15.2 C
Amsterdam
Home Blog Pagina 582

Islamotopia: de islamitische heilstaat

2

Het utopisme van radicale moslims heeft betrekkelijk veel weg van het communistische denken, betoogt filosoof Michiel Leezenberg. ‘De leninistische achtergrond van hedendaagse islamisten wordt nog steeds onvoldoende onderkend.’

Utopisch denken is terug van nooit weggeweest. Linkse tieners op TikTok prijzen ‘Daddy Marx’ (Karl Marx) de hemel in en willen het communisme terug. Publicist Rutger Bregman gelooft dat de meeste mensen deugen en pleitte jarenlang voor de invoering van een basisinkomen. Intersectionele feministen willen een inclusieve samenleving die racisme- en seksismevrij is. Zwarte activisten krijgen warme gevoelens van het fictieve koninkrijk Wakanda uit de film Black Panther, een hypermoderne heilstaat in donker Afrika.

Maar hoe zit het eigenlijk met utopisch denken in de islam? Welke pogingen om een islamitische utopie te stichten zijn er ondernomen? En hoe moeten we het utopisme van terreurorganisaties als ISIS en Al Qaida duiden? De Kanttekening ging hierover in gesprek met filosoof Michiel Leezenberg, die niet-westerse wijsbegeerte en wetenschapsfilosofie doceert aan de Universiteit van Amsterdam.

Is utopisch denken in de islam vooral op het verleden gericht – de tijd van de profeet – of op de toekomst, reactionair of revolutionair?

‘Als je deze vraag echt goed wil beantwoorden, dan heb je een hoop tijd en ruimte nodig. Maar ik zal proberen het kort samen te vatten. Er is een belangrijk verschil tussen denkers van vroeger en die van nu. Islamitische denkers over politiek waren vroeger met name juristen, theologen en filosofen.

‘Eén belangrijke denker in dit verband is de theoloog Ibn Taymiyyah (1263-1328, red.). Hij stelde zich de belangrijke vraag hoe de oemma of moslimgemeenschap überhaupt kon blijven voortbestaan, zonder kalief. In 1258 was Bagdad geplunderd door de Mongoolse horden, die ook de kalief vermoord hadden. Ibn Taymiyyah vroeg zich af of de islam überhaupt wel kan blijven bestaan, zonder kalief. Hij vond van wel. Hij vatte het ambt van de kalief op als een historisch verschijnsel, niet als een theologisch dogma. Ook zonder kalief kunnen moslims de sharia gehoorzamen. Deze gedachte was utopisch, want voor die tijd hadden moslims hierover nooit nagedacht; ze lieten de politiek over aan de discretie van de heersers. Een puur op de sharia gebaseerde staat bestond niet.’

Maar hadden de ulema – islamitische geleerden – dan geen macht?

‘De islamitische geleerden hielden zich niet met staatszaken bezig, maar met erfrecht, overspel, dat soort zaken. Ze hielden zich niet echt met politiek bezig. Ze mochten adviseren, maar hun advies kon door de kalief ook in de wind worden geslagen. Bij Ibn Taymiyyah nam de islamitische wet, de sharia, de plaats in van de heerser. Deze gedachte was heel radicaal. Ibn Taymiyyah was zijn tijd ver vooruit. Pas in de negentiende en twintigste eeuw kreeg hij serieus volgelingen.’

Was Ibn Taymiyyah de eerste utopische denker in de islamitische wereld?

‘Nee, dat was Aboe Nasr al-Farabi (870-950, red.), die het boek Al-Madina al-FadilaDe deugdzame stad – schreef. Deels is dat een Arabisch-islamitische bewerking van Plato’s PoliteiaDe staat. Al-Farabi wil net als Plato een rechtvaardige samenleving, individuele vrijheid is hieraan ondergeschikt. Plato’s idee van de verlichte monarch, de filosoof-koning, combineert Al-Farabi met de idee van de geopenbaarde wet. Die staat moet worden geleid door een heerser die koning, filosoof en profeet is.’

Al-Farabi op een bankbiljet uit Kazachstan (Beeld: Wikimedia Commons)

Profeet? Dat kan toch niet in de islam, waar Mohammed de laatste profeet is?  

‘Bij hem betekent ‘profeet’ vooral ‘wetgever’. Het interessante is: de naam van Mohammed komt niet in Al-Farabi’s boek voor. De Koran ook niet. Al-Farabi is een soort Spinoza, maar dan nog radicaler. In de Tractatus theologico-politicus zegt Spinoza dat iedereen zich aan de religieuze wetten moet houden, want dat is goed voor het algemeen belang. Al-Farabi zegt echter dat zulke wetten er slechts zijn voor de gewone mensen, niet voor de filosofen. Hij ontkent ook dat er één specifieke religie nodig is voor de deugdzame stad, laat staan dat de islam die religie zou zijn. De rede is bij hem belangrijker dan geopenbaarde religie. Hij is dus radicaler.

‘Samengevat: Ibn Taymiyyah dacht op een theologische manier na over de utopie. Bij hem draaide het om de islamitische wet, niet om de kalief. Bij Al-Farabi gaat het om een filosofische kijk op de utopie. Net als Plato is hij elitair, de rede verkiest hij boven geopenbaarde religie. Die laatste is er voor het volk, de geletterde elite doet aan filosofie. Net als Spinoza was Al-Farabi sceptisch over de massa. De meeste mensen waren volgens hem te dom, te irrationeel, om een op filosofie gebaseerde utopie te realiseren.’

Er is veel ontevredenheid in de hedendaagse islamitische wereld over corrupte regimes, ongelijkheid en onrechtvaardigheid. Is utopisch denken juist in deze tijd niet populair?

‘Dat klopt. In de moderne islamitische wereld zijn nieuwe vormen van utopisch denken ontstaan. Deze denkers zeggen terug te willen naar vroeger, maar je moet door die retoriek heen prikken. Ze zijn juist heel modern.’

Doelt u op de radicale Egyptische ideoloog Said Qutb (1906-1966, red.), de godfather van het moderne moslimfundamentalisme?

‘Ja, onder meer. Qutb zegt dat hij naar de zuivere oorspronkelijke islam terug wil, maar is erg beïnvloed door het marxisme-leninisme. Revolutionair politiek geweld neemt een belangrijke plek in in zijn doctrine. Dat is nieuw en is volledig afwezig bij de klassieke islamitische auteurs. Politiek geweld was er altijd. Maar het werd nooit gerechtvaardigd op theologische of juridische gronden. Heerschappij rechtvaardigt zichzelf, was het oude idee. De islamitische vorst was een strenge vader, die zijn vechtende kinderen uit elkaar probeerde te houden. Bij klassieke islamitische auteurs gaat het erom maatschappelijke conflicten te voorkomen. Er is een grote angst voor fitna – verdeeldheid. Liever zestig jaar tirannie dan een dag zonder heerser, stelde Ibn Taymiyyah nog.’

Qutb was duidelijk niet klassiek.

‘Inderdaad. Hij vond dat je in naam van islamitische idealen de heerser en de staat mag bestrijden. Die revolutionaire gedachte is deels anarchistisch, deels, marxistisch-leninistisch. Qutbs boek Mijlpalen, dat voor radicale moslims grote betekenis heeft, is zichtbaar geënt op Lenins pamflet ‘Wat te doen?’ uit 1902. Net als Lenin gelooft Qutb in de kracht van de revolutionaire voorhoede, die geweld gebruiken moet om succes te boeken. De rest volgt daarna vanzelf. Bij Qutb bestaat die revolutionaire voorhoede uit een kleine groep ware moslims, die elk compromis met bestaande heersers afwijst. Je kunt volgens hem geen dialoog met de staat aangaan. Volgens Qutb is elke vorm van menselijke heerschappij fout: alleen God is soeverein.

‘Hoewel hij dit theologisch verpakt, is zijn filosofie heel revolutionair. Die leninistische achtergrond van hedendaagse islamisten wordt echter nog steeds onvoldoende onderkend. Ik merkte dat zelf toen ik voor het eerst in Noord-Irak was voor veldonderzoek. Ik sprak daar ook met islamisten die zeiden dat hun partij een politbureau en een centraal comité had. Ze waren natuurlijk geen communisten, maar hadden wel een overduidelijk leninistische partijstructuur. Ze geloofden echt dat je met een voorhoedepartij de maatschappij veranderen kan.’

En hoe zit het met ayatollah Khomeini? Zijn islamitische republiek Iran is toch ook best modern?

‘Dat klopt. Khomeini geloofde in velayat-e faqih: de voogdij van de jurist. Hij was tegen volkssoevereiniteit: een islamitische regering kon volgens hem niet berusten op mensen die geen goede moslims zijn. Daarom moet de bevolking worden opgevoed, onder de voogdij van de schriftgeleerden staan. Dit is een totaal nieuw idee, dat schriftgeleerden zelf de politieke macht uitoefenen.

‘Khomeini’s elitaire notie van islamitisch regeren lijkt vagelijk op Plato, die in Politeia pleitte voor een staat die werd geregeerd door filosofen. Khomeini heeft tijdens zijn theologische studie geheid ook Plato en Aristoteles moeten bestuderen. Verder is de grondwet van de Iraanse islamitische republiek gebaseerd op die van Zwitserland. Er zitten veel democratische elementen in, zoals verkiezingen voor parlement en president. Tegelijkertijd is er die raad van hoeders. Je kunt dit zien als een extreme variant op de trias politica, waarbij de rechterlijke macht de meeste macht heeft.’

‘Je kunt niet een boekhandel binnenlopen en vragen: ‘Geef mij het islamitische wetboek van de sharia’

Zijn de sharia en de islamitische staat – ik bedoel dus niet de terreurbeweging – idealen, of bestaan ze ook echt? Hoe verhouden ideaal en werkelijkheid zich tot elkaar in de islamitische politieke filosofie?

‘Als buitenstaanders aan de sharia denken: dan denken ze aan dé islamitische wet. Maar het ligt veel ingewikkelder. Je kunt niet een boekhandel binnenlopen en vragen: ‘Geef mij het islamitische wetboek van de sharia.’ Er is traditioneel veel vrijheid voor islamitische rechtsgeleerden: islamitisch recht draait veel om casuïstiek. Het concept van de islamitische staat is een vernieuwing van de twintigste eeuw. Voor de negentiende eeuw werd er nauwelijks een onderscheid gemaakt tussen de staat en de heerser. De Ottomaanse sultan was de kalief. Maar dit was puur theoretisch. Toen het Turkse parlement op 3 maart 1924 het kalifaat afschafte leidde dit tot weinig commotie.’

Maar toch werd het idee van het kalifaat populair.

‘Eind negentiende eeuw was er in India echter een kalifaatbeweging ontstaan, die antikoloniaal was. Het idee was dat er een staat op islamitische principes gesticht moest worden, met een islamitische grondwet. Maar het is heel moeilijk gebleken om de sharia te vertalen in een grondwet, vooral omdat de klassieke islamitische rechtspraak zich, als gezegd, vooral bezighield met privaatrecht en strafrecht, niet met publieksrecht. De Pakistaanse journalist en theoloog Abul Ala Maududi (1903-1979, red.), de pionier van het ideaal van de islamitische staat, onderkende dit ook. Een islamitische grondwet was volgens hem een project voor de toekomst.’

Vlag van Hizb ut-Tahrir (Beeld: Wikimedia Commons)

En hoe zit het met ISIS? Dit is toch een klassiek voorbeeld van hoe de hemel op aarde in een hel verandert?

‘Over ISIS wordt veel onzin geschreven. Was Abu Bakr al-Baghdadi de werkelijke leider van ISIS, of een posterboy? Feit is dat het kader van ISIS uit veteranen van de geheime dienst van Saddams Baath-partij bestond, en dat de vijanden van de Baath-partij – Sjiieten, Koerden, Jezidi’s, Assyrische christenen – ook de vijanden van ISIS waren. Er is vooral veel continuïteit tussen die twee. Natuurlijk claimt ISIS de zuivere islam te verkondigen, maar Ibn Taymiyyah zou zich omdraaien in zijn graf, als hij hoort dat de organisatie zich op hem beroept.

‘De beruchte onthoofdingsvideo’s van ISIS gaan ook niet terug tot de klassieke islam, maar tot de Mexicaanse drugskartels, die ook mensen onthoofden en daarvan filmpjes maken om hun tegenstanders af te schrikken. Je kunt ISIS misschien beter beschouwen als een maffiaclan. ISIS trok veel mensen aan die niets over de islam weten. Een ISIS-strijder had vlak voor zijn vertrek het handboek De Koran voor dummies besteld, om zich toch een beetje in te lezen in het onderwerp.’

Maar had ISIS dan geen islamistisch-utopische kant?

‘Dat was vooral reclame. De boodschap was: ‘Het liberale Westen wijst jullie af; wij wijzen het liberale Westen af. Kom naar ons, wij hebben een kalief.’ Vrijwel geen moslim weet wat het kalifaat inhoudt of moet inhouden, maar het idee geeft moslims een warm gevoel. Het kalifaat zou een rechtvaardige samenleving zijn. Maar in werkelijkheid was het kalifaat van ISIS een totalitaire en corrupte terreurstaat. De hel op aarde inderdaad.’

‘ISIS trok veel mensen aan die niets over de islam weten. Een ISIS-strijder had vlak voor zijn vertrek het handboek De Koran voor dummies besteld’

En hoe utopisch is Al Qaida? Zij willen toch ook het wereldkalifaat?

‘Dat ligt toch een beetje anders. Al Qaida was vooral een defensieve beweging. Osama Bin Laden wilde door middel van aanslagen de Amerikaanse troepen uit Saoedi-Arabië verdrijven, zoals volgens hem een klein groepje jihadstrijders ook de Russen uit Afghanistan had verjaagd. De tactiek van Al Qaida is kleine speldenprikken uitdelen, symbolische acties, met als doel dat de Amerikanen zich terugtrekken. Bin Laden heeft zich er niet of nauwelijks over uitgelaten hoe een islamitische staat er volgens hem uit zou moeten zien.’

Dan heb je ook nog de Pakistaanse organisatie Hizb ut-Tahrir. Zij dromen wel van een islamitische staat, maar gebruiken geen geweld gebruiken. Zijn zij de echte islamistische utopisten?

‘Hun vlag lijkt op die van ISIS, maar de mensen van Hizb ut-Tahrir zijn inderdaad geen doeners. In veel islamitische landen is Hizb ut-Tahrir verboden, vanwege hun politieke streven naar het wereldkalifaat. Je kunt ze misschien een beetje vergelijken met trotskisten. Zij zijn nettere revolutionairen dan stalinisten en in interne discussies het felst. Maar mede daardoor zal hun wereldkalifaat er natuurlijk nooit komen.’

