16.2 C
Amsterdam
Home Blog Pagina 906

Leer van Ali, de beuk erin tegen anti-islam-klimaat!

0
Met de dood van Muhammad Ali, de legendarische Amerikaanse bokser en burgerrechtenactivist, twee weken geleden, is een tijdperk afgesloten. Bij zijn overlijden werd hij in kranten, op tv en op internet geroemd als een man die onder de moeilijkste omstandigheden toch bleef staan voor zijn principes. Zelfs Donald Trump roemde Ali als een groot man.

Dat was vijftig jaar geleden wel anders. In een tijd dat dienstweigeren zo ongeveer gelijk stond aan landverraad, weigerde Ali in Vietnam te gaan vechten. ”Ik heb geen ruzie met de Vietcong [het Noord-Vietnamese leger]”, zei hij.

Het kostte hem zijn wereldtitel boksen en kwam hem bijna op gevangenisstraf te staan. Hij verloor ruim drie kostbare jaren van zijn carrière. Daar kwam nog bij dat Ali, geboren als Cassius Clay, zich in de jaren zestig tot de islam bekeerde. Dat op zichzelf was geen heel opzienbarend nieuws in die tijd, eerder een curiositeit. Dat Ali, die door een groot deel van blank Amerika bij zijn oorspronkelijke ‘slavennaam’ werd aangesproken, zich aansloot bij de in die tijd als radicaal bekend staande Nation of Islam, vond men veel schokkender. Ali kwam in contact met de legendarische Malcolm X (1925-1965), het beroemdste lid van de Nation. Het was de tijd dat er in de Verenigde Staten apartheid bestond, met gescheiden voorzieningen voor blank en zwart, net als in Zuid-Afrika. En hoewel een flink deel van blank Amerika, vooral in de noordelijke staten, niets moest hebben van de racisten die de zuidelijke staten domineerden, was het idee dat je buurman zwart is ook voor hen nog moeilijk te aanvaarden. Het was de tijd van de beruchte moorden op voorvechters van gelijke rechten zoals X en Martin Luther King (1929-1968). Ali werd ook meermaals bedreigd, maar bleef zich compromisloos inzetten voor de zaak. Hij stelde de dubbele moraal in Amerika genadeloos aan de kaak waarin de zwarte bevolking wel moest gaan vechten in Zuidoost-Azië ”om daar de democratie te brengen”, maar thuis behandeld werd als tweederangs burger. Nu wordt deze compromisloze man als een held geëerd. Het kan verkeren.

Ik moest hieraan denken toen ik de portretten van Abou Hafs, Nourdeen Wildeman en Salaheddine Benchikhi in de NRC van 3 juni las. Drie compromisloze jonge moslims die zeggen dat zij geen boodschap hebben aan al die lieden die vinden dat er geen plaats is voor islam in dit land. Hoezo is hier geen plaats voor moslims? Wie bepaalt dat? Wie heeft het hier voor het zeggen en waarom zou een geboren en getogen Nederlander die toevallig moslim is daar minder over te zeggen hebben dan een ander? Dat is ongeveer de boodschap van de drie activisten. Ook bij hen geen goed woord over voor al die moslims die het op een akkoordje willen gooien met de gevestigde orde en voor de dubbele moraal die bijvoorbeeld te zien is bij de reacties op de aanslagen in Brussel en die in Ankara. Moslims moeten veel duidelijker en veel compromislozer het anti-islam-klimaat in Nederland aan de kaak stellen. ”De strategie van het gestrekte been”, noemt Hafs dat.

Heel opmerkelijk is de constatering in het artikel dat de onverzoenlijke toon van mensen als Hafs, Wildeman en Benchikhi juist de kloof tussen moslims en niet-moslims vergroot en dus het doel van volwaardig burgerschap juist verder weg brengt. Een interessante maar nogal kromme redenering, omdat je daarmee dus eigenlijk zegt dat alleen als iedereen het van harte met je eens is en je aanpak volledig onderschrijft, je actie kunt voeren tegen onrecht. Is actie en verzet in zijn aard niet altijd ontregelend? En schop je niet altijd per definitie tegen zere benen? De mannen in het artikel in de NRC willen onomwonden duidelijk maken dat er veel mis is in Nederland en dat het klimaat jegens moslims tamelijk verziekt is. De onlangs verschenen rapporten van het Rotterdamse moslimplatform SPIOR en van de Amsterdamse onderzoekster Ineke van der Valk over uitingen van haat tegen moslims en de islam laten aan duidelijkheid niets te wensen over.

Zijn het Nederland van nu en het Amerika van de jaren zestig onvergelijkbaar? Natuurlijk wordt dat straks weer geroepen. ”Daar was echt onrecht en hier zijn we alleen bezig een ordelijke samenleving te maken.” Dat werd ongetwijfeld ook gezegd tegen mensen als Ali en X. ”Ondankbare honden die jullie zijn.” Daar zit de overeenkomst. Toen en nu zeggen activisten: stop met je hypocriete praatjes over gelijkheid, over rechten, over vrijheid en over waarden als je niet eens in staat bent om je bevolking gelijkwaardig te behandelen. Stop met je steeds opschuivende voorwaarden en eisen. Wij bepalen ook mee hoe de samenleving eruit ziet en daar hebben we jullie goedkeuring niet voor nodig.

En zo rolt de geschiedenis verder.

Naast Erdogan en Gülen is er een derde weg

0
Dat het bewind van de Turkse president Recep Tayyip Erdogan inmiddels meer en meer afglijdt naar een autocratie met dictatoriale trekken moge duidelijk zijn. De president slaat wild om zich heen, niemand die het waagt hem te bekritiseren of belachelijk te maken ontkomt aan zijn lange arm. We weten dat er tientallen journalisten gevangen zitten of te maken hebben met slepende rechtszaken die hen het leven zuur maken. Ook wetenschappers moeten het ontgelden en recent zelfs parlementsleden. Enfin, er zijn voorbeelden te over van de toenemende repressie in het land.

Journalisten, wetenschappers, activisten, velen van hen wordt onrecht aangedaan en terecht protesteren ze daartegen. Tegelijkertijd is het in het kader van genoemde ontwikkelingen gemakkelijk om de rol van het slachtoffer aan te nemen. En in die houding schuilt wat mij betreft een gevaar. Want de rol van slachtoffer aannemen is in wezen ook een weglopen van verantwoordelijkheid. Nu heb ik het hier niet over individuele gevallen van journalisten en wetenschappers die in hun privé-leven moeten boeten vanwege hun deelname aan het publieke debat in Turkije. Ik wil het op een wat hoger niveau tillen en dan met name kijken naar het geval van de krant Zaman en haar edities buiten Turkije, zoals Zaman Vandaag.

Het is algemeen bekend dat de redactie en medewerkers van Zaman en haar buitenlandse edities zich geïnspireerd weten door de moslimgeleerde en -autoriteit Fethullah Gülen. Gülen is een vroegere kompaan van Erdogan en feitelijk streefden zij hetzelfde doel na: de islamisering van Turkije. Om redenen, waarvan het melden hier te ver voert, omdat er geen ruimte voor is, is er een conflict tussen beide mannen ontstaan. Gülen, die sinds 1999 in Amerika woont, propageert de boodschap van een tolerante, bruggenbouwende en geweldloze islam. Hij veroordeelt keer op keer de gewelddadige aanslagen die in naam van de islam worden gepleegd. Dat zijn wat mij betreft allemaal prijzenswaardige zaken en mensen als Gülen heeft de islamitische wereld hard nodig. Tegelijkertijd moet ook vastgesteld worden dat het tussen beide mannen maar niet goed lijkt te komen. Zeker, Gülen heeft via journalist Fehmi Koru geprobeerd Erdogan de hand te reiken, maar dat werd hooghartig door de laatste afgeslagen. Dat gaf Gülen op zijn beurt weer de gelegenheid zijn rol als goedwillende buitenstaander te benadrukken, maar het leidde er niet toe dat hij de strijdbijl begraven heeft. Integendeel.

En zo kan het zijn dat Turkije, dat toch al zo geteisterd wordt door de vluchtelingencrisis en de strijd tegen de PKK, ook nog eens geconfronteerd wordt met een ideologische strijd die het land ernstig verdeelt. Er zijn namelijk nogal wat Gülen-aanhangers in Turkije zoals er ook veel aanhangers van Erdogan zijn. Maar Erdogan is de baas en hij was het die besloot de Gülen-krant Zaman van haar ideologische basis en leiding te ontdoen. Voor de persvrijheid is dat een ramp, voor de individuele medewerkers ook. Ook voor de Zaman-affiliaties buiten Turkije is dat een ramp, want zij zijn als het ware hun moederschip kwijt en moeten zich organisatorisch herpakken.

Dit perspectief schetsend kom ik terug op de ‘buitenstaandersrol’ die ik boven noemde. Het is voor de Gülen-aanhangers natuurlijk koren op de molen wat er gebeurd is. Ze kunnen zeggen, en dat doen ze ook, dat ze slachtoffer zijn van de nietsontziende machtspolitiek van Erdogan . Maar dat slachtofferschap ontslaat hen niet van de verantwoordelijkheid die ze hebben de situatie te bezien zoals deze zich nu ontwikkeld heeft. Wat heeft hun ideologische leider Gülen bewogen? Heeft hij initiatieven vanuit het verre Amerika ondernomen om erger te voorkomen? Niets van dit alles.

