-0.8 C
Amsterdam
Home Blog Pagina 768

Heeft antiracisme zijn beste tijd gehad?

0
In de jaren negentig gingen nog tienduizenden mensen de straat op tegen racisme, maar tegenwoordig is dat ondenkbaar. Wat is er veranderd in Nederland? ‘Echt heel Nederland was aan het demonstreren, van links tot rechts, kerk tot maatschappelijke organisatie, migranten en vluchtelingen.’

‘Ik loop mee, want als straks de fascisten aan de macht komen, is het te laat.’ Het is 1992 en het journaal interviewt deelnemers aan een antiracistische demonstratie – de grootste die Nederland ooit heeft gezien. ‘Maar deze keer zal dat niet gebeuren’, zegt de jonge deelnemer. ‘Deze keer zijn wij eerder op straat dan de fascisten.’ Toenmalig burgemeester van Amsterdam Ed van Thijn verzucht triomfantelijk: de opkomst is ‘veel meer is dan ik ooit had durven dromen’. Maar liefst vijfhonderd organisaties hebben zich onder de naam ‘Nederland Bekent Kleur’ aangesloten bij de optocht van zo’n tachtigduizend man, vermeldt de voice-over, ‘toen de kop van de staart op het Museumplein was, stond de staart nog op de Dam’. ‘Mij zegt dit heel veel’, vertelt een zwarte man aan de cameraploeg, terwijl hij met een lach om de lippen om zich heen kijkt. ‘Het blijkt dat de Nederlandse bevolking toch om hun minderheden geeft.’

Zevenentwintig jaar later, anno 2019, ziet Nederland er heel anders uit. Zo’n massa die de demonstratie tegen racisme op de been bracht, is sindsdien nooit meer gezien. Ook al bleef het racisme in Nederland gewoon toenemen – jaar na jaar, tot grote winsten in het parlement aan toe. Tegelijk lijkt de antiracismebeweging aan invloed gewonnen te hebben in de samenleving. Er lopen geen massale demonstraties, maar toch wordt Zwarte Piet teruggedrongen en is een diversiteitsbeleid vanzelfsprekend aan het worden. Hoe is de antiracismebeweging in Nederland veranderd de afgelopen jaren – en misschien nog belangrijker: is het gebrek aan demonstraties een teken dat antiracisme haar beste tijd heeft gehad? De Kanttekening sprak met betrokkenen en experts voor een antwoord.

Krakers met tomaten
‘Linkse organisaties zitten zeker in het defensief’, geeft Abdou Menebhi toe. Menebhi is voorzitter van het Marokkaans-Nederlandse informatiecentrum EMCEMO en één van de oprichters van Nederland Bekent Kleur. ‘‘92 was echt een uniek geval. Een aantal antisemitische incidenten en de Centrum Partij (kleine racistische partij uit de jaren tachtig en negentig, red.) in de Kamer baarden ons al zorgen. Toen werd er in Antwerpen een synagoge aangevallen. Dat heeft mensen wakker geschud – ook de grote organisaties. Allerlei clubjes zijn bij elkaar gekomen onder de naam Nederland Bekent Kleur om het protest te organiseren. De FNV steunde het ook en faciliteerde veel: door hen kregen mensen treinkaartjes en vrij van werk. Ook politici waren er, waaronder premier Ruud Lubbers.’ Menebhi grinnikt bij de herinnering: ‘Krakers hebben hem toen nog bekogeld met tomaten. Echt heel Nederland was aan het demonstreren. Van links tot rechts, kerk tot maatschappelijke organisatie, migranten en vluchtelingen. Iedereen.’

‘Vroeger was racisme taboe – na de aanval op de synagoge schrok men oprecht. Hoe kan zoiets nog gebeuren, vroegen ze zich af. Maar daarna is racisme normaal geworden.’ Als voorbeeld noemt Menebhi een actie uit 1986 tegen de verkiezing van de Centrum Partij in de gemeenteraad van Amsterdam. ‘Duizenden mensen hebben het stadhuis geblokkeerd, met de leus ‘geen racisten in de raad’.’ In 2018 werd weer zo een demonstratie georganiseerd tegen de komst van Forum voor Democratie in de gemeenteraad, maar lieten alle partijen het afweten (behalve Bij1, red.). ‘We hebben zelfs een compromis aangeboden door het racisme te noemen in plaats van racisten, maar het hielp niet’, verzucht Menebhi. ‘In de jaren tachtig werd een compleet cordon sanitaire georganiseerd tegen de Centrum Partij, maar nu wordt over racisme gezegd: ‘Dat is democratie’.’

Ik, racistisch?!
Volgens Menebhi is er twijfel gezaaid over moslims en vragen politici zich nog af of ze het voor hen op moeten nemen. ‘Het individualisme is groot geworden.’ Ook heeft de anti-Zwarte Pieten-beweging veel mensen opgeschrikt. ‘Wat is dit nu, dat is toch onze cultuur?’ vragen veel mensen zich af. Nu racisme duidelijker is geworden, is de steun aan antiracismebewegingen afgenomen. Duidelijker maakt moeilijker, want iedereen heeft een beetje racisme in zich’, zegt Menebhi met een lachje.

Het gebrek aan zelfreflectie wordt ook opgemerkt door antiracist van de nieuwe slag, Leroy Lucas. ‘Racisten, dat waren de ‘anderen’ – de skinheads in nazi-pak. Dan is het makkelijker. Maar zodra het jouw buurman of jouw oom wordt, is het heel anders – het is niet makkelijk om hen met hun racisme te confronteren.’ Met overslaande stem demonstreert hij de reactie: ‘Ík, racist?! Nee joh, ben je gek! Ik geef geld aan Afrika!’

Lucas protesteert al sinds 2012. ‘In ben gewoon aangesloten bij de anti-Zwarte Piet-demonstratie in Utrecht, georganiseerd door Utrecht in Actie. Vanaf toen ben ik steeds actiever geworden. We ervaren allemaal racisme: mijn moeder heeft het ervaren, ik ben het aan het ervaren – ik wil niet dat onze kinderen ons later vragen: waarom hebben jullie niets gedaan? We zitten nog steeds in dezelfde shit!’

‘Quinsy en Jerry waren de katalysator voor mij.’ Lucas heeft het over het prille begin van de anti-Zwarte Pieten-beweging, toen bij de Sinterklaasintocht in 2011 Jerry Afriyie en Quinsy Gario een T-shirt droegen met ‘Zwarte Piet is racisme’ – en vervolgens hardhandig werden gearresteerd. ‘Ik had altijd al het gevoel: dit zaakje stinkt. Toen zag ik hen: zij hadden gewoon een T-shirt aan en dat was al te veel? Toen wist ik: we need to do something.’

Op zoek naar identiteit‘Ik zeg niet dat de mobilisatie zoals in 1992 niet meer kan gebeuren, maar voor witte Nederlanders is het wellicht minder vanzelfsprekend om mee te lopen,’ zegt socioloog en professor Jan-Willem Duyvendak. ‘Het is nu vooral een zwarte groep die mobiliseert.’ Volgens Duyvendak is dit is het gevolg van enkele lange processen, zoals een starre verhouding met nationale identiteit.

‘In de jaren negentig lukt het nog enigszins om op te roepen tot kritische reflectie over de omgang met etniciteit. Daarmee stond men ook enigszins open voor het idee dat de Nederlandse samenleving in het verleden ook racistisch is geweest. Er was een zekere openheid naar het verleden. Dat verandert met de opkomst van Pim Fortuyn, het populisme en het nationalisme. Het zelfbeeld van Nederland wordt dat wij altijd aan de goede kant hebben gestaan – niet alleen in het heden zijn we fantastisch, we zijn altíjd al goed geweest. Het koloniale verleden van Nederland mag niet ter discussie staan, dan doe je afbreuk aan dat idee. Dit zie je op meer plekken: wanneer landen nationalistischer worden, krijgen ze een ingewikkeldere verhouding met hun verleden.

Zeker was er in Nederland in de zeventiende eeuw iets bijzonders aan de hand met religieuze vrijheid’, verduidelijkt Duyvendak, ‘maar het idee dat we sinds de zeventiende eeuw tot vandaag volstrekt tolerant zijn geweest, is een mythe. Dat is gewoon empirisch helemaal niet waar, maar het past wel heel erg in het idee dat we alleen maar goed kunnen zijn.’ En wie alleen maar goed is, hoeft niets tegen het eigen racisme te doen – laat staan demonstreren.

De VOC-mentaliteit
De opkomst van het nationalisme heeft meerdere effecten gehad, legt Duyvendak uit: ‘In eerste instantie ageerden de nationalisten vooral tegen de islam. Maar in de discussie van de afgelopen twintig jaar ging het steeds meer over: wat is nou de Nederlandse identiteit? Het heersende idee werd: ‘We hebben veel te weinig nagedacht over wat de Nederlandse identiteit is, maar als iets de Nederlandse identiteit is, is het wel dat we helemaal niet racistisch zijn.’ Dat idee zit er vanaf die periode heel diep in.

Die identiteit wordt vooral historisch verankerd in de zeventiende eeuw en de VOC-mentaliteit. Je ziet al die discussies ontstaan over de oprichting van een Nationaal Historisch Museum, van een historische canon, noem maar op. Dat gaat steeds meer over native Nederlanders. Daar vallen moslims buiten, maar daar worden ook zwarte Nederlanders buitengesloten. Er zit natuurlijk wel een denkfout in’, stelt Duyvendak, ‘het lijkt me dat heel veel mensen die in Suriname woonden en daar als slaven heen gebracht waren, ook deel zijn van de Nederlandse geschiedenis.’

‘Het is niet zo expliciet dat wordt gezegd: Nederland is alleen wit. Maar bij zwarte Nederlanders wordt wel geïmpliceerd dat ze niet in dezelfde mate Nederlander zijn. Op het moment dat zwarte Nederlanders dan ruimte claimen en zeggen: ‘Luister eens, wij vinden die Zwarte Pieten-traditie discriminerend’, dan zie je witte Nederlanders zeggen: maar hoe kun je dat nou zeggen? Wij zijn per definitie niet racistisch. Dus als zwarte Nederlanders zeggen dat witte Nederlanders racistisch zijn, betekent dat dat zwarte Nederlanders niet Nederlands zijn. Daarmee plaatsen zwarte Nederlanders zichzelf erbuiten. Dat klinkt ingewikkeld, maar dat is het eigenlijk niet.‘

Zwarte middenklasse
‘De afgelopen tien jaar zie je dat degene die als Nederlander wordt gezien steeds witter is geworden – heel veel Surinamers zagen zich als autochtone Nederlanders, maar door het Zwarte Pieten-debat hebben ze moeten leren dat ze toch minder als echte Nederlander worden gezien. En ondanks het debat over Zwarte Piet denkt een groep in Nederland nog steeds dat we echt niet racistisch zijn. Als het gemeentebestuur van Amsterdam dat verhaal van Nederlandse tolerantie mobiliseert, doet hij dat met de beste bedoelingen, om te zeggen dat we nu ook tolerant moeten zijn tegenover migranten. Maar het probleem is dat je met de mobilisatie van dat verhaal op den duur het tegenovergestelde bereikt, namelijk:  we zijn altijd goed geweest. Het kan nu misschien helpen om vluchtelingen welkom te heten, maar ik denk dat het uiteindelijk uitsluitend werkt.’

Er zijn ook nog andere factoren aan het werk, stelt Duyvendak. ‘Hedendaags antiracisme wordt gedragen door een nieuwe zwarte middenklasse die allerlei dingen niet meer accepteert. Dat is behoorlijk nieuw volgens mij – de demonstratie uit 1992 was, neem ik aan, behoorlijk wit.’

Lucas knikt vol herkenning. ‘We hebben nu een generatie die hier geboren is – die zien dat ze niet gelijk zijn aan hun witte tegenhangers en dat steekt. De mensen vóór mij zagen het racisme, maar waren meer bezig met het bouwen en opzetten van de basis – ze konden niet zoveel. Mijn moeder was hard aan het werk, ze had geen tijd voor demonstraties. Brood moest op de plank, want Leroy moest naar school. Maar nu is Leroy er en heb ik wat meer ruimte om me te bewegen – en velen met mij. En wij constateren: niet alles in deze ruimte is even gelijk. Ik heb ook de tijd, de energie en de wil om daar iets tegen te doen.’

Foto: Youtube – Ed van Thijn

Transformerende analyses
‘Het verhaal van antiracisme in Nederland is geen teloorgang, maar een transformatie’, stelt Duyvendak. ‘Antiracisme is een verschuivend doelwit. In 1992 was het echt wat anders. Toen dachten mensen nog dat heel veel dingen samenvielen. Onder de banier van antiracisme viel meer dan verschil op basis van huidskleur. Het ging toen ook bijvoorbeeld over discriminatie van gastarbeiders en migranten.’

Soms komt alles nog samen zoals vroeger, zegt Duyvendak: ‘Ik denk dat er tegenwoordig pogingen zijn om de discussies te verbinden. Zeker Bij1 probeert verschillende clubs te verenigen, om het ook te hebben over discriminatie op basis van huidskleur, religie en geaardheid – ze hebben de mond vol over ‘intersectionaliteit’ (het idee dat verschillende categorieën van onderdrukking kunnen overlappen, red.). Maar ik denk daarentegen zeker dat de discussies rondom om huidskleur op zichzelf zijn gaan staan. De mobilisatie van zwart Nederland is succesvoller. Voor zover er rondom islamofobie wordt gemobiliseerd, is het defensief.’

‘Ik wil niet zeggen dat de discussies nooit meer samen kunnen komen, maar hoeveel moslims er tegen Zwarte Piet gedemonstreerd hebben, kun je je afvragen.’

Racisme en islamofobie hebben ook een verschillende aard. Er zit iets in islamofobie dat extreem massief is: volgens de islamofoben past de gehele cultuur niet bij Nederland, of de godsdienst kan nooit Nederlands worden. Over zwarte Nederlanders wordt wel geïmpliceerd dat ze geen Nederlanders kunnen zijn, maar wordt er ook keihard gegeneraliseerd over hun cultuur? Dat vraag ik me af.’

Duyvendak is niet optimistisch over het lot van de antiracistische organisaties uit de jaren negentig. ‘Ik denk dat er iets tragisch zit in die organisaties, omdat ze proberen om migratie door de lens van klasse en in marxistische termen te zien. Maar heel veel mensen denken niet meer zo: ze worden gediscrimineerd op basis van cultuur of godsdienst, die minderwaardig wordt genoemd. Dan kun je je wel heel boos maken over klasse, maar daarmee plaatsen klassieke antiracisten zich ook enigszins buiten de discussie.’

