15.1 C
Amsterdam
Home Blog Pagina 190

Egypte luidt derde en laatste termijn van president Sisi in

0

Abdel Fattah al-Sisi begint morgen aan zijn derde termijn als president van Egypte, aldus de Arabische nieuwszender Al Jazeera. Hij mag volgens de Egyptische grondwet maximaal drie termijnen aan de macht zijn.

De inwijdingsceremonie vindt plaats in wat de nieuwe administratieve hoofdstad van Egypte moet worden, een stad in aanbouw buiten Caïro.

De 69-jarige Sisi is nu meer dan tien jaar aan de macht en voert een autoritair bewind. Hij werd president in 2013, toen het leger de democratisch gekozen regering van de Moslimbroederschap afzette. De Moslimbroeders opereren sindsdien ondergronds en worden vervolgd in Egypte. Duizenden zitten in de gevangenis, tientallen zijn geëxecuteerd.

Sisi won de presidentsverkiezingen in 2013 ruim, met 89,6 procent van de stemmen. Hij nam het op tegen drie onbekende en kansloze kandidaten. In 2018 won Sisi de presidentsverkiezingen met 97 procent van de stemmen.

Duitse rechtbank: omstreden Palestinaleus niet onwettig

0

De pro-Palestijnse leus ‘From the river to sea, Palestine will be free’ is niet onwettig en valt binnen de vrijheid van meningsuiting en vergadering. Dit heeft de Duitse rechtbank in Hessen geoordeeld. 

De autoriteiten hadden het gebruik van de pro-Palestijnse leus tijdens een bijeenkomst in Frankfurt verboden. De organisatoren gingen in beroep. Het verbod blijkt nu ‘onwettig’ te zijn. Volgens de Duitse rechter ontbreekt er een ‘deugdelijke rechtsgrondslag’ voor het verbod.

De slogan geeft uitdrukking aan het verlangen van een ‘vrij Palestina’ van de (Jordaan)rivier tot aan de Middellandse Zee, dus inclusief het grondgebied van Israël binnen de huidige grenzen.

De rechter erkent dat dit een politiek zeer controversiële wens is, maar in principe zijn er verschillende politieke middelen denkbaar om het abstracte doel van een vrij Palestina te bereiken, bijvoorbeeld door internationale verdragen te honoreren, een tweestatenoplossing, een eenheidsstaat met gelijke burgerrechten voor Israëli’s en Palestijnen, of door gewapende strijd, noemt de rechter.

De autoriteiten hebben volgens de rechter ‘geen concreet bewijs’ geleverd dat het luttele scanderen van de slogan noodzakelijkerwijs moet worden uitgelegd als een oproep tot terreur tegen Israël. Alleen wanneer de slogan in de context van de verboden organisatie Hamas wordt gescandeerd kan er een preventief verbod worden opgelegd.

Netanyahu wil Al Jazeera verbannen uit Israël

0

De Arabische nieuwszender Al Jazeera mag binnenkort niet meer opereren in Israël. De Israëlische premier Benjamin Natanyahu beloofde maandag ‘de activiteiten van Al Jazeera in het land te stoppen’. 

Het Israëlische parlement nam met 71 stemmen voor en 10 tegen een controversiële wet aan die ministers de bevoegdheid geeft om buitenlandse nieuwsmedia te sluiten die de nationale veiligheid bedreigen. Dit zou kunnen betekenen dat Al Jazeera niet langer te zien is in Israël. Bovendien heeft de Arabische zender lokale kantoren in het land, die het zal moeten sluiten.

Er is in Israël veel kritiek op de manier waarop Al Jazeera de oorlog in Gaza verslaat. De Arabische nieuwszender zou een veiligheidsrisico zijn voor het land. De Israëlische minister van Communicatie Shlomo Karhi is blij met de nieuwe wet. Hij noemt Al Jazeera een ‘propagandatak van Hamas’.

Premier Netanyahu schreef gisteren op X: ‘Al Jazeera heeft de veiligheid van Israël geschaad, heeft actief deelgenomen aan het bloedbad van 7 oktober en heeft een hetze gevoerd tegen Israëlische soldaten. Ik ben van plan onmiddellijk actie te ondernemen in overeenstemming met de nieuwe wet om de activiteiten van de zender stop te zetten.’

Kritiek op de beslissing

De Arabische, in Qatar gevestigde tv-zender reageerde kritisch op de woorden van Netanyahu. Hij zou zich schuldig maken aan laster en opruiing en de levens van journalisten in gevaar brengen. Maar ook de Verenigde Staten, Israëls belangrijkste bondgenoot, zijn niet blij. Karine Jean-Pierre, woordvoerder van het Witte Huis, zei maandag dat een Israëlische stap om Al Jazeera te sluiten’ zorgwekkend’ zou zijn. De VS zeggen te staan voor persvrijheid en vinden dat journalisten van Al Jazeera in Gaza hun werk moeten kunnen doen.

Het Committee to Protect Journalists (CPJ), een NGO die zich inzet voor de wereldwijde persvrijheid, zei dat de nieuwe Israëlische wet ‘een aanzienlijke bedreiging vormt voor de internationale media’. De wet zou bijdragen aan ‘een klimaat van zelfcensuur en vijandigheid jegens de pers, een trend die is geëscaleerd sinds het begin van de oorlog tussen Israël en Gaza’.

Toen in oktober de oorlog in Gaza begon besloot de Israëlische regering dat buitenlandse media die een gevaar vormen voor de Israëlische nationale belangen tijdelijk gesloten mochten worden. De Arabische, pro-Iraanse tv-zender Al Mayadeen is al vijf maanden niet meer welkom in Israël. Al Jazeera werd al die tijd gedoogd, maar daar komt nu een einde aan.