De aanhangers van Gülen dienen zich achter de oren te krabben. Is het niet eens tijd afstand te nemen van een meester die ver weg zit en feitelijk weinig tot niets doet. Heb je echt een man als Gülen nodig om tot een bruggenbouwende, tolerante en geweldloze islam te komen? Ik dacht het niet. Bovendien impliceert het slaafs volgen van de geleerde dat de verdeeldheid in Turkije alleen maar toeneemt. Ik zou daarom denken dat het tijd wordt voor een derde niet persoonsgebonden weg van de islam en waarom zouden de Zaman-edities buiten Turkije daar geen eerste aanzet toe doen?

‘Nederlandse islam is kwestie van tijd’

1
In de reeks Elementaire deeltjes is deze maand het boek Islam uitgebracht, geschreven door antroploog Thijl Sunier, hoogleraar Islam in Europese Samenlevingen aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Het boek geeft beknot de ontwikkelingen van verschillende stromingen in de islam weer. De Kanttekening sprak Sunier.

Er zijn al veel boeken over islam. Wat voegt uw boek daar aan toe?
‘De reeks Elementaire deeltjes behandelt iedere keer een bepaald thema met de vraag ‘hoe zit dat?’. Ze hebben mij gevraagd om met een voorstel te komen voor een boek over de islam. In dat voorstel heb ik uitgelegd dat ik geen theoloog ben maar een antropoloog. Ik kijk dus niet zozeer naar de leer van de islam, maar eerder naar wat moslims doen met hun religie. Ik kijk naar het dynamische proces van commentaren op bronnen, door de loop van de eeuwen is daar ontzettend veel over geschreven. Die body van kennis is geen vast gegeven maar wordt steeds opnieuw op verschillende manieren vormgegeven door moslims. Ik bestudeer wat er gebeurt met die traditie als moslims bijvoorbeeld migreren en zich in een ander land vestigen. Als de context verandert, verandert de toepassing van islam ook. Gezag en vestiging staan niet vast, waardoor de islam voortdurend in beweging is. Ik vind het belangrijk om dat te benoemen en hoop met dit boek daar een bijdrage aan te leveren.’

U legt in uw boek de nadruk op de mystieke en de zichzelf relativerende islam. Waarom heeft u gekozen voor deze focus?
‘Het idee bestaat dat de islam alleen maar een godsdienst is van wetten en rechtsscholen, maar de mystieke islam bestaat net zo goed. Het dichter bij God willen komen en de ervaring van God is net zo goed een onderdeel van de islam, maar waar te weinig aandacht voor is. In de islamologische literatuur wordt de islam van de wetten en de mystieke islam uit elkaar getrokken terwijl dit oorspronkelijk veel meer met elkaar verweven is.’

U schrijft zelfs dat de mystieke islam in Nederland bezig is aan een opmars. Een opmerkelijk geluid in een tijd waarin we in de krant vooral lezen over de opmars van de radicale islam.
‘Het idee is dat moslims in nieuwe omstandigheden zoals in Nederland in eerste instantie alleen het boek over houden en de traditie overboord gooien, maar ik denk dat dat een beperkte visie is, want als  je kijkt naar de islam in Nederland, zie je met name in de laatste jaren dat er een groei is van allerlei mystieke praktijken. Alleen we zien het niet omdat we geneigd zijn om bij islam gelijk te denken aan de moskee, imam en de Koran.’

Dat kan zo zijn, maar onder jongeren is juist een groeiende belangstelling voor de puriteinse islam. Duidelijke dogma’s en structuur. Of gelooft u echt dat  moslimjongeren massaal al-Ghazali en ibn Rushd (Averroes) lezen?
‘Laten we duidelijk zijn, onder het gros van de moslims is er heel weinig kennis over de geleerden in de islam. De islam is vaak de islam die je aangereikt krijgt door je directe omgeving. De moslimmiddenklasse is aan het groeien, dat is een onomkeerbaar fenomeen. Het opleidingsniveau gaat omhoog en er zijn steeds meer jonge moslims die de gevestigde orde in twijfel trekken. En die moslims zullen zich vroeg of laat gaan verdiepen in hun eigen traditie.’

Maar gaat het gros van de jongeren die de gevestigde orde in twijfel trekt niet juist terug naar de bron, door op internet te zoeken naar imams die strikter in de leer zijn dan hun ouders en de moskee?
‘Dat heb ik ook gedacht,  het idee heerst dat jongeren die niet in de pas lopen gelijk puriteins worden, maar dat is te makkelijk. Ik heb ook gezien dat er een heleboel jongeren zijn die juist andere wegen bewandelen. Het is niet zo dat je alleen een radicale islam als alternatief hebt als je kritiek hebt op de islam van thuis. Het islamitische landschap is heel erg divers, dat is de realiteit. De angst dat jongeren die niet in de pas lopen allemaal radicaal worden en naar Syrië gaan is enorm, natuurlijk moet je dat probleem niet bagatelliseren, maar je moet je er ook niet blind op staren.’

De islam is mensenwerk zegt u, maar is het principe van iedere gelovige niet dat religie los staat van tijd en plaats en een universele goddelijke kern bevat?
‘Als een moslim zegt: ‘de islam heeft een universele kern’ dan is dat ook mensenwerk, dat is juist mijn punt. Moslims die zeggen dat de islam vrede is zeggen dat omdat ze hun godsdienst op die manier interpreteren, er zijn ook moslims die met dezelfde tekst het tegendeel beweren. Er zijn een aantal principes en mensen verhouden zich tot die principes en doen dan dingen. Het principe van eenheid in de oemma staat centraal in de islam, tegelijkertijd moet ik vaststellen dat mensen elkaar de tent uit vechten om te bepalen waar de grenzen liggen van wel of geen moslim zijn. Op wiens gezag gebeurt dat allemaal? Het eerste wat je als gelovige moet erkennen is dat je niet voor God kan praten, maar alleen kan staan voor je eigen interpretatie. Ik wil de openbaring van de Koran niet in twijfel trekken, alleen dat is een waarheid die je alleen met mensenwerk in de praktijk kan brengen. Als observant zie ik dat verschillende moslims verschillende goddelijke waarheden claimen, dat kan niet allemaal waar zijn. Al geloven moslims in dezelfde tekst, we weten dat we nooit de ware betekenis van de tekst van de Koran kunnen achterhalen.’

Staat het dogma van de eenheid dan niet op losse schroeven?
‘Nee, het enige wat ik zeg is dat het niet de praktijk van de islam is.  Die eenheid zit in de kennis van God, maar die is juist ongrijpbaar.’

U zegt dat je de islam niet los kan zien van haar culturele inbedding, wat hou je dan over van de islam als je de cultuur weg haalt?
‘Niks dus. De islam is een discursieve traditie, dus een levend lichaam waar voortdurend aan gebouwd wordt. Ik geloof niet dat je een universele essentie uit religie kan halen die in elke tijd en in elke plaats één op één toepasbaar is. Daarmee ontken ik niet dat er een aantal principes zijn die de tijd overleven. Wat ik er vooral mee wil zeggen is dat een moskee in China heel anders is dan in İstanbul. Dat is cultuur, en religie is een onderdeel van cultuur.’

Als u zegt religie is onderdeel van cultuur doe je dan niet heel veel gelovigen te kort?
‘Religie is een praktijk die mensen ontwikkelen om datgene zichtbaar te maken wat onzichtbaar is. Ik heb het niet over religieuze rituelen maar over smeekgebeden. Als je een smeekgebed doet dan roep je God aan. Niemand doet dat op exact dezelfde manier. De manier waarop iemand met God in contact komt heeft alles te maken met de manier waarop je in het leven staat en hoe je bent als persoon in een culturele setting. Je kan onmogelijk zeggen dat een moslim in Amsterdam op dezelfde manier de islam beleeft als iemand op het platteland van Egypte.’

U schrijft in uw boek ook dat mosliminternaten niet leiden tot segregatie en de integratie niet in de weg staan, maar groeien kinderen in een internaat niet op in een gescheiden wereld?
‘Er zijn meer werelden naast elkaar dan we denken. Onze samenleving bestaat godzijdank uit mensen met heel verschillende opvattingen en verschillende werelden. Wat mij opvalt aan die discussie is dat niemand zich zorgen maakt om rijkeluisinternaten in bijvoorbeeld Engeland. We zijn geobsedeerd door religieuze internaten, ongetwijfeld heeft dat te maken met de misstanden in het verleden met katholieke internaten. Je realiseren dat er ook andere opvattingen zijn is een leerschool waar men vroeg of laat toch mee te maken krijgt. Je kan de wereld niet in een monolithisch keurslijf dwingen. Ik zie geen wezenlijk verschil tussen kinderen die in een internaat opgroeien en mijn eigen kinderen die ook maar met een beperkt deel van de bevolking omgaan. Je kiest altijd je eigen vrienden gebaseerd op wat je kent en vertrouwt. Ik deel geen grondwaarden met Geert Wilders, maar hij en zijn aanhangers maken deel uit van een wereld naast de mijne. Je zoekt altijd ‘ons soort mensen’, gelijkgezinden daar is niets verkeerds mee in mijn optiek, die enorme angst voor een parallelle samenleving heb ik niet, zo’n eenheid zijn we nooit geweest in Nederland. De Gülen-beweging heeft ook internaten en je ziet dat deze mensen zich helemaal niet opsluiten in hun eigen wereld, het zijn overwegend goed geïntegreerde en hoogopgeleide mensen.’

