20.9 C
Amsterdam
Home Blog Pagina 244

Burgemeester Den Haag kan koranschennis Pegida niet verbieden: ‘Geen wettelijke ruimte’

0

De extreemrechte activist Edwin Wagensveld van de islamofobe beweging Pegida wil vanavond een koran verbranden of verscheuren voor de Turkse ambassade in Den Haag. Denk pleit voor een verbod.

De partij verzocht Van Zanen donderdag ‘om de walgelijke haatactie’ te verbieden. Maar de Haagse burgervader zegt hier wettelijk gezien niet de mogelijkheden toe te hebben.

‘Zoals jullie weten heeft Pegida, de extreemrechtse haatorganisatie, aangekondigd om morgen een Koran te willen gaan verbranden of verscheuren voor de Turkse ambassade. Wat ons betreft is dit een volstrekt onacceptabele actie’, zegt Stephan van Baarle, de nieuwe leider van Denk, in een filmpje. Volgens hem worden ‘Nederlandse moslims, Turkse Nederlanders in het bijzonder’, enorm gekrenkt en geprovoceerd door Pegida’s voorgenomen actie en zet Nederland bovendien de diplomatieke relatie met Turkije op het spel.

Gisteravond deed Denk samen met enkele islamitische organisaties, een oproep aan de Haagse burgemeester om de demonstratie te verbieden. Robin Middel, woordvoerder van burgemeester Jan van Zanen, vertelt de Kanttekening dat de gemeente Den Haag dit niet zomaar kan doen, ‘want het demonstratierecht is een groot goed, daar kun je niet zomaar aan tornen’.

In een officiële reactie laat de burgemeester weten: ‘Het Haagse college staat voor een respectvolle en inclusieve stad en neemt afstand van gedrag dat hier niet aan bijdraagt, zoals onnodig provoceren en het doelbewust kwetsen van mensen. Als burgemeester heb ik echter de wettelijke taak om het grondwettelijk vastgelegde recht op vrije meningsuiting en demonstratie zoveel als mogelijk te faciliteren. De Nederlandse wetgeving biedt mij op dit moment dus geen ruimte om dit te verbieden.’

Eerder dit jaar, op 22 januari, verscheurde Wagensveld een koran voor het gebouw van de Tweede Kamer. ‘De Koran is een fascistisch boek. Net zo erg als Mein Kampf. Aanhangers volgen dezelfde ideologie als Hitler’, zei hij toen. Het Openbaar Ministerie doet nu een strafrechtelijk onderzoek naar Wagensveld vanwege deze uitspraken. Hij wordt verdacht van groepsbelediging. Het verscheuren of verbranden van de Koran is niet strafbaar in Nederland, maar wordt gezien als religiekritiek. In juli werd de strafzaak tegen Wagensveld uitgesteld, omdat hij op dat moment in het buitenland was.

‘Ik voel mij meer verbonden met moslims dan met christenen’

0

Rabbijn Lody van de Kamp schrijft in deze krant over religie en maatschappij. ‘We hebben een soort integratieongeduld.’ Een beschouwend gesprek aan het eind van de zomer.

De lobby van het NH-hotel in de Amsterdamse wijk Buitenveldert is rustig. De metersgrote ramen bieden uitzicht op een robuust grijs hek om de joodse basisschool Cheider aan de overkant. Die beveiliging is nodig, vertelt Lody van de Kamp (75), vanwege het gevaar van terroristische aanslagen. De rabbijn kent de school goed. Hij was er directeur en zijn kinderen gingen er naar school. Van de Kamp is al meerdere jaren columnist van de Kanttekening. Tijd om bij te praten over zijn leven, de politiek, onderwijs, Israël en Nederland.

Uit wat voor gezin komt u?

‘Een joods gezin in Enschede. Mijn ouders kwamen uit de Gelderse Achterhoek, mijn vader was opgegroeid in een kleine joodse gemeenschap in Borculo en mijn moeder in Ruurlo.’

Een religieus gezin?

‘Ja, we waren orthodox. We volgden de spijswetten, hielden sabbat en gingen naar de synagoge. Iedere vrijdagavond, zaterdagochtend en zaterdagavond en zondagochtend.’

Wanneer besloot u zich verder te verdiepen in het jodendom?

‘Mijn vader werkte in een textielfabriek. Daarnaast had hij een koosjer poeliersbedrijfje. Het was een eenvoudig bestaan. Op donderdag na zijn werk haalde hij bij boeren in de buurt kippen op. Op zaterdagavond na de sabbat reed hij met een paar kratten kippen naar een ritueel slachter, een sjocheet, in Borculo. De hele zondag waren mijn vader en moeder bezig die kippen schoon te maken die vervolgens het hele land doorgestuurd werden. Op een dag was de sjocheet ziek. Mijn vader probeerde toch nog ergens een slachter vandaan te halen, maar de man uit Hilversum kon niet, die uit Groningen niet. Ik heb toen gezegd ‘papa als ik straks klaar ben met de hbs, word ik wel sjocheet’.’

‘Een sjocheet moet kennis hebben van religieuze regelgeving, de anatomie van dieren’

Dat is niet zo’n gangbare beroepskeuze.

‘Ik keek een beetje op tegen die mannen, het waren halve rabbijnen. Een rabbijn in Amsterdam heeft me naar de Talmoedschool in Montreux, Zwitserland, gestuurd en zo ben ik aan mijn opleiding tot sjocheet begonnen.’

Weet u nog dat u voor het eerst een kip slachtte?

‘Ik herinner mij vooral dat ik in een zomervakantie ben meegegaan naar een Nederlands abattoir om te kijken hoe een koe koosjer geslacht wordt. Het deed me niets. De opleiding tot sjocheet duurt jaren. Je moet kennis hebben van religieuze regelgeving, de anatomie van dieren. Je leert ook heel zorgvuldig een mes slijpen. De slacht moet namelijk volkomen pijnloos gebeuren. Een beginnende sjocheet start met kippetjes, later wordt dat uitgebreid met klein en groot vee. Ik heb een aantal jaar als slachter in Londen en Amsterdam gewerkt. Op een dag kwam ik thuis en zei ik tegen mijn vrouw: ‘Ga ik nu nog veertig jaar nekken snijden?’ Toen ben ik begonnen met de vervolgopleiding tot rabbijn. Ik vind sowieso dat ik iedere vijf jaar weer wat anders moet doen.’

U was jarenlang rabbijn, eerst in Londen, daarna in Den Haag, Amsterdam en Rotterdam. Wat doet een rabbijn?

‘Een belangrijke taak van een rabbijn is het pastorale werk, de verantwoordelijkheid voor het geestelijk welzijn van je gemeenteleden. Het waren de jaren zeventig en tachtig, achteraf gezien een boeiende tijd. De oorlogsgeneratie werd ouder en kwetsbaarder. Toen pas kwamen veel oorlogstrauma’s en kampsyndromen boven. Ik was als rabbijn een luisteraar. In die jaren waren er de eigen welszijnsinstellingen, zoals het Joods Maatschappelijk Werk, dat gespecialiseerd is in gesprekken met die oorlogsgeneratie en het Sinaï Centrum voor geestelijke gezondheidszorg.

