In het Duitse Offenbach zijn drie mannen gearresteerd. Ze worden verdacht van het voorbereiden van een terroristische aanslag, zo maakte de officier van justitie in het ertegenaan gelegen Frankfurt vandaag bekend.
De drie mannen zijn 21 tot 24 jaar. De hoofdverdachte is een Duitser van Macedonische afkomst. Hij zou in het bezit zijn van ‘basiscomponenten voor het maken van explosieven’ en op internet naar vuurwapens zoeken.
De andere twee mannen zijn Turkse staatsburgers, meldt de officier. De drie verdachten zouden een aanslag willen plegen in het Main-Rijngebied, een regio met bekende steden als Frankfurt, Darmstadt en Mainz.
Ze zouden zich eerder al bekend hebben gemaakt als aanhangers van IS. ‘We hebben overeenkomstige verklaringen van vrienden’, aldus een woordvoerder van de officier van justitie in Frankfurt.
Bij de aanhoudingsactie waren 170 politieagenten en speciale strijdkrachten betrokken. De drie verdachten waren al bij de politie bekend. Volgens het parket was er nog geen sprake van een concreet gevaar voor de bevolking.
Gambia heeft Myanmar aangeklaagd bij het Internationaal Gerechtshof in Den Haag. De leiders van Myanmar hebben zich volgens Gambia schuldig gemaakt aan genocide op de islamitische Rohingya.
In Myanmar vonden sinds 2017 dodelijke pogroms plaats tegen de Rohingya. Dit leidde tot een exodus van honderdduizenden mensen. Gambia is daarom een rechtszaak tegen Myanmar gestart om de leiders van het land toch ter verantwoording te roepen.
Het Afrikaanse land vraagt het Internationaal Gerechtshof Myanmar te veroordelen. Myanmar schendt volgens Gambia het VN-genocideverdrag door tegen de Rohingya een campagne van etnische zuivering te organiseren.
Gambia is de rechtszaak gestart namens de Organisatie van Islamitische Samenwerking (OIC), een samenwerkingsverband van 57 islamitische landen. De OIC financiert ook de kosten van de rechtszaak.
Drijvende kracht achter de rechtszaak is de Gambiaanse politicus en procureur-generaal Ba Tambadou. Als advocaat was hij meer dan tien jaar betrokken bij het VN-tribunaal dat zich boog over de Genocide in Rwanda van 1994.
Volgens The New York Times is de rechtszaak een allerlaatste poging van de internationale gemeenschap om wat te doen tegen de vervolging van de Rohingya. Geen enkel ander gerechtshof heeft de jurisdictie om een genocidezaak tegen een ander land te beginnen.
Gambia heeft het Internationaal Gerechtshof ook gevraagd om Myanmar tijdelijke dwangmaatregelen op te leggen. Op deze manier hoopt Gambia een einde te maken aan nog meer moorden, verkrachtingen, hate speech en het slopen van Rohingya-huizen.
‘Het is duidelijk dat Myanmar niet van plan is om een einde te maken aan deze genocidale praktijken’, stelt Gambia. De regering van Myanmar is volgens Gambia doelbewust bezig om bewijs te vernietigen dat er een genocide heeft plaatsgevonden.
De Turks-Nederlandse Eyup Sultan-moskee in Zeist heeft een dreigbrief ontvangen met daarop een getekend mannetje aan een galg. Daarnaast staat de tekst ‘ISLAM’.
Het moskeebestuurslid dat de brief openmaakte was ‘eventjes in shock’ toen hij de brief las, vertelt hij aan RTV Utrecht. Het moskeebestuur is meteen naar de politie gestapt en heeft aangifte gedaan van bedreiging.
Nederlandse moskeeën zijn regelmatig het doelwit van haat. Extreemrechtse organisaties als Pegida en Identitair Verzet voeren actie voor moskeeën. Ook worden moskeeën beklad – in Veenendaal zelfs met maandverband – en ontvangen ze dreigbrieven of bebloede varkenskoppen.
Vorige week werd bij de Blauwe Moskee in Amsterdam een kabel doorgeknipt, zodat de speakers het niet deden en de oproep tot het vrijdagmiddaggebed niet te horen was. Er was in oktober landelijke ophef over het plan van de Blauwe Moskee om de oproep tot gebed versterkt te laten horen.
De Eyup Sultan-moskee in Zeist bestaat sinds 2005. Het is de eerste keer dat de moskee is bedreigd.
Ahmet Altan is een Turkse schrijver diede oppositiekrant Taraf oprichtte.Vlak na de mislukte couppoging van 2016 werd Taraf gesloten door de Turkse overheid. Altan zelfwerd veroordeeld tot levenslang. Over zijn tijd in de gevangenis schreef hij het boek Ik zal de wereld nooit meer zien. Vorige week werd Altan na drie jaar gevangenschap vrijgelaten. Vlak daarna schreef de romanschrijver dit stuk, waarin hij nadenkt over een rechterlijke macht die de rechten van de gevangenen negeert. Inmiddels is hij weer opgepakt, iets waar hij in dit stuk al voor zegt te vrezen:
Niets is griezeliger dan kennis maken met de verschrikkelijke kracht van iemand die jouw lot in handen heeft. Zo iemand kan jou vermoorden, opsluiten, verbannen of vrijlaten. En of je nu door zo iemand wordt opgesloten of vrijgelaten – de uitkomst is even verwoestend. Je hebt geen inspraak in wat er gebeurt.
