14 C
Amsterdam
Home Blog Pagina 745

Het nieuwe Syrië: federatie van alawieten, soennieten en Koerden?

0
De val van Palmyra is een dubbelslag in de oorlog in Syrië. IS heeft dit bolwerk verloren en de troepen van het regime van president Assad, gesteund door de Russen, heeft het veroverd. De stad is om diverse redenen van groot strategisch belang. In de eerste plaats denken we natuurlijk aan de symbolische waarde ervan. De stad is gebouwd op  Romeins erfgoed. Daarnaast is de stad een belangrijk kruispunt tussen de steden Damascus en Homs in het westen van het land, Deir ez-Zor in het noordoosten en Raqqa in het noorden.

IS heeft sommige toonaangevende ruïnes vernietigd, zoals de tempel van de god Bel. Ook hebben IS-strijders huisgehouden in het archeologisch museum van de stad, waarvan ze de directeur onthoofdden. In het amfitheater heeft IS een massa-executie uitgevoerd door kindsoldaten krijgsgevangenen te laten doden middels een pistoolschot.

Blijdschap voor het feit dat Palmyra bevrijd is uit de handen van deze meedogenloze vijand is niet meer dan terecht. Maar daar stuiten we op het probleem van politieke correctheid dat niet beter geïllustreerd kon worden door de woordvoerder van het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken. Hem werden vragen voorgelegd betreffende de bevrijding van Palmyra. Het heikele punt was natuurlijk dat de stad door de troepen van Assad is bevrijd, daarbij gesteund door de Russen. Het was voor de woordvoerder onmogelijk om hierover zijn vreugde te betonen en zelfs het onder woorden brengen van de feiten ging hem met moeite af. 

Maar de realiteit van de overwinning van Assad valt niet te ontkennen. De positie van de president is aanzienlijk versterkt het laatste half jaar, niet in het minst door de steun van de Russen, tijdelijk op de grond en nog steeds in de lucht. In de ogen van veel Syriërs is Assad evenwel het grote probleem en vallen de gruwelijkheden van IS bij hem in het niet. En uitgerekend die Assad zit na vijf jaar oorlog nog steeds in zijn presidentieel paleis in Damascus en hij lijkt niet van plan te vertrekken.

De grote vraag is natuurlijk: hoe dit verder gaat lopen? IS verliest meer en meer grondgebied. Het verhaal wil dat Iraakse troepen zich opmaken voor de bevrijding van de Noord-Iraakse stad Mosoel. Zou deze miljoenenstad vallen, dan blijft er wel heel weinig van het grondgebied van het ‘kalifaat’ over. Ook de would-be hoofdstad van het ‘kalifaat’, Raqqa, wordt nu vanuit het noorden door de Koerden en vanuit het zuiden door de troepen van Assad bedreigd. IS lijkt alvast voorschot te nemen op een later onderaards bestaan door zijn aanslagenpolitiek in Europa te intensiveren, met Brussel als voorlopig laatste dieptepunt.

Gesteld dat het ‘kalifaat’ geografisch ophoudt te bestaan, wat zou dat voor consequenties hebben? Het is niet ondenkbaar dat het gebied bezet wordt door troepen van Assad, maar ook dat de Koerden nog een stukje doorschuiven naar het zuiden. En gesteld dat ook Jabhat al-Nusra wordt aangepakt en van de Syrische bodem wordt verjaagd. Dan blijven de Koerden, Assad en de seculiere oppositie over. En gesteld dat die elkaar de tent niet gaan uitvechten en met elkaar aan tafel gaan zitten, dan zou het zomaar kunnen zijn dat het de Koerden zijn die, om hun gebied te behouden, het initiatief nemen voor het nieuwe Syrië. Mogelijk in de vorm van een federatie, vergelijkbaar met die van Irak, waarbij het land wordt opgedeeld in een alawitische entiteit aan de kust, een soennitische entiteit en het grootste gedeelte van het land een Koerdische entiteit, met Damascus genietend van een status aparte, vergelijkbaar met de status van Brussel in de complexe staat die België is. Onwaarschijnlijk?

Als er één ding geleerd dient te worden uit het Midden-Oosten is het dat geen enkel scenario uit te sluiten valt. In alle opzichten staat hoe dan ook vast dat 2016 een cruciaal jaar gaat worden voor Syrië en dus voor de hele wereld.

‘Geweld vervreemdt Koerden van Turkije’

1
‘De Turkse staat, de PKK en andere Koerdische groepen moeten op de één of andere manier om tafel gebracht worden, om het decenniadurende conflict vreedzaam op te lossen.’

Zelfmoordaanslagen, moorden, verdwijningen, protesten die met harde hand de kop worden ingedrukt, arrestatiegolf na arrestatiegolf. Na decennia van geweld lijkt een oplossing voor het Turks-Koerdische conflict verder weg dan ooit. De Kanttekening sprak erover met de gerenommeerde koerdoloog Martin van Bruinessen.

De Turkije-rapporteur van het Europees Parlement, Kati Piri, waarschuwde onlangs voor een burgeroorlog in Turkije. Terecht?
‘Burgeroorlog is niet het juiste woord, maar feit is dat het vertrouwen tussen een groot deel van de Koerdische bevolking en de staat zeer zwaar is ondermijnd. Er is sprake van toenemend geweld. Velen spreken van een terugkeer naar de jaren negentig, een heel gewelddadige periode. Maar er was toen geen burgeroorlog, maar een oorlog tussen twee gewapende groepen. Aan de ene kant stond de staat en aan de andere kant de guerrilla’s van de PKK (Koerdische Arbeiderspartij, red.). De burgers, en dan vooral de Koerdische burgers, zaten daar een beetje tussenin. Burgers vochten niet met elkaar, en doen dat nu ook niet. Er was wel aan beide kanten een sterk groeiend gevoel dat ze elkaar niet konden vertrouwen. De eerste tien jaar (2002-2012, red.) van het bewind van de regerende AKP (Partij voor Rechtvaardigheid en Ontwikkeling, red.) was een periode van verbetering van de mensenrechtensituatie, het opnieuw opbouwen van wederzijds vertrouwen. Er was vrede in de Koerdische gebieden, waardoor eindelijk weer min of meer een normaal bestaan opgebouwd kon worden. En er was heel veel hoop. Het vredesproces (tussen de staat en de PKK, gestart in 2013 door de AKP, red.) heeft mensen enorm veel hoop en optimisme gegeven. Toen dat ophield was daarmee het vertrouwen in de toekomst ook een beetje verdwenen.

Hoewel er nog steeds geen sprake is van een burgeroorlog, is het wel zo dat heel veel Koerden waarnemen dat de staat niet alleen tegen PKK-militanten vecht, maar dat ook de gewone Koerdische bevolking doelwit is van zeer bruut geweld. Veel Koerden denken dat de staat niet alleen de PKK, maar alle Koerden wil vernietigen.

Sinds het einde van het vredesproces (in juli 2015 laaide het geweld tussen de staat en de PKK weer op, waarna het vredesproces werd beëindigd, red.) zijn een paar honderd burgerdoden gevallen in de Koerdische gebieden. Volgens reports zijn mensen levend verbrand. Of het waar is of niet, dat weten we nog niet. Er zijn verbrande lijken gevonden, die zo verbrand waren dat ze niet meer geïdentificeerd konden worden. Ze zijn door middel van DNA-samples geïdentificeerd. Familieleden krijgen die verbrande mensenresten te zien en die verhalen verspreiden zich natuurlijk. Dat vervreemdt een groot deel van de Koerdische bevolking van de staat. En dat de Turkse bevolking nauwelijks belangstelling toont voor wat er gebeurt, is ook niet goed voor het vertrouwen van de Koerden in Turkije.’

Waarom spreken zo weinig mensen zich uit tegen het geweld?
‘Er zijn wel mensen die zich er tegen uitspreken, maar die vormen een minderheid, en vanwege de breideling van de pers horen we daar ook weinig over. De meerderheid van de mensen weet absoluut niet wat er in het zuidoosten gebeurt, omdat ze alleen maar door de regering gecontroleerde televisiezenders en kranten lezen. Regeringsmedia reppen met geen woord over levend verbrande mensen. Ze geven een volstrekt verkeerd beeld van de werkelijkheid. Media in het land zijn onbeschaamde propagandamachines van de regering geworden. Zo schrijven ze de verwoesting van de Koerdische steden toe aan de PKK in plaats van het leger, dat maandenlang met tanks en artillerie op woonwijken heeft geschoten. De verwoeste moskeeën en kerken in Diyarbakir, dat zou door de PKK gedaan zijn, maar feit is: de PKK’ers in die steden zijn voornamelijk licht gewapende jongens en mannen, zij hebben niet de zware wapens om dat te kunnen doen.’

