Nog maar enkele decennia terug voerden Turks-Nederlandse arbeidersbewegingen de boventoon als het ging om rechten van minderheden, maar inmiddels weten de jongeren niet meer van hun bestaan. Waar zijn ze gebleven en waardoor zijn ze niet meer zichtbaar?
‘Nou, en of we successen gehad hebben!’ De ogen van Mustafa Ayranci (65) beginnen te glinsteren achter zijn brilglazen wanneer hij vertelt over de daden van zijn HTIB (Hollanda Türkiyeli Isciler Birligi), de Turkse Arbeidersbeweging in Nederland. Met protestmarsen, debatten en demonstraties zijn in de laatste decennia van de vorige eeuw problemen van gastarbeiders aan de kaak gesteld. ‘Gelijke rechten waren het doel en die hebben we ook gekregen’, stelt Mustafa voldaan vast. Hoewel er nog altijd problemen zijn die alle Turkse Nederlanders dagelijks raken, zijn tegenwoordig niet de arbeidersbewegingen maar vooral de conservatieve en religieuze organisaties opvallend aanwezig in de media. Met optochten en Turkse vlaggen bepalen zij de beeldvorming rondom Turks Nederland, terwijl de linkse organisaties het laten afweten. Waar zijn de arbeidersbewegingen toch gebleven? De Kanttekening ging op zoek naar een verklaring bij de voormannen van weleer.
Actievoeren
Mustafa Ayranci vertelt graag over de geschiedenis van HTIB. Hij is voorzitter van deze organisatie, de oudste en waarschijnlijk ook invloedrijkste links-georiënteerde Turkse beweging in Nederland. ‘HTIB is opgericht in 1974 met twee doelen: bevordering van de democratie in Turkije en gelijke rechten in Nederland.’ Vooral dat laatste doel lijkt grotendeels bereikt te zijn; in het jaar van oprichting werd mede dankzij de beweging de huisvesting van gastarbeiders sterk verbeterd. Meer successen volgden in de jaren daarna; een generaal pardon voor illegale gastarbeiders, het zogenaamde ‘1 november-artikel’ (wet arbeid buitenlandse werknemers), de verbetering van de rechtspositie van gastarbeiders, stemrecht voor de gemeenteraadsverkiezingen en in 1994 de laatste grote overwinning: gastarbeiders – inmiddels migranten geheten – kregen stemrecht voor de landelijke verkiezingen. ‘Dat hebben we allemaal bereikt met actievoeren’, zegt Ayranci, ‘met protesteren, debatteren, onze stem laten horen in de Tweede Kamer.’
Tegenwoordig richt HTIB haar pijlen op andere zaken, zoals huiselijk, eergerelateerd en seksueel geweld, maar ook homorechten, eenzaamheid bij ouderen en lage lonen. Ze zijn nog steeds actief, benadrukt Ayranci, maar hij erkent ook dat de interesse is teruggelopen. ‘Waar vroeger op een gemiddelde avond de opkomst rond de honderdvijftig, tweehonderd mensen lag, zijn sommigen tegenwoordig al tevreden met vijftig.’ Vooral de jongeren zijn niet meer zo geïnteresseerd. ‘Ze zijn allemaal bezig met hun telefoontjes, hun carrière. De maatschappij is enorm geïndividualiseerd, de solidariteit is afgenomen – wie heeft nu nog tijd om, zoals ik, als vrijwilliger vanaf negen uur de hele dag op kantoor te zitten?’
Generatiekloof
Historicus en activist Tayfun Balcik (33) heeft persoonlijk ervaring met het HTIB van de afgelopen jaren, maar raakte uiteindelijk gedesillusioneerd. Volgens hem ondervinden de Turks-Nederlandse linkse bewegingen de gevolgen van het veranderende karakter van de ‘Turkse gemeenschap’ in Nederland. ‘De nieuwe generatie Turkse Nederlanders is deel gaan uitmaken van een hybride cultuur, waarin de organisaties van vroeger allang niet meer centraal staan.’ Deze generatie herkent zich minder in de klassieke Turkse organisaties die alles nog doen op de ouderwetse Turkse manier. ‘Bij de linkse organisaties blijft men consequent enkel Turks spreken, de socialistische leuzen herhalen en met elkaar de Internationale (wereldwijd strijdlied van de arbeidersbeweging, red.) zingen.’
Deniz Karaman (33), ooit betrokken bij HTIB en tegenwoordig raadslid voor GroenLinks in Amsterdam, onderschrijft dat de verminderde interesse te maken heeft met een generatiekloof. ‘Jongeren identificeren zich minder met de specifiek Turkse strijd. Wij zoeken nu aansluiting bij diverse transnationale, progressieve bewegingen.’
