-1.8 C
Amsterdam
Home Blog Pagina 777

Is wetenschap links?

0
‘We willen de beste wetenschappers hebben, politieke opvattingen doen er wat dat betreft niet toe.’

Onlangs laaide de discussie over al dan niet vermeende linkse vooringenomenheid in de wetenschap weer op, naar aanleiding van enkele hoax-artikelen die de wetenschappers Peter Boghossian, James Lindsay en Helen Pluckrose gepubliceerd hadden weten te krijgen in wetenschappelijke tijdschriften. Doel van deze nepartikelen was om enkele disciplines binnen de sociale wetenschappen – denk aan critical race theory, genderstudies en postkoloniale studies – te ontmaskeren als gepolitiseerde wetenschapsgebieden.

De drie wetenschappers deden in hun papers heel bizarre claims, onder andere dat mannen van hun ‘transfobie’ zouden afkomen als ze zich vaker anaal zouden bevredigen met een dildo, dat hondenlosloopgebieden plekken zouden zijn waar rape culture hoogtij viert en dat het goed was meer lichamen van dikke mensen te tonen als alternatief voor bodybuilding. In hun laatste paper, dat geen hoax was, omschreven de drie wetenschappers de onder vuur genomen disciplines als grievance studies (‘klaagstudies’). Deze studies zouden als doel hebben om ‘cultuur tot in het kleinste detail te problematiseren’ en zo ‘diagnoses te stellen over machtsonevenwichtigheden en onderdrukking’, onderdrukking die is ‘geworteld in identiteit’. Met echte wetenschap had dat volgens de auteurs feitelijk niets te maken.

In Nederland wordt er, vooral vanuit ‘rechtse’ hoek, al jaren kritiek geleverd op de universiteit als links bolwerk. Yernaz Ramautarsing, student politicologie aan de Universiteit van Amsterdam, startte in 2013 de actie ‘stop de linkse indoctrinatie op mijn universiteit’. Toenmalig VVD-Kamerlid Pieter Duisenberg diende vorig jaar een motie in om de politieke voorkeuren van wetenschappers te onderzoeken. Onder redactie van rechtsfilosoof Paul Cliteur, tegenwoordig ook verbonden aan het Forum voor Democratie van Thierry Baudet, verscheen vorig jaar bovendien de bundel Cultuurmarxisme, waarin onder meer wordt betoogd dat veel wetenschappers zich door een progressieve, postmoderne ideologie laten leiden en niet meer objectief zijn in hun werk.

Is wetenschap links? Zijn universiteiten progressieve bolwerken, waar het vrije debat wordt gesmoord, vrije wetenschap niet meer mogelijk is en waar je als uitgesproken rechtse wetenschapper niet meer aan de bak komt? Of zijn dit loze kreten en valt het allemaal wel mee? De Kanttekening ging op onderzoek uit en sprak enkele waarnemers, onder wie wetenschappers en de rector magnificus van de Rijksuniversiteit Groningen.

Diversiteit van opvattingen
De Vlaamse atheïstische filosoof Maarten Boudry, die een bijdrage schreef voor de bundel Cultuurmarxisme, maakt zich zorgen over de toekomst van de wetenschap. ‘Er zijn de laatste jaren ernstige aanwijzingen dat er een vorm van orthodoxie is binnengeslopen in de academische wereld, voornamelijk van linkse signatuur. Met name de menswetenschappen en sociale wetenschappen kennen een grote ideologische homogeniteit, waardoor sommige opvattingen niet langer in vraag worden gesteld. Velen hebben vandaag de mond vol van ‘diversiteit’ (seksualiteit, etniciteit, gender), maar zien de belangrijkste vorm van diversiteit over het hoofd: die van ideeën. In een notendop: diversiteit wordt gevierd, zolang iedereen maar hetzelfde denkt.’

Volgens Boudry is het schadelijk voor de universiteit als iedereen ongeveer hetzelfde denkt over migratie, multiculturalisme, man-vrouw-verschillen, stereotypen, racisme, seksualiteit en natiestaten. ‘Wetenschap kan enkel werken bij gratie van de diversiteit aan ideeën en methodische twijfel. De schok van de verkiezing van Donald Trump heeft helaas niet tot een gewetensonderzoek geleid.’

De Arnhemse filosofiestudent Jesper Jansen, die ook meeschreef aan de bundel Cultuurmarxisme, is het daar roerend mee eens. ‘Links en rechts hebben elkaar nodig op de universiteit om elkaar scherp te houden. Maar op de Nijmeegse Radboud Universiteit is er voor fundamentele kritische geluiden nauwelijks ruimte.’ Jansen is heel kritisch over feminisme, volgens hem is dit een geloofsartikel dat niet ter discussie wordt gesteld. ‘Ik doe dat wel. Daklozen zijn voor het grootste deel man, daar hoor je feministen nooit over. Bij een geschiedenisvak dat ik volgde klaagde de docent over de zogenaamd achtergestelde positie van vrouwen aan het begin van de twintigste eeuw, maar ze vertelde niets over de Eerste Wereldoorlog waar miljoenen mannen aan het front vochten en sneuvelden. Het is allemaal erg eenzijdig. Het vrouwenkiesrecht werd in 1919 ingevoerd, twee jaar later dan het mannenkiesrecht, dat een wederdienst was voor de dienstplicht. Maar twee jaar verschil! En zonder dat daar voor vrouwen militaire dienstplicht of wat voor soort verplichte maatschappelijke dienstverlening tegenover stond. Dan denk ik: wie is hier nu bevoorrecht?’, aldus Jansen. ‘Het feminisme was vanaf het begin af aan al een marxistische ideologie, maar heeft in het zogenoemde intersectioneel feminisme, dat ook kijkt naar zaken als ras, religie en andere factoren, een nieuw dieptepunt gevonden. Volgens een niet insignificante verzameling intersectionele feministen is wetenschap een blank mannelijk construct. Maar ze vergeten even dat wetenschap daadwerkelijk werkt, dat het resultaten oplevert. Verzin maar eens een lesbische intersectionele danstherapie-theorie om werkbare smartphones mee te ontwerpen, laat staan te bouwen.’

Jansen heeft ervoor gekozen zijn tegendraadse opinies gewoon te geven. ‘Soms wordt dit gewaardeerd door docenten, die wel van discussie houden, maar ik krijg ook met veel weerstand te maken. Zo gooide een feministische ex-student (nu docent) een glas bier in mijn gezicht, omdat ik op de nieuws- en opiniewebsite The Post Online een kritisch artikel over de loonkloof en het glazen plafond had geschreven. Inhoudelijke toelichting voor de kinderachtige actie gaf ze niet, maar ik wist dat ze het had gelezen vanwege een Facebook-discussie die ze erover voerde. En omdat ik lid ben van het Forum voor Democratie word ik – achter mijn rug om, uiteraard – nog wel eens voor fascist en racist uitgemaakt. Een docent vertrouwde mij zelfs toe dat ze op de universiteit actief mensen tegenwerken met ‘gevaarlijke ideeën’. Als je een verkeerde mening hebt, krijg je gewoon geen baan. Ik kan een aio-plek (assistent in opleiding, een oudere benaming voor promovendus, red.) wel vergeten hier. Niet veel zin in, ook.’

Stevige ideologische debatten
Wat vinden ‘linkse’ wetenschappers van deze kritiek? Herkennen ze zich er wel in? Een wetenschapster aan de Universiteit van Amsterdam (haar naam is bekend bij de redactie) die voor dit verhaal benaderd is, wil liever niet aan het interview meewerken, omdat de vraagstelling volgens haar principieel verkeerd is. ‘We hebben op verschillende manieren met een aanval op wetenschap te maken. Een framing in termen van linkse en rechtse wetenschap is daar geen antwoord op, integendeel, het is deel van het probleem.’ Ze mailt dat ze niet onder de indruk is van de hoax-actie van Boghossian, Lindsay en Pluckrose en dat juist hun nepartikelen voor politisering hebben gezorgd. Niet genderstudies of linkse ideologie bedreigen de wetenschap, de ware dreiging komt van Donald Trump met zijn alternative facts, klimaatveranderingsontkenners, de anti-vaccinatiebeweging en de dismissal (afwijzing) van genderstudies. De Hongaarse premier Viktor Orban wil genderstudies zelfs van de universiteiten verbannen.

Socioloog Merijn Oudenampsen, ook werkzaam aan de Universiteit van Amsterdam, neemt een voorzichtigere positie in. Hij wil wel met de Kanttekening over linkse wetenschap in gesprek. ‘De ironie wil dat Paul Cliteur, die nu die bundel heeft gemaakt waarin hij het zogenaamde cultuurmarxisme hekelt, in 2013 nog van mening was dat er op universiteiten veel te weinig linkse geluiden waren te horen. Hij schreef met Frits Bolkestein (voormalig fractievoorzitter en Tweede Kamerlid voor de VVD, red.) en Meindert Fennema (hoogleraar politieke theorie en GroenLinks-politicus, red.) een opiniestuk voor de Volkskrant, waarin ze constateerden dat, ik citeer, ‘studenten en docenten veel gematigder zijn geworden’. Net als de Cliteur van toen denk ik dat academici overwegend het midden aanhouden, wat vanuit een rechtse positie begrijpelijkerwijs als ‘links’ wordt gezien. En net als Cliteur ben ik van mening dat er op universiteiten stevige ideologische debatten moeten kunnen plaatsvinden en dat de diversiteit aan benaderingen belangrijk is, waaronder ook uitgesproken rechts-conservatieve wetenschappers.’

Maar hoe zit het dan met de objectiviteit van wetenschap? Komt die niet in gevaar? Oudenampsen: ‘Laten we wel wezen, de overgrote meerderheid van sociale wetenschappers probeert zo objectief mogelijk onderzoek te doen, vaak met kwantitatieve methoden. Er is echter ook een deel van de wetenschap dat berust op interpretatie. En interpretatie is subjectief. Natuurlijk, ik moet mijn bronnen goed citeren en mijn argumentatie moet logisch onderbouwd zijn, maar het is uiteindelijk een bril om naar de werkelijkheid te kijken. Je zou met een andere bril naar dezelfde bronnen kunnen kijken en andere accenten kunnen leggen.’

Het beeld dat wetenschap links zou zijn komt volgens Oudenampsen ook omdat een kleine groep uitgesproken wetenschappers veelvuldig in de media verschijnt, veel vaker dan ‘positivisten’ die geloven dat wetenschap zo objectief mogelijk moet zijn. ‘Voor de media zijn zulke wetenschappers natuurlijk veel interessanter, omdat ze controverse oproepen. Maar bij de buitenwereld kan hierdoor het idee ontstaan dat de wetenschap, of althans een deel ervan, gepolitiseerd en links is.’

Tot zover de ‘rechtse’ en ‘linkse’ wetenschappers. Hoe zit het met de feiten? Op de universiteiten is ‘links’ inderdaad in de meerderheid, blijkt uit onderzoek. Herman van de Werfhorst, hoogleraar Sociologie aan de Universiteit van Amsterdam, schreef vorig jaar op het politicologenblog Stuk Rood Vlees een artikel over de politieke opvattingen van wetenschappers aan universiteiten. Het blijkt dat wetenschappers gemiddeld genomen linkser zijn dan de rest van de bevolking. Dat is in Nederland zo, maar ook in de rest van Europa. Economische wetenschappers in Europa nemen een iets andere positie in. Zij zijn rechtser dan andere wetenschappers en niet-wetenschappers ten aanzien van sociaal-economische kwesties, maar linkser dan niet-wetenschappers als het gaat om het migratievraagstuk.

