19 C
Amsterdam
Home Blog Pagina 922

PKK en Erdoğan hebben achterban bedrogen

0

Turkije is in de ban van oorlog. De laatste 76 dagen heeft de terroristische PKK via aanslagen 137 leden van de Turkse veiligheidsdiensten omgebracht. De veiligheidsdiensten hebben volgens het Turkse staatspersbureau AA in dezelfde periode 1.198 PKK-terroristen uitgeschakeld. Niemand lijkt uit op vrede.

In sommige steden in het zuidoosten van Turkije is een avondklok en straatverbod van kracht. Het Turkse leger sluit er steden hermetisch af (geen water, stroom of  internet) om terroristen op te pakken. Daarbij zijn er tot nu toe 81 burgers omgekomen, onder wie 16 kinderen. Die zitten letterlijk tussen twee vuren. De PKK wakkert met terreuraanslagen op politie en militairen de haat tegen Koerden aan. In de toeristenstad Muğla werd (op 8 september) een Koerd door tientallen vandalen in elkaar geslagen omdat hij een foto van zichzelf met Koerdische kleding op Facebook had gezet. In İstanbul (6 september) werd een Koerdische jongen doodgestoken omdat hij Koerdisch sprak. Turkije lijkt weer beland in de jaren 90.

Het staat in schril contrast tot wat president Erdoğan een paar jaar geleden beloofde: Turkije zou de Koerdische kwestie koste wat kost oplossen via dialoog en democratie.

Hij kreeg de volledige steun voor dit vredesproces. Het wordt echter steeds duidelijker dat Erdoğan het vredesproces vooral heeft gebruikt om de Koerden op zijn partij (AKP) te laten stemmen. Nu de Koerden zich dreigen af te wenden van AKP heeft Erdoğan ineens weinig behoefte het vredesproces te voltooien.

Integendeel. Erdoğan hoopt nu met zijn aanvallen op de terroristisch organisatie PKK de nationalistische Turken voor zich te winnen. Hij lijkt te denken dat door het PKK-terreurgeweld de pro-Koerdische partij HDP stemmen verliest en de kiesdrempel niet zal halen zodat AKP straks weer in haar eentje een regering kan vormen.

Maar dit duivelse plan heeft averechts gewerkt. Peilingen wijzen uit dat AKP licht verliest en HDP de kiesdrempel gemakkelijk haalt. Turken en Koerden willen vrede, geen oorlog. Ze hebben doorzien dat hun kinderen doodgaan door Erdoğans hebzucht.

Hij lijkt nu bereid om alles – zelfs burgeroorlog – uit de kast te halen om aan de macht te blijven. Er gaat het gerucht dat Erdoğan de geplande verkiezingen van 1 november een jaar kan uitstellen als mocht blijken dat AKP in de peilingen niet afstevent op een absolute meerderheid in het parlement. Voor de verkiezingen van 7 juni zei Erdoğan tegen de kiezer: “Geef mij 400 zetels (lees: invoering presidentieel systeem) om deze zaak zonder problemen op te lossen.” Nu hij dat mandaat niet heeft gekregen, zegt hij: “Als een van de partijen (lees: AKP) 400 zetels had gehaald, dan hadden wij deze chaos (PKK aanslagen) niet gehad.”

Erdoğan zegt daarmee eigenlijk dat als hij president was geworden in een nieuw presidentieel systeem hij de vredesbesprekingen met PKK niet zou hebben opgeschort. Hij heeft Turken en Koerden dus bedrogen met het vredesproces als sprookje. Hij wil vrede als het hem goed uitkomt, en anders niet.

Ook de PKK heeft haar achterban bedrogen met vredesbesprekingen en wapenstilstand. Ze heeft het vredesproces gebruikt om zich voor te bereiden op een oorlog. Want ondanks afspraken hebben ze hun wapens niet ingeleverd en hun strijders niet terugtrokken uit Turks grondgebied. Ze is naar aanleiding van de zogenaamde IS-aanslag in Suruç – die op 20 juli van dit jaar 33 levens eiste – een oorlog begonnen met haar aanslagen op veiligheidsdiensten. Onbegrijpelijk als je bedenkt dat de pro-Koerdische HDP met het ongekend hoge aantal van tachtig zetels in het Turkse parlement Koerden vertegenwoordigt. Daardoor kregen Koerden hoop om de kwestie zonder gewapende strijd en via democratische weg op te lossen. Maar ook de herhaalde oproepen van HDP-leider Demirtaş, Koerdische NGO’s en -intellectuelen om de wapens neer te leggen zijn niet door de PKK gehoord.

De heren in de bergen willen net als Erdoğan geen vrede, maar oorlog. Ze willen blijkbaar geen sterke, Koerdische politieke beweging; dat bedreigt immers de levensvatbaarheid van de PKK en staat legitimatie van de gewapende strijd in de weg. De PKK wordt zo steeds meer een molensteen om de nek van de Koerden – en AKP en Erdoğan om de nek van Turkije. Erdoğan wil koste wat kost aan de macht blijven en PKK wil door oorlog afscheiding creëren. Conclusie: beiden hebben hun achterban bedrogen.

Mehmet Cerit is hoofdredacteur van Zaman Vandaag en Zaman Hollanda. Volg hem op Twitter: @Ceritm

‘Turkse steun aan IS op hoogste niveau’

0
‘Onder het mom van ‘we gaan IS aanpakken’, worden de Koerden aangepakt.’

De Turkse regering steunt IS en soortgelijke terreurgroepen. Die bewering is het afgelopen jaar veelvuldig naar voren gebracht door Turkse oppositiepartijen, journalisten, academici en andere waarnemers. Ook CDA-Tweede Kamerlid Raymond Knops, die namens zijn partij woordvoerder Buitenlandse Zaken en Defensie is, twijfelt er niet aan. ‘Er zijn ontzettend veel aanwijzingen dat dit tot op het hoogste niveau aan de hand was’, aldus Knops in een interview met deze krant.

Foto: CDA. Raymond Knops (Hegelsom, 1971) is Tweede Kamerlid namens het CDA. Hij volgde de officiersopleiding aan de Koninklijke Militaire Academie in Breda en studeerde Bestuurskunde aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Hij was eerder werkzaam als onder meer beroepsofficier bij de Koninklijke Luchtmacht, gemeenteraadslid en later wethouder in Horst aan de Maas en actief reservist in de rang van luitenant-kolonel in Irak, waar hij betrokken was bij CIMIC-projecten (Civiel-Militaire Samenwerking) op het gebied van irrigatie, brandstof en energie.

Er zijn meerdere keren Kamervragen gesteld aan minister Bert Koenders (Buitenlandse Zaken) over de mogelijke Turkse steun aan IS en soortgelijke terreurgroepen in de regio. Ook door u. Steunt de AKP-regering terreurgroepen?
‘Er zijn ontzettend veel aanwijzingen dat dit tot op het hoogste niveau aan de hand was. Het feit dat de Turkse regering het telkens ontkent, is voor mij geen geruststelling. Integendeel. Dat de Amerikaanse ambassadeur, maar ook vele anderen erover schrijven, de officier van justitie die de zaak onderzocht is opgepakt, iedereen die deze zaak onderzoekt zelf vervolgd wordt, zijn buitengewoon verdachte omstandigheden. Er zijn te veel aanwijzingen, en te veel uit betrouwbare bronnen, om te zeggen ‘het is een complot tegen de regering’. Ik geloof dat niet. Ik ben van mening dat de AKP-regering op een aantal punten passief dan wel actief de verkeerde dingen heeft gedaan.’

U bent persoonlijk overtuigd van die steun?
‘Ik zeg dat er veel aanwijzingen zijn die daarop wijzen en het te gemakkelijk is om genoegen te nemen met de antwoorden van Koenders, die zegt dat de Turkse regering het ontkent. Bij de Turkse wapen- en munitietransporten naar Syrië ging het bijvoorbeeld tot het hoogste niveau en wellicht tot Erdogan, blijkt uit uitgelekte telefoongesprekken. Om dan te zeggen dat de president en regering van niets weten, lijkt mij moeilijk vol te houden.’