Eerdere conflicten

Het is niet de eerste keer dat Israël en Al Jazeera het met elkaar aan de stok hebben. In mei 2022 schoten Israëlische troepen Al Jazeera-journalist Shireen Abu Akleh dood, terwijl ze verslag deed van een Israëlische militaire aanval in de stad Jenin op de Westelijke Jordaanoever. Een rapport van de Verenigde Naties concludeerde dat de Israëlische strijdkrachten ten onrechte dodelijk geweld tegen haar hadden gebruikt, waardoor haar ‘recht op leven’ was geschonden. Tijdens de oorlog in Gaza heeft het Israëlische leger verschillende journalisten van Al Jazeera en hun familieleden gedood. Het gaat onder meer om Wael Dahdouh, hoofd van het kantoor in Gaza. Hij werd samen met zijn vrouw, dochter, kleinzoon en tenminste acht andere familieleden gedood op 25 oktober.

Volgens de autoriteiten in Gaza heeft het Israëlische leger sinds 7 oktober vorig jaar meer dan 32.000 Palestijnen gedood, voornamelijk vrouwen en kinderen. Critici, waaronder advocate Francesca Albanese, geloven dat Israël zich schuldig maakt aan genocide. Tegen Israël loopt nu een genocidezaak bij het Internationaal Gerechtshof in Den Haag.

Turkse kiezer deelt partij van Erdogan flinke tik uit

0

De seculiere CHP (Republikeinse Volkspartij) heeft de lokale verkiezingen in Turkije gewonnen. Met ruim 37 procent van de stemmen is ‘de partij van Atatürk’ als grootste uit de bus gekomen. Dit is ruim twee procentpunt meer dan de AKP van president Erdogan.

De uitslag is historisch. De AKP, die al sinds 2002 aan de macht is, heeft de lokale verkiezingen nog niet eerder verloren.

De oppositie is euforisch. Jong en oud viert feest in de straten van Turkije. De AKP kan dus ook verliezen, is het sentiment en dat geeft hoop voor de toekomst voor Turken die verandering willen zien na ruim twintig jaar AKP aan de macht.

Toch kwam de partij van Erdogan tien maanden geleden nog als winnaar uit de bus in de presidentsverkiezingen. Wat is er in tien maanden veranderd? Het verlies van Erdogan wordt met name toegeschreven aan de kwakkelende economie. De inflatie blijft met 60 a 70 procent torenhoog. Voor een euro kan men inmiddels 35 Turkse lira krijgen, waarmee steeds minder kan worden gekocht.

‘Gepensioneerden wachtten tevergeefs op inflatiecorrecties van de regering voor hun uitkering en zij hebben de AKP in het stemhokje afgestraft’, zeggen experts tegen Deutsche Welle.

Verder is de opkomst van Yeniden Refah, de islamistische partij met wie Erdogan begin jaren 2000 brak toen hij de AKP oprichtte, opgevallen. Zij kregen landelijk ruim zes procent van de stemmen en waren met name kritisch op de regering Erdogan, die ondanks verbale uithalen door bleef handelen met Israël.

In de oostelijke provincies is de Koerdische DEM-partij zoals altijd de winnaar, maar niet met overweldigende cijfers zoals verwacht. Dat zou volgens die partij komen omdat er Turkse AKP-kiezers uit andere provincies zijn overgevlogen om te stemmen. ‘Illegale stemmers hebben de uitslag negatief beïnvloed’, aldus co-voorzitter van DEM Tuncer Bakirhan. Hij heeft een klacht ingediend bij de Hoge Kiesraad en eist een onderzoek.

Is dit het begin van het einde voor Erdogan?

0

De Turkse lokale verkiezingen resulteerden in een gevoelige nederlaag voor Erdogan en een opsteker voor de oppositie. Wat betekent de uitslag voor Turkije?

De recente gemeenteraadsverkiezingen in Turkije hebben een politieke aardverschuiving teweeggebracht die velen heeft verrast. Deze verkiezingen vonden plaats tegen een achtergrond van zorgen over kiezersapathie en vermoeidheid met de politieke status quo. Ze resulteerden in de opmerkelijke overwinning van de belangrijkste oppositiepartij, de Republikeinse Volkspartij (CHP). Maar ook in een nederlaag voor de Partij voor Rechtvaardigheid en Ontwikkeling (AKP) van president Recep Tayyip Erdogan, die al meer dan twintig jaar aan de macht is. De verkiezingsuitslag betekent een breuk met de tweeëntwintigjarige cyclus van AKP-dominantie in de Turkse politiek, waarbij de CHP voor het eerst in zevenenveertig jaar als leidende partij naar voren komt.

De omvang van de verschuiving in kiezerssteun is opmerkelijk en heeft aanzienlijke implicaties voor de toekomst van het land, met name met het oog op de volgende algemene verkiezingen in 2028. De AKP leed een aanzienlijke nederlaag, waarbij acht miljoen stemmen verloren gingen, in vergelijking met de vorige lokale verkiezingen. Er staan nu minder stadsbesturen onder controle van de AKP dan voorheen. Daarentegen boekte de CHP aanzienlijke winst, waardoor haar vertegenwoordiging in stadsbesturen is toegenomen.

Een andere klap voor de AKP was dat de pro-Koerdische DEM-partij (voorheen HDP) stabiel bleef en zelfs groeide in het voornamelijk Koerdische zuidoosten van het land: de partij breidde haar aantal stadsgemeenten uit van acht naar tien.