Het aantal moskeeën waar de voertaal Nederlands is stijgt sterk zegt u, toch hebben buitenlandse organisaties zoals Diyanet vaak nog een stevige vinger in de pap, baart dat geen zorgen?
‘In heel Europa zie je dat er steeds vaker gepreekt wordt in de taal van het land van vestiging, in Groot-Brittannië is die ontwikkeling zelfs al veel langer gaande dan in Nederland, maar ook hier gebeurt het nodige. Veel moslimjongeren in Nederland hebben als eerste taal het Nederlands en ze wensen in die taal aangesproken te worden. Organisaties als Diyanet gaan hoe dan ook de strijd verliezen. Het is een kwestie van tijd. Ik volg dit proces al veertig jaar en demografisch moet je vaststellen dat er een hele grote groep moslims is die Nederland als eigen land ziet en in verzet komen tegen de buitenlandse invloed.’

Toch komt een imamopleiding in Nederland die Nederlandse imams op moet leiden maar niet van de grond, is dat niet een eerste voorwaarde voor zo’n kentering?
‘Te lang is gedacht dat je daarvoor alleen een goede opleiding nodig hebt, zo werkt het helaas niet. Het religieuze landschap is complex en je wordt als kersverse imam niet zomaar geaccepteerd in een gemeenschap. Er zijn veel verschillende belangen, elke stroming heeft zijn eigen agenda waardoor het erg lastig is om zo’n imamschool uit de grond te stampen. Dat is weer  een bevestiging dat je niet zomaar kan spreken van een eenheid onder moslims, maar die Nederlandse islam komt er, daar ben ik van overtuigd. Daarmee bedoel ik niet dat die vorm van islam persé Nederlands is, maar de moslims hier gaan hun eigen islam vormgeven. Politici proberen dat proces  te versnellen, maar ik geloof niet dat dat veel zin heeft. Ik heb pas nog gesproken met mensen van Diyanet in Turkije, ze zeggen dan dat een Nederlandse imamschool niet voldoende kwaliteit kan hebben, dat is lulkoek natuurlijk, ze proberen de touwtjes in handen te houden. Diyanet prijst zichzelf uit de markt, we hoeven alleen maar geduldig te zijn.’

U bent daar helemaal niet sceptisch over? We hebben toch ook gezien dat derde generatie Turkse Nederlanders de persbreidel in Turkije verdedigen en de aanhouding van Ebru Umar toejuichen? Waarom zouden ze dan niet vasthouden aan de Turkse islam?
‘Is het je opgevallen dat ze dat in vloeiend Nederlands zeiden? Ze spreken belabberd Turks! Ik vind dat geen teken van falende integratie. Ebru Umar heeft gezegd dat Turkse Nederlanders hun naam moeten vernederlandsen. Dan ben je toch niet goed bij je hoofd? Je naam veranderen omdat je met een Turkse naam wordt afgewezen bij sollicitaties is toegeven aan discriminatie. Het kan niet zo zijn dat de integratie pas geslaagd is als mensen van buiten hun achtergrond ontkennen. Erken dat hun geschiedenis onderdeel is van Nederland. De aanhang van Erdoğan is tanende in eigen land, dat er in Nederland relatief veel aanhangers zijn heeft met trots te maken. Erdoğan spreekt Turks-Nederlandse jongeren aan omdat hij een vuist durft te maken tegen de EU, dat in combinatie met een verslechterd klimaat voor migranten in Nederland zorgt ervoor dat jongeren zulke uitspraken doen over Ebru Umar.’

Dus de schotelantennes gaan verdwijnen uit het straatbeeld?
‘Absoluut daar ben ik van overtuigd. Begrijp me goed er zal altijd een moslimonderklasse bestaan zoals er in elke bevolkingsgroep een onderklasse is, maar het gros van de moslims behoort binnen een paar jaar tot de middenklasse. Dat proces is onder Turkse en Marokkaanse jongeren al volop gaande.’

U bent erg positief over dat proces, krijgt u wel eens het verwijt dat u te positief bent?
‘Ik krijg door mijn beroep wel eens naar mijn hoofd geslingerd dat ik een moslimvriend ben. Ach, ik denk dan altijd als ik ‘s avonds van mijn werk naar huis ga heb ik nergens meer last van. Voor veel moslims geldt dat niet. Ik geloof niet dat ik te positief ben. Laat ik voorop stellen dat je moslimterrorisme serieus moet nemen, die aanslagen zijn geen kattenpis. Tegelijkertijd moeten we ook reëel blijven, het is echt maar een handjevol jongeren dat overweegt af te reizen naar Syrië. Sinds de aanslagen van 9/11 en de moord op van Gogh is er natuurlijk ontzettend veel gebeurd. Maar je ziet ook een positieve ontwikkeling als je bijvoorbeeld kijkt naar de reactie van moslims op aanslagen. Na 9/11 en van Gogh was de standaardreactie dat dat niets met islam te maken heeft want islam is vrede. Na de aanslagen in Parijs zag je dat moslims actief de strijd aangingen met het radicale gedachtegoed. Ze dagen de islamisten uit om met theologische argumenten te komen. Kortom steeds meer moslims zien het als een probleem binnen de islam en nemen daarin hun verantwoordelijkheid.’

Alevieten en alawieten: een wereld van verschil

0

Hoewel de benamingen alevieten en alawieten anders doen vermoeden, staan de twee groepen in hun geloofsbeleving ver van elkaar af.

Alawieten in Syrië liggen al een tijdje onder vuur door het feit dat Assad een alawiet is. Daarom nemen alawitische leiders nu afstand van de man die nog altijd stevig in het zadel zit. Alevieten in Turkije, niet te verwarren met alawieten, doen dat al langer. De term Arap alevi (Arabische aleviet) wordt door alevieten gebruikt om zich te distantiëren van Arabische alawieten. Alevieten en alawieten verschillen wat betreft hun geloofsbeleving sterk van elkaar. Laten we bij het begin beginnen. Zoals de soennitische islam verschillende afsplitsingen en stromingen kent, is ook de sjiitische kant van de islam pluriform in haar verschijning. Hoewel alawieten en alevieten dezelfde sjiitische wortels kennen en Ali (598-661) als rechtmatige opvolger van Mohammed (570-632) zien, is er toch vooral veel dat hen verschillend maakt.

Zo zijn alawieten Arabieren en alevieten Turken of Koerden; geen onbelangrijk verschil. Ook in de opvattingen over de positie van man en vrouw lopen de twee sterk uiteen. Alawieten sluiten vrouwen uit van godsdienstige rituelen, terwijl tijdens de cem, de alevitische eredienst, mannen en vrouwen juist samen in één ruimte bidden. Ook de semah, een heilige dans, wordt samen uitgevoerd. Alawieten vasten tijdens de ramadan en maken minimaal één maal in het leven de pelgrimstocht naar Mekka. Alevieten hebben eigen vastenperiodes en doen niet mee aan de pelgrimstocht.

Dat wetende resteert de vraag waarom juist de alawieten, klein in aantal, een dictator als Bashar al-Assad hebben voortgebracht. De alawieten zijn altijd een wat onbegrepen groep geweest. Dat vindt zijn oorsprong in het feit dat deze stroming slechts open staat voor ingewijden, wat tot wilde speculaties heeft geleid door de eeuwen heen. Dat ze door verschillende spirituele stromingen zijn beïnvloed is zeker. De islam is de meest in het oog springende, maar ook het christendom heeft zijn sporen achtergelaten. Alawieten vieren zelfs christelijke feestdagen en eren christelijke heiligen.

Na eeuwenlange onderdrukking onder het Ottomaanse Rijk waait er met de val van het rijk een nieuwe wind door het Midden-Oosten. Alawieten grijpen hun kans. De Europese mogendheden Groot-Brittannië en Frankrijk verdelen na de Eerste Wereldoorlog het gebied. Alawieten in het bergachtige gebied bij Latakia krijgen onder bescherming van Frankrijk een eigen staat die deels zelfstandig zouden blijven tot 1946.

In de roerige periode na de Tweede Wereldoorlog vechten verschillende volkeren in het Midden-Oosten voor zelfstandigheid. Het Syrië zoals we dat tegenwoordig kennen ontstaat in 1946 en raakt vrijwel direct betrokken bij gevechten met de zojuist opgerichte staat Israël. De zelfstandigheid van de alawieten gaat op in het nieuwe Syrië; waarmee een nieuwe periode van onderdrukking door de soennitische meerderheid dreigt. De ene militaire coup volgt op de andere, al dan niet gestimuleerd door de CIA. Binnen tien jaar na de oprichting kent het land al tientallen kabinetten en vier verschillende grondwetten.