Mensen met zo’n autoriteit dragen meestal een gewaad en worden rechters genoemd. Je kunt iemand die zulke bovenmenselijke krachten uitoefent vergeven als hij ze rechtvaardig gebruikt. Maar wat als de autoriteit in kwestie niks geeft om gerechtigheid?
In A Farewell to Arms zit een scène waarin Hemingway beschrijft hoe ten tijde van de Italiaanse nederlaag soldaten in een grot door militaire rechters veroordeeld worden. In de vaste overtuiging dat hun beslissingen nooit hun eigen lot zullen beïnvloeden, veroordelen de rechters mensen nonchalant ter dood, zetten vervolgens hun pet op en salueren. Dan leveren ze de mensen over aan het executiepeloton.
Gedurende de lange tijd dat ik opgesloten werd, ben ik vaak met rechters geconfronteerd. Ze luisterden niet eens naar wat ik te zeggen had. Ik legde ze de bewijzen van mijn onschuld voor en zij bleven maar dezelfde beschuldigingen uiten. Eerst veroordeelden ze me tot levenslang zonder vervroegde vrijlating, vervolgens veranderden ze mijn straf in tien en een half jaar en ik werd vrijgelaten.
Ik schrijf terwijl ik wacht op de uitspraak die de rechter zal doen over het beroep dat de openbare aanklager aantekende tegen mijn vrijlating – ze kunnen me terugsturen naar de gevangenis.
Ik hoorde dat ik levenslang kreeg en daarna dat ik vrijgelaten zou worden – weliswaar op verschillende tijdstippen, maar wél uit de mond van één en dezelfde rechter. Het besluit om me vrij te laten had hetzelfde verstikkende effect als het besluit om mij levenslang te geven. Ik wist dat ik werd vrijgelaten door iemand die niet de bevoegdheid zou mogen hebben om beslissingen voor mij te nemen.
Ik ben uit de Turkse gevangenis, maar duizenden onschuldige mensen zitten er nog steeds. Meer dan drie jaar deelde ik een kleine cel met twee medegevangenen die geen enkele misdaad hadden begaan. Niemand luisterde naar wat ze zeiden. Ondanks dat ze keer op keer onschuldig werden verklaard, legden de rechters hen gevangenisstraf op. Net als hun collega’s in A Farewell to Arms.
Eén van mijn celgenoten heeft dezelfde leeftijd als mijn zoon: hij was pas getrouwd toen hij gearresteerd werd. Hij is gelovig, maar ook geïnteresseerd in wetenschap en filosofie. Hij is verbazend goed met zijn handen en maakt de meest onwaarschijnlijke dingen met de meest onwaarschijnlijke materialen.
Hij maakt halters uit zoutzakken, tovert vorken om in wasknijpers, een theelepel in een pincet. Hij mixt ingrediënten in gevangenismaaltijden om nieuwe gerechten te bedenken. Hij heet Selman. Hij gelooft dat klagen hetzelfde is als argumenteren tegen Gods wil en hij klaagt nooit.
Hij krijgt nooit bezoek. En daarover klaagt hij evenmin.
Op een dag, terwijl ik aan de plastic tafel werkte aan mijn roman Lady Life, hoorde ik muziek op de binnenplaats. Het geluid van een fluit. Ik liep naar buiten. Het was Selman. Met zijn rug tegen de muur geleund en met gesloten ogen speelde hij fluit. Geluid in de omliggende cellen verstomde, iedereen luisterde naar deze onverwachte muziek.
Toen Selmans lied voorbij was, klonk een luid gekletter. Snoep uit de gevangeniswinkel werd op de binnenplaats gegooid, er werd om een toegift gevraagd. Selman speelde urenlang.
Naderhand vroeg ik hem waar hij die fluit had gevonden. Hij had hem gemaakt van de kartonnen pagina’s van een kalender. Omdat hij geen meetlint had moest hij de afstand tussen de gaten schatten. Van het bovenstuk van een plastic fles maakte hij het mondstuk.
Geen enkel ander instrument op aarde evenaarde dat geluid. Het had een vreemde toon, een lage toonhoogte. Selman miste nooit een noot. Hij speelde niet alleen ballades, maar ook vrolijke deuntjes. Maar nu en dan kreeg zijn muziek een verdrietige ondertoon.
Ik werd ‘s nachts vrijgelaten uit de gevangenis en mij werd gevraagd hoe ik me voelde. Mensen willen de vreugde horen van iemand die voor het eerst sinds jaren weer op vrije voeten is. Ik zei dat ik verdrietig was. Ik liet duizenden onschuldige mensen achter, ook Sleman. Ik was niet in staat hen te helpen en niemand luisterde naar hen.
Niet alleen de rechters, maar een groot deel van de samenleving was veranderd in de rechters in die grot die onbezonnen anderen ter dood veroordelen. Ze zetten hun pet op, salueren, sturen iemand naar het executiepeloton en wenden zich tot hun volgende slachtoffer.
