9.4 C
Amsterdam

‘Je mag gekwetst zijn als de profeet wordt beledigd, maar overzie je emoties’

Fitria Jelyta
Fitria Jelyta
Journalist.

Lees meer

Van de moord op de Franse geschiedenisleraar Samuel Paty tot aan een omstreden schrijfopdracht in een Leids lyceum waarin leerlingen moeten verklaren waarom er ‘zoveel moslimterroristen zijn’: ook in het onderwijs zijn de islam en moslims het gesprek van de dag. Hoe dienen (jonge) moslims met deze spanningen om te gaan, en welke rol heeft islamitisch onderwijs daarin te spelen? De Kanttekening sprak met Kamel Essabane, onderzoeker, docent en lerarenopleider. Aan de Radboud Universiteit Nijmegen doet hij promotieonderzoek naar de bijdrage van islamitisch godsdienstonderwijs aan burgerschapsvorming.

Met welke uitdagingen heeft het islamitische onderwijs in Nederland nu te maken?

‘Islamitisch onderwijs ligt door recente gebeurtenissen onder een vergrootglas. Denk bijvoorbeeld aan het Cornelius Haga Lyceum, dat vorig jaar door de AIVD werd beticht antidemocratisch onderwijs te geven. Dergelijke berichten wekken de indruk dat islamitische scholen allemaal hetzelfde zijn. Het zijn allemaal moslims bij elkaar, denken sommigen, en dat werkt ‘integratie’ niet in de hand. Er is mede door deze gedachtegang een constante angst voor radicalisering, en onder moslims een constante druk om zich te moeten bewijzen dat ze geen gevaar vormen voor de samenleving. Een van de grootste uitdagingen voor islamitisch onderwijs is daarom om leerlingen te leren daar op een positieve manier mee om te gaan, en om niet onmiddellijk in de verdediging te schieten.

‘Daarnaast is er sprake van een grote interne diversiteit, wat betreft de geloofsbelijdenis. Ik heb voor mijn werk als lerarenopleider een aantal islamitische scholen bezocht, en gezien dat sommige scholen daarmee worstelen. Dan vragen ze zich af hoe ze het beste aandacht kunnen geven aan diversiteit, en hoe om te gaan met verschillen tussen bijvoorbeeld sjiitische en soennitische moslims. Het gaat ook om de vraag hoe het geloof wordt gepraktiseerd. Sommige moslimleerlingen worden wat vrijer met de geloofsregels opgevoed dan anderen. Hoe ga je daar als school mee om? En hoe vat je deze regels op? In hoeverre wil je als onderwijsinstelling dat de leerkrachten zich daar ook aan houden?

‘Het gaat dus aan de ene kant om het behouden en verder ontwikkelen van de islamitische identiteit van leerlingen, terwijl je aan de andere kant ruimte bieden wil voor verschillende opvattingen over het moslim-zijn. Ook daar ligt een uitdaging voor islamitisch onderwijs.’

Hoe hangt dit samen met het andere onderwerp waar u onderzoek naar doet, namelijk burgerschap?

‘Burgerschapslessen in het onderwijs houden zich bezig met vragen als: wat is een goede burger? Tot wat voor burger zijn we onze kinderen op scholen aan het vormen, en welke kennis, normen en waarden geven we ze mee om te kunnen participeren in de maatschappij? Scholen hebben van de overheid de opdracht gekregen om lessen te geven over burgerschap, maar veel vrijheid om daar zelf invulling aan te geven. Welke onderwerpen tijdens zo’n burgerschapsles aan bod komen, wordt ook mede bepaald door de politieke agenda. Er is vanuit de overheid een focus op de integratie van moslims in Nederland en het weren van gevaar voor radicalisering onder voornamelijk moslimjongeren. Recente gebeurtenissen – zoals de moord op de Franse docent Paty voor het vertonen van cartoons van de profeet Mohammed in zijn klas, en de petitie die massaal door Nederlandse moslims is ondertekend om belediging van de profeet strafbaar te stellen – dragen bij aan de focus op moslims in de maatschappelijke discussie.

‘Het is een slechte zaak als burgerschapslessen zich vooral focussen op moslimjongeren en het tegengaan van radicalisering bij deze jongeren. Er zijn immers ook andere kernwaarden en maatschappelijke vraagstukken waar je met burgerschap als uitgangspunt hoog op kunt inzetten, zoals bijvoorbeeld de strijd tegen racisme. Jarenlang is racisme een groot maatschappelijk probleem. Laten we het bestrijden van racisme dan hoog op de politieke agenda zetten, en daar ook een gezamenlijk speerpunt van maken in het onderwijs. Toch zien we in de praktijk dat bij de ene vorm van maatschappelijke ongelijkheid eerder wordt gerelativeerd dan bij de andere. Een goed voorbeeld daarvan is seksuele diversiteit. Als een islamitische school lesmateriaal biedt waarin staat dat er geen ruimte is voor seksuele diversiteit, of als een christelijke school aan ouders vraagt om een verklaring te ondertekenen waarin zij homoseksualiteit afwijzen, dan moet onmiddellijk worden ingegrepen. Als het echter over racisme gaat, dan moeten we er eerst een gesprek over hebben, en heeft het tijd nodig, omdat we het beleid niet zomaar kunnen aanpassen.