Turkije beschouwt de Syrisch-Koerdische PYD (Democratische Eenheidspartij) als een terroristische organisatie die gelieerd is aan de PKK. De VS beschouwt de PKK wel, maar de PYD niet als terroristisch. Hoe ziet u het?
‘De PYD heeft natuurlijk heel nauwe banden met de PKK. De PYD is ontstaan uit de Syrische vleugel van de PKK. Er zijn ongetwijfeld Turkse Koerden die actief zijn voor de PYD in Syrië en Syrische Koerden die actief zijn voor de PKK in Turkije. Kortom, de PKK en de PYD zijn ideologisch heel nauw verwant en er zijn allerlei personele banden tussen de organisaties. Bovendien vormt de KCK (Unie van Gemeenschappen in Koerdistan, red.) de koepel oftewel het overkoepelend bestuur van de PKK en de PYD, maar ook van twee Koerdische politiek-militante organisaties in twee andere landen in de regio, te weten de PJAK (Partij voor een Vrij Leven in Koerdistan, red.) in Iran en de PCDK (Democratische Oplossing Partij Koerdistan, red.) in Irak.

De PYD houdt zich niet bezig met activiteiten die je terroristisch kunt noemen. De organisatie vecht tegen IS, probeert een nieuwe samenlevingsvorm en een gedecentraliseerd bestuur op te bouwen in Syrië en heeft geen doelstellingen buiten dat land. Bovendien zijn geen bewijzen geleverd die aantonen dat bijvoorbeeld wapens die door de Amerikanen aan de PYD zijn gegeven, in Turkije zijn terechtgekomen. Dat is wat de Turkse regering beweert, maar ze heeft daarvoor geen bewijs geleverd en de Amerikanen niet overtuigd. Er lijkt dus wel een scheiding te bestaan tussen de activiteiten van de PYD en die van de PKK.’

Sommigen vinden dat de PKK geschrapt moet worden van de Europese terreurlijst. Wat vindt u daarvan?
‘Als we even afzien van de bomaanslagen in Ankara van 17 februari en 13 maart en de rol van de PKK daarin, dan moeten we vaststellen dat de PKK van nu een andere organisatie is dan die van de jaren tachtig en negentig. In die jaren voerde de PKK tal van acties uit die onder de definitie van terrorisme vallen, al was ze altijd al meer dan alleen maar een terroristische organisatie. De PKK is sinds haar oprichting immers ook een politieke beweging.

Het zag er lang naar uit dat via een vredesproces waarbij de PKK en de AKP betrokken waren, er een acceptabele oplossing voor het al zo lang slepende conflict zou kunnen komen. Aan het vredesproces kwam een eind in het voorjaar van 2015. De partijen geven daarvan elkaar de schuld. Midden vorig jaar nam de PKK de wapens weer op, nadat de Turkse luchtmacht PKK-kampen in Noord-Irak had gebombardeerd. Maar ook het PKK-geweld na midden vorig jaar was niet tegen burgers gericht, maar tegen militaire doelen, tegen militairen en politieagenten die tegen de PKK werden ingezet. Dat is toch iets anders dan wat we doorgaans onder terrorisme verstaan. Ook het opwerpen van barricaden in volkswijken om de politie en het leger te weren, de meest spectaculaire actie van de laatste maanden, had geen terroristische doelen, al leidde het tot bloedige taferelen toen het leger met veel meer geweld dan verwacht optrad in deze wijken. De PKK heeft wat dat betreft een ernstige misrekening gemaakt en draagt zeker medeverantwoordelijkheid voor de vele slachtoffers die er zijn gevallen.

De PKK is in de jaren negentig op de lijsten van terroristische organisaties gezet en in diverse landen in het Westen verboden. Daar zal ze niet zo snel van afgehaald worden. Maar als die lijsten in de jaren 2000 zouden zijn opgesteld, zou de PKK er waarschijnlijk niet op gezet zijn. In de meeste Europese landen kunnen verenigingen die ideologisch verbonden zijn met de PKK zich openlijk manifesteren, al worden ze nog wel door de inlichtingendiensten in de gaten gehouden.’

De TAK (Vrijheidsvalken van Koerdistan) heeft recent twee zelfmoordaanslagen gepleegd in Ankara, op 17 februari en op 13 maart, waarbij bijna zeventig mensen om het leven zijn gekomen en bijna tweehonderd mensen gewond zijn geraakt. Enkele dagen voor de aanslag van 13 maart waarschuwde de militaire leider van de PKK, Cemil Bayik, dat het overal in Turkije oorlog zal zijn. Zinspeelde Bayik daarmee op een strategiewijziging van de PKK?
‘Turkije gaf voor de eerste aanslag aanvankelijk de schuld aan de PYD, omdat dat politiek goed uitkwam, maar kon zijn bondgenoten, met name de VS, daar niet van overtuigen. De dader bleek iemand van de TAK te zijn, die een afsplitsing van de PKK beweert te zijn. De TAK zegt dat ze de PKK te vriendelijk vindt en het geweld naar de steden in het westen van Turkije wil brengen. De TAK lijkt enigszins onafhankelijk te opereren, maar wel af te wachten tot ze groen licht van de PKK-leiding krijgt. Je zou de TAK een terroristisch filiaal van de PKK kunnen noemen. De aanslag van 13 maart in Ankara, waarvan alle slachtoffers burgers waren, wekt de indruk van een beleidswijziging waarbij gewone burgers als legitieme doelwitten worden gezien. Bayik zinspeelde daarop, als wraak voor de vele burgerdoden in Cizre, Sur, Silopi en andere Koerdische steden.’

Streeft de PKK naar de oprichting van een onafhankelijke Koerdische staat?
‘De PKK wilde een onafhankelijk Koerdistan stichten en voerde daartoe een guerrillaoorlog, maar sinds al meer dan tien jaar heeft de beweging een ideologische koerswending gemaakt en zoekt naar een oplossing binnen de grenzen van de bestaande staten. Ze heeft in dorpen en in wijken in de steden in de Koerdische gebieden een eigen, parallelle bestuursorganisatie geprobeerd op te zetten, om zo vorm te geven aan een ideaal van organisatie van de samenleving van onderop, waarbij de bevolking zichzelf organiseert en op lokaal niveau meer te zeggen heeft. Een van Turkije afgescheiden gebied vormen is daarbij niet aan de orde. Een gevaar van de huidige gewelddadige confrontatie tussen de staat en een deel van de Koerdische burgers, die na de beëindiging van het vredesproces oplaaide, is echter dat veel Koerden het gevoel krijgen dat zij binnen de bestaande staat nooit echt veilig zullen zijn. Dat zal het gevoel van veel Koerden dat zij toch een onafhankelijke politieke eenheid nodig hebben, versterken.’

De band tussen de HDP (Democratische Partij van de Volkeren) en de PKK, hoe zit dat precies? De HDP wordt ervan beschuldigd een verlengstuk van de PKK te zijn. Klopt dat?
‘Abdullah Öcalan (de gedetineerde leider van de PKK, red.) heeft een grote invloed op de HDP, maar het programma van de HDP is niet hetzelfde als dat van de PKK. De HDP is veel breder dan de PKK. Binnen de HDP zijn ook politici met een duidelijke moslimsignatuur, zoals Altan Tan en Dengir Mir Mehmet Firat, die voorheen voor de AKP in het parlement zaten, en daarnaast politici die uit de Turkse linkse beweging afkomstig zijn. De HDP is dus zeker niet zomaar een woordvoerder van de PKK. Je zou zelfs kunnen zeggen dat er tussen Selahattin Demirtas (één van de twee leiders van de HDP, de andere leider is Figen Yüksekdag, red.) en Öcalan een zekere rivaliteit is. Demirtas kan zich zeker niet zeer scherp tegenover Öcalan opstellen. Hij moet heel voorzichtig laveren. Demirtas is een politicus die uitstekend in het bestaande politieke stelsel kan opereren, maar wat er het afgelopen halve jaar is gebeurd, heeft hem in een bijna onmogelijke positie geplaatst. Hij kon moeilijk heel harde kritiek op het beleid van de PKK uiten. Hij heeft het wel voorzichtig gedaan, hij heeft vanaf het begin steeds zowel de regering als de PKK opgeroepen het geweld te beëindigen. Hij heeft niet keihard het PKK-beleid willen bekritiseren. Dat kon hij ook niet doen denk ik, omdat hij dan een belangrijk deel van zijn achterban van zich zou vervreemden.’