Losstaande discussies
Lucas snapt goed hoe de discussies zijn onthecht. ‘Ik denk dat bepaalde zwarte mensen zagen en zeiden: ons probleem is toch iets dringender dan de rest. Vaak hebben zwarte mensen aan het kortste einde getrokken. Maar ook veel te lang hebben we achterover geleund, wachtend tot de machthebbers dingen zouden veranderen – maar dat gebeurt niet.’

Hij is het niet helemaal eens met Duyvendak over de ernst van racisme en islamofobie: ‘Niet veel mensen zeggen letterlijk ‘Zwarte mensen zijn dom en lui’. Ze zeggen wel ‘Curaçao is een corrupt eiland met een achterlijke regering’. Dan doe je ook de mensen daar tekort. Voor zover de ‘domme racist’ bestaat, valt hij snel door de mand. Daarom verschuilen ze zich tegenwoordig achter de Baudets. Die zeggen eigenlijk hetzelfde, maar dan met peperdure woorden. Ze zijn ook even gevaarlijk.’

Lucas maakt de vergelijking met goede doelen: ‘Natuurlijk, alle ziektes moeten worden bestreden, maar het kankerfonds zal geen geld inzamelen voor slachtoffers van MS. Op die manier sta ik voor de pan-Afrikaanse beweging. De scherpte van wat wij vinden vervaagt als we niet voor onszelf opkomen. Dat doet de zaak geen goed, denk ik.’

Dat wil niet zeggen dat de raakvlakken totaal verdwenen zijn. ‘Er bestaan ook overlappingen, zoals economische teloorgang. En als een moslimbroeder of gay-man of vrouw wordt aangevallen, zijn we solidair, laat dat duidelijk zijn.’ Deze solidaire woorden brengt Lucas ook in de praktijk: ‘Toen we zagen dat de islamofobe organisatie Pegida actiever begon te worden in Utrecht, gingen we daar ook tegen demonstreren. Wij vinden dat er in Utrecht geen ruimte moest zijn voor welke vorm van racisme of discriminatie dan ook en voelden dat Pegida iets vertegenwoordigde wat we in Utrecht echt niet konden gebruiken. Samen met andere politieke en gelovige partijen – allerlei van zulk soort ‘linkse hoek’-mensen (Lucas lacht) – ‘hebben wij daartegen Utrecht Bekent Kleur opgericht.’

Oplossing
‘Zeker is de anti-Zwarte Pieten-beweging deel van de strijd’, zegt Menebhi. Hij vermoedt dat het relatieve succes van de anti-Zwarte Pieten-beweging verklaard kan worden door de concrete insteek. ‘Zwarte Piet is een heel duidelijk geval, waar ook duidelijke taal voor te vinden is. ‘Zwarte Piet is racisme’ is een goede boodschap.’ Voor Menebhi is die duidelijke taal een puzzelstukje voor nieuw succes. ‘Je behaalt geen succes alleen omdat je gelijk hebt. Het is een combinatie van de juiste boodschap en een stuk professionalisering. Flyeren werkt niet meer, mensen lezen niet twee A4’tjes. De nieuwe manier is door sociale media – we proberen dat te professionaliseren.’ Menebhi zegt dat er al mensen mee aan de slag zijn. ‘We hebben groepen die met sociale media aan de slag gaan. Maar we zijn allemaal vrijwilligers, het gaat echt uurtje bij uurtje’.

Ook de juiste boodschap zoeken is nog moeilijk. ‘De goede boodschap van tien jaar geleden is niet de goede boodschap van nu. Je moet altijd op zoek naar een boodschap die bindender, korter en concreter is.’ Zo’n boodschap vinden is natuurlijk makkelijker gezegd dan gedaan, erkent Menebhi: ‘Je moet altijd optimistisch en principieel blijven, in elk geval. Ook moet je een duidelijk uitgangspunt hebben. Bij ons is dat mensenrechten die niet gerespecteerd worden. Vrijheid? Prima, iedereen is voor vrijheid – maar in de praktijk is dat anders. De boodschap moet makkelijk, bindend en concreet. Een symbolische actie, waarom niet? Maar ons doel is vooral de mobilisatie van mensen. Een conflict kan helpen, maar dan moet je wel nadenken: gaat het conflict mensen of alleen activisten mobiliseren? Onze boodschap is breder – we willen niet alleen vandaag actievoeren, maar we kijken ook naar de lange termijn. We willen een racismevrije samenleving.’

Social media
Over de rol van sociale media is Duyvendak sceptisch. ‘Ik denk dat de vraag is: waarom hebben de oude organisaties zichzelf niet vernieuwd? Andere bewegingen die uit die tijd stammen, zoals de milieubeweging, hebben zichzelf wel vernieuwd en geleerd met nieuwe media om te gaan. De oudere antiracistische organisaties hebben iets repeterends – ze komen nog met de leuzen van vroeger; ‘Hun strijd is onze strijd.’  Zij hebben geen analyse gemaakt waarom het minder gemakkelijk is om al die vormen van discriminatie op een hoop te gooien. Ik denk dat ze inhoudelijk de boot hebben gemist, geen nieuwe generaties hebben aangesproken en dus geen moderne technieken hebben leren gebruiken.’

Lucas meent daarentegen dat sociale media wel cruciaal zijn. ‘De veranderingen die nu wel plaatsvinden, komen door sociale media. Alles wat men aan het doen is, kan naar jouw kleine telefoontje gebracht worden. Mensen worden directer geconfronteerd met de issues die er gaande zijn en het wordt persoonlijker gemaakt. Antiracisme is niet per se succesvoller op dit moment dan vroeger. Mijn voorgangers hebben gedaan wat ze konden met wat ze hadden. Maar we zijn nu in andere tijden: er is veel meer belangstelling in de media voor zulke zaken. Die grote demonstratie heeft niet zoveel bewerkstelligd, maar twee mannen staan in een T-shirt waarin ze worden weggeslagen – zwart Nederland ziet dat en denkt: dit kan toch niet!’

Eindstation: gesprek
Uiteindelijk zijn grote demonstraties niet het doel, volgens Lucas. ‘Ik heb vooral aan manifestaties en demonstraties gedaan. Maar het meest succesvol was niet zozeer wat we deden op straat, maar wat we binnen deden – de gesprekken met het intochtcomité. Dat was ‘Utrecht In Dialoog’, waar tegenstanders en aanhangers van Zwarte Piet aan tafel gingen zitten. Eindelijk konden we praten! Dan zie je toch: goh, ik snap het. Het was een eye-opener. Ik begreep meteen waar de pijn zat voor heel veel mensen. Andersom denk ik dat ze mij ook begrepen: Zwarte Piet is geen deel meer van de officiële Sinterklaasintocht. Demonstratie is belangrijk, want dat vraagt aandacht voor zaken die eerst niet speelden. Maar nadat je aandacht hebt, is het belangrijk om te praten met partijen – daar gebeurt het.’

Maar ook Lucas ziet de grenzen van het gesprek. ‘Sommige angsten kan ik tegemoetkomen, maar met anderen kan ik gewoon niets. Mensen zijn hier ook niet opgegroeid en opgevoed met de juiste geschiedenis en informatie. Wat ze ooit hebben geleerd is vastgeroest – dat gaat niet meer veranderen. De hoop ligt bij de nieuwe generatie.’ Om anno 2019 tachtigduizend mensen op de been te brengen, moet er volgens Lucas bewustwording komen. ‘Het is een probleem van ons allemaal. Vooral zwarte Nederlanders raakt het fysiek, maar witte Nederlanders raakt het in hun humaniteit. Maar ik hoop dat we niet meer tot zo’n demonstratie hoeven te komen. Want we moeten niet slechts vragen, maar beleid creëren.’

De ene God is de andere niet

0

Het hoorde tot de opvallende faits divers in het nieuws van de afgelopen weken: ex-PVV-politicus Joram van Klaveren, ooit fanatiek bestrijder van de islam, is moslim geworden. Het Haagse gewezen PVV-raadslid Arnoud van Doorn ging hem daarin al in 2012 voor: ook een transformatie van ‘moslimbasher’ naar ‘moslimknuffelaar’, om even naar de gangbare twitterterminologie te grijpen.

Van Saulus tot Paulus, om nu het bekendste bijbelse voorbeeld te nemen: dat blijft toch altijd een verbazingwekkende stap. Om te beginnen moet dan ook gezegd worden dat die stap niet zo vaak voorkomt. Christenen die moslim worden, moslims die christen worden, of christenen die de katholieke variant voor een protestantse inruilen, dan wel omgekeerd – ze zijn er, ook in Nederland, maar zij blijven een minderheid, het gaat niet om vele duizenden per jaar. De meeste Europeanen die de geloofsgemeenschap waarbinnen zij ‘als vanzelfsprekend’ opgegroeid zijn op een gegeven moment vaarwel zeggen, worden nadien niets.

Meestal is dat dan omdat ze niet meer in de belangrijkste leerstellingen geloven en de daarvan afgeleide leefregels als een knellend korset zijn gaan ervaren. Secularisatie, niet bekering tot een nieuwe Waarheid, is in ons werelddeel het gebruikelijke patroon – daarbuiten ligt dat overigens anders. Denk aan de groei van de Pinkstergemeentes ten koste van de katholieke kerk in Latijns-Amerika – belangrijk deel van de aanhang van de nieuwe Braziliaanse president Bolsonaro – of juist van de katholieke kerk in het Verre Oosten en India.

Van bestrijding van een geloof naar bevrijding door datzelfde geloof is dan een nog grotere stap. Want alhoewel elk geloof, mits het iets voorstelt, toch op een of andere wijze pretendeert de waarheid in pacht te hebben en dus de waarheden van de anderen uit te sluiten, staat het zich afzetten tegen andere godsdiensten in het alledaagse leven van de meeste gelovigen niet centraal. Zeker, er zijn in de liturgie soms wat vaste, sleetse formules over ketters en ongelovigen te vinden – waarbij ketters erger dan ongelovigen zijn, omdat de laatsten het licht niet hebben gezien en dus niet beter kunnen weten, terwijl de ketters het licht wel hebben gezien maar er vervolgens niets van willen weten.

Maar daarop wordt in Europa in de regel niet te veel nadruk gelegd; theologische scherpslijpers zijn in de minderheid. Die vindt men overigens vaak vooral in de kring van convertieten, die immers bewust een keuze tot overstappen hebben gemaakt en die vervolgens – voor zichzelf en voor de buitenwacht – moeten legitimeren, waar de meeste mensen hun geloof hebben geërfd, en niet beter weten dan dat zij net als de rest van hun familie zijn wat ze zijn. De eigen geloofsgemeenschap is hun ‘natuurlijke’ habitat. Zij hebben niet plots als Saulus-Paulus het licht van de goddelijke schijnwerpers gezien, maar zijn bij een langzaam in spaarstand aangaande schemerlamp religieus grootgebracht.

Bij Van Klaveren lijkt het nog een stap verder te gaan: het betreft niet een overstap van het ene ware geloof naar het andere ware geloof, maar vanuit het ongeloof naar een geloof. En dat is natuurlijk nog net iets opmerkelijker. Want alle godsdiensten delen tenminste één ding: het geloof in God. Weliswaar telkens een andere God, of tenminste een ander Godsbeeld, maar toch: het geloof in (een) God. Dat lijkt mij een basisvoorwaarde om je bij een godsdienst aan te sluiten.

Nu kan ik mij best voorstellen dat je na bestudering van geschriften die je eerst, zonder ze te lezen, als kwalijk verketterd hebt, tot de constatering komt dat die geschriften toch géén kwalijke gedachten en misschien zelfs wel heel diepe wijsheden bevatten. Misschien dat ik dat na lezing van bepaalde bijbelverzen of soera’s ook zou concluderen: dat hebben ze indertijd toch heel mooi gezegd en daar kunnen we ook nu als mensen anno 2019 nog best wat mee.

Alleen – en dat zou voor mij, zelfs als ik dat bij pakweg negentig procent van hun oude teksten zou concluderen, toch een belangrijke belemmering vormen om mij vervolgens als christen of moslim te beschouwen – leidt die constatering van lofwaardig mensenwerk niet automatisch ook tot een geloof in God. Ik kan de onbaatzuchtige daden en hoogstaande morele opvattingen van sommige gelovigen prijzen en waarderen, zonder ook meteen dát over te nemen.

Dus de cruciale vraag is: wat heeft Van Klaveren ertoe gebracht om dat wél te doen? Het is namelijk dit waarin zijn overgang van islambasher tot islamadept essentieel verschilt van veel andere politieke sprongen van het ene naar het uiterste – bijvoorbeeld, zoals ze op 9 februari in de Volkskrant werden genoemd, die van marxist tot fascist bij de gewezen Duitse RAF-advocaat Horst Mahler, of nog veel eerder bij Mussolini (ofschoon het bij de Duce eigenlijk al iets ingewikkelder lag).

Hierop wordt dan vaak het hoefijzermodel losgelaten: les extrèmes se touchent. Radicalen kunnen niet leven met de onvolkomenheid en complexiteit van de wereld en brengen daarom al het Kwaad tot één kernoorzaak terug. Welke dat is, is dan vaak tijdgebonden en dat verklaart soms zulke switches op latere leeftijd. De Leidse rechtsfilosoof Andreas Kinneging was op zijn twintigste radicaal marxist, op zijn dertigste radicaal libertair, op zijn veertigste radicaal conservatief. Ik heb indertijd eens in een debat vriendelijk geïnformeerd wat hij nog niet had gehad en op zijn vijftigste zou zijn. Hij vond dat geen leuke vraag.

Afgaande op de uitlatingen van Van Klaveren in een ander Volkskrant-katern diezelfde negende februari is hij overigens een gematigde convertiet. Als één van zijn fouten beschouwde hij het feit dat hij de islam vroeger exclusief aan het wahabisme gelijk had gesteld, waarvan hij niets moest hebben. En dat moet hij nu nog steeds niet – anders dan andere bekeerden is hij nu niet de jihad gaan prijzen die hij vroeger zo fel bestreed. Wat dat betreft toch geen echte Paulus.

‘Ik ben erg blij dat ik in Oman woon’

0
Oman heeft een grote aantrekkingskracht op expats. Wat maakt dat mensen van over de hele wereld hier willen werken? ‘Ik ben laag begonnen met een simpel baantje in de bouwsector en heb nu mijn eigen bouwbedrijf.’