Van de kiezers die niet hebben gestemd behoort tachtig procent tot de AKP

Een cruciale factor die van invloed was op de verkiezingsresultaten is de ontevredenheid over het economische beleid van president Erdogan. Die maatregelen hebben geleid tot een diepe economische crisis in Turkije, die wordt gekenmerkt door hoge inflatie en een afnemende koopkracht. Met name onder segmenten van het electoraat die traditioneel de AKP steunen, leeft dit sentiment. Het gaat hier om pensioenhouders, laagbetaalde ambtenaren, mensen uit de lagere middenklasse en vrouwen. Erdogans weigering om deze kiezers tegemoet te komen lijkt tot stemmenverlies te hebben geleid.

Opmerkelijk is dat de opkomst op 31 maart zeven procent lager was dan ooit. En van de kiezers die niet hebben gestemd behoorde tachtig procent tot de AKP. Veel Erdogan-aanhangers zijn dus thuisgebleven. Een deel van Erdogans achterban is ook naar de Nieuwe Welvaartspartij YRP gegaan, van Fatih Erbakan, de zoon van Erdogans leermeester Necmettin Erbakan. YRP staat een conservatievere, principiëlere, islamistischere koers voor dan de AKP. Het is mogelijk dat Erdogan deze stemmen weer terug zal winnen, als hij zich zal ‘vermannen’.

Voor de CHP was de verkiezingsoverwinning een verrassing. Ik herinner mij nog goed de verkiezingsuitslag van 2002, die voor de AKP die toen won een verrassing was. Hoewel de CHP nu amper meer dan een miljoen stemmen heeft gewonnen is de partij de grote winnaar van de verkiezingen. Mogelijk stevent Turkije af op een systeem dat gedomineerd wordt door twee of drie partijen.

Maar hoewel de AKP op 31 maart een nederlaag heeft geleden blijft Erdogan een geduchte politieke figuur. Hoe zal hij reageren op dit verlies? ‘We zullen onze fouten corrigeren en onze tekortkomingen rechtzetten’, zei Erdogan in zijn toespraak op de verkiezingsavond. De ernst van de economische situatie kan de president dwingen om een dialoog aan te gaan met de oppositie. Hij kan echter ook opteren voor nog meer bezuinigingsmaatregelen, het opvoeren van de repressie om aan de macht te blijven.

De verkiezingsuitslag heeft ten slotte ook vragen opgeworpen over de toekomstige koers van de Turkse politiek en de rol van de oppositiepartij CHP. De overwinningen van de partij in grote steden – zoals Izmir, Ankara en Istanbul – duiden op haar groeiende invloed. Alle ogen zijn nu gericht op Ekrem Imamoglu, de charismatische en energieke burgemeester van Istanbul, die met een grote marge won van Murat Kurum van de AKP – 51,14 tegen 39,59 procent. Zal hij zich in 2028 kandideren als president? Of iemand anders? Maar de CHP bevindt zich in een politiek mijnenveld. De partij is – nog steeds – intern verdeeld en Erdogan controleert nog steeds het staatsapparaat. Het leger, de rechterlijke macht en de media staan nog steeds achter de president.

Al met al hebben deze lokale verkiezingen een periode van onzekerheid en verandering ingeluid in de Turkse politiek. Zowel regeringspartij AKP als oppositiepartij CHP staan de komende maanden en jaren voor cruciale uitdagingen. Deze verkiezingen markeren mogelijk een keerpunt in de politieke geschiedenis van Turkije en zullen ongetwijfeld een blijvende impact hebben op de toekomstige koers van het land.

‘Hoogopgeleiden willen dat hun kinderen het net zo goed krijgen’

0

Je kansen in het leven worden vooral bepaald door het nest waarin je geboren bent, betoogt schrijver Dylan van Rijsbergen. ‘Geld en opleiding doen ertoe.’

Vraag in Engeland tot welke sociale klasse iemand behoort en er volgt duidelijk antwoord. Ze behoren tot de working class, de upper middle class of een van de andere standen. Hun klasse bepaalt in grote lijnen waar ze wonen, welke opleiding ze volgden, hun beroep en zelfs hun gezondheid en levensverwachting.

In Nederland praten we nauwelijks over sociale klassen. Een taboe, zegt schrijver en historicus Dylan van Rijsbergen in zijn boek De net-niet elite. We doen alsof we een egalitaire samenleving hebben met voor iedereen gelijke kansen. Maar in werkelijkheid kent ons vlakke land grote sociale verschillen.

Neem Van Rijsbergen zelf. Als zoon van een lerares Engels en kleinzoon van een schooldirecteur kreeg hij ‘cultureel kapitaal’ mee. ‘Dat is kennis van de culturele codes van hoogopgeleiden’, zegt Van Rijsbergen. ‘Het is geen geld, maar wel iets dat je later in je leven kunt verzilveren. Het bepaalt het gemak waarmee je je in de hogere kringen kunt begeven met de ambities die je hebt.’ Een behoorlijke streep voor op kinderen uit gezinnen waar die kennis en interesse er niet is.

 In werkelijkheid kent ons vlakke land grote sociale verschillen

Om een goed beeld te krijgen van de sociale groepen en de ongelijkheid in Nederland is het belangrijk om wél klassen te onderscheiden, vindt Van Rijsbergen. Dat is een vervolgstap op de stroom boeken die de laatste jaren over sociale ongelijkheid verscheen, zoals 7 vinkjes van Joris Luyendijk en De tirannie van Verdienste van Michael Sandel.

Welke verschillende klassen zijn er in Nederland?

