13.8 C
Amsterdam
Home Blog Pagina 290

Moe

0

In de spreekkamer zie ik vaak patiënten met moeheid. Dan prikken we veelal bloed. We kijken of er sprake is van bloedarmoede, een trage schildklier of een ontsteking. Soms is moeheid zelfs een eerste teken van kanker.

Moeheid heeft echter vaker een oorzaak die in het bloed niet te traceren is. Overspannenheid of depressie zijn voorbeelden daarvan.

Aan het begin van de zomer gebeurde wat niemand voor mogelijk hield. Onze langstzittende minister-president trad af. Mark Rutte kondigde aan te stoppen en gaf aan zich niet meer verkiesbaar te stellen. Sigrid Kaag volgde. Daarna Wopke Hoekstra, Farid Azarkan en Sylvana Simons.

Politieke functies, waar vaak meerdere kandidaten voor strijden, worden een voor een verlaten. Edith Schippers bedankte voor het opvolgen van Rutte. Jan Paternotte bedankte voor het opvolgen van Kaag. We kijken naar een heel nieuw verschijnsel.

De politiek is moegestreden. Deze politici hebben de posten in Den Haag tijdens de coronacrisis bemand. Dat is ze niet in de koude kleren gaan zitten.

Laten we hopen dat deze maatschappelijke moeheid tijdelijk is

Nu worden zaken tegenwoordig vaak crises genoemd. Maar al die ‘crises’ verbleken bij de corona. Als je zelfs schoolgaande kinderen verplicht thuis moet houden, zit je in een echte crisis.

In het bedrijfsleven zien we ook dat topfuncties moeilijker ingevuld worden. Verzekeraar CZ heeft een interim-bestuurder aangesteld, omdat ze nog op zoek zijn naar een vaste bestuurder.

De pandemie heeft onze elite geconfronteerd met de vergankelijkheid van het leven. Velen vragen zich af of de inspanningen die geleverd worden wel de moeite waard zijn. Thuis zitten en op een lager maatschappelijk pitje leven en werken, lijkt vooral een voorrecht voor veertigplussers.

Laten we hopen dat deze maatschappelijke moeheid ook maar tijdelijk is. Hoe pervers het politiek spel ook is, we kunnen niet zonder. Om de maatschappij in te blijven richten hebben we gemotiveerde politici en bestuurders nodig.

Geliefde Algerijns-Franse komiek overlijdt tijdens vakantie in Marokko

0

De Algerijns-Franse komiek Wahid Bouzidi is gisteren overleden aan een beroerte, terwijl hij op vakantie was in Marokko. Bouzidi werd 45 jaar.

Whaid Bouzidi was bekend geworden met de Jamel Comedy Club van de bekende Algerijns-Franse acteur Jamel Debbouze. Daarna speelde Bouzidi in enkele Franse bioscoopfilms, waaronder Case Départ, Nicky Larson et le parfum de Cupidon en Neuilly sa mère.

De komiek kampte al langer met zijn gezondheid. ‘Een maand geleden kon ik nauwelijks lopen. De dokters bleven maar zeggen dat ik nooit meer het podium op zou kunnen…’, vertelde Bouzidi in september 2021 aan Courrier de l’Atlas.

Op vakantie in Marokko deed Bouzidi nog mee aan een actie voor kwetsbare kinderen in Marrakesh, een initiatief van de Marokkaans-Franse raper LECK.

Human Rights Watch: Saudische grenswachten doden honderden vluchtelingen

0
‘We werden herhaaldelijk beschoten. Ik zag mensen doodgaan op een manier die ik me nooit heb kunnen voorstellen. Ik zag dertig mensen ter plekke doodgeschoten geworden’ citeert Human Rights Watch (HRW) de 14-jarige overlevende Hamdiya uit Ethiopië in het rapport They Fired on Us Like Rain. De mensenrechtenorganisatie beschrijft de dodelijke operaties van Saudische grenswachten tegen Ethiopische asielzoekers.

Hamdiya heeft zich onder een rots verstopt en is daar gaan slapen tijdens het bloedbad. ‘Ik kon op een gegeven moment voelen dat mensen om me heen sliepen. Maar na een tijdje realiseerde ik me dat ze niet sliepen, maar dood waren. Ik werd wakker en ik was helemaal alleen’, zegt ze.

Volgens Human Rights Watch zijn tussen maart 2022 en juni 2023 ‘tenminste’ honderden Ethiopiërs gedood. De moordpartijen aan de Jemenitisch-Saudische grensregio gaan volgens de organisatie nog steeds door. ‘Grenswachten gebruiken explosieve wapens en schieten mensen van korte afstand neer, inclusief vrouwen en kinderen.’ Dat zou op een ‘wijdverbreide en systematische’ manier gebeuren. In sommige gevallen werd aan slachtoffers gevraagd in welk deel van hun lichaam ze beschoten wilden worden, melden overlevenden.

Het uit staatswege vermoorden van migranten is een ‘misdaad tegen menselijkheid’, schrijft HRW.

Er wonen en werken naar schatting 750.000 Ethiopiërs in Saudie-Arabië. De meesten zijn daar om economische redenen gekomen, maar in toenemende mate arriveren ook mensen die de mensenrechtenschendingen in eigen land ontvluchten.

Experts: Midden-Oosten zal straks kampen met extreme watertekorten

0

Volgens een nieuw rapport van het World Resources Institute zal de wereld deze eeuw worden geconfronteerd met een ongeëvenaarde watercrisis. 25 landen, vooral in het Midden-Oosten en Noord-Afrika, zullen te maken krijgen met ernstige watertekorten.