In de Turkse media werd hardop gespeculeerd over de terugkeer van het kalifaat, nadat de Hagia Sophia weer werd ingewijd als een moskee. De Turkse president Recep Tayyip Erdogan wilde de nieuwe leider van de soennitische wereld worden. Denkt u dat hij kalief wil worden?

‘Erdogan kan niet zomaar het kalifaat claimen. Hij moet dan eerst een stamboom verzinnen, dat hij afstamt van de profeet. Dat hebben andere leiders in de islamitische wereld natuurlijk ook al gedaan; maar het claimen van de status van kalief is toch wel wat anders.

‘Maar misschien wordt het tijd voor moslims om het hele concept van het kalifaat opnieuw kritisch te doordenken. Waar moet de kalief zitten? Moet hij één persoon zijn? Volgens de Indiase filosoof Mohammed Iqbal (1877-1938, red.) kan het kalifaat ook in volkssoevereiniteit belichaamd zijn. ‘Als we het volk als kalief opvatten, dan zijn we meteen ook van het imperialisme van de Arabieren af…’, zei hij.’

Ten slotte: bestaan er ook progressieve, vrijzinnige islamitische utopieën, waarin democratie en de rechten voor andersdenkenden, zoals sjiieten en niet-moslims, worden gerespecteerd?

‘Ik vind het wel opmerkelijk – en ironisch – dat de populairste utopie van het moment midden in de islamitische wereld ligt. Het beroemde Rojava, ofwel de Democratische Federatie van Noordoost-Syrië, is onder progressieve jongeren in de islamitische wereld, en ook ver daarbuiten, immens populair. Het is een seculier utopisch project, maar ook veel gelovige moslims zijn erbij betrokken. Rojava is niet per se anti-islam.

‘Ik heb niet weinig studenten gehad die naar Rojava wilden afreizen, om daar te helpen de revolutie te verwezenlijken. Ze projecteren daar al hun utopische wensen en verlangens op. Antikapitalistisch. Feministisch. Intersectioneel. Ik dacht wel eens dat al die mooie verhalen over grassroots-anarchisme en homo-emancipatie in Rojava vooral voor westerse consumptie waren, maar ze zijn vooral ook op en tegen Turkije gericht. Als de dominante krachten in Erdogans Turkije tegen homo- of vrouwenemancipatie zijn, dan zijn de PKK en de PYD voor.

‘Ik heb niet weinig studenten gehad die naar Rojava wilden afreizen, om daar te helpen de revolutie te verwezenlijken’

‘Ondanks de anarchistische retoriek staat Rojava onder een strikt hiërarchisch gezag naar marxistisch-leninistisch model. De hoop dat je midden in zo’n oorlog een anarchistische utopie zou kunnen verwerkelijken is naïef: helaas zijn er temidden van het al jarenlang aanhoudende geweld in Syrië en Irak geen duidelijke good guys. Zo heeft de PYD nooit ondubbelzinnig afstand genomen van de Syrische dictator Assad, die veel meer bloed aan zijn handen heeft dan ISIS.’

Dit artikel werd eerder gepubliceerd op de Kanttekening op 24 augustus 2020.

Het moment dat voor Marokkaanse vrouwen alles verandert

0

Ongesteld zijn is voor geen enkele vrouw een feestje: je kunt tien donuts eten zonder je vies te voelen, rechtop staan is sommige uren onvoorstelbaar en zelfs een gescheurde nagel maakt je aan het huilen. Maar voor vrouwen in Marokko zijn dat slechts bijzaken. De eerste menstruatie is voor hen het moment waarop alles verandert.

Kawtar (25) zit op de paarse bank van haar favoriete koffietentje in Rabat, waar ze samen met haar zus woont. Ze legt haar zwarte  handtas naast zich neer, bestelt een café crème en legt haar schrift op tafel terwijl ze wacht op haar leerling. Naast privélessen in Darija (Marokkaans-Arabisch) geeft Kawtar ook Engels les op een middelbare school in Sale, een stad naast Rabat.

Kawtar is een normale Marokkaanse vrouw. En net als andere Marokkaanse vrouwen maakte ze in haar tienerjaren een grote verandering door.

Kawtar was twaalf toen ze voor het eerst ongesteld werd. ‘Ik vertelde het aan mijn oudere zus, die het vervolgens doorvertelde aan mijn moeder. Mijn moeder zei me dat ik vanaf dat moment een vrouw was en dat ik me ook zo moest gaan gedragen.’

En dat betekende dat Kawtar moest bijdragen aan het huishouden. Ze kreeg haar eigen taakjes en moest bijvoorbeeld de vloer dweilen of eten koken. ‘Het was een rare overgang. Ik was nog erg jong en begreep niet waarom ik ineens nieuwe taken had.’

‘Nog gekker was eigenlijk dat ik me ook anders moest gaan gedragen. Alsof ik echt van de ene op de andere dag volwassen was geworden. Ik herinner me nog heel goed de middag dat mijn oma bij ons was en ik wilde spelen. Ik rende heen en weer en mijn oma riep: ‘Nee! Ga zitten!’ Ik moest bij haar op de bank gaan zitten met mijn handen in mijn schoot. Mijn ouders waren minder streng, maar ik herinner me dat moment nog heel goed, omdat het zo verwarrend was. Ik voelde me een meisje, maar werd gezien als vrouw.’

Bij de vraag of de relatie met haar vader ook veranderde, blijft Kawtar even stil. ‘Ja’, zegt ze uiteindelijk met een verbaasde blik op haar gezicht. ‘Daar heb ik eigenlijk nooit eerder bij stilgestaan. Maar nu ik erover nadenk is de relatie met mijn vader na dat moment nooit meer hetzelfde geweest.’

Kawtar’s vader werkte toen zij jong was lange tijd in Saoedi-Arabië. Ze zag haar hem jarenlang niet. ‘Toen hij terugkwam, was ik zo blij. Ik had hem heel erg gemist en wilde altijd met hem knuffelen en spelen. We worstelden ook vaak, maar dat mocht nu niet meer.’

Volgens de jonge vrouw was die verandering niet alleen voor haar een vreemde ervaring: ‘Ik denk eigenlijk dat het voor mijn vader nog lastiger was. Hij moest mij als vrouw gaan zien en me ook als vrouw behandelen, terwijl ik ondertussen nog gewoon zijn kind was.’

Op haar dertiende moest Kawtar stoppen met basketbal. ‘Dat is een sport voor jongens’, zei haar vader. ‘Ik was daar heel boos over, basketbal was mijn favoriete sport en toen moest ik, bovenop alle andere veranderingen, ook dat opgeven. Stuk voor stuk zijn het misschien kleine dingen, maar alles bij elkaar voelde het groot. Ik denk niet de relatie met mijn vader ooit volledig heeft kunnen herstellen.’

Menstruatie, Marokko en de islam

Kawtar kon haar frustratie niet met haar vader bespreken. En dat is niet gek, zegt de Marokkaans-Canadese historica en politicologe Osire Glacier (University of Ottowa). Zij is gespecialiseerd in vrouwen en seksualiteit in Marokko. ‘Er heerst een ontzettend groot taboe in Marokko. Menstruatie wordt gezien als beschamend en een imperfectie van het vrouwelijk lichaam. Daarom moet het verborgen blijven en mag er niet over gesproken worden.’

Het taboe op menstruatie in Marokko komt onder andere uit de islam. De eerste menstruatie van meisjes wordt niet specifiek genoemd in de Koran, maar menstruatie in het algemeen komt wel als onderwerp naar voren in twee van de verzen. ‘Kort gezegd meldt de Koran dat een vrouw vervuild wordt door menstruatie en dat zij daarom tijdens haar ongesteldheid afgezonderd moet worden van haar man’, zegt Glacier.

Volgens Glacier is de islam niet uniek in zijn rituelen rondom menstruatie. De meeste religies, waaronder de monotheïstische religies, maar ook religies als het hindoeïsme en het boeddhisme, kennen een taboe op menstruatie. ‘Er bestaat eigenlijk een universeel menstruatietaboe, maar de religieuze rituelen die daarbij komen kijken variëren per religie.’

In het hindoeïsme is er een rituele afzondering, een speciaal dieet en een ceremonieel bad voor menstruerende vrouwen. Boeddhistische vrouwen mogen tijdens hun menstruatie niet meedoen aan religieuze ceremonies en mogen tempels niet betreden en ook in het jodendom kennen vrouwen tijdens hun ongesteldheid bepaalde beperkingen, zo mogen ze die dagen bijvoorbeeld geen seks hebben.

‘Sommige rabbijnse en christelijke geleerden zien menstruatie, samen met de bevalling van een kind, als straf voor de zondes van Eva. Daarom noemen we menstruatie in het Westen ook wel ‘de vloek’,’ legt Glacier uit.

In Marokko verschilt de ervaring van de eerste menstruatie per vrouw. Glacier wijst op de grote verschillen tussen Marokkaanse vrouwen. Marokko kent grote verschillen in sociale klasse en opleidingsniveau,  zowel als grote verschillen tussen arm en rijk en religieus en seculier.

‘Sommige meisjes zijn goed geïnformeerd over menstruatie’, zegt Glacier. ‘Maar er zijn ook veel meisjes voor wie de menstruatie het einde van hun jeugd betekent en het begin van hun sociale en politieke indoctrinatie als vrouw. Ze worden bijvoorbeeld gescheiden van mannelijke familieleden, ze mogen niet overal meer naartoe, krijgen specifieke instructies over hun lichaam en de ‘gevaren’ van seksualiteit en moeten zich anders gaan kleden.’

‘De relatie met mijn vader is nooit hersteld’

Kawtar gelooft dat meer informatie en een open houding in de maatschappij tegenover menstruatie de situatie zou helpen voor jonge meisjes en vrouwen in Marokko. ‘Op school leerde ik hoe vaak ik maandverband en tampons moest vervangen, maar verder leerde ik niets over hygiëne of de emotionele effecten. Mijn moeder heeft me daar uit schaamte nooit iets over verteld. Soms werd ik extra boos of verdrietig. Pas op mijn zestiende realiseerde ik dat dat met mijn menstruatie te maken had.’

De lessen die Kawtar op school kreeg, waren volgens haar niet uitgebreid genoeg. Daarnaast werd er regelmatig tegen de leerlingen gelogen: ‘Ze zeiden dat we zwanger konden raken als we met een jongen zoenden. Wij geloofden dat.’

‘Ik zou willen dat mijn moeder of andere vrouwen in mijn omgeving me meer verteld hadden. Het was makkelijker geweest als ik bepaalde dingen eerder had geweten en niet pas toen ik al in de twintig was. Zo kreeg ik bijvoorbeeld een allergische reactie van zeep, omdat niemand mij had verteld dat ik voor mijn vagina geen normale zeep moest gebruiken.’

Kawtar moest overal zelf achter komen. Ze durfde niemand om hulp te vragen. Als tiener vroeg ze zelfs aan kinderen om maandverband voor haar te kopen zodat ze het niet zelf hoefde te doen. ‘Nu ik eraan terugdenk is het eigenlijk belachelijk dat ik me zo schaamde. Alle vrouwen maken dit mee, waar schamen we ons voor?’

Dit artikel werd eerder gepubliceerd op de Kanttekening op 8 maart 2020.

Steeds meer mensen hebben een ‘vloeibare religieuze identiteit’. Dit zijn hun verhalen

1

Traditionele vormen van religie zijn op hun retour. ‘Voor het eerst rekent een meerderheid van de Nederlandse bevolking zich niet tot een religieuze groepering’, schreef het CBS in 2017. 51 procent van de Nederlanders noemde zich dat jaar niet-religieus. In 2012 was dit nog 46 procent. Maar maakt dit mensen ook echt a-religieuzer? Dat ligt genuanceerder. Onderzoek onder leiding van VU-hoogleraar André van der Braak toont aan dat een kwart van de mensen een ‘vloeibare religieuze identiteit’ heeft aangenomen. Zij halen hun inspiratie uit verschillende religieuze tradities.

Maren Wilkeshuis (37) merkt deze verschuiving in haar werk. Als spiritueel transformatiecoach wil ze mensen ‘weer contact laten maken met zichzelf’. Vooral mensen die voorheen naar de kerk gingen, komen bij haar op gesprek. ‘Wat mij opvalt bij deze mensen? Dat ze altijd volgens een bepaalde autoriteit hebben geleefd. Daar lopen ze op een gegeven ogenblik tegenaan. Deze manier van leven limiteert ze te veel om zichzelf te kunnen zijn.’

Mensen die hun geloof vaarwel zeggen, zoeken voor zingeving naar iets anders. Maar dit werkt eigenlijk helemaal niet, vertelt Maren. ‘Alles wat je buiten jezelf zoekt in religie, je partner, een baan of andere materie, bevestigt de overtuiging dat je niet zelf al ‘heel’ en perfect bent. Als mensen ontdekken dat ze liefde niet hoeven te zoeken in een religie of in een partner, kunnen ze hun zoektocht staken. In strenge religies wordt er veel opgelegd vanuit de overtuiging: je bent niet goed genoeg, je moet het verdienen en anders wordt je gestraft. Deze gedachte is diep verankerd in veel godsdienstige mensen.’

Maar de werkelijkheid is zo ruim als mensen dat zelf toelaten, stelt Maren. ‘Mensen zetten tijdens de coaching hun oogkleppen af en willen breder kijken dan ze tot dan toe hebben gedaan. Ze willen meer voelen wat er voor hen écht klopt. En daar hoef je God ook helemaal niet vaarwel voor te zeggen. Als je kunt voelen dat jij zelf die liefde bént, kun je nog steeds naar de kerk gaan. Dan ervaar je het leven alleen heel anders. Aspecten van de religie die wel bij je passen moet je omarmen. Het gaat erom dat je je gevoel serieus neemt. Je moet je niet laten leiden door angst, maar kiezen voor dat wat goed voelt.’

Dat voelen wat je zelf echt wilt, dat is voor veel mensen iets vaags geworden. ‘Als je altijd hebt geleerd dat je moet leven naar een bepaalde leefwijze, verlies je natuurlijk helemaal het contact met jezelf. We hebben in ons hoofd altijd onze interne criticus, maar die is bij veel mensen met een christelijke achtergrond gefilterd door de kerk. Bij alles wat je doet klinkt een stemmetje: ‘Mag dit eigenlijk wel van de kerk?’’