Welke rol speelt de KCK voor Koerdische politiek-militante organisaties in de regio, in landen als Turkije, Syrië en Iran?
‘De KCK ontstond toen de PKK een heel andere ideologie aannam. Vroeger wilde de PKK een groot verenigd Koerdistan stichten. Ze wilde alle Koerdische gebieden in Turkije, Iran, Irak en Syrië verenigen tot één staat. Ze heeft echter afstand genomen van het idee van een onafhankelijke Koerdische staat en heeft een ideologie aangenomen die de staat niet meer zo belangrijk vindt, en die ook veel minder nationalistisch is. Volgens de nieuwe ideologie gaat het niet meer zozeer om de staat, maar om de organisatie van de bevolking op lokaal niveau, zelfbestuur in de vorm van raden, waarbij een gelijke rol is weggelegd voor alle mensen, of zij nu Koerdisch, Turks, Arabisch, christelijk, islamitisch of iets anders zijn. De nieuwe ideologie erkent etnische verschillen. In die raden worden de verschillende etnische groepen in de regio vertegenwoordigd. Of dat in de praktijk gaat werken weten we niet, maar dat is de ideologie. En de KCK is dan de koepel die al die verschillende zelforganisaties vanaf de basis coördineert. En daar zitten civil society-organisaties bij, maar ook militaire en politieke groeperingen. Vrouwenorganisaties hebben overigens ook een aparte vleugel binnen de KCK. Dat alles wordt gecoördineerd vanaf de top. Dus in theorie is dit allemaal organisatie aan de basis en een vertegenwoordiging naar boven toe. In de praktijk is er nog een vrij strakke leiding aan de bovenkant waar de PKK’ers van de oudste generatie in zitten.’

Toch vrezen Turken dat een Koerdische staat wordt opgericht in Noord-Syrië. Daarom bestookt het Turkse leger PYD-doelen in het gebied. Waar is die angst op gebaseerd?
‘Je kunt dat niet bespreken zonder te kijken naar de ervaring van Iraaks-Koerdistan. In 2003 vielen de Amerikanen Irak binnen. Turkije besloot toen niet mee te doen aan de invasie. De Turkse regering denkt: daarom slaagden de Iraakse Koerden erin een hoge mate van autonomie af te dwingen en hebben ze nu een eigen vlag, regering en leger, en straks misschien een volledig onafhankelijke staat. Turkije is bang dat in Syrië iets soortgelijks zal gebeuren en dat dat veel Turkse Koerden zal triggeren om ook op Turks grondgebied te strijden voor onafhankelijkheid.’

Wil de PYD een onafhankelijke Koerdische staat oprichten in Syrië?
‘Als we nu kijken naar de ideologie en ook de praktijk van de PYD, die wel een vorm van zelfbestuur wil, maar geen afscheiding van Syrië, dan lijkt dat een heel andere situatie dan in Iraaks-Koerdistan. De PYD vertegenwoordigt een heel andere soort opvatting over de organisatie van de Koerdische samenleving, en van heel Syrië, dan de regerende partij in Iraaks-Koerdistan, de KDP. Iraakse Koerden geloven heel sterk in onafhankelijkheid, ze streven naar een duidelijk omlijnd gebied dat Koerdistan heet. De PYD streeft niet naar onafhankelijkheid, maar naar zelfbestuur op lokaal niveau en ze werken daarin graag samen met de bestaande overheid. De PYD zal haar organisatiemodel waarschijnlijk graag naar heel Syrië uitbreiden, zoals ze nu al Arabieren, Turkmenen en christenen laat deelnemen aan zelfbestuur.

De PYD is de enige van die grote bewegingen die eigenlijk geen problemen heeft met de Syrische overheid. De PYD heeft nooit tegen de Syrische overheid gevochten. Ze heeft bezwaar tegen het autoritaire stelsel en wil niet terug naar een volledige onderwerping aan de centrale overheid, maar ze bestrijdt niet de eenheid van Syrië. Ze wil binnen Syrië, op lokaal niveau, in de eigen regio, een samenleving opbouwen die zichzelf bestuurt: een zelfbestuur waar vertegenwoordigers van de verschillende bevolkingsgroepen in de regio, zoals de Koerden, de Armeniërs, de Assyriërs, de Turkmenen en de Arabieren, aan deelnemen.’

Erdogan heeft de VS opgeroepen te kiezen tussen Turkije en de Koerden. Internationale betrekkingen-analist Stanley Weiss pleit er in The Huffington Post voor dat de VS voor de Koerden moet kiezen en Turkije de NAVO moet uitknikkeren. Verstandig?
‘De Turkse staat, de PKK en andere Koerdische groepen moeten op de één of andere manier om tafel gebracht worden, om het decenniadurende conflict vreedzaam op te lossen. Ook meningsverschillen tussen Europa, de VS en andere landen en groepen die actief zijn in Syrië aan de ene kant en Turkije, IS en andere landen en groepen aan de andere kant, moeten opgelost worden door middel van dialoog. Europa en de VS moeten er groot belang aan hechten om de banden tussen Turkije en radicale jihadistische bewegingen in Syrië zo veel mogelijk of helemaal af te snijden en Turkije binnen de internationale gemeenschap te houden. De Turkse regering volgt een erg avonturistisch buitenlandbeleid, dat heel gevaarlijk is, niet alleen voor Turkije zelf, maar voor heel de regio. Turkije afstoten zou niet verstandig zijn. Het Westen moet Turkije juist proberen over te halen tot het voeren van een gezamenlijk beleid.’

The New York Times stelt in een editorial dat Erdogan zijn problemen met de Koerden vooral zelf gecreëerd heeft. Hoe ziet u dat?
‘Daar ben ik het mee eens. Het tragische is dat Erdogan juist de enige Turkse politicus is sinds Turgut Özal (voormalig premier en president van Turkije, red.) die een acceptabele oplossing van de Koerdische kwestie had kunnen realiseren. Het zag er een tijd lang goed uit, men had het vertrouwen dat er met Erdogan te praten en te onderhandelen viel en er een vreedzame oplossing gevonden zou kunnen worden. We hebben allemaal gezien hoe Erdogan geleidelijk is veranderd, hoe zijn manier van spreken is veranderd, hoe zijn manier van politiek voeren is veranderd en hoe hij geobsedeerd is geraakt door macht, door het behouden van zijn machtspositie, al is het maar uit angst dat hij anders in de gevangenis terechtkomt. Die obsessie staat in de weg van oplossingen en de democratische ontwikkeling van Turkije.’

Geen grote ommezwaai, wel kleine bijstellingen in Iran

0
Hoe zinvol zijn verkiezingen als de zittende machthebbers door strenge selectie iedereen kunnen uitsluiten die hen niet aanstaat? Dat is, wat er al jarenlang in Iran aan de hand is, waarbij die machthebbers – nadat in 1997 ‘per abuis’ de hervormer Mohammad Khatami tot president werd gekozen – de touwtjes zo strak aangetrokken hebben dat de inhoudelijke keus voor de Iraanse kiezer zeer beperkt geworden is.

Symbolisch nevenresultaat: zelfs Hassan Khomeini, de kleinzoon van de leider van de Iraanse Revolutie (1978-1979) ayatollah Ruhollah Khomeini (1902-1989), werd door de met streng-orthodoxe moslims gevulde kiescommissie te licht bevonden om deel te nemen aan de parlementsverkiezingen (de eerste ronde van de verkiezingen vond plaats op 26 februuari, de tweede ronde is op 29 april). Inderdaad: te licht, in zowel de letterlijke als de figuurlijke betekenis van het woord, die voor de hele theocratie die Iran – naast de halve democratie die het is – óók is, grote relevantie bezit. Te lichtvoetig qua leerstellige opvattingen, waarbij deze Khomeini junior geenszins van plan was om de scheiding van moskee en staat door te voeren, of iets anders wilds, voor het geval u dat mocht denken. Voor niet-orthodoxen gaat het hier om het soort nuances binnen de orthodoxie die voor buitenstaanders tamelijk onbegrijpelijk zijn, het islamitische equivalent van de vraag of de slang wel of niet gesproken heeft, een kwestie die in Nederlands-protestantse kring tot veel verscheurdheid heeft geleid.

Dat wil niet zeggen, dat ze voor de daaraan onderworpen Iraanse bevolking zonder relevantie zijn. En het wil zeker niet zeggen, dat veel Iraanse kiezers niet best aan die symbiose van moskee en staat zouden willen morrelen. Sterker: dat zouden velen vast willen, om zo voor zichzelf grotere persoonlijke vrijheid te creëren; zeker de stedelijke jeugd – en die wordt met de explosieve bevolkingsgroei steeds talrijker – is het betuttelende getreiter van de zedenpolitie die de waarden van de eigen Iraanse islamitische staat moet verdedigen, meer dan beu.