‘Het is een slechte zaak als burgerschapslessen zich vooral focussen op moslimjongeren en het tegengaan van radicalisering bij deze jongeren’

‘Onderwijs, en met name onderwijs over burgerschap, heeft ook de taak om dit soort mechanismen bloot te leggen. Waarom wordt er meer aandacht gevestigd op het ene maatschappelijke probleem dan op het andere? Wie bepaalt dat? En welke machtsverhoudingen dragen daaraan bij?’

U zegt dat het huidige maatschappelijke debat door recente gebeurtenissen gericht is op moslims en de integratie van moslims in Nederland. Wat zijn de gevolgen daarvan op islamitisch onderwijs?

‘Door de veelal negatieve aandacht op islamitische onderwijsinstellingen is er een zekere prestatiedruk ontstaan binnen de scholen om zich te bewijzen. Steeds meer islamitische scholen willen professionaliseren, omdat ze hebben geleerd van de fouten die andere scholen eerder hebben gemaakt in het verleden. Dat is bijvoorbeeld te zien aan de bovengemiddeld hoge Cito-scores op islamitische basisscholen, waar dat voorheen niet zo was. Daarnaast merk ik dat islamitische onderwijsinstellingen een zekere druk voelen om te bewijzen dat ze integratie van moslims in Nederland juist wel in de hand werken. Dat zie je bijvoorbeeld ook aan moslimouders wanneer ze merken dat hun kinderen zich verdiepen in de islam, en dat vertalen naar uiterlijke kenmerken zoals een baard of hoofddoek. Sommige moslimouders zien dat niet automatisch als iets positiefs. Ze vragen zich dan af met wie hun kinderen omgaan, wat ze op school meekrijgen, en zijn waakzamer over tekenen van extremisme. Ook islamitische onderwijsinstellingen staan dan op scherp, en willen bewijzen dat ze zich kunnen meten aan Nederlandse normen en waarden. Daar zit een schaduwkant aan, namelijk dat leerlingen met een migratieachtergrond negatief kunnen denken over de opvoeding van hun ouders. Het is prima om kritisch te zijn op de cultuur en opvoeding die je van huis uit hebt meegekregen, maar je kunt hierin ook doorslaan. Als je je te erg focust op het ontwikkelen van een Nederlandse islam en het aanpassen aan de Nederlandse normen en waarden, dan zie je onvoldoende wat er in Nederland beter kan.

‘Nederland is heel divers, en het is prima om een afwijkende mening te hebben en kritiek te hebben op hoe we leven in Nederland. Je bent Nederlander, moslim, en wellicht heb je ook een andere cultuur van huis uit meegekregen waar je trots op mag zijn. Je mag ook kritiek hebben op Nederland.’

Wat vindt u van de manier waarop sommige moslims reageerden op het vertonen van Mohammed-cartoons?

‘Vanuit de Tweede Kamer werden leraren opgeroepen het gesprek in de klas aan te gaan over vrijheid van meningsuiting in het licht van de moord op Paty, en het tonen van de spotprenten van de profeet. Maar wat politici vervolgens deden was precies wat een leerkracht niet zou moeten doen in een les over vrijheid van meningsuiting. Zo verdedigde Farid Azarkan van Denk het indienen van de petitie die moslims hebben opgesteld en ondertekend om het beledigen van de profeet strafbaar te stellen. Dat werd hem niet in dank afgenomen. Zijn standpunt werd van alle kanten met veel emoties totaal de grond in geboord. Een afwijkende mening, met daarbij gepaarde emotie van moslims, mocht er klaarblijkelijk niet zijn.