‘I have a lot of friends who don’t want babies’
Is daarmee alles gezegd? Nee, want je kunt wel linkse (of rechtse) politieke opvattingen hebben, maar die hoeven niet persé te leiden tot wetenschappelijke vooringenomenheid. Marcel Canoy, distinguished lecturer aan de Erasmus School of Accounting and Assurance, vindt dat je persoonlijke politieke voorkeuren en ideologische vooringenomenheid scherp moet onderscheiden. ‘Je kunt bijvoorbeeld lid zijn van GroenLinks en op Twitter allemaal heel linkse dingen roepen over Thierry Baudet en de vluchtelingencrisis, maar tegelijkertijd als wetenschapper gewoon keurig je werk doen.’

Maar komt ideologische vooringenomenheid wel voor op de universiteit? Volgens Canoy is dat inderdaad het geval, maar we moeten hier genuanceerd over zijn. ‘Het beeld dat economen allemaal rechts zouden zijn klopt niet, in ieder geval niet voor Europa. In Amerika heb je de Chicago School of Economics van Milton Friedman en Friedrich Hayek, die de basis heeft gevormd voor neoliberaal beleid. Maar in Europa, ook in Nederland, zijn economen opgegroeid met een breed welvaartsbegrip. De markt is nuttig, maar er zijn ook dingen die niet door de markt worden opgelost, zoals milieuvervuiling.’ Ook ten aanzien van de sociale wetenschappen, waar Canoy als zorgeconoom veel mee te maken heeft, ligt het genuanceerder. ‘Je hebt vaak twee stromingen in deze wetenschappen, de empirische stroming, die apolitiek is en dit graag kwantitatief wil meten, en een gepolitiseerde stroming. Met deze tweede stroming heb ik veel moeite. Ze hebben bepaalde opvattingen en zoeken daar bewijs bij. Ze vormen eigen subculturen, die ze in stand houden en steeds verder versterken. Voor kritiek van anderen zijn ze doof. De manier waarop deze wetenschappers hun stellingen soms proberen te bewijzen doet soms kinderlijk aan’, aldus Canoy. ‘Ik ben ooit eens in debat gegaan met Saskia Sassen, best een beroemde socioloog. We hadden het over de lage geboortecijfers in Italië. Ik vroeg haar of vruchtbaarheid niet endogeen (economisch: een verandering of schok die binnen een economisch model ontstaat, red.) is, want bijvoorbeeld afhankelijk van instituties als kinderopvang. Als zulke sociale voorzieningen afwezig zijn dan krijg je lage geboortecijfers. Ze trok deze wetenschappelijke vraag in het anekdotische en antwoordde: ‘You know, I have a lot of friends who don’t want babies.’ Ik wist niet of ik moest huilen of lachen. Er waren diverse getuigen aanwezig, waaronder de beroemde empirische socioloog Gosta Esping-Andersen. Hij bonkte met zijn hoofd op de tafel.’

Sassen is niet de enige wetenschapper waar Canoy stevige kritiek op heeft. Hij noemt financieel geograaf Ewald Engelen (Canoy: ‘Nee, hij is geen econoom!’) ‘een activist die zijn professorstitel misbruikt om politiek te bedrijven’. Ook hoogleraar Sociale Psychologie Roos Vonk, die veel samenwerkte met de frauderende professor Diederik Stapel, krijgt ervan langs. ‘Zij is helemaal niet serieus te nemen, met haar vergelijking tussen de bio-industrie en de Holocaust.’ Canoy vindt het een kwalijke zaak dat de media telkens bij wetenschappers als Engelen en Roos uitkomen. ‘Ze doen het voorkomen dat hun belachelijke meningen wetenschap zijn. De media vinden zulke extreme visies natuurlijk prachtig, maar dit is slecht voor het imago van de wetenschap.’

Canoy vindt het een goede zaak dat Boghossian, Lindsay en Pluckrose hun hoax-artikelen hebben geschreven. ‘Ze lieten daarmee zien dat er in bepaalde sub-disciplines nauwelijks zelfreinigend vermogen bestaat. Als je je maar uitdrukt in het juiste discours, krijg je het gepubliceerd. De drie wetenschappers hadden hun artikelen nooit kunnen publiceren in een economisch wetenschappelijk tijdschrift, zoals The American Economic Review of The European Economic Review. Zulke bladen filteren dergelijke onzin er meteen uit.’

Oudenampsen kijkt toch anders tegen deze hoax-actie aan. ‘Het waren geen belangrijke tijdschriften waarin ze hun nepartikelen publiceerden. Wat dat betreft valt het met die impact dus wel mee. Ze kwamen met gefabriceerde data, maar qua vorm voldeden hun artikelen aan de academische norm. Vervolgens kwamen Boghossian, Lindsay en Pluckrose met hun definitieve artikel, waarin ze bekendmaakten dat ze iedereen voor de gek hadden gehouden. In dit artikel trokken ze enkele algemene politieke conclusies over de geesteswetenschappen en de sociologie, waar wetenschappelijk gezien te weinig grond voor was. Ze generaliseerden te makkelijk. Ze hebben dus eigenlijk precies hetzelfde gedaan wat ze hun ideologische tegenstanders verwijten.’

Canoy is het daarmee niet oneens. ‘De conclusies die de drie wetenschappers trokken gaan inderdaad wat ver. Maar dat sommige sub-disciplines een probleem hebben, dat klopt gewoon.’

‘Hoe meer meningen, hoe beter’
Ten slotte vroeg de Kanttekening Elmer Sterken, rector magnificus van de Rijksuniversiteit Groningen, hoe universiteiten deze problematiek tegemoet treden. Hoe gaat een universiteitsbestuur om met uitgesproken linkse en rechtse wetenschappers, met diversiteit van meningen, met kwaliteit en waardevrijheid? Sterken: ‘We krijgen eigenlijk maar zelden het verwijt naar het hoofd geslingerd dat onze universiteit te links of te rechts zou zijn. Dat is meer iets van de Universiteit Leiden en de Universiteit van Amsterdam. In Groningen hebben we niet zo veel wetenschappers die bewust de media opzoeken. En daarnaast, we liggen ook wel een beetje ver weg van de Randstad, journalisten zoeken ons daarom minder snel op. De enige wetenschapper die niet zo heel lang geleden de media heeft opgezocht was historicus Eelco Runia, die het marktdenken op universiteiten hekelde. Even los van de vraag of hij gelijk heeft, ik was heel blij dat hij dit debat is begonnen en stevig stelling neemt. We zouden meer van dit soort debatten moeten voeren.’

Sterken is het dan ook helemaal eens met rector Carel Stolker van Leiden, die afgelopen zomer aan Elsevier vertelde dat er op de universiteit ook ruimte moet zijn voor onorthodoxe meningen. ‘Diversiteit is belangrijk, niet alleen van mensen maar ook van meningen. Hoe meer meningen, hoe beter. Wel zijn we voor balans. Als we bijvoorbeeld een GroenLinks-spreker over een bepaald thema uitnodigen, dan moet er ook een rechtse politicus van bijvoorbeeld de VVD tegenover staan. De enige grens zou ik misschien leggen bij hate speech, als er mensen spreken die echt haat zaaien tegen een bepaalde bevolkingsgroep, oproepen tot racisme of homohaat of iets dergelijks.’

Sterken is niet bang voor vooringenomen onderwijs of wetenschap. ‘We hebben hier allemaal controlemechanismen voor. Visitatiecommissies voor als het onderwijs te links of te rechts zou zijn en een peer review voor wetenschappelijke tijdschriften.’ Het verhaal van Jansen, die zegt geen aio-plek te zullen krijgen in Nijmegen, omdat hij rechts is, lijkt Sterken nogal sterk. ‘Hier in Groningen kijken we naar kwaliteit. We willen de beste wetenschappers hebben, politieke opvattingen doen er wat dat betreft niet toe. Natuurlijk willen we op langere termijn wel meer vrouwen en meer ‘mensen van kleur’ in de wetenschap, maar we gaan gewoon voor degenen die de beste papieren hebben. Pas bij gelijke geschiktheid gaat de voorkeur uit naar een vrouwelijke kandidaat of bijvoorbeeld iemand met een niet-westerse achtergrond.’

Half Japans, ‘niet echt Japans’

0
‘Mijn ultieme doel is om alle mogelijke, honderdtweeënnegentig gemengde Japanse nationaliteiten voor mijn lens te krijgen, al besef ik dat ik een half-Japanse Liechtensteiner misschien nooit zal vinden.’

Hafu’s, Japanners van gemengde afkomst, hebben het niet altijd gemakkelijk in het relatief homogene Japan. De Kanttekening sprak de Japans-Belgische fotograaf Tetsuro Miyazaki (39) over zijn project Hafu2Hafu, waarin hij mensen met een Japanse en een niet-Japanse ouder uit zo veel mogelijk verschillende landen fotografeert en met hen in gesprek gaat over wat het betekent om hafu te zijn. Met een Japanse vader en een Belgische moeder, opgroeiend in Brussel, leefde Tetsuro eigenlijk altijd tussen twee werelden in. ‘Ik werd niet als volwaardige Belg beschouwd en voor een ‘échte’ Japanner kon ik in Japan ook zeker niet doorgaan.’

Waar merkte je dat aan?
‘Als ik als kind bijvoorbeeld ging voetballen met vriendjes, wilde ik voor België uitkomen. Die waren toen heel sterk, veel beter dan het Japanse voetbalteam, maar dat mocht dan niet. Ik moest Japan zijn, wat ik niet tof vond. Het is maar klein en iets kinderlijks, maar het laat wel gelijk zien hoe je op basis van je uiterlijke kenmerken zelfs al op jonge leeftijd in een hokje gezet wordt. In Japan werd ik simpelweg gaijin, buitenlander, genoemd door familieleden en vrienden. Dat is een redelijk algemeen geaccepteerde en vaak gebruikte term. Daar had ik niet zo’n moeite mee, tenslotte kwam ik ook uit België.’

Heb je nu wel moeite met deze term?
‘De lading van het woord gaijin is aan het veranderen. Je merkt nu dat mensen er wat negatiever naar kijken, omdat je iemand ermee in de hoek zet. Je zegt als het ware ‘je bent niet een van ons’. Ik heb altijd een groot deel van mijn identiteit ontleend aan mijn afkomst. Mijn vader was door de Japanse karatebond naar België gestuurd om daar karate te verspreiden. Dat sprak voor veel mensen tot de verbeelding en het was ook wel iets interessants. Het half-Japanse maakte me natuurlijk ook wel bijzonder, net een beetje anders. Zoiets kan ook negatief uitpakken – zo heb je in je vriendenclubje ook altijd wel een ‘rooie’ en ‘die met die bril’ die ook een beetje anders zijn – maar ik heb er nooit last van gehad. Ik heb me nooit uitgesloten gevoeld, waardoor het me eerder een sterke positie heeft gegeven. De term gaijin zag ik dus ook eerder als geuzennaam.’