Volgens de Aquaduct Water Risk Atlas van het World Resources Institute, die woensdag werd gepubliceerd, zullen naar verwachting een miljard mensen met ‘extreem hoge waterstress’ leven.

Veel Arabische landen, waaronder Saoedi-Arabië, Egypte, Jemen, Jordanië, Tunesië, Syrië, Marokko en Algerije, kampen nu al met ‘waterstress’. Dat betekent dat ze zuinig aan moeten doen met water, omdat het anders opraakt. ‘Zelfs een kortdurende droogte brengt deze plaatsen in gevaar zonder water te komen te zitten en zet regeringen er soms toe aan de kranen dicht te draaien’, aldus het rapport.

Ook Turkije kampt met waterstress. De burgemeester van Istanbul, Ekrem Imamoglu, drong er bij de zestien miljoen burgers van de stad op aan ‘elke kostbare waterdruppel die uit de kraan stroomt’ te redden. Zijn oproep volgde op een slecht bericht van het Water- en Rioleringsbedrijf Istanbul (ISKI), dat stelde dat sinds medio augustus de dammen van de stad voor 33 procent vol waren, het laagste percentage in negen jaar.

Waterstress kan ook leiden tot politieke instabiliteit, aldus het rapport. In Iran hebben tientallen jaren van slecht waterbeheer en niet-duurzaam watergebruik al geleid tot protesten.

‘Totaal ongeschikte’ Rotterdamse wethouder Yigit (DENK) treedt af, ‘functioneren onmogelijk gemaakt’, zegt hij zelf

0

De Rotterdamse wethouder Enes Yigit (DENK, armoedebestrijding) heeft zijn functie na aanzwellende kritiek neergelegd.  ‘Direct betrokkenen’ achtten hem ‘totaal ongeschikt’, schrijft het AD in een achtergrondartikel.

‘Hij zou zijn stukken niet of niet goed lezen, slecht op de hoogte zijn van cruciale onderwerpen in zijn portefeuille en regelmatig belangrijke bijeenkomsten missen, waaronder belangrijke VNG-vergaderingen. Ook toonde hij volgens mensen die met hem moesten werken geen zelfreflectie’, aldus het AD op basis van anonieme bronnen.

Het boterde ook niet binnen Yigits wethoudersteam. Een paar maanden na zijn aantreden waren die al allemaal opgestapt. Tijdens debatten wenste Yigit dat hij via Google Docs in spreektaal zijn tekst kreeg, zodat hij die letterlijk kon voorlezen, schrijft het AD. ‘En vervolgens verkloot hij het alsnog’, citeert het AD een ‘betrokken medewerker’.

Op sociale media schrijft DENK Rotterdam dat het verhaal in het AD ‘niks anders dan een totaal ongegronde trap na’ is. ‘Een integere wethouder die onterecht wordt belasterd en ook nog op niveau van roddelbladen. Weer eens duidelijk dat niet op de inhoud maar op persoon wordt gespeeld.’

Ook raadslid Serkan Soytekin (DENK) steekt Yigit een hart onder de riem ‘De politiek heeft een hele lelijke kant. Bijzonder jammer dat je stopt Enes. Zowel persoonlijk, maar ook als collega, heb ik je ontzettend gewaardeerd. Respect voor jouw bevlogenheid en betrokkenheid. Weet dat ik achter je sta en je zal blijven steunen.’

Yigit heeft zelf ook een ander verhaal. ‘In mijn wethouderschap heb ik vele malen te maken gehad met disproportioneel veel weerstand vanuit verschillende hoeken. Het was voor mij soms lastig om niet op de inhoud van mijn werk beoordeeld te worden, maar aangevallen te worden op mijn persoon,’ zegt hij tegen de Rotterdamse stadszender Rijnmond.

Ook benoemt de jongste wethouder dat zijn drang voor vernieuwing en diversiteit in de organisatie voor ‘spanningen’ zorgde. ‘Hierdoor werd het functioneren mij lastig gemaakt’, aldus Yigit.

‘Ik zie in Nederland een thuis dat me zal beschermen’

Elke maand gaat de Kanttekening in gesprek met vluchtelingen en statushouders in Nederland. Hoe zijn ze hier gekomen? En hoe hebben zij hun nieuwe leven in Nederland opgebouwd? Deze maand: Abdulaziz.

Abdulaziz is een twintiger. Hij vertrok uit Jemen om ergens anders meer kansen te hebben en vooral meer veiligheid te ervaren.

Gevangen in Jemen

Na het arriveren in Nederland meldde Abdulaziz (zijn volledige naam is bij de redactie bekend) zich meteen als vluchteling en belandde in het asielzoekerscentrum in Ter Apel. Al snel werd hij overgeplaatst naar Deventer, waar hij nu verblijft in afwachting van de beslissing van de immigratiedienst IND. Die valt binnenkort en zijn advocaat ziet het positief in. Hij kan niet wachten totdat hij een burgerservicenummer heeft en mag gaan werken. Dat wil hij verschrikkelijk graag. Niet alleen voor zichzelf, maar ook voor zijn familie in Jemen.

‘Ik kom uit Sanaa, de hoofdstad van Jemen. Het leven is daar verschrikkelijk moeilijk, vooral sinds 2015. Toen brak de oorlog uit. We zaten regelmatig zonder water, zonder elektriciteit én zonder salaris. Dat kan vaak niet worden uitbetaald. Zonder geld overleef je niet, dus daarom ben ik in 2019 in Saoedi-Arabië gaan werken. Daar is het lastig voor mensen uit Jemen, want een Jemenitisch paspoort is niet zo’n sterk reisdocument. Eigenlijk zit je een beetje gevangen in Jemen. Je moet voor vrijwel elk land een visum hebben. Saoedi-Arabië was een land waar ik wel naartoe kon. Ik mocht er werken en geld naar huis sturen. Mijn vader stierf toen ik heel klein was, maar ik heb nog een moeder, broers en grootouders.’

