14.4 C
Amsterdam
Home Blog Pagina 778

Cultuursensitieve zorg: ‘Hij is hier gelukkig’

1
Je moeder of vader naar een verzorgingshuis brengen is voor veel Nederlanders met een migratieachtergrond not done. Daar lijkt langzaam maar zeker verandering in te komen met de komst van multiculturele verzorgingshuizen. ‘De familie in Turkije vraagt zelfs niet meer hoe het met hem gaat.’

Sinds de jaren zestig is het gebruikelijk dat senioren met gebreken na verloop van tijd in een verzorgingshuis gaan wonen. Binnen veel niet-westerse bevolkingsgroepen heerst echter nog een behoorlijk taboe op deze gang van zaken. Niet alleen op het uitbesteden van zorg, maar ook bij de ziektebeelden die het steeds maar ouder worden met zich meebrengt. Cultuursensitieve verzorgingshuizen vormen voor sommigen een goed alternatief. Wat maakt ze anders dan ‘gewone’verzorgingshuizen? Hoe ziet het dagelijkse leven er uit? De Kanttekening bezocht cultuursensitieve verzorgingshuizen om antwoorden te vinden op deze en andere vragen.

Cultuursensitieve zorg
Verzorgingshuis Maasveld van zorginstelling Laurens ligt middenin de wijk Feijenoord en is met haar zeventienjarige bestaan één van de oudere multiculturele verzorgingshuizen in Nederland. In eerste instantie was het alleen bedoeld voor senioren met een Surinaams-Hindoestaanse achtergrond, maar inmiddels wonen er ook Turkse, Kaapverdiaanse en Antilliaanse Nederlanders. ‘Wat je hier in de wijk buiten ziet lopen zit ook hier binnen’, zegt manager Susan Sital. Ze wijst erop dat het verzorgingshuis cultuursensitieve zorg levert. Dat betekent dat binnen de muren van Maasveld rekening wordt gehouden met de culturele achtergrond van bewoners wanneer het gaat om eten, taal en zaken als muziek. Omdat er verschillende religies onder een dak wonen zijn er geen religieuze afbeeldingen te zien buiten de stilteruimte. Uitzondering daarop is de afdeling van dementerende bewoners, omdat dat hen helpt in het herkennen van wat ooit was en nog steeds is. Net als in een regulier verzorgingshuis blijkt het koningshuis overigens erg geliefd bij de oudjes. Her en der hangen dan ook portretten van koning Willem-Alexander en koningin Maxima aan de muur.

Babylonische spraakverwarringen
Of dat niet botst al die verschillende culturen onder een dak? Volgens Sital valt dat best mee, al zijn er weleens Babylonische spraakverwarringen. Tijdens de rondleiding wijst ze naar een bejaarde Hindoestaanse vrouw die een Antilliaanse medebewoner in een rolstoel helpt met het dichtknopen van een blouse. ‘Ze verstaan elkaar niet, maar zoals je ziet gaat dat gaat prima.’ Het succesvol draaiende houden van een cultuursensitief verzorgingshuis vraagt volgens Sital wel om een andere benadering dan een reguliere variant. ‘Je moet de cultuur begrijpen, waarom bijvoorbeeld de oudste zoon altijd spreekt en nooit de dochter. Door de sterke familieband zijn de kinderen van ouders met een migratieachtergrond vaak veeleisender en emotioneel meer betrokken bij het reilen en zeilen van het verzorgingshuis. Als moeder de ene dag om tien uur wil douchen en de andere dag om zes uur dan moet dat van veel kinderen gewoon kunnen.’ Ook zegt Sital dat ze vaak meemaakt dat cliënten overruled worden door hun kinderen, iets wat volgens haar behoorlijk wat stress kan veroorzaken. ‘Tegelijkertijd zijn de bewoners zelf vaak ook veeleisender. Men denkt vaak ‘als ik het aan de zuster vraag is het zo geregeld’. Ik probeer veel van deze problemen vroegtijdig te tackelen door voor plaatsing duidelijk de regels vast te stellen.’ Positieve kanten zijn er volgens haar ook. ‘Zo zijn de bewoners vaak socialer en zoeken ze elkaar, ongeacht culturele achtergrond, vaker op. Ik krijg van een mevrouw elke ochtend een stukje fruit, ze denken altijd aan je.’ Sital merkt dat het de laatste jaren normaler is geworden voor Nederlanders met een migratieachtergrond om te verhuizen naar een verzorgingshuis. ‘Helemaal zonder pijn gaat deze omslag echter niet. Vooral de ouderen moeten vaak wennen. In Suriname zijn er bijvoorbeeld wel verzorgingshuizen, maar die zijn vooral bedoeld voor alleenstaanden zonder kinderen.’ Ook heerst volgens haar vaak een stigma op een verzorgingshuis. Ze verwacht dat pas met het ouder worden van de derde en vierde generatie ‘nieuwe’ Nederlanders het verzorgingshuiswonen helemaal ingeburgerd zal zijn.

Taboe
Dat er naast een taboe op verzorgingshuizen ook een stigma zit op bepaalde ouderdomskwalen bewijst het verhaal van de Turks-Nederlandse Kübra Gürsoy. Haar 57-jarige vader raakte een aantal jaren geleden dement en woont sindsdien in Lâle, een woonzorgcentrum voor Turks-Nederlandse ouderen in Breda. Tijdens haar bezoek is goed te zien dat de ziekte de hersens van Gürsoys vader voorgoed hebben beschadigd. De man herkent haar nog wel en pakt continu haar hand vast, maar loopt voor de rest vooral rondjes in de riante tuin van het verzorgingshuis. Gürsoy merkt dat de Turks-Nederlandse gemeenschap moeilijk kan omgaan met de dementie van haar vader. Vanuit de moskee in Waalwijk zijn ze twee keer op bezoek geweest. Sindsdien hebben ze het daar ‘te druk’ voor. Hetzelfde geldt voor de vrouw van zijn kinderen, de moeder van deze man, haar ooms en eigenlijk iedereen behalve twee Nederlandse vrienden. ‘Omdat ze dementie niet kennen zijn ze bang en nemen ze liever afstand’, vermoedt Gürsoy. Extra pijnlijk is het gegeven dat de man vroeger een succesvol ondernemer was en een groot sociaal netwerk om zich heen had. ‘Hij was een persoon die veel voor de medemens heeft gedaan. Mijn vader bouwde moskeeën in Turkije en hielp daar ook jongeren met studiebeurzen’, vertelt Gürsoy. ‘Tegenwoordig is het blaffen van een hond genoeg om hem te laten schrikken, dat terwijl hij er vroeger zelf één had.’

Puppies en gasexplosies
In het begin probeerde Gürsoy de sociale omgeving van haar vader nog te onderwijzen dat dementie niet eng is of iets is om je voor te schamen. Dat het simpelweg een ziekte is die iedereen kan overkomen en helaas soms bij het leven hoort. ‘Ik heb mijn oma het wel acht keer uitgelegd, soms met een neuroloog of een huisarts erbij. Ze kan het helaas niet accepteren dat haar kind dement is geworden.’ Wat Gürsoy wel vaak hoorde was de hoop dat hij beter zou worden. Dementie is tot op heden nog niet te genezen. De vrouw heeft door deze afwijzingen met veel familieleden geen contact meer. ‘De familie in Turkije vraagt zelfs niet meer hoe het met hem gaat. Ik heb ook de energie er niet meer voor om het uit te leggen.’ Ondanks dat Gürsoy meer weet over de gevolgen van dementie vond ze de stap naar het verzorgingshuis eveneens groot. ‘Eerst woonde ik een half jaar samen met mijn vader als mantelzorger, totdat dat te zwaar en onverantwoord werd’, vertelt ze.‘Hij deed soms hele gekke dingen, zo reed hij ineens naar Düsseldorf op weg naar Turkije. Soms waren zijn vreemde acties vertederend. Zo kocht hij eens in een impuls vijf puppy’s voor mij. De andere keer zorgde zijn verstrooidheid voor een levensgevaarlijke situatie, wanneer hij bijvoorbeeld een keer het gas liet aanstaan.’