Wanneer ben je je meer in hafu‘s gaan verdiepen en kwam je meer in aanraking met de negatieve kanten van het half Japans zijn?
‘Naarmate ik ouder werd ging ik me er meer in verdiepen. Vooral toen mijn Nederlandse vriendin in verwachting raakte van ons eerste kind, nu zo’n drie jaar geleden. Ik kreeg toen allerlei vragen over hoe we ons kind gingen opvoeden: krijgt ze een Japanse naam? Welke talen gaan we haar leren? Zelf ben ik met vier talen opgevoed: Nederlands, Frans, Japans en Engels. Dat zette mij wel aan het denken, omdat mijn keuzes nu ook gevolgen zouden hebben voor het identiteitsgevoel van mijn dochter. Uiteindelijk hebben we haar een Japanse naam gegeven die vrij westers klinkt, Yuna, en spreken we Nederlands met haar.’

Wat vinden mensen ‘typisch Japans’ aan je?
‘Ik vouw mijn plastic tasjes altijd in driehoekjes, gewoon omdat ik dat efficiënt vind. Mijn vader deed dat vroeger ook. Mensen denken dan al snel aan origami (Japanse papiervouwkunst, red.) en zien het als iets echt Japans, maar misschien ben ik gewoon raar en compulsief, haha. Daarnaast denk ik dat ik vrij gereserveerd ben. Maar grappig genoeg vinden ze in België juist dat ik een grote bek heb, waarschijnlijk omdat ik al heel lang in Nederland woon en iets van de Nederlandse directheid heb overgenomen. Karaktereigenschappen en gewoontes worden bij mij al snel aan een culturele achtergrond toegeschreven. Deze observatie vormde ook het startpunt van mijn fotoproject Hafu2Hafu. Ik wilde wel eens weten of ik hierin de enige was en hoe anderen daarmee omgaan.’

Hoe pakte je dat aan?
‘In de zomer van 2016 ben ik in Amsterdam begonnen met het interviewen van Japans-Nederlandse mensen om te kijken hoe zij hun identiteit beleven. Wat hadden zij gemeen in hun ervaringen, waar lagen de verschillen en hoe ontstonden die verschillen? Het ‘hafu-zijn’ werd zeer verschillend ervaren: sommige halve Japanners hadden echt een identiteitscrisis, anderen waren juist superblij. Soms zag je binnen een gezin enorme verschillen. Het format was geboren.’

Hoe ziet dat format eruit?
‘Ik spreek iedereen die ik ga fotograferen een uur en het onderwerp dat het meeste naar voren komt, wordt een vraag: een distillaat van het gesprek. Daarna maak ik een foto van de geïnterviewde persoon, waarbij ze moeten nadenken over hun vraag wanneer ze de lens inkijken. Deze vraag plaats ik als onderschrift bij de foto. Ik laat bewust het interview achterwege voor de kijker, dat is slechts ter voorbereiding op de foto. Doordat we alleen de vragen met de foto’s overhouden, verplicht ik de kijker om zelf na te denken over het onderwerp. Hierdoor ontstaat een dialoog. Verhalen zijn vaak ook tijdsgebonden – een vraag is eeuwig. In plaats van mensen vast te zetten in hun verleden, maak je ze katalysator van een gesprek: de kijker moet aan het denken worden gezet in plaats van dat hij slechts gaat consumeren.’

En toen?
‘Nadat ik de ‘Nederlands-Japanse’ foto’s had gedeeld op internationale Facebook-groepen voor mensen die half-Japans zijn – en daarvan zijn dus zevenduizend mensen lid over heel de wereld – kreeg ik reacties op die vragen uit allerlei landen. Ik vond die interactie heel interessant. En toen werd ik uitgenodigd om iets te komen vertellen over mijn project in Los Angeles, daar zit een van de grootste gemeenschappen van Japanse migranten. Er bestaat daar bijvoorbeeld een stadsdeel dat Little Tokio heet. Daar kwam ik voor het eerst ook in contact met niet-westerse half-Japanners: een half-Ghanees, een half-Senegalees, een half-Venezolaan. Ondanks het feit dat er veel herkenning was, hadden zij toch wel een andere kijk op het half-Japans zijn. Het is echt wel anders om half-wit of half-zwart Japans te zijn. Toen stelde ik voor – het was geloof ik drie uur ‘s nachts in een karaokebar – om alle aanwezige hafu-nationaliteiten vast te leggen.’

Wat leverde dat op?
‘Het verhaal werd nog complexer. Het land waar je andere ouder vandaan komt is ook een belangrijke factor, maar ook de vraag of je in Japan bent opgegroeid. De naam die je hebt, of je ouders nog bij elkaar zijn. Als je een ouder mist, krijg je vaak weinig mee van de andere cultuur. Je wordt monocultureel opgevoed in een multi-raciaal lichaam. Je leeftijd speelt ook mee. Tijdens of net na de Tweede Wereldoorlog was het bijvoorbeeld heel anders om half-Japans te zijn. Je was overal een kind van de vijand – in Japan zelf, maar ook in het buitenland. Nu heb je de tentoonstelling Cool Japan in het Tropen Museum. Ik ben nog genuanceerder geworden dan ik al was. De nieuwe vragen zetten mij ook zelf weer aan het denken over zaken waar ik nooit echt mee bezig was.’

Hoezo?
‘Eén van de vragen die iemand had bedacht was bijvoorbeeld ‘heb je er wel eens meer of minder Japans willen uitzien?’ Daar had ik eerder nog nooit over nagedacht, maar opeens herinnerde ik mij: toen ik twaalf jaar was, wilde ik een bepaalde periode altijd in een korte broek naar school, omdat dat in Japan gebruikelijk was, ook al is het min tien graden. Een andere vraag was ‘zien jouw ouders elkaars cultuur als evenwaardig?’ Daar moest ik echt even over nadenken. Vragen die je zelf nooit hebt bedacht, maar die ook heel lastig naast je neer te leggen zijn.’

En nu?
‘Intussen heb ik al meer dan honderddertig Japanse hafu’s geïnterviewd, in tweeënnegentig verschillende ‘etnische’ combinaties. Mijn ultieme doel is om alle mogelijke, honderdtweeënnegentig gemengde Japanse nationaliteiten voor mijn lens te krijgen, al besef ik dat ik een half-Japanse Liechtensteiner misschien nooit zal vinden.’

De foto’s en vragen van Tetsuro Miyazaki en zijn hafu’s zijn te zien op de website hafu2hafu.org

Het leven als een glossy

0

Als je, zoals ik, dagelijks het nieuws volgt, krijg je het gevoel dat het slechter met de wereld en de mensheid gaat. Berichtgevingen uit het nieuws verpesten onze gemoedstoestand en stellen ons vertrouwen in de medemens op de proef. Ik snap wel waarom sommige mensen er voor kiezen om het nieuws niet meer te volgen. Al vind ik dat laf, want ellende is onderdeel van de wereld waarin wij leven. Wij kunnen niet omwille van onze positieve gemoedstoestand onze ogen sluiten voor de ellende om ons heen.

Er is weer voor de zoveelste keer een journalist vermoord voor enkel het feit dat hij zijn werk deed: het kritisch volgen van macht en daarover berichten. Ik heb het over de tragische dood van de Saoedische journalist Jamal Khashoggi. Hij is vorige maand vermoord. Dat gebeurde in het consulaat van Saoedi-Arabië in Istanbul, dat hij bezocht om documenten te regelen zodat hij met zijn Turkse verloofde kon trouwen.

Wereldwijd wordt het gesprek gevoerd over journalistiek. De algemene kritiek is dat nieuwsorganisaties vooral gedreven zijn door het scoren: als eerste met het nieuws naar buiten komen en zoveel mogelijk lezers op de website krijgen. Ik vind dat je journalisten en mediaorganisaties kritisch mag bevragen. Maar we moeten oppassen voor generalisaties. ‘Het’ nieuws en ‘de’ media bestaan niet. Natuurlijk doen grote kranten en televisiezenders ook mee aan sensaties, ze moeten advertenties binnenhalen. Maar laten we niet doen alsof ‘het’ nieuws en ‘de’ media niets voorstellen en alleen maar slecht over de wereld berichten terwijl het fantastisch gaat. Door hun robuuste verslaggeving laten journalisten zowel in Nederland als daarbuiten politici sneuvelen en beleid ten positieve beïnvloeden.

BBC-verslaggever John Sudworth is één van die journalisten. Onlangs publiceerde hij een longread op de BBC-website over de tientallen verborgen detentiekampen van de Chinese overheid in de autonome regio Xinjiang. In die kampen, door Peking omgedoopt tot ‘heropvoedingskampen’, zitten volgens mensenrechtenorganisaties zeker een miljoen Oeigoeren vast, die gedwongen worden om zich de Chinese communistische staatsideologie eigen te maken.

Oeigoeren, een Turks-islamitische minderheid, worden etnisch geprofileerd en gedehumaniseerd door Peking. Het te laat betalen van de waterrekening kan al reden zijn om naar één van de kampen gestuurd te worden. Dat overkwam een oude vrouw. Een jonge man, die inmiddels naar Turkije is gevlucht, belandde in een kamp, omdat de politie in zijn telefoon een foto aantrof van een vrouw die een nikab draagt. Een oude man werd naar een kamp gestuurd nadat hij een pelgrimstocht naar Mekka had verricht.

‘Onze rapportage draagt bij aan het bewijs dat het massale heropvoedingsprogramma een internering is met een andere naam – het opsluiten van vele duizenden moslims zonder proces of aanklacht, in feite zonder enige toegang tot enig juridisch proces’, concludeert Sudworth. ‘China verklaart het (de vastzetting van de Oeigoeren, red.) al als een succes. Maar de geschiedenis bevat veel verontrustende precedenten over waar een dergelijk project zou kunnen eindigen.’

Ja, het is niet leuk om geconfronteerd te worden met slecht nieuws. Maar godzijdank hebben wij zowel in Nederland als daarbuiten journalisten zoals Sudworth die het durven om macht kritisch te volgen en daarover te berichten. Het heeft Khashoggi zijn leven gekost. En duizenden journalisten wereldwijd zijn hun leven niet zeker. En dan durven mensen te beweren dat zij het nieuws niet willen volgen, omdat het slecht is voor hun gemoedstoestand. Alsof het leven een grote glossy is of een Instagram-tijdlijn met oppervlakkig glimlachen.

Door het oog van de naald

0

Voor de deur van het grijs betonnen gebouw staat een echtpaar van middelbare leeftijd. Ze kijken vermoeid en ongelukkig in de camera wanneer de verslaggever van de Amsterdamse televisiezender AT5 een microfoon onder hun neus duwt en vraagt wat ze aan het doen zijn. ‘Ik ben de spullen van mijn moeder aan het versjouwen, ze is vierennegentig en heeft blaaskanker, maar moet hier morgen weg’, zegt de vrouw. De geplande operatie om de tumor te verwijderen is afgezegd en de bejaarde moeder moet tot nader order naar haar eigen huis, waar ze waarschijnlijk wat hulp van thuiszorg zal krijgen.

Dit is slechts één van de hartverscheurende verhalen van medewerkers, patiënten en hun naasten van het MC Slotervaart. Het Amsterdamse ziekenhuis werd vorige week failliet verklaard, nadat het tevergeefs uitstel van betaling had aangevraagd. Twee dagen later waren alle honderdvijftig bedden leeg. De laatste vierentwintig overgebleven klinische patiënten werden per ambulance overgebracht naar nabijgelegen medische centra.

Vanaf het moment dat de eerste meldingen over het ophanden zijnde faillissement binnendruppelden, stonden de lijnen van het geïmproviseerde callcenter roodgloeiend. Massa’s poliklinische patiënten wilden weten of hun afspraak zou doorgaan. Niemand kon hen een antwoord geven. De duizendvijfennegentig medewerkers waren opeens niet meer zeker van hun baan en vroegen zich af of ze hun huur of hypotheek nog konden betalen.