In 2022 werkte Abdulaziz in Saoedi-Arabië als kassamedewerker in een café. Hij raakte bevriend met een collega die hem alles leerde over koffie. Dat zou hem in Nederland van pas komen.

‘Het was onmogelijk voor me geworden om terug te gaan naar Jemen. Er zijn twee regeringen in Jemen die elkaar bevechten, plús dat we worden aangevallen door Saoedi-Arabië. Als ik terugkeer zou ik naar de gevangenis moeten. Ik had namelijk een oproep voor militaire dienst gekregen, waaraan ik geen gehoor heb gegeven.’

Het laatste jaar waarin Abdulaziz in Saoedi-Arabië was veranderde er veel. ‘Ik raakte mijn baan kwijt. Er zijn veel mensen uit Jemen in het Saoedische koninkrijk, meer dan drie miljoen. Op een moment werden werknemers uit Jemen ontslagen en vervangen door Saoediërs. Dit was een vorm van wegjagen. Het was vrijwel onmogelijk geworden om werk te vinden. De kosten voor levensonderhoud in Saoedi-Arabië zijn hoog en werden nog hoger. Zo moesten buitenlanders elke maand hun identificatiebewijzen vernieuwen, wat ontzettend veel geld kostte. Een groot gezin was 20.000 euro per jaar kwijt aan al die papieren, die steeds vernieuwd moeten worden.’

Europese media besteden bijzonder weinig aandacht aan de situatie in Jemen

Abdulaziz had geld gespaard en geld naar zijn familie gestuurd. Dat kon nu niet meer. Hij begreep dat er in Saoedi-Arabië geen toekomst meer voor hem was. Als hij niet werkte moest hij teruggaan naar Jemen, waar hij vanwege zijn dienstweigering en de oorlog zijn leven niet zeker was. Na het bemachtigen van een visum voor Egypte reisde hij daarheen.

‘Ik ben vier maanden in Egypte geweest. Helaas mocht ik daar niet werken, want ik was gearriveerd op een toeristenvisum dat drie maanden geldig was. Dat heb ik één keer kunnen verlengen, wat 50 euro kostte. In Egypte plande ik mijn reis naar Europa. Ik moest weg, want studeren was ook onmogelijk. Daar is namelijk geld voor nodig en dat had ik niet. Er wonen ruim 100 miljoen mensen in Egypte. Ook als je wel mag werken is het lastig om een goede baan te vinden. Het land is wel redelijk vriendelijk richting Jemenieten.’

Hoewel het hem werd afgeraden besloot Abdulaziz vervolgens om naar Rusland te gaan. Hij kreeg te horen dat dit te gevaarlijk was, vanwege de oorlog met Oekraïne, maar hij deed het toch.

‘Ik had geen keus en moest in Europa, in Nederland zien te komen. Ik had gunstige dingen over Nederland gehoord. Vanuit Rusland ben ik naar Belarus gegaan.’

Van daaruit volgde een lange, gevaarlijke reis. Onderweg kon Abdulaziz gelukkig van iemand geld lenen om verder te reizen.

‘Ik arriveerde hier met de trein. O, wat was ik opgelucht en blij toen ik in Nederland was. Hier wilde ik zijn! Ik ben overal in gevaar geweest. In de Arabische landen waar ik was, had ik geen toekomst.’

Filmacademie

Abdulaziz verblijft door toeval in Deventer. ‘Ik mag niet werken, maar ik loop stage bij een koffiebar. Mijn kennis over koffie komt me nu goed van pas. Inmiddels ben ik junior barista. In de toekomst wil ik graag een café openen. Nee, ik weet dat ik moet oppassen met het woord coffeeshop. Daarom zeg ik café. Ik wil echte koffie serveren. Als barista weet je niet alleen alles over koffie zetten, maar ook over koffiebonen. Waar ze vandaan komen, de kwaliteit, hoe ze zijn geroosterd, enzovoort. Er zijn veel mogelijkheden en veel smaken. Mijn persoonlijke favoriet zijn koffiebonen uit Ethiopië. De heerlijke smaken verschillen onderling. De bonen komen uit diverse regio’s en smaken allemaal anders. Dat maakt het zo speciaal.’

Abdulaziz. Beeld: Anne-Rose Hermer

Abdulaziz denkt niet in problemen. Hij ziet geen asielproblemen, maar mogelijkheden. ‘Als ik niet was vertrokken, wat was er dan met mij gebeurd? Zat ik dan nu in de gevangenis, of nog erger? Ik heb nu zoveel kansen. Voor mij en mijn familie heb ik de beste beslissing genomen. Uiteraard mis ik hen ontzettend. Als ik straks werk heb en geld kan sparen, dan kan ik hen misschien ontmoeten in een land waarvoor ze een visum kunnen krijgen. Niet in Jemen zelf. Daar kan ik niet meer naar terug.’

Hij zit vol plannen. Eerst wil hij aan het werk. Op een dag wil hij een eigen café en koffiebar hebben. Ook zou hij graag naar de filmacademie willen. ‘Ik heb altijd al filmmaker willen worden. Ik ben ervan overtuigd dat alle mensen, dingen en gebeurtenissen een verhaal met zich meedragen. Zo’n verhaal is de steunpilaar van films. Ik zie in Nederland een thuis dat me zal beschermen, ondersteunen en mij zal helpen te worden wat ik wil worden.’ Zijn eerste taak is Nederlands leren lezen en schrijven. ‘Gelukkig heb ik wat kennis van de Engelse taal. Daardoor ben ik bekend met het westerse schrift. Maar het allerbelangrijkste is dat ik op een veilige plek ben.’