Wie die grot eenmaal gezien heeft, wie getuige was van het lijden van onschuldige mensen en als je eenmaal Selmans fluit hebt gehoord, dan kan je onmogelijk nog extatisch zijn als je de gevangenis verlaat. Je voelt je medeplichtig aan een vreselijke misdaad. Als gevangene ben je het slachtoffer van onrechtvaardigheid; wie vertrekt, wordt medeplichtig.
Ik weet nu wat het meest angstaanjagende op aarde is – iemand ontmoeten die de macht heeft om jouw lot te bepalen. Ik ken de kwelling en de vernedering die je voelt wanneer zo iemand met die autoriteit laat blijken niets te geven om wat je zegt. Het geluid van een fluit geeft lucht aan een onvervuld verlangen.
Ik weet ook dat ze mij zomaar opnieuw kunnen arresteren. Maar Selman is al gearresteerd. Hij heeft dezelfde leeftijd als mijn zoon, maakt halters van zoutzakken. Hij krijgt geen bezoek, hij klaagt nooit. Hij leunt alleen maar tegen de muur en bespeelt zijn fluit.
Dit stuk verscheen eerder bij the Guardian en is voor de Kanttekening vertaald door Mark van Harreveld.
De Marokkaans-Nederlandse zangeres Samira Dainan groeide op in Nederland met een Nederlandse moeder en een Marokkaanse vader. Na haar rechtenstudie ging ze op zoek naar haar roots, en vond die in Marokko en in muziek. Nu toert Dainan met haar kersverse bandformatie Samira’s Blues voor het eerst door de Marokkaanse woestijn.
Samira’s Blues bestaat naast Samira zelf uit een Nederlandse gitarist en twee Marokkaanse muzikanten op basgitaar en slaginstrumenten. De band trad op in Agadir, Ouarzazate en eindigde de toer vorig weekend met een optreden op het grote woestijnfestival Taragalte, in het zuiden van het land. Nu rust de zangeres uit in het stadje Marrakech. ‘Ik vind het hier zó gezellig’, zegt Dainan terwijl ze zich een weg baant door de drukke, toeristische oude stad van Marrakech.
In een koffietentje uitkijkend over een chaotisch plein waar Marokkaanse marktverkopers hun kruiden, tajines en souvenirs opdringen aan passerende toeristen, vertelt Dainan over de toer. “Het Marokkaanse publiek is leuker dan het Nederlandse. In Nederland dien je vaker als een soort achtergrondmuziek, mensen praten soms door je heen. In Marokko begrijpen mensen de muziek beter en zingen ze mee.”
Ook in de boekingen zit volgens Dainan een verschil. ‘In Nederland wordt Marokkaanse muziek vaak over één kam geschoren met Arabisch en Midden-Oosters. Als een podium kortgeleden al een Midden-Oosters bandje heeft geprogrammeerd, zijn ze niet meer geïnteresseerd.’
In Marokko wordt Dainan als ster onthaald. ‘Hier kreeg ik meteen het grootste podium, terwijl ik in Nederland vaak sideprogrammering ben. Ook word je in Marokko sneller geholpen om ergens te komen. Als ze je goed vinden, dan ben je meteen helemaal in. Dat is als beginnende artiest in Nederland wel anders, daar zijn er veel meer tussenstapjes.’
Dainan is om de drie maanden in Marokko. Ze treedt op, onderzoekt de Marokkaanse muziek, bezoekt familie en geniet van de cultuur. Maar echt verhuizen ziet de zangeres voorlopig niet zitten. ‘Amsterdam is beter voor mijn werk, daar is de muziekscene groter. Ook is het in Marokko lastig om als vrouw met Marokkaans roots alleen te wonen, dat kan eigenlijk niet. Dan word je gezien als een soort prostituee of denken ze dat je gek bent.’
Opgroeien in twee werelden
Dainans vader sprak altijd Arabisch, maar toen haar ouders scheidden – zij was zeven jaar oud – viel de Marokkaanse cultuur grotendeels weg uit haar leven. ‘Ik ging bij mijn moeder wonen en kwam lange tijd niet in Marokko. Mijn moeder was ook bang dat mijn Marokkaanse familie me daar zou proberen te houden, Marokko was toen erg anders.’
Vroeger was Dainan minder trots op haar Marokkaanse roots. ‘Ik wilde gewoon net als iedereen zijn, zeker als je in het nieuws negatieve verhalen hoorde over Marokkanen. Ik sprak Nederlands als een Nederlander, maar zag er wel anders uit.”
Jarenlang richtte Dainan zich op school en diploma’s halen. Ze deed het gymnasium en studeerde daarna rechten. ‘Ik denk dat studeren heel erg hielp om me met Nederland te verbinden. Ik ben nu gewoon een Nederlander en niet alleen het kind van een migrant.’
Haar vader heeft daar ook veel aan bijgedragen. Voordat hij ziek werd, was hij kunstenaar, hij schreef veel en werkte daarnaast als kok. ‘Hij hield echt van Nederland en wilde er altijd graag bij horen. Hij wilde blijven, hij wilde niet terug naar Marokko zoals andere gastarbeiders.’