Mijn vaders behandeltraject begon anderhalf jaar geleden in datzelfde ziekenhuis. Hij was al een tijd erg moe en viel plotseling veel af. Er werden onderzoeken gedaan, maar de dokters konden niets vinden. Toen hij geen trek meer had in eten en zijn huid geel begon te kleuren, werd hij in allerijl doorgestuurd naar het Amsterdams Medisch Centrum, een ziekenhuis dat is gespecialiseerd in gastro-intestinale oncologie. Vanaf dat moment ging het razendsnel. Via een echo werd de alvleeskliertumor ontdekt en nog geen week later lag mijn vader onder het mes.

Niet lang na de operatie vertelde de chirurg ons dat mijn vader door het oog van de naald was gekropen. De tumor was al bijna in zijn hoofdslagader gegroeid en dan hadden ze niets meer voor hem kunnen betekenen. ‘U moet de medici die alarm hebben geslagen dankbaar zijn, meneer’, drukte de chirurg mijn vader op het hart. ‘U had hier geen week later moeten binnenkomen.’

Minister Bruins van Medische Zorg verklaarde dat ziekenhuizen die op omvallen staan niet hoeven te rekenen op geld uit Den Haag. ‘We zijn niet de bank, het gaat ons niet om het bewaken van een stapel stenen.’ Nu is het zo dat het MC Slotervaart en de IJsselmeer-ziekenhuizen, die tegelijkertijd failliet werden verklaard, geprivatiseerde instellingen zijn (of waren) en dat de staat of de gemeente er officieel dus niet verantwoordelijk voor is. Maar zou de minister enig idee hebben van hoe deze kille woorden overkomen op patiënten en hun dierbaren?

Terwijl ik mijn vader bezoek na zijn wekelijkse chemotherapiekuur denk ik aan het echtpaar dat zich misschien nog altijd zorgen maakt over de bejaarde moeder met blaaskanker. Wat als zij, net als mijn vader, eigenlijk ook geen week langer kan wachten?

Oost-Turkestan: dystopische surveillancestaat

0
‘Op het moment dat een hyperautoritair regime zeker één miljoen mensen van een specifieke etniciteit in kampen stopt en we niets meer van die mensen vernemen, dan is er een reële mogelijkheid dat ze nooit meer terugkomen.’

De repressie van de Oeigoeren, een Turks-islamitisch volk, in de autonome regio Xinjiang (onder Oeigoeren bekend als Oost-Turkestan) kreeg relatief weinig aandacht in de media. Daar lijkt nu langzamerhand verandering in te komen, ook in Nederland. Nederlandse media hebben de afgelopen maanden aandacht besteed aan de kwestie. Zo publiceerde Trouw op 30 oktober een interview met een Oeigoerse dissident: ‘De Chinese overheid intimideerde hem tot in Duitsland. Hij zwichtte niet en nu krijgt hij geen contact meer met zijn familieleden. Oeigoer Muhemmedeli Niyaz vreest dat ze vastzitten in de gevreesde strafkampen. Misschien wel vanwege hem.’ Op dezelfde dag publiceerde de Volkskrant een op-ed, waarin vierentwintig Belgische en Nederlandse China- en Azië-experts het Chinese regime oproepen te stoppen met het intimideren van Oeigoeren in de diaspora en tegenover internationale instanties verantwoording af te leggen voor de mensenrechtenschendingen die zijn begaan jegens de Oeigoeren. Daarnaast eisen de vierentwintig experts de sluiting van de strafkampen in Xinjiang, waar volgens mensenrechtenorganisaties, waaronder het World Uyghur Congress, zeker één miljoen Oeigoeren gevangengehouden worden. Naast de Oeigoeren zit ook een onbekend aantal niet-Oeigoerse moslims vast in de kampen, vooral Kazachen en Hui. Volgens Chinese overheidscijfers telt Xinjiang circa vijfentwintig miljoen inwoners en zijn de vier grootste groepen in het gebied: de Oeigoeren (circa vijfenveertig procent), de Han-Chinezen (circa veertig procent), de Kazachen (circa zeven procent) en de Hui (circa vijf procent).

Veel vragen over het drama dat zich afspeelt in Xinjiang blijven onbeantwoord. De Kanttekening sprak erover met socioloog en China-kenner Eric Hendriks (Rheinische Friedrich Wilhelms Universität Bonn), die vier jaar in China heeft gewoond en verbonden was aan de Peking University.

Foto: YouTube. Eric Hendriks (Amsterdam, 1985) is socioloog, gespecialiseerd in onder meer China. Hij studeerde filosofie aan de Universiteit Utrecht (B.A.) en sociologie aan de University of Chicago (M.A.). Hij promoveerde aan de Universität Mannheim op een onderzoek naar de publieke interactie tussen self-help coaches en institutionele autoriteiten in China en Duitsland. Hij heeft vier jaar in China gewoond en was als post-doctoral researcher verbonden aan de Peking University. Momenteel is hij als post-doctoral researcher verbonden aan de Rheinische Friedrich Wilhelms Universität Bonn. Hij deed onderzoek naar onder meer nationalisme in Oost-Azië, democratische en autoritaire regimes, culturele mondialisering, social engineering door de Communistische Partij van China, het management van populaire cultuur door die partij en de etnografie van de Chinese onderwijsadviesbranche. Meerdere papers van zijn hand zijn gepubliceerd in wetenschappelijke tijdschriften. Hij schrijft opiniestukken en essays voor onder meer de NRC en de Kanttekening en is co-auteur van het boek Nederlanders: naar Nederland kijken vanuit de verte (2018).

Er is een culturele genocide gaande op de Oeigoeren. Whats next, een all-out genocide?
‘De Chinese staat voert een gericht, gewelddadig en escalerend schrikbewind tegen deze etnische groep. Op het moment dat een hyperautoritair regime zeker één miljoen mensen van een specifieke etniciteit in kampen stopt en we niets meer van die mensen vernemen, dan is er een reële mogelijkheid dat ze nooit meer terugkomen. De Chinese staat en sommige internationale media spreken van ‘heropvoedingskampen’, maar dat is een kwalijk eufemisme. Gezien het hoge aantal slachtoffers en het feit dat een specifieke etniciteit gericht wordt aangepakt, moeten we spreken van concentratiekampen. De Chinese staat concentreert het ‘meest gevaarlijke’ deel van een als vijandig aangezien volk in kampen. Nu zijn concentratiekampen geen systematische vernietigingskampen, maar we moeten ons wel zorgen maken dat grote groepen Oeigoeren van de aardbodem zullen verdwijnen.

Er spelen twee verzwarende factoren mee. Ten eerste, de situatie is sinds 2014 steeds verder geëscaleerd. De kampen openden in 2015 en sinds 2017 zijn circa één miljoen leden van de Communistische Partij Oeigoerse gemeenschappen ingestuurd om de boel in de gaten te houden, ‘politiek incorrecten’ te identificeren en de lokale bevolking ‘op te voeden’ en ‘te genezen van de ziekte van extremisme’, zoals de Amerikaanse antropoloog Darren Byler beschrijft op het onderzoeksblog China File. We weten niet of we daarmee het ergste stadium al bereikt hebben en wat er al dan niet in beweging is gezet in de afgelopen maanden. De ‘volksopvoeders’ zijn ondergebracht in ‘gastgezinnen’ en leegstaande huizen. Ze houden hun ‘gastfamilies’ en lokale Oeigoerse gemeenschappen in de gaten en selecteren de Oeigoeren die naar de kampen moeten worden afgevoerd. Byler zag dat bange Oeigoerse kinderen de naar Xinjiang gestuurde partijleden begroetten met ‘ik hou van Xi Jinping’. Ten tweede, de Chinese staat heeft Xinjiang de laatste jaren steeds hermetischer van de buitenwereld afgesloten om haar grootschalige mensenrechtenschendingen aan het oog van de wereld te onttrekken.’

Hoe nijpend is de situatie in Xinjiang werkelijk?
‘In Xinjiang staan overal militaire checkpoints en er hangen overal camera’s met gezichtsherkenning. The New York Times spreekt van een ‘dystopische surveillancestaat’. Ik geef twee voorbeelden die dat illustreren, verteld aan mij door twee mensen die ik ken. Een Chinese student van mij in Peking, die zelf Han is en uit Xinjiang komt, vertelde mij begin dit jaar dat hij in Xinjiang had gezien dat er voor ieder restaurant een soldaat stond, om iedere Oeigoer bij binnenkomst te fouilleren. En in Peking fluisterde een docente van gemengde afkomst mij toe dat haar Oeigoerse familieleden in Xinjiang regelmatig positieve berichten over Xi en de Communistische Partij naar elkaar sturen uit angst anders door veiligheidsdiensten als ‘potentieel vijandig’ te worden aangemerkt.’

Foto: ABC

Peking geeft terrorisme als belangrijkste reden voor de draconische maatregelen. Wat is jouw visie daarop?
‘Er was of is echt islamistisch terrorisme in Xinjiang en er waren of zijn échte banden met jihadistische netwerken in Centraal-Azië en IS. In Syrië vochten groepjes Oeigoeren mee met IS. En hoe treurig ook: ik denk dat het Chinese schrikbewind mogelijk zeer effectief is in het bestrijden van terrorisme. Máár het is wel volledig disproportioneel. En er is meer aan de hand. Als het hier namelijk écht alleen om terrorismebestrijding zou gaan, dan zou je verwachten dat maximaal enkele duizenden of tienduizenden Oeigoeren in kampen zouden eindigen. Dat er nu zeker één miljoen Oeigoeren in kampen zitten, duidt er op dat een hele bevolkingsgroep als cultureel vijandig wordt gezien. Peking gooit terrorisme, separatisme, religieus traditionalisme en verlangen naar lokaal zelfbestuur op één grote hoop. Het zouden allemaal gevaarlijke, vijandige verstoringen zijn van de beschaafde harmonie. Op die manier is de ‘vijanden’-categorie zeer oprekbaar en passen er zo een heel groot aantal mensen in.’

Hoe groot zijn de culturele verschillen tussen de Han-Chinezen en de Oeigoeren?
‘De Han-Chinezen en de Oeigoeren beschouwen elkaar niet als behorend tot hetzelfde volk en ze zijn het ook niet. De Oeigoeren hebben een andere afkomst en cultuur. Je pikt de paar Oeigoerse migranten in Peking er op straat zo uit.’

Media hebben nauwelijks toegang tot Xinjiang. Hoe belangrijk is het dat media berichten over de situatie in de regio?
‘Het is letterlijk van levensbelang. De Amerikaanse politicoloog Benjamin Valentino bewijst in zijn boek Final solutions: mass killing and genocide in the twentieth century (2004, red.) dat de verwachte internationale media-aandacht vaak een belangrijke factor is in de besluitvorming van politieke elites om wel of niet over te gaan tot genocide. De historische vergelijking van genocides en etnische conflicten waarin genocide net werd afgewend, suggereert dat als politieke elites weinig media-aandacht verwachten, ze vaak ‘doorpakken’, terwijl ze daarvoor normaliter terugschrikken als ze veel media-aandacht verwachten. Kortom, we moeten in de westerse media ontzettend veel herrie maken over Xinjiang, om de kans te verkleinen dat de mensenrechtenschendingen nog verder escaleren.’

