kuggeleijn, woordvoerder van het Agrarisch Opleidingscentrum, een netwerkorganisatie voor groen onderwijs, merkt op dat er ook bij autochtonen veel misverstanden bestaan over de sector. ‘Het gaat om opleidingen voor hoveniers, dieropleidingen, paardensport, bloemen en allerlei soorten groen. Veel jongeren weten niet hoe gevarieerd de groensector is. Dat geldt trouwens voor bijna álle jongeren, niet alleen de niet-westerse. De aard van de werkzaamheden is vaak onbekend, net als de vele mogelijkheden. Bij het woord ‘tuinbouwsector’ denken ze aan hele dagen plantjes planten, terwijl je in de kassen juist werkt met technologische hoogstandjes. Nederland loopt hiermee voorop in de wereld. Binnen de kassen en de tuinbouwsector overheerst de nuchterheid. Hard werken en niet te veel zeuren. Het gevolg is dat er te weinig tijd is om over de beeldvorming van de sector na te denken, terwijl hier juist goede carrièreperspectieven te vinden zijn.’

Kuggeleijn beaamt dat jongeren met een migratieachtergrond minder snel voor een groen beroep kiezen. ‘Het dringt tot hen nog minder door hoe zeer deze sector gemoderniseerd is. Scholen doen wel degelijk aan voorlichting en er wordt gewerkt aan imagoverbetering. Een voorbeeld daarvan is de campagne Kom in de kas. De voedings- en levensmiddelenbranche kampt ook met een tekort aan personeel. De groensector wacht hetzelfde lot als er niet meer jongeren voor een groen beroep kiezen. Er is echt voldoende werk en dat neemt alleen maar toe als gevolg van de steeds belangrijkere rol die groen inneemt. Denk bijvoorbeeld aan de stadslandbouw, zoals een ‘dakakker’ (een moestuin op het dak van een gebouw, red.). Groen en onze leefomgeving worden steeds belangrijker.’

Vanuit de sector zijn verschillende pogingen gedaan tot meer diversiteit, onder andere met het actieplan Kies kleur in groen uit 2013. Voor deze actie hebben enkele jongeren met een migratieachtergrond die wél in het groen werken als rolmodel gediend. Eén van hen is Mohammed Hacene, beleidsmedewerker bij het Rotterdams Milieucentrum. Hij volgde een hbo-opleiding Milieukunde. ‘Samen met Hakan, een student van Turkse afkomst die na drie maanden met de opleiding stopte, was ik de enige niet-westerse student. Mijn omgeving begreep eigenlijk niet zo goed waar ik aan begonnen was. Ze kenden mijn opleiding niet.’

Het idee dat Hacene misschien wel boer wilde worden zorgde voor fronsende wenkbrauwen. ‘Destijds volgde ik mijn studie aan de Agrarische Hogeschool, wat voor nog meer verwarring zorgde. Wilde ik dan boer worden, net als mijn opa en oma? Nee, want mijn opleiding was veel ruimer dan op het land werken. De studie werd door mijn familie niet tegengehouden, maar ik had heel veel uit te leggen en stuitte op onbegrip. Nog steeds trouwens. Ik begrijp op mijn beurt niet zo goed wat er mis is gegaan na de campagnes van 2013. Er was een toename van studenten bij de groenopleidingen. De werving was goed verlopen, maar het vasthouden duidelijk niet.’

Hacene merkt op dat veel families negatief zijn over de sector omdat er geen voorbeelden zijn van familieleden die met een agrarische opleiding goed terecht zijn gekomen. ‘Niet-westerse allochtonen willen dat hun kinderen banen met aanzien krijgen, zoals dokter, advocaat of accountant. Bij een agrarische opleiding denken veel immigranten aan hoe het in de jaren zestig en zeventig in Marokko of Turkije was. Ze zijn er niet van op de hoogte dat er in die landen tegenwoordig ook hogere agrarische opleidingen zijn. Het beeld van vroeger is blijven hangen. Een ander probleem is dat veel mensen, autochtoon én allochtoon, een heleboel beroepen niet kennen. Neem laboratoriumwerk of banen in de levensmiddelentechnologie. Onbekend maakt onbemind. De meeste stadsmensen hebben geen band met de agrarische sector. Veel allochtonen wonen in de stad en kiezen hier niet zo snel voor. De wervingscampagnes zouden breder getrokken moeten worden. Leg de nadruk meer op bestaande, onbekende beroepen zoals agrarische accountant.’