Het leiderschap van de Egyptische president Gamal Abdel Nasser tijdens de Suez-crisis in 1956 verleidt Shukri al-Quwatli, op dat moment president van Syrië, er zelfs toe zijn land samen te laten gaan met Egypte. Zo ontstaat in 1958 de Verenigde Arabische Republiek, maar niet voor lang. Na een zoveelste militaire coup wordt opnieuw de Syrische Arabische Republiek uitgeroepen tot in 1963 de pan-Arabische Baath-partij het land bij de kladden grijpt. Wederom wordt er serieus gekeken naar de mogelijkheden van een federatie met Egypte, waar deze keer ook Irak een onderdeel van moet worden.

Er wordt zelfs een datum afgesproken voor een volksreferendum, maar door onderlinge meningsverschillen loopt dat op niets uit. Een samenwerking tussen Syrië en Irak wordt gedwarsboomd door een coup die de Iraakse Baath-partij dwingt een stap terug te doen.

Partijman Salah al-Din al-Bitar wordt de nieuwe sterke man, maar wordt in 1966 door generaal Salah Jadid gedwongen af te treden. Jaren van binnenlandse onrust en een kortstondige oorlog met Israël volgen, die de steun onder de bevolking snel doet dalen. Op 13 november 1970 grijpt de toenmalige minister van Defensie Hafez al-Assad, de vader van Bashar, de macht. Senior gaat snel over tot het opbouwen van een infrastructuur waarmee hij de controle over het land kan behouden.

Soennitische rebellie steekt van tijd tot tijd de kop op, maar Assad drukt dat met harde hand de kop in. Omdat de Baath-partij inmiddels niet meer op goede voet staat met haar Irakese partijgenoten steunt Syrië Iran (en niet Irak) tijdens de oorlog tussen die twee landen. Tien jaar later maakt het land deel uit van de coalitie die Irak binnen valt. Na de dood van zijn vader in 2000 neemt Bashar het over, na ‘gekozen’ te zijn met 97,3 procent van de stemmen.

Wat al die jaren op de achtergrond meespeelt: de familie Assad is afkomstig uit een religieuze minderheid die nooit macht gehad heeft, op korte periodes in de geschiedenis na. Waar de Turkse president Recep Tayyip Erdogan symbool staat voor de wederopstanding van de soennitische islam in Turkije, is Assad bij uitstek een vertegenwoordiger van een geloofsgemeenschap die na eeuwen repressie haar kans schoon ziet en de macht grijpt. Maar waar Erdogan  zijn macht ziet als het herstel van een natuurlijk evenwicht, namelijk de eeuwenlange macht van de Ottomaanse sultans, komt de alawitische heerschappij in Syrië eigenlijk uit het niets.

Dat de alawieten zeer wantrouwend staan tegenover de soennitische meerderheid in het land is dan ook niet gek, gezien het feit dat ze altijd vogelvrij waren onder diezelfde soennieten, al kwamen die dan wel uit een ander land. Hoewel dit uiteraard geen enkel excuus is voor de misdaden van Assad, valt te vrezen dat als hij eenmaal verslagen is er een nieuwe volkerenmoord zal komen: die van de alawieten. Dat zij zich daarom juist nu afwenden van hun geloofsgenoot, is goed te begrijpen.

Zeegers en Van Houwelingen zijn achterbaks en onethisch

0
Onlangs publiceerde journalist/arabist Maarten Zeegers het boek Ik was één van hen: drie jaar undercover onder moslims. En in 2010 publiceerde onderzoeker Pepijn van Houwelingen van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) onder de schuilnaam Vossius het boek Oneigentijds. Wat hebben deze twee boeken met elkaar gemeen? Dat beide auteurs op enig moment hun ware identiteit welbewust hebben verzwegen. Ik vind dat achterbaks en zelfs onethisch. In beide boeken gaat het om maatschappelijk hoogst belangrijke zaken. Juist daarbij is onderzoeks- en schrijversethiek heel fundamenteel. Daarmee kan wat mij betreft niet gemarchandeerd worden.

Het boek van Zeegers is een portret van de Transvaalbuurt in Den Haag waar veel moslims wonen en ook veel salafistische jongeren te vinden zijn. ‘Het Nederlandse Molenbeek’ staat achterop het boek. Toen het hem blijkbaar niet lukte om met open vizier te werk te gaan, deed hij zich voor als moslim. Hij liet zijn baard groeien en ging undercover. Met zijn kennis van het Arabisch en ervaring van een tweeëneenhalf jaar verblijf in Syrië, wist hij zijn gesprekspartners in de buurt om de tuin te leiden. Hij claimt dat het hem informatie opleverde die je als niet-moslim nooit zal krijgen.

Het boek levert overigens geen inzichten op die al niet bekend waren. Het is al met al een vrij vlak verhaal. De auteur heeft er zeker geen onderwereldportret van gemaakt, alsof we te maken hebben met de hormonenmaffia, of een synthetische drugsbende. Het enige ‘sensationele’ aan het boek is eigenlijk de suggestie dat ons als lezers een kijkje gegund wordt in een wereld die voor buitenstaanders hermetisch gesloten is. Daarom was de publicatie van zijn boek en zijn coming out als undercover journalist goed voor ruime media-aandacht en sappige details bij Pauw.

Inhoudelijk aanzienlijk kwalijker is het boek van Vossius dat al in 2010 verscheen, maar pas onlangs meer aandacht kreeg toen bleek dat achter die naam Pepijn van Houwelingen schuil gaat. Eén en ander kwam aan het rollen toen bleek dat de auteur ook één van de initiatiefnemers was van het Oekraïne-referendum.

In het boek droomt de auteur over een wereld zonder mensenrechten en ontdaan van ‘de linkse elite’ die het volgens hem in Europa voor het zeggen heeft. Hij romantiseert geweld en discriminatie, en onderdrukking van vrouwen. Hij vindt dat de bevolking zich tegen de staat moet kunnen bewapenen en beschouwt het Derde Rijk (1933-1945) als een staatsvorm die superieur is boven de westerse. Europa gaat volgens hem ten onder aan zwakheid en decadentie. Het is al met al een ranzig, extreem-rechts geschrift waar PVV-ideoloog Martin Bosma nog een puntje aan zou kunnen zuigen.

Toen Van Houwelingen als auteur ontmaskerd werd kwam hij met het belachelijke argument dat het hier slechts ging om een literair experiment, een fictief verhaal. Het zouden niet zijn eigen opvattingen zijn, maar kennelijk was hij zo laf dat hij aanvankelijk ontkende achter het pseudoniem Vossius schuil te gaan. Het SCP beschouwt vrijheid van meningsuiting als een groot goed, maar kennelijk is men ook bang voor imagoschade. Daarom wordt hij niet meer betrokken bij onderzoek dat te maken heeft met de Europese Unie en met referenda.

Achterbaks en onethisch zijn beide auteurs om verschillende redenen. Zeegers heeft gedaan wat op universiteiten valt onder het integriteitsprotocol. In dit geval gaat het om het principe informed consent. Dat betekent dat de onderzoeksethiek van je verlangt dat je je informanten open en eerlijk duidelijk maakt wat je bedoelingen zijn. Maar terwijl journalisten er als de kippen bij zijn als wetenschappers over de schreef gaan, kunnen zij kennelijk zelf dit soort ethische regels aan hun laars lappen. Zeegers heeft zijn gesprekspartners gewoon belazerd. Met welk doel? In dienst van de goede zaak? De auteur heeft zelf ook vastgesteld dat er onder de bewoners van de buurt groot wantrouwen bestaat. Wat een ontdekking! Dat wantrouwen wordt door dit soort onderzoeksmethoden alleen maar groter.

Dan Van Houwelingen. Die verkondigt niet alleen foute denkbeelden, maar is vooral laf. Hij weet heel goed hoe omstreden en wellicht strafbaar zijn opvattingen zijn. Daarom verkiest de auteur ervoor in de anonimiteit zijn groteske denkbeelden te ventileren, verpakt in fictie. Het doet mij denken aan het boekje De ondergang van Nederland: land der naïeve dwazen, dat in 1990 door ene Mohamed Rasoel werd gepubliceerd. Het was één van de eerste anti-islamitische pamfletten in Nederland en zorgde voor nogal wat ophef. Zijn identiteit is altijd een raadsel gebleven hoewel het vermoeden bestond dat er een variétéartiest van Pakistaanse afkomst achter zat.

Juist als je zaken verkondigt die politiek en maatschappelijk gevoelig liggen, of omstreden zijn en waar de vrijheid van meningsuiting in het geding is, moet je open kaart spelen en transparant zijn. Ebru Umar uit haar scheldkanonnades in elk geval met open vizier. De auteurs die ik hier besprak doen dat niet en zijn daarom achterbaks.

‘Mernissi was eerste die Koran las vanuit vrouwelijk perspectief’

0
Fatima Mernissi zette zich in voor het feminisme in de islam. Zij was geen fan van de hoofddoek, maar verdedigde wel het recht op het dragen ervan. De Kanttekening sprak historica Nadia Bouras, journaliste Matthea Westerduin en islamologe Nora Asrami over de erfenis van Mernissi.