Ben jij er voorstander van dat de Oeigoeren zich afscheiden van China?
‘Nee, dat zou niet werkzaam zijn, omdat er al te veel Han-Chinezen in Xinjiang wonen. Eerst woonden in Xinjiang nauwelijks Han-Chinezen, maar het gebied was een kolonie van de Qing (1644-1912, red.), de laatste keizerlijke dynastie van China. Het communistische China van Mao Zedong erfde dit deel van het Qing-territorium en het heeft er sinds het midden van de twintigste eeuw miljoenen Han-Chinezen gericht naartoe verhuisd (sinificatie, red.). Gedane zaken nemen geen keer. De verschillende volkeren in Xinjiang moeten met elkaar zien samen te leven. We moeten maar hopen dat de Communistische Partij ooit meer respect op zal weten te brengen voor lokaal zelfbestuur en de waardigheid van culturele minderheden.’

Foto: Uyghur American Association

Is er genoeg internationale druk op China als het gaat om de situatie in Xinjiang?
‘Ik moet voorzichtig zijn in mijn oordeel, omdat ik weinig tot geen zicht heb op wat er in diplomatieke kanalen besproken wordt. Ik hoop vooral dat islamitische landen die onderling over van alles ruziën, hun conflicten in deze kwestie even opzij leggen om zich gezamenlijk hard te maken voor hun Oeigoerse broeders en zusters, die vanwege hun geloof worden onderdrukt.’

Wat voor strategie is er nodig om een eind te maken aan het schrikbewind in Xinjiang? Is China gevoelig voor harde maatregelen? De Amerikaanse topdiplomaat en historicus George Kennan constateerde tijdens de Koude Oorlog in zijn fameuze Long telegram (1946) het volgende over de Sovjet-Unie: ‘Soviet power, unlike that of Hitlerite Germany, is neither schematic nor adventunstic. It does not work by fixed plans. It does not take unnecessary risks. Impervious to logic of reason, and it is highly sensitive to logic of force. For this reason it can easily withdraw and usually does when strong resistance is encountered at any point. Thus, if the adversary has sufficient force and makes clear his readiness to use it, he rarely has to do so.’ Zou een soortgelijke strategie effectief zijn tegen China?
‘Nee, eigenlijk zijn zowel reason als force niet de oplossing. Bij reason denk ik vooral aan een appèl aan universele mensenrechten, maar zulke universalistische principes resoneren niet met China’s morele en politieke tradities. En bij force denk ik aan een ruig en openlijk conflictueus machtsvertoon, wat weer niet past bij de Chinese omgangsvormen. In de Chinese cultuur is het namelijk cruciaal om in ‘harmonieuze’ persoonlijke relaties te investeren en gezichtsverlies voor de ander te vermijden. De kunst is om binnen zulke relaties op de juiste momenten troefkaarten uit te spelen.

De Europese Unie, alsmede enkele islamitische landen en met name Turkije en Pakistan, hebben op dit moment een machtige troef in handen: One Belt, One Road, OBOR. OBOR, het gigantische Chinese investeringsproject in Centraal- en Zuid-Azië en Centraal- en Oost-Europa, is het paradepaardje van Xi. Dit project vereist goede relaties met lidstaten van de Europese Unie en landen zoals Pakistan en Turkije. Als deze landen China duidelijk maken dat een betere behandeling van de moslims in Xinjiang belangrijk is voor goede relaties, dan zou dat een krachtig signaal kunnen afgeven. Vervolgens kunnen we geen genoegen nemen met alleen wat vage beloftes; we moeten immers ook kunnen controleren wat er waargemaakt wordt van die beloftes. Misschien zouden waarnemers een goed controlemiddel zijn. Wat betreft de precieze strategie, moeten we vertrouwen op de expertise van ons diplomatiek korps. Want terwijl onze media luid moeten zijn, moeten onze diplomaten discreet en slim opereren.’

Leestips: China’s hidden camps (BBC), China’s frontier of fear (ABC), 48 ways to get sent to a Chinese concentration camp (Foreign Policy), Witnesses fear Chinese regime murdering Uyghurs for their organs (The Epoch Times), Uyghur children kidnapped by the state, put in Xinjiang’s state-run ‘orphanages’ (The Epoch Times), Documenting the disappeared: relatives, friends build database of missing Uyghurs (The Globe and Mail), China’s campaign of repression against Xinjiang’s Muslims (Human Rights Watch). Volgtip: Radio Free Asia.

‘Ik heb de leukste baan ter wereld’

0
‘Mezelf verliezen in de muziek en mensen inspireren, daar doe ik het voor.’

Alles wat met muziek, acteren of dansen te maken heeft trekt Aswintha Vermeulen (33) uit Den Bosch aan. Ze was negen jaar toen ze begon met zingen bij het kerkkoor Schola Cantorum. Na verschillende theaterproducties, zangoptredens en cruises speelt Aswintha nu de rol van Nala in Festival of the lion king in Disneyland Hong Kong. Uw reporter sprak de musicalster over haar carrière en toekomstdromen.

Hoe gaat het in Hong Kong?
‘Het gaat heel goed, maar het is wel erg intens. Ik ben van ‘s ochtends tot middernacht bezig, al komt dat ook doordat ik tijdens mijn repetities voor The lion king door Disney ben gecast voor een nieuwe show tijdens Kerst. Dat betekent dat ik dubbel werk heb, maar wat ontzettend gaaf!’

Wat doe je daar precies?
‘Ik zing, dans en speel de rol van Nala, zij is de geliefde van de leeuwenkoning Simba. Nala is vrolijk, speels en erg fel als het gaat om het beschermen van Simba en iedereen van wie ze houdt.’

Hoe zien jouw dagen eruit?
‘Ik sta elke ochtend rond zeven uur op en maak me klaar voor de dag. Dat betekent dat ik ademhalingsoefeningen doe, mijn stem opwarm, mediteer, lichte stretchoefeningen doe en mijn buikspieren train. Daarna neem ik de shuttlebus naar Disneyland, waarbij ik mooi alles nog één keer kan doornemen. Als ik in het theater ben, doen we een korte warming-up en repeteren we de rest van de dag. We oefenen van alles. Zang, dans, spel, maar ook hoe we moeten omgaan met de rijdende wagens, de decorstukken en het draaiende podium. Wanneer we shows hebben, spelen we meerdere voorstellingen op een dag. Ik ben niet de enige Nala, in totaal zijn we met z’n drieën. We wisselen elkaar af en er staat altijd iemand stand-by voor het geval er iets misgaat. Nu ik ook gecast ben voor die andere show zijn mijn dagen extra lang geworden. Ik repeteer ook al voor die nieuwe show. Daardoor maak ik nu wel dagen van ‘s ochtends tot middernacht. Dat is soms best wel veel, maar ik heb de leukste baan ter wereld. Ik geniet er enorm van.’

Hoe is het om hieraan mee te doen?
‘Het is een heel bijzondere, waardevolle en superleuke ervaring. Festival of the lion king is een verkorte versie van de Broadway-voorstelling, daardoor is het wel pittig. Je hebt nauwelijks rust tussen de nummers en als Nala sta je bijna constant op het podium. Maar de muziek is fantastisch en de mensen met wie ik mag werken hebben zoveel ervaring en komen vanuit de hele wereld. In een korte tijd heb ik al zoveel geleerd. De show is echt ontzettend gaaf. Het podium dat alle kanten op kan draaien, de special effects en het feit dat we elke show voor bijna tweeduizend mensen mogen spelen. Wauw!’

Hoe is jouw liefde voor muziek, dansen en acteren ontstaan?
‘Dat heeft meerdere oorzaken denk ik. Eén daarvan is dat het in de familie zit. Mijn moeder was danseres en mijn broer heeft dat van haar overgenomen. Hij is danser, choreograaf en master of ceremonies. Vroeger stond bij ons thuis altijd muziek aan en mijn moeder liet mij op vroege leeftijd al kennismaken met verschillende voorstellingen. Hoewel er in mijn familie veel dansers zitten, werd ik zelf meer aangetrokken door de muziek. Ik weet nog goed dat mijn broertje de balletdanspassen van mijn moeder probeerde na te doen en ik op een krukje de muziek aan het dirigeren was.’

Hoe ging het toen verder?
‘Op negenjarige leeftijd begon ik met zingen bij de Schola Cantorum in Den Bosch en zong ik voor het Brabants Orkest. Tijdens mijn schoolperiode raakte ik betrokken bij Stichting Theaterplan. Toen ik vijftien jaar was mocht ik zingen in de musical Hair. Na mijn opleiding ben ik naar het conservatorium gegaan om de opleiding muziektheater te volgen. Ik kwam erachter dat het niet helemaal mijn ding was en besloot om eerst werkervaring op te doen. Bij Euro Park in Duitsland zochten ze iemand voor een aantal producties. Dat heb ik toen gedaan. Na een aantal jaar gewerkt te hebben besloot ik toch om weer te gaan studeren. Ik ben toen naar het conservatorium in Utrecht gegaan, waar ik de richting klassieke muziek koos. In 2011 studeerde ik cum laude af en daarna ben ik meegegaan met AIDA Cruises waar ik in zeventien shows zong. Door al mijn werk heb ik een netwerk opgebouwd en zo werd ik elke keer weer voor nieuwe dingen gevraagd. Ondertussen deed ik regelmatig audities en kreeg ik weer nieuwe mogelijkheden. Op een gegeven moment gaat het balletje dan rollen.’

Wist je altijd al dat je die kant op wilde gaan?
‘Ja, op mijn negende besloot ik al dat ik voor de rest van mijn leven professioneel wilde zingen. Ik wist nog niet in welke stijl, maar dat ik wilde zingen was een feit. Daar heb ik nooit aan getwijfeld.’

Toch was het niet makkelijk, aangezien je vroeger ook gepest werd om je huidskleur en je voorkeur voor klassieke muziek.
‘Dat klopt. Ik ben alleen opgevoed door mijn Nederlandse moeder. Mijn vader komt uit Aruba, maar ik ken hem niet goed. Hij is nooit in the picture geweest. Ondanks mijn afrohaar en kleurtje heb ik me altijd Nederlands gevoeld. Al heb ik weleens te maken gehad met discriminatie, vooral op de basisschool en in de wijk waar wij woonden. Daardoor was ik een tijd lang erg verlegen en wist ik niet goed hoe ik mezelf moest uitdrukken, omdat ik bang was voor de reacties. Daardoor trok ik mezelf terug. Toen ik begon met zingen in de Schola Cantorum ontdekte ik dat ik positieve aandacht kreeg met mijn stem. Toen veranderde alles. Zingen gaf mij positieve aandacht, maar nog belangrijker was dat ik er mensen mee wist te raken en te inspireren. Toch word ik elke keer weer verlegen wanneer ik buiten mijn comfort zone treed. Een wijze les voor mij was dat die verlegenheid en angst voor het onbekende helemaal oké zijn, dat je dat het beste kunt omarmen en je er vooral niet door moet laten tegenhouden. De repetities voor The lion king vond ik hartstikke eng. Bij elke doorloop ervoer ik angst en spookte de vraag door mijn hoofd of ik wel net zo getalenteerd was als de mensen rond mij heen. Maar ik laat me daar niet door tegenhouden. Deze mensen kunnen mij juist heel veel leren. Voordat ik het podium oploop, haal ik een paar keer diep adem, concentreer ik me op mijn liefde voor muziek, denk aan de mensen van wie ik hou en ga ik er voor tweehonderd procent voor. Soms gaat dat meteen goed, soms niet. Maar het is altijd beter dan het helemaal niet proberen. Ik krijg een enorme kans bij Disney, één waarvoor ik hard heb gewerkt en die ik verdien. Er niet voor gaan is geen optie!’