Hacene, die al dertien jaar bij het Rotterdams Milieucentrum werkt, is nog steeds blij met zijn keuze voor de groene sector en heeft enkele suggesties om meer studenten te enthousiasmeren voor het groene onderwijs. ‘Ten eerste valt het groenonderwijs nu nog onder het ministerie van Economische Zaken, waar landbouw onder valt, in plaats van het ministerie van Onderwijs. Verder moet je een beroep onder de aandacht brengen en niet doorlopend een hele sector. Dan begrijpen studenten het beter. De dierenartsassistent valt ook onder de groensector. Hovenier is ook een heel mooi beroep. Leg uit wat er allemaal onder ‘groen’ valt. De agrarische wereld is divers en niet boers.’ Daarnaast is het volgens Hacene van belang dat groen onderwijs in stedelijke gebieden wordt aangeboden. Hij noemt het een verkeerd signaal dat het Wellant College in Rotterdam gaat verdwijnen. ‘Groenopleidingen moeten juist naar de stad worden gehaald in plaats van er vandaan. Als je het aanbiedt, dan trek je studenten makkelijker over de streep. En je bent sneller een rolmodel dan je denkt.’

Turkse Nederlander Gülsen Yaslar is ook werkzaam in de agrarische sector. Ze is eigenaar van Melissa Bloemen en Kado’s in Hengelo (Gülsen betekent ‘lachende roos’).
‘Aanvankelijk werkte ik bij mijn man in de brood- en groentezaak, maar ik had meer belangstelling voor bloemen. Om te beginnen ben ik een cursus bloemschikken gaan volgen. Dat vond ik zó leuk, ik wilde meer. Daarna heb ik de mbo-opleiding Bloem & Design gevolgd. Met die opleiding kon ik niet alleen een winkel starten, maar ook stagiaires begeleiden.’ Yaslar heeft diverse prijzen gewonnen, zoals het beste leerbedrijf in de bloemenbranche (2008) en beste vrouwelijke ondernemer Twente (2012). Ze heeft zichzelf ten doel gesteld om de Turkse gemeenschap bekender te maken met de bloemensector.’ Veel allochtonen hebben een thuisland waar het aanmerkelijk warmer is dan hier. Daarom is het er vaak niet gebruikelijk om bloemen te kopen om gezellig neer te zetten. Je hebt er veel te kort plezier van. Ze zijn dus van huis uit niet echt aan bloemen gewend. Aan de andere kant zijn er vijf belangrijke islamitische feestdagen. Op die dagen is het de gewoonte om veel bloemen te hebben staan.’ Yaslar betreurt het dat maar weinig jongeren met haar achtergrond kiezen voor een beroep in deze sector. ‘Jammer, want de creatieve aanleg die je hiervoor nodig hebt is vaak wel degelijk aanwezig. Ik hoop echt dat meer allochtonen een beroep kiezen dat met bloemen of planten te maken heeft. Om daaraan een steentje bij te dragen, doe ik graag mee aan initiatieven om dit doel te bewerkstelligen.’

Dag van Democratie: ‘We moeten actie ondernemen’

0
Een groeiend aantal democratieën staat onder druk. De Kanttekening belicht de situatie in vijf landen aan de hand van gesprekken met experts.

Jaarlijks wordt op 15 september de Internationale Dag van de Democratie gevierd. In het kader van deze dag nemen we vijf landen onder de loep waar democratie onder vuur ligt, Venezuela, Indonesië, de Verenigde Staten, Turkije en Hongarije. ‘We moeten actie ondernemen. Binnenkort zijn er verkiezingen in Hongarije. Ik hoop dat het de goede weg op zal gaan en het weer een gezonde democratie wordt.’

1. Venezuela
Venezuela gaat momenteel gebukt onder maatschappelijke onrust. Na het overlijden van president Hugo Chavez in 2013 trok Nicolas Maduro de macht naar zich toe. Officieel is hij slechts waarnemend president, maar hij weet zijn mandaat telkens op te rekken, iets wat het grootste deel van de bevolking steeds bozer maakt. Journalist Michel Spekkers woonde van 2014 tot 2015 in het land. Spekkers volgt de situatie nog altijd op de voet en zit momenteel in de hoofdstad Caracas. ‘Eerder deze maand spraken zeventien Amerikaanse landen al van ‘een breuk met de democratische rechtsorde in het land’. Daar trekt Maduro zich niets van aan’, zegt Spekkers. ‘Na de dood van Chavez, die nog steeds een bijna goddelijke status geniet, heerste een diepe rouw onder de bevolking. Onder zijn bewind werden de armsten iets minder arm. Zo liet hij bijvoorbeeld sociale woningen voor hen bouwen, die overigens van zeer slechte kwaliteit zijn en regelmatig instorten.’