Gelukkig en rustig
De gemeenschap nam het Gürsoy in het begin kwalijk dat ze haar vader vanuit Waalwijk helemaal verhuisde naar het ‘verre’ Breda. Zelf heeft ze daar nooit een boodschap aan gehad. ‘Ik dacht bekijk het lekker, het gaat om zijn geluk en welzijn.’ Ze koos voor verzorgingshuis Lale vanwege de grote tuin en het feit dat hij daar tussen andere Turks-Nederlandse mensen woont. Ook spreekt het personeel de enige taal die hij nog kent en worden religieuze feestdagen zoals het Suikerfeest samen gevierd. Hoewel de eerste periodes moeilijk waren laat ze hem tegenwoordig met een gerust hart achter. ‘Hij is hier gelukkig, hij is niet meer in paniek. Zo nu en dan zie ik heel even mijn vader weer.’ Gürsoy hoopt dat haar verhaal helpt om het taboe op dementie binnen de Turkse gemeenschap te doorbreken. Hoewel volgens haar daarin de laatste jaren stappen zijn gemaakt is er nog een hoop te verbeteren. Aan mensen die in dezelfde situatie zitten heeft ze ook nog een tip. ‘Deel wat je meemaakt. Wat gebeurt doet extreem pijn, dus durf ook hulp te vragen.’ Zelf had Gürsoy in moeilijke periodes veel aan haar vriendenkring. Ook stichting Alzheimer doet volgens haar veel goed werk op dit gebied.

Alzheimer onder ‘nieuwe’ Nederlanders
Alzheimer Nederland heeft berekend dat in Nederland zo’n 260.000 mensen lijden aan dementie. Van hen heeft ruim 10 procent een migratieachtergrond. De prognose is dat door de vergrijzing dat aantal zal doorgroeien tot ongeveer 307.000 in 2020 en zelfs circa 423.000 in 2030. De groep ‘nieuwe’ Nederlanders met dementie groeit in deze periode dubbel zo hard. Naar verwachting zal de groep demente ‘nieuwe’ Nederlanders namelijk in 2030 zo rond de 60.000 personen liggen. Het lage percentage ‘nieuwe’ Nederlanders met dementie op dit moment komt door de relatieve jonge leeftijd van deze groep. In de realiteit komt dementie vaker voor bij ‘nieuwe’ Nederlanders dan bij autochtonen. Dat komt onder andere doordat bepaalde risicofactoren voor dementie vaker voorkomen bij deze groep. Zo hebben 28 procent van de Turkse en 31 procent  van de Marokkaanse Nederlanders last van diabetes. Bij autochtonen is dat 10 procent. Ook een lager opleidingsniveau vergroot volgens Alzheimer Nederland de kans op dementie.

Gevolgen
Momenteel woont 70 procent van de dementerenden in Nederland thuis en wordt verzorgd door een mantelzorger. Bij ‘nieuwe’ Nederlanders is dat 99 procent. Onderzoek heeft uitgewezen dat 90 procent van deze mantelzorgers een groot risico loopt op een burn-out of overbelasting. Deze overbelasting is onder mantelzorgers met een migratieachtergrond hoger vanwege de onbekendheid met dit ziektebeeld. Ook weet deze groep vaak niet bij welke professionele instanties zij moet aankloppen voor hulp. Slechts 1 procent  van de Marokkaanse Nederlanders en 7 procent  van de Turkse Nederlanders maakt gebruik van thuiszorg. Bij autochtone Nederlanders is dat 16 procent. Dat zorgt ervoor dat verpleegopname bij deze groep nauwelijks voorkomt. Minder dan 1 procent van de Marokkaanse en Turkse Nederlanders met dementie woont in een verpleeghuis. Bij autochtone Nederlanders ligt dit percentage rond de 30 procent.

Alzheimer Nederland stelt dat een vroege diagnose van dementie van groot belang is, omdat het onzekerheid wegneemt bij naaste familieleden en vrienden. Daarnaast creëert het begrip voor de ontstane situatie en mogelijkheden om begeleiding en steun in te schakelen. Het vroegtijdig signaleren van deze ziekte zorgt er verder vaak voor dat dementerenden langer thuis kunnen wonen. Dementie is bij ‘nieuwe’ Nederlanders moeilijker vast te stellen dan bij autochtonen. Dat heeft onder andere te maken met taalachterstand en een gemiddeld lager opleidingsniveau. Ook schaamte en het niet herkennen van symptomen spelen een rol. Doordat de diagnose dementie later wordt vastgesteld krijgen dementerenden met een migratieachtergrond meestal ook later professionele ondersteuning.

‘En nu gaan we Dachautje spelen’

1

Ik herinner het me nog als de dag van gisteren. Het was een koude nacht in september en ik droeg een t-shirt waar roze en paarse bolletjes aan bungelden. Terwijl de regendruppels over mijn gezicht gutsten sprong ik als een kikker op handen en voeten door de Amsterdamse Korte Leidsedwarsstraat. Ik hoorde een stem in mijn oor schreeuwen. ‘Een beetje opschieten Van Weezel, anders staan we hier morgen nog.’ Nooit eerder had ik me zo klein en ellendig gevoeld. Ik vroeg me af waarom ik hier ooit aan was begonnen. Hoe was ik op het stompzinnige idee gekomen om lid te willen worden van een studentenvereniging? Het eerlijke antwoord daarop is dat ik indertijd een ex-vriendje had, die ik wanhopig probeerde terug te krijgen. Hij werd lid van de bewuste vereniging en ik had bedacht dat het slim zou zijn om me ook aan te melden. Ik had namelijk begrepen dat een ontgroening voornamelijk diende om de band tussen nieuwe leden te versterken.

Onlangs zag ik de uitzending van het televisieprogramma Andere tijden over de ontgroening van het Amsterdams Studenten Corps in 1962. Hoewel ik zelf in 2006 voor een andere studentenvereniging had gekozen, herkende ik toch van alles. De feuten, ook wel bekend als eerstejaarsstudenten of aspirant-leden, werden continu uitgescholden, gekleineerd en uit hun slaap gehouden. Bovendien moesten ze in de ouderejaars te pas en te onpas hun ‘meerdere’ erkennen. Ik weet nog hoezeer dat me tegenstond. Als kleinkind van vier Holocaust-overlevenden ben ik misschien wat al te gevoelig voor machtsverhoudingen, maar ik kon er niet aan wennen dat ik meisjes die slechts één jaar ouder waren moest aanspreken met ‘mevrouw’ en ‘hoogheid’ of dat ik mezelf consequent moest wegzetten als een ‘domme en lelijke gans’. Wat me vooral bang maakte was de blik van genoegdoening in de ogen van deze ‘hoogheden’. Alsof ze dachten: wij hebben dit vorig jaar moeten doorstaan, nu pakken we de lichting onder ons extra hard aan!

Dat de balans tussen macht en machteloosheid flink zoek kan raken, bleek wel uit het feit dat de ontgroening van het Amsterdams Studenten Corps in 1962 volkomen uit de hand liep. Nadat de feuten kaalgeschoren en al werden opgesloten op een muffe zolder – hoe meer de feuten op elkaar zouden lijken, hoe minder eigen identiteit – riep één van de ontgroeners ‘en nu gaan we Dachautje spelen’. Dat was niet van te voren afgesproken, het kwam spontaan bij de jongeman op toen hij al die studenten daar met kale hoofden en holle ogen van de honger zag zitten. Afgezien van twee aspirant-leden – van wie één zelf familie had verloren in Auschwitz, weliswaar een ander concentratiekamp dan Dachau, maar toch… – bleef iedereen rustig zitten. Ik kon de beelden niet aanzien en zette mijn televisie uit.

Een week na het ‘kikkerincident’ ben ik gestopt met mijn ontgroening. Dat kwam niet alleen doordat ik er genoeg van had om steeds bier over me heen gegoten te krijgen en voortdurend te worden afgezeken, maar vooral omdat ik geen vrij kreeg voor de begrafenis van de vriend van mijn oma (mijn tweede opa). De ontgroeningscommissie vond dat ik mijn medefeuten daarmee in de steek zou laten en mijn bereidwilligheid om bij hun prominente dispuut te horen niet voldoende toonde. Men zegt vaak dat je bij een studentenvereniging ‘vrienden voor het leven’ maakt, maar als ik op dat moment één ding zeker wist was het dat ik met zulke vrienden geen vijanden meer nodig had. Met dat ex-vriendje is het overigens ook nooit meer wat geworden.