Hoe bereid je je voor op een show?
‘Ik neem zoveel mogelijk de teksten en de muziek door, het liefst met een vocal coach. Daarnaast zorg ik dat ik sport en fit ben. Sinds een paar jaar mediteer ik ook. Ik dat dat helpt om mijn focus en mijn vertrouwen te ondersteunen. Daarnaast probeer ik mijn rol in de aankomende shows en een succesvol repetitieproces te visualiseren. Ik heb geen gekke dingen die ik doe voordat ik het podium op ga. Voor een rol ga ik altijd erg op mijn gevoel af. Ik geloof dat als een rol niet goed voelt, die dan ook niet juist voor je is. Zelfs niet als de hele wereld om je heen denkt dat het een droomrol is die je moet grijpen. Als je een slecht gevoel in je maag hebt, dat het je niet lekker zit, dan heeft dat meestal een reden.’

Wat zijn hoogtepunten uit je carrière?
‘Ik ben gek op fantasie en droom ervan om bij Cirque du Soleil te werken. De hoogtepunten in mijn carrière komen allemaal dicht in de buurt van die show. Zo heb ik in de show Mysteria in Duitsland gespeeld. Dat was één groot multimediaal spektakel. Ik was de ‘koningin der oceanen’ en had onder mijn kostuum een wetsuit aan. In de voorstelling mocht ik door drie waterwanden van negen bij negen meter lopen. Het was heel groots opgezet en een one of a kind-show die je niet snel ergens anders tegenkomt. Dat was echt heel tof om te doen. Het was niet de enige spectaculaire show waar ik voor mocht werken. Ook Globe, The world technology days en Imperio waren heel gaaf om te doen. Ik heb veel verschillende dingen mogen doen: onder een hijskraan doorvliegen, op een heel grote machine afsluiten met vuurwerk, vechtscènes doen… Je kunt het zo gek niet bedenken.’

Je gaf het net al aan, het is een droom om voor Cirque du Soleil te spelen. Waarom?
‘De eerste keer dat ik de shows zag was op televisie. Mijn moeder zette het altijd op met Kerst, want dan werd het uitgezonden. Ik weet nog dat ik het zag en erdoor betoverd werd. Dat is nooit meer weggegaan. Toen ik de shows live zag, werd de liefde alleen maar groter. Ik kan het niet goed in woorden uitleggen. Wanneer ik de shows zie of beleef, heb ik het idee dat ik thuis ben. Cirque du Soleil is het complete plaatje. Ik ben gek op de fantasieën, de originele muziekstijl – alle stijlen die je maar kunt bedenken, integreren ze in de shows – en alle verschillende kunstvormen die bij elkaar komen. Ik ben er verliefd op, ik kan het niet anders zeggen.’

Heb je nog andere dromen?
‘Ik wil heel graag een reis naar Nieuw-Zeeland maken. Ik ben fan van The lord of the rings. Ik heb alle boeken gelezen en alle films gezien. Dat is een belangrijke reden waarom ik graag die reis wil maken. Als ik erheen ga, dan wil ik alle eilanden afreizen waar ze voor de films opnames hebben gemaakt. Daarnaast is het echt een prachtig land, de natuur spreekt me enorm aan. Een vriendin en een oud-zangdocente van mij zijn naar Nieuw-Zeeland geëmigreerd. Als ik erheen ga, kan ik ze meteen een bezoekje brengen.’

Stel, er gebeurt iets waardoor je nooit meer kunt zingen of optreden. Wat wil je dan graag doen?
‘Dat gaat niet gebeuren. Ik zal altijd een manier vinden om op te treden of in de entertainment business te werken. Er is namelijk niets mooiers dan dat. Mezelf verliezen in de muziek en mensen inspireren, daar doe ik het voor.’

De strijd om de identiteit

0

Wanneer historici over honderd jaar terugkijken op de tijd waarin wij nu leven zullen ze hoogstwaarschijnlijk stellen dat in tegenstelling tot een groot deel van de twintigste eeuw, het niet langer klasse maar identiteit is op basis waarvan de samenleving is verdeeld en groepen tegenover elkaar staan. Want in steeds grotere mate kunnen we in Europa, maar ook in landen daarbuiten, een strijd om de identiteit waarnemen. Een strijd die grote risico’s met zich meedraagt, aangezien het de fundamenten van de liberale democratie aantast.

De Amerikaanse denker Francis Fukuyama beschrijft in zijn nieuwe boek Identity: the demand for dignity and the politics of resentment waar deze strijd om gaat. ‘Culturele behoeften winnen het telkens van economische logica’, zo stelt Fukuyama. Van brexit tot Trump en van identiteitspolitiek tot het debat over de multiculturele samenleving, het is telkens weer de identiteit die centraal staat. Verschillende groepen die in vastgeroeste identiteiten tegenover elkaar staan en waarbij een groot deel van de bevolking bereid is erg ver te gaan om de eigen identiteit te beschermen. En velen zijn bereid om alles wat ze hebben in de waagschaal te stellen wanneer ze het idee hebben dat wie ze zijn daarmee beter tot uiting komt. Welvaart, veiligheid, vrijheid, rechtvaardigheid en democratie. Al deze verworvenheden kunnen op deze manier onderschikt gemaakt worden aan het streven naar erkenning van de identiteit. En over identiteit kun je niet onderhandelen. Langzamerhand zullen op deze wijze verschillende identiteitsgroepen in de samenleving steeds meer tegenover elkaar komen te staan en zal de samenleving ook steeds verder polariseren. Met alle dreigingen van dien voor de liberale democratie. Want uiteindelijk is diezelfde democratie, voor groepen die primair denken vanuit hun identiteit, ondergeschikt aan het behoud van hun identiteit.

Bovenstaande analyse van Fukuyama stemt weinig optimistisch. Want hoe te voorkomen dat in de nabije toekomst de liberale democratie steeds meer zal evolueren naar een illiberale democratie, waarin de meerderheid minderheden rechten af zal nemen? Of naar een samenleving die gedomineerd wordt door een anti-democratische elite die vanwege de wens de grondrechten te beschermen bereid is in verregaande mate de democratie zelf aan te tasten? Een eenvoudige oplossing is er niet. Wel zijn er stappen in de goede richting die gezet kunnen worden.

Door het onderwerp migratie is de samenleving de laatste twintig jaar sterk gepolariseerd geraakt. Onder meer brexit en Trump geven illiberale krachten de wind in de zeilen. Indien Europese landen en andere westerse liberale democratieën, niet bereid zijn om massa’s die zich ernstige zorgen maken over de gevolgen van migratie, vanuit met name buiten de EU, tegemoet te komen in de vorm van het sterk inperken van migratie, dan zullen we niet in staat zijn om de uitdagingen die voor ons liggen optimaal aan te gaan. De inzet van de EU om de instroom van migranten uit andere delen van de wereld te verhinderen is dan ook, terecht, een helaas noodzakelijk kwaad.

Maar dat alleen niet afdoende. Want zelfs met beperkte – en geregeld ook wel degelijk verrijkende – migratie zal voor velen de identiteit centraal blijven staan, zolang we als samenleving aan de lopende band over en vanuit dit onderwerp blijven discussiëren. Het is daarom ook van belang om het onderwerp te veranderen en niet te kijken naar alleen de behoeftes van specifieke groepen, maar vooral in de eerste plaats naar de gezamenlijke noden van de samenleving. Een gezamenlijk verhaal over hoe we als samenleving onze problemen kunnen oplossen en vooruit kunnen komen is daarom nodig.

Aanvullend daarop is er nog een factor van belang in dit verband en dat is het streven naar een gezamenlijke, overkoepelende identiteit. Een identiteit die verbindt in plaats van verdeelt. Een liberaal nationalisme dat inclusief is, maar ook een gezamenlijk verhaal voor de toekomst uitdraagt. Iets wat ons trots maakt op wie we zijn en wat we bereikt hebben. En ons in staat stelt om weer met een open blik optimistisch naar de toekomst te kijken.

Wanneer dan over honderd jaar historici zullen terugblikken op de huidige tijd, zullen ze hopelijk constateren dat de strijd om de identiteit de liberale democratie niet fataal is geworden, maar haar heeft geholpen om een volgende stap te zetten in haar ontwikkeling. Laten we het hopen. We kunnen de toekomst niet voorspellen, maar haar ten goede veranderen ligt wel degelijk binnen onze mogelijkheden.

‘Mensen vinden het herkenbaar, ongemakkelijk, schokkend en hilarisch’

0
‘Mensen vinden het herkenbaar, ongemakkelijk, schokkend en hilarisch.’

In de jongste theatervoorstelling Wo-man van Golden Palace worden de grenzen en clichés rondom mannelijk en vrouwelijk gedrag nauwkeurig onderzocht en zonder enige terughoudendheid uitgebeeld. Dat levert zeer intens toneel op. De Kanttekening sprak de drie vrouwelijke makers: Ritzah Statia, Dionne Verwey en Ingrid Kuijpers.

Hoe en wanneer is het idee voor Wo-man ontstaan?
Ingrid: ‘Ik had al eerder met Ritzah en Dionne gewerkt en het was me opgevallen dat ze allebei een indrukwekkende power hebben, een kracht die je mannelijk kunt noemen. Om die reden wilde ik graag een voorstelling met hen maken: over twee vrouwen die te veel kracht hebben om binnen het algemeen geaccepteerde vrouwelijke te kunnen blijven.’

Waarom rondom dit onderwerp juist een mimevoorstelling?
Ingrid: ‘We maken met Golden Palace altijd fysieke voorstellingen met weinig tekst. In Wo-man is er zelfs helemaal geen tekst. Fysiek theater doet een ander appèl op het publiek: het beroert minder je ratio en meer je gevoel en je onderbewustzijn. Het komt dieper binnen. Ik denk dat dat wel goed is in deze tijd van overvloedige en oppervlakkige informatie.’

Hoe ligt mime binnen de wereld van toneel in jullie eigen ervaring?
Dionne: ‘Mime ligt heel goed, naar mijn idee. Ik denk dat er steeds meer erkenning voor het genre is. Het is een vorm van theater maken waarbij je out of the scripted box mag denken.’
Ritzah: ‘Ik denk dat mime zijn plek in de theater- en danswereld moet veroveren. Er heerst nog ontzettend veel onwetendheid omtrent mime. Ik krijg regelmatig vragen over het uitbeelden van een glazen doos. Men weet niet wat mime ook kan zijn.’
Ingrid: ‘Mime en fysiek theater hebben een eigen plek binnen het Nederlandse theaterbestel. Maar veel theaters zijn huiverig om de voorstellingen te programmeren, omdat het moeilijker is om publiek te genereren voor een ‘fysiek experiment’ dan voor een repertoirestuk van Anton Tsjechov (1860-1904, Russische toneelschrijver, red.). Maar ik denk juist dat fysiek theater heel toegankelijk is, je kunt ernaar kijken zonder te denken, zonder taalbarrière.’

Dionne, jij hebt ook al een lange geschiedenis met mime. Wat betekent mime voor jou, anders dan regulier toneel of is dat een rare vraag?
‘Mime is voor mij één van de vele methoden om theater te maken. Bij de ‘mimemethode’ begin je met weinig. Je hebt een concept, je lijf en de ruimte. Zodra die drie elementen elkaar vinden, ontstaan er verhalen.’