De expatgemeenschap in het sultanaat van Oman is divers en relatief groot. Sinds de ontdekking van olie in het land, ruim vijftig jaar geleden, heeft Oman een snelle ontwikkeling doorgemaakt. Het krijgt daarbij hulp van expats over de hele wereld. Er zijn grote gemeenschappen uit Bangladesh, India en Pakistan, die vaak in de landbouw of de bouw werken. Het huishouden wordt vaak gedaan door dienstmeisjes uit voornamelijk Sri Lanka, Afrikaanse landen en de Filipijnen. Ook werken er mensen uit Amerika, Zuid-Afrika, Europa, voornamelijk in de olie- en gassector of in de bouw.

Rijk en nederig

Het sultanaat van Oman was vanaf de laat zeventiende eeuw tot begin twintigste eeuw een invloedrijke staat. Met Muscat als één van de belangrijkste haven- en handelssteden in de Perzische Golf-regio. Toch was het tot zo’n vijftig jaar geleden met de ontdekking van olie dat Oman tot de snelst ontwikkelende landen begon te horen. Een groot deel van de economie is gebaseerd op toerisme, dadels en landbouw – dus niet alleen op olie. Het salaris ligt voor de meeste expats hoog en aangezien het land ook politiek stabiel is, is het voor veel buitenlanders een aantrekkelijk land om in te wonen en te werken. De sultan Qaboes bin Said al-Said regeert al sinds de jaren zeventig en wordt door veel mensen in Oman geprezen.

Amir is vijfenvijftig jaar en komt uit Bangladesh. Hij woont al vijfendertig jaar in Muscat en heeft de stad zien veranderen. ‘In het begin was Muscat een klein dorp, maar

het heeft zich de afgelopen vijfendertig jaar enorm ontwikkeld. Ik ben laag begonnen met een simpel baantje in de bouwsector en heb nu mijn eigen bouwbedrijf. Ik heb het heel druk met mijn bedrijf, omdat er veel wordt gebouwd in Oman. Mijn bedrijf voorziet nu het bouwmateriaal voor een grote moskee vlakbij het vliegveld.’ Amir is één van de weinigen die zich zo omhoog heeft kunnen werken. Hij rijdt in een luxe auto, maar blijft nederig en is dankbaar dat hij in Oman woont. ‘De Omani’s zijn heel aardige mensen, ze behandelen je als gelijke. Het is een land van discipline. De sultan zorgt goed voor zijn mensen, hij geeft het geld uit aan de ontwikkeling van zijn land en steekt het niet in zijn zakken. Ik ben erg blij dat ik in Oman woon. Het is veilig, je kunt ‘s avonds als man of vrouw gewoon alleen over straat lopen. Dat is anders dan in mijn land, waar veel criminaliteit heerst.’

Wie een paar dagen in Muscat doorbrengt, merkt dat over alles is nagedacht. Overal zijn prachtige bloemperken aangelegd, worden grasvelden goed bijgehouden en overal wordt het afval opgeruimd. Wolkenkrabbers zie je nauwelijks en de meeste huizen zijn schijnend wit. Er is een mooi onderhouden strand waar expats hardlopen en ook in de hoofdstad zie je veel exotische vogels. Muscat ligt tussen de bergen en in de vorm van een strook reikt de stad zich met haar buitenwijken kilometers uit.

Grappende baas

Khaled (53) werkt sinds een jaar in Muscat bij het ministerie van Gezondheid. Hij is dolblij dat hij in Oman woont. ‘Ik heb negen jaar bij het ministerie van Gezondheid in Saoedi-Arabië gewerkt. Het leven daar is erg strikt. Ik heb gezien hoe de politie winkels sluit en mensen arresteert als deze tijdens het gebed open bleven. Iedereen moet naar de moskee en vrouwen hebben bijna geen eigen plek in het publieke leven. Alles is voor mannen. In Oman is alles veel vrijer. Als iemand jou moet vertellen dat je naar de moskee moet, dan geloof je niet. Je gelooft pas, als je zelf de keuzes maakt die bij jou religie horen. In Oman hebben ze dat door. Daarbij zijn de Omani’s erg aardige mensen. Toen ik voor het eerst een sollicitatiegesprek had, begon de baas grapjes te maken over Egypte en Oman. Het was een heel ongedwongen, informele sfeer. Dat zul je in Saoedi-Arabië niet tegenkomen.’ Volgens Khaled is dat ook te danken aan de sultan. ‘De sultan heeft ervoor gezorgd – anders dan in de Emiraten – dat Oman zijn eigen karakter en tradities heeft behouden. Mijn broer werkt in de bouw en tot jaren geleden mocht er in veel delen van de stad niet hoger gebouwd worden dan drie verdiepingen. Nu begint dat iets te veranderen, maar de huizen moeten in het centrum nog steeds wit zijn. De sultan heeft ervoor gezorgd dat het land zich enorm snel ontwikkelt, zonder dat het haar traditionele identiteit te veel verliest.’

Schone schijn

Maar niet iedereen is enkel positief over Oman. Judith (39) uit Nederland woont hier nu negen jaar en hoort en ziet andere verhalen. ‘Voor veel mensen is Oman een goede plek, omdat de situatie in hun eigen land veel erger is, dus zullen veel mensen ondanks de nadelen blij zijn om in Oman te werken. Maar wij hebben een Omaans gezin naast ons wonen en daar wisselen bijvoorbeeld de dienstmeisjes elk jaar, terwijl een normaal contract twee jaar duurt. Onze hulp uit Sri Lanka is al zes jaar bij ons. Het is normaal voor de Omani’s om mensen uit de Aziatische en Afrikaanse cultuur minderwaardig te behandelen. En in sommige gevallen wordt hun paspoort afgepakt. Er wordt vaak van de hulpen verwacht dat ze 24/7 werken voor een laag salaris, zo’n honderdvijftig euro per maand. Daarom zijn veel mensen blij als ze voor een westers gezin werken, omdat het salaris veel hoger ligt, je twee dagen van de week weekend hebt en je niet als slaaf wordt behandeld.’ Judith houdt van Oman vanwege de schoonheid van het land. ‘Oman is zo ontzettend mooi. Er werken en wonen ook veel Nederlanders. Samen gaan we elk weekend de bergen in; we hiken en kamperen. Er zijn zo veel outdoor-activiteiten, het is geweldig. En er is veel minder stress dan in Nederland. Verder zijn de Omani’s heel aardige mensen als je ze net leert kennen. Maar als je hier iets langer woont, dan begin je ook de slechte kanten te zien. Zo gedragen velen zich toch wel arrogant en superieur. De zoon van onze Omaanse buren komt hier elke dag spelen. Wij worden vaak bij hen op de koffie uitgenodigd, maar andersom komen zij niet vaak bij ons. In hun ogen zijn we te liberaal en vinden ze al snel dat we te bloot gekleed gaan.’

Daniel is tweeënveertig jaar en komt ook uit Nederland. Hij is werkzaam bij een Omaans oliebedrijf en merkt de cultuurverschillen op zijn werk. ‘Bedrijven moeten een bepaald percentage lokale mensen aannemen. Mijn baas komt uit Oman, hij is erg lui en schuift vaak alle verantwoordelijkheid van zich af. Ik werk nu zeven jaar in Oman en het is soms zo moeilijk en frustrerend om iets gedaan te krijgen. Op een dag had hij zijn vinger gebroken en kwam hij twee weken niet opdagen op het werk. Als Nederlander sta je de volgende dag weer op je werk. Ook hebben Omani’s overal werkers voor. Het zware, lastige werk doen ze niet zelf, maar bij westerse buitenlanders hebben ze het gevoel dat hun banen worden ingepikt. Als ze klaar zijn met studeren, verwachten ze dat ze meteen de managementfunctie krijgen, terwijl ze nog helemaal niets kunnen. De functies in de bouwsector en gas en olie, waar veel expertise bij komt kijken, worden vaak door de buitenlanders ingevuld.’

Mira uit Sri Lanka (49) is al vijf jaar de huishoudhulp van een Nederlands gezin. Ze woont zo’n twaalf jaar in Oman. ‘Ik heb hiervoor voor een Amerikaans, Cypriotisch en Schots gezin gewerkt. Allemaal waren het heel goede mensen. Als Sri Lankaanse vrouw werk je liever niet voor een Omaans gezin. Er zijn veel verhalen over misbruik en mishandeling. Ik merk dat veel Omani’s zich gedragen alsof ze beter zijn, alleen omdat ze geld hebben. In Sri Lanka bezit ik veel land en heb ik een groot huis, maar daar kun je geen geld verdienen en ik moet mijn kinderen onderhouden.’

Traditiegetrouw

Asma is achtentwintig, komt uit Oman en is getrouwd met haar neef Ismaël. Ismaël gelooft dat Omani’s wel een beetje discriminerend kunnen zijn. ‘We zijn eigenlijk best wel racistisch. In onze familie is het bijvoorbeeld niet toegestaan om buiten de familie te trouwen. We willen dat niet, omdat we onze familie hoog in het vaandel hebben staan.’ Asma is het hier niet mee eens. ‘We zijn niet racistisch, het is meer dat we onze cultuur en traditie willen waarborgen.’

Mohammed, de broer van Asma, woont in Muscat en is getrouwd met een Filipijnse. Zij willen het liefst het land zo snel mogelijk verlaten. De zomerse hitte is een reden, maar Jenna, de Filipijnse vrouw, heeft ook genoeg van het verstikkende familieleven. ‘Ze doen hun best om me te accepteren en ze zijn heel vriendelijk in mijn gezicht. Toch hebben we enorm veel problemen gehad in het begin met de familie, omdat ik Filipijns ben en ook nog eens katholiek. Eigenlijk is het nog steeds een moeilijk onderwerp voor ze. Zo zullen ze nooit tegen vrienden of familie vertellen dat ik Mohammeds vrouw ben. De familie schaamt zich voor ons verhaal.’

De Omani zullen hun tradities en normen en waarden die ze in eeuwen hebben opgebouwd niet zomaar loslaten. Alhoewel de laatste jaren veel meer mogelijkheden zijn en mensen open staan voor mensen uit andere culturen, zijn de Omani toch heel trouw aan hun tradities. De expats bewegen zich voort in een expatbubbel en als de werelden even samenkomen, kan dat tot verwarring leiden. Toch zijn de meeste expats erg blij zijn dat ze in Oman werken en wonen.

Hoe kijken Nederlanders met een migratieachtergrond tegen de driekleur aan?

0
Een politieman gooide eind vorig jaar de Nederlandse vlag op de grond. ‘Wat hij heeft gedaan, getuigt van weinig fatsoen en respect voor degenen die in de geschiedenis gestreden hebben en gesneuveld zijn voor de Nederlandse vlag.’

Gele hesjes
Een Haagse politieman smeet op 29 december de Nederlandse vlag op de grond tijdens een demonstratie van de zogenoemde gele hesjes. De reacties in het land hierop varieerden van woede tot verdriet. Wat vinden ‘nieuwe Nederlanders’ van dit voorval?

De gele hesjes in Nederland protesteren al heel wat weken. Het initiatief is gekopieerd van de Franse gilets jaunes, die aanvankelijk de straat op gingen om te ageren tegen de verhoogde benzinebelastingen in dat land. In Nederland richtte men zich eerst ook op de accijnzen, maar al gauw werden meer zaken de demonstranten een doorn in het oog, zoals het immigratiebeleid, de zorg en het klimaatakkoord. Je zou kunnen zeggen, als er vijfhonderd gele hesjes zijn, zijn er vijfhonderd wensen, verlangens, eisen, doelen. De grootste gemene deler is echter de afkeer van de regering, met in persoon minister-president Mark Rutte.

Er waren op een enkele ongeregeldheid na geen noemenswaardige gebeurtenissen tijdens de demonstraties van hen voorgevallen. Wel leek het alsof vanaf het begin de landelijke politie een enorm behoedzame opstelling tegenover deze demonstranten had. Ze wilde waarschijnlijk deze protesten met voorzichtigheid betrachten en ontving wellicht orders van bovenaf dat het niet moest worden zoals in Frankrijk en België.

Het vijfde weekend kwam het ineens tot een waarlijk gevecht tussen de politie en de demonstranten. Getuigen zeggen dat het op een veldslag leek die zich afspeelde op verschillende plekken in de Hofstad. Maar ook de beelden bij het journaal op televisie en op internet laten een angstaanjagende schermutseling zien. In één van die afschuwelijke momenten worden demonstranten met Nederlandse vlaggen bij een lunchroom in het centrum hardhandig teruggedrongen. De wapenstok wordt gebruikt door de politie en een agent gooit een Nederlandse vlag, na die van iemand te hebben afgepakt, op de grond. Dit is gefilmd door een toeschouwer en de video verscheen op mediawebsite Dumpert en op YouTube.

Autochtone aversie
‘Autochtone’ Nederlanders hebben in meerderheid helemaal niets met de Nederlandse vlag. Ze zien het als ‘nationalistisch’ – een woord dat bij hen een negatieve lading heeft. Er bestaat zelfs botweg een aversie tegen de ‘driekleur’. Desalniettemin waren alle politieke partijen, op de Partij voor de Dieren na, voor het plaatsen van ‘de vlag’ in de Tweede Kamer. Het initiatief daarvoor kwam van de op de Bijbel gestoelde Staatkundig Gereformeerde Partij (SGP).

Republikein Bas Bakker heeft niets met de vlag: ‘Ik hang hem alleen maar uit met Dodenherdenking en  Bevrijdingsdag’, zegt de negenenveertigjarige productiemedewerker uit Dordrecht. Wat vindt hij dan van Nederlandse patriotten? ‘Ik snap dat niet, maar het is hun goed recht.’ Maar ook bij Bakker kan de agent niet op sympathie rekenen. ‘Wat hij heeft gedaan, getuigt van weinig fatsoen en respect voor degenen die in de geschiedenis gestreden hebben en gesneuveld zijn voor de Nederlandse vlag.’

In Nederland wordt het tonen en uithangen van de ‘driekleur’ wél geaccepteerd tijdens bepaalde feestdagen. Op Koningsdag en Bevrijdingsdag kan het Nederlandse volk ineens zonder schroom met de vlag wapperen. In sommige landen is dat heel anders. Een staat als Spanje heeft het gehele jaar door bijvoorbeeld vlaggen in het openbaar hangen. En bekend is natuurlijk de trots van de Amerikaan voor zijn ‘Stars and Stripes’.