‘AfD verspreidt valse informatie, het is bangmakerij’

0
Het rechts-populistische AfD kreeg zondag bijna dertien procent van de stemmen en neemt voor het eerst plaats in de Bondsdag. Onze verslaggever Freek de Swart doet verslag vanuit Hamburg.

Duitsland is met de winst van het AfD het zoveelste land waar een populistische rechtse partij doordringt tot de landelijke politiek. Dat in een periode waarin het onze oosterburen economisch gezien voor de wind gaat. De ietwat saaie doch succesvolle Duitse drie-eenheid van orde, discipline en bedrijvigheid bleek ditmaal niet voldoende om de proteststem te sussen. Hoe kijken Duitsers met een migratieachtergrond aan tegen deze nieuwe tijdsgeest? De Kanttekening peilde de stemming in Hamburg op verkiezingsdag.

Echte Duitser
Wie door het Hamburgse St. Pauli loopt ziet al vrij snel dat de economische voorspoed niet iedereen bereikt. Vlak naast het hipster-barretje aan de Winklers Platz zit een zwerver letterlijk met zijn handen in het haar. De stad kent relatief veel buitenslapers en bedelaars. Sommigen lijken vrijwillig voor dit ruige bestaan te kiezen. Vaak backpack-types die vanuit smoezelige slaapzakken met ironische teksten openlijk bedelen naar geld voor drugs en bier. Bij andere bedelaars en buitenslapers lijkt het probleem grimmiger en chronischer. Volgens het Hamburger Abendblatt is het aantal buitenslapers eind 2016 verdubbeld naar circa tweeduizend personen. Niet alleen zouden meer daklozen uit Oost-Europa naar de stad zijn gekomen, ook de groep die dat doet vanwege het tekort aan sociale huurwoningen groeit. De stad is in de regio sowieso populair bij daklozen, omdat Hamburg relatief veel opvangmogelijkheden voor hen heeft.

Iets verderop op het Winklers Platz drinken David Gomes en Fetah Karacelik bij de tafeltennistafels een colaatje. Gomes heeft een Braziliaanse vader en is in Duitsland geboren. De Turks-Duitse Karacelik woont al 22 jaar in het land van onze oosterburen. ‘Maar hij is Duitser dan de meeste Duitsers’, bezweert Gomes over zijn vriend. De man heeft vanochtend gestemd, al wil hij niet zeggen op welke partij. ‘Niet op een rechtse partij, dat is zeker.’ Volgens Gomes hebben de traditionele volkspartijen CDU/CSU en SPD geen plannen of idealen als het gaat om de grote problemen in het land. ‘Het zuigt, omdat ze daardoor ook geen oplossing hebben voor het probleem met immigranten’, vertelt hij. Volgens Gomes is het niet realistisch om te denken dat Duitsland een miljoen woningen kan bijbouwen of genoeg inburgeringscholen kan realiseren. Volgens hem leven vluchtelingen daardoor veel te lang in asielzoekerscentra. Karacelik is het daarmee eens. ‘Je moet alleen mensen opvangen als ze je ze werkelijk kunt helpen.’ Zelf maakt hij zich meer zorgen om de pensioenen. In tegenstelling tot Nederland kennen Duitsers geen AOW en bouwen ze hun eigen pensioen volledig zelf op. ‘Ik betaal nu mee aan een systeem waar ik later zelf niet van zal profiteren.’ De politieke campagne van het AfD wordt door de twee mannen betiteld als ‘dom’ en ‘agressief’. ‘De partij verspreidt valse informatie in grote rode letters op tv. Het is bangmakerij’, vindt Gomes. Als voorbeeld noemt hij de suggesties van de partij dat er in heel Duitsland slechts tien migranten zouden zijn uitgezet. Hoewel dit cijfer klopt vermeldde het AfD daarbij niet dat het ging om een periode van slechts een week.

David Gomes (links) & Fetah Karacelik.

Container City
Gomes en Karacelik adviseren om een kijkje te nemen in Container City. Deze ‘stad’ blijkt een nood-azc te zijn aan de rand van de gemeente midden op een leeg bouwterrein. Hier geen rauwe en sexy buurten zoals in St. Pauli. Geen chique en elegante hernieuwbouw zoals in Speicherstadt. Wel veel zand en pijpleidingen die zonder verbinding her en der uit de grond schieten. Ook de asielwoningen zelf lijken net op de bouwketens waar normaal gesproken bouwopzichters werken en bouwvakkers koffie drinken. Alleen het naastgelegen trapveldje en de vele kinderfietsen voor de deuren verraden de werkelijke bestemming van het gebied. Zo gezien vanuit de verte krijg je vanaf deze plek een goed overzicht van alle hijskranen in het centrum. Net als elke grote Duitse stad lijkt ook Hamburg in een constante staat van verbouwing en renovatie te zijn.

Buiten roken twee Syrische mannen een sishapijp. Eén van hen zegt Mohammed Zidan te heten. Daarmee draagt hij dezelfde naam als de Egyptische profvoetballer die voor Hamburger SV uitkwam in de jaren 2007-2008. Hoewel tijdens de verkiezingen veelvuldig over hem werd gedebatteerd gaat der Wahltag volledig aan Zidan voorbij. Van het AfD heeft hij nog nooit gehoord en ook het uitspreken van de naam van mutti Angela Merkel maakt weinig los. In gebrekkig Duits geeft hij antwoord op vragen over zijn leven. Zidan zegt een jaar in Zweden te hebben gewoond en dat hij gelukkig is met zijn nieuwe woonplaats. ‘Hamburg is erg mooi, ze hebben hier alles.’ Net als veel andere vluchtelingen wordt zijn verhaal gekenmerkt door afscheid en verlies. ‘Mijn moeder en oom kwamen om door artillerievuur. Mijn vijf broers en twee zussen wonen verspreid over Syrië, Jordanië en Turkije.’ De man ziet zichzelf alleen nog teruggaan voor vakantie om achtergebleven familieleden te bezoeken. ‘Syrië is mijn vaderland, maar ik blijf in Hamburg.’

Haat, oorlog en vernietiging
In het centrum bij de verkiezingsbijeenkomst van de Hamburgse SPD blijkt de verkiezingsavond meer te leven dan op het azc. Vlak voor de eerste prognose houdt een presentator de moed erin. ‘We hebben een record! We waren met afstand het meest aanwezig op social media.’ Na het nieuws van de eerste exit polls is het publiek stil. De sociaal-democraten lijken enigszins voorbereid op de electorale mokerslag. De grootste schok gaat dan ook door de zaal wanneer de live-uitzending op de beamer een paar seconden hapert en moet bufferen. Ordnung musst sein.

Ook het Joods-Duitse SPD-lid Dennis Ince zegt het verlies van 4,9 procent voor zijn partij wel te hebben verwacht. ‘Ik ben vooral verdrietig dat we nu ook het AfD in West-Duitsland hebben.’ Ince koppelt de populariteit van deze partij eveneens aan de vluchtelingencrisis. Kritiek dat de SPD te weinig in contact staat met de onderklasse legt hij naast zich neer. Ook vindt hij dat de partij niet te ver af staat van Duitsers met een buitenlandse achtergrond. Vooral Turkse Duitsers zouden de weg naar sociaal-democraten nog steeds weten te vinden. ‘Dat is omdat de SPD solidair was met de eerste generatie Turkse gastarbeiders. Zij werden lid en hun kinderen op hun beurt ook. Het is haast een traditie.’

Dennis Ince.