Het begint volgens Maren bij bewustwording. ‘‘Daar is het stemmetje weer, ga ik luisteren of een andere weg bewandelen?’ Dat laatste is eng. Bij elke nieuwe stap vraag je je af wat de kerk of je ouders zullen vinden. Verandering gaat altijd gepaard met een beetje weerstand omdat het nieuw en onbekend is. Toch moeten mensen meer luisteren naar hun eigen intuïtie. Zonder mening over het geloof is mijn vraag aan religieuzen dan ook altijd: ‘Maar hoe voelt die overtuiging voor jou en klopt dat echt?’ Je intuïtie is namelijk gewoon je kompas. Als iets niet goed voelt, klopt het niet met wie jij bent en als het wel goed voelt wel. Jij mag voor jezelf kiezen.’

Maren (Foto: Pauline Kuiper)

‘De werkelijkheid is zo ruim als jij dat zelf toe kan laten’

Voelen zoals jij het voelt

Marens cliënten vragen vaak of die nadruk op het ‘zelf’ eigenlijk niet heel egoïstisch is. Dat is het zeker niet, zegt ze. ‘De keuze om jezelf te leren kennen geeft juist heel veel verantwoordelijkheid. Je wordt gevoeliger naar jezelf en dit stelt je ook in staat om gevoeliger naar anderen te zijn.’ Veel mensen vinden die stap erg moeilijk. Maar Maren denkt dat de kern van veel belemmeringen ligt in het ten diepste niet accepteren van jezelf en je eigen impulsen.

‘Je hoort lang na te denken voor je iets doet. Maar je verlangens zijn er niet voor niks! Die zijn juist je routebeschrijving. Als je helemaal vrij bent om al je verlangens te leven, zul je juist heel goed bij jezelf nagaan of dit echt is wat je wil. Dat is wat vrijheid met mensen doet. Het geeft juist heel veel verantwoordelijkheid.’

Zelf maakte Maren ook een keuze waarvan ze dacht ‘Kan dit wel?’ ‘Tweeënhalf jaar geleden voelde ik dat ik weg moest bij mijn partner. Mijn hoofd had kunnen zeggen: ‘Dit hoort niet, jullie hebben samen een kind’, maar ik moest trouw blijven aan mijn eigen waarheid. Je weet namelijk nooit waar het goed voor is. Zo hebben de man waar ik daarna mee samen was en ik voor onze persoonlijke groei heel veel aan onze relatie gehad.’

‘Je weet nooit van tevoren wat een beslissing je zal brengen’, vervolgt Maren. ‘In elk geval gaat het fout als ik ga doen wat een ander als normaal beschouwt. Dan onderdruk ik dat stuk in mij dat kennelijk geleefd wil worden. Je eigen pad volgen betekent dat je een keuze maakt die voor jou goed is, maar voor 90 procent van je sociale omgeving gestoord.’

Alles wat er gebeurt moet dienend voor jou zijn, vindt Maren. ‘Het leven werkt vóór jou en niet tegen jou. Dat is ontzettend moeilijk bij zware gebeurtenissen, maar dat is de ultieme overgave aan het leven. Of je hogere zelf, de stilte, liefde of God, je mag het noemen zoals je wil en voelen zoals jij het voelt.’

Van katholiek naar remonstrant

Jacqueline Maschino (48) is katholiek opgevoed, maar voelde zich binnen de kerk niet meer thuis. ‘Mijn ouders waren niet heel streng gelovig, ik had veel ruimte. In mijn lagere schooltijd had ik ook een priester die behoorlijk vrijzinnig was voor katholieke begrippen. Daar ligt dus mijn basis.’

Jacqueline werd geraakt toen ze een advertentie tegenkwam van remonstranten, de meest vrijzinnige onder de christelijke stromingen in Nederland: zo is het homohuwelijk er wijdverbreid geaccepteerd en het geloof in God geen vereiste. ‘Ik had er nog nooit van gehoord, maar wilde er alles over weten. Mijn oog viel op één gemeente in het bijzonder. Ik vertelde een predikant daar over mijn zoektocht en door dat gesprek sloot ik me aan bij een oriëntatiekring, een gesprekskring die gaat over de zoektocht in het spirituele en gelovige.’

‘De vrijzinnigheid daarvan, dat ik niet hoef te kiezen, dat mijn interesse in het boeddhisme en de humanistische levensvisie er gewoon ook mogen zijn en het ontbreken van dogmatiek, blijven mij inspireren’, vervolgt Jacqueline. ‘Door de gesprekken met anderen en de inzichten en gedachten die zij delen, blijf ik ook beter in contact met de vragen in mijzelf.’

Jacqueline voelt zich erg thuis in de Kapel, de gemeenschap in Hilversum. ‘Het is een gemeenschap waar we naar elkaar omkijken en een warme plek waar ik mezelf mag zijn terwijl mijn zoektocht doorgaat. Ik geloof namelijk dat die mijn leven lang zal duren.’

Foto: Jacqueline

‘God zit in ieder mens’

Dat ze zich niet meer katholiek voelt, wil niet zeggen dat ze dat stukje van haar verleden vergeet. ‘Ik kan mij niet meer vinden in het katholieke gedachtegoed en ga ook niet actief naar katholieke diensten, maar ik houd mijn achtergrond wel in ere. Ik ga mij niet uitschrijven. Dat hoeft dan ook niet bij de remonstranten. Ik bezoek wel regelmatig een mooie kerk en sla dan altijd een kruisje en brand een kaarsje. Die rituelen neem ik mee en dat mag er ook gewoon allemaal zijn.’

In deze gemeente heeft Jacqueline haar plek helemaal gevonden. Ze gaat dan ook binnenkort belijdenis doen. ‘De remonstranten zijn een vrijzinnige christelijke kerkgemeenschap zonder dogma’s en voorschriften. Het betekent dan ook dat ik mijn eigen belijdenis zelf schrijf en zo mijn eigen woorden kies.’ De belijdenis zal op zondag plaatsvinden tijdens een dienst. ‘Kerkdiensten zijn er gewoon elke zondag en de preken zijn doorgaans heel filosofisch van aard.’

‘Kerkdiensten’, dat klinkt al gauw alsof het binnen de muren over God moet gaan. Toch is dat niet helemaal waar, zegt Jacqueline. Zelf gebruikt ze het woord ‘God’ niet eens graag. ‘Dat heeft te maken met de beeldvorming eromheen. Het roept bij anderen een beeld op dat niet klopt met hoe ik het bedoel. Ik zeg dus altijd dat ik geloof in het universum, het ‘al’, het geheel dat zo groots en onomvattelijk is, dat het daarom mijn geloof voedt. De verwondering is zo groot in dat al, in het universum, daar is de bron van mijn geloof.’

Jacqueline gelooft desondanks in een inclusieve en tolerante God. ‘Die biedt ruimte om te groeien, om jezelf te zijn, om te leren. Die strooit niet met hel en verdoemenis, maar is juist een bron van liefde. En die liefde zit in ieder mens. God zit dus ook in ieder mens. En ook in de natuur.’

Van islamitisch naar ‘geloven in de liefde’

Mayanoraa* (26) is islamitisch opgevoed, maar haar ouders kozen voor een christelijke basisschool. Ze kwam ook wel eens in de kerk, ze zat namelijk in het zangkoor van de school. ‘Ik denk dat mijn ouders het belangrijk vonden dat ik zou leren dat het niet uitmaakt waarin je gelooft. We zijn uiteindelijk allemaal mens zijn en dat is belangrijker. Onze basis is hetzelfde.’

Mayanoraa is samen met haar moeder, die uit Jordanië komt, de enige van de familie die in Nederland woont. Haar moeder stuurde haar iedere zomer naar Jordanië, waar ze veel leerde over de islam. Maar Mayanoraa voelde zicht er nooit echt thuis. Ze heeft dan ook lang met zichzelf in de knoop gezeten wat haar nationaliteit nou eigenlijk is.

‘Voel ik mij Nederlands? Jordaans? Irakees? Moet ik überhaupt kiezen? Bij een nationaliteit hoort ook religie. Mijn moeder is Jordaans en mijn vader is Irakees. Dit betekent dat ik half soenniet en half sjiiet ben (in Irak zijn de meeste moslims sjiiet, red.) en dit is niet gebruikelijk. In het Midden Oosten proberen mensen in dezelfde kring te blijven. Je zou kunnen zeggen dat ik als persoon een ‘error’ ben in het Midden-Oosten, door de vele achtergronden die ik belichaam. Nu ik ouder ben, voel ik mij meer en meer op mijn plek door terug te gaan naar de kern: de liefde.’

Foto: Mayanoraa

‘Of je nou christen bent of moslim, de geloofsovertuiging komt voort uit liefde’

Het maakt voor Mayanoraa niet uit wat je gelooft. ‘Of je nou christen bent of moslim, de geloofsovertuiging komt voort uit liefde. Uit liefde voor het geloof, het verhaal en de leefregels die bij je passen. Wanneer je die liefde niet voelt bij de islam, voel je die misschien wel bij het boeddhisme.’

Waar Mayanoraa inmiddels in gelooft? ‘In de liefde zelf’, antwoordt ze. ‘Je zou het kunnen vergelijken met het soefisme, maar toch heb ik mijn eigen leefregels. Ik geloof echt dat je teder naar mensen moet kijken. Iemand die gemeen is komt liefde tekort. Die kun je dus ook alleen helen met liefde.’

In het soefisme noemen ze dat ‘kijken met je derde oog’. Mayanoraa: ‘Ik wil het zelf nog onderzoeken, maar heb gehoord dat ieder mens een puntje op zijn hart heeft. De soefisten zeggen dat je met dat puntje moet kijken. Met je hart en niet met de twee ogen op je gezicht. Ik vind dat een hele mooie gedachte. Dit houdt ook in dat je niet veroordelend kan zijn. Je kijkt immers niet om te zien, maar om te begrijpen. Ik denk daarom dat God je hart is. Het zit in ons allemaal.’

Mayanoraa vindt het geloof in jezelf en de notie dat alles God is interessant. ‘Juist in deze tijd, waarin veel mensen twijfelen over zichzelf en hun prestaties, mag er echt wel één punt zijn waarin zij kunnen geloven: het hart, dat blanco en niet veroordelend is. Het is een manier van leven – ook voor diegenen die wél in God geloven.’

Volgens Mayanoraa hebben alle geloofsovertuigingen dezelfde basis. ‘Dat je goed moet zijn voor de mensen om je heen, dat je lief moet hebben en altijd moet helpen.’ Ze vindt het dan ook verkeerd dat georganiseerde religie denkt in ‘mensen die erbij horen’ en ‘mensen mensen die er niet bij horen’. Maar als je met je hart naar mensen kijkt, dan sluit je geen mensen uit. Iedereen heeft er namelijk één.’

*achternaam bij de redactie bekend.

Dit artikel werd eerder gepubliceerd op de Kanttekening op 11 september 2019.

Vrijwilligerswerk in Afrika? Wees geen ‘white savior’ en laat je camera thuis

2

Vrijwilligerswerk in Afrika en Azië, het lijkt per definitie een goede zaak te zijn. Maar in werkelijkheid is de lokale bevolking lang niet altijd gebaat bij de hulp die westerse mensen bieden. Met drie ervaringsdeskundigen blikken we terug. ‘Ik liet mij, zo denk ik nu achteraf, leiden door een White Savior Complex. Veel mensen beseffen niet dat er een industrie bestaat die hier geld aan verdient.’

Iets bijdragen aan de wereld. Met de beste bedoelingen gaan veel mensen als vrijwilliger naar arme landen in het buitenland om te bouwen aan een betere wereld. Omdat deze landen ver weg liggen en de cultuur zo anders is, reizen veel vrijwilligers af via een stichting die het verblijf verzorgt en grote bedragen vraagt. Dit zijn organisaties die een winstgevend model hanteren om vrijwilligerswerk aan welvarende, altruïstische mensen te verkopen en soms armoedige situaties in scène hebben gezet.

Dit soort ‘voluntourism’ is de laatste jaren onder druk komen te staan. Hulporganisaties Save the Children en UNICEF ontdekten al in 2005 dat bijna alle kinderen in ‘weeshuizen’ in Sri Lanka en Liberia nog ouders hadden. Steeds meer komen zulke misstanden in weeshuizen aan het licht.

De meeste hulporganisaties hebben de weeshuizen uit hun aanbod geschrapt. Maar dit betekent niet dat bij andere vrijwilligersactiviteiten alles open en eerlijk verloopt.

Het gaat niet alleen om de vraag of vrijwilligers echt helpen of vooral een winstgevende industrie draaiende houden. Er is ook een moreel vraagstuk dat bekend staat als het White Savior Complex. Want waarom moeten witte, westerse mensen per se naar plekken in Afrika of Azië om daar te helpen?

‘We deden eigenlijk gewoon hun werk’

Daisy (34), reisjournaliste en filmmaakster uit Utrecht, is sceptisch over de internationale organisatie die haar voor twee maanden uitzond als docent naar India. Ze betaalde hiervoor ongeveer 2.000 euro. Dit was exclusief de vliegtickets, maar inclusief accommodatie, lokaal vervoer, eten en drinken en activiteiten, zoals een tripje naar de Taj Mahal.

‘Het werd verkocht als vrijwilligerswerk, terwijl dat het niet is’

Daisy kwam terecht in een grote villa in de bergen, waar ongeveer dertig jongeren uit alle delen van de wereld zaten. ‘Ik wilde graag iets doen voor arme kinderen en ging lesgeven op een school.’ Er was geen leerplan en Daisy werd in het diepe gegooid. Er zaten veertig kinderen in de klas die niet wilden luisterden.

‘Nu snap ik dat, omdat ze elke zes weken een ander gezicht te zien krijgen, maar ik trok mij dit zelf heel erg aan. Er was wel een lokale docent, maar die zat de hele dag buiten en sprak geen Engels. Dus ik kon niet uitleggen wat er aan de hand was. Er waren wel docenten die het werk overnamen als er even geen vrijwilligers waren. We deden eigenlijk gewoon hun werk.’

Daisy als vrijwilligster (Foto: Daisy)

Aan haar verblijf aan India heeft Daisy een dubbel gevoel overgehouden. ‘Er wonen nu bijna 1,3 miljard mensen in India. Het is helemaal niet nodig om westerse mensen naar India te sturen om er les te geven. Ik liet mij, zo denk ik nu achteraf, leiden door een White Savior Complex. Veel mensen beseffen niet dat er een industrie bestaat die hier geld aan verdient.’

Sinds haar ervaring is Daisy dieper in de wereld van het vrijwilligerswerk gedoken. ‘Het is echt niet nodig om als Nederlanders in Afrika of India een schooltje te bouwen. Daar zijn ook genoeg bouwvakkers die dat kunnen doen, maar nu zonder werk zitten. Ook vind ik dat als je niet gekwalificeerd bent je niet met kwetsbare doelgroepen mag werken.’