De verbinding met Marokko vond Dainan pas later. ‘Toen ik klaar was met studeren dacht ik ineens: ‘Wie ben ik en wat wil ik eigenlijk?’’ Daarop besloot ze voor het eerst alleen naar Marokko te reizen. Ze ontdekte het land op haar eigen manier, zonder de invloeden van haar familie.
Ook ging Dainan zich meer richten op muziek. Na rechten studeerde ze jazz, waarin ze op zoek ging naar haar eigen geluid. Ze luisterde naar Arabische muziek, zoals van de Libanese zangeres Fairouz en de Egyptische Umm Khulthum, maar vond haar inspiratie vooral in Noord-Afrikaanse muziek zoals de singer-songwriter Souad Massi uit Algerije en Dafer Yousef uit Tunesië.
‘Ik ben gaan reizen om Arabische zang te onderzoeken, maar Fairouz en Umm Khulthum zijn niet Marokkaans en hun manier van zingen is heel klassiek, ik wilde juist mijn eigen roots in mijn muziek verwerken.’
De woestijnblues
Op een festival voor Gnawa-muziek, een spirituele muziekstroming in Marokko, vond Dainan wat nog ontbrak in haar muziek. ‘Er ging een wereld voor me open. Er kwamen zoveel hippiejongeren op af met dreads en afro’s, echte Marokkaanse muziekliefhebbers en zo anders dan de Marokkanen die in Nederland wonen. Geen gympjes en petjes en al die andere vooroordelen’, grapt de zangeres.
‘Toen ben ik me gaan verdiepen in Gnawa-zang en ben ik ook liedjes gaan schrijven in Darija, het Marokkaans-Arabisch. En dat werd goed ontvangen in Nederland.’
‘Marokko is niet perfect, Nederland ook niet’
‘Ik had nooit gedacht dat ik woestijnblues zou gaan maken, want daar liggen mijn roots helemaal niet.’ Via de directeur van het Taragalte-festival kwam Dainan terecht op een festival waar een band uit de Sahara speelde. De band speelde Tuareg blues, een Berberse stroming, maar zong in het Hassania, een Arabisch dialect. ‘Toen ze begonnen met spelen dacht ik gelijk: wauw, ik heb eindelijk de link gevonden.’
Tegenwoordig zingt Dainan – naast in het Arabisch – ook regelmatig in het Tamazight, het Berbers. ‘Mensen vragen heel vaak: ben je Arabisch of Berbers? Maar eigenlijk stammen we allemaal af van de Berbers. Iedereen is gewoon Marokkaans.’
Vader
Na het overlijden van haar vader schreef Dainan in 2016 haar eerste boek: Veertig dagen, waarin ze op zoek gaat naar troost, haar vader probeert te begrijpen en de angst beschrijft haar roots te verliezen.
‘Ik kon pas later in mijn leven echt waarderen wat mijn vader me heeft meegegeven. Hij was heel spiritueel, hij kende de Koran uit zijn hoofd en vond het belangrijk om de religie te begrijpen, maar heeft mij verder nooit iets opgelegd. Hij zei altijd: ‘Geloof is iets tussen jou en God.’ Dus ik heb wel altijd in God geloofd, maar op mijn eigen manier.’
Dainan heeft zich ook verdiept in het soefisme, een spirituele stroming binnen de islam. ‘Die manier van geloven komt veel meer vanuit het hart en lijkt ook op hoe mijn vader geloofde, hoewel hij ook vijf keer per dag bad.’
Na drie weken heeft Dainan ook zin om terug te gaan naar Nederland. ‘Al mijn kleren zijn vies’, lacht de zangeres. ‘Maar ook voor mijn werk is het tijd om terug te gaan. In Nederland is het toch makkelijker om hard te werken en van alles te regelen.’
Dainan gaat Marokko missen, maar weet ook dat ze over een aantal maanden weer in het vliegtuig naar Marrakech zit. ‘Marokko is niet perfect, en Nederland ook niet. Ik houd van beide.’
Een Syrische mensenrechtenorganisatie zegt bewijs te hebben dat zich tenminste acht voormalige IS-strijders bevinden onder Syrische rebellen die door Turkije worden gesteund.
Leden van IS zijn toegetreden tot tenminste twee islamitische milities die deel uitmaken van deze Syrische rebellen, stelt het Syrische Observatorium voor de Mensenrechten. De organisatie vindt dat de internationale gemeenschap haar ogen sluit voor de aanwezigheid van IS-strijders onder bondgenoten van Turkije.
‘Hoewel er signalen zijn dat het gaat om honderden ISIS-militanten die tot de Turkije gesteunde nationale leger behoren, hebben we slechts acht gevallen kunnen bevestigen.’
Vorige maand meldde de Duitse zender ARD ook al dat onder pro-Turkse Syrische rebellen in Noord-Syrië voormalige IS-strijders zitten.
Begin oktober startten Turkse troepen samen met enkele Syrische oppositiegroepen een militair offensief in Noord Syrië, met als doel om de voornamelijk Koerdische milities van de Syrische Democratische Krachten (SDF) te verjagen. De door de VS gesteunde SDF leidde een campagne tegen IS in Noord-Syrië.