Eén van die mensen is SPD-lid Cem Köylüce. Op de begane grond bij de televisies houdt hij op een blaadje de prognoses nauwkeurig bij. In tegenstelling tot zijn omgeving is hij wel zichtbaar aangedaan. Even twijfelt Köylüce dan ook of hij in deze staat een interview wil geven. ‘Het is een maatschappelijk probleem voor Duitsland en een politiek probleem voor de wereld als geheel.’ De groei van het AfD past volgens hem in de trend die eerder in de Verenigde Staten, Turkije, Hongarije en ook Polen te zien was. ‘We hebben echt een probleem met populistische partijen in Europa. Mensen hebben het vertrouwen verloren. We moeten werken om het beter te doen voor het volk.’ Volgens hem hebben mensen last van abstracte angsten voor vreemde culturen en zaken als homofilie. Meer aandacht voor bildung bij de onderklasse ziet hij dan ook als sleutel tot een betere wereld. In tegenstelling tot Dince denkt hij dat de sociaal-democraten wél meer kunnen doen om de traditionele SPD-stemmer te bereiken. ‘Zo moet het politiek engagement van de moslimgemeenschap omhoog en zouden mensen die al maatschappelijk geëngageerd zijn meer moeten doen om hun omgeving politiek te activeren. Men moet niet verwachten dat dingen vanzelf veranderen.’ Omdat hoop volgens Köylüce als laatste sterft heeft hij wel vertrouwen dat het met Duitsland in de toekomst goed komt. Volgens hem hebben landen als Frankrijk en Canada bewezen dat het politiek gezien ook anders kan. Aan de kinderen van Europa en de wereld heeft hij ook een laatste boodschap. ‘Niet haat, oorlog en vernietiging, maar vrede met zichzelf en de wereld telt.’

Cem Köylüce.

’s Avonds verzamelt een groep van een paar honderd mensen zich voor het station om te protesteren tegen de winst van het AfD. Sommigen zijn gekleed in het zwart en verschuilen zich achter spandoeken van Antifa. Anderen zwaaien met vlaggen van de Groenen of SPD. In tegenstelling tot Berlijn verloopt de demonstratie in Hamburg zonder geweld of incidenten. De groep loopt langs het gemeentehuis en schreeuwt anti-nazi-slogans. Ook het kantoor van het plaatselijke AfD wordt bezocht. Voor de dichte deuren, bewaakt door zes agenten, staat de groep een tijdje stil. Eerder had de partij al laten weten dat een verkiezingsfeest in een nabijgelegen biergarten vanwege veiligheidsredenen was afgelast. Ook de 25-jarige David (niet zijn echte naam) loopt mee met het spontane protest tegen het AfD. ‘Om te laten zien dat het AfD niet normaal is en niet normaal zou moeten zijn.’ De toekomst ziet hij redelijk moedeloos in, met name omdat hij geen grote volksbeweging ziet ontstaan tegen de partij. Begrip voor AfD-stemmers heeft hij op geen enkele wijze. ‘De partij is openlijk nationaal-socialistisch en mensen die erop stemmen verdedigen dat automatisch, ze hebben geen reden om het niet te weten.’

‘We zijn en blijven Syriërs’

0
Schrijver Adnan Alaoda ontvluchtte Syrië. Sinds februari verblijft hij met zijn gezin in Rotterdam.

Verhalenhuis Belvédère in Katendrecht, Rotterdam is als eerste ‘huis voor immaterieel erfgoed’ uniek in Nederland. Het doel van het project is om mensen van uiteenlopende culturen bij elkaar te brengen door middel van ontmoetingen, exposities en voorstellingen. Belvédère heeft een gastenverblijf voor schrijvers uit het buitenland. Schrijvers mogen er een jaar logeren. De eerste auteur die er nu logeert, de Syriër Adnan Alaoda, verblijft er sinds februari met zijn gezin. Hij is beroemd in de Arabische wereld. De Kanttekening sprak hem en zijn vrouw Dimah.

Op de dag van het interview stroomt de regen met bakken uit de hemel. Het is bijna onafwendbaar om Adnan en Dimah te vragen wat ze van het Nederlandse weer vinden. ‘Er zijn geen seizoenen in Doebai, waar we sinds 2013 wonen. Het is er meestal rond de zeventien, achttien graden. Het nadeel is dat de temperatuur daar in de zomer oploopt tot vijftig graden. In Syrië is het allemaal wat duidelijker, we hebben vier seizoenen die van elkaar te onderscheiden zijn, je kunt ergens op rekenen. Regen in augustus in Syrië? Welnee!’, vertelt Adnan.

Adnan schrijft gedichten, toneelstukken en televisieseries. Hij ontvluchtte zoals vele anderen Syrië vanwege het geweld. Hij emigreerde naar Doebai. Via het International Cities of Refuge Network (ICORN), een netwerk van steden die onderdak aanbieden aan bedreigde auteurs, kwam hij in aanraking met Belvédère. Hij koos voor Rotterdam omdat hij graag naar een omgeving wilde waar meer Syriërs wonen. Hij had zichzelf ten doel gesteld om evenementen te organiseren waarbij Nederlanders en Syriërs elkaar ontmoeten en kennis maken met elkaars cultuur.

Adnan heeft zijn tijd hier naar eigen zeggen goed besteed. Zo zijn er enkele programma’s geweest in Belvédère waarbij onder meer Nederlandse poëzie in het Arabisch werd voorgedragen en Syrische poëzie in het Nederlands. Er is ook een gedicht van Adnan naar het Nederlands vertaald en op muziek gezet.

‘Voordat we dit gingen doen, kwamen er weinig Arabische mensen naar het verhalenhuis. Hij heeft dus ook geholpen om het Verhalenhuis bij deze bevolkingsgroep op de kaart te zetten’, vertelt Dimah. Ze tolkt voor haar man van het Engels naar het Arabisch en ze spreekt een beetje Nederlands.

Adnan en Dimah zeggen dat ze zich op hun gemak voelen in Rotterdam en in Nederland. Ze vinden Nederlandse mensen erg aardig. Hun zoon van bijna negen zegt dat hij het prettiger vond in Doebai. Dimah: ‘Wat ons verdriet doet, is dat hij zich haast niets meer van Syrië herinnert. Hij beschouwt Doebai als zijn thuis, daar wonen zijn vrienden.’

Adnan vindt zijn verblijfplaats in Rotterdam een inspiratiebron. Hij heeft verschillende gedichten over Rotterdam geschreven. De Rotterdamse rivieren herinneren hem aan zijn geboortestad, die is verwoest. Maar meestal schrijft hij over Syrië.

‘Je valt van de ene angst in de andere’, zegt Dimah. ‘Zijn moeder woont in Raqqa, dat onder controle stond van IS. Dat was heel erg. Daarna kwamen de hevige gevechten. We weten dat zijn moeder niet meer in Raqqa is, maar er is absoluut geen contact mogelijk. Syrië is de hele dag in onze gedachten, op welke manier dan ook. We zijn en blijven Syriërs, ongeacht waar we verblijven. Dankzij zijn bekendheid heeft Adnan een groot netwerk. Daardoor is hij in staat om mensen bij elkaar te brengen, omdat zijn naam aandacht trekt.’

Ondanks alle oorlogsproblemen heeft Adnan hoop op een betere toekomst. ‘Er is geen keuze, alleen hoop. Dat is ook een strategie om te overleven. Misschien is er toch nog iets goeds voortgekomen uit het moeten vluchten. Het elkaar ontmoeten, elkaars cultuur leren kennen. Veel Syriërs zijn hopeloos en zijn hun zelfvertrouwen kwijt. Daarom is het zo belangrijk om elkaar te helpen. We kunnen niet vergeten dat we Syriërs zijn. We hebben dezelfde herinneringen, dezelfde cultuur. Het belangrijkste is cultureel erfgoed. We hebben een cultuur en een beschaving die duizenden jaren oud is, waar we trots op moeten en kunnen zijn.’

In principe mogen de gasten van Belvédère een jaar blijven met de mogelijkheid op verlenging. Waarschijnlijk wordt de terugreis naar Doebai even uitgesteld en blijft het gezin na februari 2018 nog even hier, maar dat weten ze nog niet zeker. Adnan wil zich in ieder geval blijven inzetten om mensen en culturen dichter bij elkaar brengen.

‘Zolang je leeft is het niet te laat voor succes’

0
De Kanttekening spreekt ‘nieuwe’ Nederlanders die op weg zijn naar de top. Deze week: Marokkaanse Nederlander Brahim Darri (23).

Wat doe je?
‘Ik ben profvoetballer. Voetbal is mijn grote hobby en het is mijn werk geworden, een droom uitkwam. Ik heb alle jeugdelftallen doorlopen en kwam bij Jong Oranje terecht. Voor mijn land uitkomen is echt een droom. Samen het Wilhelmus zingen, heel bijzonder.’