Kleren uit Canada

De Utrechtse Anika Redhed (46) is tussen 2001 en 2010 regelmatig naar het buitenland geweest als vrijwilliger. Ze ging via een kerkelijke organisatie twee keer naar de Verenigde Staten. Daarna vertrok ze op eigen gelegenheid naar Bolivia en Roemenië, om vervolgens via een bemiddelingsorganisatie naar China te gaan. Haar reis naar China was de eerste reis waarvoor ze betaalde om vrijwilligerswerk te mogen doen.

‘Ik was er eigenlijk op tegen om een organisatie te betalen, maar ik dacht dat ik op eigen houtje niets zou vinden’, vertelt ze. ‘Ik betaalde geloof ik 500 of 600 euro. De organisatie vond een school waar ik kon lesgeven, alleen konden ze geen werkvisum regelen. Ze gaven het geld terug en ik kreeg de contactgegevens van de school, zodat ik zelf iets kon regelen. Toen bleek dat die school mij gewoon wilde betalen. De directeur was rijk en ook de leerlingen waren van goede komaf. Het is natuurlijk raar dat een organisatie zoiets verkoopt als vrijwilligerswerk.’

Het gevoel dat ze de baan van iemand anders inpikte had Anika niet. ‘De Chinese docenten die Engels doceerden spraken heel erg slecht Engels. Ik kon niet met ze praten. Ze wilden daarom echt leraren uit het buitenland. Maar het werd dus verkocht als vrijwilligerswerk, terwijl dat het niet is.’

Anika’s laatste reis was naar de Filipijnen. Daar drong het besef pas echt door dat ze niet het verschil kon maken.

‘De kleine stichting stuurde alleen vrijwilligers naar de kliniek als de lokale bevolking daarom vroeg. Toen ik daar was, merkte ik dat wij Nederlanders echt anders naar de dingen kijken. Wij kijken naar de Derde Wereld met onze Nederlandse bril op. Vaak werkt dat averechts. Nederlanders zien bijvoorbeeld dat de kinderen in de kliniek op krakkemikkige bedden slapen en sturen nieuwe bedden, of betalen mensen die nieuwe bedden maken. Maar in de sloppenwijken in de buurt hebben de kinderen geen bedden.’

Anika vertelt over een grootmoeder die met haar kleinkinderen op tafel sliep. Ze zag ook dat er constant nieuwe kleding uit Canada kwam. ‘De kinderen gaan er een keer mee op de foto, om vervolgens weer hun oude kleren aan te trekken.’

‘Ik zou het niet doen als ik er zelf niet zoveel uit zou halen’

Bouwen aan verandering?

Vincent Lageweg (23), die geschiedenis en filosofie studeert in Amsterdam, gaat dit jaar voor de derde keer naar Afrika met de christelijke organisatie World Servants. ‘De kracht van World Servants is dat ze pas aan de slag gaan met iets als de lokale bevolking daarom vraagt’, vertelt hij enthousiast. Dat argument wordt door veel organisaties gebruikt.

Foto: Vincent Lageweg

Voor zijn reis moest Vincent maar liefst 3.000 euro betalen. Vrijwilligers krijgen ruim een jaar de tijd om dat geld zelf op te halen in hun thuisomgeving in ruil voor klusjes. Voor een groep van zeventien vrijwilligers moest 50.000 euro worden opgehaald, maar ze slaagden erin om 68.000 euro op te halen. Hier bouwden ze in drie weken twee klaslokalen en twee latrines van in Malawi.

‘Er wordt tijdens het bouwen samengewerkt met de lokale bevolking’, vertelt Vincent. ‘We hebben bovendien zoveel mogelijk gewerkt met lokale bouwmaterialen en op een manier dat de mensen daar zelf aan de slag gaan, zodat de lokale bevolking na onze hulp het werk kan voltooien.’

Volgens Vincent is het een transparant proces. ‘Er worden daarna foto’s gestuurd als het gebouw af is en in gebruik. Ook kan je als vrijwilliger de rekeningen bij de organisatie opvragen, om te zien hoe het geld is besteed.’

Vincent begrijpt dat er kritische vragen worden gesteld. ‘Maar de slogan van World Servants is ‘Bouwen aan verandering’. Niet alleen in Afrika verandert er iets, maar ook bij de mensen die daar als vrijwilliger aan de slag gaan. Bijvoorbeeld dankbaarheid creëren, laten zien dat we het in Nederland heel goed hebben. Daarnaast is het een culturele uitwisseling. Eén van de opvallendste dingen, vond ik, is dat mensen daar wel enorm gelukkig waren. Ik vond het heel interessant om te zien dat geluk niet alleen in welvaart zit.’

Foto: Vincent Lageweg

Zelfontwikkeling 

Veel vrijwilligers doen het werk naast altruïstische redenen ook voor zelfontwikkeling. Vincent: ‘Het klinkt misschien een beetje egoïstisch, maar ik zou het niet doen als ik er zelf niet zoveel uit zou halen. Ik vond het een fantastische ervaring. Het heeft mijn blik op de wereld verruimd, bijvoorbeeld over de vluchtelingencrisis. Ik heb toch zes weken gezien hoe het daar aan toegaat. Ik snap wel dat mensen daar weg willen uit een uitzichtloze situatie.’

‘Ik vind de situatie van veel vrijwilligers schrijnend’

Toch vindt Vincent dat de mensen in Afrika daar beter kunnen blijven. ‘In Malawi vroegen ze mij of ik ze kon meenemen naar Europa, of dat ik een dochter kon trouwen. Ze zien Europa als een soort van Walhalla. Ik antwoordde hen dat onze samenleving zo is ingericht dat we niet zomaar mensen toelaten en dat hun toekomst in Afrika ligt. Daarom denk ik dat vrijwilligerswerk wel effect kan hebben.’

Anika denkt er anders over. ‘Je hoeft echt niet naar Afrika om jezelf te kunnen verwezenlijken. Je moet echt helemaal in die cultuur zitten om daar echt iets te bereiken. Ik vind de situatie van veel vrijwilligers schrijnend. Zij lijden echt aan een White Savior Complex.’

Anika is ook sceptisch over doneren aan goede doelen. ‘Ik heb ook zoveel donaties gezien waar niets mee gedaan werd. Dan kregen ze een waterzandspeelplaats, maar de begeleiders moesten het schoonhouden. Die hebben daar geen zin in omdat ze al twaalf uur per dag werken. Dus gaat de speelplaats bij voorbaat al op slot.’ Het geven van spullen werkt ook niet volgens Anika: dat zorgt ervoor dat mensen blijven bedelen in plaats van in zichzelf te investeren.

Ze vindt dat het werk dat je in een ontwikkelingsland doet echt moet passen bij je vaardigheden. ‘Ik heb veel werk op lagere scholen gedaan, waar je niet per se speciale vaardigheden voor moet hebben. Maar het blijft een grijs gebied, zeker wanneer je je afvraagt of een lokaal iemand datzelfde werk ook had kunnen doen. Het grootste gevaar is, denk ik, dat wij de cultuur daar niet snappen.’

Daisy heeft een aantal tips voor mensen die wat willen betekenen voor de Derde Wereld. ‘Als je betaalt om vrijwilligerswerk te mogen doen, moet je beseffen dat de organisatie hieraan verdient. Het is daarnaast belangrijk dat je de financiën van de organisatie in kan zien. Hebben ze iets te verbergen?’

Ook moet je jezelf kritische vragen stellen, stelt Daisy. ‘Ga je werk doen dat normaal betaald werk is? En als je vrijwilligerswerk doet wat dat niet is, waarom gaat de lokale bevolking hiermee niet aan de slag? Ook moet je je afvragen of je in Nederland ook bevoegd zou zijn om hetzelfde werk te doen. Als dat niet het geval is, moet je het niet doen.’

Goede bedoelingen zijn mooi, vindt Daisy, maar er zitten ook risico’s aan het vak. ‘Je kunt, zonder dat je het weet, een industrie in stand houden die uiteindelijk schadelijk is voor de mensen die je wilt helpen. De laatste vraag is misschien wel het spannendst. Zou je het werk ook doen als je geen camera mee mocht nemen?’

Dit artikel werd eerder gepubliceerd op de Kanttekening op 2 december 2019.

In Nederland spreken we Nederlands? Dit zeggen mensen op straat

2

Je kent het misschien: je loopt op straat en hoort mensen praten in een taal die je totaal niet beheerst. Het zijn geen toeristen, maar bewoners van dit land. Zorgt dat voor ergernis? En waarom zouden ze in een andere taal spreken? We vroegen het, met mondkapje en op gepaste afstand, aan voorbijgangers in Rotterdam-Centrum.

Pieter (59) neemt het mensen niet kwalijk als ze op straat in een vreemde taal spreken, maar is niet gelukkig met de veranderende samenleving. ‘We zijn hier uiteindelijk in Nederland. Ik woon in een dorp in Zeeland, waar je tegenwoordig heel veel buitenlands op straat hoort, dat gesproken wordt door mensen die tijdelijk in Nederland zijn om hier te werken. Dat vind ik jammer. Zo gaat ons eigen karakter verloren. Ik ben trots op Nederland en op de Nederlands taal. Daarom wil ik graag mijn moedertaal blijven horen.’

Saska (74) is fermer. ‘Ik denk dan: spreek Nederlands! Je woont hier, dus maak van Nederlands je eerste taal. Ook thuis.’

Behalve Arabisch, Hindoestaans, Papiamento, Turks en andere buitenlandse talen hoor je ook straattalen op straat. Jack (66) ergert zich hier een beetje aan, geeft hij toe. ‘Dan heb ik het gevoel dat ze in hun eigen wereldje leven. Je sluit anderen buiten.’

De taal die ‘echte’ Rotterdammers spreken vindt hij wel mooi. ‘We gebruiken het vaak zonder het ons te realiseren. Neem de uitdrukking ‘Krijg de tering’.  Dat is intens Rotterdams. Ingeburgerde straattaal en dialect vind ik niet zo erg.’ Termen als Roffa (Rotterdam) en doekoe (geld) kent hij niet.

Ook op school wordt veel straattaal gesproken. Monica* (35) vindt dit een probleem. ‘Jongeren hebben altijd woorden gehad die alleen zij gebruikten. Dat is op zich niet erg, behalve als die taal het gangbare Nederlands gaat verdringen. Steeds meer leerlingen kunnen zich amper meer in algemeen beschaafd Nederlands uitdrukken.’

‘Ik ben trots op Nederland en op de Nederlands taal. Daarom wil ik graag mijn moedertaal blijven horen’

Het valt op dat de jongere mensen die wij spreken minder problemen hebben met een vreemde taal op straat, ongeacht hun etnische achtergrond. Chelsea (23) zegt dat het spreken van vreemde talen wat haar betreft gewoon hoort bij de multiculturele samenleving.

‘Althans, in Rotterdam is dat zo. Sorry, maar ik begrijp niet zo goed waar anderen zich dan aan ergeren. Op zich is het trouwens wel beter als je Nederlands spreekt. In de klas moesten we vroeger ook Nederlands spreken, maar in de pauze hoefde dit natuurlijk niet.’

Sara (22 jaar) denkt er net zo over. ‘Buiten is niet erg, op school of op je werk is wat anders.’

Ook Marlijn (35 jaar) en Kimberly (24 jaar) hebben geen probleem met vreemde talen op straat. ‘Als een grote groep jongeren onder elkaar op straat een andere taal spreekt, dan is dat prima – als ze mij maar niet lastigvallen.’

Vreemde talen in de supermarkt

Of mensen op straat wel of geen Nederlands spreken, dat kan Marjan (56 jaar) niet zoveel schelen. ‘In winkels is het wat anders. Een caissière die met een andere klant een andere taal spreekt, dat vind ik niet kunnen.’

Een geïrriteerde klant beaamt dit. ‘Laatst stond ik in de rij bij de supermarkt. De klant voor me was duidelijk een bekende van de caissière. Ze gingen uitgebreid babbelen in een taal waar ik geen touw aan vast kon knopen. Toen ben ik van ergernis naar een andere kassa gegaan.’

Samira* breekt een lans voor winkels waar je ook in het Arabisch of Turks terecht kan. Zelf werkt de jonge vrouw, die begin twintig is, in een winkel waar veel Arabisch wordt gesproken.

‘Vooral oudere mensen vinden het prettig dat ik hun taal spreek. Ze lopen bewust naar mij als ze iets willen vragen. Vaak verstaan ze wel Nederlands, maar vinden ze het moeilijk om zelf zinnen te formuleren. Dus als ze het dan in hun eigen taal kunnen vragen, dan is dat voor deze mensen een reden om iets bij ons te kopen.’

Sommige autochtone klanten vinden dit vervelend, maar Samira trekt zich daar niets van aan. Volgens haar gaat het vooral om oudere mensen, de generatie die niet de kans heeft gekregen om goed Nederlands te leren. ‘Als mijn vriendinnen toevallig in de zaak zijn, dan spreken we Nederlands. Als ik dat niet zou doen en klanten zouden klagen, dán hebben ze een punt.’

‘Als een grote groep jongeren onder elkaar op straat een andere taal spreekt, dan is dat prima’

Hatice* is ongeveer even oud als Samira. Ze werkt in een winkel waar veel Turks wordt gesproken. Ze is het helemaal met Samira eens, vertelt ze.

‘Turkse mensen zijn blij als ze mij zien. Het gaat vaak om ouderen die zondagavond op Schiphol stonden en maandagochtend in hun nieuwe land aan het werk gingen. Tijd om behoorlijk Nederlands te leren was er niet. Nu zijn ze te oud. Uit respect spreek ik Turks met hen. Dat vinden ze zó fijn, dat ze speciaal daarvoor komen.’

Als jongere klanten in het Turks tegen Hatice praten, dan antwoord ze hen in het Nederlands. ‘Er is vaak immers geen enkele goede reden om geen Nederlands te spreken. Tenzij ze mij vertellen dat ze me niet begrijpen omdat ze net in Nederland zijn.’

Klantgericht talenbeleid

Hoe gaan grote winkelketens, waar veel niet-westerse nieuwe Nederlanders winkelen, met dit fenomeen om? Mag winkelpersoneel van bijvoorbeeld Turkse of Marokkaanse afkomst klanten in een andere taal helpen? En hebben deze winkelketens überhaupt een beleid voor dit soort situaties?

De reactie van Ahold is duidelijk. ‘In de Albert Heijn-winkels willen we dat onze klanten in het Nederlands geholpen kunnen worden’, vertelt een woordvoerder. ‘We vragen van onze collega’s in de winkels een goede beheersing van de Nederlandse taal. Het staat hen vrij om klanten in een andere taal te woord te staan. We hebben hier geen strikte richtlijnen voor.’