De AKP-regering beweert juist dat ze IS bestrijdt.
‘Dat ze nu kiezen om IS wel aan te pakken na een heel lange tijd passiviteit, sterker nog na IS zelf gefaciliteerd te hebben, vind ik niet overtuigend. Absoluut niet. Het heeft er alle schijn van dat deze stap is gezet om redenen die te maken hebben met de binnenlandse politiek. Turkije gaat zich opeens mengen in het conflict, het lijkt wel alsof het land een dubbele agenda heeft. Onder het mom van ‘we gaan IS aanpakken’, worden de Koerden aangepakt.’

In de Turkse media doen geruchten de ronde dat Erdogan zowel in Turkije als door het Internationaal Strafhof (ICC) vervolg gaat worden voor onder meer zijn rol in het leveren van wapens en munitie aan terreurgroepen. Wat vindt u daarvan?
‘Eerlijk gezegd is het ICC de afgelopen tijd niet zo succesvol geweest. Ik snap die strafrechtelijke kant, maar ik zou persoonlijk liever de politieke lijn bewandelen en tegen Erdogan zeggen ‘wat jij daar doet draagt niet bij aan stabiliteit in je land of regio’. Want stabiliteit is vooral in het belang van Turkije zelf.’

U bent kritisch over de houding van de Nederlandse regering tegenover de AKP-regering. Wat wilt u precies dat Koenders doet?
‘We hebben de afgelopen anderhalf jaar samen met collega Pieter Omtzigt onze minister van Buitenlandse Zaken uitgedaagd wat betreft Turkije. We hebben concreet gezegd: ‘Doe een onafhankelijk onderzoek, bijvoorbeeld een VN-onderzoek, naar de situatie in Turkije. Want er is bewijs van wapen- en munitietransporten naar IS. De officieren van justitie die dat boven water hebben gebracht worden vervolgd en er is groeiende druk op journalisten die over deze zaak berichten.’ Er is heel veel mis en heel veel onduidelijkheid. Onze regering zegt wat ze van de Turkse regering hoort en die ontkent natuurlijk altijd dat ze IS hebben gesteund of IS’ers hebben doorgelaten. Dus daar komen we niet verder mee. Ik zie bij Koenders een heel afwezige houding als het om Turkije gaat, hij durft geen stelling te nemen.’

Hoe verklaart u Koenders’ ‘afwezige houding’?
‘Op heel veel vragen krijgen we geen antwoorden. ‘We krijgen geen reactie’, ‘het wordt niet bevestigd’, zegt hij dan. Dus accepteer je het dan zomaar? Koenders accepteert heel veel, ja. Het kan zijn dat handelsbelangen een rol spelen. Tegelijkertijd denk ik, omdat ik met veel Turken contact heb, dat die handel gewoon door blijft gaan. Ik snap niet waarom Koenders niet veel duidelijker kan zijn tegen de Turkse regering. Hij heeft de mondvol van mensenrechten over de hele wereld, maar als het om Turkije gaat, vindt hij het heel ingewikkeld.’

Is het puur economisch of spelen er ook andere zaken?
‘Het feit dat er door de Nederlandse regering zo omzichtig wordt gereageerd op zulke verzoeken, geeft te denken. Iedereen heeft er natuurlijk belang bij dat Turkije een goede bondgenoot is, maar dat betekent ook dat de Turkse regering mensenrechten moet respecteren en handelen als een rechtsstaat. Net als iedereen ben ik ontzettend blij dat Turkije heel veel doet voor de opvang van vluchtelingen en weet ik dat het in de regio geen gemakkelijke situatie betreft, maar dat is geen alibi om allerlei dingen te doen die in strijd zijn met onze grote missie om terrorisme aan te pakken.’

Het vredesproces tussen de AKP-regering en de PKK is aan zijn einde gekomen. Hoe is men van een vredesproces weer tot oorlog gekomen?
‘Wat ik – en samen met mij meerdere mensen – niet begrijp, is hoe Erdogan eerst aan een vredesproces begon en nu door de verkiezingsnederlaag en de opkomst van de HDP (linkse pro-Koerdische partij, red.), die hij als een bedreiging ziet, zo snel van koers verandert. De aanslag na de verkiezingen in Suruc heeft er toe geleid dat hij zich anders is gaan opstellen. Ik keur geen enkele vorm van geweld goed, ook niet vanuit Koerdische kant. De situatie in Turkije is enorm verslechterd en de verantwoordelijkheid van Erdogan daarin is zeer groot.’

De onderdrukking van de persvrijheid in Turkije bereikte onlangs een nieuw dieptepunt met de politie-inval in het hoofdkantoor van een regeringskritische mediagroep. Ook andere media zouden aan de beurt zijn. Kunnen we nog wel spreken van persvrijheid in Turkije?
‘Van een ‘absolute’ persvrijheid kunnen we zeker niet spreken. Mensen riskeren nu vervolgd te worden en de straffen zijn niet mals. Journalisten die zich nu uitspreken zijn buitengewoon moedig en lopen risico’s die ze als journalist niet zouden moeten lopen. Ik denk ook dat een heleboel journalisten zich zelfcensuur opleggen. Ze weten ongeveer waar de grenzen liggen. Als de Turkse regering zegt dat er niet zoveel journalisten worden opgepakt, moet ze er ook bij melden dat journalisten in Turkije heel vaak bepaalde zaken niet aan de orde durven te stellen. Het is de afgelopen jaren écht de verkeerde kant op gegaan. Er is in plaats van vooruitgang, achteruitgang geboekt. Een land in die regio met die verantwoordelijkheden, die uitstraling, die invloed, zou de andere kant op moeten gaan.’

In Duitsland zijn onlangs Turkse spionnen gearresteerd die tegenstanders van Erdogan zouden bespioneren en moskeeën van Diyanet (Turks Presidium voor Religieuze Zaken) daarvoor als basis zouden gebruiken. Kunnen we met zekerheid zeggen dat een vergelijkbaar scenario ook niet in Nederland aan de hand is?
‘Nee, dat kunnen we niet zeggen. Spionnen opereren per definitie onder de radar en als ze niet worden opgemerkt, kunnen ze het ook hier doen. Er wordt al langer gesproken over de lange arm van Erdogan in Europa. Als mensen hier vervolgd worden op basis van informatie die door spionage is verkregen, moet dat voorkomen worden. Als het in Duitsland gebeurt, lijkt het me dat het ook wel in Nederland aan de hand zal zijn.’

Wat maakt IS aantrekkelijk?

0
is-sympathisanten-ap.jpg
Foto: © AP

Al meer dan een jaar is de wereld, waar het het Midden-Oosten betreft, in de ban van het zogenaamde ‘kalifaat’, de zelfbenoemde Islamitische Staat, waarvan de machthebbers inmiddels grote delen van oostelijk Syrië en westelijk Irak beheersen en tot een nieuw-land-in-wording aaneen hebben gesmeed. Zoals VVD-Kamerlid Han ten Broeke niet nalaat bij elk Kamerdebat over het eventueel ook inzetten van de Nederlandse vliegtuigen boven Syrië te zeggen: de grens tussen Syrië en Irak bestaat inmiddels alleen nog in de Bosatlas.

Waar velen buiten dat ‘kalifaat’ – en vast ook veel mensen die de pech hebben erbinnen te vallen – gruwen van de wreedheden die met een zekere wellust door de daders gefilmd en vervolgens op YouTube worden gezet, blijkt datzelfde ‘kalifaat’ tegelijk grote ideologische aantrekkingskracht uit te oefenen op allerlei moslimjongeren in de rest van de Arabische wereld en in Europa. Duizenden zijn al daadwerkelijk voor deelname aan de ‘jihad’ van IS herwaarts afgereisd, soms in gezelschap van vrouw en kinderen, om in de vermeende heilstaat, waarvan de wetten geheel in overeenstemming zouden zijn met de voorschriften in de Koran, ‘echt’ als moslim te kunnen leven.