Ankara zegt de aanwezigheid van de SDF als bedreiging te ervaren om haar banden met de PKK. De PKK is een Koerdische separatistische groep in Turkije die door Turkije, de EU en de VS tot terroristische organisatie is verklaard.
De Riffijns-Belgische activist Mohamed el Ahmadi is door de Marokkaanse politie gearresteerd en meegenomen voor verhoor.
El Ahmadi vloog naar de Rif voor een ziekenbezoek aan zijn vader, maar werd bij aankomst op het vliegveld van Al Hoceima gearresteerd. Hij is sinds de dood van de visverkoper Mohsin Fikri, die eind 2016 de protesten in de Rif inluidden, lid van het Comité Mohsin Fikri Brussel.
Vandaag werd El Ahmadi voorgeleid. Hij mag zijn zaak in vrijheid afwachten, meldt Arif News. Zijn eerste zitting is op vijf december.
Sommige Europese Riffijnen verklaren Marokko te vermijden uit angst opgepakt te worden, zelfs bij sterfgevallen in de familie.
Marokko arresteerde eerder al staatsburgers uit andere landen die betrokken zijn bij de Riffijnse beweging, zoals de Belg Wafi Kajoua in 2018. De Belgische staat liet weten niks voor hem te kunnen doen. Wafi heeft zijn gevangenisstraf van acht maanden uitgezeten en is inmiddels weer op vrije voet.
Drie jaar geleden barstten er protesten los in het Rifgebied, gericht op een verbetering van de leefomstandigheden van de Riffijnen. De Rif is een gebied dat door Marokko wordt achtergesteld, zeggen zij. De Rif-protesten zijn inmiddels de kop ingedrukt. Hetzelfde geldt voor de vrije verslaggeving hierover.
Belit Onay, zoon van Turkse immigranten, is door het Duitse Hannover verkozen tot nieuwe burgemeester.
Belit Onay won de burgemeestersverkiezingen met een nipte meerderheid van concurrent Eckhard Scholz van het CDU, de christendemocratische partij van bondskanselier Angela Merkel. Het is de eerste keer dat een Duitser met immigrantenouders wordt benoemd tot burgemeester van de hoofdstad van een deelstaat, in dit geval Nedersaksen.
Onay is lid van de Grünen. Zijn zege betekent dat de sociaaldemocratische SPD voor het eerst in zeventig jaar de burgemeester van Hannover niet meer levert. De vorige burgemeester nam afstand van zijn functie na een corruptieschandaal eerder dit jaar. Onay neemt het stokje nu over.
Het West-Duitse Hannover is na Freiburg, Darmstadt en Stuttgart de vierde grote stad met een groene burgemeester. In Nederland zien we al langer kinderen van immigranten in burgemeester-functie, zoals Achmed Aboutaleb in Rotterdam en Ahmed Marcouch in Arnhem.
Volgens pedagoog Iliass el Hadioui heeft het mbo ten onrechte een slecht imago. Mbo-leerlingen zijn niet dom, maar ze missen cultureel kapitaal. ‘Leerlingen van het mbo hebben vaak de mogelijkheid gemist hun taalkundige skills te verfijnen.’
El Hadioui (36) werkt als onderzoeker en docent aan de Erasmus Universiteit Rotterdam en is onderzoeksleider aan de afdeling Sociologie van de Vrije Universiteit Amsterdam. Ook is hij lid van de Onderwijsraad en grondlegger van de Transformatieve School, een filosofie die leraren helpt omgaan met straatgedrag onder leerlingen.
In zijn nieuwe boek Switchen en Klimmen doet El Hadioui onderzoek naar hoe leerlingen in de grote steden kunnen klimmen op de schoolladder. Hiervoor ondervroeg hij ook vele mbo’ers, afkomstig uit een ander milieu dan de docenten.
Mbo’ers zijn – anders dan weleens wordt gedacht – echt niet dom of ongeïnteresseerd, concludeert El Hadioui. Ze moeten alleen vaak switchen tussen de verschillende sociale werelden van hun ouders, stage, school en vrienden – en dat gaat gepaard met de nodige ‘pijn’. We spraken hem over zijn onderzoek, de problemen waar het mbo voor gesteld staat en mogelijke oplossingen.
Hoe groot is de kloof tussen docenten en leerlingen op het mbo nu werkelijk?
‘In de grote stad is de sociologische afstand tussen veel leerlingen en docenten groot wat betreft klasse, etnische achtergronden, leeftijd en generatie. Het is een mismatch van leefwerelden. Docenten en leerlingen gaan er bij voorbaat vanuit elkaar niet te begrijpen. Niet altijd, maar wel vaak.’
Een sterk docententeam dat één lijn trekt is goed voor de leerlingen, zo blijkt uit het onderzoek. Ontbreekt dit vaak?
‘Ik wil onderscheid maken tussen twee dingen. Wat de verkeersregels op school betreft, zoals wel of niet eten in de klas, moet er uniformiteit zijn. Het ontbreken daarvan zorgt voor onrust onder de leerlingen. Maar wat de manier van lesgeven betreft, daar is diversiteit juist fijn. Altijd dezelfde methode stompt leerlingen af.’
Onlangs stelde VVD-Kamerlid Dennis Wiersma voor om het docententekort op het mbo terug te dringen door onbevoegden vakmensen praktijklessen te laten geven. Is dit een oplossing?