Ritzah, jij hebt een dansachtergrond. Weet je nog wat het was dat jou bewoog om de theaterhoek op te zoeken en later mime?
‘Nadat ik mijn dansopleiding heb afgerond, ben ik een jaar in dienst geweest bij Young Stage van de SKVR, een jongerentheatergezelschap. Samen met regisseurs Carole van Ditzhuyzen en Michiel Bakker maakten we een voorstelling die we speelden op verschillende basisscholen en middelbare scholen. In dat jaar werd ik verliefd op de mimelessen die we kregen. Zo heb ik de overstap kunnen maken naar de mimeopleiding in Amsterdam.’

En je was ook al eerder betrokken bij de Golden Palace-productie Seksbom. Wat leerde je daar?
‘Ingrid bood mij in mijn afstudeerjaar een stageplek aan in haar voorstelling Seksbom. Ze leerde mij om grenzen over te gaan, dieper te graven in mijn verbeelding en om een vorm van vrijheid op te zoeken.’

Dionne en Ritzah, jullie kenden elkaar al langer voor Wo-man toch?
Dionne: ‘Ja, van de mimeopleiding.’
Ritzah: ‘In 2012 studeerde Dionne af en ik begon met de mimeopleiding. Ze kwam regelmatig naar presentaties van school kijken. Zo ontstond er een vriendschap.’

Wat nemen jullie mee in het stuk uit alles wat jullie zien, horen of meemaken rondom gender in jullie eigen leven? Hoe zien we dat terug in het stuk?
Ingrid: ‘De voorstelling is gemaakt vanuit improvisaties rond de thematiek, dus alles wat we denken en voelen of wat sluimert in ons onderbewustzijn komt tevoorschijn in het spelmateriaal. In de voorstelling ontwikkelt extreem mannelijk gedrag zich via extreem vrouwelijk gedrag naar gedrag dat voorbijgaat aan het mannelijke en het vrouwelijke.’
Dionne: ‘Ik nam niet persé iets mee. Het stuk is gemaakt vanuit improvisatie. Ik denk dat alle beelden weleens voorbij zijn gekomen in je leven, zoals het aantrekken van een mannenpak en je daar lekker bij voelen.’
Ritzah: ‘Tijdens het repeteren ging Ingrid samen met ons op zoek naar wat mannelijke en vrouwelijke energie is. Waar het in het lichaam zit en waarom men het mannelijk of vrouwelijk noemt. In mijn persoonlijke leven ben ik mij ook bewust van een bepaald soort energie of kracht die niet per se gezien wordt als ‘vrouwelijke kracht’. Zo hebben Dionne en ik allebei raakvlakken op dit gebied. Ingrid gaf ons opdrachten om zowel alleen als met elkaar uit te zoeken waar deze kracht vandaan komt. Het materiaal dat hieruit voortvloeide, heeft ze uiteindelijk tot deze voorstelling kunnen vormen.’
Ingrid: ‘Ik vind het mooi dat de voorstelling laat zien dat gedrag kan veranderen, dat je kunt kiezen wie je bent. Het is een pleidooi voor vrijheid.’

Wat vonden jullie het moeilijkste, heftigste of leukste aan het maken en spelen van Wo-man?
Dionne: ‘Niets was moeilijk of heftig. Het leukste vond ik de banaan opeten.’
Ritzah: ‘Er is niet echt iets wat ik als moeilijk of heftig ervaar in deze voorstelling. Het leukste vind ik dat ik samen met Dionne op het podium mag staan en deze voorstelling mag spelen. We voelen elkaar goed aan op de vloer en dat zie je terug in de voorstelling.’
Ingrid: ‘Het is altijd een enorme klus om op basis van los geïmproviseerd spelmateriaal een voorstelling in elkaar te zetten, om een dramatische lijn te vinden. Je werkt vanuit chaos naar een structuur toe, het is echt puzzelen. Elk detail in het spel is belangrijk, omdat daarmee het verhaal wordt verteld. Het is elke keer weer spannend of het gaat lukken.’

Welke gevoelens en ideeën kwamen bij jullie zelf naar boven tijdens het repeteren en spelen bij dit stuk?
Dionne: ‘Veel. Het idee van de ‘Konijnenmaskervrouwen’ en het aankleden van de vrouw in de roze jurk en haar tot ‘huisvrouw’ maken.’
Ritzah: ‘Iets wat zeer regelmatig naar boven kwam, was de ‘mannelijke kracht’ die je als vrouw kunt hebben en waarom we het dan mannelijke kracht moeten noemen. Een zoektocht naar vrijheid waarin je volledig in je eigen kracht kunt staan.’
Ingrid: ‘Wat ik zelf ontroerend vind aan de voorstelling is dat je ziet dat mensen eigenlijk dieren zijn, maar dat ze door allerlei oordelen en vooroordelen hun vrijheid hebben.’ verloren. Mensen proberen zich zo goed mogelijk aan te passen aan wat de maatschappij van hen verwacht. Daar wordt je niet gelukkig van. In Wo-man kunnen de personages niet gelukkig zijn door hun teveel aan power. Ze passen niet in het rollenpatroon, ze hebben te veel energie. Ze breken met de verwachting en daardoor ontstaat er iets nieuws.’

Wat hoor of krijg je terug van mensen die de voorstelling hebben gezien?
Dionne: ‘We krijgen veel verschillende reacties. Van ‘wat leuk’ en ‘grappig’ tot ‘verwarde’ reacties, vooral uit de hedendaagse feministenhoek en jonge theatermakers.’
Ritzah: ‘Mensen vinden het herkenbaar, ongemakkelijk, schokkend en hilarisch.’
Ingrid: ‘We krijgen heel goede reacties, mensen vinden het vooral fascinerend dat je de spelers steeds van identiteit ziet wisselen. Dat zet je als kijker aan het denken over wat identiteit eigenlijk is. Is het iets wat we willen zijn of is het iets wat we denken dat we moeten zijn?’

Wo-man speelt nog tot eind december. Wat zijn andere projecten waar jullie daarna of nu al mee bezig zijn?
Dionne: ‘Dit seizoen doe ik toevallig veel jongerenprojecten bij Het Nationale Theater en de Toneelmakerij. En muziektheater met mijn eigen collectief Sir Duke van Orkater.’
Ritzah: ‘Momenteel heb ik nog niet iets concreets staan. Wel zit ik op dit moment in een aantal creatieve processen. Het bespreken en uitwerken van ideeën voor de toekomst.’
Ingrid: ‘Volgend seizoen ga ik met Golden Palace een voorstelling maken over geboorte, de oerkracht van het baren. Want dat vrouwen dat kunnen, daar heb ik een enorm ontzag voor.’

Wo-man is te zien in Nederlandse theaters tot 20 december 2018.

‘We aanbidden dezelfde God’

0
Waarom gaat iemand elke week naar een kerk, moskee of tempel? Wat zoekt of vindt hij of zij daar? De Kanttekening bezoekt diensten, missen en andere levensbeschouwelijke samenkomsten om daarachter te komen. Deze week: de Shree Maheshwar Dhaam-hindoetempel.

Het is dinsdagavond rond de klok van zes in Rotterdam-Zuid. De woning aan de Putselaan 194 lijkt in niets op een hindoetempel, maar schijn bedriegt. Alleen op de ruit staat de naam van de tempel: Shree Maheshwar Dhaam. Wie door het raam naar binnen durft te kijken ziet het sierlijk versierde interieur waarin de kleuren goud en rood overheersen. De deur staat op een kier en de bezoekers die naar binnen lopen trekken aan een belletje om aan te geven dat ze binnen zijn. Vooraan staan beelden. Terwijl de bezoekers naar binnen lopen worden er bloemen gelegd bij deze beelden. De kleine woonkamer staat vol met rijen stoelen.

Op de tweede rij zit Indira Harinarijn. Net als de meeste vrouwen is zij gekleed in traditionele kledij: een kleurrijke jurk en hoofddoek. ‘Ik kom hier graag. Ik ben een gelovige vrouw, ik bid graag. Het is goed om veel te bidden, dat geldt voor ons, maar ook voor moslims en christenen. Iedereen heeft God een andere naam gegeven maar God is één.’

Hoewel het hindoeïsme vaak als een polytheïstische religie wordt afgeschilderd, geloven hindoes in één God. Deze God kan zich net als bij de Heilige Drie-eenheid in het christendom op verschillende manieren manifesteren. In deze periode wordt Durga Mata vereert, de vrouwelijke manifestatie van God.

Naresh Poeran is pandit (voorganger in het hindoeïsme) van deze tempel. Hij legt uit wat dat precies inhoudt. ‘Deze weken eren we de negen krachten uit moeder natuur. Elke avond wordt er een aspect van Durga Mata vereert. In de avond vasten, bidden en zingen we dat de overgang van de zomer naar de winter voor ons allen gunstig zal verlopen. We bidden dat ons lichaam en onze geest de kracht mogen hebben om de veranderingen te overbruggen.’

In stilte vult de ruimte zich tot de nok toe met bezoekers. Die stilte wordt abrupt verstoord als vooraan bij het altaar een groepje vrouwen mantra’s, bhajans en stotra’s (verschillende soorten religieuze zang) beginnen te zingen. De ruimte vult zich met het geluid van hun stemmen. De vrouwen houden dit ruim anderhalf uur vol.

Bij één van de laatste liederen besluit Yogesh Bhoendie, een jongen van twaalf jaar oud, om spontaan bij de vrouwen te gaan zitten. Hij krijgt een boekje in zijn handen gedrukt zodat hij mee kan zingen met de rest. Daarna krijgt hij de microfoon en mag hij solo een lied zingen. Na even te hebben geaarzeld zet hij moedig in. Zijn moeder Janice kijkt hem vertederend toe en moedigt hem aan. Als het lied ten einde is krijgt hij een warm applaus. ‘Ik kon niet alles goed verstaan, maar als hij vaker oefent dan wordt het vanzelf beter, ik ben enorm trots op hem dat hij dit vandaag gedaan heeft’, aldus Janice. Haar zoon kan de taal waarin hij gezongen heeft, het Hindi, niet heel goed verstaan. Op de vraag wat hij heeft gezongen, moet hij het antwoord dan ook schuldig blijven. Janice legt uit dat het een offergebed was voor Vishnoe (het zorgzame en beschermende aspect van God).

Daarna is het de buurt aan een groep mannelijke zangers die ook ruim een uur allerlei liederen zingen. Van zes tot half negen wordt de ruimte gevuld met muziek. Tussendoor lopen mannen en vrouwen naar voren om de beelden van de goddelijke manifestaties te eren. Om half negen begint de preek van pandit Poeran. Hij preekt in het Hindi en soms zingt hij erbij. Er wordt ook veel gelachen. Na afloop vertelt Poeran dat hij onder andere gepreekt heeft over dat het leven bestaat uit tegenstellingen. ‘Alles in het leven bestaat uit paren: dag en nacht, geluk en verdriet, man en vrouw, yin en yang, noem maar op.’

Foto: Gemme Burger

Na Poeran is het de beurt aan nog een pandit uit India. Het is kwart over tien als de dienst voorbij is. Negen dagen lang is dit het procedé. Op de laatste pandit na komen alle bezoekers van oorsprong uit Suriname. Toch voelt Harinarijn zich meer Hindoestaan dan Surinamer. ‘We zijn in deze gemeenschap allemaal geboren in Suriname, maar we voelen ons vooral kinderen van India.’