‘Grofweg kun je onderscheid maken tussen mensen die moeten werken voor hun geld en mensen die dat niet of in mindere mate hoeven. Deze laatste vormen de vermogende klasse, waar ongeveer één procent van de Nederlanders toebehoort. Zij hebben hun kapitaal te danken aan winsten, rentes en dividenden op vermogens. Er bevinden zich in deze groep natuurlijk mensen die werken, maar zij hoeven er niet van te leven.

‘Binnen de groep werkenden zijn er ook grote verschillen. Er zijn mensen die in hun baan weinig tot geen autonomie hebben. Zij vormen wat ik de arbeidersklasse noem. Het andere deel is hoofdwerker, mensen die overwegend cognitief werk verrichten. Voor de hoofdwerkers geldt: hoe zelfstandiger je werk is, hoe hoger je klasse.

‘Het blijft lastig om klassen te herkennen en af te bakenen, er is veel overlap. Zo zijn er werkenden met een baan in een callcenter of als receptionist. Strikt genomen hoofdwerkers, maar deels toch arbeidersklasse of lagere middenklasse vanwege weinig zelfstandigheid en een laag opleidingsniveau. De hogere middenklasse bestaat uit mensen met een hoge opleiding.’

Er wordt tegenwoordig vooral onderscheid gemaakt op basis van culturele achtergrond en niet op klasse.

‘Klopt. Die manier van kijken is ontstaan sinds de opkomst van Pim Fortuyn en later Geert Wilders. Zij leggen de nadruk alsmaar op de afkomst van mensen die verantwoordelijk zouden zijn voor de achteruitgang in stadswijken. Maar die problemen zijn economisch van aard. Door het neoliberale beleid is er weinig in die wijken geïnvesteerd en is er armoede ontstaan.

‘Klasse en kleur zijn wel met elkaar verweven. De sociaal antropoloog Sinan Çankaya heeft er ooit een heel mooi stuk over geschreven. Hij vertelt dat voor hem vroeger als Turks-Nederlandse jongen, klasse en kleur een beetje gelijk waren. Dus dat wit-zijn gekoppeld is aan hoogopgeleid, invloedrijk en vermogend zijn, enzovoort. Dat was voor hem ook logisch. Dat werd in alles wat hij zag bevestigd. In zijn wereld kwamen klasse en kleur samen.

‘We zijn nu een paar decennia verder. Steeds meer mensen van kleur hebben hogere opleidingen en goede banen. Maar de kansen die je krijgt worden voor een belangrijk deel bepaald door het nest waarin je geboren bent. Of je vrouw of man bent, of je ouders hoog opgeleid zijn of niet. Dat kan allemaal van invloed zijn op de positie die je later inneemt in de maatschappij.’

In uw boek richt u zich op de hogere middenklasse. Zij hebben er belang bij om de kansenongelijkheid in stand te houden, schrijft u.

‘Dat volgt uit de theorieën over uitsluiting. Die gaan ervan uit dat mensen die bijvoorbeeld tot de hoger opgeleide middenklasse behoren, er belang bij hebben om anderen buiten die groep te houden. Dat komt omdat ze vaak een wat hoger salaris hebben. Zodra er meer concurrentie komt op die goedbetaalde banen, daalt het salaris. Dat is gewoon vraag en aanbod. Dus zij hebben er belang bij om het moeilijk te maken dat beroep te kunnen uitoefenen. Tandarts is een van de bestbetaalde beroepen. Dat komt vooral omdat er een kunstmatig tot stand gebrachte schaarste is aan tandartsen.’

Tandartsen hebben valangst?

‘Niet perse, maar veel mensen uit de hogere middenklasse wel. Ze zijn bang om sociaal te dalen. Die klasse heeft een goede opleiding en aardige behuizing maar geen groot vermogen met overerft oud geld. Het is niet zo dat als jij tot de hogere middenklasse behoort, je kinderen later automatisch ook tot die klasse behoren. Bij de vermogende klasse is dat wel zo, daar erven de kinderen het vermogen van hun ouders. Maar de hogere middenklasse kan alleen een eigen huis kopen als ze een goede baan hebben en dus een goede opleiding hebben gevolgd. Dat betekent soms dat ouders privéles inhuren om hun kinderen zo goed mogelijk te laten presteren of ze op specifieke goed bekendstaande scholen proberen te krijgen. Ze doen van alles om te borgen dat hun kinderen in hun eigen klasse blijven.

‘Er staat ook het nodige op het spel. De hoogopgeleide klassen bestaan uit mensen die het goed hebben en welvarend zijn. Dat is een verschil met de groepen eronder die een minder hoge opleiding hebben en het minder breed hebben. Vaak scoren die ook lager op geluk. Geld en opleiding doen er dus toe. Het verschil tussen hoogopgeleiden en de rest van Nederland is 4,4 jaar aan levensverwachting. Hoogopgeleiden willen dat hun kinderen het net zo goed krijgen als zij zelf. Vandaar dat ze privileges en klassenscheiding in stand proberen te houden.’

Je hebt ook sociale stijgers. Kinderen die bijvoorbeeld als eerste uit een familie aan een hogeschool of universiteit studeren. Zij kunnen het best moeilijk hebben.

‘Ja, mensen uit een hoger opgeleid milieu en met culturele bagage weten hoe ze zich moeten kleden, wat de etiquette is, hoe ze moeten reageren in sociale situaties. Ze weten wanneer ze informeel moeten zijn en wanneer formeel, heel belangrijk. Als mensen uit een lagere klasse opeens in een zo’n milieu komen, kennen ze die sociale codes niet. Daardoor kunnen ze niet automatisch in die wereld meegaan, waardoor ze het extra moeilijk hebben.’