Ingrijpen door buurlanden
‘Ook andere grote projecten zette hij in gang, maar meestal met geleend geld’, weet Spekkers. ‘Op dit moment is de situatie zo, dat tweederde van de olie-export, de belangrijkste inkomstenbron, opgaat aan rente op afbetalingen aan Rusland en China. De rest van de olie wordt verkocht aan de VS.’ Optimistisch over de toekomst is hij niet. ‘Alle mogelijke scenario’s leiden tot meer ellende. De angst en boosheid onder de bevolking is groot en wat ook niet helpt is de enorme inflatie. In de periode dat ik er woonde kreeg je voor één dollar zo’n tien bolivar (de nationale munteenheid van Venezuela, red.). Tegenwoordig krijg je voor één dollar zestienduizend bolivar. Onder de Venezolanen leeft de hoop dat buurlanden in zullen grijpen. Via de stembus zal er niets veranderen. Het bedrijf dat de stemkastjes levert is opgericht door Chavez, die Maduro naar voren schoof als zijn opvolger. Geruchten over fraude zijn hardnekkig.’

2. Indonesië
De eilandenarchipel in Zuidoost-Azië bestaat uit bijna vijftienduizend eilanden en is een land van de grote getallen. Van alle moslims wereldwijd woont circa dertien procent in Indonesië, waarmee het zich de grootste islamitische republiek ter wereld mag noemen. Bijna negentig procent van de inwoners noemt zich moslim.

Hoogleraar Godsdienstwetenschap en Islam aan de Universiteit van Tilburg Herman Beck is geboren in Sorong, voormalig Nederlands-Nieuw-Guinea, en is gedetacheerd aan de islamitische staatsuniversiteit Institut Agama Islam Negeri te Yogyakarta. ‘In het Westen zien we beelden van aanslagen op Bali en horen we over vijfhonderd IS-strijders uit het land die in Syrië vechten, maar dat doet de waarheid geweld aan. Natuurlijk is er altijd de dreiging van extremisme, maar op zoveel inwoners is dat niet zo gek. Een bedreiging voor de democratie is islam in Indonesië dan ook niet.’

Zondebok
Een goed voorbeeld van religieuze scherpslijperij door een radicale minderheid is de rechtszaak tegen de voormalig gouverneur van Jakarta, Basuki Tjahaja Purnama, beter bekend onder de naam Ahok. Deze Chinese Indonesiër speelde de religieuze kaart door gebruik te maken van de Koran, maar hij is zelf katholiek. ‘Uiteindelijk is hij tot twee jaar gevangenisstraf veroordeeld voor godslastering, maar hier speelt meer dan alleen religie. Ahok is etnisch chinees en Chinezen kun je zien als de Joden van Indonesië. De wildste complottheorieën gaan de ronde over de rijkdom van Chinese Indonesiërs en hun vermeende macht. Daarom fungeren ze vaak als zondebok. Helemaal als je, zoals Ahok, politiek en religie gaat mengen.’

Beck heeft desondanks goede hoop voor de toekomst van de democratie in Indonesië. ‘Zolang de huidige regering van president Joko Widodo alert blijft op toenemende radicalisering. Na de grote Aziatische financiële crisis van 1997 zijn er radicale groepen opgekomen. Al voor die tijd probeerde Saoedi-Arabië invloed te verwerven door het wahabisme te stimuleren en te financieren. Maar tot nu toe stonden er altijd weer democratische krachten op die het land stabiel hielden.’

3. Verenigde Staten
‘Het is overduidelijk dat de democratie onder Donald Trump slechter af is dan onder vorige presidenten’, zegt George Blaustein, assistent-professor Amerikaanse Studies aan de Universiteit van Amsterdam. Blaustein is een geboren Amerikaan en zegt simpelweg te weinig tijd te hebben om de huidige staat van de democratie in de Verenigde Staten te duiden. ‘Er is zo veel mis. De belangrijkste bedreigingen voor de electorale democratie in de VS op dit moment zijn de manipulaties van instituties en het inperken van het kiesrecht. Beide kennen een lange geschiedenis, maar in de afgelopen jaren zijn de Republikeinen er erg goed in geworden. Ze tonen zich steeds creatiever in het naar hun hand zetten van het systeem.’

Economische ongelijkheid
‘Dan zijn er nog de diepgaandere zaken, met economische ongelijkheid als belangrijkste factor’, zegt Blaustein. ‘Maar ook het feit dat de grondwet meer dan tweehonderd jaar oud is en op veel manieren niet democratisch is. En dat het neo-liberalisme, ik ben niet dol op die term maar ik gebruik het hier toch maar, het openbare leven heeft geërodeerd. Tot slot is racisme een woord dat niet eens de lading dekt voor de meest giftige elementen in de Amerikaanse samenleving.’