Dat is dan ook precies de reden waarom de autoriteiten liever zélf streng de kandidaten selecteren die door het volk gekozen worden: uit angst voor een uitslag waaruit zou blijken dat de beginselen van de Iraanse Revolutie, die toch pretendeerde haar legitimiteit mede aan de diepgevoelde wens van de bevolking te ontlenen, in feite helemaal niet (meer) zo breed door die bevolking gedragen wordt. Wat dat betreft leven in Iran in de samenleving véél modernere opvattingen dan in die andere grote theocratie in de regio, Saoedi-Arabië. In sociaal-cultureel opzicht is de kloof qua opvattingen tussen machthebbers en bevolking in het oude Perzië daardoor veel groter dan op het Arabische schiereiland.

Maar, bij alle van bovenaf opgelegde beperkingen: er zijn in Iran in elk geval verkiezingen. Dat valt van die erfelijke Arabische autocratieën niet te zeggen. En die Iraanse verkiezingen verlopen, van de genoemde beperkingen afgezien, ook redelijk eerlijk – ze resulteren althans herhaaldelijk in de meest aan de machthebbers onwelgevallige uitkomst die gezien de omstandigheden mogelijk is. Dat gold in 2013 voor de verkiezing van Hassan Rohani tot president – tot schrik van de ayatollahs won met hem de minst zelote kandidaat – en dat gold ook vorige maand voor het parlement en de ”Raad van Hoeders”: de hardliners moesten het afleggen tegen de iets meer gematigden.

Daarmee breekt geenszins het paradijs uit voor al die Iraniërs die van het theocratisch juk bevrijd wensen te worden, maar evenmin is dit zonder betekenis voor de langere termijn. Binnenlandse hervormingen zullen zeer langzaam gaan, omdat het Iran van de ayatollahs nu eenmaal de vaandeldrager is van een bepaalde anti-westerse ideologie – precies zoals het Cuba van de Castro’s dat is voor een andere. Een grote ommezwaai van vandaag op morgen is dan ook onmogelijk. Dat zou voor het regime een vorm van gezichtsverlies betekenen die door haar felste aanhangers als onacceptabele capitulatie voor het kwaad zou worden opgevat. Slechts kleine bijstellingen, die vooral niet op concessies mogen lijken, omdat ze dan de eigen pretentie van ideologische zuiverheid ondermijnen, zijn mogelijk, waarbij men in woord en gebaar juist op zijn ponteneur moet blijven staan.

De binnenlandse politiek leverde bij deze verkiezingen niet het belangrijkste verschilpunt tussen hardliners en gematigden: dat gold ditmaal voor de buitenlandse politiek. Maar die is ontegenzeggelijk ook van invloed op de kansen van beide kampen om in de toekomst ook de binnenlandse politieke koers te bepalen. Juist daarom zijn de Iraanse machthebbers, die geenszins een homogene groep vormen, daarover zo enorm verdeeld.

Het nucleaire akkoord dat Barack Obama ondanks veel scepsis en tegenwerking in eigen land met Rohani wist te sluiten, vormt de grote splijtzwam. Net als in Amerika hebben ook in Iran de hardliners zich er fel tegen gekeerd: zo’n akkoord, dat alleen al door zijn bestaan het duivelse karakter van de grote Satan relativeert, zet in hun ogen de poorten van Iran open voor het westerse kwaad. Hen is er alles aan gelegen om aan te tonen dat het niet deugt en voor het voortbestaan van de islamitische staatsordening fataal is. De gematigden steunen daarentegen het akkoord, omdat het Iran – als gevolg van de jarenlange boycot in grote economische problemen verkerend – juist armslag geeft. Zichzelf openen naar de wereld betekent echter onvermijdelijk dat de wereld ook Iran binnendringt – en daardoor het land geleidelijk veranderen kan, precies dát waar een groot deel van het electoraat naar snakt.

Het is niet gezegd, dat dat ook inderdaad gebeurt, maar door het land te isoleren, zoals westerse hardliners willen, gebeurt het in elk geval zeker niet. Dat het zal gebeuren, is in elk geval de – vanuit hun perspectief gerechtvaardigde – vrees van de hardliners, en de hoop dat hun vrees bewaarheid wordt, zou voor het Westen reden moeten zijn om voor de door Obama uitgestoken hand naar Teheran te blijven kiezen.

Voluntarisme kan vluchtelingenprobleem oplossen

0
Is er een limiet aan het draagvlak in Nederland voor het opvangen van vluchtelingen? In plaats van die vraag op voorhand als onethisch af te wijzen moet deze naar mijn idee wel worden gesteld. We lijken op dit moment in Nederland gevangen te zitten tussen het deel van Nederland dat niet meer vluchtelingen wil opvangen en een deel dat dit juist ruimhartiger wil doen. Nu worden mensen die tegen de opvang van vluchtelingen zijn, gedwongen eraan mee te betalen en als ze in de buurt van grootschalige opvanglocaties wonen, worden ze gedwongen met deze mensen samen te leven. Andersom zijn er talloze mensen die juist vluchtelingen meer willen helpen en die in toenemende mate gefrustreerd raken over hoe de overheid de opvang organiseert met steekwoorden als ”sober” en ”ontmoediging”. Kortom, beide partijen worden in deze situatie boos en verontwaardigd.

Onze zoon van 25 is een voorstander van het politieke idee van voluntarisme. Hij wil dat mensen zelf weer samen verantwoordelijkheid nemen voor maatschappelijke vraagstukken in plaats van die af te schuiven naar een steeds groter wordende overheid. Ik wil als denkoefening het idee van voluntarisme gebruiken om op een andere manier naar oplossingen voor de vluchtelingenopvang te kijken.

Uitgaande van het principe van het voluntarisme kunnen we met z’n allen besluiten dat de mensen die geen vluchtelingen willen helpen dat niet hoeven te doen en ook niet de financiële verantwoordelijk mee hoeven te dragen voor de opvang. Daar staat tegenover dat diegenen die de vluchtelingen wèl willen helpen en opvangen dat ook kunnen doen. En wel op de door hen gewenste manier. Stel dat een kwart van de mensen in Nederland echt bereid is vluchtelingen te helpen. Dat zijn een paar miljoen volwassen mensen. Met de circa 60.000 vluchtelingen die dit jaar gekomen zijn komt dat neer op groepen van 35 volwassenen die de verantwoordelijkheid nemen voor één vluchteling. Die 35 personen organiseren woonruimte, zorgen er samen voor dat de vluchteling Nederlandse les kan volgen en, indien nodig, onderwijs kan volgen. Zij helpen ‘hun’ vluchteling op weg en zij dragen daarvoor samen de kosten. De ervaring leert dat zij dit samen zullen doen op een efficiënte en kostenbewuste manier. De groep is het netwerk waardoor iemand zo snel mogelijk op eigen benen kan komen te staan. Ook de vluchtelingen kunnen zelf aangeven wat voor type opvang zij wensen en in welk netwerk zij bij voorkeur opgevangen willen worden. Samen met de voorkeur van de groep mensen die de opvang gaat verzorgen kan er zo een goede match gemaakt worden.

Dit idee bouwt natuurlijk voort op wat er nu al in de samenleving door duizenden vrijwilligers wordt gedaan. Ook nu al weten individuele mensen elkaar te vinden via Facebook en WhatsApp-groepen en vullen de gaten die de autoriteiten in de opvang lieten vallen. De vluchtelingen participeren hierin, zijn deel van de groepen en daarmee nemen zij hun plaats in Nederlandse netwerken in. Het hierboven geformuleerde idee is alleen een radicalere variant hiervan, omdat het de mensen zelf werkelijk de verantwoordelijkheid geeft over de opvang.

Chaos is Erdoğans belangrijkste wapen

0

Nu de media al grotendeels in handen van Erdoğan zijn, zal hij de chaos in Turkije willen gebruiken om alleenheerschappij te creëren.

Als de chaos in Turkije voortduurt, zal president Erdoğan met zijn mediamacht (bijna 90 procent van de Turkse media is in handen van de regering) gemakkelijk 400 zetels halen bij vervroegde verkiezingen. Hij kan dan alsnog een presidentieel systeem invoeren en nog meer macht vergaren. De Europese Unie krijgt dan voor het eerst een Midden-Oosten-land, inclusief sultan, als buurland.

Het is niet toevallig dat er in Turkije de laatste tijd veel aanslagen plaatsvinden die sociale onrust veroorzaken. Turken zijn bang, maar ook niet-Turken.