‘Bovendien leven sociale stijgers ook nog eens in twee werelden. Ze worden ook wel ‘spreidstandburgers’ genoemd, ze moeten aan de normen van beide klassen voldoen.’

Ouders kunnen het ook moeilijk vinden dat hun kind sociaal stijgt.

‘Ja, ze kunnen bang zijn dat ze vervreemden van hun eigen kind omdat het tot een ander milieu gaat behoren dat zij niet kennen. En er zit ook wel iets van waarheid in die angst. Er wordt niet voor niets gesproken over klassenmigranten. Het is een vorm van verhuizen. Je gaat van de ene naar de andere cultuur.’

In uw boek betoogt u dat de hogere middenklasse een voorbeeld moet nemen aan de arbeidersklasse. Waarom?

‘Het leven van mensen in de hoge middenklasse is vooral gericht op een individuele carrière omhoog. Je bent op die plek gekomen doordat je op school je best hebt gedaan, en bent daarbij vaak geholpen door je afkomst. Vervolgens ga je in dienst van een groot bedrijf en maak je carrière.

‘Hoe zelfstandiger je werk is, hoe hoger je klasse’

‘Maar die individuele weg is geen duurzame strategie. Er zijn nu al hoogopgeleide jongeren die niet meer aan de bak komen of langer op tijdelijke contracten moeten werken. De welvarendheid van deze groep neemt af. Het zou goed zijn om af te kijken van de arbeidersklasse. Kunnen ze niet leren van de manier waarop mensen zich in distributiecentra de afgelopen jaren hebben ingezet voor betere voorwaarden? Moeten ze zich aansluiten bij een vakbond?’

De middenklasse moet zich verenigen?

‘Deels verenigt de hogere middenklasse zich wel, maar dat gebeurt voornamelijk in en rond het onderwijs. Juist hun opleiding gebruiken ze om zichzelf te onderscheiden van de arbeidersklasse. Dat is wat anders dan je verenigen en collectief vragen om een hoger salaris of betere arbeidsvoorwaarden. Het is ook mogelijk om samen op te trekken met mensen uit de arbeidersklasse, in plaats van jezelf van hen te willen onderscheiden.

‘Mijn punt is dat die kleinschalige belangenbehartiging voor behoorlijke stress zorgt bij mensen uit de middenklasse. En die stress wordt alleen maar erger omdat het aantal hoogopgeleiden blijft groeien. Inmiddels behoort 37 procent van de Nederlanders tot de groep hoogopgeleiden. Op den duur worden de beter betaalde banen steeds moeilijker bereikbaar.

De druk wordt bij het individu gelegd. We leren dat we ons moeten manifesteren, voor de spiegel staan en zeggen: ik kan het, ik moet het beter doen. Ik denk dat je in een meer ontspannen samenleving kunt komen als we gewoon wat meer samen optrekken.’

Dylan van Rijsbergen, De net-niet elite – Hoogopgeleiden tussen macht en meritocratie, Mazirel Pers, 360 blz., €24,99.

Waarom toch niet alle Fransen ‘gelijk’ zijn

Soms heb ik op een vraag ook niet meteen een pasklaar antwoord. Ja, dat komt voor. Zo zit ik nu met een opvallend verschil tussen Frankrijk en Groot-Brittannië. In Wales is recent met Vaughan Gething een premier aangetreden die oorspronkelijk uit Zambia komt. Al eerder kregen ook Schotland en het Verenigd Koninkrijk als geheel regeringsleiders, wier wortels buiten Europa liggen. Ook de burgemeester van Londen, Sadiq Khan, is de zoon van Pakistaanse immigranten.

Opvallend: het schijnt tot weinig onfrisse commentaren te hebben geleid. Dat dus nu én alle drie Britse regeringen, en de Britse hoofdstad worden bestuurd door iemand met een migrantenachtergrond: kennelijk geen punt. Ik moet dat ook voor Nederland in dat geval nog zien.

Vergelijk dat met gelijktijdig nieuws uit Frankrijk. Zeker: ook daar zijn regelmatig ministers aangetreden wier wortels in de voormalige koloniën liggen, maar die lagen vanwege hun herkomst van buiten Frankrijk dan wél geregeld onder extreemrechts vuur.

En nu de populaire Frans-Malinese zangeres Aya Nakamura door president Emmanuel Macron gevraagd is om bij de Olympische Spelen in Parijs het openingslied te verzorgen, heeft dat tot een vloed van niet van racisme gespeende commentaren geleid. Ze zou niet Frans genoeg zijn en dus niet geschikt om de Franse cultuur te vertegenwoordigen.

Hoe dit contrast tussen beide landen te verklaren? Is het slechts een toevallige samenloop van omstandigheden? Had het op een ander ijkmoment ook net omgekeerd kunnen zijn? Laat ik een poging wagen.

Een zeker voorbehoud is allereerst wel in die zin op zijn plaats, dat het hier om minimale aantallen gaat. Elke statisticus weet dat het dan gevaarlijk is om overhaast conclusies te trekken. Zoals de negentiende-eeuwse Engelse staatsman Benjamin Disraeli al wist: er zijn drie soorten leugens – alledaagse leugentjes, levensleugens en statistieken.

De maatschappelijke kloof in Engeland is er niet zozeer een tussen rassen, als wel tussen klassen

Maar toch. De Britten scoren hier beter dan de Fransen. In eerste instantie lijkt dit contra-indicatief. Frankrijk is immers het land van de Verlichting, dat met de drievoudige leuze van de Franse Revolutie zo sterk de nadruk op principiële gelijkheid van alle ingezetenen legt. De standenmaatschappij met haar adel en koning is er officieel resoluut afgeschaft – vergelijk dat met zoiets archaïsch als het Britse Hogerhuis.