Uit een onderzoek van het Cato Institute, een conservatieve denktank in Washington D.C., blijkt dat 73 procent van de dodelijke terroristische aanslagen in de VS sinds 2001 door rechts-extremisten werd uitgevoerd. Blaustein is dan ook erg bezorgd over deze groepen. ‘Of de VS de opkomst van extreem-rechts in goede banen kan leiden, weet ik niet.’

4. Turkije
Wim de Jong is docent politieke geschiedenis aan de Radboud Universiteit en houdt zich met name bezig met democratie. ‘De situatie in Turkije is vergelijkbaar met die van Nederland in de jaren vijftig. Toen had je hier de KVP, die de katholieken emancipeerden. In Turkije zien de AKP’ers hun kans schoon na jaren van, in hun ogen, onderdrukking. Nu is er wel één belangrijk verschil: emancipatie is meestal voltooid als er intellectuele en economische gelijkheid is bereikt. De katholieken hebben in Nederland dat proces voltooid en zijn daardoor kritische burgers geworden. Dit is in Turkije niet het geval, omdat de achterban van president Recep Tayyip Erdogan denkt dat hij het antwoord op alles is. Kritiek kunnen en mogen leveren is in een democratie van vitaal belang’, legt De Jong uit. ‘Dat is in Turkije erg moeilijk geworden. In feite kun je zeggen dat een maatschappelijke discussie nooit stopt, niemand is eigenaar van het debat. In Turkije zie je juist dat een discussie stopt als Erdogan dat zegt.’

Hybride model
‘Erdogan maakt deel uit van een groep wereldleiders die een nieuw, hybride model van democratie aanhouden’, zegt De Jong. ‘Vladimir Poetin was de eerste die daarmee ‘pionierde’. Hij hield weliswaar verkiezingen om openbaarheid te veinzen en legitimiteit te verkrijgen voor zijn presidentschap, maar in de praktijk hebben zijn tegenstanders geen kans. Het is een soort hybride autoritair, democratisch model waar ook Erdogan gebruik van maakt. Het komt neer op het onder controle houden van de openbaarheid. Het is veel gemakkelijker om verkiezingen te manipuleren via media of politieke druk op tegenstanders dan om er een continu schrikbewind op na te houden.’

Al met al is hij niet bijster optimistisch over de situatie in Turkije. ‘De plattelandsbevolking steunt Erdogan, omdat hun situatie sterk is verbeterd. Een eventueel verlies bij de presidentsverkiezingen in 2019 zal dan ook niet gepikt worden. Ik sluit een burgeroorlog in zo’n geval niet uit.’

5. Hongarije
Er waait een nationalistische wind door Hongarije die wordt aangeblazen door de huidige premier Victor Orban. Deze politicus studeerde ooit aan the University of Oxford met een beurs van de Soros Foundation en sprak zich in het openbaar uit voor Hongaarse zelfbeschikking toen de Sovjet-Unie nog dominant was in het land.

Opmerkelijk genoeg voert hij momenteel een verbeten strijd tegen zijn voormalige weldoener, Soros. Zo verwijt hij hem tientallen miljoenen levens te hebben verwoest door rentespeculatie en Soros zou zich mengen in binnenlandse aangelegenheden. De strijd escaleerde toen vluchtelingen aan de grens van Hongarije opdoken. Soros pleitte voor een humane koers, Orban hield vast aan een grenzen-dicht-beleid. Ook de persvrijheid is inmiddels flink beperkt en rechten van minderheden worden geschonden. Reden voor het Europees Parlement om Europarlementariër Judith Sargentini (GroenLinks) opdracht te geven de Hongaarse democratie te onderzoeken.

Actie
‘De huidige Hongaarse regering vaart al jaren een gevaarlijke koers’, zegt Sargentini. ‘De Europese Commissie startte dit jaar al vijf inbreukprocedures tegen Hongarije voor het doorvoeren van nieuwe regels die fundamentele rechten als persvrijheid, academische vrijheid en recht op asiel schenden. De opstelling van de regering-Orban maakt dat Hongarije zich verder verwijdert van een gezonde democratie en rechtsstaat. Het lak hebben aan Europese verworvenheden maakt de situatie nu onhoudbaar.’ Sargentini vreest dat verdere acties niet uit kunnen blijven. ‘De maat is vol voor het Europees Parlement. Er moet verandering komen. Een ruime meerderheid van het Parlement wil dat onderzocht wordt of maatregelen genomen kunnen worden. Ik ben opgedragen dit onderzoek te leiden.’

‘We kunnen niet afwachten wat Orban de volgende keer uit zijn hoge hoed gaat toveren’, vindt Sargentini. ‘We moeten actie ondernemen. Binnenkort zijn er verkiezingen in Hongarije. Ik hoop dat het de goede weg op zal gaan en het weer een gezonde democratie wordt.’