De Kanttekening vroeg zes ‘nieuwe’ Nederlanders wat vaderlandsliefde voor hen betekent.
Vaderlandsliefde kan betekenen dat je juicht als je land een doelpunt maakt op het wereldkampioenschap voetbal, maar het kan ook betekenen dat je je leven wil geven voor dat land. Nieuwe Nederlanders kunnen twee landen kiezen waar zij trots op zijn: Nederland en hun herkomstland.
Chris Polanen (54, geboren in Paramaribo, Suriname)
‘In 1983 kwam ik hier om te studeren. Sindsdien heb mijzelf heel vaak afgevraagd hoeveel ik van Suriname hou en wat dat dan inhoudt. Daarom heb ik het heel concreet gemaakt. Vaderlandsliefde is voor mij Paramaribo, de omgeving waar ik ben opgegroeid en de plekken waar ik ging sporten en paardrijden. Er zijn ook heel veel plekken waar ik niet ben geweest of die ik niet leuk vind. Ik hou niet zo van de bossen en het binnenland van Suriname. De rivier, daar hou ik wel van – een woeste oerkracht. In Nederland ben ik wel wat nuchterder gaan kijken naar mijn vaderland. Als je net weg bent uit Suriname, is de heimwee en de liefde voor het land heel sterk – abstracter ook. Hoe langer je weg bent, hoe beter en concreter je gaat kijken en hoe kleiner het gevoel van verbondenheid wordt. Wat voor mij ook meespeelt, is dat het zo ontzettend slecht gaat in Suriname. De uitzichtloosheid dwingt mij om afstand te nemen. Je kunt ook van iemand houden als het heel slecht gaat. Maar je neemt op een gegeven moment ook afstand, om geen pijn te hebben. Ik denk dat veel Surinamers in Nederland op die manier ook losgeweekt zijn van Suriname. Dat probeer ik in mijn boek Waterjager ook te laten zien. Als je na lange tijd teruggaat naar je land, is het eigenlijk een vreemd land geworden.’
Georgios Andronikidis (33, geboren in Etolemais, Griekenland)
‘Al elf jaar woon ik in Nederland. Ik ben hier komen studeren, Technische Informatica in Delft. In Nederland mis ik Griekenland en in Griekenland mis ik Nederland. Al mijn familie woont daar nog, dus ik ben er minstens drie keer per jaar. Het mooie aan Griekenland is dat het hele levensritme er wat langzamer is. Ik vind de kwaliteit van leven beter. Iedere avond kun je er buiten zitten met vrienden. In Nederland kan het ook, maar niemand doet het. Volwassen mensen met een baan gaan hier naar huis, koken en dan vroeg naar bed. Mijn vriendenkring is vrij Nederlands, een beetje internationaal ook, ik zit niet in een getto met Griekse vrienden. Maar mijn liefde voor Griekenland is eigenlijk niet veranderd de afgelopen jaren.’
Abdel Setta (38, groeide tot zijn dertiende op in Berkane, Marokko)
‘Ik heb een leuke jeugd gehad in Berkane, toen een kleine stad, nu een grotere stad met meer dan 300.000 inwoners, in het Noorden aan de grens met Algerije. Ik kom er nooit meer. De meerderheid van mijn familie woont in Frankrijk. Mijn vader is uiteindelijk terechtgekomen in Nederland. Hij bleef ook hier wonen toen wij, de kinderen, teruggingen naar Marokko. Toen ik zelf terugkwam naar Amsterdam, op de Orteliusstraat, woonden mijn jongste broertje en zusjes er al. Omdat mijn broertje en vader hier al vrienden hadden, draaide ik direct soepel mee.
Eigenlijk voel ik mij helemaal Nederlander. Nederland is mijn vaderland. Tussen 1991 en 2006 ben ik nooit naar Marokko geweest. Daarna zag ik Marokko meer als het ideale vakantieland. Ik ga met mij vrouw en kinderen twee keer per jaar naar Marrakesh en Agadir, zoals de meeste toeristen. Je kunt er lekker eten, de zon schijnt en ik spreek de taal.