Waarin is voor sommigen het aantrekkelijke van de denk- en leefwereld van IS gelegen, die bij veruit de meeste mensen vanwege die wreedheden zoveel afschuw oproept? Dat zit hem ten eerste in de belofte van morele zuiverheid – een belangrijk aspect van elke revolutionaire beweging: het gold ook voor de Franse Revolutie (1789-1799). Tegenover de corruptie van zowel de ‘moderne’ seculiere, voor verwesterd en decadent gescholden Arabische dictaturen (zoals het regime van Assad) als van de archaïsche monarchieën op het Arabisch schiereiland, positioneert IS een nieuwe staat. Een staat die wel eerlijk zou zijn, en waarin, zo pretenderen de leiders, wel naar Allahs wet wordt geleefd en waarin deze voor iedereen gelijkelijk met ijzeren hand gehandhaafd wordt. In dat opzicht vormt IS in feite de extreme variant van Saoedi-Arabië zélf, dat al veel langer barbaarse lijfstraffen toepast zonder dat het Westen van verontwaardiging ontploft. Denk aan die 1.000 stokslager voor een ongezeglijke blogger.

In zekere zin vormt IS slechts de extreme uitwerking van het radicale Saoedische juridische en religieuze gedachtegoed. Juist daarom vormt het speciaal een bedreiging voor Ryad: de koning van Saoedi-Arabië wordt door de ‘kalief’ van IS in zijn wahabitische claim de zuivere islam te belichamen, overtroefd. En ja, om die staat van theocratische zuiverheid te kunnen bereiken, moet al ‘het Kwaad’ dat ‘het Goede’ in de weg staat – in de vorm van afvalligen, ketters en ongelovigen – zonder pardon uit de weg worden geruimd, waarbij inmiddels in IS ook van hogerhand een hele catalogus aan godsdienstige legitimaties voor concrete handelingen (tot officiële herintroductie van de slavernij toe) is samengesteld.

Waar gehakt wordt, vallen spaanders. Ook in die nietsontziendheid herinnert IS aan de meest radicale fase – de Terreur – van de Franse Revolutie, toen de guillotine ononderbroken in bedrijf was om door het letterlijk wegsnijden van alle verrotte corrupte elementen een zuivere samenleving over te houden, tot opperrevolutionair Robespierre (1758-1794) zelf ten val kwam en er ook onder belandde.

Maar er kleeft nog een tweede revolutionair aspect aan IS, dat de strijd voor het ‘kalifaat’aantrekkelijk maakt voor veel moslimjongeren, die zich – ook in hun eigen geboorteland ver van het Midden-Oosten – vernederd voelen en daardoor het in het Midden-Oosten zelf wijd verbreide Arabische gevoel van vernedering als het hunne herkennen. Dat zit dan niet in de religieus-sociale belofte van IS – “leven in de nog ongecorrumpeerde wereld van de profeet” – maar in de politiek-imperiale, die daarmee, op grond van het verleden, automatisch verbonden is.

Ten tijde van het kalifaat, in de late 7e en 8ste eeuw, stonden de Arabieren immers op het toppunt van hun macht, en regeerden de kaliefen vanuit Bagdad een wereldrijk dat reikte van Spanje tot de Indus, terwijl het christelijke West-Europa toen niet alleen tamelijk primitief, maar ook politiek machteloos was. Hetzelfde gold voor het Byzantijnse Rijk, dat binnen enkele decennia Syrië, de Levant, Egypte en Noord-Afrika aan Mohammeds opvolgers verloren had.

Terugkeer naar het kalifaat wordt zo ook gezien als herstel van de wereldlijke macht van de islam, die toentertijd nauw aan de religieuze was gekoppeld. Het betekent de vernietiging van de moderne natiestaat, die door IS – niet zonder reden – als een westerse vinding wordt gezien. Het waren immers de Britten en Fransen die na de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) het Ottomaanse Rijk (1299-1923) opdeelden, in de vorm van een aantal mandaatsgebieden, die dan later in de huidige soevereine staten zouden veranderen. IS is een reactie op de mislukking daarvan: waar Turkije en Iran (en ook wel Egypte) sterke naties vormen, vormen Syrië en Irak zeer zwakke, die hen tot makkelijke slachtoffers voor Pan-Arabische plannen maken.

Dat bij die vaak kunstmatige opdeling namelijk geen rekening was gehouden met oude etnische grenzen en verbanden binnen het geheel van de Arabische wereld, en soms bewust een verdeel-en-heerspolitiek werd gevoerd, is evident. In elk geval maakt dat ook de bestaande staten in het Midden-Oosten, zoals Irak en Syrië, in de ogen van IS tot een heidens, westers product, waarvan dat heidense karakter dan nog eens door het goddeloze gedrag van hun leiders wordt onderstreept.

Het is juist dit in westerse ogen atavistische karakter van IS op twee gebieden – de door IS zelf als goddelijk gepropageerde barbaarse wetgeving en het streven om de moderne ‘westerse’ staatsgrenzen weg te vagen – die op de aanhangers grote aantrekkingskracht uitoefent, omdat het Westen en de verwestersing van de seculiere Arabische elites als oorzaak van de Arabische onmacht worden gezien.

Thomas von der Dunk is publicist en cultuurhistoricus. Hij promoveerde in 1994 op een proefschrift over de politieke en ideologische aspecten van de monumentencultus in het Heilige Roomse Rijk. Daarna was hij onderzoeker aan de universiteiten van Utrecht, Leiden en Amsterdam.

Bolkestein negeert moslims die geweld afwijzen

0
stop+isis+reu.JPG
Foto: © Reuters

”Jihadisme heeft alles met islam te maken.” Dat is de kop boven een opinieartikel in De Volkskrant van 21 augustus van de hand van voormalig VVD-leider Frits Bolkestein. In het stuk mengt Bolkestein zich in een discussie over de aanslagen in Parijs in januari, het geweld van IS en de Syrië-gangers en de vraag wat dat met islam te maken heeft. Hij maakt zich druk over het feit dat niet alleen die halfzachte multiculti’s, maar nu ook de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV), ja zelfs president Obama beweren dat jihadisme niets met islam te maken heeft. Bolkestein bestrijdt die stelling en baseert zich daarbij op een artikel van David Suurland. Die was enige maanden geleden ook al in het nieuws toen hij stelde dat antisemitisme kan worden teruggevoerd naar de bronnen van de islam. In dit geval ging het om een artikel waarin Suurland aan de hand van islamitisch bronnenonderzoek stelt dat geweld theologisch gelegitimeerd wordt. Ook allerlei opinieonderzoeken laten volgens Bolkestein zien dat een groot deel van de moslims in de wereld geweld inderdaad gerechtvaardigd vindt. ”Wanneer de NCTV dus beweert dat men de term ‘religieus geïnspireerd terrorisme’ niet mag gebruiken, want die voedt de gedachte dat religie als zodanig de basis zou kunnen vormen voor geweldpleging dan zijn dat praatjes voor de vaak”, aldus Bolkestein. Bolkestein, één van de aanjagers van het debat over de islam in Nederland in de jaren 90, meent dat Suurland te prijzen valt omdat hij het thema islam en geweld durft op te pakken. Suurland mag volgens Bolkestein niet worden genegeerd en weggezet als een islamofobe wetenschapper.