‘Wat bevoegdheid betreft bestaan er twee radicale standpunten. Het eerste is dat iedereen die voor de klas staat bevoegd moet zijn. Het tweede standpunt houdt in dat bekwaamheid belangrijker is dan bevoegdheid. Ik ben het tot op zekere hoogte met beide standpunten eens. Alleen moet iemand die bevoegd is nog wel zijn of haar weg vinden voor de klas. Docenten kunnen veel leren van ervaren collega’s.
Verder denk ik dat er veel potentieel onderwijstalent onbenut blijft. Neem studenten van sociale opleidingen. Ze willen jonge professionals worden, maar niet voor de klas staan. Toch zit er juist onder deze studenten heel veel verborgen talent. Als je alleen met bevoegde leerkrachten wilt werken, dan sluit je de weg af voor eventuele jonge instromers. Die hebben net een opleiding afgerond en hebben soms geen zin om wéér een jaar een opleiding te volgen. Laat hen proeven hoe het is om voor de klas te staan. Bevalt het goed, dan kunnen ze binnen een jaar hun onderwijsbevoegdheid halen. Maar het structureel voor de klas zetten van onbevoegden zorgt voor erosie van professionaliteit en het verlies van aanzien.’
Uit het onderzoek blijkt dat de meeste leerlingen hun stage veel serieuzer nemen dan de lessen op school. Een leerling zei: ‘Wat heb je nu aan Burgerschap en Omgangskunde? Ik weet toch zeker zelf wel hoe ik met mensen moet omgaan?’
‘Het probleem zit vaak in de manieren waarop zulke vakken worden gegeven. Die vormen een demotivatie voor veel leerlingen, wat weer leidt tot onderbenutting van zaken die voor hen van betekenis zijn. De leerlingen moeten meer eigenaar worden van hun eigen leerproces.
‘Vaak hebben mbo-leerlingen genoeg IQ, maar te weinig cultureel kapitaal voor het hbo’
Een ander probleem is de identiteitscrisis waarin het mbo zich bevindt. Het mbo heeft een ambachtelijke insteek, maar tegelijkertijd vindt de overheid dat daar niet-ambachtelijke vakken bij moeten. Van het nut daarvan is iedereen doordrongen. Toch is er onvrede. De ondervraagde leerlingen vroegen aan de jonge, academische onderzoekers of zij die vakken op de universiteit ook kregen. ‘Nee? Waarom wij dan wel?’’
Voor sommige leerlingen vervult het mbo de functie van een buurthuis. Moeten docenten zich achter de oren gaan krabben?
‘Dat de leerlingen het hebben over een buurthuisfunctie is pas negatief op het moment dat de straatculturele elementen gaan domineren op school. Of wanneer de leerlingen in de klas onderling in hun moedertaal gaan praten. Het gaat hier om een uitdaging voor leerlingen én voor scholen.’
Houdt het mbo te weinig rekening met de multiculturele achtergrond en het lage zelfbeeld van veel leerlingen?
‘Eén van de problemen is dat we voortdurend zeggen dat het ‘maar mbo’ is. Buiten hun opleiding zijn mbo-leerlingen vaak mensen die mantelzorger zijn, een grote bruiloft kunnen organiseren of een webshop hebben. In een andere setting dan in klaslokaal 107 hebben ze onverwachte kwaliteiten. Veel mbo-leerlingen rijden zichzelf in de wielen door zich op school anders te gedragen dan op hun stageplek. Daarnaast maken ze elkaar wijs dat ze niet kunnen klimmen. De nadruk ligt op mismatch en cultuur. Er moet voor worden gezorgd dat ze dieper verankeren in de schoolcultuur – en dan als mens en niet als lid van een vermeende etnische achtergrond.’
Foto: Youtube
Veel leerlingen dromen van doorstromen naar het hbo, maar zijn hun taalbeheersing en hun algemene ontwikkeling daarvoor wel voldoende?
‘Leerlingen van het mbo hebben vaak de mogelijkheid gemist hun taalkundige skills te verfijnen, zoals je in havo 4 en 5 leert. Dit wordt door onderwijssociologen het ‘Mattheus-effect’ genoemd. ‘Wie meer heeft zal meer krijgen, wie niet heeft, zal niet meer krijgen.’ Vaak hebben mbo-leerlingen genoeg IQ, maar te weinig cultureel kapitaal voor het hbo. Denk aan taalgevoel, algemene kennis enzovoort. Waar deze kennis bijgespijkerd wordt is irrelevant, maar het moet wel gebeuren.’
De ondervraagde leerlingen hebben het gevoel dat ze zichzelf moeten motiveren. Maar dat is toch ook zo?
‘Het gaat niet alleen om motivatie, maar ook om het geloof in het eigen kunnen. Zelf dingen doen, zelf dingen maken. De self-efficacy van de leerlingen moet geactiveerd worden. ‘Ik kan het zelf doen’ is daarbij heel belangrijk. Helaas ontbreekt dit geloof in eigen kunnen vaak. De uitval in het mbo is ook een reflectie van het politieke debat.