Op een gegeven moment had ik alles wel zo’n beetje zien langskomen, ondanks dat ieder gesprek nieuw was. Ik begon met het organiseren van studiereizen naar Oost-Europa met voornamelijk niet-joodse groepen. Daar ligt duizend jaar joodse geschiedenis. We bezochten Warschau, Lublin, de streek Galicië met het joodse plattelandsleven dat honderden jaren oud was. Er zijn daar nog mooie plekjes, oude begraafplaatsen en synagogen en de verhalen erachter.’

Gedoogakkoord

‘In 1996 ontmoette ik op de Israëlische ambassade in Den Haag toenmalig minister van Justitie Ernst Hirsch Ballin. Hij vroeg of ik lid van het CDA wilde worden. Ik heb erover nagedacht en vond het een goed idee. Het CDA heeft toch met de Bijbel en de Thora te maken. Politiek vanuit religieus gedachtengoed.’

Hoe verhoudt geloof zich tot politiek?

‘Er is een Schepper waarnaar je moet luisteren en aan wie je ondergeschikt bent. Bij alle politieke onderwerpen, of het nu gaat om vluchtelingen of werkloosheid, kijkt de Schepper mee over onze schouder.

Ik ben in 2010 uit de partij gestapt, na het gedoogakkoord van VVD en CDA met de PVV. De PVV is voor mij een no go area, vanwege het uitsluiten van bevolkingsgroepen. De druppel was wat Sybrand Buma in het regeerakkoord liet zetten: we moesten volgens hem zorgvuldig omgaan met het vluchtelingenprobleem en misdaden buiten de grenzen houden. Die koppeling tussen vluchtelingen en criminaliteit vond ik zo kwalijk. Net als de zogenoemde joods-christelijke samenleving, waarover hij in 2017 sprak in zijn H.J. Schoo-lezing. Die joods-christelijke samenleving bestaat niet. Er was in Nederland een christelijke samenleving. Tot begin de negentiende eeuw mochten wij Joden niets. We mochten van allerlei verenigingen geen lid worden, niet aan universiteiten studeren, niet bij C&A werken. Van de Rotaryclub mochten we pas laat in de jaren dertig van de twintigste eeuw lid worden. Pas na 1945, toen we als gevolg van de Holocaust geslachtofferd en gedecimeerd waren, hoorden we er opeens bij.

‘Tot begin de negentiende eeuw mochten wij Joden niets’

Buma zei later dat hij het zo niet bedoeld had. Maar de bedoeling maakt niet uit, woorden luisteren in deze kwestie nauw. Het kiezen van de juiste woorden is een van de belangrijkste verantwoordelijkheden als politicus. Ik werkte toen al op scholen met migrantenkinderen. De term joods-christelijk sluit de islam en andere geloven buiten. Daar kwamen zijn woorden binnen als discriminatie.’

U bezoekt al jaren samen met de Marokkaans-Nederlandse jongerenwerker Saïd Bensellam multiculturele klassen, om begrip en respect voor andersgelovigen te kweken. Waarom bent u zo betrokken bij moslims?

‘Iedere stap naar uitsluiting is discriminatie. Het niet waarderen van je medemens is voor mij onacceptabel. In de Joodse gemeenschap wordt wel eens bezwaar gemaakt als ik een vergelijking maak tussen de gebeurtenissen in de Tweede Wereldoorlog en de discriminatie en uitsluiting van moslims nu. Maar je moet niet kijken naar de afloop maar naar het begin. De verschikkingen zijn begonnen in de jaren dertig in Duitsland en later Oostenrijk met het uitsluiten van burgers. Wij doen nu hetzelfde. Daarom is het verbod van de hoofddoek bij de politie voor mij een hot item. Je sluit mensen uit en dat is een glijdende schaal.’

Hoe kijkt uw geloofsomgeving naar de dingen die u doet?

‘Daar leeft angst. De joodse gemeenschap heeft zich, vanuit haar eeuwenoude geschiedenis van vervolging met als climax de Tweede Wereldoorlog, een slachtofferrol aangemeten. We zijn niet in staat om uit die slachtofferrol te klimmen, ook niet tachtig jaar na de oorlog. Zo ontstaat het verkeerde idee dat achter iedere boom een antisemiet schuilt. Dan zijn er ook nog de gebeurtenissen in het Midden-Oosten, de confrontatie tussen Joden en Palestijnen, die vaak ook moslim zijn. En dan komt er een grote bevolkingsgroep hierheen die moslim is. Maar dat het hier te gevaarlijk wordt voor Joden is een verkeerde redenering. Dan maakt de Jood dezelfde generalisatiefout waarvan hij al te vaak slachtoffer is geweest. Tegen generalisatie moeten we ons juist teweerstellen.’

U ontmoet veel moslims – en onder moslims is er soms duidelijk antisemitisme.

‘Ja maar er is ook antisemitisme onder christenen en niet-gelovigen. We hebben daar eeuwenlang last van gehad. Maar dat zijn opvattingen van een kleine minderheid. Het is niet tekenend voor een hele bevolking.’

‘Dat het hier te gevaarlijk wordt voor Joden is een verkeerde redenering’

Van de Kamp wijst naar de overkant, naar basisschool Cheider. De marechaussee posteert bij de hekken. Dat heeft niets te maken met de gevaren van moslims vanuit de Nederlandse samenleving, maar met angst voor gewapend internationaal terrorisme, zegt hij. ‘Goed dat ze er staan, maar het staat los van Nederland; in heel Europa worden Joodse scholen bewaakt. Als zij dat niet zouden doen, wordt deze school de zwakke symbolische schakel en dus een makkelijk doelwit. Gelukkig is er nog nooit iets gebeurd in Amsterdam. Het ergste wat we hebben gehad is één Syriër die de ruiten insloeg van een koosjer restaurant.’

Messiasverwachting

Bij het lezen van uw columns slaat de twijfel soms toe. U bent toch wel voor de scheiding van kerk en staat?

‘Tijdelijk.’

Wat bedoelt u?

‘Het jodendom kent een Messiasverwachting. Dat betekent dat er ooit een verlossing komt van het joodse volk, van de totale wereld, en dan keert het joodse volk terug naar Israël. Zo staat dat in de Bijbel. Dan komt er een joods land. Dat is geen democratie, maar een soort bijbelse theocratie, maar dan wel heel beschermend.’

Dus eigenlijk is de seculiere staat Israël niet zo’n goed idee?

‘Ik zie het als een tussenfase. Je kunt je afvragen of de staat Israël vanuit de Bijbel gezien een legitieme vorm is. Het was een geschenk dat er een plek was na de Tweede Wereldoorlog waar joden naartoe konden gaan, maar bij de staatsvorm kun je vraagtekens zetten.
De Israëlische leiders zien hun land het liefst als een volkomen seculiere staat. Bij de oprichting is weliswaar besloten om de orthodoxe gemeenschap die daar woont te blijven accommoderen. Bepaalde regelgeving is voorbehouden aan de orthodoxe gemeenschap, zoals het huwelijksrecht. Maar dat is een klein domein, de rest van het staatsbestel is volkomen seculier.’