Karaman kan gezien worden als een verpersoonlijking van de transformatie van de linkse Turks- Nederlandse jongere. In 2004, toen Karaman actief was bij HTIB, vormde hij samen met Tofik Dibi (38) en Emre Ünver (36) de jonge garde met vernieuwingsdrang. Ze wilden HTIB omvormen tot precies zo’n multi-etnische progressieve beweging, maar de pogingen werden gestaakt – het bleek dat de oudere generatie nog te zeer gehecht was aan de traditionele vorm van HTIB. ‘Er was het risico dat we met onze vernieuwing de ouderen, die nog wel baat bij en behoefte hebben aan zo’n HTIB, van ons zouden vervreemden. Toen zijn we maar onze eigen weg gegaan.’
Alle drie zijn opgepikt door de landelijke linkse partijen. Dibi werd in snel tempo een prominent van GroenLinks, Ünver was jarenlang gemeenteraadslid in Amsterdam van de PvdA en ook Karaman is na een lang verblijf in het buitenland sinds maart van dit jaar gemeenteraadslid in Amsterdam voor GroenLinks. Een exclusief linkse Turkse identiteit hebben ze achter zich gelaten in ruil voor een rol in de landelijk linkse partijen.
Onderwijs in eigen taal
Zeki Arslan (58), onderwijskundige en integratie-expert, volgt de linkse bewegingen al langer van een afstand. Hij ziet naast de generatiekloof nog andere belemmeringen voor hen: een gebrek aan middelen en politieke goodwill. ‘In tegenstelling tot de religieuzere en rechtse Turkse bewegingen, was Turks links altijd principieel op Nederland gericht. Het weigerde middelen uit Turkije en de achterban kende geen rijke ondernemers die enorme bedragen konden doneren.’ Van de Nederlandse overheid konden ze echter ook niet veel steun verwachten, zegt Arslan. ‘Die zag hen vooral als lastpakken die thema’s bepleitten waar helemaal geen brood in zat, zoals onderwijs in eigen taal.’ Terwijl landelijk links langzaam verschoof naar thema’s over de nationale identiteit, werden arbeidersorganisaties steeds meer van de vergadertafel geweerd en niet serieus genomen door vakbonden en politieke partijen. ‘Ze hebben geen kans gekregen om invloed uit te oefenen, hun positie te waarborgen en zichtbaar te blijven. De landelijke partijen hebben eigenlijk Turks-Nederlands links in de steek gelaten.’
Volgens Arslan wordt deze situatie misschien wel het beste geïllustreerd door de tragedie van onderwijs in eigen taal. ‘Ondanks de steun van Turks-Nederlandse arbeidersorganisaties met ijzersterke argumenten vóór behoud, is dit experiment in 2004 beëindigd. Onder druk van het opkomende nationalisme weigerde de overheid om dit nog langer op de eigen scholen te faciliteren.’ Het gat dat de overheid heeft laten vallen wordt nu opgevuld door andere groepen: recentelijk zijn er nieuwe initiatieven aangekondigd om weekendscholen op te richten, maar deze keer met geld uit Ankara. ‘Welke koers de scholen gaan varen valt nog te bezien, maar het lijkt dat de Haagse hokjesgeest op deze manier verdere segregatie in de hand heeft gewerkt.’
Succesvolle vlaggenzwaaiers
Ondanks de moeilijkheden benadrukt Arslan de rol die de Turks-Nederlandse organisaties gespeeld hebben. ‘Ze hebben wel degelijk een zinvolle bijdrage geleverd aan de emancipatie van de Turkse gemeenschap in Nederland. Belangrijke thema’s als vrouwenemancipatie, inzet voor vrede en veiligheid en solidariteit staan nog steeds op de agenda.’ Met de klassenstrijd scoor je echter niet meer, constateert hij. ‘Linkse ideologie, die inherent tegen verzuiling en identiteitsvastheid is gekant, kalft af in deze tijd waarin de zuilen weer terugkeren.’ De linkse thema’s lijken meer en meer op relikwieën uit een voorbije tijd.
In tegenstelling tot de linkse Turks-Nederlandse organisaties, lijken rechts-religieuze organisaties afgelopen jaren geen problemen te hebben met het aanspreken en mobiliseren van de eigen achterban. De laatste jaren zijn zij – en de jongeren in hun organisaties – steeds zichtbaarder geworden.