Twee vragen blijven bij mij hangen na het lezen van het stuk van Bolkestein. Wordt het verband tussen islam en geweld in de discussie inderdaad genegeerd? Wat een onzin. Het is een bekende retorische truc om te beweren dat iets nooit wordt gezegd en dat jij dan de eerste bent die hier aandacht voor vraagt. Zo is Paul Scheffer beroemd geworden. Daar is het succes van Wilders op gebaseerd en dat doen heel veel opiniemakers. Ik zelf ook. Waarom zou je anders iets aan de orde stellen als iedereen het al doet? Maar los daarvan, het is klinkklare nonsens dat er geen discussie over dit thema wordt gevoerd. Ik heb afgelopen week deelgenomen aan een summer school aan de Universiteit van Antwerpen. Die stond geheel in het teken van de vraag of er een verband is tussen religie en geweld. Een week lang hebben wetenschappers uit de hele wereld met elkaar gediscussieerd over dat verband. De literatuur daarover is schier eindeloos. Ook onder moslims vinden heftige discussie plaats over het thema geweld. Bolkestein zou zich eerst eens goed moeten oriënteren voordat hij van alles roept.

Dat brengt me bij de tweede en belangrijkste vraag. Heeft jihadisme iets met de islam te maken? Suurland en met hem Bolkestein hanteren als bewijsvoering de aloude methode van bronnenonderzoek: als er ergens in theologische geschriften uitspraken staan die het gebruik van geweld (tegen bijvoorbeeld niet-moslims) rechtvaardigen dan is daarmee het bewijs geleverd. Bekende geleerden uit de islamitische geschiedenis zoals Ibn Khaldun, Ibn Taymiyyah, en Al-Ghazali worden geciteerd. Makkelijk en succes verzekerd want het staat tenslotte zwart op wit. En dat is nu precies waar Bolkestein en Suurland volkomen de mist in gaan. Niet alleen negeert hij bijvoorbeeld recente gezaghebbende uitspraken van islamitische geleerden die juist geweld afwijzen, hij heeft kennelijk ook geen kaas gegeten van hoe religieus gezag werkt. Legitimering van beslissingen en opvattingen die te maken hebben met religieuze principes en bepalingen komt niet rechtstreeks voort uit religieuze bronnen en teksten, maar is gebaseerd op (religieus) gezag. Religieus gezag is echter allerminst eenduidig, niet in de laatste plaats omdat de maatschappelijke context waarin religieuze praktijken en opvattingen geventileerd worden steeds complexer en veelvormiger worden.

Maar betekent dat dat jihadisme niets met islam te maken heeft? Natuurlijk heeft jihadisme met islam te maken. Als de plegers van een aanslag zeggen in naam van de islam te handelen dan is er een verband, ook als de overgrote meerderheid van de moslims in de wereld dat soort geweld radicaal afwijst, zoals het geval is. Als IS zichzelf beschouwt als de enige gezaghebbende en wettelijke ‘islamitische staat’, dan volstaat niet om met bronnen in de hand te roepen dat dat niet de ‘juiste’ of ‘ware’ islam is, of, zoals Bolkestein doet, juist roepen dat IS handelt in overeenstemming met islamitische principes. Dat is gemakzuchtig en veel te kort door de bocht. Dat is pseudo-wetenschap. Het gaat er juist om te erkennen dat sprake is van een legitimiteitsprobleem. Dat vereist discussie, niet over de hoofden van moslims, maar met en zeker door moslims zelf.

Thijl Sunier is hoogleraar Antropologie aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Daarnaast is hij redacteur van het wetenschappelijke tijdschrift Journal of Muslims in Europe, voorzitter van de Netherlands Interuniversity School for Islamic Studies en voorzitter van de Antropologen Beroepsvereniging.

Wat dwingt VS tot terughoudendheid in Midden-Oosten?

0
us-f16-reuters.jpg
Foto: © Reuters

In zijn opiniestuk Turkije, de VS en de regionale bende (Zaman Vandaag, 24 augustus 2015) stelt Yavuz Baydar dat niet zozeer het gebrek aan een duidelijke Turkse koers het meest problematische is, maar “de halfhartige betrokkenheid en onvolledige Amerikaanse strategie ten aanzien van Syrië”.

Het valt niet te ontkennen dat de Verenigde Staten onder Obama inderdaad een duidelijke strategie dienaangaande ontberen. Maar de hamvraag is, of de VS in de huidige omstandigheden überhaupt wel zo’n duidelijke strategie zou kúnnen hebben. Wordt hier de macht en het belang van Washington niet een beetje overschat? Om resultaat te boeken is Obama te zeer afhankelijk van factoren en spelers waarop hij eigenlijk geen invloed heeft.

Allereerst zijn duidelijke strategieën in het recente verleden, waarbij het Witte Huis er wél vanuit ging de zaak naar de hand te kunnen zetten, niet steeds succesvol gebleken, om het mild te zeggen. Als Amerika niets doet, zoals in Syrië, wordt het misschien wel een chaos, maar als Amerika van alles doet, zoals in Irak en Afghanistan, gebeurt dat dus ook. En de Libische tussenoplossing, die nu in zekere zin ten aanzien van IS en de Koerden wordt herhaald – militaire steun op afstand – blijkt ook niet de weg naar het paradijs te plaveien. De kern van de problemen zit in de door Arabische potentaten voor eigen politiek gewin geëxploiteerde wederzijdse haat tussen etnische en godsdienstige groeperingen. Andermans samenleving van buitenaf verbouwen, zoals de neo-conservatieven onder Bush geprobeerd hebben: dat gaat niet, en eindigt snel in een gruwelijke ramp.

Eén en ander heeft niet alleen begrijpelijkerwijs Obama kopschuw gemaakt voor al te grootste strategische plannen, maar ook de eigen bevolking en het door die bevolking gekozen Congres, waarvan de Amerikaanse president zich – anders dan zijn Turkse collega – sterk afhankelijk weet. Elke meer dan halfhartige betrokkenheid zal in de praktijk namelijk vooral allereerst in meer militaire betrokkenheid resulteren, en het Amerikaanse volk is duidelijk oorlogsmoe. Wat niet uitsluit dat Washington een koerswijziging in die zin over een tijdje toch nodig gaat achten, als IS uiteindelijk toch niet verslagen wordt en evenmin vanzelf blijkt te imploderen, waarop Jan Jaap de Ruiter nu zijn hoop heeft gevestigd (IS: het begin van het einde?, Zaman Vandaag, 26 augustus 2015).

Voor succesvolle heelhartige betrokkenheid is Amerika bovendien sterk afhankelijk – zowel materieel als moreel – van de steun van belangrijke spelers in de regio zelf. Punt is, dat die er, al dan niet heimelijk, veelal een eigen agenda van prioriteiten op na houden, die niet bepaalt één op één met de Amerikaanse spoort, wat Washington dus tot een voortdurend schipperen en afdingen op een eigen rechtlijnige koers dwingt.

Dat begint al met Israël. Ofschoon als geen ander land aangewezen op een goede verstandhouding met Washington, is die relatie nu volkomen verzuurd. Netanyahu is er niet voor teruggedeinsd om alles wat binnen zijn bereik lag in te zetten om te verhinderen dat het tot een nucleair akkoord met Iran zou komen – iets, waarin Obama nu net weer juist wèl een heldere koers vaart. En ten aanzien van Syrië vormt Assad voor Israël het kleinere kwaad: de duivel die je kent. Iran geldt voor Israël als het grotere kwaad – precies omgekeerd dus aan de visie van Washington.

Die Israëlische obsessie met de ayatollahs staat een verbetering van de eigen verhoudingen met Turkije, een tweede land waarop Amerika – omdat het ook een mede-NAVO-lid betreft – graag bouwt, in de weg. Voor Erdogan is Assad ook de duivel die hij kent, maar dat maakt hem geenszins milder, integendeel. En op Syrische bodem vreest hij minder een machtig ‘kalifaat’ dan een machtig ‘Koerdistan’. Is de rangvolgorde van kwaad naar minder kwaad voor Amerika IS-Assad-PKK, voor Turkije is die omgekeerd, wat de afgelopen maanden tot zeer veel dubbelzinnig opereren in Ankara heeft geleid.