Het is in Frankrijk, op grond van dit gelijkheidsbeginsel, taboe te vragen waar iemand ‘eigenlijk’ vandaan komt. Iedereen die op Franse grond geboren is, is automatisch Fransman: het is het droit du sol (recht van de bodem) versus het droit du sang (recht van het bloed).

Dat laatste vormt bijvoorbeeld traditioneel de grondslag van het Duitse natiebesef, ook juridisch. Dat verklaart dat de zogeheten Wolga-Duitsers, afstammelingen van Duitse emigranten uit de achttiende eeuw, ondanks hun gebrekkige Duits makkelijker genaturaliseerd konden worden dan de nazaten van Turken die in Duitsland waren opgegroeid.

Wat veroorzaakt het verschil dan? Eén aspect zal zijn dat de maatschappelijke kloof in Engeland er inderdaad niet zozeer een tussen rassen is, als wel tussen klassen. Meer dan welk land op het Europese continent ook is Engeland een klassenmaatschappij. Wie een goede privéschool kan betalen of wie op een matige staatsschool is aangewezen: dat is daardoor bepalend.

In Frankrijk speelt de beurs van de ouders voor het doordringen tot het meest prestigieuze onderwijs een minder grote rol. Dat land is weliswaar niet minder hiërarchisch, zeker in vergelijking met Nederland, maar het is een meritocratische, niet een aristocratische hiërarchie.

Op grond daarvan luistert ‘kwaliteit’ in Frankrijk nauwer – Engeland is toch meer een houtje-touwtje-land – en dat geldt zeker voor alles wat te maken heeft met cultuur. Parijs had in koloniale tijden zichzelf ook veel meer een culturele missie dan Londen toegedicht. En daarbij staat de uniforme zuiverheid van de Franse taal centraal, versterkt door het centralistische karakter van Frankrijk: een uitgesproken eenheidsstaat. Groot-Brittannië is een Verenigd Koninkrijk, dat ook officieel meer varianten Britten herbergt.

Waar Engelstaligen vaak zonder veel gêne een onverstaanbaar dialect brabbelen – probeer maar eens Schotten of inwoners van Liverpool te verstaan – zijn de normen voor het Frans veel strikter: het moet daar echt perfect zuiver zijn om bij formele plechtigheden voor vol te kunnen worden aangezien. Het is eigenlijk nooit goed genoeg. En dan kleeft er aan het begrip ‘zuiverheid’ al snel ook een raciaal aspect.

Geen geldig vervoersbewijs

0

Drie zwarte pubers komen in de eersteklascoupé zitten. Ik denk meteen: ze hebben vast geen geldig treinkaartje. Misschien denk ik dat vanwege hun leeftijd, de kleding die ze dragen of zelfs hun huidskleur. De jongens gaan voor me zitten. 

Ze spreken met elkaar. Ik weet niet of je stil hoort te zijn in de eerste klasse. (Na veel hoofdbreken besloot ik dit keer meer te betalen, zodat de kans groter zou zijn dat ik een zitplek had, juist nu ik meer pijn had aan mijn rug.) 

Al snel komt de conducteur de coupé binnen. Hij loopt direct, in grote stappen, naar de drie pubers en vraagt naar een geldig vervoersbewijs.

De conducteur hoeft zijn blik maar op het kaartje van een van hen te werpen, om te zien dat ze alle drie een ongeldig vervoerbewijs hebben. Ze hebben een kaartje gekocht dat geldig is voor kinderen tussen de 4 en 11 jaar.

Sterker nog: de conducteur wist al dat ze op Den Haag Centraal doelbewust een goedkoper vervoersbewijs hadden gekocht.

Identiteitsbewijs? Dat hebben ze niet bij zich. 

Een foto ervan? Ook niet. Een van hen, die met een pieptoon spreekt, heeft zelfs geen telefoon bij zich, meent hij.

Ze worden niet geloofd. Als ze geen identiteitsbewijs hebben dan wordt op Schiphol Airport de marechaussee erbij gehaald en zullen ze naar een politiebureau worden gebracht. Een waarschuwing. 

Ze hebben echt geen identiteitsbewijs. ‘Ik zweer het’, zegt een van de jongens. 

De conducteur belt voor assistentie van de marechaussee.

‘Heeft u de rest van het coupé gecontroleerd?’, vraag ik, na enige aarzeling. Alsof ik het niet weet. Mijn laatste woorden slik ik in. Een te hoge ademhaling.

De conducteur zou, zo zegt hij, wel reizigers in andere coupés hebben gecontroleerd. Maar iemand zou een melding gedaan hebben. Diegene zou zich onveilig voelen door de drie jongens. 

Ze vertelt dat twee jongemannen – wit, eind twintig, misschien begin dertig – ook geen geldig vervoersbewijs bij zich hadden

Ik moet giechelen. Ook door de zenuwen.

Hoezo zegt niemand wat?

Een van de jongens belt ondertussen zijn oma, om te vragen of ze een foto van zijn identiteitskaart kan doorsturen. Ze wil de conducteur spreken. Hij houdt zijn telefoon trillend omhoog. De conducteur neemt de telefoon niet aan. Een oma verandert niets aan de situatie. ‘Hij wil u niet spreken, oma’, zegt hij. 

Even later laat diezelfde puber zijn telefoon zien. Zonder wat te zeggen. Misschien omdat hij het niet durft.