Overigens heeft de meerderheid van de mbo-leerlingen in de grote steden een allochtone achtergrond, een feit dat er eigenlijk totaal niet toe doet. De vraag ‘Hoe gedraag ik me op het werk?’ heeft met volstrekt andere dingen te maken dan afkomst. Factoren die wel een rol spelen zijn de familiecultuur, de grootstedelijke bevolking en een lage sociaaleconomische status. Van kansenongelijkheid moeten we geen etnische kwestie maken.
Sociale status is veel doorslaggevender. Uit een achterstandswijk komen, uit een gezin waar voor veel dingen geen aandacht is. Heeft een leerling met een lage sociale status een moeder die het belangrijk vindt dat haar kinderen boeken lezen en worden ze meegesleept naar de bibliotheek, dan heeft die leerling weer een voorsprong op andere leerlingen in diezelfde sociaaleconomische situatie. Met andere woorden: de mate van achterstand is ook individueel en niet altijd terug te voeren op bepaalde factoren.’
De leerlingen in het onderzoek geven aan dat zij het fijn vinden als docenten zich meer bewust zijn van hun culturele en religieuze achtergronden. Moet daaraan gewerkt worden?
‘Deze vraag gaat veel verder dan alleen docenten. Het gaat er niet om welke informatie je wilt overdragen. Het wordt pas kennis als iets betekenisvol is voor leerlingen. Veel leerboeken passen niet bij grootstedelijke scholieren, maar sluiten beter aan bij kleinsteedse situaties. Daarom herkennen mbo-leerlingen in de grote steden zich er totaal niet in.
Er moet veel meer geïnvesteerd worden in urban education. De zorginstellingen waar mbo-leerlingen in grote steden een stageplek krijgen zijn vaak meer een thuiswedstrijd dan wat er in de klas gebeurt. Tijdens hun stage zijn ze in een omgeving die ze veel meer herkennen, bijvoorbeeld omdat ze te maken krijgen met cliënten van hun eigen grootstedelijke achtergrond. Op hun beurt zijn de cliënten blij met iemand die een gelijkgestemde is.’
In een veranderende wereld grijp je terug op je roots. Dat zie je overal, ook bijvoorbeeld bij studentenverenigingen: je hebt protestants-christelijke studentenverenigingen, katholieke, islamitische, noem maar op. Tussen alle nieuwe ervaringen moet iets bekends zitten.’
Hoe moeten de media omgaan met extreemrechtse prietpraat? Die vraag is opnieuw actueel geworden met de rel rond de toespraak van de controversiële Franse intellectueel Eric Zemmour op de Convention de la Droite, een symposium voor radicaal-rechtse politici en geestverwanten.
Hij grossierde in samenzweringstheorieën, zoals dat de oorspronkelijke Europese bevolking doelbewust door islamitische migranten zou worden vervangen. Zijn hele betoog werd desalniettemin ongeveer integraal door de Franse tv uitgezonden.
Zemmour is geen onbekende van Thierry Baudet, die soortgelijke ideeën ventileert. Hij had zelfs diens in wetenschappelijk opzicht uiterst dubieuze proefschrift over De aanval op de natiestaat in 2015 lovend in een recensie besproken.
Ook bij Baudet, die zich als een getalenteerde aandachtstrekker heeft ontpopt, staan de media voortdurend voor de vraag: moet men steeds aandacht aan zijn capriolen besteden, omdat hij nu eenmaal politiek belangrijk is, of maakt men hem daardoor juist politiek pas echt belangrijk?
Negeren is door de opkomst van sociale media veel moeilijker geworden dan vroeger. Ook toen liepen er heel wat idioten met samenzweringstheorieën rond, maar jammerden die nog zielsalleen op hun eigen zolderkamertje over het onrecht dat hen, door hen niet te willen horen, door de buitenwereld werd aangedaan.
Ze stonden niet met elkaar in verbinding, er bestond nog geen landelijk propagandaplatform voor. Brievenredacties van kranten konden al te onzinnige beweringen van hun pagina’s weren zonder dat buiten de gebruuskeerde brievenschrijver iemand dat ooit te weten kwam.
Internet heeft dat veranderd: de ‘democratisering’ van de publieke opinieruimte die de uitvinding ervan met zich meebracht, heeft ook ruimte gegeven aan de gemakkelijke verbreiding van de meest infantiele voorstelling van zaken: men vindt elkaar in de eigen niche veel makkelijker dan voorheen.
Dat geeft ook vrij baan aan het verspreiden van de grootst mogelijke onzin. Niet alleen in het geval van Donald Trump hebben serieuze factcheckers er tegenwoordig een dagtaak aan.
Baudet als klimaatontkenner uitnodigen voor een discussie over het klimaat is onzinnig
Sinds de dagen van Pim Fortuyn worstelt de serieuze pers met het trauma dat zij Fortuyn niet heeft zien aankomen – een trauma dat door Fortuyns echte en vermeende erfgenamen doelbewust wordt uitgebuit om steeds weer aandacht te genereren. Krijgt ze die niet, dan heeft de ‘linkse pers’ met haar nepnieuws andermaal de Stem des Volks gemist. Krijgt ze die wel, dan kan ze zich als veel belangrijker voordoen dan ze in feite is.