Dat ik Marokko toch meer als een tweede thuis ben gaan zien, is eigenlijk pas de laatste vier jaar het geval. Ik herken dat van mijn vader, ik denk dat het de leeftijd is. Mijn vader houdt van Marokko, maar na drie weken verveelt hij zich er dood. Als ik lang ben weg geweest, dan mis ik Nederland. Vaderlandsliefde is voor mij een gevoel van thuis komen: alles is hier goed geregeld, het helder communiceren, duidelijke afspraken. Ik hou daarvan. Ik ben zelf ook zo.
Maar wat ik zeker bewonder aan de Marokkaanse cultuur is de ongelofelijke gastvrijheid. Ik ben onlangs gaan klimmen op de Toubkal. In de kleine dorpjes waar je dan doorheen loopt kun je gewoon aankloppen bij wildvreemde mensen, voor een slaapplek, voor eten. Daar kunnen wij hier wel wat van leren, ook de Marokkanen hier.’
Martin Giera (38, geboren in Schwäbisch Hall, Duitsland)
‘Ik woon nu ruim acht jaar in Nederland. Ik ben gaan werken als assistent professor op de Vrije Universiteit in Amsterdam. Of ik van Duitsland hou? Inmiddels wel, maar dat heeft bijna dertig jaar geduurd. Je mag als Duitser eigenlijk niet van Duitsland houden. En het probleem is: als ik dit zeg, klink ik al direct als een extreem-rechtse lul. Het is raar om van Duitsland te houden.
Ik ben van de Enkelgeneration, de kleinkindgeneratie. We dragen nog steeds de last van onze grootouders. Op school leerde we over het Derde Rijk. Vanaf je twaalfde komt de Holocaust echt binnen, ieder jaar, totdat je achttien bent, drie uur per week kregen we lessen daarover.
Soms vraag ik mij af of ik het overdrijf, maar het had wel impact. Zo veel dat ik er op een bepaald moment wel genoeg van had. Hoeveel protestanten en katholieken op Adolf Hitler stemden. Hoe het nationaal-socialisme aansloot bij het geloof. Het werkte ook door in vakken als Duits. Dan las ik Wie Hitler das Rosa Kaninchen stahl (Toen Hitler een roze konijn stal, roman over de Tweede Wereldoorlog uit 1971, red.). Ik was blij dat ik in mijn laatste jaar een leraar had die op de SPD stemde en ook de andere kant van Duitsland liet zien. Van hem mochten we tenminste nog een beetje Bertolt Brecht lezen.
Toen ik ouder ben ik Duitsland vanaf een afstandje gaan bekijken. Misschien ook sinds ik in Nederland woon. Toen ik zag welke racistische grappen en opmerkingen er hier in de krant worden gemaakt, of op tv in mainstreammedia kwam bij mij het besef: dit zou in Duitsland echt niet kunnen! Ik heb geleerd om wat neutraler te kijken naar wat we in Duitsland allemaal wel goed geregeld hebben. Dan heb ik het over zorgverzekeringen en het maken van mooie auto’s waarin iedereen wil rijden en hoe Duitsland nu vluchtelingen opvangt – ja, goed vanuit een schuld van het verleden misschien, maar toch. Probleem blijft, als je van Duitsland houdt en dit uitspreekt, dan zit je toch bijna direct in de extreem-rechtse hoek. Zo voel ik dat zelf tenminste. De ironie is, dat speelt juist rechts in de kaart. Als Duitsers weer op een normale beschaafde manier trots mogen zijn op hun land, dat is, op de goede dingen, dan kan dat de aantrekkelijkheid van extreem-rechts misschien wel minder maken. Ik denk dat dat vaderlandsliefde is: trots zijn op de goede dingen.’