Rabbijn Lody van de Kamp met Said Bensellam (links), met wie hij samenwerkt in het project Said & Lody. (Beeld: YouTube)

Je zou kunnen zeggen dat u zich in twee werelden bevindt. U maakt actief onderdeel uit van de seculiere samenleving maar u snapt de chassidische joden in Israël heel goed.

‘Ik voel mij religieus heel erg verwant aan die chassidische stroming, maar cultureel gezien minder. Ik leef in deze westerse samenleving en moet als ‘calvinistische’, orthodoxe jood flexibel manoeuvreren.’

Er zijn natuurlijk ook moslims die zo religieus zijn, dat deelt u met hen.

‘Ja, en ik heb ook meer met de rechtervleugel van de Protestantse Kerk dan met het vrijzinnige deel ervan. Ik voel mij zelfs meer verbonden met moslims dan met christenen, want religieus gesproken hebben wij veel meer overeenkomsten. Ritueel slachten: koosjer en halal. Wij bidden drie keer per dag, moslims vijf keer. Het Arabische en Hebreeuwse schrift gaat van rechts naar links. Moslima’s die hun hoofd bedekken, mijn vrouw en onze getrouwde dochters dragen ook een hoofdbedekking.’

Maar er is één grote splijtzwam: Israël.

‘Ja, één steen des aanstoots drieduizend kilometer hiervandaan. Dáár is een conflict. Maar dat is geen conflict tussen joden en moslims. Het is een politiek en territoriaal conflict. Mijn relatie met mijn islamitische kennissen is zodanig dat we overal over spreken, dus ook over Israël en Palestina. Ik kan mij goed voorstellen dat Marokkaanse of Turkse moslims een bepaalde verbondenheid voelen met Palestijnse moslims, net als ik verbondenheid voel met Joden in Israël. Maar dat is niet essentieel.’

‘De Israëlische overheid heeft een grote verantwoordelijkheid om de groepen bij elkaar te brengen’

Hoe denkt u dat het nu verder gaat met Israël?

‘Men is daar gewend aan die situatie. Er is een zevenhonderd kilometer lange, hoge muur gebouwd, die Palestijnse steden en dorpen afsnijdt van de buitenwereld. Israëliërs denken niet: misschien is het een goed idee om ooit te gaan samenleven met de mensen aan de andere kant van de muur. Dat bewustzijn is er niet. De vredesbeweging is er nog steeds heel erg klein.’

Hoe kan dat?

‘Er waren de afgelopen honderd jaar talloze aanslagen. Er hebben zich vijandsbeelden ontwikkeld en die zijn zo dominant. De Israëlische overheid heeft een grote verantwoordelijkheid om de groepen bij elkaar te brengen, maar die wordt niet opgepakt.’

Eenrichtingsverkeer

Hoe kijkt u terug op de afgelopen jaren in Nederland. Hoe leven de verschillende culturen hier samen?

‘We hebben hier een soort integratieongeduld. We willen graag dat migranten er meteen bij horen. Ik hoorde laatst op de radio iets vreemds. Het ging over de woonprojecten waar jonge statushouders en studenten samenleven. Dat heeft voor beide groepen een voordeel, werd er gezegd. Statushouders kunnen zo makkelijker integreren en studenten goedkoper wonen. Maar deze manier van denken is verkeerd. Het is eenrichtingverkeer. Wij vinden dat zij Nederlanders moeten worden, in plaats van dat wij ons verrijken met de eeuwenoude culturen van anderen die hier naartoe komen.

De praktijk is gelukkig al anders. Ik was enkele maanden geleden bij een iftar van een islamitische studentenvereniging in Utrecht. In de zaal zaten hele rijen islamitische studenten, allemaal in opleiding tot professional. Dat is een hele grote rijkdom, zij zijn de volgende generatie.’

Vliegrampen

Aan het eind komt Van de Kamp nog even terug op zijn vroegere pastoraal werk. ‘Ik heb dat uiteindelijk vaarwel gezegd vanwege een paar ervaringen. Een ervan is de Bijlmerramp in 1992. Ik was rabbijn in Amsterdam en werd de ochtend na de ramp opgeroepen door het Rode Kruis. Honderden overlevenden werden opgevangen in een sporthal. Wat ik daar gezien heb aan paniek, angst en verdriet. Op een van die avonden bracht een man die in mijn groep zat foto’s mee van brandende lichamen die aan balkons hingen. Dat had hij allemaal gezien. Daarna ben ik ook nog betrokken geweest bij de identificatie van de omgekomen bemanningsleden en het meisje dat ook in het vliegtuig zat.’

‘Als je dat hebt meegemaakt dan lijkt al het andere niet meer belangrijk in je leven’

‘Hoe gek het ook is, ik heb daarna nog twee vliegrampen meegemaakt. Eentje was de crash van het Martinair-toestel in Faro in Portugal, een paar maanden later. Ik zat in de auto toen ik het nieuws hoorde. Het eerste wat ik dacht was: ‘Ik hoop dat het aan mij voorbijgaat.’ Maar diezelfde dag werd ik gebeld door Martinair. Er was een jong joods echtpaar omgekomen, de ouders woonden ook in Buitenveldert. Ze vroegen mij of ik met hen contact wilde opnemen.’

Bij de derde vliegramp zijn onze buren omgekomen. Een Nederlandse man en een Marokkaanse vrouw. Ze hadden twee kleine kinderen, die veel met onze kinderen speelden. Ze zaten ook hier op de joodse school. Ik liep met die man vaak op vrijdagavond naar de synagoge. Het gezin was op vakantie in Marokko en kwam om bij een binnenlandse vlucht op weg naar Agadir. Experts zijn dagen bezig geweest in dat huis, en ik moest daar bij zijn, om papieren van de tandarts en kledingstukken te vinden. Ik probeerde gedaan te krijgen dat de lichamen naar Nederland konden worden gebracht. Dat kon niet, want die bleken volgens islamitisch gebruik op diezelfde dag in een massagraf begraven.

‘Toen had ik drie rampen gehad. Dat was voor mij de reden om te zeggen nu ga ik andere dingen doen. Als je dat hebt meegemaakt dan lijkt al het andere niet meer belangrijk in je leven. Het werk als rabbijn bestaat, naast veel andere zaken, vooral uit het er zijn voor je medemens. Vanwege mijn eigen ervaringen dreigde wat de ander nodig heeft door mij gerelativeerd te worden. Dat wilde ik niet. Daarmee doe ik die ander tekort.’

Veertig jaar na de moord op Kerwin

0

Als het anders was gelopen, dan zou de Antilliaans-Nederlandse Kerwin Duinmeijer dit jaar 55 jaar zijn geworden. Misschien zat hij, inmiddels op middelbare leeftijd, nu wel van zijn kleinkinderen te genieten. Die waren, anders dan hun opa Kerwin, geboren in Amsterdam en gingen zo nu en dan bij hem langs. Hij zou hen dan, wie weet, hebben verteld over het land dat hij in de jaren zeventig aantrof. Over de hippies in het Vondelpark en misschien ook wel de verscheidene gastarbeiders die een steeds groter deel van de hoofdstad bevolkten.