Op de vraag wat hij wel en niet leuk vindt aan Nederland, merkt hij direct op dat hij het hier fijn vindt. ‘Nederlanders zijn aardige mensen. Ze accepteren je, zijn behulpzaam en vriendelijk tegen elkaar. De belangrijkste reden die mij voor Nederland deed kiezen zijn de mensen. De eenvoud van hun handelswijze, de mate waarin ze vluchtelingen accepteren. Van de landen waar ik geweest ben, zijn Nederlanders echt het aardigst. Nederland is goed voor mij. Ik kan niet anders zeggen.’

Nee, hij heeft tot nu toe geen negatieve ervaringen en discriminatie ondervonden. Bij navraag blijkt dat hij weet wie Geert Wilders is. ‘The man with the very blond hair.’ Maar hij is niet bang dat Wilders aan de macht komt en hem deporteert. ‘Ik geloof in de goedheid van de mensen. Die beschermen ons wel.’

Europese media besteden bijzonder weinig aandacht aan de situatie in Jemen. Abdulaziz is voorzichtig als hij spreekt over de situatie in dat land: ‘De problemen begonnen in 2015, maar Saoedi-Arabië valt Jemen nog steeds aan.’

Het gemiddelde journaal mag Jemen dan niet elke dag op het menu hebben staan, hulporganisaties zoals Save the Children, Artsen zonder Grenzen en Amnesty International luiden op hun websites de noodklok wat betreft de situatie in Jemen.

Een groen autootje

0

Mijn moeder verhuist. Ze wordt geopereerd aan haar knieën en kan dan niet meer al die trappen op en af. Ik loop daarom een laatste keer door het huis waar ik een groot gedeelte van mijn leven doorbracht. De woning in de Haagse Schilderswijk, die ik zelf al iets meer dan een jaar geleden verruilde voor een studiootje elders in de stad. Als ik op mijn balkon sta moet ik denken aan zo’n zeven jaar geleden, een zomerdag.

Toen. Vanaf mijn bureau hoor ik geschreeuw: een mannenstem en een vrouwenstem. Uit het raam zie ik beneden een jongeman die twee portieken verder woont, een andere man, leunend tegen een groen autootje, en een jonge vrouw met een hond onder haar arm. Degene hier uit de buurt loopt rondjes om de twee anderen en schreeuwt dat die vrouw samen met haar broer weg moet, dat het anders verkeerd afloopt. Soms bijt die jonge vrouw iets terug.

Het blad van de schop vliegt door de straat

Inderdaad. Een poosje later, als ik op het balkon sta, zoals meer buurtgenoten, hobbelt de vader van de jongeman aan en loopt meteen naar de broer en scheldt en vloekt. De zoon waarschuwt nog één keer: de vrouw en haar broer moeten nú weg. Hij loopt naar zijn witte busje en pakt uit de achterbak een schop. Hij slaat de rechter buitenspiegel van de groene auto kapot, slaakt een kreet en ramt meermaals de broer. Ook de vader slaat de broer, met zijn dikke vuisten. Ik bel de politie; de buurvrouw aan de overkant ook, volgens mij.

Het blad van de schop vliegt door de straat, de broer verliest een schoen en rent weg. De vrouw blijft achter, het hondje zit in haar auto met inmiddels een kapotte zijspiegel. Ze trilt. Vader en zoon bloeden.

De moeder van het gezin en haar kliekje, een paar oudere dames, komen aangesneld. Ze maken die jonge vrouw, in het Turks, meermaals uit voor hoer. ‘Wie is deze hoer die onze zoon laat bloeden, hem in deze situatie brengt?’, schreeuwt een van hen in het Turks.

Agenten zijn ter plekke. De vader krijgt zakdoeken en het kliekje helpt hem het bloed van zijn nek en handen weg te vegen. Oruspu en hoer, sist hij meermaals naar de jonge vrouw. Zij trilt, nog steeds.

De vader en zoon worden meegenomen. Voordat de vader in de politiewagen stapt, slingert hij de tissues op de auto van het meisje. Een agent raapt de zakdoeken op en gooit ze in de politieauto, op de vader. Twee mannen, ook hier uit de buurt, die er omheen staan en zich eerder nergens mee hadden bemoeid, zeggen dat de agent dat niet kan maken en dat hij respect moet hebben. ‘Ey, ey, ey. Je moet wel het goede voorbeeld geven, hè?’, roept een van hen. Waar bemoeien ze zich mee? Moet je eens kijken hoe ze erbij lopen, met hun badslippers en joggingbroek, reageert een van de agenten. En, meteen daar achteraan: Ze moeten gewoon teruggaan naar waar ze vandaan komen.

Later die dag vertel ik een vriend over het voorval. Kanker racisten, zegt hij over de agenten.

Ik denk hetzelfde.

Maar, ho, wacht eens, waarom vallen wij niet over het gedrag van de zoon, vader en zelfs moeder en haar kliekje? Hoezo zeggen we niets over het geweld jegens die jonge vrouw? Hoezo bekommerde niemand zich over haar? Vooral: hoeveel andere vrouwen worden vernederd, door hoer genoemd te worden? Wat zegt het dat die jonge vrouw meteen de boeman werd gemaakt? Hoe vaak eerder had ik mijn ogen gesloten?