Armand Sag (33, zijn ouders komen uit Turkije)
‘Ik ben opgegroeid in de toen nog vrij witte wijk Overvecht in Utrecht. Op een dag kwam ik thuis en was er op de deur gekalkt: ‘Weg Turken!’ Ik was toen zes of zeven. Kort daarna was er een demonstratie tegen racisme. Mijn zus zei: ‘Daar moeten wij naar toe.’ Ik zei: ‘Ja, want ik ben ook tegen racisme!’ Mijn zus zei toen: ‘Nee Armand, jij bent iemand die beschermd moet worden tegen racisme.’ Ik moest huilen. Toen pas had ik het door: ik ben anders. Dat was wel confronterend voor me. Ik voelde mij tot die tijd gewoon Nederlander. Dat werd later complexer toen ik ook op school werd aangesproken als ‘Turk’. Uiteindelijk heb ik ergens de stap gemaakt om in de schoolpauze bij ‘de Turken’ te gaan zitten. Toen ik zestien was denk ik. Ik zeg altijd dat ik geluk heb gehad dat ik naar de universiteit ging en geschiedenis heb gestudeerd. In die klas zat één Marokkaan. Die is naar een jaar accountancy gaan studeren, wat alle Turken en Marokkanen doen.
Mijn vaderlandsliefde voor Turkije bestaat uit affiniteit met de taal en de cultuur. Mijn liefde voor Turkije omschrijf ik altijd in één zin: op een heel warme zomeravond vis eten terwijl ik raki drink. Het is niet zo dat ik mijn leven voor Turkije zou geven.
Ik voel me echt thuis in Nederland. Eigenlijk is dat de laatste jaren alleen maar meer gegroeid. Voor mij is Nederlander zijn: met vrienden een biertje drinken na het werk. In Turkije zie je dat disco’s, alcohol en gemengd uitgaan steeds minder geaccepteerd worden. Ik had liever gezien dat het de andere kant was opgegaan met Turkije. De Hollandse directheid en nuchterheid, de vrijheid om te zeggen wat je wil, daar zit mijn vaderlandsliefde in voor Nederland.’
Inge Hendrickx (41, geboren in Mechelen, België)
‘Ik hou van België. Ik voel mij het meest Belg als ik Vlaams spreek. En als mensen zeggen dat ik Nederlands ben, zeg ik ook altijd meteen dat ik Belgisch ben. En met trots ook. Ik geef taallessen Nederlands bij booking.com en ik begin iedere les met het verhaal dat ik Belg ben en Nederlands spreek. Ook cultureel voel ik mij Belg. We zijn niet zo direct. Het zit hem in de kleine woordjes en gedrag. In België voel ik mij ook thuis omdat de samenleving cultureel heel gemixt is. Meer dan hier denk ik soms. In Brussel waar ik lang heb gewoond, had ik vriendengroepen die bestonden uit Frans- en Nederlands-taligen, Congolezen, Tunesiërs en Marokkanen. Hier zie ik dat minder. Last-minute afspreken kan in België ook gemakkelijker.
België is ook een beetje vuil. Lelijke gebouwen, vies ook een beetje. Minder aangeharkt. Ik vind dat heerlijk. Ik denk niet dat het er ooit nog van gaat komen dat ik terug ga naar België.
Ik hou vooral van de Vlaamse taal, bijvoorbeeld bepaalde koosnaampjes zoals susseke (troostdekentje, red.) en een gezegde als ‘nee misschien’ wat ‘absoluut’ betekent. In Nederland wordt dat niet begrepen. En het Waalse equivalent non peut être wordt niet begrepen in Frankrijk. Mijn vaderland is als een slecht huwelijk dat nooit kapot gaat, ondanks alle onderlinge kweddelen (kleine maar emotioneel geladen problemen, red.).’
Nu u hier toch bent...
Goede journalistiek kost geld. Leden en donaties maken onze gebalanceerde berichtgeving over biculturaliteit, zingeving en vrijheid mogelijk. Steun ons daarom als u ons werk belangrijk vindt.
Vertel mij meer!