Saoedi-Arabië heeft evenzeer haar eigen agenda: IS is vooral een gevaar omdat het een ideologisch-theologische concurrent voor het eigen regime vormt, omdat IS het Saoedische wahabisme in fundamentalistische ‘zuiverheid’ overtreft. Terwijl het IS dus militair zal willen bestrijden – ook als aartsvijand van Iran, dat Assad de hand boven het hoofd houden blijft – is Riyad tegelijk niet van zins veel te doen tegen de export van radicale ideeën en geldstromen naar IS door eigen onderdanen: de zelfbenoemde kalief heeft ze niet van een vreemde.

Tenslotte Iran: als sjiitisch land objectief bondgenoot in de strijd tegen de soennitische IS, en daarmee in deze kwestie onverhoopt in hetzelfde kamp als Israël. Maar als beschermheer van het sektarische bewind in Bagdad heeft het wel toegelaten dat de voedingsbodem voor IS geschapen werd, door de sjiitische onderdrukking en achterstelling van de soennitische minderheid in Irak.

Zet in het licht van deze complexe puzzel dan maar eens halfhartige betrokkenheid in een heelhartige, en een onvolledige in een volledige strategie om! Dat is nog eens extra moeilijk door de blokkades die Rusland en China direct in dreigen op te werpen, zodra zo’n volledige strategie tot concreet handelen dreigt te leiden. Die twee grootmachten zijn niet vergeten hoe het mandaat van de Verenigde Naties ten aanzien van Libië indertijd gaandeweg is opgerekt: van bescherming van de bevolking tegen terreur van Kaddafi werd uiteindelijk de facto steun voor een revolutie. Moskou en Peking hebben daaruit één zeer heldere conclusie getrokken: dat overkomt ons niet nog een keer. Ook dat dwingt Washington tot grote terughoudendheid.

Thomas von der Dunk is publicist en cultuurhistoricus. Hij promoveerde in 1994 op een proefschrift over de politieke en ideologische aspecten van de monumentencultus in het Heilige Roomse Rijk. Daarna was hij onderzoeker aan de universiteiten van Utrecht, Leiden en Amsterdam.

Het begin van het einde voor IS?

0
islamic-state-opinie.jpg

Eén van de grote vragen dezer dagen is of en zo ja, hoe IS verslagen kan worden. Zo op het oog lijkt het uitgesloten dat de extremisten van Daesh, het Arabische acroniem voor IS, hun positie kunnen handhaven in het gebied dat ze nu onder controle hebben. Immers, IS grossiert in vijanden en heeft slechts weinig – machtige – vrienden. De westerse wereld heeft zich tegen de islamistische terreurorganisatie gekeerd en bombardeert vrijwel dagelijks IS-doelen in Syrië en Irak. IS heeft het ook regelmatig aan de stok met vergelijkbare islamistische strijdgroepen en vrijwel alle sjiieten in het Midden-Oosten rekent ze tot haar ideologische vijanden die te vuur en te zwaard bestreden dienen te worden. De laatste ontwikkeling is dat het machtige Turkije nu eindelijk zijn masker heeft afgegooid en zich heeft aangesloten bij de tegenstanders van IS. Maar het meest spectaculaire is nog wel de opmars van de Koerden in het noorden van Syrië. Ze hebben de controle over hun eigen gebieden verstevigd, maar ook een aanzienlijk deel van de Turks-Syrische grens weten in te nemen met de val van de strategische stad Tal Abyad. De zogenaamde hoofdstad van IS, de aan de Eufraat gelegen stad Raqqa, bevindt zich nu op slechts 50 kilometer afstand van de Koerdische vijand in het noorden.

Maar toen werd het stil. Er kwam geen doorbraak. De Koerden stabiliseerden hun posities, de bombardementen van de coalitie gaan gewoon door, ze duren nu al meer dan een jaar, maar het front stagneert. De Koerden hebben er geen belang bij hun gebied te vergroten. Je zou kunnen zeggen dat ze het voldoende vinden wat ze aan gebied veroverd hebben. Bovendien zouden ze, mochten ze verder optrekken, niet Koerdisch gebied gaan bezetten. De grote aanklacht tegen de Koerden is dat ze de Arabischtalige bevolking van Tal Abyad en omgeving verjaagd hebben. Ze zouden een soort van etnische zuivering hebben toegepast. Bovendien worden de Koerden ook nog eens geconfronteerd met de dubbele houding van Turkije, dat zich weliswaar meer dan ooit als tegenstander van IS betoont, maar tegelijkertijd van de gelegenheid gebruikt maakt de eigen Koerden en die in Irak te bestrijden.

Toch zijn er ontwikkelingen gaande die wel eens de basis zouden kunnen zijn van de uiteindelijke desintegratie van IS. De activisten van de website Raqqa is Being Slaughtered Silently beschikken over een uitgebreid netwerk aan informanten, met name in Raqqa. En het zijn zij die verslag doen van een toenemende verdeeldheid onder de strijders van IS. Het geval is dat er onenigheid is ontstaan over de schuldvraag voor de val van Tal Abyad. Er loopt een scheidslijn door de organisatie tussen de ‘migranten’, strijders uit Europa en Azië, zoals de Fransen en de Oezbeken enerzijds, en de Syrische strijders anderzijds. De migranten vinden dat de Syrische aanhangers maar meelopers en opportunisten zijn en daarom een ideologisch gevaar voor de organisatie vormen. De Syriërs verwijten de migranten echter dat zij het hebben laten afweten bij de verdediging van Tal Abyad en zij vrezen dat zij het vuile werk weer moeten opknappen als Raqqa zelf onder vuur zal komen te liggen.

Daarnaast is het zo dat de IS-leiding betere salarissen en toelagen betaalt aan de buitenlandse strijders en hen bovendien betere huizen heeft gegeven die ook nog eens in de woonwijken liggen van de steden. De Syriërs moeten het doen met minder geld, minder toelagen, en bescheidener huizen die geïsoleerder afliggen van de woonwijken. De huizen van de Syriërs lopen zo een veel groter risico doel te zijn van de geallieerde bombardementen.

De reporters van de website maakten melding van schermutselingen tussen migranten en helpers waarbij Oezbeken, bijgestaan door Fransen, met lichte wapens hun Syrische broeders te lijf gingen. Naar verluidt zouden er een Oezbeek en een Syriër gewond zijn geraakt.

Totalitaire bewegingen streven altijd naar de toepassing van een volledig uitgewerkte ideologie die alle details van het leven van hun volgelingen en van de mensen die ze regeren beheerst. Interne strijd is dan een gevaar dat altijd om de hoek ligt, want het is niet vanzelfsprekend dat de ideologie op dezelfde manier door leiderschap en volgelingen wordt geïnterpreteerd. Wanneer, zoals het geval is met IS, volgelingen of aanhangers van een beweging ook nog eens verschillend worden behandeld, dan is het gevaar van desintegratie des te groter, met name wanneer er sprake is van militaire tegenslagen.

De westerse wereld vecht met weinig succes tegen IS. Maar de interne ruzies en vechtpartijen die uitbraken tussen de verschillende facties van IS kunnen misschien wel het begin van het einde zijn. De hierboven geschetste ontwikkelingen mogen dan ook als hoopvol worden beschouwd en misschien zijn ze dat ook, maar de mensen die onder de IS bezetting lijden zullen het alleen maar erger te verduren krijgen wanneer deze interne strijd tot – weer – een interne oorlog leidt in Syrië.

Jan Jaap de Ruiter is arabist aan de Tilburg University. Hij houdt zich bezig met de status en rol van het Arabisch en de islam in West-Europa en Marokko. Hij publiceert over beide thema’s in diverse talen, waaronder in het Frans, en gaat het debat erover aan in nationale en internationale context. In heden en verleden heeft hij in menig Nederlands en Europees onderzoeks- en ontwikkelproject geparticipeerd. Volg hem op Twitter: @janjaapderuiter

Waarom het sjiitisch-soennitische conflict zo hardnekkig is

0
wapens-reuters.jpg
Foto: © Reuters

Waarom is het politiek-religieuze geweld in de Arabische wereld zo hardnekkig? Waarom komt aan de grote onderlinge haat tussen soennieten en sjiieten, die binnen de Arabische wereld een kernprobleem vormt, maar geen eind? Hoe komt het dat ook sommige gewone, in het dagelijkse leven verder vreedzame burgers in een interview met een westerse journalist, nadat zij nog even eerder benadrukt hebben dat de islam voor vrede staat, moeiteloos een paar tellen later kunnen verklaren dat die ander natuurlijk wel dood moet? 