Kledingketen Wibra, die een multicultureel publiek trekt, staat eveneens open voor andere talen dan het Nederlands. ‘Wibra communiceert zowel met haar medewerkers als met haar klanten in het Nederlands’, zegt een woordvoerder. ‘Uiteraard begrijpen wij dat klanten met een andere moedertaal het prettig vinden om in deze taal een vraag te kunnen stellen aan onze medewerkers. Wij vinden dit geen enkel probleem als wij hiermee de klant zo goed mogelijk kunnen helpen. Wibra hanteert dus geen beleid in deze situaties.’

Ook de MediaMarkt heeft een klantgericht beleid, legt een woordvoerder uit. ‘De voertaal bij MediaMarkt Nederland is Nederlands. Daarbij vertegenwoordigt ons winkelpersoneel een afspiegeling van de maatschappij. Als de situatie zich voordoet dat een klant graag in een vreemde taal wil worden geholpen, dan kijken we of er een medewerker beschikbaar is die deze vreemde taal spreekt met het doel de klant zo goed mogelijk te helpen.’

Alleen Fries

In Friesland spelen weer heel andere taalproblemen, vertelt Nourth (64 jaar). Hij is jaren geleden vanuit Syrië hierheen gekomen. Nederlands beheerst hij inmiddels perfect, maar de Friese taal vindt hij lastig. Dat is een probleem als je in Friesland woont, legt hij uit.

‘Toen ik door toeval in Friesland terecht kwam, moest ik twee talen leren. Als je bijvoorbeeld naar de gemeente gaat, dan word je in het Fries aangesproken. Waar ik woon wordt geërgerd omgekeken als mensen op straat ABN spreken. Dat vinden de Friezen niet leuk. Ze willen hun eigen taal horen.’

Nourth woont al veertig jaar in Nederland. Heeft hij ooit spijt gehad van zijn emigratie? ‘Vroeger niet, nu wel. Er is heel veel discriminatie. In Friesland is dit misschien nog wel erger. Ik merk het verschil met vroeger beslist.’

*Gefingeerd. Naam bij de redactie bekend.

Dit artikel werd eerder gepubliceerd op de Kanttekening op 3 juni 2020.

Al 20 miljoen aanhangers en groeiende: in India is salafisme in opmars

2

Fundamentalistisch gedachtegoed sijpelt langzaam de Indiase moslimgemeenschap in. Met behulp van een enorme geldstroom vanuit Saoedi-Arabië worden moskeeën en Koranscholen uit de grond gestampt om de traditionele islam te vervangen door het strenge salafisme. De mildere mainstream islam staat onder druk en Indiase moslims worden steeds vaker als afvalligen bestempeld.

Het salafisme is een fundamentalistische stroming binnen de islam, die terug zegt te willen naar de oorspronkelijke islam in de tijd van de profeet. Vanaf de jaren zeventig wordt de salafistische islam met oliedollars uit Saoedi-Arabië over de rest van de wereld verspreid. Ook in India.

De enorme geldstroom en invloed overweldigde de mildere en minder georganiseerde moslimgemeenschap in India. Daardoor verschoof het evenwicht in religieuze opvattingen richting het salafisme en werd dit steeds meer gezien als de correcte standaard voor het islamitische geloof.

Sinds de Indiase politie in 2016 meldde dat vijftig jongeren naar Syrië en Irak waren afgereisd om zich bij IS aan te sluiten, is de term salafisme een trend geworden in de Indiase media. De overheid maakt zich zorgen over de jihadistische neigingen van enkele salafistische groepen.

Net als alle religies in India is de islam divers en streekgebonden. Van de mystieke, esoterische soefi’s tot de welvarende sjiitische handelaarsfamilies in grote steden, en van de soennietische koekenbakkerskaste tot de barelvi’s, waar het grootste deel van de Indiase moslims toe behoort.

De barelvi’s geloven in een persoonlijke band met Allah en de profeet Mohammed. Hun geloof wordt gezien als een synthese van de sharia met soefi-praktijken, zoals verering van heiligen. Hierdoor worden de barelvi-moslims vaak soefi’s genoemd. Binnen al deze bewegingen bestaan elementen van de volksislam, met invloeden uit het soefisme, lokale cultuur of zelfs het hindoeïsme. Enkele voorbeelden hiervan zijn het geloof in magie, de heilzame kracht van amuletten en de verering van heiligen en graftombes.

Zowel het soefisme als de diverse vormen van volksislam zijn een doorn in het oog van de Indiase salafisten, die deze gebruiken zien als heidens en onislamitisch. In de afgelopen jaren hebben de salafisten zich steeds agressiever opgesteld tegen het soefisme. Zo zijn er door heel India soefi-grafmonumenten in vlammen opgegaan.

Salafisme in India

Van oudsher zijn salafistische bewegingen in India tolerant in hun uitingen. Veruit de meeste Indiase salafisten houden zich ver van politiek en kritiek op andersdenkenden. Toch zijn er de afgelopen jaren sektarische spanningen ontstaan tussen de salafisten en de rest van de islamitische gemeenschap. Dit wordt toegeschreven aan het Saoedische new age-salafisme, dat meer puriteins en agressief is dan de gevestigde hervormingsbewegingen.

Volgens WikiLeaks-documenten, gepubliceerd door the New York Times, zien Saoedische financiers India als een sektarisch slagveld, waar spanningen tussen hindoes en moslims gebruikt kunnen worden om hun aanhang te vergroten. Volgens de krant houden veel van deze gefinancierde organisaties braaf een apolitieke façade op, maar volgen ze klakkeloos de toon van hun radicale weldoeners. Daardoor krijgt het salafisme steeds meer invloed op de Indiase islam. ‘En’, stelt het artikel, ‘wanneer een radicale minderheid steeds meer de toon bepaalt, wordt de alledaagse religie van het gewone volk steeds meer gezien als ketterij.’

De boodschap dat het zondig is om vreedzaam samen te leven met andersgelovigen is volgens journalist Nabeel Hassan het gevaarlijkst aan dit new age-salafisme. ‘Ondanks dat salafistische organisaties hier geen openbare uitspraken over doen, zijn interne groepen erg actief op dit front. Er worden klassen georganiseerd voor dorpelingen over ‘de ware islam’. Ook worden kinderen op salafistische Koranscholen gehersenspoeld met de nieuwe doctrine, die hen vertelt dat ze nooit geaccepteerd zullen worden door hun hindoebroeders.’

Boerka’s en baarden

In de relatief welvarende, zuidelijke staat Kerala wint het salafisme het snelst aan kracht. Dit komt deels door de miljoenen jongeren uit Kerala, die wonen en werken in Saoedi-Arabië en andere Golfstaten. Indiërs maken inmiddels tien procent uit van de bevolking in Saoedi-Arabië, twintig procent in Oman en meer dan een kwart van de Verenigde Arabische Emiraten. De immigranten hebben de nieuwe, Arabische islam geïmporteerd naar India en nodigden salafistische organisaties uit om moskeeën en Koranscholen op te zetten. De regering van Oman uitte reeds haar zorgen over de toenemende radicalisering van duizenden gastarbeiders uit India binnen haar grenzen.

Een andere reden voor het success van de salafisten in Kerala is het stijgende opleidingsniveau. Hierdoor kijken jongeren steeds kritischer naar hun eigen traditionele gebruiken en rituelen. Ze associëren heiligenverering en andere aspecten van de volksislam als bijgeloof van arme en laagopgeleide moslims. Dit betekent niet dat deze jongeren zich massaal aansluiten bij jihadistische salafisten, maar wel dat veel van hen zich aangetrokken voelen tot de pure en radicale boodschap van de salafistische islam.

Door het opkomende hindoenationalisme hebben jonge moslims vaak weinig vertrouwen in hun maatschappij en zoeken ze inspiratie en vertrouwen in de Arabische wereld. Dit is in Kerala goed zichtbaar. Van de luxe Riyad Mall, vernoemd naar de Saoedische hoofdstad, tot populaire Arabische restaurants en islamitische banken.

‘Het lijkt erop dat de rijke Saoedische moslim een nieuw rolmodel is geworden, een soort baken van trots voor de Indiase moslim’

‘Toen ik jong was maakten we grapjes over de statige Arabieren die we hier af en toe zagen als toerist’, vertelt dokter Salima (42) uit Kerala. ‘Nu lopen onze eigen buren er zo bij, sturen ze hun kinderen naar de Golfstaten om te werken en zien we hen terugkomen als halve Arabier. Het lijkt erop dat de rijke Saoedische moslim een nieuw rolmodel is geworden, een soort baken van trots voor de Indiase moslim.’

De afgelopen jaren is de dresscode onder moslims in Kerala drastisch veranderd. Steeds meer jonge mannen dragen Arabische gewaden en lange baarden. Ook kiezen vrouwen er steeds vaker voor het gehele lichaam en gezicht te bedekken. Toch laten niet alle moslims zich de les lezen door de salafisten.

‘Mijn 72-jarige moeder is een van de meest vrome mensen die ik ken’, vertelt winkelier Jalil (45) uit Kerala. ‘Maar geloof is voor haar een strikt persoonlijke aangelegenheid en het belemmert haar niet om elke dag op bezoek te gaan bij onze christelijke buurvrouw. Ze bidt vijf keer per dag en vindt het fijn in het weekend naar het grafmonument van een soefimeester te gaan. Waarom zou je zulke mensen gaan vertellen dat ze afgedwaald zijn van het echte geloof? Wie zijn deze mannen om dat te beweren? Ze zaaien twijfel in het hart van simpele vrome mensen.’

Maatschappelijke positie

De Indiase regering hield zich na de onafhankelijkheid angstvallig buiten de zaken van de moslimgemeenschap, uit vrees voor etnische spanningen. Terwijl zij de andere kant op keken, stroomden de oliedollars en missionarissen het land in om een nieuwe vorm van islam te introduceren in het land. Inmiddels telt India, volgens schattingen, tussen de twintig en dertig miljoen salafisten.

Ook leiders van de moslimgemeenschap zelf hebben hun achterban weggehouden uit de nationale politiek. Socioloog Ramashray Upadyay heeft hierop felle kritiek.

‘Indiase moslims leven al jaren in de marge. Van de 200 miljoen Indiase moslims behoort 85 procent tot de achtergestelde kasten of de zogenaamde tribal muslims. Hun zwakke maatschappelijke positie en gebrek aan eenheid zorgen ervoor dat leiderschap ontbreekt om zich collectief te verzetten tegen radicalisering. Daarnaast verwerpen veel orthodoxe moslimleiders het concept van een seculiere democratie. Ze geloven niet dat het succes van een moderne democratie ligt bij het individu, in plaats van bij een stille geïsoleerde massa.’

Imam Faïs (56) van de Jumamoskee in Valat, Kerala is hoopvol. ‘Indiase moslims hebben veerkracht getoond en de oproepen van fanatici tot op heden grotendeels weten te negeren, ondanks onze armoede en zwakke maatschappelijke positie. Daarom hopen we allemaal dat premier Nerandra Modi zijn woord nakomt en gaat werken aan een inclusief India. Een land dat staat voor Gandhi’s pluralisme, waarin het geloof iets is tussen het individu en God, zonder bemoeienis van iemand anders.’

Dit artikel werd eerder gepubliceerd op de Kanttekening op 6 juli 2020.

Groeten uit Chefchaouen, de zelfmoordhoofdstad van Marokko

0

Chefchaouen is een stad in het Rifgebergte van Marokko. Nederlanders kennen de stad vooral als een vredige vakantiebestemming met opvallende, blauwe gebouwen. Maar in Marokko staat de stad bekend om haar hoge zelfdodingscijfers.

De bus van Tanger en Tetouan naar Chefchaouen rijdt langs hoge, groene bergen en passeert om de paar kilometer een krakkemikkig huis of klein dorp. Tussen de eindeloze heuvels staan ezels te grazen, ouderen slapen in de schaduw van bomen en kinderen sjouwen emmers met water uit een waterput. Onderweg wordt één ding duidelijk: Chefchaouen is geïsoleerd.

Het stadje wordt omringd door heel veel niets. De dichtstbijzijnde stad, Tetouan, ligt uren rijden verderop. Ondanks de geïsoleerde locatie werd het stadje één van de grootste toeristische attracties van Marokko. Chefchaouen is klein en stil, biedt een prachtig uitzicht over het Rifgebergte en staat bekend om zijn magische, blauwe gebouwen in de oude stad.

Maar ondanks deze ogenschijnlijk vredige sfeer kan Chefchaouen niet aan de statistieken ontsnappen: meer dan twintig mensen pleegden er dit jaar zelfmoord. Dit maakt Chefchaouen de stad met het relatief hoogste zelfdodingscijfer van Marokko.

Vorig jaar meldde het Marokkaanse mensenrechtenobservatorium 38 zelfdodingen in de stad. In Marokko ligt het gemiddelde op 2,9 mensen per 100.000 inwoners per jaar. Chefchaouen telt slechts 40.000 inwoners.

De straten van de medina van Chefchaouen zijn druk, vooral tijdens het hoogseizoen. Toeristen van over de hele wereld wandelen door de smalle, blauwe straten en staan in de rij om foto’s te maken van de meest pittoreske steegjes terwijl straatkatten – vaak het onderwerp van foto’s – overal doorheen slapen.

‘Mensen zijn hier verdrietig’

Eén van de toeristische hotspots in de stad is Café Clock. Terwijl Abdou, een jonge man van in de twintig, een gember-limonade serveert, vertelt hij over zijn eerste jaar in Chefchaouen. ‘Het is erg moeilijk om hier werk te vinden. Hiervoor werkte ik voor het ministerie van Financiën in Rabat, maar zoiets kan ik in Chefchaouen niet vinden. De meeste banen vind je in de toeristenindustrie.’

Abdou trouwde een jaar geleden met een vrouw uit Chefchaouen. Hij verhuisde voor haar van de hoofdstad Rabat naar het noorden van het land. Hij is jong, hoogopgeleid en spreekt vloeiend Engels. In Chefchaouen kon hij geen andere baan vinden dan die van serveerder. ‘Doe de groeten aan Rabat voor me,’ zegt hij voor ik het restaurant uitloop. ‘Ik mis het daar.’

Chefchaouen is een afgezonderde gemeenschap, net als andere dorpen en steden in het Rifgebergte. Maar de blauwe stad krijgt te maken met bijkomende problemen. ‘Deze plek is droeviger dan andere. Alle banen zijn seizoensgebonden, niets is constant en er is geen stabiliteit’, zegt een jonge man in traditionele Marokkaanse kleding nadat hij mij zijn ‘kwaliteits’-hasj heeft aangeboden.