Sowieso bestaat er, ook om commerciële redenen, in de media de neiging om meer aandacht te besteden aan de scherpe extremen dan aan de bedachtzame tussenmoot. Vandaar dat een schreeuwlelijk als Wierd Duk, woordvoerder van een groep die steevast verkondigt nooit aan het woord te komen, steeds aan het woord is.
De angst de nieuwe Fortuyn te missen doet ook kritische journalisten teveel achter elke rechtspopulistische eendagsvlieg aanrennen, want de uitspraken van zo’n eendagsvlieg zijn altijd goed voor reuring. Dat is des te wranger, omdat het vrijwel steeds om eenrichtingsverkeer gaat: Geert Wilders en Thierry Baudet willen alleen maar zenden en zijn eigenlijk nooit voor een kritisch interview beschikbaar.
Te vaak zien we op tv journalisten voor een quote achter hen aanhollen, zonder in de gelegenheid te zijn op die quote met een kritische tegenvraag te reageren. Als gemankeerde dictators willen ze geen verantwoording afleggen. Wilders heeft daarom niet eens een partij met leden die hem bekritiseren kunnen, en Baudet heeft weliswaar een partij met leden, maar kan even slecht omgaan met kritiek. Met een klein clubje medestanders houdt hij intern alle touwtjes in handen.
Het is evident dat zowel Wilders als Baudet door alle media-aandacht groter zijn gemaakt dan zij electoraal feitelijk zijn. Gezien de onevenwichtigheid in deze leek het aan de vooravond van de Statenverkiezingen bijna alsof beide tezamen op weg waren naar de absolute meerderheid.
Wel, bij de Europese verkiezingen vloog de PVV Brussel uit – nul zetels – en scoorde FvD zo matig dat Thierry’s secondant Hiddema eerst niet geloven wilde dat dat echt de uitslag was. Het rechts-populistische electoraat omvat zo’n 15 procent van de kiezers – een stevig aantal, maar tegelijk betekent dit dat 85 procent iets anders stemt. Dat wordt teveel vergeten.
Het andere uiterste zou overigens deplatforming zijn, zoals nu ook bij Zemmour door sommigen bepleit. Er was natuurlijk geen enkele zinnige reden om diens speech integraal op tv uit te zenden, evenmin als dat bij Thierry’s boreale babbeltoespraak na de Statenverkiezingen noodzakelijk was. Dan wordt het teveel gratis zendtijd voor politieke partijen. Maar helemaal doodzwijgen gaat ook niet.
Zeker in het geval van politici, waarvan we moeten weten wat ze vinden, is dat onmogelijk. Evenmin kunnen we een congres zomaar afschrijven als door één van de genodigde sprekers onappetijtelijke of ridicule dingen worden verkondigd, zoals bij die gewraakte Franse conventie van rechts waar Zemmour optrad.
De vraag is of je zo iemand moet uitnodigen, een platform moet bieden – maar als hij eenmaal uitgenodigd is, maakt de uitgenodigde deel uit van het nieuws. Anders gezegd: Baudet, niet gehinderd door enige natuurwetenschappelijke kennis, als klimaatontkenner uitnodigen voor een discussie over het klimaat, is onzinnig. Maar zijn onzinnige klimaatuitspraken in de Tweede Kamer doodzwijgen omdat ze onzinnig zijn, is met het oog op een gewenste brede nieuwsvoorziening ongewenst.
Tussen nodeloos een platform bieden en stelselmatig elk platform ontzeggen zit nog heel wat ruimte. In elk geval moeten we niet de kant uit van de Amerikaanse universiteiten met hun safe spaces, waar allerlei gevoelige thema’s taboe geworden zijn omdat kritische opvattingen soms als kwetsend worden ervaren.
Onze site gebruikt cookies en vergelijkbare technologieën onder andere om u een optimale gebruikerservaring te bieden. Ook kunnen we hierdoor het gedrag van bezoekers vastleggen en analyseren en daardoor onze website verbeteren.
Deze website gebruikt cookies om uw gebruikservaring op deze website te verbeteren. Van deze cookies worden cookies aangemerkt als "Noodzakelijk" in uw browser bewaard, deze cookies zijn essentieel voor het functioneren van de website. Bijvoorbeeld het opslaan van uw keuze of u wel of geen cookies wilt hebben. Wij maken ook gebruik van cookies van derde partijen die ons helpen met het analyseren en begrijpen van de gebruik van deze website door u. Deze cookies worden alleen gebruikt als u daar toestemming toe geeft. U heeft ook de mogelijkheid om uzelf uit te sluiten voor deze cookies. Dit zal echter effect hebben op uw gebruikerservaring.
Noodzakelijke cookies zijn absoluut nodig voor het functioneren van de website. De cookies in deze categorie zorgen alleen voor de veiligheid en het functioneren van deze website . Deze cookies bewaren geen persoonlijke gegevens
Deze cookies zijn niet strict noodzakelijk, maar ze helpen de Kanttekening een beter beeld te krijgen van de gebruikers die langskomen en ons aan te passen aan de behoeftes van onze lezers. Hiervoor gebruiken wij tracking cookies. Bij het embedden van elementen vanuit andere websites zullen er door deze sites ook cookies worden gebruikt.