Helaas is Kerwin voor altijd 15 gebleven en heeft hij nooit het geluk van kinderen en kleinkinderen mogen proeven. Precies veertig jaar geleden is hij door een racistische skinhead na een woordenwisseling neergestoken op de Damstraat en stierf hij een paar uur later aan zijn verwondingen in het ziekenhuis. Een taxichauffeur weigerde hem te vervoeren, omdat hij geen bloed op de stoel wilde.

De ‘vuile n*g*r’ zou hem vuil hebben aangekeken, verklaarde de zestienjarige moordenaar Nico Bodemeijer tegen de politie.

Ik tik zijn naam op Google en lees de berichten die er sindsdien over Kerwin zijn verschenen. Ieder jaar verschijnt er wel wat. Ik moet toegeven dat ik me nooit echt heb verdiept in wat er toen precies is voorgevallen. Ik betrap mezelf op het feit dat mijn interesse groeit, wanneer ik lees dat de woordenwisseling al in de Turkse shoarmatent was begonnen.

In het Historisch Nieuwsblad lezen we: ‘Op zaterdag 20 augustus 1983 loopt hij [Kerwin] met drie vriendjes tegen middernacht in de Damstraat een shoarmatent binnen. Er zijn ook skinheads in de zaak. Ze roepen ‘vuile Turk’ tegen de man achter de toonbank en brengen de Hitlergroet. De jongens lopen weer naar buiten, Kerwin als laatste. Als hij de skinheads wil passeren ontstaat er een woordenwisseling. ‘Ik steek je verrot,’ zegt een van de skinheads. En hij steekt.’

‘Racisme is moord’, staat op een van de bordjes van de demonstratie die toen, in 1983, plaatsvond

Ik word ongemakkelijk van het feit dat mijn interesse is gegroeid doordat die skinhead ook ‘vuile Turk’ heeft geroepen, voordat hij instak op Kerwin. Moet ik daar ongemakkelijk van worden, of is het niet meer dan logisch dat ik me aangesproken voel, omdat ik zelf Turks ben? Het moralistische antwoord is dat elke vorm van racisme me, ongeacht mijn afkomst, zou moeten interesseren. Het realistische antwoord is dat ik als vanzelf meer geïnteresseerd ben in Turkse dingen, zoals zwarte of witte Nederlanders ook meer geïnteresseerd zijn in zwarte of witte zaken.

Ik kijk verder en zie een naar schilderij van Kerwin met Nike-gympen en een bebloede buik in een tuinbroek. Tot mijn grote schrik is er ook een echte foto. Hoe hij daar wijdbeens ligt op de karakteristieke steentjes van de Dam raakt mij. Ik moet meteen denken aan wat vele zwarte activisten met triggerwarnings op sociale media zeggen: ‘Laat die beelden niet zien.’ Zwarte mensen hebben genoeg van die traumatiserende zwarte lichamen. Waarom zou je daar als media een rol in willen spelen? Aan de andere kant denk ik: dit is de confronterende realiteit van racisme.

‘Racisme is moord’, staat op een van de bordjes van de demonstratie die toen, in 1983, plaatsvond. Hoe kunnen we racisme bestrijden, als we de meest brute consequentie van racisme niet tonen? Maar op een ander bordje van diezelfde demonstratie staat weer: ‘Racisme is elke dag (een beetje) sterven.’

Het zijn aangrijpende woorden. Daarom is het misschien beter om het bebloede lichaam van Kerwin op de Dam niet meer te tonen, zeker niet als hoofdfoto bij een artikel.

Laten we ons Kerwin herinneren als die prachtige, glimlachende jongeman, die helaas niet oud mocht worden in Nederland, omdat hij een Antilliaan was. Dat is al triest genoeg.

HRW: China moet anti-zwart racisme beter aanpakken

0

Mensenrechtenorganisatie Human Rights Watch vindt dat China anti-zwart racisme op social media harder moet aanpakken.

Chinese social media als Bilibili, Douyin, Kuaishou, Weibo en Xiaohongshu grijpen vaak niet in als er racistische berichten worden geplaatst, ondanks hun verantwoordelijkheid om dit wel te doen, aldus Human Rights Watch.

‘De Chinese regering prijst graag de antikoloniale solidariteit en eenheid tussen China en Afrika, maar negeert tegelijkertijd alomtegenwoordige haatzaaiende uitlatingen tegen zwarte mensen op het Chinese internet’, zegt HRW-onderzoeker Yaqiu Wang. ‘Beijing moet erkennen dat het doen van investeringen in Afrika en het omarmen van de vriendschap tussen China en Afrika de schade die wordt veroorzaakt door onaangeroerd racisme niet ongedaan kan maken.’

Veel video’s en berichten over zwarte mensen bevatten aanstootgevende raciale stereotypen. Een veel gedeeld type video, gemaakt door Chinese influencers die in Afrika wonen, portretteren zwarte mensen als verarmd en afhankelijk van China. Chinezen zelf zijn rijke weldoeners, die zwarte mensen aan banen en huizen helpen.

Verder zijn er video’s waarin zwarte mannen die met Chinese vrouwen zijn getrouwd worden bekritiseerd. Zij zouden het Chinese ras ‘besmetten’. Chinese vrouwen die foto’s van henzelf met hun zwarte partner plaatsen zijn bovendien niet zelden slachtoffer van online intimidatiecampagnes: doodsbedreigingen, verkrachtingsfantasieën en doxing – het publiceren van adresgegevens en andere persoonlijke informatie zonder toestemming van het slachtoffer. Het viel HRW ten slotte op dat racistische Chinese social mediagebruikers de racistische symbolen en taal overnemen van racistische Amerikanen.

Chinese social media censureren wel meteen als er kritiek komt op de Chinese overheid. Zo is Winnie the Pooh in China verboden, omdat critici van president Xi Jinping hem in memes vergeleken met de teddybeer van Disney. In Turkije zijn vergelijkingen tussen president Recep Tayyip Erdogan en Gollum, een fictief personage uit de filmtrilogie Lord of the Rings, verboden.

Opstand tegen slavernij van Tula herdacht

0

Nederland en Curacao herdenken vandaag op meerdere plekken het begin van de opstand van de totslaafgemaakte Tula. Die strijd tegen slavernij onder zijn leiding begon op 17 augustus 1795.

Tula besloot op die dag met vijftig anderen te stoppen met het verrichten van slavenarbeid. Een vrijheidsstrijd die voor hem eindigde met een brute marteldood (levend geradbraakt) door de Nederlandse kolonisator. Dat meldt de NOS.

Een aantal politici uit de Tweede Kamer zijn op Curaçao om vanavond bij de herdenking te zijn. De Atlantische slavenhandel begon in de zeventiende eeuw. Europeanen namen mensen uit Afrika mee naar andere delen van de wereld, waar zij onder zware omstandigheden moesten werken als slaaf. Nederland heeft meer dan een half miljoen Afrikanen naar Amerika verscheept.