Waar wil je heen?
‘Ik wil de beste van de wereld zijn. Verder wil ik heel graag in Spanje voetballen, welke club maakt me niet zo uit, maar ik ben groot fan van Real Madrid. De laatste tijd denk ik iets vaker na over de toekomst. Wat ik na mijn voetbalcarrière wil doen weet ik nog niet, trainer worden zou mooi zijn, daar heb ik al een cursus voor gevolgd. Muziek maken vind ik ook hartstikke leuk. Ik hoop dat ik tot mijn vijfendertigste achter een bal aan kan rennen. Toch kan er in de tussentijd van alles gebeuren, blessures, ziek worden, noem maar op, dingen waar je niet bij stil staat als je gezond bent. Maar het zijn zorgen voor later, ik leef in het moment.’

Heb je een kruiwagen?
‘Niemand in de familie voetbalt zo goed als ik of heeft contacten in de voetbalwereld. Mijn ouders stonden wel al vanaf het begin af aan achter me. Er zijn een paar trainers geweest die heel veel voor me gedaan hebben en vrienden die voor me klaarstonden. Mijn familie in Marokko volgt me ook. Via de satellietverbinding kijken ze naar mijn wedstrijden. Mijn vader gaat vaak naar Marokko en neemt shirtjes voor de familie mee. Door mijn trainingen kan ik niet altijd mee op vakantie, maar ik houd op andere manieren contact.’

Zijn er beren op de weg?
‘Blijven volhouden in het doen van opofferingen, zoals bijna niet uitgaan, goed op je eten letten, blessures voorkomen en fit blijven. Voor topsport moet je heel gedisciplineerd leven. Ik ben jong, maar nu ik iets ouder ben wordt het gemakkelijker om deze levenswijze vol te houden. Dat komt ook omdat ik weet dat het goed voor me is en merk wat het oplevert. Dat is de beste motivatie om ermee door te gaan. Ik leid het leven waar ik als kleine jongen van droomde. De opofferingen zijn een investering.’

Heb je tips?
‘Nooit opgeven. Zolang je leeft is het niet te laat voor succes. Ik brak toevallig al jong door, maar er zijn ook sporters die pas doorbreken rond hun vierentwintigste. Misschien komt het afgezaagd over wat ik nu zeg: je moet altijd blijven geloven in jezelf, moed houden, nooit opgeven, blijven doorzetten, als jij niet in jezelf gelooft, wie dan wel? Wat voor een topsporter ook heel belangrijk is: alles voor je gezondheid doen. Dan kun je jezelf in de spiegel aankijken en weten dat je alles hebt gedaan wat je kon doen, echt alles gegeven hebt. Je moet het kunnen opbrengen alles opzij te zetten om je doelen te bereiken.’

Kerala: het communistische wonder van India

0
De Indiase deelstaat Kerala wordt bestuurd door communisten. Onze correspondent Sara-May Leeflang doet verslag vanuit het gebied. Zij sprak onder anderen de premier van de deelstaat.

Kerala is economisch gezien één van de meest succesvolle deelstaten van India. Het welzijn van de inwoners ligt hoger dan in andere deelstaten. De geletterdheid is in deze deelstaat het hoogst, zo rond de 93 procent en de levensverwachting is met 77 jaar ook al het hoogst in heel India. Er is ook een ander aspect dat Kerala erg bijzonder maakt, namelijk de succesvolle geschiedenis van de communistische beweging die er nu de dienst uitmaakt.

De geschiedenis van de Communistische Partij van India (CPI) in Kerala gaat terug tot vlak na de Tweede Wereldoorlog. In 1957 ontstond in de deelstaat een beweging tegen imperialisme, kapitalisme en ongelijkheid. De voorganger van de CPI won de verkiezingen in Kerala, maar werd na twee jaar afgezet door het nationale congres. Toch was er een begin gemaakt. De CPI kwam zes jaar later weer aan de macht, in 1965, en daarna weer in 1967, 1980, 1987, 1996, 2006 en meest recentelijk in 2016. Ook in de deelstaten Bihar en West-Bengal vormt de CPI een meerderheid. Volgens journalist Urooba (30) is de CPI een pionier op het gebied van onderwijs en gezondheidszorg.

Waarom is het communisme zo populair in Kerala? De premier van de deelstaat, Pinarayi Vijayan, vertelt dat hervormers de weg vrij hebben gemaakt voor de communisten. De communisten konden hun ideologie goed vertalen en waren degenen die overgingen tot politieke actie. Dat is volgens hem nog steeds het geval. ‘De linkse beweging werkt nauw samen met allerlei progressieve bewegingen die zich focussen op de onderdrukte, gemarginaliseerde en benadeelde groepen in de samenleving.’

In Kochi, de op één na grootste stad in Kerala, is de meerderheid van de bevolking hindoe, circa eenderde is christen en rond twintig procent is islamitisch. Ook staan er zeven synagogen, waarvan de oudste uit 1568.

Jounalist Bridju (52) uit Wayanad wijst erop dat Kerala de eerste regio in de wereld is waar een communistische partij in een democratisch systeem regeert. ‘De CPI steunt veel ecologische en sociale projecten. Er is ook een campagne gestart tegen het diepgewortelde kastensysteem met leuzen als ‘ik heb geen kaste’. Uiteraard moet de partij functioneren in een democratisch systeem, dus is ze pragmatisch. Het mengt haar idealen met de praktijk.’ De CPI is volgens Bridju aan de macht dankzij de middenklasse. ‘Mensen in Kerala zijn opgeleid en weten wat hun rechten zijn. De mensen hier kiezen voor rechtvaardigheid.’

Meningsverschillen lopen echter soms zo hoog op dat conflicten tussen hindoes en communisten ontstaan. Voornamelijk tussen fanatieke aanhangers van de CPI en de nationalistische hindoeorganisatie Rashtriya Swayamsevak Sangh (RSS). Die wordt ook wel gezien als de moederpartij van de landelijk regerende hindoepartij Bharatiya Janata Partij (BJP).

Een RSS-lid overleed afgelopen juli nadat zijn hand was afgehakt in een conflict. Er zijn acht verdachten aangehouden die connecties hebben met de CPI. De BJP riep op tot een algemene staking, waarna overal in de deelstaat winkels en restaurants hun deuren sloten. Mensen gingen de straat op om te protesteren. Volgens Manoj gebeurt dat vaak in de deelstaat. ‘Er is altijd wel een partij die iets heeft om tegen te protesteren en oproept tot een algemene staking.’

Ranjith (44) uit Kochi, werkzaam in de IT, gelooft niet in één soort communisme. ‘Er is geen land of regio waar het communisme in zijn werkelijke vorm wordt uitgedragen. Ook in Kerala gebeurt dat niet.’ Volgens Ranjith regeert de CPI in Kerala omdat de geletterdheid zo hoog ligt.

Luchthavenmedewerker Mohan (48) uit Khozikode vindt dat we vooral naar de positieve dingen in het leven moeten kijken. Hij beweert dat de CPI populair is omdat haar ideologie is gelinkt aan spiritualiteit. ‘Indiërs groeien op met spiritualiteit en idealen van gelijkheid. Dat laatste vinden ze in het communisme. Ook al staan we daar nu nog ver vanaf. In plaats daarvan vermoorden mensen elkaar. Wij hebben een cultuur die pleit voor vrede en sereniteit voor alle levende wezens op aarde, zodat alle wezens met elkaar verbonden zijn. Wij gebruiken de woorden namasthe en pranam om iemand te groeten of iets te wensen. Pranam betekent levensenergie die door mij heen gaat en is niet van mij alleen. Het is van iedereen. Als we dat leren begrijpen dan kunnen we eindelijk als eenheid plezier hebben.’

Volgens student Lydia (24) is de communistische beweging vooral een tegengeluid tegen de BJP en zusterpartijen die nu in de landelijke regering zitten. ‘Mensen schrikken van de nationalistische polariserende taal die premier Narendra Modi en zijn partijgenoten uitslaan. Zij kiezen voor een tegenbeweging die strijd voor eenheid in plaats van raciale en religieuze verschillen.’

Volgens Suneesh (48), manager van een eco-resort in Wayanad, zijn de kiezers ook pragmatisch. ‘Er is veel corruptie in de Indiase politiek. Dus de ene keer kiest men voor de BJP en als haar termijn is afgelopen en corruptieschandalen aan het daglicht zijn gekomen, dan kiezen mensen voor een alternatief. Totdat bij het alternatief ook weer corruptie wordt ontdekt. Dan stapt de kiezer weer over.’