Het verhaal dat de bekende Marokkaanse sociologe, schrijfster en islamitisch feminist Fatima Mernissi (1940-2015) bijzonder inspireerde was De vrouw met het verenkleed. Een sprookje uit Duizend-en-één-nacht over een prachtige vogelvrouw die door haar man van haar vleugels wordt beroofd en zijn gevangene wordt. De achterliggende boodschap: een vrouw moet altijd opletten dat haar vrijheid niet wordt ingeperkt door mannen. Deze vertelling waar haar grootmoeder een eigen feministische twist aan had gegeven, stond voor Mernissi symbool voor de onderdrukking van vrouwen in de Arabische wereld en in het Westen. Het thema waar de sociologe, die vorig jaar overleed, een leven lang mee bezig was.

In het Amsterdamse debatcentrum De Balie vindt op 8 september een speciaal programma over Mernissi plaats, getiteld Grote denkers: Fatima Mernissi. Onderdeel van het programma is een panelgesprek me onder anderen historica Nadia Bouras (Universiteit Leiden). Bouras vertelt dat zij zich geïnspireerd voelt door Menissi. “Mernissi was een feministe en voorvechtster van vrouwenrechten. Ze onderzocht de positie van vrouwen en de rol van macht in de islam”, zegt Bouras. “Ze was de eerste die de Koran las vanuit vrouwelijk perspectief. Ze analyseerde hoe samenlevingen in tijden van crisis omgaan met vrouwenrechten, namelijk door de bewegingsvrijheid van vrouwen in te perken. Niet voor niets was na de islamitische revolutie in Iran in 1979 één van de eerste maatregelen dat vrouwen een hoofddoek moesten dragen. Zulke voorschriften houden de schijn van uniformiteit en veiligheid in stand.”

Mernissi was kritisch over de positie van de vrouw in de islam. In haar proefschrift Achter de sluier komt ze tot de conclusie dat de hoofddoek het gevolg is van de behoefte van Arabische mannen om vrouwen te sluieren. Maar ook het Westen ontkwam niet aan haar scherpe blik: het is de behoefte van de westerse man om haar te ontsluieren.

”Het gedachtegoed van Mernissi is zeer actueel”, zegt journaliste Matthea Westerduin, één van de organisatoren van het programma over Mernissi in De Balie. “Zelf was Mernissi geen fan van sluiers. Voor haar stonden die symbool voor de behoefte van mannen om vrouwen uit de publieke ruimtes te weren: vrouwen zonder hoofddoek kregen daar geen toegang toe. Maar in Frankrijk zie je dat precies het omgekeerde gebeurt. Vrouwen worden uit de publieke ruimte geweerd op grond van hun hoofddoek of boerkini. Ze worden afgeschilderd als passief en onderdrukt. Weinig mensen houden rekening met de macht en intelligentie van deze vrouwen. Ik denk dat Mernissi dat het toppunt van anti-feminisme zou vinden.”

Voor Nadia Bouras was het werk van Mernissi een eye-opener. “Mernissi was een seculiere vrouw én moslim, dat gaf me zelfvertrouwen. Ze liet zien dat islam en democratie wel goed samengaan. Ik durfde me voor het eerst met trots moslim te noemen. Ze was geliefd onder alle lagen van de Marokkaanse bevolking, omdat ze ook publiceerde over het dagelijks leven van vrouwen op het platteland en steden”, aldus Bouras.

Volgens islamologe Nora Asrami, promovenda aan de Vrije Universiteit Amsterdam, denken we vaak dat feminisme en onderdrukking van de vrouw in de islam onderwerpen zijn die door het Westen op de agenda zijn gezet. “Maar al deze onderwerpen zijn ook allang besproken door islamitische vrouwen”, zegt Asrami. “Het werk van Fatima Mernissi moet bekender worden, juist ook onder de gewone moslima. In discussies worden de standpunten van moslimvrouwen vaak gebagatelliseerd. Veel moslima’s die opkomen voor hun geloof krijgen te horen dat ze niet kritisch zijn of erger: dat ze de waarheid verdraaien uit angst voor mannen. Maar Mernissi draagt een gedegen visie uit, de gewone moslima kan door die aan te halen een bijdrage leveren aan het debat.”

‘Ideeën van Pim Fortuyn zijn springlevend’

1
Vandaag is het veertien jaar geleden dat politicus Pim Fortuyn werd doodgeschoten op het Mediapark in Hilversum. Wat vinden zijn aanhangers van de huidige politiek en van de wijze waarop er met zijn gedachtegoed is omgesprongen? De Kanttekening sprak enkele Fortuynisten.

Begin 2001 was hij er ineens. Pim Fortuyn, de flamboyante politicus, die de aanval opende op de gevestigde politieke orde. Hij zette het debat over integratie en immigratie op de agenda. De grenzen moesten dicht en hij pleitte voor minder asielzoekers. Verder noemde hij de islam “een achterlijke cultuur”. Fortuyn wist snel een trouwe schare aanhangers op te bouwen en politiek Nederland tegen zich in het harnas te jagen. Op 6 mei 2002 moest hij zijn ideeën met de dood bekopen. Op de sterfdag van Fortuyn komt nog ieder jaar een select groepje aanhangers, de “fortuynisten” genoemd, bij elkaar om te rouwen en om hem te herdenken. Een gebeuren dat begint bij het oude huis van de politicus in Rotterdam. Daarna gaat de groep per bus naar Hilversum, naar de plaats waar hij vermoord werd, om de dag te eindigen bij zijn standbeeld in Rotterdam.

Opvallend is dat zijn ideeën veertien jaar geleden omstreden waren en dat andere politici niet met hem samen wilden werken, diezelfde partijen deinzen nu niet terug om in harde taal problemen te benoemen in het integratiedebat. Voor zijn aanhangers, die de Rotterdammer nog steeds diep in hun harten gesloten hebben, een schrale troost. “De dingen die hij toen zei werden verguisd door alle grote politieke partijen, maar ze praten hem nu allemaal na”, vertelt Jennifer Vetter van de stichting Beeld van Pim. “Dat is prima, want hij zei zinnige dingen, alleen hebben ze hem destijds niet gesteund en dat is jammer.” Aanhanger Mark Meurs deelt die mening. “Behalve het CDA wilde niemand met hem in zee, hij werd aan alle kanten zwart gemaakt. Dat ze nu hetzelfde zeggen vind ik laf, want toen durfden ze niet.”

Zijn gedachtegoed is op het Binnenhof actueler dan ooit. Zo wordt er openlijk gedebatteerd over het sluiten van de grenzen voor vluchtelingen, iets dat Fortuyn veertien jaar geleden niet in dank werd afgenomen. Meurs: “Ik denk dat alles meer bespreekbaar is geworden door Pim. Wat er nu gebeurt met de vluchtelingen had hij toen al voorspeld. Hij wilde de grenzen dichtgooien, zodat de stroom immigranten minder zou worden. De mensen die hier al waren, moesten inburgeren, 14 jaar later zie je dat de problemen alleen maar groter zijn geworden.” Ook fortuynist Elly Zijl ziet dat. “Pim heeft altijd gezegd dat mensen welkom zijn als ze zich aanpassen. Sommigen zijn hier al heel lang en spreken geen woord Nederlands. Ook die inburgeringscursussen lopen niet lekker nu. Pim wilde dat vreemdelingen onze taal en cultuur zouden kennen, je ziet dat het belang daarvan nu breed gedragen wordt in de politiek.”

De multiculturele samenleving is volgens de aanhangers van Fortuyn verslechterd. Veel wijken, met name in Rotterdam, zijn er slecht aan toe, vinden ze. Meurs: “Veel allochtonen worden in wijken gestopt, zoals Crooswijk, waar het al niet goed gaat en dan wordt het alleen maar erger. Als Fortuyn er nu nog zou zijn en hij zou naar die wijken kijken, zou hij zeggen dat ze verder verpauperd zijn. Hij wilde de vreemdelingen die er waren laten integreren en ervoor zorgen dat ze een baan zouden krijgen, zodat dit niet zou gebeuren. Veel mensen dachten dat hij tegen buitenlanders was, maar dat is niet zo. Ik ben zelf donker en kan me goed vinden in zijn gedachtegoed. Ik denk dat hij zich zou omdraaien in zijn graf als hij zou weten hoe Nederland er nu voorstaat.” Zijl: “In veel steden wonen allochtonen alleen maar bij elkaar en ze passen zich niet aan. Er wordt nu wel wat gedaan, maar het is te laat. De multiculturele samenleving is mislukt en Nederland had er echt anders uitgezien als Fortuyn er nog geweest was.”