Onlangs sprak ik een Nederlander die al vijf jaar in Ankara woont. Hij heeft besloten terug te keren naar Nederland omdat hij zich niet meer veilig voelt. In nog geen vijf maanden zijn er 170 van zijn stadgenoten gedood door drie zelfmoordaanslagen. Na de laatste aanslag in Ankara dook een video op waarin een nabestaande van een slachtoffer uithaalt naar Erdogan: “Loop naar de hel met je presidentieel systeem en je hebzucht!” Dat de man zijn woede specifiek richt op de huidige president, is veelzeggend.

Alleenheerschappij

Erdoğan is uit op alleenheerschappij en wanneer hij die niet krijgt, creëert hij chaos om vervolgens te stellen dat hij alleenheerschappij moet krijgen zodat hij de chaos kan oplossen.

Al in de aanloop naar de parlementsverkiezingen van juni vorig jaar dreigde hij: “Geef mij netjes 400 zetels zodat er geen chaos komt.” Die 400 zetels kreeg hij niet, sterker nog, zijn partij verloor de meerderheid in het parlement. Koerden en linkse Turken hadden namelijk massaal op de linkse pro-Koerdische partij HDP gestemd, waardoor HDP met een ongekend zetelaantal (80) in het parlement kwam.

De Koerden in Oost-Turkije moeten dat nu ontgelden. Steden zijn er belegerd. In sommige steden geldt al meer dan drie maanden een straatverbod, waardoor mensen niet eens kunnen voorzien in hun meest basale behoeften.

Vrede kwam voor Erdoğan electoraal namelijk niet goed uit; dat is ook de reden waarom hij de vredesbesprekingen met de terroristische organisatie PKK stopte. Cynisch genoeg kwam vrede ook voor de PKK niet goed uit, want de HDP, die voor een democratische oplossing is, zit de legitimatie van de gewapende strijd van de PKK immers in de weg. Met wederzijdse goedkeuring startte de oorlog in Oost-Turkije, die nu nog gaande is en waardoor al meer dan 400.000 Koerden uit het gebied zijn gevlucht.

Chaos als gevolg van de oorlog in het oosten van Turkije, de aanslagen van de PKK en de aanslag in Ankara op 10 oktober (102 doden); dat alles hielp Erdogan tijdens de tweede parlementsverkiezingen (op 1 november, omdat na de eerste verkiezingen geen coalitie werd gevormd) opnieuw in het zadel. “Hoe kan dat nou dat de meerderheid van de inwoners van Ankara ondanks de aanslag massaal op de AKP hebben gestemd?”, vroeg ik aan een daar wonende kennis. Hij zei: “Wat moet je doen, Mehmet. Om stabiliteit en vrede te krijgen moeten we op de AKP stemmen, anders zal het land in chaos terechtkomen.”

Monddood

Veel Turken zijn gebrainwasht door de steeds eenzijdiger berichtgeving van de media. Op 28 januari kopte de pro-Erdogan-krant Yeni Akit: ”Presidentieel systeem of chaos.” AKP-parlementariërs proberen elke dag in tv-programma’s uit te leggen dat er in Turkije chaos is omdat er geen presidentieel systeem is. Het is overduidelijk dat Erdoğan en de AKP uit zijn op invoering van het presidentieel systeem, koste wat het kost. Alle criticasters en kritische media worden rücksichtslos monddood gemaakt. Kritische en invloedrijke ngo’s (non-gouvernementele organisaties) worden verdacht gemaakt. Grote kritische multinationals worden, net als de krant Zaman, genationaliseerd.

Het is te hopen dat de EU wél door de chaos-strategie van Erdoğan heen prikt, ondanks dat ze denkt met Erdoğan een oplossing voor het vluchtelingenprobleem binnen handbereik te hebben.

Dit opiniestuk is op 20 maart gepubliceerd in Trouw.

Stem niet voor het Oekraïne-referendum!

0
Op 6 april mogen we in een referendum stemmen over een associatieverdrag van de Europese Unie met Oekraïne. Ik ben een voorstander van dit associatieverdrag, maar mijn advies luidt: ga niet stemmen. Gewoon thuisblijven op die dag. Geen aandacht aan besteden. Normaal zou ik als rechtgeaard democraat nooit oproepen je stem niet te gebruiken, maar in dit geval is dat de enig juiste actie. Nu het er naar uitziet dat de nee-stemmers in de meerderheid zijn, moeten we dus gewoon niet gaan stemmen. Als we met zijn allen geen aandacht besteden aan dit referendum dan zal de opkomst onder de 30 procent blijven en is het referendum ongeldig. Dat is feitelijk hetzelfde als vóór het associatieverdrag stemmen.

Waarom ben ik voor het associatieverdrag? Daarvoor heb ik twee argumenten. Ten eerste ben ik van mening dat in deze tijd van crisis een intensievere samenwerking tussen landen het enige juiste is. Het is een antwoord op het heilloze nationalisme dat steeds meer om zich heen grijpt in Europa en dat ieder ander land als potentiele vijand beschouwt. De EU stuntelt in de vluchtelingencrisis, neemt geen besluiten en laat EU-lidstaten hun gang gaan met hun nationalistische plannenmakerij zonder dat er ook maar één sanctie wordt opgelegd.

Het argument dat de Europese instituties niet democratisch genoeg zijn en dat afzonderlijke landen in Europa dat democratisch tekort moeten bestrijden klinkt niet onredelijk. Maar moet dat worden aangepakt door een nationalistische stap terug? Natuurlijk niet. Natiestaten zijn niet per definitie democratischer dan een Europees federatief verband, maar dat is wel wat nationalistische partijen en bewegingen keer op keer beweren. Meer dan 100 jaar geleden werd hetzelfde gezegd over natiestaten. Die golden toen als onnatuurlijke gedrochten. Te groot en te onpersoonlijk voor de menselijke maat. Nu bedienen de PVV en groeperingen als Forum voor Democratie en Burgercomité-EU zich van bedenkelijke nationalistische retoriek, ze beweren dat de natiestaat de enige natuurlijke politieke eenheid is. Niemand legt ze het vuur aan de schenen en eist een onderbouwing van die bewering. Een partij als de SP, die zeer kritisch is ten aanzien van het democratisch gehalte van de EU, laat zich met hun verzet tegen het associatieverdrag voor dit nationalistische karretje spannen.

Europese instituties zijn niet per definitie minder democratisch dan nationale instellingen. Het antwoord op de crisis is niet een terugval in nationalistische sentimenten. Dat zal uiteindelijk echt schadelijk blijken voor de democratie. Het gaat erom dat de samenwerking verbreed en uitgebreid moet worden. Juist de verdere integratie van Europa betekent dat we het democratische gehalte niet als vanzelfsprekend aannemen maar dat we de democratische controle uitermate serieus moeten nemen.

Er zijn ook tegenstanders van het associatieverdrag die wijzen op de situatie in Oekraïne. Het land is corrupt, lapt milieuregels en regels voor dierenwelzijn aan zijn laars en voldoet niet aan de standaard die de EU hanteert voor fatsoenlijke landen. Dat kan best waar zijn, maar is dat een reden om het land uit te sluiten van samenwerking met de EU? Dan weet ik nog wel een paar kandidaten die wel lid zijn van de EU. Juist door de deur voor Oekraïne dicht te gooien worden omstandigheden gecreëerd en krachten gemobiliseerd die de democratie om zeep zullen helpen. Dat is precies hoe het ook Turkije is vergaan. De huidige politieke koers en het autocratische optreden van de regering en van de president zijn voor een belangrijk deel te verklaren uit die Europese weigerachtigheid. Vanaf het moment dat een lidmaatschap voor Turkije van de EU in het verschiet lag werd het land aan het lijntje gehouden.

Turkije moest eerst voldoen aan de Kopenhagen-criteria voordat er over toetreding kon worden onderhandeld. Dat zijn terechte eisen, maar je bereikt dat niet door de deur keer op keer dicht te gooien. Natuurlijk is de Turkse regering in eerste instantie een zaak van de Turkse bevolking, maar het is zeer waarschijnlijk dat een meer coöperatieve houding van de kant van Europa de politieke ontwikkelingen in het land in een andere richting hadden kunnen sturen.

Laten we met Oekraïne niet dezelfde stomme fouten maken. In plaats van het land hooghartig en elitair af te wijzen, moeten we een intensievere samenwerking juist bevorderen. Vrienden en bondgenoten kun je en moet je op hun fouten wijzen. Als Oekraïne nu zou worden afgewezen geef je het anti-democratische nationalisme de wind in de zeilen. We kunnen ertoe bijdragen dat dat niet gebeurt door op 6 april niet naar de stembus te gaan.