Ik doe de balkondeur op slot en loop naar mijn oude slaapkamer, die vol staat met gevulde dozen en tassen.

Almelose moskee toegevoegd aan het Grootste Museum van Nederland

0

De Yunus Emre Moskee aan de Bellevisastraat in Almelo krijgt de status van museum. De in 1974 gebouwde moskee geldt als de een van de eerste moskeeën in Nederland.

De moskee is toegevoegd aan het ‘Grootste Museum van Nederland’. Dit museum bestaat uit een groep van ruim twintig kerken, moskeeën en synagogen die gezamenlijk beheerd worden.

De Yunus Emre Moskee is de eerste moskee in Nederland met een minaret en een koepel. De moskee was een initiatief van de Turkse gastarbeiders in Almelo.

De Yunus Emre Moskee is niet de eerste moskee in Nederland, zoals weleens ten onrechte wordt gemeld. De Mobarak Moskee in Den Haag, in 1955 in gebruik genomen, is bijna twintig jaar ouder. Deze moskee was van de Ahmadiyya Moslims Gemeenschap, die door veel andere moslims niet wordt beschouwd als onderdeel van de islam. Daarom is volgens hen niet deze moskee, maar de Yunus Emre Moskee in Almelo de eerste moskee in Nederland.

Vier dagen in de week staat de Yunus Emre Moskee als museum straks open voor het publiek. Bezoekers moeten hierop echter nog even wachten, want eerst moet de nieuwe moskee voor de Turkse gemeenschap in Almelo klaar zijn.

Burgemeester Den Haag kan koranschennis Pegida niet verbieden: ‘Geen wettelijke ruimte’

0

De extreemrechte activist Edwin Wagensveld van de islamofobe beweging Pegida wil vanavond een koran verbranden of verscheuren voor de Turkse ambassade in Den Haag. Denk pleit voor een verbod.

De partij verzocht Van Zanen donderdag ‘om de walgelijke haatactie’ te verbieden. Maar de Haagse burgervader zegt hier wettelijk gezien niet de mogelijkheden toe te hebben.

‘Zoals jullie weten heeft Pegida, de extreemrechtse haatorganisatie, aangekondigd om morgen een Koran te willen gaan verbranden of verscheuren voor de Turkse ambassade. Wat ons betreft is dit een volstrekt onacceptabele actie’, zegt Stephan van Baarle, de nieuwe leider van Denk, in een filmpje. Volgens hem worden ‘Nederlandse moslims, Turkse Nederlanders in het bijzonder’, enorm gekrenkt en geprovoceerd door Pegida’s voorgenomen actie en zet Nederland bovendien de diplomatieke relatie met Turkije op het spel.

Gisteravond deed Denk samen met enkele islamitische organisaties, een oproep aan de Haagse burgemeester om de demonstratie te verbieden. Robin Middel, woordvoerder van burgemeester Jan van Zanen, vertelt de Kanttekening dat de gemeente Den Haag dit niet zomaar kan doen, ‘want het demonstratierecht is een groot goed, daar kun je niet zomaar aan tornen’.

In een officiële reactie laat de burgemeester weten: ‘Het Haagse college staat voor een respectvolle en inclusieve stad en neemt afstand van gedrag dat hier niet aan bijdraagt, zoals onnodig provoceren en het doelbewust kwetsen van mensen. Als burgemeester heb ik echter de wettelijke taak om het grondwettelijk vastgelegde recht op vrije meningsuiting en demonstratie zoveel als mogelijk te faciliteren. De Nederlandse wetgeving biedt mij op dit moment dus geen ruimte om dit te verbieden.’

Eerder dit jaar, op 22 januari, verscheurde Wagensveld een koran voor het gebouw van de Tweede Kamer. ‘De Koran is een fascistisch boek. Net zo erg als Mein Kampf. Aanhangers volgen dezelfde ideologie als Hitler’, zei hij toen. Het Openbaar Ministerie doet nu een strafrechtelijk onderzoek naar Wagensveld vanwege deze uitspraken. Hij wordt verdacht van groepsbelediging. Het verscheuren of verbranden van de Koran is niet strafbaar in Nederland, maar wordt gezien als religiekritiek. In juli werd de strafzaak tegen Wagensveld uitgesteld, omdat hij op dat moment in het buitenland was.

‘Ik voel mij meer verbonden met moslims dan met christenen’

0

Rabbijn Lody van de Kamp schrijft in deze krant over religie en maatschappij. ‘We hebben een soort integratieongeduld.’ Een beschouwend gesprek aan het eind van de zomer.

De lobby van het NH-hotel in de Amsterdamse wijk Buitenveldert is rustig. De metersgrote ramen bieden uitzicht op een robuust grijs hek om de joodse basisschool Cheider aan de overkant. Die beveiliging is nodig, vertelt Lody van de Kamp (75), vanwege het gevaar van terroristische aanslagen. De rabbijn kent de school goed. Hij was er directeur en zijn kinderen gingen er naar school. Van de Kamp is al meerdere jaren columnist van de Kanttekening. Tijd om bij te praten over zijn leven, de politiek, onderwijs, Israël en Nederland.

Uit wat voor gezin komt u?

‘Een joods gezin in Enschede. Mijn ouders kwamen uit de Gelderse Achterhoek, mijn vader was opgegroeid in een kleine joodse gemeenschap in Borculo en mijn moeder in Ruurlo.’

Een religieus gezin?

‘Ja, we waren orthodox. We volgden de spijswetten, hielden sabbat en gingen naar de synagoge. Iedere vrijdagavond, zaterdagochtend en zaterdagavond en zondagochtend.’