In vloeiend Spaans – hoogstwaarschijnlijk zijn derde of vierde taal – vertelt de jonge man over zijn eerste baan. Hij beheerde een parkeerplaats net buiten de muren van de oude stad. Om rond te komen besloot hij daarnaast drugs te verkopen. ‘Mensen hier zijn verdrietig. Het hoge zelfmoordaantal is geen verrassing.’

Het mensenrechtenobservatorium zoekt ondertussen naar antwoorden, maar een duidelijke verklaring voor het aantal zelfmoorden ontbreekt nog. Onder de slachtoffers waren zowel mannen als vrouwen. Zij hadden verschillende leeftijden, hun sociale status varieerde en slechts één van de slachtoffers bleek een drugsgebruiker. De enige veelvoorkomende factor is dat de meeste slachtoffers alleenstaand waren, maar ook daar vond het observatorium uitzonderingen op. Een verklaring en een oplossing blijven daarom voorlopig uit.

De economie van Marokko biedt over het algemeen weinig hoop voor de toekomst. Volgens BBC’s Arab Barometer overweegt 70 procent van de Marokkanen onder de dertig jaar het land te verlaten. Het verschil met de rest van Marokko is dat Chefchaouen zo geïsoleerd is. Dat maakt de kans voor de inwoners om te verhuizen naar een ander land – of zelfs naar een andere stad – onwaarschijnlijker dan voor andere Marokkanen.

Eerder dit jaar zei de directeur van het observatorium, Mohamed Benaissae, in een verklaring dat zelfmoord ‘het resultaat is van de verandering van waarden in een maatschappij door een economische verbetering ofwel verslechtering’. De inwoners van Chefchaouen zitten niet alleen maar vast in een barre situatie op een geïsoleerde plek. De mensen van de stad worden blootgesteld aan de westerse levensstijl, aan rijkdom.

Door het toenemende toerisme worden ze voortdurend geconfronteerd met een leven dat zij niet kunnen hebben, wat hen nog wanhopiger achterlaat.

Dit artikel werd eerder gepubliceerd op de Kanttekening op 22 oktober 2019.

De wereld vergaat, maar dat hoort erbij

15

In abrahamitische religies speelt eindtijddenken een belangrijke rol. Ooit komt de messias, dan houdt alles op en gaan mensen naar de hemel of de hel. Hindoes geloven iets totaal anders. ‘De hemel en hel bestaan alleen hier op aarde.’

Tegenwoordig waarschuwen klimaatactiviste Greta Thunberg en de groep Extinction Rebellion voor het einde van de wereld. Als we vlees blijven eten, met het vliegtuig blijven reizen, niet zuiniger aandoen met energie, raakt alles op. En dan vergaat de wereld.

Maar waar Thunberg en Extinction Rebellion in opstand komen tegen onze dreigende ondergang, daar wordt ons noodlot door het hindoeïsme omhelsd. Amor fati. Want volgens het hindoeïsme vergaat de wereld sowieso. Dat is niet erg, want na de vernietiging van de wereld begint alles weer opnieuw.

We spraken hierover met Stephen Rawinder Pikaar (foto). Hij is pandit, een hindoeïstische priester. In die rol begeleidt hij mensen op hun spirituele levenspad en verricht hij rituelen tijdens onder meer bruiloften, begrafenissen en verjaardagen.

Om maar met de deur in huis te vallen: geloven hindoes in een eindtijd?

‘Nee. Binnen het hindoeïsme zegt men: energie vergaat nooit. We spreken over drie zaken die er altijd zijn, er altijd zijn geweest en ook altijd zullen blijven bestaan. Dat zijn het goddelijke, de ziel en de natuur. Het goddelijke heeft de scheppende kracht. De ziel heeft als taak om te handelen, maar kan dat niet zelfstandig. Daar is de natuur voor nodig in de vorm van een lichaam. Tijdens de geboorte smelten ziel en natuur samen. Daarna gebeurt er van alles. De ziel moet werken aan verlichting, terwijl het lichaam zegt: ‘Ik heb voedsel nodig’ of ‘O, dat is een mooie dame of heer.’ Dat zijn de verlangens en verleidingen. Het spel tussen intellect en ego.

Hoewel de natuur een constant veranderende staat heeft, is het er altijd. Water kan vloeibaar zijn, vast of gasvormig, maar het blijft water. Hetzelfde geldt voor de ziel. Die kan in een boom zitten en zolang de boom leeft, zit de ziel stil. Hij kan ook in een dier huizen. Dan kan de ziel zich verplaatsen en krijgt hij te maken met behoeftes en verlangens. Maar bezielt het een menselijk lichaam, dan gaat intellect een rol spelen. Dan kun je nobele daden verrichten en meer betekenen voor een ander. Maar er is geen einde, geen eindtijd. De ziel blijft in beweging.’

Ook als de ziel verlichting bereikt?

‘Veel mensen denken dat verlichting permanent is, maar ook dat is een stadium. Vaak wel een lang stadium, maar uiteindelijk keert de ziel of een gedeelte daarvan weer terug in een nieuwe samensmelting met de natuur. Dan spreken we van reïncarnatie. Dan gaat hij weer handelen. In het christendom bestaat een eeuwig paradijs, maar dat kennen wij niet. De ziel bereikt nooit een stadium waarin het niets meer hoeft te doen. Het hindoeïsme zegt eigenlijk: de hemel en hel bestaan alleen hier op aarde. Daarbuiten heb je verlicht zijn en niet-verlicht zijn. Niet-verlicht zijn betekent dus dat we incarneren en moeten handelen om de verlichting te kunnen bereiken.’

‘Binnen het hindoeïsme zegt men: energie vergaat nooit’

Welke rol spelen de goden precies?

‘Zoals je de tegenstelling hebt tussen katholieken en protestanten, zijn er ook binnen het hindoeïsme verschillende visies of denkwijzen. Je hebt mensen die mét beelden bidden en vaak in meerdere Goden geloven, en mensen die zonder beelden bidden. Ik behoor tot die laatste groep en geloof in één God, die verschillende eigenschappen heeft. Net zoals mensen meerdere eigenschappen en rollen hebben in het leven. We spreken over Generator – Brahma -, Operator – Vishnu – en Destroyer  – Shiva -: GOD.

Wanneer je God vraagt om kennis omdat je een nieuw bedrijf wilt beginnen, dan richt je je tot Brahma. Die staat voor schepping en wetenschap. Als je moet handelen of jezelf wilt bewijzen, zoals wanneer je een examen doet en de zenuwen je uit je balans halen, richt je je tot Vishnu, de onderhouder en beschermer.

Shiva is de vernietiger van het kwade en speelt een belangrijke rol in het pad van spiritualiteit, welzijn en het hogere. Iemand die veel met meditatie en bewustwording bezig is, richt zich vooral op Shiva. Hij vervult zijn rol in de vergankelijkheid der dingen, beëindigt zo ook het leven – maar nooit de energie die ons in leven hield.

Ik stel het nu voor als gescheiden werelden, maar in de praktijk richt een hindoe zich in zijn of haar gebeden vaak op een combinatie van deze eigenschappen. Ze zijn met elkaar verbonden. Alle goede eigenschappen vormen samen het Goddelijke.’

Hoe zit het met de verschillende tijdperken die het hindoeïsme onderscheidt?

‘Het hindoeïsme kent vier grote tijdperken, die elk een eigen karakter hebben. Satya yuga kun je de schepping ofwel ‘de creatie’ noemen. In die tijd was de mens nog vroom en eerlijk. Je kon elkaar vertrouwen. Er was ook veel kennis die gewoon mondeling werd doorgegeven. We hadden de zintuigen veel beter onder controle dan nu. Tegenwoordig moet je je al goed concentreren om te horen wat er in één ruimte gebeurt, maar toen hoorden we zelfs wat er zich tussen de muren afspeelde.

Tijdens treta yuga, het tweede tijdperk, kwam er een stukje machtsgevoel in ons naar boven. Er ontstond een onderscheid tussen lichamelijke en geestelijke krachten. We begonnen dingen te vergeten, waardoor men kennis op schrift moest zetten. De strijd tussen goed en kwaad begon en je zag negativiteit langzaam toenemen. In het derde tijdperk, dwapara yuga, ging dat nog verder. Het ego begon steeds meer en meer te eisen. Bezit werd belangrijker en mensen kwamen voor de vraag te staan: wat is goed en wat is fout?

Tijdens kali yuga, het tijdperk waar we nu in zitten, is het negatieve veel prominenter aanwezig dan het positieve. Je ziet dat veel mensen stress ervaren en kampen met een hoge bloeddruk. Terwijl onze toegang tot voedsel beter is dan ooit en we ontzettend veel mogelijkheden hebben, wordt het welzijn van onze geestelijke staat juist minder. Hoe komt dat? Omdat we altijd naar meer verlangen. Meer geluk, meer welvaart. Is dat echt nodig? En wie zegt dat? In kali yuga hebben we een slecht normbesef, een slecht zicht op wat goed en fout is. Dat zie je ook aan al het geweld op de wereld.’

Maar het is dus geen eindtijd? Volgens de cyclus komen we na kali yuga weer in satya yuga terecht?

‘Uiteindelijk wel, maar zover zijn we nog niet. Verval sluipt er langzaam in, ook qua normbesef bijvoorbeeld. Het hindoeïsme schrijft voor dat één man en één vrouw hun hele leven bij elkaar blijven, maar aan die regel wordt steeds meer getornd. Zowel binnen als buiten onze religie. Scheiden vinden we niet meer zo erg. Als het gaat, dan gaat het en als het niet gaat, dan ga je uit elkaar. Vroeger was er een taboe op seks, nu is het ‘maar’ seks. In oosterse beschavingen, waar eeuwenlang vegetarisch werd gegeten, zie je nu de vleesconsumptie stijgen. Vlees eten is volgens het hindoeïsme een vorm van geweld, omdat je slacht voor je genot. Je neemt een leven.’

Hoe zal dit laatste tijdperk, kali yuga, dan eindigen?

‘Dat is moeilijk te voorspellen. Er zal uiteindelijk een echt donkere periode aanbreken of een enorme knal klinken. In ieder geval zal na de kali yuga opnieuw een satya yuga aanvangen. Want energie vergaat dus niet.’

‘Er zal een echt donkere periode aanbreken of een enorme knal klinken’

Kan de mens kali yuga eerder laten eindigen?

‘Laten eindigen niet. Hij kan wel zorgen voor een bepaalde ‘rustperiode’. Neem de periode na de grote oorlog in de Mahabharata, een beroemd hindoeïstisch heldenepos. Of recenter, na de atoombommen op Japan in 1945. De natuur kan ook voor zo’n fase zorgen. De laatste ijstijd was bijvoorbeeld een herstelperiode van de aarde om weer vruchtbaar te worden. Dat is de kracht van de natuur, de intelligentie van moeder aarde, die zal altijd zorgen dat zij zichzelf in stand houdt. Overigens praat het hindoeïsme niet alleen over het leven op aarde, maar over het leven in de gehele kosmos.

De mens kan zijn eigen leven vernietigen, dat van dieren en planten, maar de natuur en de kosmos zullen blijven. Alleen in een andere vorm. Als een afstandsbediening het niet meer doet, zeggen we dat de batterijen leeg zijn. Maar wetenschappelijk gezien zijn die batterijen niet leeg. Dan zouden ze vacuüm trekken. Ze hebben alleen hun nut voor ons verloren. De ruimte in de batterijen heeft zich gevuld met iets anders.

Dat zie je ook in het leven. Als we iemand voor het eerst ontmoeten, zeggen we: ‘Ah, dat is mijn nieuwe buurman, vriend of collega.’ Maar die persoon is helemaal niet nieuw. Zijn lichaam bestaat al zo lang hij leeft en zijn ziel was er altijd al. Dus wat is nieuw? Wat is een einde?’

Vereenzelvigen hindoes zich dan ook minder met het lichaam? Is de dood minder verdrietig?

‘Idealiter wel, maar omdat culturen versmelten verandert dat langzaam. Ik verzorg uitvaarten. Vroeger werd de overledene een ruimte binnengebracht, vervolgens werden er een paar rituelen gedaan gevolgd door een gebed. Dat was het. Dan werd die persoon gecremeerd volgens de riten.

Zo gaat het op veel plekken in India nog steeds. Toch zie je dat hindoeïstische uitvaarten steeds meer op de westerse gaan lijken. Er wordt muziek gedraaid, er worden foto’s getoond en verhalen verteld. De overledene krijgt mooie kleding, hij wordt nog een paar keer aangeraakt. Dat komt omdat we ons in deze maatschappij hechten aan aardse zaken. Heel logisch dus dat we ons meer vasthouden aan het lichaam. Ik voel die neiging zelf ook. Maar als je er nuchter over nadenkt, dan zou je volgens het hindoeïsme eigenlijk moeten zeggen: ‘Dit lichaam is die persoon niet meer. De ziel is weg, het lichaam was gewoon natuur.’ Dat geven we nu terug, terwijl we de persoon in ons hart en in onze herinneringen verder dragen.’

Dit artikel werd eerder gepubliceerd op de Kanttekening op 15 maart 2020.

Straf van God? Een rabbi, theoloog en imam over de coronacrisis

6

Is het coronavirus een straf van God? Valt het coronavirus überhaupt binnen de wil van God? En kan het geloof troost bieden in deze moeilijke tijden? De Kantekening sprak over deze en andere vragen met drie bekende theologen: de orthodox-joodse rabbijn Lody van de Kamp (links), cultuurtheoloog Frank Bosman (midden, Tilburg University, Faculteit Katholieke Theologie) en imam Yassin Elforkani (rechts).

Foto’s: Lody van de Kamp, Frank Bosman en Yassin Elforkani (Foto: YouTube)

Is het coronavirus een straf van God? En waarom wel of niet?

Lody van de Kamp: ‘Een wijze collega van mij zei ooit: ‘Ik ken de boekhouding van de kruidenier niet, denk je dat ik boekhouding van de Allerhoogste wel ken?’ Het calvinisme denkt in termen van straf en beloning. Dat zit in een beetje in onze Nederlandse cultuur. Maar ik kijk er zelf niet zo naar. Dat doe ik niet zomaar, maar ik heb mijn visie gevormd dankzij mijn jarenlange studie van de Thora en de Talmoed. In loop van de wereldgeschiedenis zijn er veel situaties geweest die bedreigend waren voor mensen. Denk hierbij ook aan de Shoa. Alles wat er gebeurt, ten goede en ten kwade, moet leiden tot een persoonlijke zelfreflectie. Wat leer ik hier uit? Hoe ga ik hiermee om? Maar de conclusies die jij trekt zijn voor jouzelf, niet voor anderen. Zij moeten hun eigen lessen trekken.’