Ik tik een van hen aan en vraag of hij echt geen identiteitsbewijs heeft. Dat het hem gezeik bespaart als hij die laat zien. Ik weet niet waarom ik hem niet geloofde. Hij heeft die echt niet bij zich.

De conducteur pakt de treinkaartjes af.

De jongen die wel een foto kan laten zien, krijgt een voorstel van de conducteur. Als hij in een andere coupé gaat zitten zal hij gematst worden en zijn boete lager zijn.

De jongens lopen met de conducteur mee naar buiten. De marechaussee staat er niet. 

Als de conducteur terugkomt, wil hij de rest van de reizigers controleren. Een vrouw spreekt hem aan. Godzijdank, denk ik.

Ze vertelt dat twee jongemannen – wit, eind twintig, misschien begin dertig – ook geen geldig vervoersbewijs bij zich hadden. Dat zeiden die jongens zelf, toen de conducteur met de drie zwarte pubers naar buiten liep. Inmiddels waren ze verhuisd naar een ander coupé.

De vrouw zegt dat ze dat niet eerlijk vindt. Maar het deed haar goed toen de conducteur het over matsen had. Ze zou eens in zijn schoenen moeten staan, antwoordde hij. En, zo zegt hij, hardop, niet met een pieptoon, niet eens met een hoge ademhaling, dat hij vaker last heeft van ‘dit soort’ jongens. Onlangs in Purmerend zou een van hen een groot mes bij zich gehad hebben. 

‘U maakt wel veel fouten in een zeer kort tijdsbestek’, zeg ik, nog steeds met een hoge ademhaling, maar veel duidelijker. ‘Wat hebben deze jongens met die in Purmerend te maken? En zou u die vrouw meteen controleren als ik een melding doe dat ik me onveilig voel door haar?’

‘Ja’, zegt hij stellig.

Die vrouw wil niet dat het verder escaleert. 

De conducteur zegt dat ik hem zou hebben gehinderd in zijn werk, doordat ik me ermee bemoeide door vragen te stellen. ‘Vragen stellen zal vast strafbaar zijn. Wilt u nu mijn gegevens?’, vraag ik. Ik ben trots op mezelf. Als een grote jongen sprak ik die zinnen uit. Onbevreesd. 

Ik sta op, bedank de conducteur voor zijn werk, maar zeg dat het gevaarlijk is hoe hij zijn functie uitoefent. Want het gevaar van willekeur is dat uiteindelijk eenieder er slachtoffer van kan worden. 

‘Dit is geen willekeur’, zegt hij, alweer beheerst. Ik had moeten zeggen, zo besefte ik later, dat zijn handelen discriminerend was. Op dat moment kon ik geen goed weerwoord geven.

Angst raakt je stem; juist dan moet je spreken.

Vrede en verbinding op de iftarboot

0

Afgelopen zaterdag schoof Marieke voor de Kanttekening aan tafel aan boord van de iftarboot van stichting Openhaard. Het thema van de avond was ‘vrede door verbinding’.

‘Samen met een groep vrienden hebben wij voor de tweede keer de Iftarboot georganiseerd in Rotterdam’, vertelt organisator Zubeyir Turk. ‘De reden dat wij dit doen – hoewel wellicht met accentverschillen – is in de kern dat wij soms heel verdrietig zijn over waar de mens allemaal toe in staat is. De kunst is echter om de hoop nooit op te geven.’

‘Als moslims hebben wij een duidelijk referentiekader, namelijk profeet Mohammed, vrede zij met Hem. Islam is goed gedrag. Er zijn legio voorbeelden van hoe profeet Mohammed – vrede zij met Hem – de mensen aanspoorde tot goed gedrag middels ‘zachte normen”, zegt Turk. ‘Hij prees bijvoorbeeld het ‘glimlachen naar de medemens’ en vergeleek dat met een aalmoes uit liefdadigheid. Een andere keer zei hij: ‘wie slaapt terwijl zijn buur honger lijdt, hoort niet bij ons.’’

‘Dit soort normen gelden niet alleen voor moslims. Er is altijd een universele laag aan normen en waarden waarin elke mens zich kan vinden. Verschillen zijn inherent aan onze menselijkheid. Wij geloven er daarom ook in dat verschillen geen reden zijn tot paniek, maar juist een aansporing tot nieuwsgierigheid om elkaar beter te leren kennen. Dúrf je te verdiepen in de ander. Gá af en toe op ontdekkingsreis. Waan je in omgevingen waar je normaal niet komt. Immers, onbekend maakt onbemind.’

 

Foto: Marieke Lucas

Rond vijf uur in de middag ga ik aan boord op ontdekkingsreis. Daar maak ik voor het eerst kennis met Zubeyir Turk, die mij van harte welkom heet en mij naar een tafel brengt bij het raam. Wat voel ik mij welkom. Mijn ogen glijden over de Nieuwe Maas met op de achtergrond de skyline van Rotterdam. Om half zes, stipt op tijd, vaart de boot uit. De stemming aan boord is geweldig. Er wordt veel gelachen en mensen verwelkomen elkaar, innig omhelzend. Alle tafels zijn prachtig gedekt.

‘Wij geloven dat verschillen geen reden zijn tot paniek’

Rond kwart voor zes volgen er enkele speeches. Onder andere van predikant Harold Schorren van de Laurenskerk in Rotterdam. Hij bedankt de organisatie voor de uitnodiging en vind het heel bijzonder aanwezig te mogen zijn.