Assad, Ali B. en de mensen
Hoe is het wat dit betreft gesteld in de landen van herkomst van de Syrisch-Nederlandse Araa el-Jaramani, de Eritrees-Nederlandse Halewat Gebreselassie* en de Marokkaans-Nederlandse Aziz ‘Ali B.’ el-Kandoussi*. Jaramani woont vijf jaar in Nederland, nadat ze uit Syrië vluchtte voor de oorlog. ‘Ik had ook persoonlijke problemen met het Assad-regime.’ De drieënveertigjarige zegt dat het haar bevalt hier in Nederland. ‘Het is hier veilig en er zijn waarden als rechten en gelijkheid.’ Wat de politieman gedaan heeft, begrijpt ze niet. ‘Misschien was het uit wrok tegen een persoon of de regering, maar het is niet eerlijk, want hij ‘pakt’ dan nu het gehele land. Ik vind het slecht van hem om het symbool van de goede concepten die dit land heeft, te beledigen.’ Ze beaamt dat zoiets ook in Syrië mogelijk zou zijn geweest. ‘Als die politieman demonstreerde tegen dictator Assad.’ Desalniettemin zou zo’n agent evengoed gearresteerd worden.

In haar land van origine wordt op tweeërlei wijze tegen de nationale vlag aangekeken. ‘Sommigen zien het als het symbool van het land, anderen zien het als die van president Assad.’ Ze vertelt verder: ‘Het landsdoek zorgt voor spanningen. Na de revolutie kwam er naast de bestaande vlag die het regime zwaait, een nieuwe banier bij. De nieuwe vlag vertegenwoordigt de ‘revolutionairen’. Assad gebruikt die vlag als het zinnebeeld tegen hen.’

Voor de vlag van haar ‘nieuwe land’ heeft ze respect. ‘Ik heb een hoge achting voor Nederland en de Nederlanders.’ Op de vraag of Jaramani zich meer verbonden voelt met haar oorspronkelijke land of met haar huidige land, zegt ze: ‘Wat herinneringen betreft, meer met Syrië, maar qua heden en toekomst is het Nederland.’

Kandoussi heeft de haardos van rapper en tv-persoonlijkheid Ali B. ‘Men noemt me dan ook zo’, zegt hij. De gewezen fietsenmaker is zo’n veertig jaar geleden geboren in Marokko. Hij kwam als klein kind naar het Utrechtse Soesterberg. ‘Wij hebben het in Nederland heel goed’, steekt hij van wal. ‘Ik boek wel eens een vakantie naar Marokko voor een maand, maar dat blijkt dan echt te lang te zijn. Nederland is mijn huis.’ Voor het incident dat de politieman veroorzaakte, heeft Kandoussi geen goed woord over. ‘Schandalig. Die man vertegenwoordigt de staat.’ Hoe men in zijn oorspronkelijke land tegen de vlag aankijkt? ‘Met een diep respect.’ Wat die agent heeft gedaan, zou hem, volgens Kandoussi, in het Noord-Afrikaanse land een ‘fikse gevangenisstraf’ hebben opgeleverd. ‘Ik weet niet wat deze man kan hebben bezield. Misschien is hij ongelukkig of had hij een slechte dag.’ Kandoussi houdt van de Nederlandse vlag, evenals die van Marokko. Hem zul je ook niet met een Marokkaanse vlag op een Marokkaans-Nederlandse bruiloft zien. ‘Daar doe ik niet aan. Of ik zou dan alle twee meebrengen.’ Hij kan en wil niet kiezen tussen de vaandels. ‘Op beide ben ik trots.‘

Gebreselassie ging haar man, die al in Nederland was, achterna. Nu woont ze hier drie jaar, doet een opleiding assistent-verkoopster en loopt stage bij de Zeeman. Ze komt oorspronkelijk uit Eritrea, maar is geboren en getogen in Soedan. Het voorval met de politieman geeft haar ‘geen lekker gevoel’, zegt ze, terwijl ze kleding in een bak opvouwt. Het mooiste aan Nederland vindt ze ‘de mensen, in het bijzonder mijn collega’s en mijn docent.’ Ze verhaalt dat ze nooit in haar land van herkomst is geweest en er dan ook geen gevoelens voor heeft. ‘Ik weet dat sommigen daar de nationale vlag zeer serieus nemen. Daar heb ik ook geen binding mee. En aangezien ik die niet met de Eritrese vlag heb, heb ik die ook niet met de Nederlandse.’ Ze vindt de daad van de politieman echter verwerpelijk. ‘Zoiets kun je niet maken.’

Er is gepoogd om de agent in kwestie te spreken te krijgen. Woordvoerder van de Haagse politie Perry Evenhuis zei dat dit niet mogelijk was. Over het handelen van de politieman wilde hij kwijt: ‘Geenszins was het de bedoeling van hem om de symboliek van de Nederlandse vlag geweld aan te doen of opzettelijk oneerbiedig te behandelen. Eén van de demonstranten verwijderde zich van de groep, de politie greep daarop in om hem bij de groep te voegen. In dat proces zwaaide de man met een vlag op een vlaggenstok. Dit hinderde de politie in haar werk, waarop de agent de vlag uit de handen van de demonstrant trok en de vlag wegwierp.’ Op de reactie dat je nooit en te nimmer de Nederlandse vlag op de grond gooit, reageerde Evenhuis niet meer.

Als gezagvoerster van de Haagse politie is burgemeester Pauline Krikke om inlichtingen verzocht. Op vragen als: ‘Weet u van dit incident en weet u wie deze persoon is? Zo ja, heeft u met de betrokken agent gesproken? Zo nee, waarom heeft u dat niet gedaan?’ reageerde woordvoerder Daan Bonenkamp: ‘Het is de burgemeester bekend dat de politie heeft moeten optreden naar aanleiding van wanordelijkheden tijdens deze demonstratie. Er zijn toen tevens aanhoudingen verricht. Indien u vragen heeft over het optreden van de politie tijdens deze demonstratie, kunt u zich rechtstreeks tot de politie wenden.’ ‘Wij hebben ons ook tot de politie gewend, maar wilden ook een reactie van mevrouw Krikke, aangezien zij opdrachtgeefster van de Haagse politie is.’ ‘De gemeente was ook niet vooraf formeel van deze demonstratie in kennis gesteld. Desalniettemin is deze spontane demonstratie na overleg tussen burgemeester en politie toch gefaciliteerd op het Plein.’ (Plein is een plein naast het Binnenhof, red.) ‘Dit alles wat u vertelt, is nog altijd geen excuus om de Nederlandse vlag op de grond te werpen. U reageert helemaal niet op het incident daarmee. We hadden geen enkele vraag gesteld over ‘wanordelijkheden’ en dus ook geen verlangen om antwoord daarop te krijgen.’ Ook hierop werd niet meer gereageerd door de woordvoering van de burgermoeder.

Er is traditioneel een wantrouwen naar het politiegezag. Maar het is niet te hopen dat de argwaan door deze gebeurtenis naar een niet eerder gekend hoogtepunt zal stijgen. De handeling van de Haagse politieagent – van de politie – is een signaal, eentje waar ook geen woorden voor zijn. Het politieapparaat kan hiermee een ommekeer in Nederland hebben teweeggebracht, het land wellicht wezenlijk in een situatie van ‘voor’ en ‘na’ gebracht. De politie heeft, in de ogen van sommigen, de afschuwelijke boodschap aan dit land afgegeven dat het geen respect voor Nederland heeft. Zo getuige reacties op Twitter. Daar valt te lezen in tweets: ‘De Nederlander is tweederangs’ en ‘Dit optreden tegen eigen volk is onaanvaardbaar’. De opvatting is: de politie dient dit land niet meer.

Sommige burgers hebben nu definitief afgedaan met de politie, twitteraars zijn van mening dat ze de agenten als ‘landverraders’ zien. Maar wat dan te doen? De politie is immers de enige entiteit in Nederland die de burger mag beschermen. Sommige mensen hebben daar al een ‘oplossing’ voor. ‘Wij zijn het volk en met veel meer. Pak ze.’ Een ander schrijft: ‘Laat die vlam maar komen.’ Een uitkomst voor de Nederlandse politie is wellicht het starten met een goede interne evaluatie en een rigoureus heroptreden naar de bevolking toe.

*Deze namen zijn gefingeerd

Religie als politieke identiteit

0

In sommige ironieën verschuilt zich de hand van God, als je gelooft tenminste. Een dag nadat paus Franciscus aan zijn historische bezoek aan de Verenigde Arabische Emiraten begon, maakte ex-PVV-Kamerlid Joram van Klaveren bekend dat hij zich tot de islam heeft bekeerd. Als we de zogenaamde islamisering van Nederland moeten geloven, dan is Van Klaverens bekering een prachtige illustratie daarvan. Een fervent islam-basher die tijdens het schrijven van een anti-islamboek het licht zag: in de islam bevond zich de waarheid, zijn nieuwe bevrijding. Deze waarheid overmeesterde hem, tegen zijn zin in moest hij de Bijbel en het christelijke geloof dat hem groot had gebracht, vaarwel zeggen. ‘Ik bemerkte een zekere persoonlijke blijdschap en rust’, schrijft de ex-PVV’er.

Van Klaveren blijft het christendom als religie waarderen. Het heeft naar eigen zeggen veel bijgedragen aan de ontwikkeling van de mensheid. ‘Alleen in de dogmatiek zoals de kruisiging, de erfzonde en de drie-eenheid kan ik niet meer geloven. En als ik dat niet meer geloof, dan kan ik mezelf geen christen meer noemen’, vertelde hij in een interview met NRC. Met andere woorden, Van Klaveren besloot een geloof met aanzienlijk weinig leefregels in te ruilen voor een geloof met aanzienlijk veel leefregels, zodat hij innerlijk rust kon krijgen.

Commentatoren reageerden vooral laconiek over Van Klaverens bekering – dit moest een stunt zijn, een prank, stelden ze. Ik moet bekennen, ook ik vroeg mij heel even af of dit geen wanhopige poging was om aandacht te zoeken. Anderen stelden dat ze liever Van Klaveren niet bij hun religie willen hebben. Hun afwijzende reactie valt te begrijpen. Het is toch raar als een voormalige folteraar zich ineens gaat voegen bij de onderdrukte groep? Kan de folteraar verwachten dat degene die hij foltert hem straks met open armen zal ontvangen?

Hoewel dit scepticisme ten aanzien van Van Klaveren begrijpelijk is, stelt het ook een ongemakkelijke waarheid van onze samenleving bloot: religie wordt zowel door de beoefenaar als door de criticasters daarvan  als een exclusieve politieke identiteit gezien. Dit terwijl religie in essentie een kosmopolitische identiteit is, die mensen voorbij klassen, taal- en landsgrenzen, culturen en huidskleuren verbindt.

In principe gaan alleen Van Klaveren en zijn God over zijn geloof, niemand kan tussen hen komen. Bovendien heeft hij zowel de vrijheid van meningsverandering als de vrijheid van geloofsbelijdenis. Van Klaveren, net als ieder ander in onze liberale rechtsstaat, heeft het recht om van mening te veranderen en zich tot het geloof van zijn keuze te bekeren. Zij die stellen dat hij niet welkom is tot de islamitische gemeenschap, of dat hij geen volwaardig moslim kan worden, communiceren een soort van arrogantie: dat zij kunnen bepalen wie wel of niet tot de islamitische religie mogen behoren en wie een goede of slechte moslim is.

Toch valt die arrogantie ook goed te verklaren. De reden dat de bekering van Van Klaveren bij een groep mensen knaagt, ligt namelijk veel dieper. Je kiest er niet voor in welke religie je geboren wordt. Het moslim-zijn is voor veel moslims niet louter een intellectuele of een religieuze praktijk, maar ook een wezenlijk onderdeel van hun culturele identiteit. Joram van Klaveren heeft daarentegen het privilege om de ene dag de islam kapot te bashen en de volgende dag zich tot de islam te bekeren, zonder de negatieve ervaringen die andere moslims sinds hun geboorte ervaren te voelen.

Is het dan geen feest als de voormalige vijanden van het geloof zich tot dat geloof bekeren? Dat zou je hopen. Maar de werkelijkheid laat zien dat religie in onze samenleving veel meer is dan een individuele spirituele belevenis: het is ook een essentialistische politieke identiteit geworden.

Frankenstein 2.0

0

Eerst waren de terminaal zieken aan de beurt. Mensen die er bijna waren geweest, dus. Daarna de chronisch zieken, op de voet gevolgd door de psychiatrische patiënten. Na enige tijd kwamen de beginnend dementerenden in het vizier. En vervolgens de gevorderd dementerenden die hun wil niet meer goed konden uiten. De volgende categorie was de groep mensen met een stapeling van ouderdomsklachten. Hierbij sloten zich de mensen met een voltooid leven aan. En tenslotte – voor dit moment althans – was er een Coöperatie Laatste Wil, die zelfmoordpoeder wil verstrekken aan alle liefhebbers.

Dit is zo ongeveer het traject dat euthanasie in ons land heeft gelopen. Bert Keizer, arts in een levenseindekliniek, beschreef vorig jaar in dagblad Trouw op kraakheldere wijze deze ontwikkeling. Hij deed dit naar aanleiding van zijn bezoek aan de Deense Ethische Raad. Die was verbijsterd over deze gang van zaken in Nederland. Altijd prettig voor een directeur van een Nederlandse pro-life-organisatie om dit vanuit het buitenland te horen, trouwens. Te midden van al het seculiere en progressieve geweld in eigen land kun je zomaar gaan twijfelen aan je eigen beoordelingsvermogen.

Maar de Denen staken hun afkeer van het Nederlandse euthanasiebeleid niet onder stoelen of banken. Zij betitelden euthanasie als ernstig afbreuk doen aan de waardigheid van het leven. Eén van de Deense ethici vond de Nederlandse euthanasiepraktijk getuigen van onvolwassen gedrag. Een puberaal wegvluchten voor de ellende van het leven. Ik vind dat een treffende gedachte. Wij kunnen niet meer uit de voeten met lijden en pijn. Zelfs een zeurderige kies vraagt direct om verdoving en een snelle ingreep. Dat lijden bij het leven hoort, is een onverdraaglijke gedachte voor velen. Lijden aan je leven is niet meer van deze tijd.

Lijden hoort er gewoon bij. We moeten weer eens wat flinker zijn en niet zo gauw piepen. Het leven is niet altijd zonneschijn. Allemaal waar, en best goed om af en toe hardop te zeggen. En toch. Als ouderling vanuit mijn kerk heb ik verschillende sterfbedden meegemaakt. Sommige daarvan waren ontluisterend. Iedere waardigheid was zoek. Het bevredigt niet om dan wat stoere taal uit te slaan over volhouden of hoop houden. In die zin had ik best begrip voor Trouw-columnist Sylvain Ephimenco, die ook aanhaakte bij het opinieartikel van Keizer. ‘De doodsstrijd van mijn vader voegde geen enkele waardigheid aan zijn leven toe.’