Fortuyn vond in 2002 dat het volk via een referendum bij de plannen voor Europa betrokken moest worden en dat er naar de uitslag van een referendum geluisterd moest worden. Na zijn dood is er tweemaal een referendum gehouden over Europa. Verder maakte de politicus zich ook hard voor de gezondheidszorg, ouderen en onderwijs, hij wilde dat de zorg kleinschaliger werd. Vetter: “Pim bracht onder woorden wat er moest gebeuren. Zoals het management eruit in de zorg en meer handen aan het bed. Terug naar de wijkverpleegster. Ouderen zijn in de steek gelaten en dat zei hij toen al. De politiek stuurt daar nu pas een beetje op aan.” Meurs vult aan: “Ik werk zelf in de thuiszorg en er is steeds minder geld. Het lijkt erop dat de politici er nu wel wat meer werk van maken, Fortuyns woorden waren profetisch.”

De kale politicus werd in zijn tijd extreem-rechts genoemd, maar was mild in vergelijking met Geert Wilders. Zijl: “Pim kreeg bedreigingen, maar kreeg geen beveiliging want toenmalig minister Klaas de Vries vond dat niet nodig. Iedereen weet wat er vervolgens is gebeurd. Daar heeft de politiek van geleerd, want Wilders krijgt wel bewaking.” Meurs: ”Men zei dat hij extreme ideeën had, maar wat is extreem? Hij vond dat mensen moeten kunnen zeggen wat ze vinden. Daarom vond hij de islam een achterlijke cultuur, omdat ‘daar’ niet gezegd kan worden wat men vindt. In Nederland moet dat kunnen en als het je niet bevalt, dan moet je weer weggaan. Zo zag Fortuyn dat en het dringt steeds meer tot ons door dat hij gelijk had.” Vetter sluit af: “Zijn gedachtegoed is nog springlevend. Ik hoor Mark Rutte over vrijheid van meningsuiting. Daar was Fortuyn voor. ‘Laten we waken over de vrijheid van het spreken’, zei hij altijd. Wat er nu met Ebru Umar in Turkije gebeurt is toch beschamend? Rutte noemde dat ‘door en door verrot’, dat vind ik geen taal. Fortuyn had dat anders gezegd, hij bleef altijd hoffelijk.”

‘Door Pim Fortuyn zijn we anders over elkaar gaan praten’

1
Vandaag 14 jaar geleden werd Pim Fortuyn vermoord. De Nederlandse Moslim Omroep zond een dag voor de moord op Fortuyn Nazmiye Orals interview met hem uit. De Kanttekening blikt met haar terug op dit gedenkwaardige interview.

Pim Fortuyn (1948-2002) werd bij het grote publiek bekend als lijsttrekker van Leefbaar Nederland en later Lijst Pim Fortuyn. Als opkomend politicus ging hij de strijd aan met politici die in zijn ogen ‘de problemen in de oude wijken jarenlang genegeerd hadden’. De islam noemde hij ‘een achterlijke cultuur’. Deze en andere uitspraken van hem deden veel stof opwaaien. Hij kreeg grote aanhang maar hij kon ook rekenen op felle tegenstanders. De Turks-Nederlandse schrijfster en actrice Nazmiye Oral was 32 toen zij Fortuyn vlak voor zijn dood, in 2002, interviewde. Het werd een persoonlijk interview waarin Oral zich presenteerde als lid van de islamitische gemeenschap en Fortuyn confronteerde met de invloed die zijn uitspraken hadden op haar gesluierde moeder. We zijn 14 jaar verder en blikken terug op wat het begin was van een verhit debat over de islam.

Hoe heb je de opkomst van Fortuyn destijds ervaren?
‘Die hele periode na 9/11 heb ik als heel heftig ervaren. De manier waarop we over elkaar spraken heb ik zien veranderen. In nieuwsprogramma’s waren ‘allochtonen’ het nieuws van de dag, met altijd dezelfde shots van de Albert Cuyp-markt met gesluierde vrouwen van achterop gefilmd. Er groeide wantrouwen bij de bevolking en de focus kwam al snel te liggen op ‘allochtonen’, moslims en religie in algemene zin. Ik hoorde president George W. Bush zeggen God bless America. We gingen dezelfde taal gebruiken als de islamfundamentalisten. Het was de tijd dat je als autochtoon naar je gesluierde buurvrouw keek en je afvroeg: wie ben jij nu eigenlijk echt? Ik ken je als buurvrouw, maar wie ben jij als moslim? Fortuyn gaf precies dat onbehagen een stem.’

Hoe kwam je met hem in contact?
‘Carlo Delbosq, de regisseur en bedenker van het programma De dialoog, dat ik een jaar presenteerde, kwam met het idee. Wij, het kleine team dat De dialoog maakte, waren meteen enthousiast. Het was een droom. Carlo en ik zijn met de zakenbehartiger van Fortuyn gaan praten en ik voelde gelijk dat het hele team rondom Fortuyn zich zorgen maakte om hem. Zijn hele campagne was veel groter geworden dan ze hadden kunnen bevroeden en het was al lang out of control. Ze waren dan ook erg terughoudend. Het enige wat mijn regisseur en ik hebben gezegd is dat ik hem niet als moslim wilde interviewen, maar als mens die oprecht geïnteresseerd is in wat hem beweegt. We wilden een goed gesprek, geen aanval. Uiteindelijk ging hij overstag.’

In het interview verdedigt Fortuyn zijn uitspraak over ‘de achterlijke islamitische cultuur’ onder andere met het argument dat een moderne kapitalistische economie alleen werkt als de individuele verantwoordelijkheid een grote rol speelt. In islamitische landen ontbreekt het daaraan. Fortuyn zegt: ‘Het is nou eenmaal zo dat die vrijheden bij ons ingebakken zijn.’ Op het moment dat hij dat zegt ben je duidelijk geërgerd. Hoe kwam dat?

‘Ik vond en vind individuele verantwoordelijkheid net zo belangrijk als Fortuyn dat destijds vond. Mijn kritiek op Fortuyn is niet dat hij die waarden verdedigde, mijn ergernis zat in zijn opmerking dat de verschillen tussen onze beider culturen onoverkomelijk zijn, hij stelt dat moslims en niet-moslims onverenigbaar met elkaar zijn tenzij de moslim zich aanpast aan de niet-moslim. ‘De islamitische cultuur is achterlijk en alleen het Westen kan de moderniteit en de Verlichting claimen’, dat is waar ik me aan ergerde.’

Waarom mag het Westen de Verlichting niet claimen? We hebben in Europa en Amerika toch vrijheden die niet overal gelden?
‘De westerse Verlichting hoeft niet dé verlichting te zijn. Het Westen mag de Verlichting claimen, maar moet niet zeggen dat het een monopolie heeft op hetgeen waar de Verlichting voor staat. Dan ga je voorbij aan al die schrijvers en dichters in andere landen die gevochten hebben voor vrijheid. Zeggen dat het westers is als je vecht voor vrijheid is een vorm van kolonialisme. Ik ben zo radicaal voor vrijheid dat ik niemand onvrijheid wil opleggen. Het zal niet in mij opkomen om iemand die op een bepaalde manier leeft terecht te wijzen omdat het niet mijn manier van leven is.’

Je zei in het interview dat je moeder zich gediscrimineerd voelde omdat zij door Fortuyn een uitvreter werd genoemd. Zorgde de opkomst van Fortuyn voor islamofobie?
‘Het enige wat ik tegen Fortuyn wilde zeggen is, besef je dat je een grote verantwoordelijkheid hebt. Mijn gesluierde moeder werd op straat anders bekeken. We hadden bewust als team besloten om mijn 18-jarige broertje in te huren voor die dag als runner. Om ons eraan te herinneren voor wie we het deden. Een jongen van 18, Turks-Nederlands en moslim, die na 9/11, omdat iedereen gek geworden was, anderen ervan moest overtuigen dat hij niet de vijand was. Ik ben voorstander van het benoemen van problemen in de islamitische cultuur, maar als een politicus van bovenaf zegt dat je het islamitische deel van je identiteit weg moet snijden omdat dit achterhaald is werkt dat averechts.’

Toch was Fortuyn erg mild in zijn kritiek als je nu kijkt naar het hedendaagse debat. Hij zegt letterlijk: ik zie problemen, ik wil die benoemen en ik wil het met praten oplossen. Dat klinkt onschuldig, toch?
‘Klopt, met de blik van nu is hij niet extreem. Maar toen was hij wel extreem. Je kunt niet met terugwerkende kracht zeggen dat ik hem toen niet goed begrepen heb, in die tijd op dat moment was hij extreem. Ik heb de tijd voor de opkomst van Fortuyn meegemaakt, na 9/11 in 2001 leefden we in een totaal andere wereld. Vervolgens maken we kennis met een politieke moord, het is logisch dat we daarna anders zijn gaan praten, we zijn zwaar getraumatiseerd door die gebeurtenissen. Onze samenleving is nu kei- en keihard. Ondanks dat ben ik niet anders gaan denken over de standpunten van Fortuyn. Ik ben nog steeds tegen een hele groep wegzetten als probleem. De toon waarop Fortuyn het gesprek aanging was tendentieus. Als je een grote aanhang hebt en je beweert problemen te willen oplossen en niemand te willen uitsluiten, dan ligt in de toon van het debat je verantwoordelijkheid. Dat was het enige punt dat ik wilde maken.’