Hassouni debuteert als kinderboekenschrijver

0
Het kinderboek Hoekjes van geluk is het schrijversdebuut van de Marokkaans-Nederlandse actrice Maryam Hassouni. De uitgever hoopt dat snel meer ‘bi-culturele kinderboeken’ volgen.

Actrice Maryam Hassouni (Amsterdam, 1985), bekend van onder andere Offers en Flikken Rotterdam, debuteert als kinderboekenschrijver met Hoekjes van geluk. De hoofdpersoon is Sam. De lezer mag zelf bepalen of dat een afkorting is van Samir of Samuel. Sam heeft een Marokkaanse moeder en een Nederlandse vader. Als het verhaal begint, heeft hij gelijk pech. Hij loopt vol trots naar buiten met mooie, nieuwe schoenen en staat even later in de hondenpoep. ‘Als zijn moeder zegt dat geluk in een klein hoekje zit, neemt hij dat letterlijk. Sam zoekt naar geluk alsof het een object is. Hij ontdekt dat er achter kleine hoekjes een magische wereld schuilgaat’, vertelt Hassouni aan de Kanttekening. Ze zegt bewust voor het thema geluk te hebben gekozen. ‘Geluk is universeel. Iedereen is op zoek naar geluk, waar je ook vandaan komt. Dat maakt van Sam ook een universele jongen. Hij merkt overigens dat de zoektocht zelf het geluk is. Hij ontdekt immers een nieuwe wereld. Geluk is voor iedereen anders. Zelf word ik gelukkig van breder kijken en me openstellen voor andere werelden.’

Hassouni vertelt dat toen ze klein was haar moeder haar ‘prachtige verhalen’ vertelde. Ze is ontzettend enthousiast over de illustraties van Ramona Treffers in haar boek, een illustratrice die ze zelf heeft uitgezocht. ‘Ik had de animatiefilm Vrije vogels van haar gezien, zo magisch en mooi. Ik heb haar via de uitgever benaderd. Ze heeft echt iets extra’s toegevoegd. Ik zou zo weer met haar willen samenwerken.’ Op de vraag of die opmerking inhoudt dat het schrijfvirus heeft toegeslagen, antwoordt ze lachend dat ze ‘besmet’ is. ‘Ik hou heel erg van schrijven. Een paar jaar geleden heb ik een monoloog geschreven en gespeeld. Verder ben ik net afgestudeerd aan de Universiteit van Amsterdam waar ik Engelse Taal en Cultuur studeerde. Literatuur vind ik gewoon heel interessant. Ik had nooit gedacht dat ik er iets mee zou doen. Nu dat wel is gebeurd, wil ik ook blijven schrijven. Overigens schrijf ik ook erg graag essays.’

Chafina Bendahman en Tess Kamphorst van de uitgever van het boek, ROSE Stories, vertellen aan deze krant dat ze blij zijn dat ze met Hassouni hebben mogen werken. ‘Het lijkt me geweldig om vaker te mogen werken met makers zoals Maryam. Ze is toegewijd aan de verhalen die ze vertelt’, zegt Bendahman. ‘Tot nu toe heb ik eigenlijk alleen positieve reacties ontvangen. Het belangrijkste is dat kinderen het een leuk verhaal vinden. Ze mogen bij dit voorleesboek in slaap vallen, maar heel enthousiast reageren is ook prima.’ Bendahman is de oprichter van ROSE Stories, een stichting die schrijvers met een migratieachtergrond helpt bij het publiceren van een boek.

Kamphorst zegt dat ze bij ROSE Stories direct vertederd waren bij het lezen over pechvogel Sam. ‘We wisten gelijk: dit willen we heel graag uitgeven!’ De keuze voor Hassouni heeft volgens Kamphorst niets te maken met haar bekendheid. ‘Bij ROSE Stories gaat het om het delen van bijzondere verhalen en om samen te werken met bijzondere verhalenvertellers. We zijn blij dat we met Maryam hebben mogen werken omdat ze zo’n bijzondere maker is. Ze heeft veel te vertellen en dat doet ze nu samen met ons middels een boek.’

Hassouni heeft al enkele ideeën voor nieuwe boeken en gaat proberen ze op papier te zetten. ‘Ik heb ook heel veel zin om voor te lezen. Dat is leuk, maar ook spannend. Kinderen vormen een inspiratiebron. Ze staan nog zo open.’

Er zijn relatief weinig Nederlandstalige kinderboeken van auteurs met een niet-westerse achtergrond. ROSE Stories wijst op het belang van representatie. ‘Wij geloven in de kracht van het verhaal’, zegt Bendahman. Literair pleitbezorger Sharron McElmeel verwoordt het als volgt: ‘Kinderen hebben behoefte aan zowel spiegels als ramen. Veel gekleurde kinderen zien de wereld alleen via ramen en zij hebben spiegels nodig. Andere kinderen zien alleen spiegels en zij moeten de wereld ook door ramen leren zien. Dat vind ik heel mooi gezegd.’

‘We moeten blijven strijden voor onze grondrechten’

0
Theo Jubitana is de nieuwe leider van de indiaanse bevolking in Suriname. Hij voert de strijd aan voor landbezit en zelfbeschikking.

De Vereniging van Inheemse Dorpshoofden in Suriname (VIDS) koos eind vorige maand Theo Jubitana als nieuwe voorzitter. Hij treed aan op een moment dat een lange strijd om landrechten haar ontknoping lijkt te naderen.

De VIDS is een organisatie van dorpshoofden van tweeënvijftig dorpen met bewoners uit een aantal indianenstammen. De inheemse bevolking, de eerste bewoners van Suriname, bestaat uit ongeveer twintigduizend mensen, bijna vier procent van de Surinaamse bevolking. De VIDS is vijfentwintig jaar geleden opgericht om na de Binnenlandse Oorlog (1986-1992) de traditionele gezagsstructuren in de inheemse dorpen te herstellen. Op lange termijn zou dat moeten resulteren in zelfbestuur met een eigen rechtsstructuur.

Theo Jubitana heeft een grotendeels moderne manier van leven. De taal van zijn volk, de Arowakken, verstaat hij wel, maar hij spreekt het niet vloeiend. Hij werkt bij de Johan Adolf Pengel luchthaven. Als dorpshoofd van het indiaanse dorp Hollandse Kamp kwam hij echter in conflict met de overheid vanwege uitbreidingsplannen van die luchthaven. ‘Wij hoorden achteraf dat driekwart van de grond van ons dorp weggegeven was aan de luchthaven’, vertelt hij in een interview met de Kanttekening. ‘Door ons verzet staat deze verkoop in de wacht. Dit soort verhalen hoor ik ook uit andere delen van Suriname. In het zuiden zijn bijvoorbeeld dorpen die achteraf horen dat er op hun grond concessies voor houtkap of goudwinning afgegeven zijn.’

Om dat te voorkomen wil de VIDS dat de grondwet gewijzigd wordt. Nu kent die grondwet enkel individuele rechten, waardoor gemeenschappen niet als collectief grondeigenaar kunnen zijn, en krijgen de inheemse gemeenschappen geen vermelding. De grond waarop de gemeenschappen wonen, inclusief de natuur en grondstoffen, is op dit moment bezit van de staat en kan geen eigendom van de dorpen worden. In 2011 werd een conferentie over dit onderwerp van de VIDS en president Bouterse voortijdig afgebroken vanwege onenigheid. In november 2015 werd de Surinaamse staat op de vingers getikt door het Inter-Amerikaans Hof voor de Mensenrechten (een orgaan van de OAS, de Organisatie van Amerikaanse Staten), omdat het de grondrechten van inheemse volken niet voldoende erkent. Voor eind januari 2018 moet de Surinaamse regering aan dit vonnis gehoor geven. Het vonnis gaat in eerste instantie om een mede door de VIDS in 2007 aangespannen zaak met betrekking tot twee grote stammen, maar de wettelijke erkenning van collectieve rechten op traditioneel grondgebied is één van de eisen van het vonnis.