Er waren zware straffen voor slaafgemaakte mensen die tegen hun Europese ‘meester’ in opstand kwamen. Toch is er altijd verzet geweest tegen de slavernij, meldt NOS.

Het Parool meldt dat de aandacht voor de opstandelingen van Tula ‘groter dan ooit’ is. ‘Ze eisten hun vrijheid op, zoals dat enkele jaren eerder ook was gebeurd in de Franse kolonie Saint-Domingue, voormalig Haïti. De idealen van de Franse Revolutie (vrijheid, gelijkheid, broederschap) zijn ook van kracht in de overzeese gebiedsdelen, was de logische gedachte onder de opstandelingen,’ schrijft het Parool.

De slavernij zou na de opstand nog meer dan zestig jaar duren op het Caraïbische eiland.

Turkse krant Sabah beticht VVD-leider Yesilgöz van ‘Turkenhaat’

0

De Turkse regeringsgezinde krant Sabah heeft een video gelanceerd waarin zij VVD-leider Dilan Yesilgöz beschuldigt van ‘Turkenhaat’. Ook verbindt de krant haar indirect aan PKK-terrorisme.

‘De haat van Yesilgöz heeft diepe wortels’, schrijft Sabah onder de hashtags ‘PKK’ (staat op de terreurlijst van Turkije, de EU en VS) en ‘LGBT’. ‘De in Ankara geboren Dilan Yesilgöz is de sterkste kandidaat voor het premierschap’, begint het filmpje met onheilspellende muziek op de achtergrond. Het gaat als volgt verder: ‘Maar vergis je niet door de naam. Haar trackrecord van Turkse vijandschap is vrij lang.’

Sabah verwijt Yesilgöz ook dat zij de ‘zogenaamde Armeense genocide’ erkent – staatsgezinde media voegen altijd het woord ‘zogenaamde’ toe, in lijn met de officiële ontkenning. Yesilgöz bracht in een stemming over deze genocide in het Nederlandse parlement in 2018 een ja-stem uit. Ook zou een foto van een bewapende oude vrouw in de ministerskamer van Yesilgöz, de ‘Armeense bezetting van Nagorno-Karabakh’ symboliseren.

‘Yesilgöz vindt dat mensen vrijuit Turken en de president Erdogan moeten kunnen beledigen’, meldt Sabah en haalt de vader van Yesilgöz erbij om de ‘Turkenhaat’ te verklaren. Yücel Yesilgöz zou lid zijn van de Koerdische PKK en zichzelf presenteren als een goede vriend van Abdullah Öcalan (de leider van de PKK, die sinds 1999 een levenslange gevangenisstraf uitzit in Turkije). ‘Hoewel vader Yesilgöz in Tunceli (de verturkste naam van het Koerdische Dersim, red.) is geboren, zegt hij dat hij uit het zogenaamde Koerdistan komt’, aldus Sabah.

Sabah vermeldt ten slotte ook de steun van Yesilgöz aan lhbt’ers: ‘Dilan, die de missie van haar terroristenvriend vader voortzet, is een grote voorstander van de lhbt-gemeenschap. Ze claimt dat ze voor de vrijheden van iedereen opkomt, inclusief homo’s.’

‘Alleen’, besluit Sabah, ‘moeten we jullie eraan herinneren dat met de belofte van Yesilgöz iedereen te steunen, moslims worden buitengesloten. Haar eerste wapenfeit, toen ze Justitieminister werd, was een hoofddoekverbod voor de politie.’

Primeur: eerste voetbalster met hoofddoek bij Fifa 23

0

Het computerspel Fifa 23 van EA Sports heeft een belangrijke primeur. Voor het eerst is er nu ook een voetbalster met een hijab.

Dit bericht de website Gamer.nl. Het gaat om de Marokkaanse voetbalster Nouhaïla Benzina, die als eerste vrouw in de voetbalgeschiedenis een hoofddoek droeg tijdens het Wereldkampioenschap vrouwenvoetbal. EA Sports heeft met een recente update Benzina aangepast, zodat haar pixelversie ook een hijab draagt.

Tot 2014 mochten vrouwen niet voetballen met een hoofddoek van Fifa, omdat dit mogelijk tot verwondingen aan het hoofd of de nek zou kunnen leiden. Maar Fifa veranderde dit beleid, zodat moslima’s een hoofddoek mogen dragen.

Sinds Fifa 16 zit vrouwenvoetbal ook in de populaire computerspelletjesreeks.

Hoe beleven Indonesiërs vandaag hun onafhankelijkheidsdag?

0

Vandaag viert Indonesië onafhankelijkheidsdag. Op 17 augustus 1945 wierp de Republiek Indonesië, onder leiding van Soekarno en Mohammed Hatta, het koloniale juk van zich af. Nederland erkent deze datum sinds dit jaar moreel, ‘volledig en zonder voorbehoud’, maar toch niet juridisch. Hoe beleven Indonesiërs van nu deze dag?

Agus Tryanta. Beeld: Agus Tryanta

Agus Tryanta (54), als lector verbonden aan de juridische faculteit van de Islamitische Universiteit van Indonesië in Yogjakarta, ziet 17 augustus als de dag waarop Indonesië de onafhankelijkheidsstrijd herinnert, maar ook als het begin van een nieuwe tijd, waarin Indonesië zelfstandig is. ‘Voor mijzelf is het een plechtige én een feestelijke dag. Ik vier 17 augustus met mijn vrienden en familie. Ik ga die dag ook naar de campus van de universiteit, waar elk jaar een officiële ceremonie plaatsvindt. Veel werkgevers nodigen hun werknemers uit voor een officiële viering, hoewel 17 augustus een vrije dag is.’

Voor de meeste Indonesiërs is 17 augustus vooral een feestdag, het beste te vergelijken met Bevrijdingsdag op 5 mei. ‘Onze kampong (dorp, buurt, red.) doet mee met de wedstrijd wie de mooiste poort heeft, en neemt het op tegen andere kampongs. 17 augustus draait vooral om vermaak.’

De serieuze herdenking vindt op 10 november plaats, ‘De Dag van de Nationale Helden.’ Op die dag, legt Tryanta uit, vond in 1945 de slag van Surabaya plaats tussen Indonesische vrijheidsstrijders en het Britse leger. De Britten hadden na de Japanse overgave Indonesië bezet, in afwachting van de terugkeer van de Nederlandse koloniale machthebbers. De slag van Surabaya zette de Indonesische onafhankelijkheidsstrijd op de kaart en zorgde voor veel internationale steun voor de Indonesische zaak.