“Als ik over 100 raketten beschikte”, werd in De Volkskrant op 25 juli 2014 een Irakese soenniet staand voor een moskee in Den Haag (!) geciteerd, “dan was er maar eentje voor Israël, en waren alle overige 99 voor Iran”. “Sjiieten zijn namelijk geen moslims”, zo voegde hij eraan toe, “maar ketters, en die zijn erger dan openlijk ongelovigen”.

De eindeloze godsdienstoorlog die nu in Irak woedt, herinnert aan de Europese godsdienstoorlogen van de 16e en 17e eeuw, toen protestanten en katholieken elkaar met even onverdraagzaam fanatisme te lijf gingen. Ook met meer fanatisme zelfs dan zij ‘hun’ ongelovigen te lijf gingen – zij schroomden zich niet, om tegen medechristenen met de islamitische Turken te pacteren, wanneer dat aan hun belangen dienstig was.

“Liever Turks dan paaps”: in dat Nederlandse gezegde komt die calvinistische afschuw van Rome nog steeds tot uitdrukking. Om het aparte Nederlandse gezantschap in het Vaticaan te kunnen opdoeken, heeft de CHU, één der voorlopers van het CDA, in 1925 – in de zogeheten Nacht van SGP-dominee Kersten – zelfs een kabinet laten vallen. Het gezantschap in ?stanbul stond in Den Haag daarentegen nooit ter discussie. Dat hebben we daar al zonder enige onderbreking sinds 1612.

Ook voor protestanten en katholieken waren ketters toen erger dan heidenen. Dat is ergens ook wel logisch. Heidenen weten in zekere zin niet beter: zij hebben het licht nog niet gezien – die kun je negeren. Ketters hebben het licht wel gezien, zij beweren zich op dezelfde bron te baseren, maar trekken er andere conclusies uit. Dat is voor de eigen boodschap, met de pretentie van absolute waarheid, veel bedreigender: dan zijn kennelijk verschillende interpretaties van hetzelfde Heilige Boek mogelijk. Dat kost je in potentie niet alleen aanhang, maar zou uiteindelijk zelfs jezelf aan het twijfelen kunnen brengen. En van twijfel houden sommige mensen niet. Zoals ooit jaren geleden een SGP-jongere, de Bijbel onder de arm geklemd, op een partijcongres met ontwapenende openhartigheid zei: “Hierin staan bijna alle antwoorden. Dat is heel prettig, dan hoef je niet meer over alles zelf na te denken.” En zo is het.

Voor veel orthodoxe moslims – zowel soennieten als sjiieten – geldt in feite hetzelfde. Niet zelf over alles te hoeven piekeren is vaak heel prettig, want dat geeft richting aan het leven. Dat geldt zowel voor de gewone gelovigen, als voor veel geestelijken, niet anders dan bij het orthodoxe jodendom of christendom, die eveneens over een Heilig Boek beschikken, dat min of meer aan het Woord van God wordt gelijkgesteld. En dat is dan onveranderlijk: wat vroeger gold, geldt dus ook nu. Dat er daarbij staat wat er staat, kan bovendien niet ter discussie staan.

Dat leidt dan al snel tot een letterlijke interpretatie, die aan het tijdgebonden karakter van de teksten geen recht doet, en hun geringe relevantie voor veel hedendaagse vraagstukken niet onderkent. Aan de hand van het jaar 0 of de 7e eeuw laten zich echter de verkeersproblemen in de metropool Caïro of Teheran niet oplossen, wat tot selectief winkelen leiden moet. Opvallend is dat de grootste hedendaagse geloofsfanatici van IS, die terug willen naar de islamitische 7e eeuw, niet schromen daartoe van handgranaten en kalashnikovs gebruik te maken – beide toch echt westerse uitvindingen uit de 20ste eeuw.

Het is daarbij overigens wel verstandig om er, net als bij fundamentalistische joden en christenen, ongeacht die onvermijdelijke inconsistenties van uit te gaan, dat de meeste fanatieke gelovigen inderdaad oprecht geloven in wat zij zeggen te geloven. Dat laat onverlet dat ook opportunistische motieven een rol spelen: beschikken over de waarheid verschaft macht. Bepaalde geestelijke pretenties vallen niet los te zien van zeer wereldlijke belangen, zoals bij het Saoedische en Marokkaanse koningshuis. Die zullen dan ook alles doen om zulke aanspraken in stand te houden, en dus de religieuze ‘waarheid’ die daaraan ten grondslag ligt. Iran afschilderen als de baarlijke duivel: dat is ook om die reden voor de heersers in Ryad van levensbelang. Alleen door de buitenlandse sjiieten te demoniseren kunnen zij de eigen soennieten domineren, en dus krijgt de eeuwenoude rivaliteit tussen Arabieren en Perzen bewust een religieus cachet.

Die cruciale belangen bij het conflict, die bij de Iraanse ayatollahs evengoed bestaan, maken dat conflict zo hardnekkig – en hardnekkig bloedig. Net als bij de Europese godsdienstoorlogen van indertijd. Daaraan kwam pas een einde, toen men begon in te zien dat de ander niet echt was te verslaan en men met het proberen daarvan ook zichzelf ruïneerde. Uiteindelijk hebben protestanten en katholieken zich daarbij in arren moede neergelegd, wat op de lange termijn ook voor daadwerkelijke tolerantie de basis creëren zou. De zekerheid dat de ander in de hel zou eindigen, bleef nog een tijdje bestaan – alleen zou God daar dan te zijner tijd wel zelf voor zorgen, en zag men het assisteren daarbij niet meer als een eigen taak. Het zou al heel wat zijn als de soennieten en sjiieten in het Midden-Oosten tenminste die staat van resignatie zouden weten te bereiken.

Thomas von der Dunk is publicist en cultuurhistoricus. Hij promoveerde in 1994 op een proefschrift over de politieke en ideologische aspecten van de monumentencultus in het Heilige Roomse Rijk. Daarna was hij onderzoeker aan de universiteiten van Utrecht, Leiden en Amsterdam.

HDP moet geweld PKK resoluut afwijzen

0

De Turkse pro-Koerdische partij HDP heeft in historisch opzicht een belangrijke kans om een eind te maken aan de golf van geweld in Turkije. De HDP kan ervoor zorgen dat de terroristische organisatie PKK stopt met het plegen van aanslagen. HDP-leider Selahattin Demirtaş moet een voorbeeld nemen aan Sinn Féin-leider Gerry Adams, die het Noord-Ierse vredesproces uiteindelijk op gang kreeg door geweld resoluut te veroordelen.

Met de dodelijke aanslagen die de PKK sinds 21 juli pleegt heeft de terroristische organisatie een bijna 3 jaar durende wapenstilstand verstoord. De 80 HDP-parlementariërs zijn hierdoor ernstig in verlegenheid gebracht. Jammer, want een politieke oplossing voor de Koerdische kwestie was dichterbij dan ooit.

De partij moet nu stevig stelling nemen. Met elke nieuwe PKK-aanslag wordt het voor de HDP immers moeilijker om politiek te bedrijven. De partij zal bij volgende verkiezingen veel stemmen verliezen als geweld nu plaats maakt voor democratische middelen.

In haar partijprogramma belooft de HDP met betrekking tot de Koerdische kwestie “onder alle omstandigheden de oplossing binnen democratische grenzen in het parlement” te zoeken.

Het wordt tijd dat de HDP de daad bij het woord voegt en actief een oplossing afdwingt voor de kwestie. Dat kan alleen door het PKK-geweld resoluut af te wijzen.