Na de slavernij haalde Nederland vanaf 1873 goedkope contractarbeiders uit voormalig Brits-Indië om de plantages in Suriname op gang te houden. Na de Surinaamse onafhankelijkheid in 1975 emigreerden veel Hindoestanen naar Nederland. Op de vraag of het hindoeïsme van de Hindoestanen zich door deze geschiedenis anders heeft ontwikkeld dan het hindoeïsme in India, antwoordt Poeran: ‘De geschriften en de gebeden blijven hetzelfde, maar je ziet wel dat bepaalde taboes door de Surinaamse en Nederlandse invloed minder groot zijn geworden. Het kastensysteem heeft nog steeds een bepaalde invloed, maar Nederland en Suriname zijn multiculturele samenlevingen en trouwen buiten je kaste of met iemand uit een andere cultuur of religie is daardoor geen groot taboe meer.’

Ook Janice staat er voor open dat Yogesh later zelf zijn partner kiest. ‘In eerste instantie is het mijn wens dat hij met een Hindoestaanse trouwt zodat hij het geloof door kan geven. Mocht hij met iemand thuiskomen met een andere religie, dan kunnen we daar afspraken over maken omtrent ieders geloof. Komt hij met een ongelovige thuis, dan mag diegene met ons geloof meedoen indien ze dat zelf wil.’

Poeran: ‘Het kastensysteem heeft nog wel een belangrijke rol als het gaat om de rol van pandit. Het ambt van priester mag officieel alleen uitgeoefend worden door de brahmanen, de hoogste kaste. De oudere generatie houdt daaraan vast terwijl de jongere generatie er kritisch over is. Ik vind dat je priester moet worden aan de hand van je karma en niet aan de hand van je geboorte. Als dat ambt voorbehouden is aan één groep, dan vind ik dat discriminatie. Het is een onderwerp waarover gelukkig veel discussie is in de gemeenschap.’

Harinarijn is twee keer in India geweest. Als het gaat om de religieuze praktijk, ziet ze niet veel verschillen. ‘Het enige wat mij opviel is dat op sommige dagen daar bijna de hele dag door gebeden wordt. In Nederland of Suriname kan dat natuurlijk niet, je moet ook gewoon je werk kunnen doen. Toen ik daar was had ik vakantie, ik kon toen met alles meedoen.’

Foto: Gemme Burger

Yogesh heeft net als de verslaggever niet kunnen volgen wat er allemaal inhoudelijk werd gezongen. Is het voor de nieuwe generatie essentieel om de taal te spreken of kunnen in de toekomst de gezangen ook in het Nederlands worden gezongen? Poeran: ‘De taal hangt wel samen met onze religie, want de mantra’s moeten in het Hindi worden gezongen. Toch kun je ook hindoe zijn als je de taal niet spreekt. In Amerika wonen veel Hindoestanen die de taal niet machtig zijn, de geschriften zijn vertaald dus ze kunnen op die manier leren over de inhoud van hun geloof. Ze zingen nog wel in het Hindi, maar ze weten niet waar ze over zingen. Ik denk dat we in de toekomst in Nederland ook naar zo’n situatie gaan. Ik zie om me heen hoe nonchalant ouders hun kinderen opvoeden. Veel van de jongere generatie noemen zich nog wel hindoe, maar ze kunnen de kern van het geloof niet benoemen. Vaak denken ouders dat hun kinderen vooral goed Nederlands moeten leren, dan integreren ze en kunnen ze beter klimmen op de maatschappelijke ladder. De moedertaal en het hindoeïsme vinden ze helaas minder belangrijk.’

Yogesh wordt door zijn moeder zoveel mogelijk hindoeïstisch opgevoed. Naast de dienst die hij vandaag bijwoont zit hij op klassiek hindoeïstische dans. ‘Soms zeg ik tegen kinderen op school dat ik op klassiek dansen zit en dan vragen ze om een stukje te dansen. Op mijn school hebben we godsdienstles, dan praten we over verschillende religies en ik praat dan veel over het hindoeïsme.’

Volgens Poeran hebben alle religies hun bron in het hindoeïsme. ‘We weten dat het hindoeïsme de oudste religie is en dat de andere religies ook hun bron hebben in het Sanskriet. Een heel oud epos in het hindoeïsme gaat bijvoorbeeld over hoe de traditie van de vrouwensluier is ontstaan. Dat verhaal speelt zich af in wat nu Saoedi-Arabië is. Een ander voorbeeld is dat één van de namen van Durga Mata ‘Allah’ is. Het Indische Rijk liep van het uiterste oosten tot ver in Europa. De moslims en christenen die ons hebben verdreven, hebben onze tradities en woordgebruik overgenomen.’

Poeran gelooft niet dat het hindoeïsme beter is dan andere religies. ‘We aanbidden dezelfde God, alleen de interpretaties verschillen. Het is niet mijn levensdoel om te wedijveren over wie beter is, daar valt ook niets mee te winnen. Dat soort discussies zijn in de geschiedenis vaak reden voor oorlog geweest, dus het lijkt me niet dat we ver komen met zo’n standpunt. Religie is: in jezelf geloven, goed handelen en goed zijn voor je naasten. Dat is de kern en de rituelen en gebeden zijn er om je daaraan te herinneren.’

Moord in het Oriënt-consulaat

0

Het doet als thriller weinig onder voor Agatha Christies meermaals verfilmde Moord in de Oriënt-expres en het zou mij weinig verbazen als er over een half jaar een script ligt voor de kaskraker Moord in het Oriënt-consulaat. Elke gelijkenis met bestaande personen en echte gebeurtenissen, zo zal het dan heten, is puur toevallig en zowel de naam van de ‘grote stad in het Midden-Oosten’ waar zich een en ander afspeelt als die van het ‘grote Arabische land’, om welks diplomatieke post het gaat, zal in het vage worden gehouden. Anders worden ze ergens in dat grote land bijzonder boos, met gevolgen voor de olieprijs.

Maar de ingrediënten voor een bloedstollende detective over de moord op de Amerikaans-Arabische journalist Jamal Khashoggi liggen nu al voor het oprapen: een prille liefde over de landsgrenzen heen, een dubbelganger met vermomming, een botzaag, geheime film- en bandopnames, met een smoes weggestuurde potentiële pottenkijkers, fabelachtige rijkdom en talloze intriges binnen een zeer omvangrijke koninklijke familie. En ook de oplossing van de moord zal vast aan die van Christies beroemde verhaal herinneren: zo’n beetje iedereen blijkt een duistere rol te spelen.

Afgezien van Donald Trump, die op dit soort momenten zijn vergaande infantiliteit niet weet te verbergen – het zou bij de moordenaars om woestelingen gaan die geheel op eigen houtje hadden geopereerd en hij noemde de ontkenning van de Saoedische koning Salman ‘erg sterk’, zoals hij dat al eerder in Poetins geval ten aanzien van de Russische verkiezingshacks had gedaan – is er niemand die de kletskoek van Riyad over een uit de hand gelopen worsteling serieus neemt. Eén bijna zestigjarige die op eigen houtje een vuistgevecht aangaat met achttien anderen? Omdat zijn pasfoto werd afgekeurd, of wat? En dan zeker geheel per ongeluk in stukken wordt gezaagd? Het is, gezien de ingevlogen slagersploeg die deels uit de entourage van de kroonprins stamt, tamelijk onwaarschijnlijk dat deze Mohammed bin Salman (‘MBS’) er níet veel mee te maken heeft.

Intussen zijn de politieke repercussies groot. De eerste die er zeer van profiteert is de Turkse president Erdogan, overigens zelf niet bepaald iemand met schone handen en leider van een land dat op het grootste aantal journalisten achter de tralies bogen kan – maar dat is uiteraard nog altijd iets anders dan een dergelijke moord met voorbedachten rade. Hij zal niet nalaten dit ‘godsgeschenk’ – ik citeer de woorden die Erdogan zelf eens in een ander verband hanteerde – tot op de bodem uit te melken. Turkije is een van de grote geopolitieke tegenspelers van Saoedi-Arabië en nauw verbonden met de Saoedische aartsvijand Iran. Met kennis van de betrokkenheid van MBS bij de moord in het Oriënt-consulaat kan hij de Saoedi’s onder grote druk zetten en de nodige concessies afdwingen ofwel matiging van de houding jegens Teheran, ofwel een lagere Saoedische olieprijs.

Ook het Westen ontkomt er nu niet aan om zijn plaats ten aanzien van dit barbaarse moordenaarsregime opnieuw te bepalen. Te lang heeft het bij alles weggekeken en in het Midden-Oosten met twee maten gemeten. Groot was een paar jaar geleden de openlijke afschuw, door menig democratische politicus op opgewonden toon verwoord, toen IS in haar nieuwe kalifaat allerlei wrede lijfstraffen introduceerde. Ook Iran wordt om die reden regelmatig gehekeld.

Nu is het verre van mij om de theocratie in Teheran te verdedigen, maar precies diezelfde ‘middeleeuwse’ strafpraktijken worden sinds jaar en dag ook in Saoedi-Arabië in het openbaar gepraktiseerd, zonder dat dit het gemoed van al die politici kennelijk bijzonder heeft gekweld. En nadat IS haar publieke onthoofdingen op YouTube begon te plaatsen, heeft ook maar zelden een journalist bij zulke opgewonden politici over deze vorm van cognitieve dissonantie doorgevraagd. Daarbij komt dan dat Osama Bin Laden uit een gegoede Saoedische familie stamde en dit land – en níet het door Washington steeds als bron van alle terrorisme verketterde Iran – zowel de daders als de ideologie voor nine eleven geleverd heeft.

Dat alles stond goede en soms zelfs innige, contacten met de machthebbers in Riyad niet in de weg. Ook, bijvoorbeeld, niet tussen de Nederlandse en Saoedische royals. In dat opzicht blijkt er toch een soort vanzelfsprekende band te bestaan tussen alle staatshoofden die hun hoge positie niet aan eigen verdiensten, maar aan andermans baarmoeder danken. Menig officiële handelsdelegatie ging reeds vanuit Den Haag richting Riyad op pad. Ook Trump – en dat verklaart tevens zijn gretigheid om nu Saoedische sprookjes over de gang van zaken in het Oriënt-consulaat te geloven – heeft, deels via zijn dubieuze schoonzoon, de nodige zakelijke belangen op het Arabisch Schiereiland en lucratieve persoonlijke contacten met het Saoedische koningshuis.

Saoedi-Arabië geldt als westerse bondgenoot en Iran als Rijk van het Kwaad en dus kijken we bij Saoedische wanpraktijken stelselmatig weg. Het land doet in de praktijk immers niet moeilijk over Israël en dat is vooral voor Washington een cruciaal punt. Bovenal treedt een aantal westerse landen, Amerika voorop, in ruil voor Arabische olie, op als belangrijke wapenleverancier, waaraan goed wordt verdiend. Het was ook zo’n beetje het eerste wat Trump, nadat een dubieuze rol van Riyad bij het voortijdig verscheiden van Khashoggi niet langer te ontkennen viel, zei: ‘Ik ga geen miljardendeal in de waagschaal stellen.’

Gezien het bloedbad dat Riyad met die westerse wapens nu al enige jaren in Jemen aanricht, zal dit uiteindelijk toch moeten, wil het Westen niet volledig zijn toch al tanende morele geloofwaardigheid in de regio verliezen. En die vorm van soft power is, tegenover de autocraten van Rusland, China, Turkije en de meeste Arabische landen, toch nog altijd het belangrijkste wapen dat het Westen bezit.