Op 7 augustus besloot Desi Bouterse op het laatste moment een intentieverklaring samen met de VIDS om de grondrechten voor inheemse volken te garanderen toch niet te tekenen, naar eigen zeggen om met zijn kabinet te overleggen. Jubitana, zelf op lokaal niveau vertegenwoordiger voor de Nationale Democratische Partij, de partij van Bouterse, keurt dit besluit af. ‘Dit voelt voor ons als een vertragingstactiek. Het is de vraag hoe lang we bereid zijn om hen de tijd te geven. Bouterse vertelde in zijn verkiezingscampagne dat hij zelf inheems bloed heeft via zijn oma, en dat hij de achtergestelde positie van inheemsen aan wil pakken, maar ondertussen blijven multinationals grond waarop inheemsen leven van de staat kopen zonder dat er een vorm van overleg met de gemeenschappen is. In ons voorstel moet het economisch gebruik van onze gronden door andere partijen in samenspraak gebeuren met de lokale gemeenschappen.’

De VIDS is opgericht vanuit de Raad van Acht, een organisatie die voortkwam uit de strijdgroep Tucajana Amazones, die de zijde van Desi Bouterse kozen in de Binnenlandse Oorlog. In die tijd stonden de nog steeds niet gerealiseerde grondenrechten al op de agenda van de Tucajana Amazones. Later heeft een politieke arm van de VIDS een stemadvies op Bouterse gegeven. Theo Jubitana wil meer afstand van de politiek creëren, ook al is hij zelf lid van de partij van Bouterse. ‘De partij wilde invloed op wie voorzitter van de VIDS zou worden. Mijn voorganger was assemblée-lid. Dat is duidelijk niet goed uitgepakt, de VIDS was te loyaal aan de politiek. Er werd minder opgekomen voor de belangen van de lokale gemeenschap. Er moet nog veel gebeuren. Het niveau van het onderwijs in inheemse gebieden is niet gelijkwaardig aan het niveau in Paramaribo.’

‘Ik ga als voorzitter van de VIDS naar de dorpen reizen om mensen te informeren en te mobiliseren. We moeten blijven strijden voor onze grondrechten. Wij zijn verbonden met de natuur en met de grond waarop we wonen, vissen, jagen en medicinale planten vinden. Wij zijn er van overtuigd dat het al onze grond is, maar we willen dat de overheid dat erkent.’

Jubitana moet het gesprek beëindigen omdat hij een kruidenbad klaar gaat maken. ‘In de aanloop naar mijn voorzitterschap ben ik heel spiritueel bezig geweest. Ik zal met het kruidenbad mijn voorouders bedanken voor hun steun de afgelopen weken, die heb ik heel sterk gevoeld. Na een nacht zijn de verschillende kruiden die ik fijnstamp ingetrokken in de aardewerken kruik. Morgenochtend voor zonsopgang spreek ik een gebed uit in de Arowakse taal en neem ik een bad. Ik ben streng christelijk opgevoed, maar door mijn oom heb ik de laatste tien jaar, eigenlijk sinds ik dorpshoofd ben, meer geleerd over inheemse tradities, daar voel ik mij goed bij.’

Biculturele CDA’ers in lastig parket door Buma

0
Buma, die al veel langer pleit voor een revival van ‘onze waarden en normen’, brengt CDA’ers met een migratieachtergrond in een lastig parket.

‘Nieuwkomers bleken onze vrijheid niet als vanzelfsprekend te omarmen en hielden meer dan verwacht vast aan eigen geloof, taal en cultuur. De gewone Nederlanders bleven verweesd achter’, zei CDA-leider Sybrand Buma in zijn H.J. Schoo-lezing op 1 september. Volgens de CDA-leider is de hoop dat een soort verlichte Europese islam zou ontstaan ijdel gebleken.

‘Buma ziet nieuwkomers te veel als zondebok en dat is het laatste wat je van een christelijk leider mag verwachten’, zo reageerde theoloog Rikko Voorberg in het radioprogramma Dit is de dag. ‘Dat frame moet bestreden worden, omdat je je eigen zorgen neerlegt bij een kwetsbare groep die de cultuur niet beheerst en zomaar kan dienen als zondebok. Dat is onverantwoord.’

De Kanttekening sprak enkele CDA’ers die kritisch staan tegenover Buma’s lijn. Vooral van moslims krijgt hij veel kritiek. In Buma’s CDA zou haast geen plek meer zijn voor moslims. ‘Ik ben het daar helemaal mee eens’, zegt de Surinaams-Nederlandse moslim Akbal Mohamed, die al jaren actief is voor het CDA. ‘Buma doet alsof moslims en allochtonen van een andere planeet komen. Hij zou het niet betreuren als moslims het CDA zouden verlaten en er een blanke christelijke partij overblijft.’

Een groep CDA-raadsleden waarschuwde in 2011 al dat het CDA de eigen toekomst in gevaar bracht als de partij de uittocht van moslims en ‘allochtonen’ niet wist te stoppen. Ze maakten duidelijk dat ze het gevoel hebben dat ze worden bekeken als moslims en niet als CDA-leden. Mede onder invloed van de PVV verslechterde de positie van moslims binnen en buiten de partij, vonden de raadsleden. ‘Als we de huidige partijkoers voortzetten zullen steeds meer moslims zich afwenden van het CDA.’ Een jaar eerder, in 2010, spraken islamitische CDA’ers er schande van dat hun partij een samenwerking aanging met de PVV. Toch denkt Mohamed dat de koers van de partij met betrekking tot moslims vooral is veranderd met Buma. ‘Hij heeft de partij stap voor stap en doelbewust vervreemd van de islamitische achterban. De huidige situatie heeft alles met de persoonlijkheid en ambities van Buma te maken.’

Mohamed is lang bestuurslid en campagneleider geweest voor het CDA. Hij benadrukt dat hij zich telkens weer verbaast over Buma’s ‘harde en ongefundeerde uitspraken over de islam en moslims’. ‘Er lijkt geen nuance mogelijk voor Buma, hij gooit alle moslims op één hoop. Het is betreurenswaardig om te zien hoe de partij onder zijn leiding is getransformeerd naar een kleurloze en eentonige partij waar weinig mensen zich nog thuis voelen.’ Mohamed is sinds 1973 actief binnen de christendemocratische beweging, eerst binnen de Anti-Revolutionaire Partij (ARP) en vervolgens het CDA nadat de ARP opging in het CDA. Hij heeft naar eigen zeggen nog nooit zoveel partijgenoten horen klagen over een leider. ‘Geef mij maar Wilders in plaats van Buma, want Buma is veel gevaarlijker. Van Wilders weet je tenminste wat je kan verwachten.’

Zelf heeft Mohamed ondanks de verharde koers van zijn partij zijn CDA-identiteit niet opgegeven. ‘Ik voel me niet gedwongen om afstand te nemen van het CDA, maar zal ook nooit toegeven aan de toon van mensen als Buma. Ik zie de partij als mijn kind. Ik zal mijn kind ook niet afstoten wanneer hij iets verkeerd doet. Dit is een tijdelijke afwijking van het beleid, de partij is voorlopig gekaapt door Buma, maar hij zal daar niet eeuwig zitten.’ Mohamed heeft ook kritiek op andere CDA’ers met een islamitische achtergrond die ondanks de harde toon van Buma niet in actie komen. ‘We hebben bij het CDA een paar van die meelopers die er alles aan doen om hun positie te behouden.’

Nihat Ulusoy, fractievoorzitter van CDA Schiedam, vindt het allemaal te veel als een ‘rechts geluid’ klinken. ‘Uiteraard dienen we de Nederlandse traditie, waarden en normen te beschermen en te behouden, maar de komst van ‘nieuwe’ Nederlanders betekent niet direct dat dit gaat verwateren. Aan integratie moeten we hard werken, maar we kunnen van mensen niet verwachten dat zij af gaan zien van hun eigen waarden. Waar trek je hier de grens?’

‘De samenleving is de kern, de bindende kracht voor Nederland en een wapen tegen de verwarring, veroorzaakt door de nieuwkomer’, zei Buma in zijn toespraak. ‘Dit is zo beangstigend’, reageert Ulusoy. ‘Alsof de nieuwkomers alles hebben verziekt in Nederland. Er zijn veel factoren die meespelen in het onbehagen van mensen, het landelijk beleid, economische gesteldheid, werkloosheid, mondiale ontwikkelingen, de rol van de media. De nadruk leggen op nieuwkomers lijkt mij niet de juiste benadering.’