Frank Bosman: ‘Nee, ik denk niet dat het straf van God is. Waarom niet? Het flauwe antwoord hierop is: waarom wel? Die vraag zou ik wel aan Amerikaanse televisiedominees willen vragen, maar ik denk niet dat ik een intellectueel antwoord van ze terug zou krijgen. De achterliggende theologische vraag vind ik interessant. Hoe actief bemoeit God zich met onze realiteit? Houdt God precies bij hoe zondig wij zijn? Is hij een micromanager? Ik geloof niet in zo’n God, die een ambtenaar, een boekhouder, een pennenlikker is. Ik denk dat God op een zekere afstand is en onze wereld haar gang laat gaan. Sommige mensen geloven dat God in het lijden aanwezig is. Herman Finkers zou zeggen: ‘God heeft ook corona.’

Je kunt ook zeggen, en dat is voor gelovigen veel gezonder, dat rampen nu eenmaal horen bij het universum zoals wij dat kennen. Dat heeft niks met God te maken. Wel moeten we een onderscheid maken tussen natuurlijk en moreel kwaad. Natuurrampen, zoals aardbevingen, vulkaanuitbarstingen en het coronavirus, zijn van een andere orde dan moord en doodslag. Ik geloof niet dat God op een knopje drukt om een aardbeving of het coronavirus te veroorzaken. Dat doen die mensen die geloven in een boekhoudersgod, de micromanager.’

Yassin Elforkani: ‘De opvatting dat corona de straf van God zou zijn heb ik vaak voorbij zien komen de laatste weken. Eerst zou het een straf van God voor de Chinezen zijn, omdat zij de islamitische Oeigoeren onderdrukken. Toen was het straf voor niet-moslims, omdat zij God op een verkeerde manier zouden dienen. Maar toen de Grote Moskee in Mekka werd gesloten, de grootste moskee ter wereld, werd het opeens stil. Je kunt moeilijke momenten en mooie momenten niet inkaderen in straffen en gunsten van God. Dat ligt ingewikkelder. Wel zorgen crisismomenten voor reflectie, dat je hierdoor de Koran beter leert te begrijpen.

In de Koran staat ‘Hij is de enige die zijn troepen kent. Elke troep is een reflectie voor de hele mensheid.’ Met ‘troep’ worden de lastige dingen bedoelt, die God naar de mensheid stuurt. En deze rampen zorgen ervoor dat bij onszelf te rade gaan. Als je zegt dat corona de straf van God is, dan worden mensen angstig en wanhopig. Die emoties zijn niet goed. Ik vind juist dat mensen warmte en inspiratie nodig hebben tijdens rampen. We moeten bovendien bedenken dat God ook tevreden is over heel veel mensen.’

‘Herman Finkers zou zeggen: ‘God heeft ook corona’’

Hoe gaat u als theoloog met gelovigen en predikers om die homoseksuelen, Joden, Chinezen, moslims of anderen als zondebok aanwijzen?

Yassin Elforkani: ‘Op het moment dat je anderen de schuld geeft van een ramp, dan moet je bij jezelf te rade gaan in hoeverre het geloof een impact op jou heeft. Alle Koranverzen roepen op tot reflectie bij jezelf. We hebben een populismeprobleem. Niet alleen in de politiek, maar ook in de theologie. Het is erg makkelijk om hard allemaal dingen te roepen. Maar Allah heeft het in de Koran over een reflectie, een teken voor de hele mensheid. We moeten allereerst kritisch naar onszelf kijken.’

Lody van de Kamp: ‘Wanneer ik zo’n mening hoor, dan ga ik er niet op in. Iedere religie heeft recht op haar dwazen. Ook de joden hebben hun dwazen, ook de christenen. Maar ik geloof ook in het zelfreinigend vermogen van de samenleving. Een tijdje geleden had je de Nashvilleverklaring, waarin orthodox-protestantse predikanten en andere leiders zich uitspraken tegen homoseksualiteit. Vanuit de samenleving is hier toen erg kritisch op gereageerd. Dat gold vroeger ook voor mensen die aids zagen als straf van God en homoseksuelen als schuldigen aanwezen. Door deze mening te geven plaatsten zij zichzelf buiten de samenleving. Toch vind ik dat niet iedere dwaze mening de aandacht verdient waar die om vraagt. Soms kun je dwaasheid beter negeren.’

Frank Bosman: ‘Nou ja, ik heb dan wel een sterke neiging om hierover een kritische opmerking te maken. Maar dat geldt alleen in de persoonlijke omgang. Als ik bijvoorbeeld naast iemand zit in de kroeg, die zegt dat God ons straft met het coronavirus, vanwege de homo’s. Maar als ik naar een YouTube-filmpje kijk met een Amerikaanse televisiedominee die dezelfde dingen zegt, dan kies ik er toch voor om dit te negeren. Ik ga die man niet opbellen ofzo om te zeggen dat hij ongelijk heeft. Dat heeft geen zin. En hierover een column schrijven ook niet, dan maak je dit soort roeptoeters alleen maar belangrijker van.’

 ‘Iedere religie heeft recht op haar dwazen’

Is het coronavirus Gods wil? En zo ja, is God een goede God? Hoe rijm je dit met elkaar? En zo nee, is God wel almachtig?

Frank Bosman: ‘Je stelt de klassieke theodicee-vraag: de vraag waarom een God – die almachtig en algoed is – toch het lijden toestaat. Je kunt antwoorden: ‘God kan het wel, maar wil het niet.’ Maar dan is God niet goed. Je kunt ook zeggen: ‘God wil het wel, maar kan het niet.’ Maar dan is God niet almachtig. Filosofisch gezien horen ‘almacht’ en ‘algoed’ bij de kwaliteiten van God. Schrap je één van die kwaliteiten, dan praat je niet meer over God, maar over iemand anders.

Uiteindelijk heb ik ook geen goed antwoord op de theodicee-vraag, het belangrijkste theologische vraagstuk volgens mij – hoewel ik er veel onderzoek naar heb gedaan, veel over heb gelezen en er ook over heb gepubliceerd. Het antwoord dat God met zijn schepselen lijdt, is uiteindelijk ook onbevredigd. Ik moet denken aan het gesprek tussen Tijs van den Brink met Herman Finkers in het EO-programma Adieu God?, waarbij Finkers precies het omgekeerde doet. Finkers vraagt niet aan God waarom kinderen zijn overleden aan kanker, maar hoe God zich voelt nu God kanker heeft gekregen. Dit is een paradoxale manier van denken. Wij lijden aan Gods lijden. Interessant, maar dit is niet het antwoord wat ik zoek.’

Lody van de Kamp: ‘Als je erkent dat God almachtig is, dan is wat er nu gebeurt op een of andere manier de wil van God. Maar we kunnen Gods handelen niet beoordelen, we hebben hier geen inzicht in. We weten niet wat God wil, maar ook niet wat wij eigenlijk willen van God. We moeten gewoon accepteren dat deze dingen gebeuren, dat God zo handelt. Dat geldt ook voor de Shoa. Er is geen verklaring. Maar ik zeg altijd: ‘Het is beter met vraagtekens te leven dan met dubieuze antwoorden.’ En de antwoorden die je bedenkt zijn antwoorden voor jezelf, ze zijn niet de waarheid. In het Geschrift Job krijgt Job ook geen antwoord van God, waarom hem dit kwaad overkomt. Job doet gewoon de dingen die van hem worden verwacht.’

Yassin Elforkani: ‘In de islam geloven wij dat alles komt van God. De goede en de slechte dingen. Je wordt als mens beproefd. Maar wij kijken als gelovigen niet alleen naar wat er op aarde gebeurt. We kijken naar het totale plaatje, ook naar de hemel. Wie in het leven erg beproefd wordt, die wordt later ook beloond. Mensen die overlijden bij een epidemie krijgen ook de status van martelaar. Je moet het islamitische concept van martelaarschap breed zien. Sowieso kijken we als gelovigen naar het brede plaatje. We willen liever een slecht leven hier en een goed leven in de hemel, dan een goed leven hier en een slecht leven straks. Dat is voor gelovigen heel logisch.’

‘Ik geloof niet dat God op een knopje drukt om het coronavirus te veroorzaken’

Biedt geloof troost voor u in deze tijden?

Yassin Elforkani: ‘Als je mens wil je graag de controle houden, de leiding nemen. Op moment dat je controle verliest, dan ontstaat onzekerheid, dan komt angst. Waar zit mijn houvast? Als je geen wetenschappelijke zekerheid hebt, geen economische zekerheid, waar kun je dan nog op bouwen? Gelovigen vinden hun zekerheid dan in het goddelijke: God beschermt. Overigens moeten we dit niet te groot maken. God vindt wetenschap uiteraard belangrijk en wil ook dat we een medicijn tegen corona gaan vinden, bijvoorbeeld.’

Frank Bosman: ‘Met het coronavirus worden christenen met de neus op de feiten gedrukt. Ze kunnen niet meer naar de kerk gaan. Maar de paasviering gaat dit jaar ook niet door, het belangrijkste christelijke feest van het jaar. Dit hakt er bij mij wel in en heb ik hier verdriet van, want dit is in ons nog nooit eerder overkomen. We hebben als ideaal een ongebroken werkelijkheid, maar de realiteit is dat we leven in een gebroken wereld. Waar de gebroken wereld van alledag op het ongebroken ideaal botst ontstaat er spanning, en geloof is het uithouden van die spanning, het helpt ons mensen om die spanning te overleven.

Geloven is dat we niet opgeven te hopen op een nieuwe wereld. Dat we werken aan die nieuwe wereld, bijvoorbeeld door ons in te zetten voor vrede tussen Israël en de Palestijnen, maar ook door een medicijn tegen corona te ontwikkelen. Maar uiteindelijk is het vechten tegen de bierkaai, want het wordt nooit perfect. Toch is dit – in theologisch opzicht – niet erg. In particuliere zin natuurlijk wel, je zult straks maar je vader of moeder verliezen. Niettemin ontslaat de notie dat het nooit perfect kan worden ons van de ondraaglijke psychische last, dat alles wat ons overkomt uiteindelijk ook onze eigen schuld is, dat we dit hadden kunnen voorkomen, bijvoorbeeld door geen vlees te eten. We kunnen de wereld niet beheersen. ‘Shit happens’, zei Forrest Gump dan ook terecht.’

Lody van de Kamp: ‘Er is altijd een zekerheid, namelijk dat er geen toevalligheid is. Er is een sturende hand. Wij geloven dat God de wereld bestuurt, tot in het kleinste detail. Alleen met onze vrije keuze om het goede of het kwade te doen, daar bemoeit God zich niet mee. Daar worden mensen later op aangesproken. Toch kun je niet altijd gemakkelijk zeggen dat een bepaalde keuze verkeerd is. Je kunt ervoor kiezen om te bidden, maar ik kan mij ook voorstellen dat mensen wanhopig worden als een bepaalde ramp zich ontvouwt. Dat is heel persoonlijk. Je moet elkaar proberen te steunen. En je moet begrijpen dat je geloof niet kan afdwingen. Je kan alleen elkaar inspireren.’

‘Mensen die overlijden bij een epidemie krijgen in de islam de status van martelaar’

Helpt bidden? Beschermt God u en andere mensen wel tegen het virus? Of is dit gewoon puur om mensen een vals gevoel van zekerheid te geven?

Frank Bosman: ‘Het ligt er natuurlijk aan van wat je van bidden verwacht. Veel mensen zien bidden als een sigarettenautomaat. Je gooit er een kwartje in, dan krijg je een sigaret. Mensen bidden heel hard, proberen God voor het blok te zetten, maar als God hun gebed uiteindelijk toch niet verhoort, dan ligt het aan jou. Dat is geen goede manier. Je moet het omdraaien. Bidden helpt om te beseffen dat jij er ook niks aan kunt doen, om dat je in een gebroken wereld leeft.

Veel niet-gelovige mensen geloven in een seculiere gebedsverhoormachine: de maakbaarheidsutopie. Socialisten, liberalen en andere vooruitgangsoptimisten geloven dat we de wereld perfect kunnen maken. Als we maar hard genoeg ons best doen, dan moet het ons lukken. Maar zo werkt het niet. Het coronavirus laat het failliet van deze maakbaarheidsutopie zien. De maakbaarheidsutopie houdt te weinig rekening met de gebrokenheid van deze wereld.’

Yassin Elforkani: ‘De kracht van het gebed, daar geloof ik zeker in. Maar bidden heeft ook een reflectie-element. Bidden we ook op de manier en zo vaak met God, toen we het goed hadden? Want je moet niet alleen God aanroepen als je het moeilijk hebt. Hierbij wil ik nog wel een belangrijke nuance maken: God luistert en helpt iedereen die tot hem bidt. Dat staat ook in de Koran: ‘God zegt, wist u wie degene is die de hulpbehoevende mens helpt? Dat is God.’ De Koran spreekt hier over hulpbehoevende mensen, niet over moslims. Hij luistert en helpt als iemand zegt ‘O God.’

Lody van de Kamp: ‘Voor Joden heeft bidden dezelfde functie als bij het christendom. Het gaat erom je verbintenis met God te verstevigen. Ik stimuleer mijn eigen geloofsleven, als ik God prijs in mijn gebed. Het is niet dat ik een gebed uit een gebedenboek oplees en dan achteroverleun, in de veronderstelling dat God dan precies doet wat ik wil. God is van een andere dimensie, je weet niet wat er gebeurt.’

‘Het coronavirus laat het failliet van de maakbaarheidsutopie zien’

Iemand wees mij op een artikel waarin wordt beweerd dat het coronavirus onze eigen schuld is, omdat ‘Moeder Natuur’ boos op ons is. Hoe zou je dit theologisch moeten duiden?

Frank Bosman: ‘Deze vraag wil ik graag beantwoorden. Als cultuurtheoloog moet ik meteen denken aan het boek Inferno van Dan Brown, waarin een gestoorde wetenschapper zegt dat wij mensen het virus zijn, waartegen Moeder Aarde strijdt met witte bloedlichaampjes. Het spreken in termen als ‘Moeder Aarde’ is religieus. Het is de antropomorfisering van niet-bestaande dingen: Moeder Aarde, Vrouwe Justitia, de Nederlandse Leeuw. Het wordt religieus als deze dode objecten zogenaamd gaan handelen als gewone mensen.

Dit is precies datgene waartegen de monotheïstische religies – het jodendom, het christendom en de islam – zich terecht hebben verzet. Het is beeldenverering. Polytheïsme. Animisme. Antropomorfische entiteiten zijn buikspreekpoppen, die precies zeggen wat jou uitkomt. Moeder Aarde kan boos zijn op de milieuvervuiling of omdat wij mensen vlees eten, maar als je een aanhanger van Donald Trump bent kun je roepen dat we Moeder Aarde met onze pistolen moeten verdedigen.’