Op indringende wijze beschrijft Ephimenco de laatste dagen van zijn vader. ‘Vier dagen lang kijken naar zijn verwrongen mond die geen woord meer kon produceren maar toch wijd open bleef en een stille schreeuw om hulp de kamer instuurde. Als een defect object dat nutteloze lucht blijft opzuigen. En niemand om zijn bed die vond dat deze vorm van afzichtelijk leed iets van waardigheid aan zijn leven toevoegde.’

Lijden in verband brengen met de waardigheid van het leven vind ik geen goed antwoord in de strijd tegen euthanasie. Voor christenen is het doorslaggevende argument dat het leven aan God toebehoort. Wij mogen daar niet eigenmachtig over beschikken. Voor niet-gelovigen is dit niet overtuigend. Dan is het meest krachtige argument dat wij met onze euthanasiepraktijk ver boven onze macht grijpen. Beschikken over leven en dood is te groot voor de mens. We laten een geest uit de fles die nooit meer terug kan, maar alleen maar groeit. Een Frankenstein-scenario. We kunnen wel een doodscultuur scheppen, maar niet beheersen. Zie de kille opsomming in de eerste alinea. Steeds meer groepen mensen worden aangemerkt als ‘geschikt’ voor de dood. Het proces houdt zich zichzelf op gang. In 1975 werd in Nederland voor het eerst euthanasie toegepast. In 2017 gebeurde dit zesduizend keer. Een kwart van de gevallen wordt niet gemeld.

Bert Keizer vertelt hoe de Denen een parallel trokken met euthanasiepraktijken van de nazi’s. Ik wil uitdrukkelijk géén vergelijking maken met nazi-Duitsland, toen in het verband van Aktion-T4 meer dan honderdduizend zieken, psychiatrische patiënten en geestelijk beperkten werden gedood. De nazi’s spraken over ‘genadedoding’ (Gnadetod), omdat langs deze weg zinloos lijden werd beëindigd. Zo’n vergelijking slaat de plank mis en maakt een gedachtewisseling onmogelijk. Maar ik mag wel de vraag stellen aan alle voorstanders van euthanasie of zij er absoluut van overtuigd zijn dat de ontwikkeling, zoals geschetst in de eerste alinea, nooit zal uitlopen op een cultuur waarbij kwetsbaren moeten vrezen voor hun leven. Ik zou als arts van zo’n vraag wakker liggen.

De NPV is een algemeen christelijke organisatie – bestaande uit ruim 55.000 leden – die opkomt voor leven dat kwetsbaar is en broos, voor ieder mens, in welke levensfase dan ook. Dit doet zij door beleidsbeïnvloeding, persoonlijk advies en toerusting en door middel van NPV-Thuishulp: vrijwilligers bieden bij hulpbehoevenden zoals ouderen en zieken praktische hulp aan huis. Ook mantelzorgers kunnen rekenen op ondersteuning door de NPV. Er zijn ruim 6.500 NPV-vrijwilligers actief en er worden in totaal meer dan 140.000 uren aan vrijwillige thuishulp verleend.

‘Aan de ene kant verliezen we jongeren aan globalisering, aan de andere kant aan verchinezing’

0
De hoop en voorspoed van een vluchtelingengemeenschap. ‘De wonden van de vlucht waren diep en we voelden ons niet thuis in de tropen. Dit klimaat was niet goed voor ons; wij zijn bergbewoners, gewend aan het leven op de koude hoogvlakte met ons vee. Hoe konden we hier ons thuis maken?’

Als je door het heuvelland van de Indiase staat Karnataka rijdt, linksaf slaat bij het bordje Bylakuppe en twee keer met je ogen knippert, sta je ineens in een Tibetaans dorp. Hier, duizenden kilometers van hun thuisland, zie je deze bergbewoners bananen kweken en rijst cultiveren. Welkom in ‘s werelds eerste Tibetaanse dorp in India.

Al bijna zestig jaar woont er een grote Tibetaanse vluchtelingengemeenschap in de tropische heuvellanden van het dorp Bylakuppe in het zuiden van India. Deze vluchtelingen zochten politiek asiel na de Chinese bezetting van Tibet en leven nog altijd in de hoop op terugkeer naar huis. Inmiddels is het merendeel van de gemeenschap buiten Tibet opgegroeid en is het de vraag of zij ooit de kans krijgen een stap te zetten in hun thuisland.

Mao’s invasie
In 1950 werd het toenmalig autonome Tibet ingenomen door de troepen van Mao Zedong (1893-1976). Het voorwendsel van deze invasie was de bevrijding van het Tibetaanse volk uit de handen van de machtige lokale adel en geestelijkheid, maar volgens de Tibetanen was de daadwerkelijke reden om meer controle te krijgen over de strategische buitengrenzen van het land en om toegang te krijgen tot de vele natuurlijke rijkdommen in het berggebied. Door de grote Chinese troepenmacht in het dunbevolkte land, werd de overheid van de jonge en onervaren dalai lama (Tenzin Gyatso, vandaag de dag nog steeds de dalai lama) gedwongen om de macht van China te accepteren, in ruil voor beloftes over behoud van de traditionele cultuur, het politieke systeem en het Tibetaans boeddhisme. De snelle overgang van een traditionele boeddhistische theocratie naar het antireligieuze communisme zorgde echter voor grote spanningen in het land en het werd voor de Tibetaanse overheid steeds lastiger de balans te bewaren tussen de belangen van communistisch China en hun eigen bevolking.

Toen bleek dat de Chinese regering zich niet aan haar afspraken hield, brak er in 1959 een grote opstand uit. Na raadpleging van het officiële staatsorakel en met de voorkennis dat deze opstand bruut zou worden neergeslagen, ontvluchtte de toen drieëntwintigjarige dalai lama het land.

Foto: Tieme Hermans

Naar veilige havens
In datzelfde jaar ontvluchtten duizenden Tibetanen Mao Zedong’s communistische revolutie, die na de vlucht van de dalai lama met volle kracht was ingezet. De diaspora van Tibetanen, de Tibetaanse regering in ballingschap (of Centraal-Tibetaans Bestuur) en religieuze leiders verspreidden zich vervolgens over de hele wereld, maar trokken initieel vooral naar India en Nepal. In 1960 kreeg een grote groep van deze vluchtelingen een stuk land toegewezen door de overheid van de Zuid-Indiase staat Karnataka. Dit land, gelegen in de gemeente Bylakuppe, bestond toen nog voornamelijk uit jungle, maar zou binnen enkele jaren uitgroeien tot een van de eerste Tibetaanse nederzettingen buiten Tibet. De Indiase overheid bouwde scholen met gratis onderwijs, ziekenhuizen, wegen en voorziet de bewoners van deze nederzettingen van een verblijfsvergunning met uitzicht op staatsburgerschap en gereserveerde plekken op universiteiten voor goed presterende studenten.

Momenteel wonen er zo’n veertigduizend Tibetanen in Bylakuppe en omgeving, waarvan enkele duizenden monniken. Het dorp bestaat uit verscheidene kampen, die eigenlijk een verzameling kleine dorpjes zijn tussen de akkers, met eigen kloosters en boeddhistische universiteiten uit alle verschillende tradities van het land.

De meeste vluchtelingen in Bylakuppe die nog in Tibet zijn geboren, waren tieners toen ze hun thuisland ontvluchtten. De vijfenzeventigjarige Nima vertelt dat ze in kleine groepen probeerden Nepal, India of Bhutan te bereiken. ‘Het Chinese leger hield een klopjacht op mensen die probeerden te ontsnappen, daarom bleven we overdag bij nomadische herders en reisden we ‘s nachts verder naar de volgende plek. Soms konden we slapen in dorpjes onderweg, want alle huizen waren verlaten. Door verhalen over wraakacties van het Chinese leger was iedereen op de vlucht geslagen voor het geweld. Veel van ons overleefden de overtocht door het hooggebergte niet door kou, ondervoeding en beschietingen. Het was zo traumatiserend dat mijn jongere broertje letterlijk zijn verstand verloor en tot op de dag van vandaag geestelijk beperkt is.’

Andere families stuurden alleen hun kinderen naar India, in de hoop dat er voor hen een betere toekomst lag in het buitenland. Zo vertelt Rinchen (65) dat hij en zijn vriendjes in zakken op een paard de grens over werden gesmokkeld. ‘We waren zes jaar oud en wisten niet wat ons overkwam, maar vreemd genoeg waren we niet bang en voelde de tweeweekse tocht als een groot avontuur. Uiteindelijk zijn we via Nepal in India terechtgekomen, waar we ons geloof en cultuur vrij konden beoefenen. Maar mijn thuisland heb ik nooit terug gezien.’

Nima herinnert zich de grote kudde jaks die haar ouders hadden toen ze nog in Tibet woonden. ‘We waren rijk en hadden aanzien, maar toen de Chinezen kwamen, moesten we alles achterlaten. Het Tibetaanse geld was waardeloos geworden en we kwamen met lege handen in India aan. Toen we uiteindelijk in het kamp van Bylakuppe belandden kon niemand zich voorstellen dat dit echt ons thuis zou worden. We hoopten dat het allemaal een slechte droom was en dat de dalai lama ons snel weer terug naar huis zou brengen. Ik had het me niet kunnen indenken, maar ik denk dat ik in Bylakuppe zal sterven.’

Steun en welvaart

De eerste generatie Tibetanen in Bylakuppe verbleef in een klein tentenkamp in een stuk gekapte jungle. De rest van de twaalf vierkante kilometer grond was nog volledig bedekt met dicht bos en moest gekapt worden om meer ruimte te maken voor nieuwe vluchtelingen en voor landbouw. Volgens de boeddhistische monnik Khube Rinpoche leefde de eerste generatie voornamelijk van akkerbouw in de zomermaanden en reisde deze in de wintermaanden heel het land door om kleding te verkopen. ‘In de Indiase steden zie je nog steeds een paar straten met Tibetaanse handelaren. Zij steunen allemaal de gemeenschap op afstand. Deze steun zorgde er door de jaren heen voor dat de mogelijkheden groter werden voor de bewoners van ons kamp.’

In 1990 verleenden de Verenigde Staten een verblijfsvergunning aan duizend Tibetanen en ook landen als Zwitserland, Taiwan en Australië namen een aantal vluchtelingen op. Zij brachten hun families mee, waardoor de Tibetaanse gemeenschap in Amerika tegenwoordig uitgegroeid is tot bijna tienduizend mensen. Deze diaspora blijft geld sturen naar hun familie in India, waardoor het leven in de kampen een stuk beter is geworden. Ook betere integratie in de Indiase samenleving en een hoger opleidingsniveau onder de jeugd zorgen ervoor dat de welvaart in Bylakuppe blijft toenemen, hetgeen te zien is aan de mooie huizen in het voormalige tentenkamp.

Legale status

De Tibetaanse gemeenschap in India verblijft in het land op basis van een verblijfsvergunning van de Indiase overheid, die zelfs een speciaal paspoort verschaft zodat de houders ervan naar het buitenland kunnen reizen. Toch is de status van Tibetanen in India ingewikkeld, aangezien India geen ondertekenaar is van het VN-Vluchtelingenverdrag, waardoor Tibetanen als buitenlanders in India wonen op basis van een registratiecertificaat dat iedere vijf jaar vernieuwd moet worden.

Ondanks dat de overheid de in India geboren Tibetanen staatsburgerschap heeft aangeboden, wijzen de meesten van hen dit af. De grote meerderheid van de Tibetanen in India is van mening dat als ze hun status als vluchteling opgeven, ze ook de strijd opgeven en accepteren dat ze nooit meer terug gaan keren naar hun thuisland.

De monnik Rinpoche is de Indiase regering dankbaar voor het land in Bylakuppe, maar geeft aan dat het nooit hun thuis zal worden. ‘We weten allemaal waar we echt vandaan komen en juist daarom zorgen we extra goed voor dit grondgebied. We houden het schoon en voortvarend, maar laten onze huizen met liefde achter als het zover is. We willen Bylakuppe in goede staat overdragen als we teruggaan naar Tibet en alles wat we hier hebben opgebouwd weggeven met trots.’ Volgens hem moet de lease van het land iedere dertig jaar verlengd worden, maar is de relatie tussen de Indiase overheid en de Tibetaanse regering in ballingschap uitstekend, waardoor hij voorlopig geen problemen ziet.

Foto: Tieme Hermans

Contact met de buitenwereld

De komst van de grote Tibetaanse gemeenschap naar het dunbevolkte heuvelgebied in Zuid-India was een schok voor zowel de vluchtelingen als de lokale bevolking. Beide groepen spraken elkaars taal niet en hadden een totaal andere cultuur en wereldbeeld. Het grote contrast is vandaag de dag ook duidelijk zichtbaar in de donkere, smalle gezichten van de Indiërs tegenover de grovere bergbewoners, de kleurrijke hindoes naast de wat sobere boeddhisten, de boeren naast de nomaden en de drukke zuiderlingen tegenover de kalme noorderlingen.

Volgens Nima zijn de lokale Indiërs heel vreedzame mensen en zijn de Tibetanen hen dankbaar dat ze verwelkomd werden op dit land. ‘Toch kwamen er wat problemen met bewoners van de omliggende dorpen. Dit gebied bestond vooral uit jungle en toen ze zagen hoe efficiënt de hardwerkende Tibetanen het land bewerkten, er mooie tempels bouwden en hoe er ontwikkelingshulp kwam van buitenaf, kwam er wat spanning te staan op onze verstandhouding.’

Toch zijn er volgens de Indiër Raju (40) uit het naastgelegen dorp weinig echte problemen. ‘Hoewel zij onze lokale taal (Kannada, red.) niet leren op school, spreken de meeste jongeren het tegenwoordig prima. Daardoor ontstaat er betere communicatie en zijn er zelfs huwelijken tussen Tibetanen en Indiërs. Daarbij biedt het dorp werkgelegenheid voor Indiërs in de bouw, het toerisme en als chauffeur. Het duurde misschien even, maar inmiddels zijn we aan elkaar gewend en hebben we geleerd vreedzaam samen te leven.’