Wanneer besloot u zich verder te verdiepen in het jodendom?

‘Mijn vader werkte in een textielfabriek. Daarnaast had hij een koosjer poeliersbedrijfje. Het was een eenvoudig bestaan. Op donderdag na zijn werk haalde hij bij boeren in de buurt kippen op. Op zaterdagavond na de sabbat reed hij met een paar kratten kippen naar een ritueel slachter, een sjocheet, in Borculo. De hele zondag waren mijn vader en moeder bezig die kippen schoon te maken die vervolgens het hele land doorgestuurd werden. Op een dag was de sjocheet ziek. Mijn vader probeerde toch nog ergens een slachter vandaan te halen, maar de man uit Hilversum kon niet, die uit Groningen niet. Ik heb toen gezegd ‘papa als ik straks klaar ben met de hbs, word ik wel sjocheet’.’

‘Een sjocheet moet kennis hebben van religieuze regelgeving, de anatomie van dieren’

Dat is niet zo’n gangbare beroepskeuze.

‘Ik keek een beetje op tegen die mannen, het waren halve rabbijnen. Een rabbijn in Amsterdam heeft me naar de Talmoedschool in Montreux, Zwitserland, gestuurd en zo ben ik aan mijn opleiding tot sjocheet begonnen.’

Weet u nog dat u voor het eerst een kip slachtte?

‘Ik herinner mij vooral dat ik in een zomervakantie ben meegegaan naar een Nederlands abattoir om te kijken hoe een koe koosjer geslacht wordt. Het deed me niets. De opleiding tot sjocheet duurt jaren. Je moet kennis hebben van religieuze regelgeving, de anatomie van dieren. Je leert ook heel zorgvuldig een mes slijpen. De slacht moet namelijk volkomen pijnloos gebeuren. Een beginnende sjocheet start met kippetjes, later wordt dat uitgebreid met klein en groot vee. Ik heb een aantal jaar als slachter in Londen en Amsterdam gewerkt. Op een dag kwam ik thuis en zei ik tegen mijn vrouw: ‘Ga ik nu nog veertig jaar nekken snijden?’ Toen ben ik begonnen met de vervolgopleiding tot rabbijn. Ik vind sowieso dat ik iedere vijf jaar weer wat anders moet doen.’

U was jarenlang rabbijn, eerst in Londen, daarna in Den Haag, Amsterdam en Rotterdam. Wat doet een rabbijn?

‘Een belangrijke taak van een rabbijn is het pastorale werk, de verantwoordelijkheid voor het geestelijk welzijn van je gemeenteleden. Het waren de jaren zeventig en tachtig, achteraf gezien een boeiende tijd. De oorlogsgeneratie werd ouder en kwetsbaarder. Toen pas kwamen veel oorlogstrauma’s en kampsyndromen boven. Ik was als rabbijn een luisteraar. In die jaren waren er de eigen welszijnsinstellingen, zoals het Joods Maatschappelijk Werk, dat gespecialiseerd is in gesprekken met die oorlogsgeneratie en het Sinaï Centrum voor geestelijke gezondheidszorg.

Op een gegeven moment had ik alles wel zo’n beetje zien langskomen, ondanks dat ieder gesprek nieuw was. Ik begon met het organiseren van studiereizen naar Oost-Europa met voornamelijk niet-joodse groepen. Daar ligt duizend jaar joodse geschiedenis. We bezochten Warschau, Lublin, de streek Galicië met het joodse plattelandsleven dat honderden jaren oud was. Er zijn daar nog mooie plekjes, oude begraafplaatsen en synagogen en de verhalen erachter.’

Gedoogakkoord

‘In 1996 ontmoette ik op de Israëlische ambassade in Den Haag toenmalig minister van Justitie Ernst Hirsch Ballin. Hij vroeg of ik lid van het CDA wilde worden. Ik heb erover nagedacht en vond het een goed idee. Het CDA heeft toch met de Bijbel en de Thora te maken. Politiek vanuit religieus gedachtengoed.’

Hoe verhoudt geloof zich tot politiek?

‘Er is een Schepper waarnaar je moet luisteren en aan wie je ondergeschikt bent. Bij alle politieke onderwerpen, of het nu gaat om vluchtelingen of werkloosheid, kijkt de Schepper mee over onze schouder.

Ik ben in 2010 uit de partij gestapt, na het gedoogakkoord van VVD en CDA met de PVV. De PVV is voor mij een no go area, vanwege het uitsluiten van bevolkingsgroepen. De druppel was wat Sybrand Buma in het regeerakkoord liet zetten: we moesten volgens hem zorgvuldig omgaan met het vluchtelingenprobleem en misdaden buiten de grenzen houden. Die koppeling tussen vluchtelingen en criminaliteit vond ik zo kwalijk. Net als de zogenoemde joods-christelijke samenleving, waarover hij in 2017 sprak in zijn H.J. Schoo-lezing. Die joods-christelijke samenleving bestaat niet. Er was in Nederland een christelijke samenleving. Tot begin de negentiende eeuw mochten wij Joden niets. We mochten van allerlei verenigingen geen lid worden, niet aan universiteiten studeren, niet bij C&A werken. Van de Rotaryclub mochten we pas laat in de jaren dertig van de twintigste eeuw lid worden. Pas na 1945, toen we als gevolg van de Holocaust geslachtofferd en gedecimeerd waren, hoorden we er opeens bij.