‘Conservatieve groepen passen goed in Nederland, waar verzuiling de norm is. Bijvoorbeeld in de wetgeving, waar het omroepbestel en het onderwijs voor elke groep apart zijn geregeld, maar ook het politieke klimaat van de afgelopen jaren’, zegt Arslan. ‘Politici spelen in op de herwaardering van de eigen nationale en religieuze identiteit en de linkse organisaties hebben het nakijken.’ Zo bezien zijn politici als Tunahan Kuzu en Selcuk Öztürk symbolisch voor die verschuiving. Arslan knikt: ‘Ze hadden de tijdsgeest goed te pakken toen ze de PvdA verlieten om Denk op te richten.’
Gelet op het Nederlandse publieke debat, is het volgens Karaman niet zo vreemd dat conservatieve organisaties succesvoller zijn. ‘Het zijn vooral de conservatieve Turken die worden weggezet. In de media valt niemand over de linkse jongeren, niemand heeft het over ons.’ De linkse Turkse jongeren voelen zich niet aangesproken als opiniemakers zich weer eens beklagen over vermaledijde Turkse vlaggenzwaaiers en Erdogan-fans. ‘Maar alsnog’, zegt Karaman, ‘zien de mensen op straat het verschil niet en worden we als homogene groep gezien. Ik voel me niet aangesproken, maar uiteindelijk treft discriminatie ons allemaal.’
Relikwieën
Voor Balcik ligt de oplossing voor linkse organisaties in het verkleinen van de kloof tussen hen de conservatievere organisaties en samen te strijden tegen gedeelde problemen als discriminatie. Volgens hem hebben de linkse organisaties absoluut geen gebrek gehad aan identiteitspolitiek; het verhaal van de ‘gezamenlijke klassenstrijd’ en opkomen voor alle Turken is voor een groot deel vernis, zegt hij. ‘In de praktijk worden vooral de belangen van klassiek Turkse ‘linkse’ groepen – de alevieten, Koerden en Armeniërs – behartigd.’ Hij geeft het voorbeeld van een poëzieavond, waar gemoedelijk samen wordt gegeten en naar de traditionele saz (Turkse luit) wordt geluisterd. ‘Zelfs in die gedichten zitten venijnige regels waarin wordt afgegeven op de vijand – Turkse nationalistische en religieuze boemannen.’
‘Ik snap het wel’, zegt Balcik. ‘Als je in elkaar wordt geslagen omdat je Koerd bent, ga je je natuurlijk meer Koerdisch voelen en je afzetten tegen de anderen.’ Volgens hem wordt de situatie daardoor echter enkel verergerd. De soennitische arbeider wordt genegeerd, buitengesloten en kan vervolgens worden opgepikt door het ‘religieus-rechtse’ deel van de Turkse gemeenschap. De dialoog heeft geen kans gekregen en de verschillende groepen blijven afstandelijk, zegt Balcik. ‘De maatschappij verandert. Als jij niet mee verandert, verdwijn je.’
Principes
Mustafa Ayranci is het eens met Balciks suggestie dat dialoog belangrijk is, maar er is wat hem betreft een grens. ‘Je moet principes hebben. Als vanuit de moskee jongetjes wordt verboden om met Nederlandse vrienden naar het zwembad te gaan, ‘want dat zijn varkentjes op twee benen’, dat kan toch niet? Dat is ook racisme. Je kunt niet samen racisme aan de kant van de overheid bestrijden als je zelf ook aan racisme doet.’ Wat dat betreft is Ayranci heel beducht voor de islamitische Turkse bewegingen die nu actief zijn, van hun opstelling jegens autochtone Nederlanders tot aan de manier waarop ze de Turks-Nederlandse samenleving bejegenen. ‘En als ik daar wat van zeg, word ik meteen bestempeld tot landverrader!’ Voor Ayranci is het duidelijk: de dialoog is essentieel, maar niet ten koste van principes.
Het gevolg van deze principes is dat HTIB de koers blijft varen die ze altijd al heeft aangehouden. ‘Vergis je niet’, drukt Karaman op het hart, ‘voor veel mensen is HTIB nog steeds nodig en de enige plek waar zij zich thuis voelen.’ Maar als ze niet veranderen zal de organisatie niet aan belang winnen, erkent hij. ‘De groep voor wie zij relevant is wordt helaas steeds kleiner.’ Op den duur zal de organisatie ophouden te bestaan, maar Karaman kijkt naar de positieve kant. ‘Het is juist goed als de bestaansreden wegvalt, dat zou hopelijk betekenen dat we een nieuwe plek in de samenleving hebben gevonden. Wat dat betreft is het net als in de liefde: het einde is treurig, maar uiteindelijk is het beter zo.’
Nu u hier toch bent...
Goede journalistiek kost geld. Leden en donaties maken onze gebalanceerde berichtgeving over biculturaliteit, zingeving en vrijheid mogelijk. Steun ons daarom als u ons werk belangrijk vindt.
Vertel mij meer!