Ulusoy denkt wel dat er nog veel CDA’ers zijn die de visie van Buma niet delen. ‘Ik voel me nog steeds welkom binnen het CDA. Zodra je vergelijkbare geluiden hoort, maak je je uiteraard wel zorgen, maar ik verwacht niet dat er drastisch wat gaat veranderen.’ Toch zegt de Turkse Nederlander dat de afstand tussen moslims en de partij op deze manier wel groter wordt. ‘Ik denk dat dit zeker effect kan hebben op het stemgedrag van moslims. Op deze manier verliest de moslimgemeenschap haar vertrouwen in het CDA.’

CDA’er Dave Ensberg, winnaar van de Jan Peter Balkenende Award in 2015 omdat hij ‘zich heeft laten zien als een voorvechter voor de multiculturele samenleving, gedragen en geïnspireerd door de christendemocratische waarden’, was één van de initiatiefnemers van een in 2013 geschreven open brief aan de leiding van het CDA. In deze brief werd een oproep gedaan aan de partij zich meer te richten op ‘nieuwe’ Nederlanders.

‘Ik merk dat het CDA op dit moment onvoldoende in staat is om biculturele Nederlanders aan zich te binden. De partijleiding lijkt nu duidelijk vanuit conservatisme voorstander te zijn van een mono-culturele samenleving, waar weinig ruimte lijkt te zijn voor pluriformiteit en diversiteit, in plaats van een multiculturele samenleving, terwijl we daar juist als partij altijd voor hebben gestaan’, zegt Ensberg. ‘Dat komt door de lezing van Buma, maar ook door vaak te refereren naar traditioneel joods-christelijke waarden en daarbij het gevoel op te roepen alsof andere waarden inferieur zijn en niet passen bij de Nederlandse cultuur. Dat is heel gevaarlijk. Daardoor wordt in één klap een hele bevolkingsgroep van de partij vervreemd.’

Buma heeft volgens Ensberg wel duidelijk een eigen interpretatie van de christendemocratie. ‘We moeten intern vaker en beter discussiëren over de visie van Buma, want feitelijk is het zo dat die interpretatie weinig besproken is. Is dit wel onze lijn? Heeft Buma wel draagvlak als het gaat om deze koers? Die vragen zijn intern onvoldoende gesteld.’ Biculturele kiezers spreken lokale CDA’ers vaak aan over de uitspraken van Buma en willen met het oog op de gemeenteraadsverkiezingen van 2018 weten of het lokale CDA op één lijn zit met Buma, bijvoorbeeld als het gaat om ‘het falen van de verlichte islam’. Als dat het verhaal is van het CDA, ga ik niet meer op de partij stemmen, zeggen ze dan. Biculturele CDA’ers vragen zich door deze retoriek van de afgelopen jaren en vooral de uitspraken tijdens die lezing, steeds vaker af of ze nog wel lid willen blijven. Dat is een gevaarlijk signaal.’

Oliegeld in de moskee

0

Om de zoveel tijd laait de discussie weer op over de financiering van moskeeën. De aanleiding deze keer was de berichtgeving over de Utrechtse moskee al-Fitrah die de gemeente onjuist zou hebben voorgelicht over hun financieringsbronnen. Naar aanleiding daarvan verschenen berichten over de ondoorzichtigheid van de financiering van moskeeën in het algemeen. Ondanks dat er grondwettelijk niets is in te brengen tegen het feit dat moskeeverenigingen subsidies ontvangen uit buitenlandse bronnen, vaak stichtingen in de rijke Golfstaten, bestaat er een tamelijk breed gedeelde afkeer van dit soort geldstromen. Redenen daarvoor zijn steeds de invloed die dat soort geldschieters op Nederlandse moskeeën zouden krijgen, en zo, daar gaan we weer, salafistisch gedachtegoed zouden propageren. In veel van de berichten worden financieringsbronnen, al of niet bewust, op een hoop gegooid. Of het nu gaat om een onschuldige subsidie voor de bouw van een moskee of de verspreiding van jihadistische propaganda, het is kennelijk allemaal één pot nat. Daarnaast wordt de financiële handel en wandel van moskeeën omschreven als ondoorzichtig. Wat daarmee wordt bedoeld is voltrekt onduidelijk, maar al snel werd dit gebrek aan transparantie gebombardeerd tot een exclusief kenmerk van moskeeorganisaties.

Met de argumentatie en het debat eromheen is iets merkwaardigs aan de hand. In de berichtgeving wordt beweerd dat de overheid gebonden is aan de vrijheid van godsdienst (artikel zes van de Grondwet) en de scheiding van religie en staat onvoldoende wordt uitgevoerd. Die vrijheid van godsdienst betekent in theorie dat religies gelijkwaardig zijn. Daar blijkt in de praktijk natuurlijk weinig van terecht te komen. Niet alleen zijn er talloze voorbeelden waaruit blijkt dat er wat dit betreft met twee maten wordt gemeten, maar ook in praktisch opzicht is een letterlijke uitvoering van dat recht niet haalbaar.

Met dat andere principe, de scheiding van religie en staat, is het nog merkwaardiger gesteld. In de praktijk is de ‘scheiding’ een politiek mantra geworden dat naar believen wordt gebruikt. Wat precies met de scheiding van religie en staat wordt bedoeld is volstrekt onduidelijk. Critici van alles wat met religie te maken heeft en de islam in het bijzonder, zijn van mening dat het hoog tijd wordt dat die scheiding nu echt eens in de praktijk wordt gebracht. Als dat zou gebeuren, dan zou de overheid veel effectiever kunnen ingrijpen. Het zou afgelopen zijn met de facilitering en subsidiëring van religieuze activiteiten, de inmenging door vreemde mogendheden en instanties in het religieuze leven hier en natuurlijk zouden al die schimmige islamitische instellingen die onder het mom van liefdadigheid de jihad prediken, echt eens kunnen worden aangepakt.

Het is duidelijk dat deze critici en ook journalisten die steeds maar weer wijzen op de beperkingen die de scheiding van religie en staat voor de overheid met zich meebrengen, zich niet hebben verdiept in de Nederlandse politieke geschiedenis. Die zouden dan weten dat de dingen veel gecompliceerder in elkaar zitten, maar vooral dat er sinds het in werking treden van de nieuwe wetgeving in de Bataafse Republiek in 1798, eigenlijk nooit sprake is geweest van een wettelijk vastgelegde bepaling die ‘beïnvloeding over en weer’ (tussen staat en religie) verbiedt. Er stond weliswaar dat kerken hun eigen zaakjes moesten regelen en niet meer op de staat konden steunen, maar er stond ook dat de Gereformeerde Kerk niet meer een voorkeursbehandeling kreeg zoals die in de eeuwen daarvoor gold. Gelijkwaardigheid van religies dus eigenlijk.

Sindsdien zijn veel van die bepalingen die de band tussen de staat en religie moeten afzwakken weer verdwenen. Er heeft in elk geval nooit in de Grondwet een artikel gestaan dat staat en religie gescheiden zijn. De politieke geschiedenis van Nederland tot op de dag van vandaag laat zien dat de staat altijd de mogelijkheid heeft gehad in te grijpen en dat ook gedaan heeft. Tegelijk werd de scheiding van religie en staat steeds ingevlogen om de dingen op zijn beloop te laten. Tekenend was de weigering van de overheid om de adviezen van de commissie-Waardenburg in 1983 op te volgen met een beroep op de scheiding van religie en staat. Die commissie pleitte ervoor moskeeën in de opbouwfase waarin ze toen verkeerden juist wel te steunen zodat een ‘Nederlandse islam’ zou ontstaan.

De overheid kan naar believen diep ingrijpen in religieuze zaken of controle uitoefenen op het doen en laten van religieuze organisaties. Er is geen wetgeving die dat verhindert. Die is er nooit geweest. Als groeperingen dingen doen die wettelijk niet zijn toegestaan dan is daar de strafwet. Wat overblijft is artikel één van de Grondwet dat discriminatie moet uitsluiten. Daar hoor je al die critici niet over, maar daarmee mag niet gemarchandeerd worden. Dat artikel garandeert niet alleen godsdienstvrijheid, maar moet voorkomen dat er met twee maten wordt gemeten, zoals keer op keer gebeurt.