‘Tot begin de negentiende eeuw mochten wij Joden niets’

Buma zei later dat hij het zo niet bedoeld had. Maar de bedoeling maakt niet uit, woorden luisteren in deze kwestie nauw. Het kiezen van de juiste woorden is een van de belangrijkste verantwoordelijkheden als politicus. Ik werkte toen al op scholen met migrantenkinderen. De term joods-christelijk sluit de islam en andere geloven buiten. Daar kwamen zijn woorden binnen als discriminatie.’

U bezoekt al jaren samen met de Marokkaans-Nederlandse jongerenwerker Saïd Bensellam multiculturele klassen, om begrip en respect voor andersgelovigen te kweken. Waarom bent u zo betrokken bij moslims?

‘Iedere stap naar uitsluiting is discriminatie. Het niet waarderen van je medemens is voor mij onacceptabel. In de Joodse gemeenschap wordt wel eens bezwaar gemaakt als ik een vergelijking maak tussen de gebeurtenissen in de Tweede Wereldoorlog en de discriminatie en uitsluiting van moslims nu. Maar je moet niet kijken naar de afloop maar naar het begin. De verschikkingen zijn begonnen in de jaren dertig in Duitsland en later Oostenrijk met het uitsluiten van burgers. Wij doen nu hetzelfde. Daarom is het verbod van de hoofddoek bij de politie voor mij een hot item. Je sluit mensen uit en dat is een glijdende schaal.’

Hoe kijkt uw geloofsomgeving naar de dingen die u doet?

‘Daar leeft angst. De joodse gemeenschap heeft zich, vanuit haar eeuwenoude geschiedenis van vervolging met als climax de Tweede Wereldoorlog, een slachtofferrol aangemeten. We zijn niet in staat om uit die slachtofferrol te klimmen, ook niet tachtig jaar na de oorlog. Zo ontstaat het verkeerde idee dat achter iedere boom een antisemiet schuilt. Dan zijn er ook nog de gebeurtenissen in het Midden-Oosten, de confrontatie tussen Joden en Palestijnen, die vaak ook moslim zijn. En dan komt er een grote bevolkingsgroep hierheen die moslim is. Maar dat het hier te gevaarlijk wordt voor Joden is een verkeerde redenering. Dan maakt de Jood dezelfde generalisatiefout waarvan hij al te vaak slachtoffer is geweest. Tegen generalisatie moeten we ons juist teweerstellen.’

U ontmoet veel moslims – en onder moslims is er soms duidelijk antisemitisme.

‘Ja maar er is ook antisemitisme onder christenen en niet-gelovigen. We hebben daar eeuwenlang last van gehad. Maar dat zijn opvattingen van een kleine minderheid. Het is niet tekenend voor een hele bevolking.’

‘Dat het hier te gevaarlijk wordt voor Joden is een verkeerde redenering’

Van de Kamp wijst naar de overkant, naar basisschool Cheider. De marechaussee posteert bij de hekken. Dat heeft niets te maken met de gevaren van moslims vanuit de Nederlandse samenleving, maar met angst voor gewapend internationaal terrorisme, zegt hij. ‘Goed dat ze er staan, maar het staat los van Nederland; in heel Europa worden Joodse scholen bewaakt. Als zij dat niet zouden doen, wordt deze school de zwakke symbolische schakel en dus een makkelijk doelwit. Gelukkig is er nog nooit iets gebeurd in Amsterdam. Het ergste wat we hebben gehad is één Syriër die de ruiten insloeg van een koosjer restaurant.’

Messiasverwachting

Bij het lezen van uw columns slaat de twijfel soms toe. U bent toch wel voor de scheiding van kerk en staat?

‘Tijdelijk.’

Wat bedoelt u?

‘Het jodendom kent een Messiasverwachting. Dat betekent dat er ooit een verlossing komt van het joodse volk, van de totale wereld, en dan keert het joodse volk terug naar Israël. Zo staat dat in de Bijbel. Dan komt er een joods land. Dat is geen democratie, maar een soort bijbelse theocratie, maar dan wel heel beschermend.’

Dus eigenlijk is de seculiere staat Israël niet zo’n goed idee?

‘Ik zie het als een tussenfase. Je kunt je afvragen of de staat Israël vanuit de Bijbel gezien een legitieme vorm is. Het was een geschenk dat er een plek was na de Tweede Wereldoorlog waar joden naartoe konden gaan, maar bij de staatsvorm kun je vraagtekens zetten.
De Israëlische leiders zien hun land het liefst als een volkomen seculiere staat. Bij de oprichting is weliswaar besloten om de orthodoxe gemeenschap die daar woont te blijven accommoderen. Bepaalde regelgeving is voorbehouden aan de orthodoxe gemeenschap, zoals het huwelijksrecht. Maar dat is een klein domein, de rest van het staatsbestel is volkomen seculier.’

Rabbijn Lody van de Kamp met Said Bensellam (links), met wie hij samenwerkt in het project Said & Lody. (Beeld: YouTube)

Je zou kunnen zeggen dat u zich in twee werelden bevindt. U maakt actief onderdeel uit van de seculiere samenleving maar u snapt de chassidische joden in Israël heel goed.

‘Ik voel mij religieus heel erg verwant aan die chassidische stroming, maar cultureel gezien minder. Ik leef in deze westerse samenleving en moet als ‘calvinistische’, orthodoxe jood flexibel manoeuvreren.’

Er zijn natuurlijk ook moslims die zo religieus zijn, dat deelt u met hen.