Spreek Erdoğan aan op zijn persbreidel, Rutte

0

Premier Rutte durft president Erdoğan niet aan te spreken op zijn persbreidel. Beseft Rutte dat Erdoğan ook jaagt op critici in Nederland?

4 maart 2016 zal een plek in de geschiedenisboeken krijgen als de officiële begindatum van het autocratische regime van Erdoğan. Het regime heeft op brute wijze één van de laatste kritische kranten in het land – Zaman – overgenomen na een gewelddadige politie-inval in het hoofdkantoor in İstanbul. ”Ik voel me verkracht door de inbreker”, zei Sevgi Akarçeşme, de hoofdredactrice van de Engelstalige Zaman (Today’s Zaman) – dat ook is overgenomen – live op Zaman TV tijdens de politie-inval.

Zaman is niet de eerste krant in Turkije die in beslag is genomen. Eerder werden de kranten Bugun en Millet op brute wijze ingelijfd. Ook zijn vele kritische televisie- en radiozenders uit de lucht gehaald. De overgebleven televisiezenders dansen naar zijn pijpen. Als hij een toespraak houdt wordt hij gelijktijdig op meer dan 15 tv-zenders live uitgezonden. Ook siert hij dagelijks de voorpagina’s van meer dan 12 nationale kranten, sinds 4 maart dus ook die van Zaman. Oppositiepartijen krijgen in deze media geen ruimte waardoor ze de kiezers niet kunnen bereiken. Erdoğan wint zo steeds op een oneerlijke manier de verkiezingen. Het zal mij niet verbazen als hij straks met 90 procent van de stemmen president wordt. Want drie dagen na de overname van Zaman heeft hij ook het tweede grootste onafhankelijke persbureau van Turkije – Cihan –ingelijfd, dat bekend staat om het uitzenden van betrouwbare verkiezingsuitslagen, wat het staatspersbureau Anadolu Ajansı niet doet.

Mijn vader in Turkije smeekt mij elke keer als ik hem bel niet kritisch over Erdoğan te praten of schrijven. Want critici van de president worden hardhandig aangepakt. Vorig jaar zijn er in Turkije 156 journalisten aangehouden, kregen er 238 te maken met aanklachten, zijn er 32 vastgezet en werden er 774 ontslagen, bracht oppositiepartij CHP naar buiten. Ook burgers worden geïntimideerd. De teller voor mensen die vervolgd zijn of worden voor ”belediging” van Erdoğan staat inmiddels op bijna 2.000, maakte de Turkse minister van Justitie Bekir Bozdağ onlangs bekend. Ook worden meer dan 700 academici (onlangs zijn drie academici gevangengezet) vervolgd voor het ”verkondigen van terroristische propaganda”, meldden Turkse media, omdat zij een petitie ondertekenden die oproept tot vrede in het (zuid)oosten van Turkije, waar een strijd woedt tegen de PKK. Daarnaast heeft het regime stappen genomen om de pro-Koerdische politieke partij HDP op te heffen.

Erdoğan bouwt aan zijn alleenheerschappij zonder enige weerstand van de internationale gemeenschap. En niet alleen in eigen land. Eind vorig jaar nam hij het Londense advocatenkantoor Amsterdam & Partners in de arm om zijn critici buiten Turkije aan te pakken. Tijdens een persconferentie op 9 december in Washington D.C. kondigde topman Robert Amsterdam van dit advocatenkantoor aan onderzoeken te zullen starten naar kritische groeperingen in Amerika, Afrika en Nederland (zie video hieronder; aankondiging onderzoek in Nederland vanaf 33:30).

Turkse Nederlanders zijn bang geworden. Ondernemers die openlijk kritiek uiten lopen opdrachten mis, want Erdoğan-aanhangers in Nederland proberen op een subtiele manier opdrachtgevers te manipuleren. Dat gaat ver. Een aantal familieleden van mij in Nederland durft geen abonnement te nemen op Zaman Vandaag, omdat zij bang zijn ”geregistreerd” te worden. In sommige moskeeën in Nederland maken imams critici van de president (in preken) openlijk uit voor ”landverraders” en ”terroristen”, die met de hulp van Erdoğan ”uitgeroeid” zullen worden. Een Marokkaanse slager in Amsterdam die vlees koopt van een Turkse vleesgroothandel heeft zijn zakelijke relatie om die reden verbroken (de naam van de Turkse ondernemer is bekend bij de redactie van Zaman Vandaag). En ondernemers die geabonneerd zijn op Zaman Vandaag verzoeken ons de krant niet naar hun kantooradres te sturen, maar naar hun huisadres, omdat zij door Erdoğan-aanhangers aangesproken en uitgesloten worden. Zij durven niet meer bij ons te adverteren, zeker niet na de overname van onze moederkrant Zaman.

Door de vluchtelingencrisis spreekt de Europese Unie zich op dit moment allerminst krachtig uit over persvrijheid- en mensenrechtenschendingen in Turkije. Tijdens een recente persconferentie wijdde EU-president Tusk slechts enkele woorden aan de persvrijheid in Turkije. De Turkse premier Davutoğlu speelde – net als in Den Haag – mooi weer en zei dat er niets aan de hand is. Er werd geen enkele kritische vraag gesteld.

Premier Rutte heeft tot nu geen woord vuil gemaakt aan de kwestie. Ik vraag me soms af wat Rutte zal antwoorden als Erdoğan hem vraagt kritische geluiden ook in ons land te smoren, en anders dreigt met een grotere vluchtelingenstroom.

Wie gelooft in islamisering lijdt aan hypochondrie

0
PEGIDA waarschuwt voor ”islamisering”, de PVV wil Nederland ”de-islamiseren” en Halbe Zijlstra maakt zich zorgen om de ”bedreiging” van de Nederlandse waarden door de islam. Dat doet Zijlstra, zo vertelde hij onlangs aan Trouw, sinds hij Soumission, een boek van de Franse schrijver, Michel Houellebecq, heeft gelezen. In dit boek krijgt Frankrijk in 2022 een islamitische president en wordt het land in forse mate geïslamiseerd. Vooral de vrouwen komen er bekaaid vanaf. Ze mogen niet meer werken, geen minirok meer dragen, ze moeten zich onderwerpen aan de man en polygamie is toegestaan.

Houellebecq is één van de grootste hedendaagse schrijvers en zoals wel vaker het geval is met zijn boeken, riep Soumission in Frankrijk en ver daarbuiten heftige discussies op. Je kunt het boek lezen als een satire op de angst voor de islam of als een kritiek op de islam. De meeste mensen lezen het echter als een beschrijving van een toekomstige Europese samenleving waarin een monolitisch blok van moslims de meerderheid is gaan vormen en langs democratische weg de macht heeft overgenomen.

Soumission is geen wetenschappelijke studie, het is een roman. Het gaat niet over de werkelijkheid. Zo is van een islamitische meerderheid in Frankrijk voorlopig geen sprake. Nu is zo’n 8 procent van de Franse bevolking islamitisch en in 2030 zal volgens het Amerikaanse Pew Research Center niet meer dan 10 procent van de bevolking islamitisch zijn.

Het onderwerp van het boek van Houellebecq appelleert wel aan een breed gedragen angst: de angst voor de islam en voor islamisering. En deze angst verkoopt. Geert Wilders weet dat ook. Hij kan deze angst als geen ander exploiteren. Feiten doen dan al snel niet meer ter zake.

Wat zijn die feiten? 

In 2015 schatte het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) op basis van de Enquête Beroepsbevolking (EBB), waaraan circa 460.000 volwassen personen (18 jaar of ouder) deelnamen, dat 4,9 procent van de Nederlanders boven de 18 jaar zichzelf als moslim beschouwt. Dat betekent dat 660.000 volwassen Nederlanders vinden dat ze moslim zijn. Het aantal Nederlanders onder de 18 dat te beschouwen is als moslim, wordt door demografisch feitenchecker Flip van Dyke geschat op 337.000. Dat is inclusief kinderen van de derde generatie. In totaal waren er in 2015 967.000 moslims in Nederland, 5,75 procent van de bevolking.