Kadek Sonia Piscayanti. Beeld: Kadek Sonia Piscayanti

Op Bali worden ook de lokale helden van de Indonesische onafhankelijkheidsstrijd tegen Nederland herdacht, zoals Gusti Ngurah Rai uit Tabanan, vertelt de Balinese Kadek Sonia Piscayanti (39). Zij is docent Engels en zet zich in voor Indonesische schrijvers, onder andere via het Mahima Institute Indonesia en het internationale Ubud Writers Festival. Gusti Ngurah Rai en zijn strijders besloten in 1946 om strijdend ten onder te gaan, en deden – net als de Balinese koningen veertig jaar eerder – een zogenoemde puputan, een hindoeïstische rituele massazelfmoord.

‘Het is een fijne dag. We vieren dat we eindelijk vrij zijn.’

Voor Piscayanti is 17 augustus een vrije dag en een feestelijke dag, vervolgt ze. ‘We plaatsen vlaggen bij de weg voor onze huizen. Het is een fijne dag. We vieren dat we eindelijk vrij zijn. We worden als Indonesiërs gerespecteerd in de wereld.’ Ze vertelt dat op 17 augustus ook veel wedstrijden georganiseerd worden, waaronder een marswedstrijd tussen de verschillende scholen op Bali. En net als voorgaande jaren bezoekt ze de nachtmarkt in Singaradja.

Verbeelde gemeenschap

Tryanta is blij dat de Nederlandse regering nu – moreel – 17 augustus 1945 erkent als de datum van de Indonesische onafhankelijkheid. ‘Ik deed mijn masteropleiding in het Verenigd Koninkrijk. Medestudenten uit Afrikaanse landen vielen over het begrip ‘protectoraat’, dat de Britse koloniale overheersers hadden gevestigd over onder andere Tanzania. Dit was gewoon een kolonie, vonden de studenten. Ze vonden het begrip protectoraat de lading niet dekken. In het debat over de koloniale oorlog van Nederland in Indonesië is er iets vergelijkbaars aan de hand. Nederland sprak – tot voor kort – eufemistisch over ‘politionele acties’, terwijl Indonesiërs het hebben over ‘de militaire agressie van Nederland.’

De lector vindt dat Nederland de Indonesische onafhankelijkheid op 17 augustus 1945 niet alleen moreel, maar ook juridisch moet erkennen, wat nu nog niet het geval is. Maar we moeten dit volgens hem wel los zien van de juridische discussie over de vraag of Nederland een soeverein land heeft aangevallen, en of het Nederlandse geweld in de jaren 1945-1949 gedefinieerd moet worden als oorlogsmisdaden.

‘Kijk, Indonesië bestond voor de onafhankelijkheid uit vele koninkrijken en eilanden, die één voor één door Nederland werden veroverd. Uiteindelijk besloten alle Indonesische eilanden zich te verenigen tot één land, op 17 augustus 1945. Voor die datum bestond Indonesië nog niet. Het ligt dus ingewikkelder.’

‘Herstelbetalingen voelen toch een beetje als vergelding. Dat wil ik niet.’

Nederland hoeft, als het aan Piscayanti ligt, geen herstelbetalingen te verrichten aan Indonesië. ‘We voelen ons gezegend, dat we nu onafhankelijk zijn. We hebben onze toekomst in eigen handen, leiden onze eigen levens. Herstelbetalingen voelen toch een beetje als vergelding. Dat wil ik niet. Wel is het een goede zaak dat Nederland nu eerlijker naar het eigen verleden kijkt. De les moet zijn dat oorlog en geweld altijd slecht zijn, dat de fouten gemaakt in het verleden niet herhaald worden. Nederlanders zie ik niet als slechte mensen. Een goede vriendin van mij, die op Bali woont en werkt, is Nederlandse. Ze doet onderzoek naar de dekolonisatie. We voeren goede gesprekken.’

‘17 augustus is een feest voor alle Indonesiërs, van alle verschillende religies en eilanden’, zegt Piscayanti. ‘Het gaat niet om verdeeldheid, maar om eenheid. We zijn één: moslims, hindoes en christenen, Javanen en Balinezen, Molukkers, Papoea’s en anderen.’

Rafi Hidayat. Beeld: Rafi Hidayat

Ondernemer Rafi Hidayat (25), die politicologie heeft gestudeerd, wijst in dit verband op het werk Imagined communities (‘Verbeelde gemeenschappen’) van de Amerikaanse antropoloog Benedict Anderson. ‘De natie Indonesië ontstond eerst als een idee. Mensen van verschillende eilanden en religies gingen zich, in reactie op het koloniale regime, steeds meer één natie voelen. Ze wilden zich ontworstelen aan het Nederlandse koloniale gezag en een eigen land opbouwen. Op 17 augustus 1945 werd dit idee werkelijkheid, toen Soekarno de Indonesische onafhankelijkheid uitriep.’

Het juiste moment

Volgens Hidayat draaide in de zomer van 1945 alles om timing. Op 6 augustus 1945 viel er een atoombom op Hiroshima, drie dagen later was Nagasaki aan de beurt. Japan gaf zich over. Jonge Indonesische revolutionairen dachten toen: ‘Nu is de tijd aangebroken om de onafhankelijkheid uit te roepen.’ De oudere leiders waren voorzichtiger. Soekarno en Hatta werden ontvoerd, om hen ervan te overtuigen zo snel mogelijk de onafhankelijkheid uit te roepen. Dat het haastwerk was blijkt ook uit de onafhankelijkheidsverklaring. Die is nog geen honderd woorden lang. Maar de jongeren hadden gelijk. Dit was het juiste moment. Want de Nederlanders hadden op dat moment niets te vertellen, vanwege de nederlaag tegen Japan in 1942 en het verlies van Nederlands-Indië, en hadden nog geen tijd gehad om hun koloniale gezag te herstellen.’

‘Het is een goede zaak dat Nederland nu anders naar de oorlog van 1945-1949 is gaan kijken’

Nederland probeerde Indonesië feitelijk opnieuw te koloniseren, maar dat mislukte, vervolgt Hidayat. ‘Het is een goede zaak dat Nederland nu anders naar de oorlog van 1945-1949 is gaan kijken en nu ook oog heeft voor het Indonesische perspectief. Onze media hebben echter weinig aandacht besteed aan de veranderende blik van Nederland op dit gedeelde verleden. Het zou goed zijn voor de Nederlands-Indonesische betrekkingen als premier Mark Rutte of zijn opvolger naar Indonesië komt, om dit nieuwe verhaal – waarin eindelijk oog is voor de Indonesische slachtoffers – uit te leggen.’

De jaren 1945-1949 waren voor Indonesiërs een heel gewelddadige, chaotische tijd. Behalve tegen de Nederlanders vochten de Indonesiërs ook tegen elkaar. Communistische radicalen in het sultanaat Solo, het huidige Surakarta, riepen de sociale revolutie uit en wilden alle edelen, priyayi, uit de weg ruimen, ook Hidayats familie. ‘Mijn grootmoeder van vaderskant, een dochter van de sultan van Solo en een van zijn concubines, is voor de communisten op de vlucht geslagen. Daarom woont onze familie niet meer in Surakarta, en woon ik in Jakarta. Een oudoom was Darsono Notosudirjo, een vooraanstaande communist. Na de Indonesische onafhankelijkheidsoorlog brak hij met het communisme.