Hoe reageerde je toen je de dag na de uitzending hoorde dat hij vermoord was?
‘Ongelooflijk triest. Totale verbijstering. Ik was absoluut geen fan van Fortuyn, maar ik dacht geen seconde ‘dit is nu afgewend’, ik dacht alleen maar wat nu, hoe moet het nu verder? Ik vond het een hele aardige prettige man. Ik zal nooit vergeten dat ik zijn huis binnenstapte en begroet werd met drie portretten van hemzelf met zijn hondjes. Het was een bijzondere man.’

Was Fortuyn achteraf gezien niet de ideale figuur om de boze witte onderbuik, die veel extremer was dan hijzelf, te kanaliseren?
‘Dat zou kunnen. Ook toen al wisten we dat de aanhangers van Fortuyn veel extremer waren dan hijzelf, helaas zullen we nooit weten of hij in staat was geweest om de woede en het onbehagen tot bedaren te brengen. Hij maakte die woede natuurlijk ook zichtbaar.’

Hij waarschuwde voor de gevaren van de islam, doelend op moslimfundamentalisme. Hij werd vermoord en twee jaar later hadden we de moord op Theo van Gogh. Moslimfundamentalisme heeft steeds extremere vormen aangenomen, bewijst het feit dat zij vermoord zijn niet dat hun angst voor moslimfundamentalisme terecht was?
‘Fortuyn en Van Gogh hebben in dat opzicht gelijk gekregen en dat is heel triest. Ik geloof dat iedereen die bijdraagt aan het vijandmodel bijdraagt aan het probleem. Het includerende model vinden mensen naïef, maar in feite is dat veel radicaler dan het vijandsmodel. Tenminste, als je het waarachtig radicaal benadert. Niet halfslachtig. Met includeren bedoel ik dat je waarachtig de ander ontmoet. Je weet pas dat de verwijdering echt is opgeheven als je allebei verandert. De echte aanraking heeft plaatsgehad als ik een beetje van jou heb en jij een beetje van mij. Ontmoeten betekent juist dat je praat over de schaduwkanten van iemands cultuur maar het betekent tegelijkertijd dat je iemand niet loslaat. Niet opgeeft. Zonder te eisen dat iemand een deel van zijn identiteit opgeeft ten bate van jou. Daar is moed voor nodig van beide kanten. Het zit van nature niet in ons om het vreemde op te zoeken. Maar kijk ons: de beste benaming die we voor elkaar hebben is ‘nieuwe’ Nederlander.’

Fortuyn zei dat hij het afschuwelijk vond dat derde generatie Turkse en Marokkaanse Nederlanders hun bruid nog steeds halen uit het land van herkomst, je ouders hebben je proberen uit te huwelijken op je achttiende en je hebt je daar aan ontworsteld. Toch relativeerde je de zorgen die Fortuyn uitte daarover in het interview. Waarom?
‘Ik verdedig daar het recht om de partner te kiezen die je zelf wil. Zodra het een verplichting is om met iemand te trouwen ben ik daar uiteraard op tegen. Kiezen voor een partner uit je vaderland is een vrije keuze, maar het hangt ook samen met hoe welkom je je voelt in het land waar je bent opgegroeid. Ik trouwde later met een autochtoon en was een witte raaf, maar nu kent iedereen wel iemand die getrouwd is met een autochtoon. We zijn een paar jaar verder. Als je nu nog steeds zegt dat Nederland het land waar je bent geboren en opgegroeid bent niet jouw land is, dan klopt er iets niet. Zolang jongeren het gevoel hebben dat ze te gast zijn in hun eigen land zullen de problemen aanhouden. Die tegenstellingen nader tot elkaar brengen is een proces van jaren, Fortuyn had dat geduld niet.’

In het interview presenteer je je als moslim, ben je 14 jaar later nog dezelfde moslim?
‘Ik ben al op mijn zestiende van mijn geloof gevallen. Dat interview is één van de weinige keren dat ik openlijk zeg dat ik moslim ben. Ik zei dat omdat ik mijzelf deel voel van de moslimgemeenschap. Want op die manier wordt er naar mij gekeken. Ik vind dat mijn moeder en broertje recht hebben op hun geloof en ik zal dat altijd verdedigen. De voorstelling waar ik nu in speel heet Niet meer zonder jou, ik speel daarin met mijn moeder. Op het podium ga ik met haar het gesprek aan over taboes, het geloof, homoseksualiteit en eer. De kracht van de voorstelling is dat ik als onderdeel van de moslimgemeenschap uitkom voor wie ik ben en ondanks mijn afwijkende leefwijze weiger te breken met die gemeenschap en vooral dat mijn moeder weigert te breken met mij. Wat houdt dat in? Wil ik dat mijn moeder van haar traditionele gedachtes af komt? Nee, er is alleen één regel: liefde boven alles. In de voorstelling zeg ik tegen mijn moeder: ‘Pas als je alles van mij weet heb je het recht om niet van mij te houden.’ Daar buig ik met liefde mijn hoofd voor want dan is het waar. Het ergste wat ik tegen mijn moeder kan zeggen is dat ik niet geloof, want zo legt ze uit, dan denkt ze dat ik naar de hel ga. Dat gelooft ze, omdat dat in de Koran staat. Tegelijkertijd zegt ze dat ze mij niet los wil laten en dat ze in het hiernamaals niet van mij gescheiden wil zijn. Dat vind ik heel ontroerend, dat zegt ze uit liefde. Alleen ben ik het niet eens met de weg er naar toe. Door het wantrouwen in onze samenleving kunnen we de schoonheid van die gedachte niet meer zien, ik respecteer haar en zij respecteert mij.’

Fortuyn vroeg in het interview of je moeder Nederlands spreekt. Je zei ‘gebrekkig’, hij beloofde vervolgens dat hij als premier ervoor zou zorgen dat je moeder de taal onder de knie zou krijgen. Als je op het toneel met je moeder praat moet je haar nog steeds vertalen. Waar is het misgegaan?
‘De vraag is of het is misgegaan, mijn moeder kan zich met haar gebrekkige Nederlands prima redden. Als mensen hier naartoe komen met het idee dat ze volgend jaar teruggaan dan kom je niet toe aan het leren van de taal. Het zit niet in je systeem. Taal is je handen en voeten, daar heeft hij een dijk van een punt. Maar wordt er nu anders gekeken naar de derde generatie omdat ze de taal kennen? Mijn eigen broertje is uiteindelijk teruggegaan naar Turkije, dat deed pijn. Ik heb altijd gezegd dat mijn broertje niet weg moet gaan omdat hij zich hier niet welkom voelt, hij had moeten gaan uit vrijheid. Nu is hij uit onmacht vertrokken. Helaas is het zo gegaan, ik heb met zijn besluit leren leven.’

We zijn veertien jaar verder en de islam en integratieproblematiek hebben nog steeds een centrale plaats in het publieke debat. Zijn we iets opgeschoten?
‘De extremen zijn extremer geworden. We zijn allemaal moe van het debat en de hoop op een goede oplossing zijn we aan het verliezen. Tegelijkertijd heb ik in het theater mogen ervaren dat de moslimgemeenschap meer is gaan reflecteren. Ik denk dat we ervoor moeten zorgen dat jongeren een gezonde basis hebben. Pubers weten nog helemaal niet wie ze zijn, toch krijgt een jonge moslim allerlei etiketten opgeplakt. Je zal wel zus of zo zijn, hij moet eerst die vragen beantwoorden voor hij kan vertellen wie hij is. Het probleem is dat we door de traumatische jaren na 9/11 en na de moord op Fortuyn en Van Gogh niet meer zonder die trauma’s naar elkaar kunnen kijken. Vanuit die bril kijken we ook naar de islam. De discussie woekert voort en het enige wat we doen is nieuwe namen bedenken voor dezelfde problemen. De angst en het wantrouwen heeft zich inmiddels slinkser en dieper in ons genesteld. We vergeten dat het proces van migratie, het worden van een nieuwe natie, zowel voor de ‘nieuwkomer’ als voor de ‘ontvanger’ een proces van decennia is. Het heeft tijd, moed en intimiteit nodig.’

Is dat de reden dat we zelden een interview zien op tv waarin moslims vertellen over hun spiritualiteit? We kennen dat eigenlijk alleen van christelijke programma’s, zoals Het vermoeden.
‘Dat is inderdaad zeldzaam en als ik zo’n type interview met een moslim zou zien kan zelfs ik daar niet ongekleurd naar kijken, dan krijg ik spontaan last van een soort stockholmsyndroom. Ik verplaats me in de witte kijker en denk ‘wat is dit voor goedpraterij?’ Zo beschadigd zijn we, of ik.’

De voorstelling Niet meer zonder jou is van september tot en met december in het hele land te zien. Orals interview met Pim Fortuyn is te bekijken op YouTube.

Virtueel discussiëren over de preek van de imam

0
Mijn familie van vaderskant wortelt in de gereformeerde traditie. Het verhaal wil dat als opa en oma De Ruiter zaliger terugkeerden van de zondagochtendkerkdienst, mijn opa in zijn fauteuil ging zitten en de volgende vaste uitspraak deed: ”Het was weer een beste preek.” Vervolgens liet hij zich – naar verluidt – een borreltje inschenken waarna hij een bolknak opstak.