Veel HDP-stemmers zijn teleurgesteld; zij hadden gehoopt dat door de sterke vertegenwoordiging van de Koerden in het parlement, de PKK de wapens zou neerleggen en de Koerdische kwestie binnen democratische grenzen opgelost zou worden. Maar na het succes van de HDP bij de parlementsverkiezingen op 7 juni heeft de PKK meteen laten weten dat de HDP de PKK niet kan dwingen de gewapende strijd te staken. En verzoenende uitspraken van Demirtaş werden door PKK-leiders stelselmatig tegengesproken. In plaats van door te zetten deed Demirtaş een stapje terug en zei dat alleen de gedetineerde PKK-baas Abdullah Öcalan ervoor kan zorgen dat de PKK de wapens neerlegt.

Historische kans

De HDP moet zich steviger opstellen tegenover de PKK. De partij mag deze historische kans niet verspelen. Want er zijn meer gevaren. President Recep Tayyip Erdoğan ziet bijvoorbeeld liever geen pro-Koerdische partij binnen het parlement. De afgelopen jaren kreeg de president dankzij het vredesproces dat zijn partij AKP in gang zette veel steun en stemmen van de Koerden. Maar met de opkomst en het succes van de HDP heeft de AKP bijna alle Koerdische stemmen verloren, en daarmee de mogelijkheid een meerderheid in het parlement te veroveren. En de president ontpopt zich opnieuw als opportunist; nu aast hij – met militaire operaties tegen de PKK – ineens op de nationalistische stemmen zodat hij bij vervroegde verkiezingen weer een meerderheid in het parlement verovert. Recent verklaarde hij zelfs dat er “geen Koerdisch probleem” is in Turkije.

De HDP moet ondanks PKK en Erdoğan zorgen dat de wapens worden neergelegd.

Dermirtaş zelf zei tijdens een recente toespraak dat “niet de AKP, maar alleen de HDP” ervoor kan zorgen dat de wapens neergelegd worden en Koerdische strijders “overtuigd kunnen worden van de bergen af te komen”.

Dodelijke aanslagen

Juist nu moet de HDP de PKK overtuigen te stoppen met het plegen van aanslagen, zodat ook het Turkse leger stopt met militaire operaties, en beide partijen weer aan tafel kunnen zitten om te werken aan een democratische oplossing. Vrijwel dagelijks pleegt de PKK nu dodelijke aanslagen op politieagenten en militairen, en bestoken Turkse F-16’s PKK-doelen in Noord-Irak. Intussen eist de Turkse regering dat de PKK al zijn strijders terugtrekt uit Turks grondgebied, waarna de regering zal stoppen met de anti-PKK-operaties.

Demirtaş moet deze eis van de regering voluit steunen en de PKK-leiders voor het blok zetten, zodat het vredesproces nieuw leven ingeblazen kan worden. De Verenigde Staten en de Europese Unie moeten op hun beurt de PKK dwingen deze nieuwe situatie te accepteren.

Als de terroristische aanslagen doorgaan verliest de HDP haar cruciale rol in de Koerdische kwestie en is een oplossing voor dit conflict verder weg dan ooit.

Dit opiniestuk is op 17 augustus gepubliceerd in Trouw.

Mehmet Cerit is hoofdredacteur van Zaman Vandaag en Zaman Hollanda. Volg hem op Twitter: @Ceritm

Overwegingen om het niet tot een Grexit te laten komen

0
grexit-reuters.jpg
Foto: © Reuters

Een luid en duidelijk nee – veel luider en duidelijker ook dan werd verwacht. Dat was de uitkomst van het pijlsnelle referendum dat de Griekse regering over de Europese bezuinigingsplannen, die in Athene niet zonder reden als een Brussels dictaat werden opgevat, had georganiseerd. Volgens premier Tsipras was een (door hem aanbevolen) “nee” geen stem tegen Europa, maar betekende ze een versterking van de Griekse onderhandelingspositie. Volgens Brussel, dat – opnieuw averechts – met een stemadvies voor een “ja” kwam, klopt het een noch het ander, en betekende een “nee” een stem voor een politiek die juist tot een Grexit zou leiden, ook al werd dat daarmee dan misschien niet door de nee-stemmers bedoeld.

Vooreerst ben ik geneigd zeker in het eerste Tsipras gelijk te geven. 60 tegen 40 procent is een duidelijke meerderheid voor zijn beleid, een grotere meerderheid ook dan beide regeringspartijen tezamen in januari bij de verkiezingen behaalden. Tot de door Brussel gehoopte afstraffing van Tsipras’ onhandelbaarheid is het niet gekomen: daarmee staat Tsipras als vertegenwoordiger van zijn land sterker. Dat is een feit dat Brussel, als het de eigen democratische geloofsbelijdenis serieus neemt, niet negeren kan: één nationale democratie heeft zich gekeerd tegen de plannen van een internationale bureaucratie die hier als vertegenwoordiger van 17 andere nationale democratieën optrad. Die 17 anderen worden vaak in het spel gebracht, om de Griekse pretenties – de democratie verliest als de Griekse wensen worden genegeerd – tegen te spreken, maar dat is natuurlijk een scheve vergelijking. Voor de Grieken staat bij winst of verlies van de strijd veel meer op het spel dan voor de overige 17: een welvaartsachteruitgang in de grootte van tientallen procenten, waarbij het voor de anderen hooguit, als de Grieken hun zin zouden krijgen, om een paar procent zou gaan.

Ook het tweede is maar de vraag. Op het eerste gezicht heeft Brussel gelijk: als Griekenland zich niet aan de regels houdt, dan is uiteindelijk een Grexit onvermijdelijk. Met die consequentie is ook voortdurend vanuit Brussel gedreigd. Maar tegelijk is Brussel er doodsbang voor dat het echt zo ver zal komen, misschien nog wel banger dan Athene zelf – en dat weten ze in Athene. Dat geeft Tsipras een enorm sterke onderhandelingspositie – zonder die enorme angst voor een Grexit in Brussel zelf, zou al veel eerder de deur in het gezicht van de Grieken zijn dicht gegooid.

Wat voedt die angst? Dat is in de eerste plaats angst voor het Europese project als zodanig, dat altijd als onomkeerbaar is voorgesteld. Er is maar één marsrichting: in de richting van meer Europa. De euro was bedoeld om die een stap op weg te helpen. Bewust waren procedureel geen mogelijkheden gecreëerd om uit te treden: wie eenmaal had ingecheckt, kon er niet meer uit.

Zou men nu in een Grexit berusten, dan betekent dat niet alleen het ideologisch failliet van de eurofielen die in Brussel de toon zetten, het behelst het risico dat andere landen zouden volgen, de Europese Unie desintegreert en het hele Europese project – een politiek project met economische middelen – mislukt. Dat willen vooral de Duitsers niet op hun geweten hebben, vandaar dat Merkel bij alle strengheid tegelijk alles doet om de Grieken binnenboord te houden.

Daar bestaat ook een hele zakelijke reden voor, die vooral Nederland nog niet openlijk onder ogen durft te zien, premier Rutte met zijn belofte dat er geen cent meer naar de Grieken gaat en elke geleende cent terug zal keren, vooraan. Iedereen die nadenkt weet: de Grieken kunnen binnen de eurozone nooit alles terugbetalen. Maar gaat het land, met een Grexit, failliet, dan is men uiteraard alle uitstaande schuld kwijt. Daarom zal men in Brussel, terwijl men de Grieken met de afgrond dreigt om hen tot inschikkelijkheid te bewegen, tegelijk tussen de Grieken en de afgrond inspringen, wat dat dreigement natuurlijk uitholt. Dat garandeert natuurlijk niet dat het nooit tot een Grexit komt: de onderlinge irritaties kunnen uiteindelijk zozeer oplopen, dat men in Brussel zijn geduld en zelfbeheersing verliest en plotseling roept: barst.