En wat gaat Hidayat doen op 17 augustus? ‘Ik ga Onafhankelijkheidsdag vieren bij mensen bij mij in de buurt’, antwoordt hij. ‘We gaan vier minispelletjes doen. Vroeger, toen mijn grootvader van moederskant nog leefde, vertelde hij mij altijd verhalen over die tijd. Maar helaas is hij overleden en moet ik het nu met geschiedenisboeken doen.’

Jeffry Pondaag (beeld: Indra Jaya Laksana)

De strijd gaat door

’17 augustus in Indonesië lijkt een beetje op hoe in Nederland 4 en 5 mei worden herdacht’, vertelt Jeffry Pondaag (70) van de Stichting Comité Nederlandse Ereschulden K.U.K.B. ‘In de twee weken voor 17 augustus worden er documentaires en films vertoond over de Nederlandse bezetting van Indonesië en onze onafhankelijkheidsstrijd, zoals in de dagen voor 4 en 5 mei op de Nederlandse televisie allerlei films over de Tweede Wereldoorlog zijn te zien.’

Pondaag is Indonesisch staatsburger, maar woont samen met zijn Nederlandse vrouw in Heemskerk. Graag had hij dit jaar weer in Jakarta op het Merdekaplein (Merdeka betekent ‘vrij’ of ‘onafhankelijk’ in Bahasa Indonesia) de onafhankelijkheid gevierd, maar ziekte gooide roet in het eten. ‘Ik vier 17 augustus op de Indonesische ambassade in Wassenaar’, vertelt hij.

Hij vindt 17 augustus een heel emotionele dag. ‘Als de Indonesische vlag wordt gehesen, dan gaat er wat door je heen. Ik sta dan stil bij de strijd van toen. Dat wij zo moesten vechten om onafhankelijk te worden. Maar ook dat wij nog steeds strijd moeten voeren, omdat de Nederlandse staat 17 augustus 1945 niet juridisch wil erkennen als de datum van de Indonesische onafhankelijkheid.’ Pondaag vindt dat Nederland dat wel moet doen, en ook moet erkennen dat het Nederlandse leger zich niet ‘slechts’ schuldig maakte aan structureel extreem geweld, maar aan oorlogsmisdaden.

De nationale Indië-herdenking van 15 augustus, die jaarlijks wordt georganiseerd, vindt Pondaag eenzijdig. ‘Ze herdenken alleen de Nederlanders en Indische Nederlanders die slachtoffer waren van de Japanse bezetting van Indonesië, niet de vele Indonesiërs die getroffen waren.’

Rechter: “From the river to the sea Palestine will be free” niet strafbaar

0

De leus ‘From the river to the sea, Palestine will be free’ is niet strafbaar. Het gerechtshof Amsterdam zal daarom niet overgaan tot vervolging van een activist die in 2021 tijdens een demonstratie deze woorden gebruikte.

Activist Frank van der Linde deelt de uitspraak, gedaan op 15 augustus, op Twitter. ‘From the river to the sea…’ is een bekende leus onder mensen die zich inzetten voor de Palestijnse zaak. Het is een uiting van hoop, dat voor de Palestijnen in het land tussen de Jordaan (river) en de Middellandse Zee (sea) ooit mensenrechten en vrijheid gegarandeerd mogen zijn. Activisten voor de staat Israël menen echter dat deze uitspraak impliceert dat die staat van de kaart moet worden geveegd en vinden dit antisemitisch – en dus strafbaar.

Bij een manifestatie voor Palestina op 21 juni 2021 gebruikte een activist die leus. Iemand deed hiertegen aangifte, maar het Openbaar Ministerie concludeerde in 2022 dat er geen sprake was van een strafbaar feit. Daartegen ging diegene in beroep – maar de rechtbank in Amsterdam bevestigt nu: er is ‘geen sprake van bedreiging, opruiing of strafbaar aanzetten tot haat’. Daarnaast haalt de rechter de conclusie aan dat ook over het gebruiken van de sjahada-vlag (een vlag met daarop de islamitische geloofsbelijdenis in het Arabisch) niet strafbaar is.

De uitspraak is van belang, omdat activisten voor de staat Israël, vaak aan de hand van de omstreden IHRA-definitie van antisemitisme, regelmatig betogen dat er tijdens demonstraties voor Palestina strafbare uitingen plaatsvinden. Van der Linde is opgelucht: ‘Zou ook redelijk absurd zijn als het wel strafbaar zou zijn geweest, maar goed, je weet nooit tegenwoordig.’

Jaap Hamburger van Een Ander Joods Geluid voegt toe dat internationaal ‘in de kritische literatuur’ al lang duidelijk was dat ‘From the river to the sea…’ een strafvrije uitspraak is. In Nederland is dat nu door de rechter bevestigd.

Ritania Wirht: ‘Zwarte kinderen kregen nooit glansrollen’

0

Het naamplaatje naast de bel zegt ‘R. Wirht’. Dat moet een vergissing zijn, denk ik; Ritania heet toch Wirth? Maar als ik binnen ben, brengt het naamplaatje me onmiddellijk bij de kern: slavernij. En de gevolgen daarvan, tot vandaag de dag.

‘Onze naam is Duits. We zijn het eigendom van een Duitse plantagehouder geweest,’ vertelt Ritania, een gastvrije, openhartige dertiger die, zegt ze, ‘volop in ontwikkeling is’. Ze studeerde voor schrijfster, werkt bij de Stadsschouwburg Utrecht en werd bekend als Miss Black Hair Nederland. Ik ontmoet haar vanuit mijn functie bij het Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap en wil haar verhaal horen over het slavernijverleden en de verwerking ervan. ‘Wie in 1863 werd vrijgelaten, kreeg de achternaam van de plantagehouder’, vervolgt Ritania. ‘Het was gebruikelijk dat er dan letters of lettergrepen werden verwisseld of zelfs dat de naam werd omgedraaid.’

Excuses

‘De excuses van premier Rutte voor de slavernij verrasten me. Ik hoopte wel dat dit een keer zou gebeuren, maar had het niet verwacht. Dat het er snel doorheen werd gedrukt, maakte me argwanend. Was daar geen betere dag voor te vinden dan 19 december? En waarom gebeurde het niet ’s avonds, of op een tijdstip dat iedereen het kon zien, zoals bijvoorbeeld bij de corona-persconferenties? Het voelde niet oprecht, meer bedoeld voor de Nederlandse politiek dan voor de nakomelingen van de slachtoffers. Gelukkig maakte koning Willem-Alexander 1 juli wel echte excuses. Deze keer raakte het me diep. Het voelde persoonlijk en welgemeend, omdat de koning, los van pardon, ook om vergiffenis vroeg. Ook had hij de moed om tegenstanders en mensen die onbegrip tonen, aan te spreken op hun manier van doen en denken. Hij durfde aan te dringen op verbetering van hun gedrag en houding. Ik heb nu voor het eerst de hoop dat er significante stappen gezet kunnen worden naar een betere toekomst.’