Ik weet niet of er veel gediscussieerd werd over de preken in het huisgezin van mijn vader, ze waren met negen kinderen. Ik denk dat de vaste verklaring van mijn opa voldoende was. Waarom zouden ze indertijd twijfelen aan het woord van de dominee? Hij baseerde zich immers op het onfeilbare woord van God.

Toch is er in de kerk heel wat veranderd. De jaren zestig van de vorige eeuw waren getuige van een rappe ontkerkelijking in Nederland en mede als reactie daarop ontbrandden er in de diverse protestantse kerken, maar ook in katholieke kerken, allerlei discussies over hoe nu verder te gaan.

Het interne debat binnen de islam laat zich goed vergelijken met wat er gebeurde in de kerken. Ook voor moslims is het woord van Allah, waarvan de Koran getuigt, heilig en als de imam zich baseert op diezelfde Koran, wat kan er dan mis zijn aan zijn woorden? Er zullen heel wat moslims zijn die na de preek net als opa De Ruiter zaliger zullen zeggen dat ”het weer een beste preek was”. Ik denk niet dat ze zich daarna een borrel zullen laten inschenken, maar een waterpijp als alternatief voor de bolknak lijkt me niet uitgesloten.

Aan de poorten van de islam wordt echter gemorreld. Een simpele blik in de pers leert dat de religie wereldwijd onder druk staat en er allerlei krachten werkzaam zijn die hem ofwel de gewelddadige kant op willen stuwen of juist de kant van tolerantie en vrede.

Ik heb telkenmale gesteld dat ik vind dat het debat binnen de islam over de interpretatie van Koran en soenna van groot belang is. De religie doet er goed aan elke zweem van geweld uit te bannen. Ik heb echter ook immer gezegd dat ik vind dat moslims dat zelf moeten doen, logisch uiteraard, ik kan wel dingen vinden, maar ik ben nu eenmaal geen moslim.

Daarom sprong mijn hart op toen ik van het initiatief vernam van Mohammed Mouman – dat de pers haalde – voor het ontwikkelen van wat je een PreekApp kunt noemen. Mouman noemt het de MynbarApp en mynbar staat dan voor het Arabische woord minbar (preekgestoelte) en de alternatieve spelling met een y is ongetwijfeld geïnspireerd op het Engelse woord my: my minbar: mynbar.

De app heeft als bedoeling dat imams en luisteraars met elkaar – virtueel – in gesprek gaan over preken die in moskeeën worden afgestoken. Het idee is niet meer alleen de preek te consumeren, maar – als ik het oneerbiedig mag zeggen – deze te herkauwen. Wat zei de imam nu eigenlijk? Wat was de strekking van zijn woorden en wat zijn de consequenties ervan? Mouman beoogt met zijn app het debat binnen de moslimgemeenschap op gang te helpen. Hij hoopt dat op die manier de islam ontdaan wordt van radicale elementen. Hij realiseert zich uiteraard best dat ook extremisten gebruik van de app kunnen maken, maar bang is hij er niet voor want ook en misschien wel juist met extremisten moet je het debat zoeken.

Mouman is druk bezig met het ontwikkelen van zijn app en kan wel wat geldelijke steun gebruiken.

Mijn hoop is dat moskeebezoekers in de toekomst meer zullen doen dan vaststellen ”dat het weer een beste preek” was, maar met elkaar in discussie zullen gaan om samen kritisch de woorden van de imam te overwegen en zo bij te dragen aan een open klimaat binnen de moslimgemeenschappen. De MynbarApp lijkt me daartoe een zeer geschikt middel.

Moskeeën moeten actiever zijn tegen radicalisering

0
Het anti-radicaliseringsbeleid werd in Nederland nieuw leven ingeblazen, nadat Rob Bertholee, het hoofd van de AIVD, in februari 2013 waarschuwde voor een groeiende groep ‘jihadisten’ die naar vooral Syrië was vertrokken. Het kabinet Rutte-Asscher presenteerde een jaar later het actieprogramma Integrale Aanpak Jihadisme, waarbij gebruik werd gemaakt van de ervaringen die waren opgedaan met beleid en activiteiten die na de moord op Theo van Gogh (2004) waren ontwikkeld. Het accent lag meer dan in het verleden op repressief beleid en minder op preventief beleid.

Wat wel en wat niet werkt tegen radicalisering, is door gebrek aan onderzoek en evaluaties nog onvoldoende bekend. Ondanks dit gebrek aan harde kennis, buitelen de vele zelfbenoemde experts in de media de afgelopen jaren over elkaar heen. Het aantal radicaliseringsexperts overtreft het aantal Syrië-gangers inmiddels ruimschoots.

Niet voor niets, want er gaat een hoop geld naar vooral de beveiligingsindustrie, maar ook naar adviesbureaus, onderzoekers en maatschappelijke organisaties in bijvoorbeeld de sectoren welzijn en onderwijs. De experts komen uit alle hoeken tevoorschijn, waarbij vooral opvalt dat het aantal moslims is ondervertegenwoordigd.

Hetzelfde geldt voor de instellingen die door de overheid worden ingeschakeld om radicalisering tegen te gaan: daar zitten amper islamitische organisaties, laat staan moskeeorganisaties tussen. Deze organisaties hebben niet alleen als meerwaarde dat ze ook buiten kantooruren open zijn, maar ook dat ze vaker direct in contact kunnen komen met de individuen die radicaliseren of met hun familie en vrienden. Islamitische organisaties kunnen radicalisering eerder signaleren, ze kunnen jongeren en ouders weerbaar maken en ze kunnen bovendien een belangrijke rol spelen bij het ontwikkelen en laten horen van een religieus tegengeluid tegen extremistische groepen.

In de periode na de moord op Van Gogh werden Nederlandse moskeeorganisaties in beperkte mate betrokken bij de ontwikkeling van het anti-radicaliseringsbeleid. Van overheidszijde bestonden er twijfels over de organisatorische capaciteiten van de organisaties. Ook werd er geworsteld met de vraag in hoeverre de overheid samen kan werken met moskeeorganisaties of hun activiteiten kan financieren zonder dat de scheiding van kerk en staat in het geding komt. Tegelijkertijd is er steeds meer overheidsbemoeienis gekomen met moskeeorganisaties, bijvoorbeeld met de komst van predikers of bij imamopleidingen in Nederland.

Ook was er van de kant van de moskeeën nog niet veel animo om zich actief in te zetten tegen radicalisering. Het was voor veel islamitische organisaties nog een ver-van-mijn-bed-show. Eén van de uitzonderingen hierop vormden de Raad van Marokkaanse Moskeeorganisaties Noord-Holland (RVM) en de Unie van Marokkaanse Moslimorganisaties Nederland (UMMON) die samen met het voormalige ACB Kenniscentrum het project Voorkomen is beter dan genezen ontwikkelden, waaraan 18 Marokkaanse moskeeën uit Noord-Holland deelnamen. Het project werd aanvankelijk met veel argwaan bejegend, maar werd uiteindelijk positief geëvalueerd.

De afgelopen jaren is het gevoel van urgentie onder migrantenorganisaties en moskeeorganisaties om zich actief in te zetten tegen radicalisering een stuk groter geworden. Dat komt allereerst doordat radicalisering dichterbij is gekomen. Veel mensen, in het bijzonder Marokkaanse Nederlanders, kennen via via wel iemand die naar Syrië is vertrokken. Ook de angst voor polarisatie en mogelijke aanslagen is toegenomen. Er is daarnaast ook meer aandacht gekomen voor de rol van religie. Dit komt onder andere door de propaganda van IS, de religieuze motieven van een groot deel van de Syrië-gangers, maar ook door de soms bijna obsessieve aandacht voor de islam in het Nederlandse integratiedebat. Veel moskeeën willen een tegengeluid kunnen geven aan extremisten, maar worstelen met de wijze waarop en een gebrek aan kennis en middelen. Tot slot is er meer animo om zich in te zetten tegen radicalisering, omdat vooral een nieuwe generatie, in Nederland gewortelde bestuurders, nadrukkelijker maatschappelijke verantwoordelijkheden ziet voor islamitische organisaties en moskeeën.

Dit alles maakt de tijd rijper voor een actievere rol van moskeeorganisaties bij het tegengaan van radicalisering. Het Contactorgaan Moslims en Overheid (CMO) is hierbij voor de overheid een logische, maar ook kwetsbare partner. Met 12 aangesloten islamitische koepelorganisaties en naar schatting 80 procent van de Nederlandse moskeeën, is het CMO verreweg het grootste samenwerkingsverband van islamitische organisaties. Tegelijkertijd is de organisatie door onderlinge verdeeldheid en gebrek aan middelen niet altijd even herkenbaar en daadkrachtig. Ook is er een flinke groep moslims die zich niet door het CMO vertegenwoordigd voelt. Het is goed dat het CMO haar maatschappelijke verantwoordelijkheid neemt en zich in gaat zetten tegen radicalisering. Het is nu de uitdaging voor de koepelorganisatie om wel daadkracht te tonen en de twijfels bij anderen weg te nemen. Als dat lukt, kan het CMO een belangrijke bijdrage leveren aan het tegengaan van radicalisering.