‘Ja, en ik heb ook meer met de rechtervleugel van de Protestantse Kerk dan met het vrijzinnige deel ervan. Ik voel mij zelfs meer verbonden met moslims dan met christenen, want religieus gesproken hebben wij veel meer overeenkomsten. Ritueel slachten: koosjer en halal. Wij bidden drie keer per dag, moslims vijf keer. Het Arabische en Hebreeuwse schrift gaat van rechts naar links. Moslima’s die hun hoofd bedekken, mijn vrouw en onze getrouwde dochters dragen ook een hoofdbedekking.’

Maar er is één grote splijtzwam: Israël.

‘Ja, één steen des aanstoots drieduizend kilometer hiervandaan. Dáár is een conflict. Maar dat is geen conflict tussen joden en moslims. Het is een politiek en territoriaal conflict. Mijn relatie met mijn islamitische kennissen is zodanig dat we overal over spreken, dus ook over Israël en Palestina. Ik kan mij goed voorstellen dat Marokkaanse of Turkse moslims een bepaalde verbondenheid voelen met Palestijnse moslims, net als ik verbondenheid voel met Joden in Israël. Maar dat is niet essentieel.’

‘De Israëlische overheid heeft een grote verantwoordelijkheid om de groepen bij elkaar te brengen’

Hoe denkt u dat het nu verder gaat met Israël?

‘Men is daar gewend aan die situatie. Er is een zevenhonderd kilometer lange, hoge muur gebouwd, die Palestijnse steden en dorpen afsnijdt van de buitenwereld. Israëliërs denken niet: misschien is het een goed idee om ooit te gaan samenleven met de mensen aan de andere kant van de muur. Dat bewustzijn is er niet. De vredesbeweging is er nog steeds heel erg klein.’

Hoe kan dat?

‘Er waren de afgelopen honderd jaar talloze aanslagen. Er hebben zich vijandsbeelden ontwikkeld en die zijn zo dominant. De Israëlische overheid heeft een grote verantwoordelijkheid om de groepen bij elkaar te brengen, maar die wordt niet opgepakt.’

Eenrichtingsverkeer

Hoe kijkt u terug op de afgelopen jaren in Nederland. Hoe leven de verschillende culturen hier samen?

‘We hebben hier een soort integratieongeduld. We willen graag dat migranten er meteen bij horen. Ik hoorde laatst op de radio iets vreemds. Het ging over de woonprojecten waar jonge statushouders en studenten samenleven. Dat heeft voor beide groepen een voordeel, werd er gezegd. Statushouders kunnen zo makkelijker integreren en studenten goedkoper wonen. Maar deze manier van denken is verkeerd. Het is eenrichtingverkeer. Wij vinden dat zij Nederlanders moeten worden, in plaats van dat wij ons verrijken met de eeuwenoude culturen van anderen die hier naartoe komen.

De praktijk is gelukkig al anders. Ik was enkele maanden geleden bij een iftar van een islamitische studentenvereniging in Utrecht. In de zaal zaten hele rijen islamitische studenten, allemaal in opleiding tot professional. Dat is een hele grote rijkdom, zij zijn de volgende generatie.’

Vliegrampen

Aan het eind komt Van de Kamp nog even terug op zijn vroegere pastoraal werk. ‘Ik heb dat uiteindelijk vaarwel gezegd vanwege een paar ervaringen. Een ervan is de Bijlmerramp in 1992. Ik was rabbijn in Amsterdam en werd de ochtend na de ramp opgeroepen door het Rode Kruis. Honderden overlevenden werden opgevangen in een sporthal. Wat ik daar gezien heb aan paniek, angst en verdriet. Op een van die avonden bracht een man die in mijn groep zat foto’s mee van brandende lichamen die aan balkons hingen. Dat had hij allemaal gezien. Daarna ben ik ook nog betrokken geweest bij de identificatie van de omgekomen bemanningsleden en het meisje dat ook in het vliegtuig zat.’

‘Als je dat hebt meegemaakt dan lijkt al het andere niet meer belangrijk in je leven’

‘Hoe gek het ook is, ik heb daarna nog twee vliegrampen meegemaakt. Eentje was de crash van het Martinair-toestel in Faro in Portugal, een paar maanden later. Ik zat in de auto toen ik het nieuws hoorde. Het eerste wat ik dacht was: ‘Ik hoop dat het aan mij voorbijgaat.’ Maar diezelfde dag werd ik gebeld door Martinair. Er was een jong joods echtpaar omgekomen, de ouders woonden ook in Buitenveldert. Ze vroegen mij of ik met hen contact wilde opnemen.’

Bij de derde vliegramp zijn onze buren omgekomen. Een Nederlandse man en een Marokkaanse vrouw. Ze hadden twee kleine kinderen, die veel met onze kinderen speelden. Ze zaten ook hier op de joodse school. Ik liep met die man vaak op vrijdagavond naar de synagoge. Het gezin was op vakantie in Marokko en kwam om bij een binnenlandse vlucht op weg naar Agadir. Experts zijn dagen bezig geweest in dat huis, en ik moest daar bij zijn, om papieren van de tandarts en kledingstukken te vinden. Ik probeerde gedaan te krijgen dat de lichamen naar Nederland konden worden gebracht. Dat kon niet, want die bleken volgens islamitisch gebruik op diezelfde dag in een massagraf begraven.

‘Toen had ik drie rampen gehad. Dat was voor mij de reden om te zeggen nu ga ik andere dingen doen. Als je dat hebt meegemaakt dan lijkt al het andere niet meer belangrijk in je leven. Het werk als rabbijn bestaat, naast veel andere zaken, vooral uit het er zijn voor je medemens. Vanwege mijn eigen ervaringen dreigde wat de ander nodig heeft door mij gerelativeerd te worden. Dat wilde ik niet. Daarmee doe ik die ander tekort.’