Racisme

In het gezin waar Ritania opgroeide, was Keti Koti heel belangrijk. Haar ouders kwamen in de jaren zeventig van de vorige eeuw naar Nederland en stichtten daar een gezin. Rond Ritania’s tiende jaar emigreerden ze naar Paramaribo. Daar maakte zij de basisschool af. Anders dan in Nederland was daar uitgebreid aandacht voor de slavernij, dus wist ze al jong wie Boni, Baron en Jolicoeur waren. Omdat het Surinaamse politieke klimaat rond de eeuwwisseling niet stabiel was, ging het gezin terug naar Nederland, zodat Ritania en haar zus hun schoolcarrière konden vervolgen.

‘Ik was me al heel jong bewust van racisme, nog voordat we verhuisden naar Paramaribo’, vervolgt Rtiania.’ Op mijn christelijke basisschool in Purmerend zaten weinig gekleurde leerlingen. We moesten elk jaar naar Jesus Christ Superstar kijken, maar op een gegeven moment kon ik dat niet meer. Het stoorde me dat Judas werd gespeeld door een zwarte acteur. Ik zei: “Waarom moet uitgerekend Judas, de verrader, als enige zwart zijn en de rest, inclusief Jezus, wit?” Ook viel het me op dat zwarte kinderen bij het kerstspel altijd de rol van bijvoorbeeld een schaap of de ezel kregen. Je moest dan de voor- of achterkant zijn, in een ongemakkelijk kostuum. We kregen nooit de glansrollen. Ook kregen zwarte klasgenootjes vaker de schuld van een vechtpartijtje, vaker straf en vaker een lager schooladvies. Daar was ik toen al boos over. Helaas leidde mijn protest niet tot verbetering en werd het racisme niet onderkend.’

Oma op blote voeten

‘In de slavernijarchieven vind je wel gegevens over je stamboom, maar meestal geen verhalen. Gelukkig kent de familie van mijn moeder een verhaal over mijn betovergrootmoeder Rose Codrington, die behoorde tot de laatste generatie in slavernij. Zij mocht geen schoenen aan maar liep altijd op blote voeten, zoals iedere slaafgemaakte. Na 1 juli 1863 bleef ze dat doen; ze durfde geen schoenen te dragen.

Oma Rose was vroedvrouw. Ze zal op de plantage vreselijke dingen hebben meegemaakt, want in die tijd werden pasgeboren baby’s uit de armen van hun moeders gerukt en voor een spiegeltje verkocht aan andere slavenhouders. En vrouwen werden, pas bevallen, nog bloedend en wel, alweer aan het werk gejaagd. Rust en ruimte voor herstel werd hun niet gegund. Erover praten deed oma Rose niet, ze zong liever gospelliederen.’

Prent uit J.G. Stedman, ‘Narrative of a five years’ expedition against the revolted Negroes of Surinam’ uit 1796 (beeld: Tropenmuseum)

Eén plaatje

‘Ik hield van geschiedenis. Maar toen ik op de middelbare school in Nederland dat vak kreeg, werd ik opnieuw boos. Want over Suriname en de slavernij stond in het boek alleen maar dit plaatje, van een vrouw die met een ketting vastgebonden stond aan een boom en met de zweep kreeg. Dat plaatje kende ik van de basisschool in Suriname. Het was het mildste slavernijplaatje dat ik gezien had. En dat terwijl er genoeg andere, vreselijke afbeeldingen zijn: over brandmerken, vierendelen, en over de marteling van Tula, de leider van de slavenopstand op Curaçao in 1795. Ik weet ook nog precies de drie regels waarmee mijn lesboek op de middelbare school de slavernij afdeed: dat er slavenhandel was, dat er plantages waren, en dat het een zwarte bladzijde was. Dat was alles. Toen ben ik van geschiedenisles weggebleven tot aan het eindexamen.’

Doorwerking van het verleden

Bij de nazaten van de daders ziet Ritania het slavernijverleden doorwerken in privileges. Gemiddeld hebben ze een hogere opleiding gevolgd en hebben ze meer geld dan gekleurde gezinnen. ‘Je kunt er niks aan doen dat je bij je geboorte voordelen hebt gekregen, maar het zou helpen als je het beseft en je inzet voor anderen met minder kansen.’

Ook bij de nakomelingen van de slaafgemaakten ziet Ritania gevolgen van het verleden. ‘Onze identiteit als zwarte mensen is ons met geweld afgepakt. Vóór de slavenhandel was Afrika een ontwikkeld continent. De Egyptische piramiden zijn gebouwd door gekleurde mensen met kennis van wiskunde. De gaper bij de drogist is een Moor: zwarten legden de basis voor de geneeskunde. Maar dat weet bijna niemand! Als zwarte Nederlander moet je nu je identiteit vormen zonder te weten waar je vandaan komt. En het ideaal dat je voorgehouden krijgt – naar mijn mening: leven zoals witte Nederlanders behaagt – is oneerlijk en onbereikbaar. Want jij zult nooit wit zijn, hoe hard je ook je best doet.’

Ritania is christen, maar ze vecht ook met God: ‘Ik maak ruzie met God, maar zoek Hem ook op.’ Haar geloof, beseft ze, kun je zien als een opgedrongen, koloniaal geloof. ‘Wintirituelen worden in het ene deel van mijn familie gepraktiseerd, in een het andere deel niet. De kerk maakte mensen er bang voor en wilde er niet van weten. Ik ben er niet meer bang voor en durf ze te onderzoeken. Aan de andere kant: ik geloof in Jezus en heb momenten waarop ik God echt ervaar. Dat wil ik niet kwijt.’

Helingsproces

Tussen Nederlanders enerzijds en Surinamers en Antillianen anderzijds is een helingsproces nodig. Ritania: ‘Wie privileges hebben, moeten onderkennen dat dit zo is en dat ze onrechtmatig verkregen zijn. Ze moeten de andere partij die privileges ook gunnen (of anders ervan afzien), oprechte excuses aanbieden als ze fouten maken, en willen leren van fouten. Geef anderen de ruimte om zonder gestuurd te worden hun eigen identiteit te vinden. Ga naar de achtergrond en luister. Alleen zo kan de etterende wond genezen.’

Kan de kerk bij dat helingsproces helpen? Ritania twijfelt: ‘De kerk is mede-veroorzaker van het probleem. En dan is het lastig om ook deel van de oplossing te zijn. Wel kan de kerk helpen bij het onderdeel vergeving – want dat is een van de allermoeilijkste dingen om te doen. Daar zou de kerk expert in moeten zijn, met Jezus als boegbeeld. Ik denk hierbij aan Pasen. Hoewel ik zelf nog zoek naar de betekenis en de rol van Jezus’ dood en opstanding, is Pasen het ultieme verhaal over vergeving en een nieuw begin. Jezus werd onschuldig gedood voor andermans fouten – en juist daardoor is er genade voor mensen. Ik word daar wel stil van.’

=-=

Dit interview verscheen op 31 mei op website debijbel.nl van het Nederlands Bijbelgenootschap. Het sluit aan bij het boekje ‘Geroepen om vrij te zijn, Bijbelstudies over slavernij en vrijheid’.