Toerisme

Door de opvallende verschijning van een Tibetaans dorp in het zuiden van India is Bylakuppe uitgegroeid tot een trekpleister voor toeristen. Dit zijn voornamelijk lokale Indiase dagjesmensen die in grote busladingen de Gouden Tempel bezoeken. Deze groepen lijken echter niet bijzonder geïnteresseerd in de Tibetaanse cultuur, maar komen vooral uit nieuwsgierigheid naar de pracht en praal van de tempel en staan selfies te nemen bij het Boeddhabeeld, voor ze weer gauw de bus instappen op weg naar de volgende bestemming.

Van het handjevol internationale toeristen dat de nederzetting bezoekt, is het merendeel volger van het Tibetaans boeddhisme. Om hier te overnachten moeten zij echter een vergunning aanvragen bij de ambassade of via het Indiase ministerie van Binnenlandse Zaken in New Delhi. Volgens Khube Rinpoche is een bezoek aan Bylakuppe een goede kans om echte Tibetaanse cultuur en traditie te ervaren, maar is Dharamsala in Noord-India beter uitgerust om buitenlanders te ontvangen. ‘Dat is de verblijfplaats van de dalai lama en daar gelden geen restricties, waardoor het makkelijker is langere tijd in de Tibetaanse gemeenschap te verblijven en boeddhisme te studeren of om als toerist te ervaren waar onze cultuur voor staat.’

Dagelijks leven in het kamp

Voor de Tibetaanse bergbewoners was de overgang naar het hete zuiden van India niet makkelijk. Drieduizend kilometer van huis en vijfendertighonderd meter lager gelegen dan het Tibetaans Hoogland, duurde het lang voor de vluchtelingen zich aan konden passen aan hun nieuwe tropische omstandigheden. ‘Vooral in de eerste jaren werden veel mensen ziek en stierven ze door het hoogteverschil, het andere klimaat en het verschil in voedsel’, herinnert Nima zich. ‘De wonden van de vlucht waren diep en we voelden ons niet thuis in de tropen. Dit klimaat was niet goed voor ons; wij zijn bergbewoners, gewend aan het leven op de koude hoogvlakte met ons vee. Hoe konden we hier ons thuis maken?’ Volgens haar duurde het meer dan twintig jaar voor de bewoners van Bylakuppe zich beseften dat ze voorlopig niet zouden terugkeren naar hun geboortegrond en dat dit daadwerkelijk hun nieuwe thuis was.

Na de acceptatie van hun lot begon de verandering sneller te gaan in de gemeenschap. De eerste generatie kinderen groeide op en ging naar school, de Tibetaanse gemeenschap begon zich over de wereld te verspreiden waardoor de welvaart groeide en langzaam maar zeker pasten de vluchtelingen zich aan. Tegenwoordig spelen kinderen cricket op het schoolplein net als hun Indiase leeftijdsgenoten en zijn er Tibetaanse winkels, restaurantjes, een postkantoor en een sportschool. Het straatbeeld in Bylakuppe wordt bepaald door huisjes met de bekende Tibetaanse gebedsvlaggetjes voor de deuren en op de daken, advertenties zijn in het Tibetaanse schrift en in het gebied rond de tempels lijkt het op de tropische versie van de Tibetaanse hoofdstad Lhasa.

De tweeënvijftigjarige Khamdo staat in een vaal geworden Save Tibet-shirt in zijn papajaplantage. ‘Onze voorouders leefden van het houden van vee, want in Tibet groeit haast niets. Daarom bestaat ons traditionele dieet bijna geheel uit vlees en melkproducten. Sommige ouderen houden nog volledig vast aan dit dieet, maar eigenlijk is het veel te zwaar voor deze warme regio. Daarom hebben de meesten van ons zich aangepast en eten we nu een mix tussen de Tibetaanse en Zuid-Indiase keuken.’

Foto: Tieme Hermans

Veranderingen in de gemeenschap

De moeder van Tashi (35) bidt ongeveer de hele dag. Als ze niets omhanden heeft reciteert ze zachtjes haar mantra’s terwijl ze gebedskraaltjes door haar vingers speelt. ‘s Ochtends vroeg gaat ze naar het klooster en draait ze aan een lange rij gebedsmolens die rondom het complex staan. Deze gebedsmolens, of khorten, zijn cilindervormige molens waar een boeddhistisch mantra of gebed op staat geschreven. Volgens Tibetaanse boeddhisten heeft het draaien aan deze gebedsmolens hetzelfde effect als het reciteren van de mantra’s. Tashi en zijn zusjes zijn echter in een totaal andere wereld opgegroeid, werken in Italië en voelen niet dezelfde verbinding als hun ouders met de Tibetaanse rituelen. ‘Mijn ouders komen uit een extreem traditionele en religieuze samenleving, maar wij kwamen al van jongs af aan in aanraking met de grote buitenwereld. Zeker toen mijn zusjes en ik aan het werk konden in Italië, veranderde er veel. Zodra ik niet meer in een gemeenschap was waarin iedereen dezelfde rituelen uitvoert, begon ik te twijfelen aan de betekenis ervan. Ik kwam erachter dat de ouderen het zelf vaak ook niet weten en dat ze blind de traditionele gebruiken volgen. Daarbij wonen er in Italië slechts zo’n honderd Tibetanen, verspreid over het hele land, wat ervoor zorgde dat we ons minder verbonden begonnen te voelen met bepaalde aspecten van onze cultuur. Nu bidden we slechts af en toe tijdens ceremonies, eten we meestal Italiaans en groeit mijn dochter op tussen twee werelden.’

Vanwege de verminderde interesse in religie en traditie onder jongeren heeft de dalai lama aangegeven zich zorgen te maken over het verdwijnen van de Tibetaanse cultuur. Tegelijkertijd waarschuwt hij de oudere generatie voor blinde beoefening van de boeddhistische rituelen. Een andere zorg is de grote migratie van jongeren uit de vluchtelingenkampen en nederzettingen als Bylakuppe. Tenzin Lekshay, verbonden aan het beleidsinstituut van de Tibetaanse Regering in Ballingschap, vertelt dat de meeste van deze kampen nu bewoond worden door ouderen en dat veel scholen dreigen de deuren te moeten sluiten vanwege de verminderde toestroom aan kinderen. ‘Daarbij willen afgestudeerden liever naar de grote Indiase steden of zelfs naar het buitenland in plaats van een leven te kiezen in de gemeenschap. Er zijn simpelweg minder mogelijkheden voor hen in dorpen als Bylakuppe.’

‘Wat moet ik hier?’, vraagt de afgestudeerde econome Dechen (31) zich af. ‘Ik kies liever voor een leven buiten Bylakuppe, maar daardoor maakt mijn familie zich zorgen dat ik teveel van mijn Tibetaansheid verlies. Ik draag moderne kleding, op zaterdagavond sta ik te dansen op Bollywood-muziek en soms kan ik me beter uitdrukken in het Hindi of Engels dan in het Tibetaans.’

Nog altijd vluchten er jaarlijks enkele honderden Tibetanen de Indiase grens over vanwege de repressie van de Chinese overheid en het gevaar om de Tibetaanse cultuur en religie vrij te beoefenen. Maar de nieuwe generatie vluchtelingen is al zodanig verchineesd dat ze vaak met argwaan worden ontvangen in de gemeenschap in India. ‘Ze spreken vaak beter Mandarijn dan Tibetaans, luisteren naar Chinese popmuziek en hebben veel slechte gewoonten overgenomen van de bezetters’, zegt de restauranthouder Rabten (56), terwijl hij van zijn melkthee drinkt in Café Tibet. ‘Aan de ene kant verliezen we jongeren aan globalisering en aan de andere kant van de grens aan verchinezing. Door het uitdunnen van het sociale en culturele vangnet van een stabiel en veilig thuisland zijn er veel problemen ontstaan die onze kleine gemeenschap bedreigen. Zelfs alcohol en drugs hebben hun intrede gedaan op steenworp afstand van onze meest heilige kloosters. Als we terug zouden kunnen naar ons thuisland, zouden al deze problemen verdwijnen.’

Hoop voor de toekomst

Deze terugkeer naar Tibet lijkt voorlopig echter buiten bereik te liggen voor de vluchtelingen. Want hoewel de Tibetaanse regering in ballingschap heeft aangegeven tevreden te zijn met een autonome status binnen China waarin ze hun cultuur en religie vrij kunnen beoefenen, heeft de Chinese president Xi Jinping weinig interesse getoond in een dialoog met de regering van de dalai lama. De Tibetaanse religieuze leider wordt door de overheid in Peking gezien als een gevaarlijke separatist die leugens verspreidt over de Chinese acties in Tibet.

Deze acties zijn voornamelijk de mensenrechtenschendingen waar ook Amnesty International de Chinese overheid van beschuldigt. Enkele voorbeelden hiervan zijn systematische marteling van onschuldige gevangenen, machtsmisbruik door een permanent verbod op samenscholing, het wegnemen van jonge Tibetaanse kinderen voor onderwijs in Peking en volgens sommige bronnen zelfs gedwongen sterilisatie. Daarnaast beschuldigt de dalai lama de Chinezen ervan de Tibetanen tot minderheidsgroep in hun eigen land te maken door grote groepen arbeidsmigranten en militair personeel naar Tibet te sturen.

China bestrijdt deze beschuldigingen van mensenrechtenschendingen en zegt dat de communistische machtsovername heeft geleid tot welvaart in een achtergestelde regio en dat de culturele en religieuze rechten van de Tibetaanse bevolking worden gerespecteerd. In recente jaren heeft de Chinese overheid de druk op de internationale gemeenschap opgevoerd om de dalai lama niet te ontvangen en zich niet te bemoeien met de Tibetaanse kwestie. De vrees van de Tibetaanse regering in ballingschap is dan ook dat het zal komen tot het punt dat geen enkel land meer steun verleent aan de Tibetaanse zaak en dat hun volk langzaam in de vergetelheid zal raken.

Toch is de hoop op een vrij Tibet en een terugkeer naar het thuisland bij de meeste Tibetanen nog springlevend. Dit komt vooral door een aan verafgoding grenzend vertrouwen in de dalai lama. Ook Rabten is overtuigd van de interventie van hun leider. ‘Zijne Heiligheid heeft gezegd een terugkerende droom te hebben gehad die hem vertelt dat hij honderddertien jaar oud zal worden. Niemand weet natuurlijk zeker of hij echt in leven blijft tot 2048, maar wij gaan ervan uit dat hij ons tijdens dit leven terug naar huis zal brengen, hoe onmogelijk het soms ook lijkt.’

Monnik Rinpoche blijft positief en zegt dat het communistische regime in Rusland ook viel toen niemand het aan zag komen. ‘Zowel de geschiedenis als onze boeddhistische leer vertellen ons dat niets permanent is. Wat is er nu nog over van de machtigste koninkrijken uit het verleden? Zeker een repressief regime als dat van China kan niet eeuwig overeind blijven. Wanneer dit gaat komen, weten we niet, maar we houden hoop.’

Zoals de dichter en activist Tenzin Tsundue het zegt: ‘Hoewel we tevreden zijn in India, zijn we bereid elke beproeving te doorstaan in de strijd om de terugkeer naar ons thuisland.’ In één van zijn gedichten schrijft hij: Ik ben Tibetaan, maar ik kom niet uit Tibet. Ik ben er nooit geweest, maar ik droom ervan er te sterven.

Klimaatspijbelaars

0

Tot voor kort had niemand van de term gehoord, maar inmiddels zal het me niets verbazen als ‘klimaatspijbelaar’ hét woord van 2019 wordt. De zestienjarige Greta Thunberg introduceerde het begrip een halfjaar geleden, toen de Zweedse scholiere begon met haar stakingen. Eerst staakte ze fulltime, tot aan de Zweedse verkiezingen. Tegenwoordig legt ze alleen op vrijdagen haar schoolwerk naast zich neer. Ze is vastbesloten om daarmee door te gaan tot Zweden voldoet aan het klimaatakkoord van Parijs.

Jongeren in Brussel volgden het voorbeeld van Thunberg. Sinds begin januari organiseerden zij reeds vier edities van ‘Spijbelen voor het klimaat’. Aan deze marsen namen tot nu toe bijna vijftigduizend scholieren deel. Deze week treden ook Nederlandse leerlingen in de voetsporen van hun Vlaamse broeders en zusters. De organisatie Youth for Climate Nederland roept scholieren op om donderdagochtend naar het Haagse Malieveld te komen om te demonstreren. Scholieren die een dag vrij willen om voor het klimaat te strijden, worden gesteund door de Algemene Vereniging Schoolleiders. Minister Slob ziet liever dat leerlingen dit in hun vrije tijd zouden doen, maar iedere individuele school mag zelf bepalen of ze de actie steunt.

Mijn eigen middelbare school, het Vossius Gymnasium, haalde Nieuwsuur omdat de rector een van de eersten was die openlijk toestemming verleende. Als leerlingen voor het klimaat willen spijbelen, hoeven zij alleen een handgeschreven brief in te leveren met daarin een motivatie voor het ‘spijbelen’ plus de handtekening van hun ouders. Rector Van Muilekom meent namelijk dat ‘je maatschappelijk en politiek idealisme van kinderen moet waarderen en daar ruimte voor moet geven’.

Ik bekeek de uitzending met een glimlach. Dit was precies hoe ik me mijn middelbare school herinner: progressief, idealistisch en met de opdracht leerlingen op te laten groeien tot kritische wereldburgers. Hoewel, toen ik vijftien jaar geleden op het Vossius zat was het tegelijkertijd ook een van de witste scholen van Nederland. Veel van mijn medeleerlingen gingen bovendien minstens vijf keer per jaar met het vliegtuig op vakantie naar oorden als Florida of Bali, woonden in grote villa’s en stuntten regelmatig met hun benzine slurpende Vespa-scooters op het schoolplein.

Precies dát was de kritiek die al snel volgde op de klimaatspijbelaars, meestal van een oudere generatie die toch ook ooit idealistisch moet zijn geweest: ‘Die leerlingen willen gewoon een dagje vrij. Ze zeggen dat ze gaan demonsteren, maar daar klopt natuurlijk niets van. Die blijven in hun bed stinken of gaan blowen’, las ik meer dan eens. Ook een populair standpunt: ‘De kinderen van nu vliegen overal heen met EasyJet voor nog geen vijf tientjes, maar als ze een dagje vrij kunnen krijgen, geven ze opeens om het klimaat.’