Vrede door verbinding vindt hij een belangrijk en actueel thema, vertelt de predikant ons. ‘Ik maak mij enorme zorgen over de ontwikkelingen in dit land en ook over de ontwikkelingen in de wereld. Als we het moeten hebben over verbinding in de wereld, denk ik dat we het vooral nu moeten hebben over ontbinding. Er heerst angst en onzekerheid. Dat heeft absoluut weerslag op onze samenleving. Je struikelt iedere keer weer als mens, maar je kunt ook iedere keer weer opstaan’, zegt Schorren. En: ‘De verbinding, de vrede die God geeft is niet voor één volk, geloof ik. De vrede die God aan de mens geeft moet altijd gedeeld worden met andere mensen.’

Foto: Marieke Lucas

Even na zeven uur vullen de tafels zich met Turkse rijst, gebraden kip, gestoofd vlees, gestoomde groente, salade, dadels en baklava. Mijn tafelgenoten en ik zijn onder de indruk van hoe alles georganiseerd is. We luisteren naar de prachtige muziek van Ahenk Music Band en hebben gesprekken om nooit meer te vergeten. Ik ging mee met de iftarboot en nam de liefde mee die ik op deze bijzondere bootreis heb mogen ontvangen én die ik weer mag doorgeven.

Universiteit Leiden heeft verdergaande banden met Israël dan gedacht

0

Uit onderzoek van universiteitskrant Mare blijkt dat de Universiteit Leiden op grote schaal samenwerkt met Israëlische universiteiten, instellingen en bedrijven, onder meer in een contraterrorisme project.

In februari was de samenwerking met Israëlische universiteiten en instellingen al onderwerp van gesprek in een discussie tussen het college van bestuur en de universiteitsraad. Twee leden van de universiteitsraad, Joost Augusteijn en Timothy de Zeeuw, wilden dat de universiteit de banden met Israël zou opschorten, vanwege de oorlog in Gaza en de grootschalige mensenrechtenschendingen tegen de Palestijnen. Het college van bestuur van de Universiteit Leiden wilde hier voorlopig echter nog niet aan.

Tijdens de vergadering bespraken het college van bestuur en de universiteitsraad alleen de studentenuitwisselingsprogramma’s met de Hebrew University of Jerusalem en de Tel Aviv University. Maar volgens Mare gaat de samenwerking met Israëlische universiteiten, instellingen en bedrijven veel verder.

De Universiteit Leiden werkt in elf lopende onderzoeksprogramma’s samen met Israëlische instellingen als The University of Haifa, Bar Ilan University en Technion: the Israel Institute of Technology. Ook is er het European Glocal Counter-Terrorism-project (EU-GLOCTER). Hierin participeren verschillende Europese universiteiten en bedrijven, maar ook de Israëlische private universteit Reichman en het aan deze universiteit verbonden bedrijf Counter-Terrorism Solutions Ltd (CTS). De Universiteit Leiden en de mede door de universiteit opgezette denktank International Centre for Counter-Terrorism ontvangen elk zo’n 275.000 euro subsidie van de EU voor deelname aan dit programma.

Jurist Itaï van de Wal, verbonden aan de pro-Palestijnse mensenrechtenorganisatie The Rights Forum, is heel kritisch over de Israëlische deelname aan EU-GLOCTER. ‘Het International Counter Terrorism Institute van Reichman, waar dit bedrijf onder valt, bestaat uit onderzoekers en veteranen uit het leger en de veiligheids- en inlichtingendiensten’, zegt hij tegen Mare. ‘Het instituut en het bedrijf zetten ervaring in het onderdrukken van Palestijnen om in consultancy voor de militaire industrie.’ De mensenrechten zijn in het geding. ‘Als het om contraterrorisme gaat, zijn de tactieken die het leger en bijvoorbeeld de veiligheidsdienst Shin Bet gebruiken niet mals. Zij schenden structureel mensenrechten. Dit bedrijf zegt eigenlijk: ‘Wij ontwikkelen technieken die zijn getest op Palestijnen.”

Andrea Reyes Elizondo, projectcoördinator bij het Centrum voor Wetenschap- en Technologiestudies en promovendus bij Leiden University Centre for the Arts in Society, is ook kritisch. ‘Er is naar mijn idee geen check van de EU of de universiteiten in Israël zich aan de mensenrechten houden. Het gaat niet alleen om Europees geld dat wordt verdeeld, maar door mee te mogen werken aan bepaalde projecten, geeft de EU ook legitimering aan bepaalde instellingen. Als die legitimatie wordt gebruikt om mensen te onderdrukken, dan is dat een probleem.’ Samenwerking met Israëlische universiteiten is volgens haar sowieso een slecht idee. ‘Ze werken allemaal samen met het defensie- en veiligheidsapparaat van het land. Ze verzamelen kennis door surveillance en het onder controle houden van Palestijnen. Je zou kunnen zeggen dat ze over de lijken van Palestijnen gaan.’

Universiteitsraadsleden Joost Augusteijn en Timothy de Zeeuw zijn blij met het onderzoek van Mare, laten ze de universiteitskrant weten. ‘Het is duidelijk dat de banden met Israëlische universiteiten en instituten wat verder gaan dan tot nu toe helder was’, reageert Augusteijn. ‘Daar zitten organisaties bij die blijkbaar actief meewerken aan onderdrukking.’ Hij wil naar aanleiding van het onderzoek het college van bestuur nogmaals bevragen of de banden met Israëlische universiteiten en instellingen niet opgeschort moeten worden.

Het college van bestuur wil daar voorlopig nog niet aan. Er moet eerst onderzocht worden of er specifiek Israëlische universiteiten zijn de mensenrechten zouden schenden. Dat zal de nodige tijd kosten.