Volgens het Pew Research Center zal dat percentage in 2030 zijn gestegen tot 7,8 procent en tot 9,4 procent in 2050. Pew gaat daarbij uit van een vruchtbaarheidscijfer voor moslims in Nederland van 2,4 procent, dalend in de periode tot 2050 tot 2,3 procent. Dit cijfer is zeer waarschijnlijk aan de hoge kant, omdat het vruchtbaarheidscijfer onder Turkse en Marokkaanse vrouwen, nu al gedaald is naar 2,1 procent. In de cijfers van Pew is geen rekening gehouden met de huidige instroom van asielzoekers uit islamitische landen, maar ook de remigratie lijkt niet te zijn verrekend. Zo was het aantal mensen van Turkse, Marokkaanse, Afghaanse en Somalische herkomst dat in 2015 Nederland verliet hoger dan het aantal dat zich hier vestigde.

Volgens Pew stijgt het aantal moslims, maar minder snel dan bijvoorbeeld het aantal ongelovigen dat in dezelfde periode van 42 procent (2010) zal toenemen tot 49 procent (2050).  Het aantal christenen zal de komende jaren dalen van 51 procent naar 40 procent, maar dat aantal blijft in 2050 nog altijd 4 keer zo groot als het aantal moslims.

In 2014 publiceerde het CBS De religieuze kaart van Nederland. Daaruit bleek dat in 3 van de 12 provincies moslims meer dan 5 procent van de bevolking vormen. Dat zijn Zuid-Holland (7,1 procent), Noord-Holland (6,4 procent ) en Flevoland ( 6,1 procent). Daarna volgt Utrecht met 4,5 procent. In Drenthe wonen de minste moslims: daar vormen ze slechts 0,4 procent van de bevolking.

In 34 van de 408 gemeenten ligt het percentage moslims boven de 5,5 procent. Relatief wonen de meeste moslims in Den Haag, waar 14,1 procent van de bevolking islamitisch is. Andere gemeenten met relatief veel moslims zijn Rotterdam (13,3 procent), Leerdam (12,2 procent), Schiedam (11,8 procent) en Amsterdam (11,3 procent). Ook in Maassluis (10,6 procent) en Bergen op Zoom (10,5 procent) is meer dan 10 procent van de bevolking moslim. In 163 van de 408 gemeenten vormen moslims minder dan 1 procent van de bevolking en in 64 gemeenten is 0,0 procent van de bevolking islamitisch.

Op provinciaal en stedelijk niveau vormen moslims in het grootste deel van het land dus een kleine minderheid.

Cijfers op wijkniveau zijn niet beschikbaar, maar de kans is groot dat moslims in enkele buurten in de grote steden wel een meerderheid vormen. Datzelfde geldt ook voor diverse scholen en bedrijven in die steden.

Een politieke macht vormen de moslims amper. Op stedelijk niveau nog enigszins. In Den Haag waar 14 procent van de bevolking islamitisch is, haalden de twee islamitische partijen (Partij van de Eenheid en de Islam Democraten) in 2014 samen 7 procent van de stemmen. In Rotterdam wist de islamitische politieke partij Nida 4,8 procent van de stemmen te behalen, goed voor 2 van de 45 zetels in de Rotterdamse gemeenteraad.

Op landelijk niveau vormen moslims een kleinere electorale factor: de 660.000 volwassen Nederlanders die zichzelf als moslim beschouwen zijn niet allemaal kiesgerechtigd en degene die dat wel zijn, zullen, net als andere Nederlanders, niet allemaal gaan stemmen. Stel dat de helft van hen dat wel doet, dan zijn ze bij een kiesdrempel van 60.000 stemmen waarschijnlijk hooguit goed voor 5 zetels in de Tweede Kamer. Lang niet alle Nederlandse moslims zullen echter de behoefte hebben om op een islamitische partij te stemmen, als het al überhaupt lukt een partij te starten waarin veel moslims zich herkennen.

Maar de islam institutionaliseert in Nederland toch razendsnel? Nee. Het aantal moskeeën wordt al jaren geschat tussen de 450 en 500. Moskeeën worden hooguit meer zichtbaar door locatie en uiterlijk of groter door fusies en samenwerking. Slechts 5 procent van alle moslimkinderen gaat naar een islamitische basisschool en er is in heel Nederland slechts één middelbare school op islamitische grondslag.

De geschiedenis van de Nederlandse moslimomroepen is een aaneenschakeling van tragische mislukkingen. Het is Nederlandse moslims nimmer gelukt een samenwerkingsverband te vormen waarin alle religieuze en etnische stromingen vertegenwoordigd waren.

De geschiedenis van islamitische instituties in Nederland maakt duidelijk dat van eenheid binnen de Nederlandse islamitische gemeenschap in de verste verte geen sprake is. De islam kent in Nederland een enorme diversiteit aan religieuze en etnische stromingen die niet of op zijn hoogst in zeer beperkte mate samenwerken.

De islamitische gemeenschap in Nederland is en blijft te klein, politiek te zwak en intern te veel verdeeld om een bedreiging voor de Nederlandse waarden van Zijlstra, Wilders of PEGIDA te vormen.

Zelfislamisering

Ten slotte wordt er gewaarschuwd voor ”zelfislamisering”. Wanneer dat betekent dat mensen zich beperkt in hun vrijheid voelen uit angst voor islamitisch terreur, dan kan hier niet anders dan krachtig stelling tegen genomen worden. Journalisten, tekenaars, politici, cabaretiers en alle andere stervelingen moeten zich in alle vrijheid, zonder angst voor geweld kunnen uiten. Waarbij de kanttekening moet worden gemaakt dat geweldsdreiging niet alleen uit islamitische hoek komt, maar bijvoorbeeld ook van tegenstanders van azc’s die lokale politici bedreigen.

Over zelfislamisering wordt echter ook gesproken wanneer een school met voornamelijk islamitische leerlingen Tweede Pinksterdag willen vervangen door het Suikerfeest. Of wanneer een bedrijf met veel islamitische medewerkers of klanten halal-producten verkoopt. Je kan dat als een bedreiging van joods-christelijke waarden zien, maar ook als een vorm van juist typische Hollandse koopmansgeest waarbij veel waarde wordt gehecht aan de wens van de klanten.

Het aantal moslims neemt in Nederland toe. Dat kun je ”islamisering” noemen, maar wanneer je bang bent dat een toename van het aantal moslims leidt tot een bedreiging van Nederlandse waarden, dan lijd je aan wat de socioloog Willem Schinkels een ernstige vorm van ”sociale hypochondrie” zou noemen. Dan gedraag je je als een paranoïde patiënt zonder zelfvertrouwen, die overal om zich heen bedreigingen ziet. Het recept? Meer feitenkennis, meer zelfvertrouwen en zelfbewustzijn. En ga eens in gesprek met een Nederlandse moslim, dan zal je merken dat de meesten grotendeels dezelfde waarden delen. Met die bagage kun je met veel genoegen en zonder angst een roman van Houellebecq lezen.

AKP krijgt geest van vrijheid niet meer terug in de fles

0
En zo ben je opeens columnist bij een krant die jouw krant niet meer is, althans de moederkrant. Alleen de buitenlandse affiliaties van de Turkse krant Zaman presenteren nog het aloude onversneden Zaman-geluid. De moederkrant is overvallen en overgenomen door het AKP-bewind en gereduceerd tot de zoveelste spreekbuis van president Erdogan , en dat terwijl hij al over zo veel spreekbuizen beschikt. Het is de zoveelste oekaze van een bewind dat bezig is een – redelijk – goed functionerende democratie de nek om te draaien. Nu al kan beter het label autocratie op Turkije geplakt worden. Of toch niet? Komt er echt geen einde aan de glijvlucht naar beneden? Weet de Turkse democratie zich van de plaag van Erdogan en de zijnen op democratische wijze te ontdoen? De moderne geschiedenis van Turkije laat immers zien dat ‘grote mannen’ kwamen en gingen. En ook aan het tijdperk Erdogan zal ooit een eind komen. Laten we de ontwikkelingen van de laatste tijd eens onder de loep nemen.

In de eerste plaats kan worden vastgesteld dat de Turkse pers zich niet laat muilkorven. Zaman was nog niet ontmanteld of de redactie bracht al een andere krant uit onder een andere naam. Ze was slim: ze had deze actie zien aankomen, financiële middelen apart gezet en de technische voorbereidingen getroffen om met een nieuwe krant te komen. Nu besef ik wel dat het niet alle overgenomen kranten is gegeven om stante pede met een nieuwe krant uit te komen, maar Erdogan is wel gewaarschuwd. De pers is niet onder de indruk van zijn actie.

De gebeurtenissen rond Zaman doen me ook denken aan de Gezi Park-protesten. Een waaier aan bevolkingsgroepen ging de straat op, oorspronkelijk naar aanleiding van de voorgenomen verwijdering van een park in het centrum van ?stanbul, maar feitelijk om haar ongenoegen te uiten over het autocratische beleid van de president. De protesten werden hard neergeslagen, maar de geest was uit de fles en dat is hij nog steeds.