Daarnaast bestaan er ook belangrijke geopolitieke overwegingen om het niet tot een Grexit te laten komen, die om die reden ook voor Turkije niet zonder gevolgen zou zijn. Niet voor niets heeft Obama – Washington ziet dat momenteel scherper dan Brussel, maar heeft tegelijk wel makkelijker praten, omdat een (verhindering van een) Grexit niet de Amerikaanse staatskas raakt – benadrukt dat Griekenland koste wat kost binnenboord gehouden moet worden.

Want wat betekent een Grieks faillissement? Grote chaos in een regio waar het toch al notoir onrustig is – de Balkan – en niet al te ver van een regio waar het nog veel onrustiger is: het Midden-Oosten. Turkije wordt dan een geïsoleerd eiland van stabiliteit in een kolkende zee. Bij een instorting van Griekenland, met grote sociale ellende tot gevolg, zal Athene nog veel minder in staat zijn om de vluchtelingenstroom uit het Midden-Oosten in goede banen te leiden, en bovendien zelf vluchtelingen gaan produceren. Brussel kan zich niet veroorloven een zwart gat aan de rand van Europa te laten ontstaan, en zal moeten bijspringen.

Tot slot is Griekenland een strategisch belangrijk land – niet voor niets hebben de Verenigde Staten direct na 1945 zoveel financieel en anderszins in Griekenland geïnvesteerd om het buiten de sovjet-invloedsfeer te houden. Nu staat Poetin klaar om het van Europa los te weken, eventueel door financiële steun, en een verpauperd Griekenland zal elke reddingsboei grijpen. Daarom mijn voorspelling: na alle boosheid over het obstinate Griekse “nee” wordt er, omdat het alternatief voor Europa zelf veel erger is, straks gewoon weer met de Grieken verder gepraat.

Thomas von der Dunk is publicist en cultuurhistoricus. Hij promoveerde in 1994 op een proefschrift over de politieke en ideologische aspecten van de monumentencultus in het Heilige Roomse Rijk. Daarna was hij onderzoeker aan de universiteiten van Utrecht, Leiden en Amsterdam.

Diversiteit in het hoger onderwijs: uitdaging of ‘fact of life’?

0
multiculti-onderwijs-reuters.jpg

Diversiteit in het hoger onderwijs: over allochtoon en autochtoon. Zo luidt de titel van een onlangs gepubliceerd onderzoek van Machteld de Jong, sociologe en docent aan de Hogeschool Inholland in Amsterdam. Aanleiding voor haar onderzoek zijn de veranderingen die zij als docent in de afgelopen 15 jaar heeft ervaren. In die periode is het aandeel zogenoemde ‘allochtone’ studenten op hogescholen en universiteiten aanzienlijk toegenomen. Dat gaat niet meer om een paar procent van de totale studentenpopulatie. Vooral in het hbo-onderwijs is die toename duidelijk zichtbaar. Daar vormen volgens de gegevens van het CBS ‘allochtone’ leerlingen ongeveer 40 procent van het totaal. Op de universiteit is hun aandeel meer dan 37 procent.

Vaak wordt deze toename ondanks alles als problematisch gezien. 30 jaar geleden werd de stigmatiserende term ‘zwarte school’ geïntroduceerd om de trend in het lager en middelbaar onderwijs te benoemen. Het ‘overkwam’ de samenleving door een combinatie van leerplicht en vrije schoolkeuze. En natuurlijk ging het eigenlijk altijd vooral om de toename van het aantal leerlingen met een islamitische achtergrond. Zij zijn de altijd aanwezige olifant in de kamer.

De sterke toename in het hoger onderwijs is een ander verhaal, een succesverhaal wel te verstaan. Ik ben slecht in statistiek en we moeten natuurlijk serieuze vraagtekens zetten bij de categorie ‘allochtoon’, maar vastgesteld moet worden dat hier sprake is van een verbazend snelle maatschappelijke stijging. En het interessante is dat nu de reacties uit elkaar gaan lopen. Aan de ene kant blijven er onheilsprofeten waarschuwen voor de negatieve effecten van deze ‘verkleuring’ van het onderwijs en vinden er discussies plaats over segregatie en groepsvorming in de collegebanken. Aan de andere kant is diversiteit hot en zetten instellingen voor hoger onderwijs hun gemêleerde studentenpopulatie graag in de etalage. Zo beklaagde de universiteit van Amsterdam er zich er onlangs nog over dat ze altijd worden afgeschilderd als een ‘witte’ universiteit. Het kan verkeren.

Het boek van De Jong is bedoeld als handreiking naar docenten die moeilijk kunnen omgaan met de toegenomen diversiteit in het hoger onderwijs en niet weten hoe ze leerlingen moeten benaderen. Wie het boekje doorleest komt tot de conclusie dat de auteur dicht bij de dagelijkse praktijk blijft en laat zien dat het in veel gevallen vooral gaat om persoonlijk contact. Ze stelt zich met zoveel woorden tamelijk kritisch op tegenover de grote pretenties die verpakt zitten in allerhande interculturele trainingscursussen. In deze cursussen worden culturele verschillen niet alleen uitvergroot en vaak tot karikatuur gemaakt, er wordt ook vanuit gegaan dat alle communicatieproblemen en wrijvingen in het onderwijs en op de werkvloer terug te brengen zijn tot culturele verschillen. De inmiddels alweer gewezen kandidaat van de partij Voor Nederland en voormalig hoogleraar Interculturele Communicatie David Pinto is rijk geworden met het verkopen van culturele karikaturen.

Met andere woorden de adviezen van De Jong zijn een sympathiek antwoord op pogingen om al het intermenselijk contact bij voorbaat te smoren in ronkend taalgebruik over multiculturele competenties en intercultureel vakmanschap. Maar stigmatisering blijft op de loer liggen. De ondertitel van het boek is over allochtoon en autochtoon. Die termen zijn problematisch omdat ze de nadruk leggen op etnische en culturele achtergrond. En de grote vraag is natuurlijk of ze iets zeggen over de oorzaak van communicatieproblemen in het onderwijs.

Wat wordt eigenlijk met cultuurverschillen bedoeld? Ongemerkt gaat het hierbij meestal om ‘buitenlandse’, ‘vreemde’ cultuur en worden andere (culturele) verschillen genegeerd. De Jong merkt op dat veel zogenoemde allochtone studenten de eersten zijn in de familie die hebben doorgeleerd. Ouders hebben geen idee wat er op de opleiding wordt gedaan en de nieuwbakken studenten bevinden zich daardoor in een moeilijke positie. Maar hoe bijzonder is dat eigenlijk? Het aantal ouders van zogenoemde autochtone leerlingen dat zelf ook hoger onderwijs heeft genoten is ongetwijfeld groter, maar dat moet ook weer niet overdreven worden. Nog steeds gaat een minderheid van de bevolking in Nederland naar het hoger onderwijs. Met andere woorden, in elke volgende generatie stromen er studenten in die de eerste zijn in hun familie. Dat is ook cultuurverschil en dan heb je ook wat uit te leggen. Anderzijds zijn ‘allochtone’ studenten als ze eenmaal op hogeschool of universiteit zijn aangeland natuurlijk al lang vertrouwd met de regels van het spel. Kortom, wat is hier nu eigenlijk het probleem?

Het onderwijs wordt diverser en kleurrijker. Dat is zoals ik zei een succesverhaal. Dat betekent dat die nieuwe studenten zich ook af en toe cultureel manifesteren en wensen uiten die met hun culturele of religieuze achtergrond te maken hebben, maar we moeten oppassen hen weer alleen daarop af te rekenen. Het zijn namelijk ook gewoon studenten.

Thijl Sunier is hoogleraar Antropologie aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Daarnaast is hij redacteur van het wetenschappelijke tijdschrift Journal of Muslims in Europe, voorzitter van de Netherlands Interuniversity School for Islamic Studies en voorzitter van de Antropologen Beroepsvereniging.