‘Als je je te erg focust op het ontwikkelen van een Nederlandse islam en het aanpassen aan de Nederlandse normen en waarden, dan zie je onvoldoende wat er in Nederland beter kan’

‘In het onderwijs zou je juist willen dat er een veilige sfeer wordt gecreëerd, waarin je ook een afwijkende mening mag hebben. Je moet de ruimte krijgen om je gevoelens te uiten, zonder dat je inbreng meteen van tafel geveegd wordt. Het is niet verkeerd om je als moslim gekwetst te voelen wanneer de profeet wordt beledigd. Tegelijkertijd ligt er ook een taak om die emotie te overzien en je af te vragen waar die vandaan komt. Om met name aan onze seculiere medelanders – die een besef van heiligheid zijn kwijt geraakt – te kunnen verwoorden waarom veel moslims het beledigen van de profeet Mohammed ervaren als een belediging van hun persoonlijke islamitische identiteit. Islamitische scholen kunnen daarom zowel aandacht besteden aan de vrijheid van meningsuiting alsook de levensbeschouwelijke dimensie, wat het met moslims doet. Het is te gemakkelijk voor moslims om te zeggen dat ze van de profeet Mohammed houden en het daarom niet kunnen verdragen wanneer hij wordt beledigd. Er moet ruimte zijn om dieper op die emotie in te gaan, te leren over de hoe de profeet de levens van moslims raakt, en tegelijkertijd te leren op een volwassen manier met godsdienstkritiek om te gaan.’

Was de petitie voor de strafbaarstelling van het beledigen van de profeet dan geen slimme zet?

‘Ik weet niet wat de intentie was van degene die deze petitie heeft opgesteld. Zelf ben ik er geen voorstander van om het op deze manier te doen. Als de maker van deze petitie hiermee wilde laten zien dat er ongelijkheid is in hoe we in Nederland met verschillende meningen omgaan, en dat er geen ruimte wordt gemaakt voor wanneer moslims zich gekwetst voelen, dan was het een geslaagde actie. Tegelijkertijd vond ik het onhandig om deze petitie zo vlak na de moord op de Franse docent aan de Tweede Kamer te overhandigen. Het was te verwachten dat de petitie door de meerderheid niet geaccepteerd zou worden. Deze meerderheid, die seculier is, voelt dat moslims hen terugbrengen naar een tijd waar er geen kritiek gegeven mocht worden op God en religie. De timing waarop is gekozen de petitie op te stellen, kan daarnaast door deze meerderheid geïnterpreteerd worden alsof veel moslims de moord op Paty bagatelliseren. Uiteindelijk dacht de meerderheid ook dat veel moslims hiermee de gruwelijke moord bagatelliseren, ondanks dat in de petitie werd benadrukt dat moslims alle vormen van geweld naar aanleiding van de spotprenten veroordelen.’

Hoe moeten moslims volgens u dan omgaan met de druk die ze voelen om zich te bewijzen dat ze zowel islamitisch als Nederlands kunnen zijn?

‘Er zijn momenten waarop er veel druk wordt gelegd op moslims om zich te bewijzen, maar er zijn ook momenten waarop het rustiger is. Dan is het maatschappelijke debat minder nadrukkelijk op moslims gericht. Op dat moment is het dan een kans om de nadruk te leggen op je islamitische identiteit, en op basis daarvan een positieve bijdrage te leveren aan de maatschappij. Zoek bijvoorbeeld samenwerking op met groepen die willen bijdragen aan een oplossing voor gemeenschappelijke problemen, zoals racisme en klimaatverandering. Dat is denk ik wat wij zelf als moslims meer zouden kunnen doen. Het is onterecht dat moslims vaak op hun identiteit worden aangesproken als er iets misgaat. Daarom ligt er ook een verantwoordelijkheid voor moslims om op proactieve wijze hun stemmen te laten horen, en vanuit hun levensovertuiging solidair te zijn met anderen over verschillende maatschappelijke problemen.

Je hoeft je islamitische identiteit niet steeds te benadrukken op het moment dat de islam en moslims onder vuur liggen’

‘Negatieve berichtgeving over moslims in de media kan sommige moslims het gevoel geven dat niet-moslims allemaal tegen hen zouden zijn, maar dat is niet zo. Besef dan dat er maar een paar mensen zijn die zo denken, maar dat er een heleboel mensen zijn in Nederland die wel staan voor een diverse en inclusieve samenleving. Je hoeft je islamitische identiteit niet steeds te benadrukken op het moment dat de islam en moslims onder vuur liggen. Als je dan alsnog wordt gevraagd om te bewijzen dat je als moslim geen gevaar vormt voor de samenleving, probeer er dan boven te staan. Soms kun je beter niet reageren wanneer je uit de tent wordt gelokt, dan is de lol voor de ander er snel van af. Dat is ook iets wat islamitisch onderwijs aan leerlingen kan meegeven naar het voorbeeld van de profeet Mohammed. Bedenk dat negativiteit je aandacht en energie niet waard is, en richt je op de positieve krachten van de maatschappij.’

Nu u hier toch bent...

Goede journalistiek kost geld. Leden en donaties maken onze gebalanceerde berichtgeving over biculturaliteit, zingeving en vrijheid mogelijk. Steun ons daarom als u ons werk belangrijk vindt.

Vertel mij meer!
- Advertentie -