Erdogan en zijn trouwe vazal premier Davutoglu hebben de woede van nog meer mensen op de hals gehaald. Het neerschieten van een Russische straaljager die over Turks grondgebied zou hebben gevlogen lokte felle reacties van de Russische president Poetin op. Het toeristische vliegverkeer tussen beide landen werd stopgezet met als gevolg dat veel Russische boekingen werden geannuleerd en hotels aan de Turkse zuidkust leegstaan.

Ook in de kwestie van de Koerden gaat Erdogan vol op het orgel. Waar hij tijdens zijn bewind eigenlijk al heel ver gekomen was met het vredesproces met de Koerden, daar wijzigde zich de situatie dramatisch met als resultaat dat steden in het (zuid)oosten van het land nu het toneel zijn van beschietingen en ontheemding. Erdogan vreest voor de vestiging van een Koerdische entiteit in het volkomen gedesintegreerde Syrië en de invloed die deze staat in wording kan hebben op het onafhankelijkheidsstreven van de PKK. Bovendien moet Erdogan zuur vaststellen dat de Amerikanen de Syrische Koerden steunen in hun strijd. De vraag is hoe lang Erdogan zijn strafexpedities kan voortzetten tegen de Koerden.

Tijdens de laatste Turkse-Europese top is een principeakkoord bereikt over de vluchtelingencrisis. Vanzelfsprekend presenteerde Davutoglu het akkoord als een succes in zijn land. Maar Turkije moet nu echt gaan doen wat het al die tijd verzuimd heeft te doen: de lekke westgrens definitief afsluiten. Openhouden is geen optie meer, omdat Griekenland dan een grote gevangenis wordt, de Balkan is immers afgesloten, en een nog grotere crisis in Griekenland, feitelijk veroorzaakt door Turkije, kan het hele akkoord, het toegezegde geld en de opheffing van de Europese visumplicht, in gevaar brengen.

Zo kan het ook zomaar zijn dat Erdogan in dit nu al historische jaar pas op de plaats moet gaan maken. Er zijn eenvoudigweg te veel factoren, binnenlandse en buitenlandse, die zijn politieke bestaan bedreigen. De oude Zaman heeft hij vakkundig de nek omgedraaid, maar de geest van vrijheid en democratie krijgt hij niet meer terug in de fles.

Erdogan boos maken is laatste wat EU nu wil

0
Je zou bijna aan samenhang gaan denken: dat de Turkse regering bewust vorige week vrijdag heeft uitgezocht om één van de grootste oppositiekranten monddood te maken. De uitschakeling van Zaman kwam tenslotte aan de vooravond van Turks-Europese onderhandelingen over de vluchtelingencrisis. Europa staat het water inmiddels aan de lippen: het is de vragende partij, en wil geen enkel risico lopen dat de afspraken over Turkse terugname van migranten mislukken. Nu een punt maken van de fundamentele aantasting van de persvrijheid, en zich daarmee opnieuw de gramschap van Erdogan op de hals halen: dat is het laatste waarop Brussel zit te wachten. Schengen staat op springen, en daarmee één van de basisbeginselen van de EU: die redden gaat vóór.

De justitiële coup bij Zaman komt, gezien wat er de afgelopen paar jaar is gebeurd, zeker niet onverwachts. Sinds Erdogan met de verloren verkiezingen van juni de mogelijkheid van verlies van de macht onder ogen heeft moeten zien, staat alles in het teken van machtsbehoud. Het laten mislukken van de coalitieonderhandelingen en het opstoken van de Koerdische brandhaard waren de eerste middelen om dit te bereiken; zijn ik-of-de-chaos-campagne voor de nieuwe verkiezingen in november werd vervolgens met herovering van de absolute meerderheid beloond. Om het risico bij volgende verkiezingen te minimaliseren, moet nu de pers monddood worden gemaakt: het soort van gelijkschakeling waarvan het meest sprekende voorbeeld geleverd wordt door Poetin. Die is in Syrië de grote geostrategische tegenstander, maar mentaal een grote geestverwant.

Laat ik eerlijk zijn: dat Erdogan zover zou gaan en ook zover kan gaan als hij inmiddels gaat, had ik een paar jaar geleden niet verwacht. Ofschoon altijd een stuk sceptischer dan degenen die Turkije in ijltempo Europese waarden meenden te zien omhelzen, was ik er van uitgegaan dat weliswaar enerzijds een modeldemocratie (en daarmee een EU-lidmaatschap) niet in enige decennia binnen handbereik zou liggen, maar dat ook, anderzijds, Turkije niet meer in een volslagen schijndemocratie à la Rusland zou kunnen veranderen. Het zat er tussenin, en zou er mijns inziens nog lang tussenin blijven zitten.

In mijn ogen verhield Turkije zich in dat opzicht tot Egypte, als Oekraïne zich verhoudt tot Rusland. In Egypte en Rusland stelt de civil society niets voor, en vormt Justitie volledig het verlengstuk van de politiek. Telefoonrechtspraak heette dat in Moskou in Sovjet-tijden: het Kremlin liet de rechterlijke macht weten welke straf aan tegenstanders opgelegd moest worden – en bij Sisi gaat het er sinds zijn coup de facto niet anders aan toe dan bij Poetin. Verkiezingen zijn een scherts, en kunnen er, door de greep op de pers, met onwaarschijnlijk hoge percentages gewonnen worden. Demonstreren daartegen durft (vrijwel) niemand, en in elk geval blijft dat zonder effect. Het zijn slechts bescheiden minderheden die protesteren; zowel in Caïro als in Moskou gelooft de overgrote meerderheid van de bevolking heilig in ‘sterke leiders’ met bijbehorende macht.

In Oekraïne en Turkije is daarentegen – zie Maidan en Taksim – het maatschappelijk middenveld te sterk ontwikkeld (en de burger daardoor te zelfbewust) om zo maar even terzijde geschoven te kunnen worden. Tegelijk is, dat middenveld ook nog te zwak om echt te kunnen overwinnen, mede getuige de endemische corruptie. Jongere generaties komen daartegen massaal in verzet, maar ontberen de middelen om een definitieve doorbraak ten goede te forceren. Daarvoor zijn de oude structuren en is de oude cliëntelistisch-patriarchale mentaliteit te taai, wat tot een permanente crisissituatie en een heen-en-weer-golven tussen meer democratie en meer autocratie leidt.

Het is een strijd die zeker nog decennia zal duren. In Oekraïne gaat het momenteel met veel vallen en opstaan even de goede kant op, in Turkije – dat moet inmiddels helaas zonder enige reserve geconstateerd worden –daarentegen juist in hoog tempo bergafwaarts. Veel meer en veel sneller bergafwaarts ook dan ik zelf tot voor kort voor mogelijk had gehouden, ervan uitgaande dat Erdogan s verdere machtsusurpatie zoveel verzet zou oproepen dat Erdogan er zélf voor terug zou schrikken die door te zetten. Niet in de laatste plaats met het oog op de publieke opinie in de EU, waarvan Turkije officieel immers nog altijd lid wil worden.

Alleen is die rem nu weggevallen, omdat Brussel even geen enkele consequenties aan het opdoeken van de rechtsstaat durft te verbinden. Europa staat erbij en kijkt ernaar, omdat het voor de oplossing van de momenteel als meest bedreigend ervaren crisis – de enorme instroom aan vluchtelingen uit vooral Syrië – van de goodwill van Turkije afhankelijk weet. Al eerder werd de publicatie van een eigen kritisch EU-rapport over de mensenrechtensituatie in Turkije door de Europese politieke top als nu-even-niet-opportuun uitgesteld, teneinde Erdogan in zijn verkiezingscampagne niet voor de voeten te lopen. Inmiddels kijkt Europa nog veel meer weg dan voorheen.

Daarbij speelt ongetwijfeld een rol dat juist op een, nu voor Europa zo cruciaal punt, Brussel weinig recht heeft om Ankara te bekritiseren: inzake het vluchtelingenbeleid. Ankara kan niet nalaten er vilein op te wijzen dat het zelf zonder stennis te schoppen zo’n 3 miljoen vluchtelingen op circa 80 miljoen inwoners opvangt, en Europa bij amper een derde daarvan op een zesmaal zo grote bevolking al in paniek raakt. Daarom durft Brussel nu helaas geen consequenties te trekken uit het toenemend autocratisch opereren van Erdogan , ofschoon dit juist het weer opstarten van de toetredingsonderhandelingen – althans indien men de eigen criteria nog serieus wenst te nemen – momenteel zinlozer maakt dan ooit.