Ten slotte: een salafistische imam uit Marokko protesteerde tegen het sluiten van moskeeën vanwege het coronavirus. Hij zei dat je gewoon naar de moskee moest gaan.

Yassin Elforkani: ‘Vroomheid is goed, maar je moet hier niet in doorslaan. God heeft onze menselijke handelingen, onze goede en onze slechte daden niet nodig. Hij is God. Je moet van het geloof geen wiskunde maken. Je komt het paradijs niet binnen door het doen van goede daden, maar door de barmhartigheid van God. Dit is ook een letterlijke uitspraak van de Profeet. Als je geloof reduceert tot een wiskundige formule, dan loop je risico de essentie van het geloof kwijt te raken.’

Dit artikel werd eerder gepubliceerd op de Kanttekening op 29 maart 2020.

Voormalige IS’ers deradicaliseren met méér islam? Dit zeggen experts erover

0

Wil Nederland terrorisme effectief bestrijden en radicalisering voorkomen, dan moet het probleem bij de wortels worden aangepakt. Daar zijn experts het wel over eens. Maar hoe? Wij spraken twee experts, die pleiten voor meer maatwerk – en meer aandacht voor de islam.

Het terughalen van IS-vrouw Ilham B. en drie kinderen uit een Syrisch gevangenenkamp doet het debat over de repatriëring van voormalige IS-strijders, hun vrouwen en kinderen weer oplaaien. Eenmaal in Nederland zouden de vrouwen hun terroristische ideologie verder kunnen verspreiden onder de moslimgemeenschap. Maar de voortdurende discussie over het wel of niet terughalen loopt op een dood spoor, merkt Annebregt Dijkman. Zij is organisatieantropoloog en onderzoeker naar extremisme en inclusie. Onlangs schreef ze het boek De radicaliseringsinsindustrie: Van pionieren naar professionaliseren.

‘We kunnen als samenleving doen alsof we niet willen dat deze vrouwen naar Nederland terugkeren, maar we hebben ook een rechtssysteem vanuit het idee dat er ook voor deze mensen rechtvaardigheid moet zijn’, zegt zij. ‘Het strafrecht in Nederland heeft als uitgangspunt dat mensen die aantoonbaar strafbare feiten plegen daadwerkelijk gestraft zullen worden. Maar er is daarnaast ook de rehabilitatie en re-integratie van deze mensen in de maatschappij. Wat betekent dat voor Nederlanders die naar Syrië zijn gegaan? Dat ze dus ook weer terugkomen, hun straf uitzitten en daarna ook weer een leven moeten opbouwen.’

Binnen de aanpak voor re-integratie van uitreizigers maakt Dijkman onderscheid tussen deradicalisering en disengagement. Bij disengagement gaat het vooral om gedragsverandering. Deze aanpak richt zich op het aanmeten van positief gedrag en het veranderen van de sociale omgeving. Bij deradicalisering gaat het om de herinterpretatie van de ideologie.

‘Je zou kunnen zeggen dat disengagement een zuiverdere manier is om iemand weer in veiligheid te brengen nadat er sprake was van radicalisering. Dit komt omdat deradicalisering gericht is op het veranderen van iemands wereldvisie. Dat kan, maar alleen als diegene daarvoor openstaat’, legt zij uit. ‘Als deze persoon er niet voor openstaat, dan heb je geen mogelijkheden om herinterpretatie van de ideologie in gang te zetten of om ‘aan iemands gedachten te sleutelen’.’

‘Vaak gaat de beslissing om je aan te sluiten bij een extremistisch netwerk niet eens over de ideologie’

Is het dan mogelijk om aan gedragsverandering te werken zonder dat de gedachten worden aangepakt? Dijkman denkt van wel. ‘Er zijn voorbeelden van ex-geradicaliseerden die geweld hebben gepleegd, en daar vervolgens op terug zijn gekomen. Na rehabilitatie hadden ze het geweld afgezworen, maar bleven ze nog wel vasthouden aan de ideologie. Het gaat erom dat ideologische ijzervreters die niet openstaan voor een herinterpretatie van het geloof tóch nog in staat zijn om hun gedrag te veranderen.’

Het is het volgens de onderzoeker belangrijk om na te gaan wat er bij elk persoon voorafging aan het radicaliseringsproces. Dijkman stelt hierbij drie vragen. ‘Wat waren de triggers en sleutelmomenten die hebben geleid tot radicalisering? Heeft de persoon een nare jeugd gehad of gaat het om een diepgewortelde overtuiging? En als het om de ideologie gaat, wat voor rol heeft die dan gespeeld in het proces tot radicalisering?’

Dijkman benadrukt dat radicalisering niet een fenomeen is waar alleen de islam mee te maken heeft. Het komt bij alle religies en ideologieën voor. ‘Vaak gaat de beslissing om je aan te sluiten bij een extremistisch netwerk niet eens over de ideologie. Mensen radicaliseren om verschillende redenen. Bijvoorbeeld omdat ze zich niet geaccepteerd voelen in hun sociale omgeving. Of omdat ze ingewikkelde problemen het hoofd moeten bieden en daarvoor een copingmechanisme moeten ontwikkelen’, aldus Dijkman.

De onderzoekster pleit daarom voor een persoonsgerichte aanpak die maatwerk-gericht is. ‘De narratieve manier van naar iemand kijken, wat zijn levensgeschiedenis is en hoe die naar zichzelf kijkt, is effectiever om iemand weer mee te laten doen in de samenleving. Dat biedt veel meer aanknopingspunten dan er enkel vanuit gaan dat er aan de interpretatie van de ideologie gesleuteld moet worden’, zegt ze.

Het is simplistisch om te stellen dat enkel de ideologie de reden is waarom mensen radicaliseren, aldus Dijkman. ‘Wat we ook uit onderzoek weten is dat sommige moslimjongeren, maar ook volwassenen met een heel beperkt beeld over de islam en praktisch niets daarover weten, besluiten om zich aan te sluiten bij een terroristisch netwerk. Ze waren niet ideologisch onderlegd, ook niet goed thuis in de Koran.’

Vervolgens komen deze jongeren in aanraking met iemand binnen een terroristische organisatie, die manipulatie inzet om ze over te halen om zich aan te sluiten. ‘Daarbij wordt hen allerlei beloftes gedaan, dat ze dan in het Paradijs zullen belanden en iets zinnigs zullen doen’, vertelt Dijkman. ‘Het is een vorm van religieuze armoede dat ze zich niet hebben kunnen verweren tegen deze overtuigingstactieken.’

Samen met de gemeenschap

Juist daarom moet er beter worden ingezet op het verrijken van de basiskennis over de islam. Dat stelt Tom Zwart, hoogleraar Crosscultureel Recht aan de Universiteit Utrecht en directeur van het Cross Cultural Human Rights Centre van de Vrije Universiteit Amsterdam. Hij gaat uit van de inherente motivatie van ex-Syriëgangers om weer volwaardig onderdeel te zijn van de samenleving en de geloofsgemeenschap. Mede hierdoor ziet de wetenschapper kansen voor bestrijding van terrorisme door middel van méér islam.

Samen met moslimorganisaties, imams en theologen ontwikkelde hij een projectvoorstel dat terrorisme bestrijdt met behulp van de islam en de moslimgemeenschap. Hierbij hanteert de wetenschapper community engaged research. ‘Het is een nieuwe vorm van onderzoek, waarbij we de gemeenschap betrekken bij het bedenken van mogelijke oplossingen van maatschappelijke vraagstukken. Moslims zijn daarom niet het object, maar het subject van ons onderzoek’, legt hij uit.

Na gesprekken te hebben gevoerd met verschillende moslimgemeenschappen, ontdekte de hoogleraar een grote bereidwilligheid bij moslims om terrorisme tegen te gaan. ‘Waarom gaan we dan geen nieuwe aanpak ontwikkelen, als er al zoveel ingrediënten zijn vanuit de islam en de gemeenschappen om terrorisme tegen te gaan?’

Het projectvoorstel van Zwart richt zich met name op moslimjongeren. Zo wordt er een cursus ontwikkeld waarin jongeren worden geleerd de mogelijkheden in te zien die de democratische rechtsstaat biedt, en hoe die te benutten om hun ambities na te jagen.

‘We leren moslimjongeren om op te komen voor hun rechten en belangen. Ook leren we ze hoe ze hun frustraties kunnen uiten om effectief verandering te teweeg te brengen in een democratische rechtsstaat, waardoor ze geen toevlucht zoeken in jihadisme’, vertelt Zwart.

‘In Nederland zijn er veel mogelijkheden voor moslims om hun geloof in te richten zoals zij dat willen, mits ze hun rechten kennen en weten hoe hier gebruik van moeten maken. Hoe kun je bijvoorbeeld bij ambtenaren lobbyen en juridische processen starten om zaken te agenderen die je belangrijk vindt? Hoe moet je met politici omgaan? We laten zien hoe ze een plek aan de onderhandelingstafel kunnen bemachtigen en hoe ze die vervolgens kunnen inzetten voor de gemeenschap en de islam.’

Ook zet het projectvoorstel in op sollicitatietrainingen en het tegengaan van moslimdiscriminatie. ‘Moslimjongeren die voor het eerst aan het werk gaan bij een bedrijf willen soms niet vertellen dat ze islamitisch zijn, omdat ze bang zijn anders te worden behandeld. Hoe ga je dan ruimte scheppen om je geloof te belijden?’, zegt Zwart. ‘Wij willen laten zien dat je als moslim ook je geloof kunt bevorderen zonder dat je alleen maar je religie claimt.’

Als voorbeeld noemt Zwart een moslimvrouw die in een appartementencomplex woont, met een zwembad waar zowel mannen als vrouwen gezamenlijk kunnen zwemmen. In plaats van dat ze benoemt dat ze vanuit haar religie niet samen met mannen mag zwemmen, vertelt de vrouw de gebouwbeheerder dat zij door haar drukke baan geen gebruik kan maken van het zwembad tijdens de openingstijden. Zodoende kreeg zij toegang tot het zwembad na sluitingstijd.

‘In een verdraagzame samenleving zou je volledig geaccepteerd moeten worden op basis van je principes, en je religie kunnen claimen zonder mensen voor het hoofd te stoten. Maar in een seculiere omgeving als Nederland kan dat sommige mensen afschrikken. Daar hoef je geen concessies aan te doen, maar het kan wel handig zijn om slimme manieren te vinden om je geloof te belijden zonder dat je steeds met mensen in discussie gaat.’

‘Hoe meer moslimjongeren goed gegrond zijn in de islam, hoe groter de kans dat ze door dat verhaal van terroristische organisaties kunnen prikken’

Daarnaast zet Zwarts projectvoorstel in op het vergroten van de basiskennis over de islam. ‘Moslimjongeren die afdwalen hebben vaak weinig benul van de islam. Ze zijn opgegroeid in een islamitisch gezin waar er weinig kennis over de islam werd gedeeld. Daarom moet je moslimjongeren een ferme basis geven in de islam, als ze dat niet hebben’, zegt hij.

Hiervoor kunnen ouders aan schoolbesturen vragen om hun kinderen op openbare basisscholen twee uur per week godsdienstig vormingsonderwijs te geven volgens de islam. ‘Dat dit nu al mogelijk is weten veel scholen en ouders niet. De godsdienstlessen worden georganiseerd door de islamitische koepelorganisatie SPIOR. In het projectvoorstel willen wij daarom een voorlichtingscampagne starten om scholen en ouders hiervan op de hoogte te stellen. Zo weten ouders hoe ze een aanvraag kunnen indienen, en zijn de scholen meer bereid om te helpen. Het moet in goede harmonie gebeuren.’

In de voorlichtingscampagne wordt dan uitgelegd dat islamitisch godsdienstonderwijs niet alleen goed is voor de moslimleerlingen en hun ouders, maar ook voor de samenleving. Zwart: ‘Want hoe meer moslimjongeren goed gegrond zijn in de islam, hoe groter de kans dat ze door dat verhaal van de terroristische organisaties heen kunnen prikken.’

Ook de moskee heeft een centrale rol bij het versterken van de islamitische basiskennis onder moslimjongeren. ‘De moskee moet meer concurrerend worden ten opzichte van terroristische organisaties. Ze zijn vaak niet goed genoeg aangehaakt bij de belevingswereld van jongeren’, vertelt Zwart. Hij spreekt over ‘unmosquing’: het fenomeen dat veel jongeren zich niet meer thuis voelen in hun moskee. Jongeren voelen zich meer vertrouwd met de islam in het algemeen dan met de specifieke cultuur van hun ouders, vertelt Zwart. Dat, terwijl een moskee nog steeds op etnische grondslag is georganiseerd. ‘Daarom valt er nog veel te winnen bij gesprekken tussen moslimjongeren en moskeebesturen over hoe de moskee zou moeten functioneren.’

Politieke setting

Volgens Zwart heeft de aanpak van terrorismebestrijding met méér islam in Singapore geleid tot een slagingspercentage van ruim  90 procent en voorkomt deze aanpak recidieven. Toch heeft de Nederlandse overheid nog geen steun uitgesproken voor het projectvoorstel. ‘We hebben het projectvoorstel met verschillende overheidsorganisaties besproken. We zijn warm ontvangen, hebben goede gesprekken gevoerd, maar er is geen commitment uitgesproken’.

Het uitblijven van steun voor deze aanpak binnen de overheid heeft volgens hem onder meer te maken met de politiek. ‘Als je als Tweede Kamerlid tegen je achterban moet zeggen dat we terrorisme gaan oplossen met meer islam, dan worden de wenkbrauwen gefronst. We zijn inmiddels in een politieke setting terechtgekomen waarin wordt geframed, gepolariseerd en populisme steeds meer terrein wint. Hierdoor wordt het onmogelijk gemaakt om vernieuwing aan te brengen in de aanpak tegen terrorisme, terwijl meer islam wat mij betreft de juiste oplossing is.’

Zwart laat het er echter niet bij zitten. ‘We kunnen het project zelf organiseren met de moslimgemeenschappen door bijvoorbeeld een crowdfunding op te zetten. Er is bij moslims veel bereidheid en belangstelling om dit waar te maken’, zegt hij. ‘Nu draaien we rondjes en blijft de discussie hangen bij de repatriëring van Syriëgangers, terwijl er vrouwen en kinderen onder verschrikkelijke omstandigheden in die kampen leven. Dat kan bij sommige moslims kwaad bloed zetten, wat mogelijk ook weer een voedingsbodem kan zijn voor radicalisering.’