Het zal ongetwijfeld waar zijn dat sommige leerlingen misbruik zullen maken van deze mogelijkheid en de bioscoop prefereren boven het Malieveld. Maar met dat zure, cynische gezeur komen we geen steek verder. Ik vind het fantastisch dat de tieners van nu bewustzijn willen generen voor het klimaatprobleem. Misschien doet een deel van hen dat alleen omdat het tegenwoordig ‘cool’ is om veganistisch te eten en je zorgen te maken over de akkoorden van Parijs. En wat dan nog? Weten volwassenen altijd waarom ze iets doen of laten? Hebben wij het antwoord op grote vraagstukken als het klimaatprobleem of migratie? Zijn wij überhaupt nog onbevangen genoeg om onze idealen na te streven?

Steeds vaker denk ik dat wij volwassenen nog veel kunnen leren van kinderen. Of in ieder geval méér dan we aan onszelf willen toegeven.

‘Dit getuigt van weinig fatsoen en respect’

1
Een politieman gooide eind vorig jaar de Nederlandse vlag op de grond. ‘Wat hij heeft gedaan, getuigt van weinig fatsoen en respect voor degenen die in de geschiedenis gestreden hebben en gesneuveld zijn voor de Nederlandse vlag.’

Gele hesjes
Een Haagse politieman smeet op 29 december de Nederlandse vlag op de grond tijdens een demonstratie van de zogenoemde gele hesjes. De reacties in het land hierop varieerden van woede tot verdriet. Wat vinden ‘nieuwe Nederlanders’ van dit voorval?

De gele hesjes in Nederland protesteren al heel wat weken. Het initiatief is gekopieerd van de Franse gilets jaunes, die aanvankelijk de straat op gingen om te ageren tegen de verhoogde benzinebelastingen in dat land. In Nederland richtte men zich eerst ook op de accijnzen, maar al gauw werden meer zaken de demonstranten een doorn in het oog, zoals het immigratiebeleid, de zorg en het klimaatakkoord. Je zou kunnen zeggen, als er vijfhonderd gele hesjes zijn, zijn er vijfhonderd wensen, verlangens, eisen, doelen. De grootste gemene deler is echter de afkeer van de regering, met in persoon minister-president Mark Rutte.

Er waren op een enkele ongeregeldheid na geen noemenswaardige gebeurtenissen tijdens de demonstraties van hen voorgevallen. Wel leek het alsof vanaf het begin de landelijke politie een enorm behoedzame opstelling tegenover deze demonstranten had. Ze wilde waarschijnlijk deze protesten met voorzichtigheid betrachten en ontving wellicht orders van bovenaf dat het niet moest worden zoals in Frankrijk en België.

Het vijfde weekend kwam het ineens tot een waarlijk gevecht tussen de politie en de demonstranten. Getuigen zeggen dat het op een veldslag leek die zich afspeelde op verschillende plekken in de Hofstad. Maar ook de beelden bij het journaal op televisie en op internet laten een angstaanjagende schermutseling zien. In één van die afschuwelijke momenten worden demonstranten met Nederlandse vlaggen bij een lunchroom in het centrum hardhandig teruggedrongen. De wapenstok wordt gebruikt door de politie en een agent gooit een Nederlandse vlag, na die van iemand te hebben afgepakt, op de grond. Dit is gefilmd door een toeschouwer en de video verscheen op mediawebsite Dumpert en op YouTube.

Autochtone aversie
‘Autochtone’ Nederlanders hebben in meerderheid helemaal niets met de Nederlandse vlag. Ze zien het als ‘nationalistisch’ – een woord dat bij hen een negatieve lading heeft. Er bestaat zelfs botweg een aversie tegen de ‘driekleur’. Desalniettemin waren alle politieke partijen, op de Partij voor de Dieren na, voor het plaatsen van ‘de vlag’ in de Tweede Kamer. Het initiatief daarvoor kwam van de op de Bijbel gestoelde Staatkundig Gereformeerde Partij (SGP).

Republikein Bas Bakker heeft niets met de vlag: ‘Ik hang hem alleen maar uit met Dodenherdenking en  Bevrijdingsdag’, zegt de negenenveertigjarige productiemedewerker uit Dordrecht. Wat vindt hij dan van Nederlandse patriotten? ‘Ik snap dat niet, maar het is hun goed recht.’ Maar ook bij Bakker kan de agent niet op sympathie rekenen. ‘Wat hij heeft gedaan, getuigt van weinig fatsoen en respect voor degenen die in de geschiedenis gestreden hebben en gesneuveld zijn voor de Nederlandse vlag.’

In Nederland wordt het tonen en uithangen van de ‘driekleur’ wél geaccepteerd tijdens bepaalde feestdagen. Op Koningsdag en Bevrijdingsdag kan het Nederlandse volk ineens zonder schroom met de vlag wapperen. In sommige landen is dat heel anders. Een staat als Spanje heeft het gehele jaar door bijvoorbeeld vlaggen in het openbaar hangen. En bekend is natuurlijk de trots van de Amerikaan voor zijn ‘Stars and Stripes’.

Assad, Ali B. en de mensen
Hoe is het wat dit betreft gesteld in de landen van herkomst van de Syrisch-Nederlandse Araa el-Jaramani, de Eritrees-Nederlandse Halewat Gebreselassie* en de Marokkaans-Nederlandse Aziz ‘Ali B.’ el-Kandoussi*. Jaramani woont vijf jaar in Nederland, nadat ze uit Syrië vluchtte voor de oorlog. ‘Ik had ook persoonlijke problemen met het Assad-regime.’ De drieënveertigjarige zegt dat het haar bevalt hier in Nederland. ‘Het is hier veilig en er zijn waarden als rechten en gelijkheid.’ Wat de politieman gedaan heeft, begrijpt ze niet. ‘Misschien was het uit wrok tegen een persoon of de regering, maar het is niet eerlijk, want hij ‘pakt’ dan nu het gehele land. Ik vind het slecht van hem om het symbool van de goede concepten die dit land heeft, te beledigen.’ Ze beaamt dat zoiets ook in Syrië mogelijk zou zijn geweest. ‘Als die politieman demonstreerde tegen dictator Assad.’ Desalniettemin zou zo’n agent evengoed gearresteerd worden.

In haar land van origine wordt op tweeërlei wijze tegen de nationale vlag aangekeken. ‘Sommigen zien het als het symbool van het land, anderen zien het als die van president Assad.’ Ze vertelt verder: ‘Het landsdoek zorgt voor spanningen. Na de revolutie kwam er naast de bestaande vlag die het regime zwaait, een nieuwe banier bij. De nieuwe vlag vertegenwoordigt de ‘revolutionairen’. Assad gebruikt die vlag als het zinnebeeld tegen hen.’

Voor de vlag van haar ‘nieuwe land’ heeft ze respect. ‘Ik heb een hoge achting voor Nederland en de Nederlanders.’ Op de vraag of Jaramani zich meer verbonden voelt met haar oorspronkelijke land of met haar huidige land, zegt ze: ‘Wat herinneringen betreft, meer met Syrië, maar qua heden en toekomst is het Nederland.’

Kandoussi heeft de haardos van rapper en tv-persoonlijkheid Ali B. ‘Men noemt me dan ook zo’, zegt hij. De gewezen fietsenmaker is zo’n veertig jaar geleden geboren in Marokko. Hij kwam als klein kind naar het Utrechtse Soesterberg. ‘Wij hebben het in Nederland heel goed’, steekt hij van wal. ‘Ik boek wel eens een vakantie naar Marokko voor een maand, maar dat blijkt dan echt te lang te zijn. Nederland is mijn huis.’ Voor het incident dat de politieman veroorzaakte, heeft Kandoussi geen goed woord over. ‘Schandalig. Die man vertegenwoordigt de staat.’ Hoe men in zijn oorspronkelijke land tegen de vlag aankijkt? ‘Met een diep respect.’ Wat die agent heeft gedaan, zou hem, volgens Kandoussi, in het Noord-Afrikaanse land een ‘fikse gevangenisstraf’ hebben opgeleverd. ‘Ik weet niet wat deze man kan hebben bezield. Misschien is hij ongelukkig of had hij een slechte dag.’ Kandoussi houdt van de Nederlandse vlag, evenals die van Marokko. Hem zul je ook niet met een Marokkaanse vlag op een Marokkaans-Nederlandse bruiloft zien. ‘Daar doe ik niet aan. Of ik zou dan alle twee meebrengen.’ Hij kan en wil niet kiezen tussen de vaandels. ‘Op beide ben ik trots.‘

Gebreselassie ging haar man, die al in Nederland was, achterna. Nu woont ze hier drie jaar, doet een opleiding assistent-verkoopster en loopt stage bij de Zeeman. Ze komt oorspronkelijk uit Eritrea, maar is geboren en getogen in Soedan. Het voorval met de politieman geeft haar ‘geen lekker gevoel’, zegt ze, terwijl ze kleding in een bak opvouwt. Het mooiste aan Nederland vindt ze ‘de mensen, in het bijzonder mijn collega’s en mijn docent.’ Ze verhaalt dat ze nooit in haar land van herkomst is geweest en er dan ook geen gevoelens voor heeft. ‘Ik weet dat sommigen daar de nationale vlag zeer serieus nemen. Daar heb ik ook geen binding mee. En aangezien ik die niet met de Eritrese vlag heb, heb ik die ook niet met de Nederlandse.’ Ze vindt de daad van de politieman echter verwerpelijk. ‘Zoiets kun je niet maken.’

Er is gepoogd om de agent in kwestie te spreken te krijgen. Woordvoerder van de Haagse politie Perry Evenhuis zei dat dit niet mogelijk was. Over het handelen van de politieman wilde hij kwijt: ‘Geenszins was het de bedoeling van hem om de symboliek van de Nederlandse vlag geweld aan te doen of opzettelijk oneerbiedig te behandelen. Eén van de demonstranten verwijderde zich van de groep, de politie greep daarop in om hem bij de groep te voegen. In dat proces zwaaide de man met een vlag op een vlaggenstok. Dit hinderde de politie in haar werk, waarop de agent de vlag uit de handen van de demonstrant trok en de vlag wegwierp.’ Op de reactie dat je nooit en te nimmer de Nederlandse vlag op de grond gooit, reageerde Evenhuis niet meer.

Als gezagvoerster van de Haagse politie is burgemeester Pauline Krikke om inlichtingen verzocht. Op vragen als: ‘Weet u van dit incident en weet u wie deze persoon is? Zo ja, heeft u met de betrokken agent gesproken? Zo nee, waarom heeft u dat niet gedaan?’ reageerde woordvoerder Daan Bonenkamp: ‘Het is de burgemeester bekend dat de politie heeft moeten optreden naar aanleiding van wanordelijkheden tijdens deze demonstratie. Er zijn toen tevens aanhoudingen verricht. Indien u vragen heeft over het optreden van de politie tijdens deze demonstratie, kunt u zich rechtstreeks tot de politie wenden.’ ‘Wij hebben ons ook tot de politie gewend, maar wilden ook een reactie van mevrouw Krikke, aangezien zij opdrachtgeefster van de Haagse politie is.’ ‘De gemeente was ook niet vooraf formeel van deze demonstratie in kennis gesteld. Desalniettemin is deze spontane demonstratie na overleg tussen burgemeester en politie toch gefaciliteerd op het Plein.’ (Plein is een plein naast het Binnenhof, red.) ‘Dit alles wat u vertelt, is nog altijd geen excuus om de Nederlandse vlag op de grond te werpen. U reageert helemaal niet op het incident daarmee. We hadden geen enkele vraag gesteld over ‘wanordelijkheden’ en dus ook geen verlangen om antwoord daarop te krijgen.’ Ook hierop werd niet meer gereageerd door de woordvoering van de burgermoeder.

Er is traditioneel een wantrouwen naar het politiegezag. Maar het is niet te hopen dat de argwaan door deze gebeurtenis naar een niet eerder gekend hoogtepunt zal stijgen. De handeling van de Haagse politieagent – van de politie – is een signaal, eentje waar ook geen woorden voor zijn. Het politieapparaat kan hiermee een ommekeer in Nederland hebben teweeggebracht, het land wellicht wezenlijk in een situatie van ‘voor’ en ‘na’ gebracht. De politie heeft, in de ogen van sommigen, de afschuwelijke boodschap aan dit land afgegeven dat het geen respect voor Nederland heeft. Zo getuige reacties op Twitter. Daar valt te lezen in tweets: ‘De Nederlander is tweederangs’ en ‘Dit optreden tegen eigen volk is onaanvaardbaar’. De opvatting is: de politie dient dit land niet meer.

Sommige burgers hebben nu definitief afgedaan met de politie, twitteraars zijn van mening dat ze de agenten als ‘landverraders’ zien. Maar wat dan te doen? De politie is immers de enige entiteit in Nederland die de burger mag beschermen. Sommige mensen hebben daar al een ‘oplossing’ voor. ‘Wij zijn het volk en met veel meer. Pak ze.’ Een ander schrijft: ‘Laat die vlam maar komen.’ Een uitkomst voor de Nederlandse politie is wellicht het starten met een goede interne evaluatie en een rigoureus heroptreden naar de bevolking toe.

*Deze namen zijn gefingeerd

‘De PvdA is een beetje als Feyenoord’

0
‘Ik heb gezworen om nooit meer PvdA te stemmen, zelfs niet als Jezus Christus persoonlijk uit de hemel neerdaalt om voorzitter te worden.’

Het gaat niet goed met de Partij van de Arbeid. De sociaaldemocratische partij zit met nog maar negen zetels in de Tweede Kamer en is een schim van wat zij ooit was. Grote groepen kiezers hebben de partij verlaten; arbeiders zijn naar de SP en PVV gegaan, hoogopgeleide kiezers naar D66 en GroenLinks en moslims naar Denk. Is Lodewijk Asscher in staat om het tij keren?

Hart en ziel
‘De PvdA is een beetje als Feyenoord. Een groot verleden, maar dat is nu voorbij. Ze verliest nu zelfs van een club als Excelsior.’ Aan het woord is Marcel Duyvesteijn, columnist bij Het Parool en tot enkele jaren geleden ‘liefdevol lid’ van de PvdA. Duyvesteijn spreekt zijn column uit op een bijeenkomst van de PvdA Amsterdam in café De Rode Werf, waar parlementair journalist Max van Weezel, die ongeneeslijk ziek is, in het zonnetje wordt gezet. Ondanks zijn slopende ziekte heeft Van Weezel niets van zijn scherpte verloren en hij voelt PvdA-leider Lodewijk Asscher scherp aan de tand. De avond wordt goed bezocht, de sfeer is goed en er wordt veel gelachen. Toch heerst er geen ‘Yes we can’-gevoel, zoals op GroenLinks-bijeenkomsten. De bezoekers zijn relatief oud, gemiddeld zestig jaar. Ze zijn al jaren, tientallen jaren, lid van de PvdA. Asscher weet dit en scoort bij deze achterban met zijn pleidooi om de ‘vermogensaanwasdeling’ (groei van bedrijfsvermogens moet voor en deel worden omgezet in aandelen, die dan collectief door werknemers moeten worden beheerd, red.) aan te pakken. Iemand van zeventig plus juicht.

‘In 2006, toen ik nog wethouder in Amsterdam was, stond de PvdA in de peilingen op zestig zetels’, vertelt Lodewijk Asscher. Hij noemt het bijna terloops, maar je voelt als buitenstaander de pijn die de PvdA voelt. Toch wil Asscher niet in zak en as zitten en hij probeert via zelfspot de moed erin te houden. ‘Het gaat best goed. De Partij van de Arbeid had vroeger een magnetische aantrekkingskracht op bepaalde personen. De baantjesjagers lopen nu onze deur voorbij en gaan naar een zekere andere partij. De mensen die nu voor de PvdA kiezen, voor de PvdA gaan, doen dat met hart en ziel.’

Ze zijn er, nieuwe mensen. Eén van hen is Stephan Antuma, die tien jaar geleden in Groningen in de gemeenteraad zat voor de studentenpartij Student en Stad. Hij is nu lid van het lokale partijbestuur, een onbezoldigde functie. ‘Toen ik naar Amsterdam verhuisde, ging het toch weer kriebelen. Ik heb uit volle overtuiging voor de PvdA gekozen. Solidariteit, focus op eerlijk werk, goed wonen en op een realistische manier omgaan met de energietransitie en duurzaamheid zijn nog steeds mijn drijfveren. Daarnaast blijft de PvdA een partij die verantwoordelijkheid wil nemen, ook in een oppositierol. Maar wel vanwege de inhoud en niet om te keten en/of op te zwepen.’

Maar de PvdA heeft ook mensen verloren die zich met hart en ziel voor de partij hebben ingezet. De Kanttekening sprak met historicus Han van der Horst, bekend van zijn columns op de linkse opiniewebsite Joop. ‘Ik ben het vertrouwen in de PvdA definitief kwijtgeraakt’, zo vertelt Van der Horst aan de telefoon. ‘Ik heb gezworen om nooit meer PvdA te stemmen, zelfs niet als Jezus Christus persoonlijk uit de hemel neerdaalt om voorzitter te worden. Meer dan dertig jaar was ik lid van de PvdA. Het was liefde, maar de PvdA heeft mij bedrogen.’ Volgens Van der Horst heeft Diederik Samsom, de voorganger van Asscher, het merk PvdA definitief kapot gemaakt. ‘Ken je de Planta-affaire ook? Het is van voor jouw tijd. Planta was een margarinemerk van Unilever. Toen er gif in de margarine zat, waar mensen jeukblaasjes van op hun huid kregen, wilde niemand meer Planta kopen. Dit luidde het einde van het merk in. De naam was besmet.’ Volgens Van der Horst ging het mis toen Samsom besloot in de Tweede Kamer te blijven zitten. ‘Toen Frits Bolkestein in de jaren negentig als VVD-leider in de Tweede Kamer bleef zitten, hield hij het kabinet scherp. Samsom daarentegen verdedigde het kabinetsbeleid, ook als dat niet te verdedigen was. Lodewijk Asscher heeft als minister van Sociale Zaken in het kabinet-Rutte II de sociale zekerheid van werknemers juist verkleind. Voor veel VVD-beleid is de PvdA verantwoordelijk. Ik stemde in 2012 uit volle overtuiging op Samsom, maar ik heb hier achteraf ontzettende spijt van.’

Critici als Han van der Horst zijn niet aanwezig op de PvdA-bijeenkomst in Amsterdam, of laten zich niet horen. Vanuit de zaal zijn er vragen aan Asscher over het milieu, over robotisering en over racisme en discriminatie. Een dame op de voorste rij roept dat de PvdA veel meer tegen racisme, discriminatie en extreemrechts moet doen, in het bijzonder het Forum voor Democratie van Thierry Baudet. Asscher antwoordt dat racisme en andere ‘onzin’ inderdaad bestreden moeten worden, maar dat het ook gaat om de vraag dat mensen zich wel vertegenwoordigd voelen.

Kritischer dan deze vragenstellers zijn journalist Max van Weezel en zijn collega Joost Vullings, die ook in het panel zit. Van Weezel vindt het helemaal niks dat Asscher naar Denemarken is gegaan, om van de Deense sociaaldemocraten te leren hoe zij met het vluchtelingenvraagstuk omgaan. Denemarken voert een stringent immigratiebeleid waar vanuit Europa veel kritiek op gekomen is, ook vanuit Nederland. Vullings vindt dat Asscher tegenstrijdige signalen richting het kabinet uitzendt. Aan de ene kant de uitgestoken hand, maar Asscher steunde wel de motie van wantrouwen van de PVV tegen Rutte naar aanleiding van het dividendbelastingdebacle. ‘Zit er wel een rode lijn in Asschers optreden?’, vraagt Vullings zich af. Asscher vindt van wel en zegt dat de PvdA-fractie alle wetsvoorstellen, van het kabinet maar ook van een partij als de PVV, op hun merites beoordeelt. Hij steunt het kabinet dus als het kabinet met goede plannen komt, maar wil geen ‘vaste danspartner’ worden. En over zijn steun aan de PVV-motie verklaart Asscher: ‘Als je alleen maar tegenstemt omdat de afzender niet deugt, dan is dat niet goed.’

Partij voor de Allochtonen?
De PVV vindt de PvdA ook niet deugen en noemt de Partij van Asscher al jaren de ‘Partij voor de Allochtonen’. Han van der Horst vindt dit ‘een kwaadaardig frame’, waar volgens hem niets van klopt. ‘Wel vallen veel mensen voor deze leugen. Ze geloven dat de politiek toch niets voor elkaar kan krijgen, maar dat er wel iets tegen die ‘vuile buitenlanders’ moet gebeuren.’ Han van der Horst noemt dit het Salvini-gevoel, waarbij hij doelt op Matteo Salvini, leider van de populistische Lega Nord, minister van Binnenlandse Zaken en vicepremier van Italië. Volgens Van der Horst houdt links zich ook te veel bezig met identiteitspolitiek. ‘Dat hoort ook bij deze tijd. Mijn stukken over sociaaleconomische onderwerpen op Joop worden lang niet zo goed gelezen als mijn stukken over discriminatie en racisme.’ Van der Horst vindt dat de PvdA zich meer met sociaaleconomische problemen moet bezighouden. Want de verzorgingsstaat, ooit mede door de PvdA opgebouwd, wordt volgens hem nu in rap tempo afgebroken.

Toch heeft de PvdA veel ‘allochtone’ stemmen verloren, vooral dankzij de opkomst van Denk. Politiek wetenschapper Floris Vermeulen, universitair hoofddocent aan de Universiteit van Amsterdam, doet onderzoek naar de politieke participatie van nieuwe Nederlanders. Volgens hem verloor de PvdA in 2014 tijdens de gemeenteraadsverkiezingen voor het eerst grote groepen ‘allochtone’ kiezers. ‘De islamitische partij Nida in Rotterdam en de Multicultureel Plus Partij in Amsterdam hebben de PvdA toen veel stemmen gekost. Daar komt bij dat de PvdA seculier en progressief is, maar veel islamitische kiezers behalve religieus natuurlijk ook conservatief zijn. Sinds het leiderschap van Wouter Bos eind 2002 zit de PvdA op die seculiere lijn. Dat betekent streng op immigratie en integratie en kritisch over Turkije, denk aan de erkenning van de Armeense Genocide en de kritiek op Erdogan. Ook moesten Turkse organisaties volgens de PvdA gemonitord worden, om te kijken of zij de integratie van Turkse Nederlanders zouden belemmeren.’ De discussie over onverdoofd ritueel slachten zette bovendien kwaad bloed: ‘De PvdA was voor een verbod, eigenlijk al heel snel en zonder al te veel discussie. Denk heeft heel handig op de onvrede die daarover onder islamitische kiezers ontstond ingespeeld.’

Abdessamad Taheri is wel bij de PvdA gebleven. Hij is actief voor de partij in de gemeente Den Haag. Taheri is nog steeds lid omdat hij de ideeën van de PvdA goed vindt. ‘Op onze kernwaarden ben ik trots. En ook op Nederland. Je moet dit gewoon kunnen zeggen, zonder meteen voor racist te worden uitgemaakt. Vroeger had de PvdA een beetje last van doorgeschoten politieke correctheid, dat er op de thema’s als integratie, islam en immigratie een taboe rustte. Het zijn belangrijke thema’s die we in alle eerlijkheid moeten behandelen. Vanzelfsprekend moet je ze wel op de goede sociaaldemocratische manier aanvliegen. Maar daar geloof ik in.’ Bij de PvdA kan Taheri gewoon moslim zijn. ‘Ik vind het belangrijk om voor groepen op te komen die anders in de verdrukking komen, zoals moslims en bijvoorbeeld ook homoseksuelen. De PvdA laat hier soms wel steken vallen. Mede daarom heeft Denk succes. Toch vind ik dat de PvdA Kuzu en Öztürk veel te lang heeft getolereerd. Zij kregen alle ruimte, terwijl er met recht aan hun loyaliteit aan de PvdA kon worden getwijfeld.’

Ook Bülent Aydin heeft zich niet laten verleiden door Denk. ‘Geen moment!’, zegt hij ferm. ‘Veel Turkse Nederlanders stemden vroeger PvdA omdat deze partij hun sociaaleconomische belangen behartigde, maar in cultureel opzicht waren en zijn ze conservatief. Denk combineert een linkse positie op de sociaaleconomische as met een conservatieve positie op de culturele as. Ze lijken daarin wel op de PVV, die in sociaaleconomisch opzicht best heel links is. Denk heeft partijen als de PVV en het FvD nodig om zich tegen te kunnen afzetten. En deze partijen hebben op hun beurt Denk nodig.’ Aydin maakt een scherpe scheiding tussen zijn persoonlijke levensovertuiging en zijn politieke overtuiging. ‘Je kunt als moslim of als christen actief zijn voor de PvdA, je kunt je door religie laten inspireren, maar de sociaaldemocratie is er voor iedereen.’

Volgens Vermeulen kan de PvdA weer aantrekkelijk worden voor islamitische kiezers als de partij bereid is om moslims zichtbaar belangrijke partijposities te geven. ‘Op dit moment hebben onder anderen Ahmed Aboutaleb en Ahmed Marcouch zo’n positie. Maar hier moet de partij in blijven investeren. De beweging Vrij Links, die een hele seculiere koers voorstaat, zorgt er mede voor dat religie nog steeds een issue is bij de PvdA. De problematisering van religie zorgt ervoor dat moslims in de partij moeilijker zichtbaar worden.’

No hope, no glory
Zal het nog goedkomen met de PvdA? Van Weezel zegt aan het begin van de bijeenkomst in De Rode Werf dat hij Asscher de vraag wil stellen hoe hij van de negen zetels weer iets moois gaat maken. Helaas moeten we het antwoord hierop schuldig blijven, omdat Asscher zich – al dan niet bewust – verliest in uitweidingen over zijn Kamerwerk. We stellen de hamvraag daarom aan de eerder in dit artikel opgevoerde PvdA-leden en aan Han van der Horst.

Stephan Antuma is voorzichtig positief: ‘Hoewel het zich nog niet vertaalt in zetels, zie ik een nieuw elan bij de PvdA. Leden – jong en oud, maar bovenal jong van geest – beseffen zich dat elkaar de tent uit vechten niet helpt en dat het bovenal gaat om het geven van antwoorden op de uitdagingen van deze tijd. Daarbij past soms ook twijfel en/of bezinning.’ Taheri beaamt dit en vult Antuma aan: ‘De mensen waar ik mij aan ergerde – de baantjesjagers en de wij-zij-denkers, de PVV- en de Denk-types – zijn weg. De echte sociaaldemocraten zijn gebleven. Zij met de juiste intentie, het juiste, gaan het doen. Daar zitten we als samenleving op te wachten. Ik heb daarom ook alle vertrouwen in de toekomst.’

Van der Horst is daarentegen heel sceptisch. ‘Ik geloof niet dat het de PvdA gaat lukken om uit dit dal op te staan. GroenLinks heeft met Jesse Klaver een heel goede leider gevonden, die ook PvdA-kiezers aanspreekt. Het valt mij ook op dat de hoofdaanval van rechts op Klaver is gericht, niet op Asscher en Lilian Marijnissen. Zij moeten zich flink zorgen gaan maken.’ Van der Horst is pessimistisch over de toekomst: ‘De vakbond wordt gezien als een club van oude mannen en dat klopt helaas ook wel een beetje. Maar het is echt een probleem dat sociale zekerheid zo onder druk staat. Ik ben bang dat de verzorgingsstaat zal verdwijnen. Als je nu ernstig ziek wordt, ga je failliet, net als in de Verenigde Staten. Dit wordt niet geproblematiseerd, ook niet door links. De onzekerheid qua banen neemt enorm toe in ons land.’

Aydin neemt een middenpositie in. ‘Het zou raar zijn als je je nu geen zorgen maakt. De Partij van de Arbeid was lange tijd een grote partij met veel invloed. De partij doet het nu heel slecht, electoraal gezien. Maar ik geloof in de idealen van de PvdA: gelijke kansen, het recht voor iedereen om zichzelf te kunnen zijn en solidariteit die we met elkaar kunnen organiseren. Deze idealen blijven belangrijk voor de toekomst. Of deze idealen via de PvdA gerealiseerd moeten worden? Niet persé. De PvdA zie ik als een middel, niet als een doel. Er kan ook een nieuwe partij komen, als PvdA en GroenLinks fuseren, eventueel met de SP erbij. Toch geloof ik diep in mijn hart dat de PvdA een comeback maakt. No hope, no glory. De SP is te conservatief op veel punten. En GroenLinks is een elitaire partij voor intellectuelen. Zij maken, in tegenstelling tot ons, niet die verbinding tussen hoog- en laagopgeleid. De PvdA is terecht electoraal afgestraft. De PvdA is te technocratisch geweest, te veel gericht op de macht. Hierdoor raakte het ideaal uit beeld. Macht is een middel, geen doel. Ook is de PvdA te veel meegegaan in het kapitalisme, met het afschudden van ideologische veren en de keuze voor de Derde Weg (stroming in de sociaaldemocratie die een synthese zoekt tussen kapitalisme en de verzorgingsstaat, red.).’